à ieder overig. à elk overig. a priori allerbelangrijkst overig. aai vleien zelfst. naamw. aai liefkozing zelfst. naamw. aai streling zelfst. naamw. aai aanhaling zelfst. naamw. aai aaiing zelfst. naamw. aaien liefkozen werkwoord aaien strelen werkwoord aaiing vleien zelfst. naamw. aaiing streling zelfst. naamw. aaiing liefkozing zelfst. naamw. aaiing gestreel overig. aaiing aanhalen overig. aaiing aai overig. aak binnenvaartschip zelfst. naamw. aak boot zelfst. naamw. aak praam zelfst. naamw. aak rijnaak zelfst. naamw. aak schip zelfst. naamw. aal paling zelfst. naamw. aalmoes gift zelfst. naamw. aalmoes gunst zelfst. naamw. aalmoes naastenliefde zelfst. naamw. aalmoes liefdadigheid zelfst. naamw. aalmoes liefdegift zelfst. naamw. aalmoezenier veldprediker zelfst. naamw. aalschaar elger zelfst. naamw. aalt mest zelfst. naamw. aalt gier overig. aalt gier overig. aalt gier overig. aalvork elger zelfst. naamw. aambei hemorroïde zelfst. naamw. aambeien hemorroïden zelfst. naamw. aamborstigheid astma zelfst. naamw. aan langs overig. aan over overig. aan met overig. aan in overig. aan betreffende overig. aan aangaande overig. aan van overig. aan zowat overig. aan plusminus overig. aan ongeveer overig. aan nabij overig. aan naast overig. aan dichtbij overig. aan circa overig. aan bij overig. aan boven overig. aan vanaf overig. aan uit overig. aan sinds overig. aan sedert overig. aan op overig. aan door overig. aan het licht brengen manifesteren werkwoord aanbelanden belanden werkwoord aanbelanden uitlopen werkwoord aanbelanden uitgaan werkwoord aanbelanden terechtkomen werkwoord aanbelanden ophouden werkwoord aanbelanden eindigen werkwoord aanbelanden arriveren werkwoord aanbelanden aflopen werkwoord aanbelanden aanlanden werkwoord aanbelanden aankomen werkwoord aanbelangen verkeren overig. aanbelangen betreffen overig. aanbelangen aangaan overig. aanbellen bellen zelfst. naamw. aanbellen schellen zelfst. naamw. aanbellen luiden zelfst. naamw. aanbellen opbellen zelfst. naamw. aanbesteden uitbesteden werkwoord aanbevelen aanprijzen werkwoord aanbevelen voordragen werkwoord aanbevelen nomineren werkwoord aanbevelen aanraden werkwoord aanbevelenswaardig raadzaam bijv. naamw. aanbeveling advies zelfst. naamw. aanbeveling nominatie zelfst. naamw. aanbeveling recommandatie zelfst. naamw. aanbeveling referentie zelfst. naamw. aanbeveling aanprijzing zelfst. naamw. aanbiddelijk aantrekkelijk bijv. naamw. aanbiddelijk bekoorlijk bijv. naamw. aanbiddelijk charmant bijv. naamw. aanbiddelijk schattig bijv. naamw. aanbiddelijk verrukkelijk bijv. naamw. aanbiddelijk aanbiddenswaardig bijv. naamw. aanbiddelijk begeerenswaardig bijv. naamw. aanbidden adoreren werkwoord aanbidden dienen werkwoord aanbidden verafgoden werkwoord aanbidden verering zelfst. naamw. aanbidden vereren werkwoord aanbidden verheffen werkwoord aanbidden verheerlijking werkwoord aanbidden eerbiedigen werkwoord aanbidden eerbied werkwoord aanbiddenswaardig aanbiddelijk bijv. naamw. aanbidder bewonderaar zelfst. naamw. aanbidder vrijer zelfst. naamw. aanbidding adoratie zelfst. naamw. aanbidding verering zelfst. naamw. aanbidster bewonderaarster overig. aanbieden aangeboden werkwoord aanbieden aanreiken werkwoord aanbieden afgeven werkwoord aanbieden beschikbaar stellen werkwoord aanbieden geven werkwoord aanbieden indienen werkwoord aanbieden lenen werkwoord aanbieden offreren werkwoord aanbieden presenteren werkwoord aanbieden voorstellen werkwoord aanbieden vertonen werkwoord aanbieden spelen werkwoord aanbieden nazeggen werkwoord aanbieden herhalen werkwoord aanbieden doornemen werkwoord aanbieden voorleggen werkwoord aanbieden tonen werkwoord aanbieding aanbod zelfst. naamw. aanbieding koopje zelfst. naamw. aanbieding offerte zelfst. naamw. aanbieding overhandiging zelfst. naamw. aanbieding voorstelling zelfst. naamw. aanbieding uitvoering zelfst. naamw. aanbieding presentatie zelfst. naamw. aanbieding optreden zelfst. naamw. aanbijten aanvreten werkwoord aanbinden aanhechten werkwoord aanbinden aanknopen werkwoord aanbinden beginnen werkwoord aanblazen aanstoken werkwoord aanblazen aanwakkeren werkwoord aanblazen opstoken werkwoord aanblazen stoken werkwoord aanblazen ontsteken werkwoord aanblazen poken werkwoord aanblazen oppoken werkwoord aanblijven blijven werkwoord aanblik aanzicht zelfst. naamw. aanblik aanzien zelfst. naamw. aanblik blik zelfst. naamw. aanblik overzicht zelfst. naamw. aanblik kijk zelfst. naamw. aanblikken aankijken werkwoord aanblikken aanzien werkwoord aanbod aanbieding zelfst. naamw. aanbod offerte zelfst. naamw. aanboren boren werkwoord aanboren ontsluiten werkwoord aanbouw uitbouw zelfst. naamw. aanbouwen uitbouwen werkwoord aanbouwen bijbouwen werkwoord aanbouwsel toevoegsel overig. aanbranden verbranden werkwoord aanbreken aanspreken werkwoord aanbreken aanvangen werkwoord aanbreken beginnen werkwoord aanbrengen aangeven werkwoord aanbrengen aanleggen werkwoord aanbrengen aanwerven werkwoord aanbrengen inbrengen werkwoord aanbrengen verraden werkwoord aanbrengen klikken werkwoord aanbrengen opleggen werkwoord aanbrengen opbrengen werkwoord aanbrengen aantrekken werkwoord aanbrengen aandoen werkwoord aanbrengen adapteren werkwoord aanbrengen aanpassen werkwoord aanbrengen aanplakken werkwoord aanbrengen werven werkwoord aanbrengen vastleggen werkwoord aanbrengen registreren werkwoord aanbrengen boeken werkwoord aanbrengen aantekenen werkwoord aanbrengen verslaan werkwoord aanbrengen overbrengen werkwoord aanbrengen melden werkwoord aanbrengen verklikken werkwoord aanbrengen plaatsen werkwoord aanbrengen installeren werkwoord aanbrengen verlinken werkwoord aanbrengen verklappen werkwoord aanbrengen uitbrengen werkwoord aanbrenger politie-informant zelfst. naamw. aanbrenger stoepier zelfst. naamw. aanbrenger verklikker zelfst. naamw. aanbrenger runner zelfst. naamw. aanbrenger klantenlokker zelfst. naamw. aanbrenger aanlokker zelfst. naamw. aanbrengers stoepiers overig. aanbrengers runners overig. aanbrengers klantenlokkers overig. aanbrengers verklikkers overig. aanbrengers stilverklikkers overig. aandacht aandachtigheid zelfst. naamw. aandacht attentie zelfst. naamw. aandacht concentratie zelfst. naamw. aandacht interesse zelfst. naamw. aandacht oplettendheid zelfst. naamw. aandacht toewijding zelfst. naamw. aandacht belangstelling zelfst. naamw. aandacht medeleven zelfst. naamw. aandacht opmerkzaamheid zelfst. naamw. aandacht zorg zelfst. naamw. aandacht acht zelfst. naamw. aandacht interes zelfst. naamw. aandacht interesse werkwoord aandachtig geïnteresseerd bijv. naamw. aandachtig opmerkzaam bijv. naamw. aandachtig attent bijv. naamw. aandachtig oplettend bijv. naamw. aandachtig belangstellend bijv. naamw. aandachtigheid aandacht zelfst. naamw. aandeel actie zelfst. naamw. aandeel bijdrage zelfst. naamw. aandeel inbreng zelfst. naamw. aandeel part zelfst. naamw. aandeel portie zelfst. naamw. aandeel deel zelfst. naamw. aandeel stock overig. aandeelhouder participant zelfst. naamw. aandeelhouder vennoot zelfst. naamw. aandelen waardepapieren zelfst. naamw. aandelen effecten zelfst. naamw. aandelenbeurs beurs zelfst. naamw. aandelenbeurs effectenbeurs zelfst. naamw. aandelenkoersen koersen zelfst. naamw. aandenken gedachtenis zelfst. naamw. aandenken nagedachtenis zelfst. naamw. aandenken souvenir zelfst. naamw. aandenken herinnering zelfst. naamw. aandenken memorie zelfst. naamw. aandienen aankondigen werkwoord aandikken overdrijven werkwoord aandikken verergeren werkwoord aandikken opkloppen werkwoord aandikken opblazen werkwoord aandikken opschroeven werkwoord aandoen aandraaien werkwoord aandoen aankleden werkwoord aandoen aanleggen werkwoord aandoen aanrichten werkwoord aandoen aantrekken werkwoord aandoen berokkenen werkwoord aandoen inschakelen werkwoord aandoen lijken werkwoord aandoen kleden zelfst. naamw. aandoen opleggen werkwoord aandoen opbrengen werkwoord aandoen aanbrengen werkwoord aandoen veroorzaken werkwoord aandoen teweegbrengen werkwoord aandoen stichten werkwoord aandoen starten werkwoord aandoen aanzetten werkwoord aandoen aanmaken werkwoord aandoen aanstichten werkwoord aandoening emotie zelfst. naamw. aandoening kwaal zelfst. naamw. aandoening ziekte zelfst. naamw. aandoeningen emoties zelfst. naamw. aandoenlijk roerend bijv. naamw. aandoenlijk ontroerd bijv. naamw. aandoenlijk geroerd bijv. naamw. aandoenlijk aangedaan bijv. naamw. aandoenlijkheid gevoeligheid zelfst. naamw. aandraaien aandoen werkwoord aandraaien aanzetten werkwoord aandraaien inschakelen werkwoord aandragen aanvoeren werkwoord aandragen noemen werkwoord aandrang aandrift zelfst. naamw. aandrang aansporing zelfst. naamw. aandrang drang zelfst. naamw. aandrang drift zelfst. naamw. aandrang impuls zelfst. naamw. aandrang klem zelfst. naamw. aandrang neiging zelfst. naamw. aandrang stuwing zelfst. naamw. aandrang opwelling zelfst. naamw. aandrift aandrang zelfst. naamw. aandrift aansporing zelfst. naamw. aandrift bevlieging zelfst. naamw. aandrift daadkracht zelfst. naamw. aandrift drift zelfst. naamw. aandrift instinct zelfst. naamw. aandrift natuurdrift zelfst. naamw. aandrift stuwing zelfst. naamw. aandrift opwelling zelfst. naamw. aandrift impuls zelfst. naamw. aandrift drang zelfst. naamw. aandrift werklust zelfst. naamw. aandrift puf zelfst. naamw. aandrift momentum zelfst. naamw. aandrift kracht zelfst. naamw. aandrift fut zelfst. naamw. aandrift esprit zelfst. naamw. aandrift energie zelfst. naamw. aandrift neiging zelfst. naamw. aandriften driften zelfst. naamw. aandrijfkracht drijfkracht zelfst. naamw. aandrijfkracht stuwkracht zelfst. naamw. aandrijfmechanisme aandrijving zelfst. naamw. aandrijfmechanisme drijfwerk zelfst. naamw. aandrijfmechanisme aandrijvingsmechanisme zelfst. naamw. aandrijfwiel aandrijvingswiel overig. aandrijven aanjagen werkwoord aandrijven aanspoelen werkwoord aandrijven aansporen werkwoord aandrijven aanzetten werkwoord aandrijven opkrikken werkwoord aandrijven opwekken werkwoord aandrijven prikkelen werkwoord aandrijven stimuleren werkwoord aandrijven voortstuwen zelfst. naamw. aandrijven voortdrijven werkwoord aandrijven opjagen werkwoord aandrijven drijven werkwoord aandrijven stranden werkwoord aandrijving aandrijfmechanisme zelfst. naamw. aandrijving motor zelfst. naamw. aandrijving stuwkracht zelfst. naamw. aandrijving drijfwerk zelfst. naamw. aandrijving aandrijvingsmechanisme zelfst. naamw. aandrijving voortstuwing zelfst. naamw. aandrijvingen motoren zelfst. naamw. aandrijvingen voortstuwingen zelfst. naamw. aandrijvingsmechanisme drijfwerk overig. aandrijvingsmechanisme aandrijving overig. aandrijvingsmechanisme aandrijfmechanisme overig. aandrijvingswiel aandrijfwiel overig. aandringen aanhouden werkwoord aandringen aansporen werkwoord aandringen erop staan werkwoord aandringen opdringen werkwoord aandringen zeuren werkwoord aandringen drammen werkwoord aandringen doordrukken werkwoord aandringen doordrammen werkwoord aandrukken vastdrukken werkwoord aanduiden aangeven werkwoord aanduiden betekenen werkwoord aanduiden karakteriseren werkwoord aanduiden aanwijzen zelfst. naamw. aanduiden wijzen werkwoord aanduiden vertonen werkwoord aanduiden uitwijzen werkwoord aanduiden uitduiden werkwoord aanduiden tonen werkwoord aanduiden tentoonspreiden werkwoord aanduiden indiceren werkwoord aanduiden tekenen werkwoord aanduiden merken werkwoord aanduiden kenmerken werkwoord aanduiden aanstippen werkwoord aanduiden aankondigen werkwoord aanduiden noemen overig. aanduidend indicatief bijv. naamw. aanduiding aanwijzing zelfst. naamw. aanduiding benaming zelfst. naamw. aanduiding benoeming zelfst. naamw. aandurven durven werkwoord aandurven tarten werkwoord aandurven wagen werkwoord aanduwen aanstoten werkwoord aaneen tezamen overig. aaneen tevens overig. aaneen tegelijkertijd overig. aaneen tegelijk overig. aaneen samen overig. aaneen ineen overig. aaneen gelijktijdig overig. aaneen gelijk overig. aaneen bijeen overig. aaneenbinden verbinden werkwoord aaneenbinden samenbinden werkwoord aaneengehecht gekoppeld bijv. naamw. aaneengehecht verbonden bijv. naamw. aaneengehecht aangevoegd bijv. naamw. aaneengeregen aaneengesloten bijv. naamw. aaneengeschakeld onafgebroken bijv. naamw. aaneengesloten aaneengeregen bijv. naamw. aaneengesloten compact bijv. naamw. aaneengesloten onophoudelijk bijv. naamw. aaneengesloten voortdurend bijv. naamw. aaneengesloten ononderbroken bijv. naamw. aaneengesloten onafgebroken bijv. naamw. aaneengesloten doorlopend bijv. naamw. aaneengesloten continue bijv. naamw. aaneengesloten continu bijv. naamw. aaneengesloten aanhoudend bijv. naamw. aaneengesloten verenigd bijv. naamw. aaneengesloten verbonden bijv. naamw. aaneengesloten samenhangend bijv. naamw. aaneenkoppelen verbinden zelfst. naamw. aaneenkoppeling koppeling zelfst. naamw. aaneenkoppeling verbinding zelfst. naamw. aaneenlassen lassen werkwoord aaneenlassen lasten werkwoord aaneenplakken klitten werkwoord aaneenplakken plakken werkwoord aaneenplakken vastplakken werkwoord aaneenplakken kleven werkwoord aaneenplakken vastlijmen werkwoord aaneenrijgen rijgen werkwoord aaneenschakelen koppelen werkwoord aaneenschakelen samenvoegen werkwoord aaneenschakelen verbinden werkwoord aaneenschakeling keten zelfst. naamw. aaneenschakeling ketting zelfst. naamw. aaneenschakeling koppeling zelfst. naamw. aaneenschakeling lijst zelfst. naamw. aaneenschakeling opeenvolging zelfst. naamw. aaneenschakeling reeks zelfst. naamw. aaneenschakeling rij zelfst. naamw. aaneenschakeling samenvoeging zelfst. naamw. aaneenschakeling serie zelfst. naamw. aaneenschakeling snoer zelfst. naamw. aaneenschakeling samentrekking zelfst. naamw. aaneenschakelingen reeksen overig. aaneenschakelingen opeenvolgingen overig. aaneensluiten klieken werkwoord aaneensluiten sluiten werkwoord aaneensluiting koppeling zelfst. naamw. aaneensluiting verbinding zelfst. naamw. aaneenvoeging samenvoeging zelfst. naamw. aaneenvoeging verbinding zelfst. naamw. aaneenvolgend opeenvolgend overig. aaneenvolgend achtereenvolgend overig. aanflitsen aanfloepen werkwoord aanfloepen aanflitsen werkwoord aanfluiting schande zelfst. naamw. aanfluiting spotternij zelfst. naamw. aanfluiting spot zelfst. naamw. aanfluiting smaad zelfst. naamw. aanfluiting sarcasme zelfst. naamw. aanfluiting ironie zelfst. naamw. aanfluiting hoon zelfst. naamw. aanfluiting gespot zelfst. naamw. aanfluiting bespotting zelfst. naamw. aanfok voortplanting overig. aanfok voortbrenging overig. aanfok verbouw overig. aanfok teelt overig. aanfok reproductie overig. aanfok kweken overig. aanfok fokkerij overig. aanfok fok overig. aanfok cultuur overig. aanfok aanplant overig. aanfok aankweken overig. aanfok aankweek overig. aanfok veefokkerij overig. aanfok telen overig. aangaan aanflitsen werkwoord aangaan aanknopen werkwoord aangaan aanvangen werkwoord aangaan aanwippen werkwoord aangaan betreffen werkwoord aangaan gepast zijn werkwoord aangaan ondernemen werkwoord aangaan verkeren werkwoord aangaan aanbelangen werkwoord aangaan contracteren werkwoord aangaan afsluiten werkwoord aangaan verkommeren werkwoord aangaan bekommeren werkwoord aangaan raken werkwoord aangaande omtrent bijv. naamw. aangaande betreffende bijv. naamw. aangaande over bijv. naamw. aangaande met bijv. naamw. aangaande in bijv. naamw. aangaande aan bijv. naamw. aangaande van bijv. naamw. aangaangenoemde hierover overig. aangapen aanstaren werkwoord aangapen gapen werkwoord aangebakken aangekoekt overig. aangeboden aanbieden werkwoord aangeboden aanreiken werkwoord aangeboden offreren werkwoord aangeboden presenteren werkwoord aangeboren ingeboren bijv. naamw. aangeboren natuurlijk bijv. naamw. aangeboren congenitaal bijv. naamw. aangeboren eigen bijv. naamw. aangebracht geïnstalleerd bijv. naamw. aangebrand aangekoekt bijv. naamw. aangebrand beledigd bijv. naamw. aangebrand geïrriteerd bijv. naamw. aangebrand lichtgeraakt bijv. naamw. aangebrand korzelig bijv. naamw. aangebrand humeurig bijv. naamw. aangebrand gevoelig bijv. naamw. aangebrand prikkelbaar bijv. naamw. aangebrand pissig bijv. naamw. aangebrand geërgerd bijv. naamw. aangebrand geprikkeld bijv. naamw. aangebroken geopend bijv. naamw. aangebroken opengemaakt bijv. naamw. aangedaan aangetast bijv. naamw. aangedaan bewogen bijv. naamw. aangedaan geroerd bijv. naamw. aangedaan ingeschakeld bijv. naamw. aangedaan ontroerd bijv. naamw. aangedaan aandoenlijk bijv. naamw. aangedaan geëmotioneerd bijv. naamw. aangedaan getroffen bijv. naamw. aangedaan geraakt bijv. naamw. aangedaan aangeslagen bijv. naamw. aangedaan aangegrepen bijv. naamw. aangedaan aangezet bijv. naamw. aangedragen bedacht overig. aangegeven gedeclareerde bijv. naamw. aangegeven vermelde bijv. naamw. aangegrepen geëmotioneerd overig. aangegrepen getroffen overig. aangegrepen geroerd overig. aangegrepen geraakt overig. aangegrepen aangeslagen overig. aangegrepen aangedaan overig. aangehaald geciteerd bijv. naamw. aangehecht vastgehecht overig. aangeklaagde beklaagde zelfst. naamw. aangeklaagde verdachte zelfst. naamw. aangeklaagde gedaagde zelfst. naamw. aangeklaagde beschuldigde zelfst. naamw. aangekleed gekleed bijv. naamw. aangekochte koop overig. aangekochte boodschap overig. aangekochte acquisitie overig. aangekochte aanwinst overig. aangekochte aanschaf overig. aangekochte aankoop overig. aangekoekt aangebrand bijv. naamw. aangekoekt aangebakken bijv. naamw. aangelegen aanliggend bijv. naamw. aangelegenheden affaires zelfst. naamw. aangelegenheden zaken zelfst. naamw. aangelegenheid affaire zelfst. naamw. aangelegenheid belang zelfst. naamw. aangelegenheid geval zelfst. naamw. aangelegenheid kwestie zelfst. naamw. aangelegenheid zaak zelfst. naamw. aangelengd verdund overig. aangemeld ingeschreven bijv. naamw. aangenaam behaaglijk bijv. naamw. aangenaam blij bijv. naamw. aangenaam comfortabel bijv. naamw. aangenaam fijn bijv. naamw. aangenaam goedaardig bijv. naamw. aangenaam lekker bijv. naamw. aangenaam plezierig bijv. naamw. aangenaam prettig bijv. naamw. aangenaam weldadig bijv. naamw. aangenaam aardig bijv. naamw. aangenaam heuglijk bijv. naamw. aangenaam aantrekkelijk bijv. naamw. aangenaam knus bijv. naamw. aangenaam geriefelijk bijv. naamw. aangenaam gemakkelijk bijv. naamw. aangenaam plezant bijv. naamw. aangenaam leuk bijv. naamw. aangenaam zachtaardig bijv. naamw. aangenaam vriendelijk bijv. naamw. aangenaam voorkomend bijv. naamw. aangenaam hulpvaardig bijv. naamw. aangenaam goedhartig bijv. naamw. aangenaam behulpzaam bijv. naamw. aangenaam attent bijv. naamw. aangenaam zoet bijv. naamw. aangenaam zachtzinnig bijv. naamw. aangenaam zachtmoedig bijv. naamw. aangenaam zacht bijv. naamw. aangenaam liefelijk bijv. naamw. aangenaam heerlijk bijv. naamw. aangenaam bevallig bijv. naamw. aangenaam leuk overig. aangenaam leuk overig. aangenaam leuk overig. aangename zoet zelfst. naamw. aangename genoegen zelfst. naamw. aangename aannemelijkheid zelfst. naamw. aangenomen fictief bijv. naamw. aangenomen geadopteerd bijv. naamw. aangenomen goedgekeurd bijv. naamw. aangenomen verdicht bijv. naamw. aangenomen geveinsd bijv. naamw. aangenomen gefingeerd bijv. naamw. aangenomen denkbeeldig bijv. naamw. aangenomen geaccepteerd bijv. naamw. aangenomen accoord bijv. naamw. aangenomen aanvaard bijv. naamw. aangepast aanpassen werkwoord aangepast gewendraken werkwoord aangepast adequaat overig. aangeplant geplant bijv. naamw. aangeprikt opengeprikt overig. aangerukt gebracht bijv. naamw. aangeschoten beneveld bijv. naamw. aangeschoten beschonken bijv. naamw. aangeschoten dronken bijv. naamw. aangeschoten getroffen bijv. naamw. aangeschoten tipsy bijv. naamw. aangeschoten teut bijv. naamw. aangeslagen gewond bijv. naamw. aangeslagen geëmotioneerd bijv. naamw. aangeslagen getroffen bijv. naamw. aangeslagen geroerd bijv. naamw. aangeslagen geraakt bijv. naamw. aangeslagen aangegrepen bijv. naamw. aangeslagen aangedaan bijv. naamw. aangeslagen gehavend bijv. naamw. aangespen vastgespen werkwoord aangetast aangedaan bijv. naamw. aangetast beschadigd bijv. naamw. aangetast getroffen bijv. naamw. aangeven aanbrengen werkwoord aangeven aanduiden werkwoord aangeven aanreiken werkwoord aangeven declareren werkwoord aangeven inschrijven werkwoord aangeven verraden werkwoord aangeven aangifte zelfst. naamw. aangeven wijzen werkwoord aangeven vertonen werkwoord aangeven uitwijzen werkwoord aangeven uitduiden werkwoord aangeven tonen werkwoord aangeven tentoonspreiden werkwoord aangeven aanwijzen werkwoord aangeven indiceren werkwoord aangeven tekenen werkwoord aangeven merken werkwoord aangeven kenmerken werkwoord aangeven reiken werkwoord aangeven geven werkwoord aangeven toesteken werkwoord aangeven overhandigen werkwoord aangeven overgeven werkwoord aangeven afgeven werkwoord aangeven verklaring werkwoord aangeven melding werkwoord aangeven declaratie werkwoord aangeven verlinken werkwoord aangeven verklikken werkwoord aangeven verklappen werkwoord aangeven uitbrengen werkwoord aangevoegd verbonden overig. aangevoegd gekoppeld overig. aangevoegd aaneengehecht overig. aangevreten mottig bijv. naamw. aangevuld completeren werkwoord aangevuld aanvullen zelfst. naamw. aangewend toegepast overig. aangewezen aanwijzen zelfst. naamw. aangezet ingeschakeld overig. aangezet aangedaan overig. aangezicht fysionomie zelfst. naamw. aangezicht gelaat zelfst. naamw. aangezicht gezicht zelfst. naamw. aangezicht uiterlijk zelfst. naamw. aangezicht voorzijde zelfst. naamw. aangezicht voorkant zelfst. naamw. aangezicht front zelfst. naamw. aangezicht vorm zelfst. naamw. aangezicht voorkomen zelfst. naamw. aangezicht vertoon zelfst. naamw. aangezicht verschijning zelfst. naamw. aangezicht gedaante zelfst. naamw. aangezicht buitenkant zelfst. naamw. aangezicht type zelfst. naamw. aangezicht aanzien zelfst. naamw. aangezicht fes overig. aangezicht fes overig. aangezicht fes overig. aangezien daar bijv. naamw. aangezien omdat bijv. naamw. aangezien vermits bijv. naamw. aangezien wijl bijv. naamw. aangezien want bijv. naamw. aangifte aangeven zelfst. naamw. aangifte aanmelding zelfst. naamw. aangifte declaratie zelfst. naamw. aangifte mededeling zelfst. naamw. aangifte melding zelfst. naamw. aangifte verklaring zelfst. naamw. aangifte uitlegging zelfst. naamw. aangifte toelichting zelfst. naamw. aangifte statement zelfst. naamw. aangifte opheldering zelfst. naamw. aangifte bewering zelfst. naamw. aangifte bevestiging zelfst. naamw. aangrenzend aanliggend bijv. naamw. aangrenzend aanpalend bijv. naamw. aangrenzend belendend bijv. naamw. aangrenzend dichtbijzijnd bijv. naamw. aangrenzend dichtbijgelegen bijv. naamw. aangrijpen aanpakken werkwoord aangrijpen aantasten werkwoord aangrijpen benutten werkwoord aangrijpen ontroeren werkwoord aangrijpen beetpakken zelfst. naamw. aangrijpen tackelen werkwoord aangrijpen attaqueren werkwoord aangrijpen aanvallen werkwoord aangrijpen vastgrijpen werkwoord aangrijpen grijpen werkwoord aangrijpen bemachtigen werkwoord aangrijpen aanvatten werkwoord aangrijpen aanklampen werkwoord aangrijpen toepassen werkwoord aangrijpen gebruiken werkwoord aangrijpen aanwenden werkwoord aangrijpend boeiend bijv. naamw. aangrijpend dramatisch bijv. naamw. aangrijpend hartroerend bijv. naamw. aangrijpend hartverscheurend bijv. naamw. aangrijpend indrukwekkend bijv. naamw. aangrijpend hartbrekend bijv. naamw. aangrijpend roerend bijv. naamw. aangrijpend ontroerend bijv. naamw. aangrijpend hartveroverend bijv. naamw. aangrijpend emotioneel bijv. naamw. aangrijpend pakkend bijv. naamw. aangroei toename zelfst. naamw. aangroei uitdijing zelfst. naamw. aangroei uitdijen zelfst. naamw. aangroei aanwas zelfst. naamw. aangroei versterking zelfst. naamw. aangroei vermeerdering zelfst. naamw. aangroei vermedevuldigen zelfst. naamw. aangroei verhoging zelfst. naamw. aangroei uitbreiding zelfst. naamw. aangroei toeneming zelfst. naamw. aangroei stijging zelfst. naamw. aangroei groei zelfst. naamw. aangroei expansie zelfst. naamw. aangroei aanwinst zelfst. naamw. aangroei van botten foresthee overig. aangroeien aanzwellen werkwoord aangroeien meerderen werkwoord aangroeien ophopen werkwoord aangroeien opstapelen werkwoord aangroeien vermeerderen werkwoord aangroeien toenemen werkwoord aangroeien stijgen werkwoord aangroeien opzetten werkwoord aangroeien omhooggaan werkwoord aangroeien groeien werkwoord aangroeien gedijen werkwoord aangroeien aanwinnen werkwoord aangroeien aanwassen werkwoord aangroeiing aanwas zelfst. naamw. aangroeiing vermeerdering zelfst. naamw. aanhaken aanknopen werkwoord aanhaken aankoppelen werkwoord aanhaken haken zelfst. naamw. aanhaken vastkoppelen werkwoord aanhaken vasthaken werkwoord aanhalen aantrekken werkwoord aanhalen citeren werkwoord aanhalen liefkozen werkwoord aanhalen op de hals halen werkwoord aanhalen verscherpen werkwoord aanhalen liefkozing zelfst. naamw. aanhalen streling zelfst. naamw. aanhalen vleien werkwoord aanhalen gestreel werkwoord aanhalen aaiing werkwoord aanhalen aai werkwoord aanhalen aanhaling werkwoord aanhalig aanhankelijk bijv. naamw. aanhaling citaat zelfst. naamw. aanhaling liefkozing zelfst. naamw. aanhaling gebruikmaking zelfst. naamw. aanhaling streling zelfst. naamw. aanhaling aanhalen zelfst. naamw. aanhaling quote zelfst. naamw. aanhang consorten zelfst. naamw. aanhang supporters zelfst. naamw. aanhang volgers zelfst. naamw. aanhang fans zelfst. naamw. aanhang personeel zelfst. naamw. aanhang gevolg zelfst. naamw. aanhangen aankoppelen werkwoord aanhangen belijden werkwoord aanhangen vastkoppelen werkwoord aanhanger aanhangwagen zelfst. naamw. aanhanger adept zelfst. naamw. aanhanger dicipel zelfst. naamw. aanhanger discipel zelfst. naamw. aanhanger fan zelfst. naamw. aanhanger supporter zelfst. naamw. aanhanger volgeling zelfst. naamw. aanhanger partijlid zelfst. naamw. aanhanger partijganger zelfst. naamw. aanhanger lid zelfst. naamw. aanhanger trawant zelfst. naamw. aanhanger gelovige zelfst. naamw. aanhanger volger zelfst. naamw. aanhanger navolger zelfst. naamw. aanhanger discip zelfst. naamw. aanhangers opleggers zelfst. naamw. aanhangers trailers zelfst. naamw. aanhangers aanhangwagens zelfst. naamw. aanhangsel addendum zelfst. naamw. aanhangsel appendix zelfst. naamw. aanhangsel toevoegsel zelfst. naamw. aanhangsel toevoeging zelfst. naamw. aanhangsel supplement zelfst. naamw. aanhangsel bijvoegsel zelfst. naamw. aanhangsel aanvulling zelfst. naamw. aanhangsels toevoegsels overig. aanhangsels toevoegingen overig. aanhangsels supplementen overig. aanhangsels bijvoegsels overig. aanhangsels addenda overig. aanhangtablet prikbord overig. aanhangtablet prikbord overig. aanhangtablet prikbord overig. aanhangwagen aanhanger zelfst. naamw. aanhangwagen trailer zelfst. naamw. aanhangwagens trailers overig. aanhangwagens opleggers overig. aanhangwagens aanhangers overig. aanhankelijk aanhalig bijv. naamw. aanhankelijkheid verknochtheid zelfst. naamw. aanhankelijkheid gehechtheid zelfst. naamw. aanhankelijkheid affectie zelfst. naamw. aanharken uitkammen werkwoord aanharken schoffelen werkwoord aanhebben dragen werkwoord aanhechten aanbinden werkwoord aanhechten bevestigen werkwoord aanhechten hechten werkwoord aanhechten vastnieten werkwoord aanhechten vasthechten zelfst. naamw. aanhechten voorplakken zelfst. naamw. aanhechten voorzetten werkwoord aanhechten voorvoegen werkwoord aanhechten nieten werkwoord aanhechting naad zelfst. naamw. aanhechting verbinding zelfst. naamw. aanhechting insertie zelfst. naamw. aanhef aanvang zelfst. naamw. aanhef hoofd zelfst. naamw. aanhef titel zelfst. naamw. aanhef tit zelfst. naamw. aanheffen beginnen werkwoord aanheffen inzetten zelfst. naamw. aanhitsen ophitsen werkwoord aanhoren luisteren werkwoord aanhoren luisteren naar werkwoord aanhoren toehoren werkwoord aanhoren toeluisteren werkwoord aanhoren beluisteren werkwoord aanhoren hoorzitting werkwoord aanhou doordrammer overig. aanhou taaie overig. aanhou doorzetter overig. aanhouden aandringen werkwoord aanhouden aanklampen werkwoord aanhouden arresteren werkwoord aanhouden behouden werkwoord aanhouden blijven werkwoord aanhouden doorgaan werkwoord aanhouden gevangennemen werkwoord aanhouden uitstellen werkwoord aanhouden volharden werkwoord aanhouden voortduren werkwoord aanhouden volharding zelfst. naamw. aanhouden verschuiven werkwoord aanhouden verdagen werkwoord aanhouden uittrekken werkwoord aanhouden uitkrijgen werkwoord aanhouden uitdoen werkwoord aanhouden afzetten werkwoord aanhouden afleggen werkwoord aanhouden afdoen werkwoord aanhouden oppakken werkwoord aanhouden inrekenen werkwoord aanhouden standhouden werkwoord aanhouden duren werkwoord aanhouden beklijven werkwoord aanhouden voortbestaan werkwoord aanhouden voortzetten werkwoord aanhouden voortgaan werkwoord aanhouden vervolgen werkwoord aanhouden verdergaan werkwoord aanhouden continueren werkwoord aanhouden vatten werkwoord aanhouden volhardendheid werkwoord aanhouden vasthoudendheid werkwoord aanhouden uithouding werkwoord aanhouden taaiheid werkwoord aanhoudend blijvend bijv. naamw. aanhoudend duurzaam bijv. naamw. aanhoudend hardnekkig bijv. naamw. aanhoudend langdurig bijv. naamw. aanhoudend onafgebroken bijv. naamw. aanhoudend onophoudelijk bijv. naamw. aanhoudend voortdurend bijv. naamw. aanhoudend bestendig bijv. naamw. aanhoudend gedurig bijv. naamw. aanhoudend ononderbroken bijv. naamw. aanhoudend doorlopend bijv. naamw. aanhoudend continue bijv. naamw. aanhoudend continu bijv. naamw. aanhoudend aaneengesloten bijv. naamw. aanhoudend onafgelaten bijv. naamw. aanhoudend constant bijv. naamw. aanhouder doordrammer zelfst. naamw. aanhouder doorzetter zelfst. naamw. aanhouding arrestatie zelfst. naamw. aanhouding arrest zelfst. naamw. aanjagen aandrijven werkwoord aanjagen aansporen werkwoord aanjagen opjutten werkwoord aanjagen porren werkwoord aanjagen voortstuwen zelfst. naamw. aankaarten aansnijden werkwoord aankaarten starten werkwoord aankaarten opwerpen werkwoord aankaarten openen werkwoord aankaarten entameren werkwoord aankaarten aanknopen werkwoord aankaarten opperen werkwoord aankaarten aanvoeren werkwoord aankijken aanblikken werkwoord aankijken aanzien werkwoord aankijken afwachten werkwoord aankijken gadeslaan werkwoord aankijken verdenken werkwoord aankijken aanschouwen werkwoord aankijken toeschouwen werkwoord aankijken bekijken werkwoord aanklaagster beschuldigster overig. aanklacht beschuldiging zelfst. naamw. aanklacht requisitoir zelfst. naamw. aanklacht tenlastelegging zelfst. naamw. aanklagen beschuldigen werkwoord aanklagen betichten werkwoord aanklagers beschuldigers zelfst. naamw. aanklampen aanhouden werkwoord aanklampen aanschieten werkwoord aanklampen aanspreken werkwoord aanklampen beetgrijpen werkwoord aanklampen beetpakken zelfst. naamw. aanklampen aanvatten werkwoord aanklampen aanpakken werkwoord aanklampen aangrijpen werkwoord aanklampen vastpakken werkwoord aanklampen vastklampen werkwoord aanklampen grijpen werkwoord aankleden aandoen werkwoord aankleden aantrekken werkwoord aankleden opdirken werkwoord aankleden kleden zelfst. naamw. aankleden versieren werkwoord aankleden decoreren werkwoord aankleding bekleding zelfst. naamw. aankleding decoratie zelfst. naamw. aankleding inrichting zelfst. naamw. aankleding tooi zelfst. naamw. aankleding uitmonstering zelfst. naamw. aankleding versiering zelfst. naamw. aankleven schaduwen werkwoord aanklooien rotzooien werkwoord aanklooien klooien werkwoord aankloppen aantikken werkwoord aankloppen tikken werkwoord aankloppen kloppen werkwoord aanknopen aanbinden werkwoord aanknopen aangaan werkwoord aanknopen aanhaken werkwoord aanknopen beginnen werkwoord aanknopen vastknopen werkwoord aanknopen starten werkwoord aanknopen opwerpen werkwoord aanknopen openen werkwoord aanknopen entameren werkwoord aanknopen aansnijden werkwoord aanknopen aankaarten werkwoord aanknopingspunt aanwijzing zelfst. naamw. aanknopingspunt handvat zelfst. naamw. aanknopingspunten steunpunten zelfst. naamw. aankomen aanraken werkwoord aankomen afhangen van werkwoord aankomen arriveren werkwoord aankomen dikker worden werkwoord aankomen finishen werkwoord aankomen genezen werkwoord aankomen naderen werkwoord aankomen opperen werkwoord aankomen raken werkwoord aankomen uitlopen werkwoord aankomen uitgaan werkwoord aankomen terechtkomen werkwoord aankomen ophouden werkwoord aankomen eindigen werkwoord aankomen aflopen werkwoord aankomen aanlanden werkwoord aankomen aanbelanden werkwoord aankomen toucheren werkwoord aankomen beroeren werkwoord aankomen betreffen werkwoord aankomen voorbijkomen werkwoord aankomen opzoeken werkwoord aankomen langskomen werkwoord aankomen inlopen werkwoord aankomen bezoeken werkwoord aankomen langsgaan werkwoord aankomen komen werkwoord aankomen zwaarworden werkwoord aankomen naderen werkwoord aankomen naderen werkwoord aankomen naderen werkwoord aankomend aanstaand bijv. naamw. aankomend aanstaande bijv. naamw. aankomend halfwassen bijv. naamw. aankomend komend bijv. naamw. aankomend toekomstige bijv. naamw. aankomend toekomstig bijv. naamw. aankomend toekomend bijv. naamw. aankomende arriveren werkwoord aankomende finishen werkwoord aankomst binnenkomst zelfst. naamw. aankomst intocht zelfst. naamw. aankomst komst zelfst. naamw. aankomst oprit zelfst. naamw. aankomst aanlegplaats zelfst. naamw. aankomst reis zelfst. naamw. aankondigen aanduiden werkwoord aankondigen aanzeggen werkwoord aankondigen adverteren werkwoord aankondigen annonceren werkwoord aankondigen inluiden werkwoord aankondigen bekendmaken zelfst. naamw. aankondigen kennisgeving zelfst. naamw. aankondigen aanstippen werkwoord aankondigen melden werkwoord aankondigen verwittigen werkwoord aankondigen meedelen werkwoord aankondigen mededelen werkwoord aankondigen kond doen werkwoord aankondigen kennisgeven werkwoord aankondigen informeren werkwoord aankondiger voorbode zelfst. naamw. aankondiger voorteken zelfst. naamw. aankondiger voorloper zelfst. naamw. aankondiger voorbo zelfst. naamw. aankondiger aanwijzing zelfst. naamw. aankondiging advertentie zelfst. naamw. aankondiging afkondiging zelfst. naamw. aankondiging bericht zelfst. naamw. aankondiging introductie zelfst. naamw. aankondiging kennisgeving zelfst. naamw. aankondiging proclamatie zelfst. naamw. aankondiging prospectus zelfst. naamw. aankondiging melding zelfst. naamw. aankondiging annoncering zelfst. naamw. aankondiging annonceren zelfst. naamw. aankondiging annonce zelfst. naamw. aankondiging adverteren zelfst. naamw. aankondiging verkondiging zelfst. naamw. aankondiging mededeling zelfst. naamw. aankondiging bekendmaking zelfst. naamw. aankoop aanschaf zelfst. naamw. aankoop aanwinst zelfst. naamw. aankoop acquisitie zelfst. naamw. aankoop afname zelfst. naamw. aankoop boodschap zelfst. naamw. aankoop inkoop zelfst. naamw. aankoop kocht zelfst. naamw. aankoop koop zelfst. naamw. aankoop kopen zelfst. naamw. aankoop verkrijging zelfst. naamw. aankoop verwerving zelfst. naamw. aankoop aangekochte zelfst. naamw. aankoopprijs koopprijs zelfst. naamw. aankopen aanschaffen werkwoord aankopen kocht werkwoord aankopen kopen werkwoord aankopen verkregen werkwoord aankopen verkrijgen werkwoord aankopen verwerven werkwoord aankopen overnemen werkwoord aankopen inkopen werkwoord aankopen afnemen werkwoord aankoper koper zelfst. naamw. aankoppelen aanhaken werkwoord aankoppelen aanhangen werkwoord aankoppelen vastkoppelen werkwoord aankoppelen vasthaken werkwoord aankruisen merken werkwoord aankruisen afvinken zelfst. naamw. aankruisen aanstrepen zelfst. naamw. aankunnen aanpassen werkwoord aankunnen afkunnen werkwoord aankweek voortplanting overig. aankweek voortbrenging overig. aankweek verbouw overig. aankweek teelt overig. aankweek reproductie overig. aankweek kweken overig. aankweek fokkerij overig. aankweek fok overig. aankweek cultuur overig. aankweek aanplant overig. aankweek aankweken overig. aankweek aanfok overig. aankweken fokken werkwoord aankweken voortbrengen werkwoord aankweken verbouwen werkwoord aankweken telen werkwoord aankweken procreëren werkwoord aankweken planten werkwoord aankweken opkweken werkwoord aankweken kweken werkwoord aankweken genereren werkwoord aankweken aanplanten werkwoord aankweken voortplanting werkwoord aankweken voortbrenging werkwoord aankweken verbouw werkwoord aankweken teelt werkwoord aankweken reproductie werkwoord aankweken fokkerij werkwoord aankweken fok werkwoord aankweken cultuur werkwoord aankweken aanplant werkwoord aankweken aankweek werkwoord aankweken aanfok werkwoord aanlanden uitlopen werkwoord aanlanden uitgaan werkwoord aanlanden terechtkomen werkwoord aanlanden ophouden werkwoord aanlanden eindigen werkwoord aanlanden arriveren werkwoord aanlanden aflopen werkwoord aanlanden aankomen werkwoord aanlanden aanbelanden werkwoord aanleg begaafdheid zelfst. naamw. aanleg bouw zelfst. naamw. aanleg geneigdheid zelfst. naamw. aanleg neiging zelfst. naamw. aanleg talent zelfst. naamw. aanleg vatbaarheid zelfst. naamw. aanleg dispositie zelfst. naamw. aanleg vernuft zelfst. naamw. aanleg scherpzinnigheid zelfst. naamw. aanleg kundigheid zelfst. naamw. aanleg knobb zelfst. naamw. aanleg gave zelfst. naamw. aanleg capaciteit zelfst. naamw. aanleg bekwaamheid zelfst. naamw. aanleg vermogens zelfst. naamw. aanleg vermogen zelfst. naamw. aanleg geldmiddelen zelfst. naamw. aanleggen aandoen werkwoord aanleggen afmeren werkwoord aanleggen bouwen werkwoord aanleggen inrichten werkwoord aanleggen richten werkwoord aanleggen vastmeren werkwoord aanleggen plaatsen werkwoord aanleggen installeren werkwoord aanleggen aanbrengen werkwoord aanleggen vastmaken werkwoord aanleggen vastleggen werkwoord aanleggen vastbinden werkwoord aanleggen meren werkwoord aanleggen aanmeren werkwoord aanlegplaats aanlegsteiger zelfst. naamw. aanlegplaats kade zelfst. naamw. aanlegplaats ligplaats zelfst. naamw. aanlegplaats steiger zelfst. naamw. aanlegplaats afmeerboei zelfst. naamw. aanlegplaats ankerplaats zelfst. naamw. aanlegplaats haven zelfst. naamw. aanlegplaats meerpaal zelfst. naamw. aanlegplaats oprit zelfst. naamw. aanlegplaats aankomst zelfst. naamw. aanlegsteiger aanlegplaats zelfst. naamw. aanlegsteiger steiger zelfst. naamw. aanlegsteiger ligplaats zelfst. naamw. aanleiding aanzet zelfst. naamw. aanleiding gelegenheid zelfst. naamw. aanleiding reden zelfst. naamw. aanleiding voorwendsel zelfst. naamw. aanleiding oorzaak zelfst. naamw. aanleidingen redenen overig. aanleidingen oorzaken overig. aanlengen lengen werkwoord aanlengen verdunnen werkwoord aanlengen verwateren werkwoord aanlengen versnijden werkwoord aanlenging verdunning zelfst. naamw. aanlenging versnijding zelfst. naamw. aanleren leren werkwoord aanleren oppikken werkwoord aanleren opsteken werkwoord aanleren verwerven werkwoord aanleveren afleveren werkwoord aanleveren bezorgen werkwoord aanleveren brengen werkwoord aanleveren geleverd werkwoord aanleveren leveren werkwoord aanleveren levert werkwoord aanleveren overhandigen werkwoord aanleveren toeleveren werkwoord aanliggend aangelegen bijv. naamw. aanliggend dichtbijzijnd bijv. naamw. aanliggend dichtbijgelegen bijv. naamw. aanliggend aangrenzend bijv. naamw. aanlijmen lijmen zelfst. naamw. aanlijmen vastlijmen zelfst. naamw. aanlokkelijk aantrekkelijk bijv. naamw. aanlokkelijk begeerlijk bijv. naamw. aanlokkelijk bekoorlijk bijv. naamw. aanlokkelijk smakelijk bijv. naamw. aanlokkelijk uitnodigend bijv. naamw. aanlokkelijk verleidelijk bijv. naamw. aanlokkelijk verzoekend bijv. naamw. aanlokkelijk verlokkend bijv. naamw. aanlokkelijk uitlokkend bijv. naamw. aanlokkelijk attractief bijv. naamw. aanlokkelijk mooi bijv. naamw. aanlokkelijk knap bijv. naamw. aanlokkelijk charmant bijv. naamw. aanlokkelijk bevallig bijv. naamw. aanlokkelijk lekker bijv. naamw. aanlokkelijkheid gratie zelfst. naamw. aanlokkelijkheid charme zelfst. naamw. aanlokkelijkheid bekoring zelfst. naamw. aanlokkelijkheid bekoorlijkheid zelfst. naamw. aanlokkelijkheid aantrekkingskracht zelfst. naamw. aanlokkelijkheid aantrekkelijkheid zelfst. naamw. aanlokkelijkheid fascinatie zelfst. naamw. aanlokkelijkheid betovering zelfst. naamw. aanlokken aantrekken werkwoord aanlokken lokken werkwoord aanlokken verleiden werkwoord aanlokken verlokken werkwoord aanlokken weglokken werkwoord aanlokken voortlokken werkwoord aanlokken meelokken werkwoord aanlokker stoepier overig. aanlokker runner overig. aanlokker klantenlokker overig. aanlokker aanbrenger overig. aanloop bezoek zelfst. naamw. aanloop prelude zelfst. naamw. aanloop visite zelfst. naamw. aanloopstadium begintijd overig. aanloopstadium aanlooptijd overig. aanlooptijd begintijd overig. aanlooptijd aanloopstadium overig. aanlopen langskomen werkwoord aanlopen langslopen werkwoord aanmaken aanleggen werkwoord aanmaken aansteken werkwoord aanmaken gereedmaken werkwoord aanmaken inschakelen werkwoord aanmaken fabriceren zelfst. naamw. aanmaken toebereiding zelfst. naamw. aanmaken voorbereiden werkwoord aanmaken verhitten werkwoord aanmaken toebereiden werkwoord aanmaken prikkelen werkwoord aanmaken opwinden werkwoord aanmaken bereiden werkwoord aanmaken aanwakkeren werkwoord aanmaken bereiding werkwoord aanmaken starten werkwoord aanmaken aanzetten werkwoord aanmaken aandoen werkwoord aanmaken ontsteken werkwoord aanmaken vervaardiging werkwoord aanmaken vervaardigen werkwoord aanmaken produceren werkwoord aanmaken maken werkwoord aanmanen aansporen werkwoord aanmanen manen werkwoord aanmanen sommeren werkwoord aanmaning dagvaarding zelfst. naamw. aanmaning herinnering zelfst. naamw. aanmaning herrinnering zelfst. naamw. aanmaning sommatie zelfst. naamw. aanmaning waarschuwing zelfst. naamw. aanmaning vermaning zelfst. naamw. aanmaning vermaan zelfst. naamw. aanmaning aansporing zelfst. naamw. aanmatigend arrogant bijv. naamw. aanmatigend onbeschaamd bijv. naamw. aanmatigend hooghartig bijv. naamw. aanmatigend hautain bijv. naamw. aanmatigend zelfingenomen bijv. naamw. aanmatigend zelfgenoegzaam bijv. naamw. aanmatigend verwaand bijv. naamw. aanmatigend neerbuigend bijv. naamw. aanmatigend hovaardig bijv. naamw. aanmatigend hoogmoedig bijv. naamw. aanmatigend respectloos bijv. naamw. aanmatigend ongegeneerd bijv. naamw. aanmatigend onbeschoft bijv. naamw. aanmatiging zelfverheffing zelfst. naamw. aanmatiging verwaandheid overig. aanmatiging inbeelding zelfst. naamw. aanmelden aandienen werkwoord aanmelden inschrijven werkwoord aanmelden opgeven werkwoord aanmelden subscriberen werkwoord aanmelden inschrijving zelfst. naamw. aanmelden aanmonsteren werkwoord aanmelden intekenen werkwoord aanmelding aangifte zelfst. naamw. aanmelding inschrijving zelfst. naamw. aanmelding opgave zelfst. naamw. aanmeldingsformulier inschrijvingsformulier zelfst. naamw. aanmeldingskosten inschrijfgeld zelfst. naamw. aanmeldingskosten registratierecht zelfst. naamw. aanmeldingskosten inschrijvingskosten zelfst. naamw. aanmeren vastmeren werkwoord aanmeren vastmaken werkwoord aanmeren vastleggen werkwoord aanmeren vastbinden werkwoord aanmeren meren werkwoord aanmeren afmeren werkwoord aanmeren aanleggen werkwoord aanmerkelijk aanzienlijk bijv. naamw. aanmerkelijk beduidend bijv. naamw. aanmerkelijk behoorlijk bijv. naamw. aanmerkelijk substantieel bijv. naamw. aanmerkelijk aardig bijv. naamw. aanmerkelijk opmerkelijk bijv. naamw. aanmerkelijk fors bijv. naamw. aanmerkelijk flink bijv. naamw. aanmerkelijk enorm bijv. naamw. aanmerken afkeuren werkwoord aanmerken beschouwen werkwoord aanmerking afkeuring zelfst. naamw. aanmerking bemerking zelfst. naamw. aanmerking kritiek zelfst. naamw. aanmerking opmerking zelfst. naamw. aanmerking commentaar zelfst. naamw. aanminnig liefelijk overig. aanminnig lieftallig overig. aanmodderen stumperen werkwoord aanmodderen rommelen werkwoord aanmodderen prutsen werkwoord aanmoedigen aanvuren werkwoord aanmoedigen bemoedigen werkwoord aanmoedigen bevorderen werkwoord aanmoedigen stimuleren werkwoord aanmoedigen aansporen zelfst. naamw. aanmoedigen toemoedigen werkwoord aanmoedigen opwekken werkwoord aanmoedigen oppeppen werkwoord aanmoedigen bezielen werkwoord aanmoedigen activeren werkwoord aanmoedigen toejuichen werkwoord aanmoedigen prikk werkwoord aanmoedigen aanzetten werkwoord aanmoedigen prikkelen werkwoord aanmoediging aansporing zelfst. naamw. aanmoediging stimulans zelfst. naamw. aanmoediging zegen zelfst. naamw. aanmoediging stimulering zelfst. naamw. aanmoediging prikk zelfst. naamw. aanmoediging opwekking zelfst. naamw. aanmoediging animering zelfst. naamw. aanmoediging steun zelfst. naamw. aanmoediging aansporen zelfst. naamw. aanmonsteren inschrijven werkwoord aanmonsteren aanmelden werkwoord aanmonsteren meevaren werkwoord aanname aanneming zelfst. naamw. aanname hypothese zelfst. naamw. aanname these zelfst. naamw. aanname thesis zelfst. naamw. aanname the zelfst. naamw. aanname stelling zelfst. naamw. aannemelijk geldig bijv. naamw. aannemelijk plausibel bijv. naamw. aannemelijk aanvaardbaar bijv. naamw. aannemelijk acceptabel bijv. naamw. aannemelijk waarschijnlijk bijv. naamw. aannemelijk vertrouwd bijv. naamw. aannemelijk betrouwbaar bijv. naamw. aannemelijk steekhoudend bijv. naamw. aannemelijk solide bijv. naamw. aannemelijk logisch bijv. naamw. aannemelijk gegrond bijv. naamw. aannemelijk gefundeerd bijv. naamw. aannemelijk degelijk bijv. naamw. aannemelijk valide bijv. naamw. aannemelijk valabel bijv. naamw. aannemelijk geloofwaardig bijv. naamw. aannemelijkheid plausibiliteit zelfst. naamw. aannemelijkheid genoegen zelfst. naamw. aannemelijkheid aangename zelfst. naamw. aannemelijkheid waarschijnlijkheid zelfst. naamw. aannemen aanpakken werkwoord aannemen aanvaarden werkwoord aannemen accepteren werkwoord aannemen adopteren werkwoord aannemen geloven werkwoord aannemen overnemen werkwoord aannemen stellen werkwoord aannemen veronderstellen werkwoord aannemen vooronderstellen zelfst. naamw. aannemen inhuren werkwoord aannemen aantrekken werkwoord aannemen ontvangen werkwoord aannemer bouwondernemer zelfst. naamw. aannemer bouwer zelfst. naamw. aannemer verbouwer zelfst. naamw. aannemersbedrijf bouwbedrijf zelfst. naamw. aanneming aanname zelfst. naamw. aanneming adoptie zelfst. naamw. aanneming confirmatie zelfst. naamw. aanneming adopteren zelfst. naamw. aanpak beleid zelfst. naamw. aanpak benadering zelfst. naamw. aanpak formule zelfst. naamw. aanpak procédé zelfst. naamw. aanpak stijl zelfst. naamw. aanpak tactiek zelfst. naamw. aanpak werkwijze zelfst. naamw. aanpak strategie zelfst. naamw. aanpak wijze zelfst. naamw. aanpak draai zelfst. naamw. aanpak metho zelfst. naamw. aanpak werkmetho zelfst. naamw. aanpak arbeidsmethodiek zelfst. naamw. aanpakken aangrijpen werkwoord aanpakken aannemen werkwoord aanpakken aanvaarden werkwoord aanpakken aanvatten werkwoord aanpakken beginnen werkwoord aanpakken benaderen werkwoord aanpakken nemen werkwoord aanpakken ondernemen werkwoord aanpakken toetasten werkwoord aanpakken vastpakken werkwoord aanpakken vatten werkwoord aanpakken beetpakken zelfst. naamw. aanpakken toetreden werkwoord aanpakken aanklampen werkwoord aanpakken vastnemen werkwoord aanpakken vastgrijpen werkwoord aanpakken grijpen werkwoord aanpakken beetnemen werkwoord aanpakken beetgrijpen werkwoord aanpakken toegrijpen werkwoord aanpakken ingrijpen werkwoord aanpalend aangrenzend bijv. naamw. aanpalend belendend bijv. naamw. aanpassen aangepast werkwoord aanpassen aankunnen werkwoord aanpassen adapteren werkwoord aanpassen bijstellen werkwoord aanpassen gewendraken werkwoord aanpassen passen werkwoord aanpassen wijzigen werkwoord aanpassen aanbrengen werkwoord aanpassen wennen werkwoord aanpassen aarden werkwoord aanpassing bijstelling zelfst. naamw. aanpassing adaptatie zelfst. naamw. aanpassingsvermogen accommodatievermogen overig. aanplakbiljet affiche zelfst. naamw. aanplakbiljet biljet zelfst. naamw. aanplakbiljet plakkaat zelfst. naamw. aanplakbiljet poster zelfst. naamw. aanplakken aanbrengen werkwoord aanplakken vastplakken werkwoord aanplakker plakker zelfst. naamw. aanplakzuil reclamezuil overig. aanplant begroeiing zelfst. naamw. aanplant beplanting zelfst. naamw. aanplant plantsoen zelfst. naamw. aanplant teelt zelfst. naamw. aanplant poten zelfst. naamw. aanplant planten zelfst. naamw. aanplant gewas zelfst. naamw. aanplant voortplanting zelfst. naamw. aanplant voortbrenging zelfst. naamw. aanplant verbouw zelfst. naamw. aanplant reproductie zelfst. naamw. aanplant kweken zelfst. naamw. aanplant fokkerij zelfst. naamw. aanplant fok zelfst. naamw. aanplant cultuur zelfst. naamw. aanplant aankweken zelfst. naamw. aanplant aankweek zelfst. naamw. aanplant aanfok zelfst. naamw. aanplanten telen werkwoord aanplanten planten zelfst. naamw. aanplanten voortbrengen zelfst. naamw. aanplanten verbouwen zelfst. naamw. aanplanten procreëren zelfst. naamw. aanplanten opkweken zelfst. naamw. aanplanten kweken zelfst. naamw. aanplanten genereren zelfst. naamw. aanplanten fokken zelfst. naamw. aanplanten aankweken zelfst. naamw. aanpoten voortmaken werkwoord aanpoten spoeden werkwoord aanpoten overhaasten werkwoord aanpoten jagen werkwoord aanpoten ijlen werkwoord aanpoten haasten werkwoord aanpoten sloven werkwoord aanpoten pezen werkwoord aanpoten kapotwerken werkwoord aanpoten buffelen werkwoord aanpoten afbeulen werkwoord aanpraten opdringen werkwoord aanpraten wijsmaken werkwoord aanpraten aansmeren werkwoord aanprijzen aanbevelen werkwoord aanprijzen adviseren werkwoord aanprijzen recommanderen werkwoord aanprijzing referentie overig. aanprijzing recommandatie overig. aanprijzing aanbeveling zelfst. naamw. aanproberen passen werkwoord aanproberen probeer werkwoord aanproberen proberen werkwoord aanpunten punten werkwoord aanraakbaar voelbaar overig. aanraakbaar tastbaar overig. aanraakbaar stoffelijk overig. aanraakbaar konkreet overig. aanraakbaar grijpbaar overig. aanraakbaar duidelijk overig. aanraakbaar concreet overig. aanraden aanbevelen werkwoord aanraden adviseren werkwoord aanraden voordragen werkwoord aanraden nomineren werkwoord aanraken aanroeren werkwoord aanraken aanstoten werkwoord aanraken strelen werkwoord aanraken voel werkwoord aanraken voelde werkwoord aanraken voelen werkwoord aanraken toucheren werkwoord aanraken raken werkwoord aanraken beroeren werkwoord aanraken aankomen werkwoord aanraking beroering zelfst. naamw. aanraking contact zelfst. naamw. aanrakingspunt raakvlak zelfst. naamw. aanrakingspunt raakpunt zelfst. naamw. aanran aanvaller overig. aanranden aantasten werkwoord aanranden verkrachten werkwoord aanrander aanvaller zelfst. naamw. aanrecht gootsteen zelfst. naamw. aanrecht buffet zelfst. naamw. aanrecht gootst zelfst. naamw. aanreiken aanbieden werkwoord aanreiken aangeboden werkwoord aanreiken aangeven werkwoord aanreiken afgeven werkwoord aanreiken geeft werkwoord aanreiken geven werkwoord aanreiken overgeven werkwoord aanreiken overhandigen werkwoord aanreiken reiken werkwoord aanreiken toesteken werkwoord aanrekenen berispen werkwoord aanrekenen beschuldigen werkwoord aanrekenen kwalijk nemen werkwoord aanrekenen laken werkwoord aanrekenen verwijten werkwoord aanrekenen aanwrijven werkwoord aanrekenen voorhouden werkwoord aanrekenen gispen werkwoord aanrekenen blameren werkwoord aanrekenen nadragen werkwoord aanrichten aandoen werkwoord aanrichten brengen werkwoord aanrichten organiseren werkwoord aanrichten veroorzaken werkwoord aanrichten teweegbrengen werkwoord aanrichten stichten werkwoord aanrichten regelen werkwoord aanrichten ordenen werkwoord aanrichten arrangeren werkwoord aanrichten aanstichten werkwoord aanrijden botsen werkwoord aanrijden grijpen werkwoord aanrijden rammen werkwoord aanrijding botsing zelfst. naamw. aanrijding collisie zelfst. naamw. aanrijdingen botsingen overig. aanroepen inroepen werkwoord aanroepen praaien werkwoord aanroepen toeroepen werkwoord aanroepen inviteren werkwoord aanroeren aanraken werkwoord aanroeren aansnijden werkwoord aanroeren aanstippen werkwoord aanrommelen scharrelen werkwoord aanrommelen rotzooien werkwoord aanrommelen knoeien werkwoord aanrommelen aanrotzooien werkwoord aanrotzooien knoeien werkwoord aanrotzooien scharrelen werkwoord aanrotzooien rotzooien werkwoord aanrotzooien aanrommelen werkwoord aanschaf aankoop zelfst. naamw. aanschaf koop zelfst. naamw. aanschaf boodschap zelfst. naamw. aanschaf acquisitie zelfst. naamw. aanschaf aanwinst zelfst. naamw. aanschaf aangekochte zelfst. naamw. aanschaf verwerving zelfst. naamw. aanschaf verkrijging zelfst. naamw. aanschaf kopen zelfst. naamw. aanschaf afname zelfst. naamw. aanschaffen aankopen werkwoord aanschaffen acquireren werkwoord aanschaffen overnemen werkwoord aanschaffen kopen werkwoord aanschaffen inkopen werkwoord aanschaffen afnemen werkwoord aanschaffen dekken werkwoord aanschaffen verkrijgen werkwoord aanschaffen verwerven werkwoord aanschaffing aanschaf zelfst. naamw. aanscherpen intensiveren werkwoord aanscherpen aanspitsen werkwoord aanscherpen versterken werkwoord aanscherpen verhevigen werkwoord aanscherpen toespitsen werkwoord aanschieten aandoen werkwoord aanschieten aanklampen werkwoord aanschieten toesnellen werkwoord aanschijn gelaat zelfst. naamw. aanschouwelijk duidelijk bijv. naamw. aanschouwelijk visueel bijv. naamw. aanschouwelijk beeldend bijv. naamw. aanschouwelijkheid plastiek zelfst. naamw. aanschouwen bekijken werkwoord aanschouwen beschouwen werkwoord aanschouwen bezichtigen werkwoord aanschouwen gewaarworden werkwoord aanschouwen inzien werkwoord aanschouwen kijken werkwoord aanschouwen onderscheiden werkwoord aanschouwen ontwaren werkwoord aanschouwen opmerken werkwoord aanschouwen staren werkwoord aanschouwen zag werkwoord aanschouwen zie werkwoord aanschouwen zien werkwoord aanschouwen observeren zelfst. naamw. aanschouwen aankijken werkwoord aanschouwen bezien werkwoord aanschouwen turen werkwoord aanschrijven aanmanen werkwoord aanschrijven aanzeggen zelfst. naamw. aanschrijven kond doen zelfst. naamw. aanschrijving sommatie overig. aanschrijving kennisgeving zelfst. naamw. aanschrijving deurwaardersexploot overig. aanschrijving aanzegging zelfst. naamw. aanschroeven vastschroeven zelfst. naamw. aanslaan aanraken werkwoord aanslaan beslaan werkwoord aanslaan schatten werkwoord aanslaan starten werkwoord aanslaan taxeren werkwoord aanslaan vast slaan werkwoord aanslaan beoordelen werkwoord aanslag aanslagbiljet zelfst. naamw. aanslag bezinksel zelfst. naamw. aanslag bomaanslag zelfst. naamw. aanslag impact zelfst. naamw. aanslag knal zelfst. naamw. aanslagbiljet aanslag zelfst. naamw. aanslibben sedimentatie werkwoord aanslibben aanslibbing werkwoord aanslibbing sedimentatie overig. aanslibbing aanslibben overig. aanslijpen slijpen werkwoord aanslingeren aanzwengelen werkwoord aansluiten bijvallen werkwoord aansluiten bijvoegen werkwoord aansluiten instemmen werkwoord aansluiten passen werkwoord aansluiten verbinden werkwoord aansluitend daarna bijv. naamw. aansluitend daarop bijv. naamw. aansluiting contact zelfst. naamw. aansluiting telefoonaansluiting zelfst. naamw. aansluiting verbinding zelfst. naamw. aansluiting telefoonlijn zelfst. naamw. aansluiting connectie zelfst. naamw. aansluiting verband zelfst. naamw. aansluiting samenhang zelfst. naamw. aansluiting relatie zelfst. naamw. aansluiting link zelfst. naamw. aansluiting liaison zelfst. naamw. aansluiting band zelfst. naamw. aansluitingen telefoonaansluitingen zelfst. naamw. aansmeren opdringen werkwoord aansmeren aanpraten werkwoord aansnijden aanroeren werkwoord aansnijden aankaarten werkwoord aansnijden starten werkwoord aansnijden opwerpen werkwoord aansnijden openen werkwoord aansnijden entameren werkwoord aansnijden aanknopen werkwoord aansnijden opperen werkwoord aansnijden aanvoeren werkwoord aanspan paard en wagen zelfst. naamw. aanspannen beginnen werkwoord aanspannen inspannen werkwoord aanspitsen aanscherpen overig. aanspoelen aandrijven werkwoord aanspoelen stranden zelfst. naamw. aansporen aandrijven werkwoord aansporen aandringen werkwoord aansporen aanjagen werkwoord aansporen stimuleren werkwoord aansporen aanmoedigen zelfst. naamw. aansporen aansporing zelfst. naamw. aansporen aanzetten zelfst. naamw. aansporen prikkel zelfst. naamw. aansporen aanvuren zelfst. naamw. aansporen porren zelfst. naamw. aansporen opjutten zelfst. naamw. aansporen zwepen zelfst. naamw. aansporen opwekken zelfst. naamw. aansporen aanwakkeren zelfst. naamw. aansporen prikk zelfst. naamw. aansporen animeren zelfst. naamw. aansporen prikkelen zelfst. naamw. aansporen opkrikken zelfst. naamw. aansporen steken zelfst. naamw. aansporen prikken zelfst. naamw. aansporen stimulans zelfst. naamw. aansporen steun zelfst. naamw. aansporen opwekking zelfst. naamw. aansporen aanmoediging zelfst. naamw. aansporend opwekkend bijv. naamw. aansporend stimulerend bijv. naamw. aansporend animerend bijv. naamw. aansporing aanmoediging zelfst. naamw. aansporing aansporen zelfst. naamw. aansporing aanvuring zelfst. naamw. aansporing opwekking zelfst. naamw. aansporing steun zelfst. naamw. aansporing stimulans zelfst. naamw. aansporing oproep zelfst. naamw. aansporing waarschuwing zelfst. naamw. aansporing vermaning zelfst. naamw. aansporing vermaan zelfst. naamw. aansporing aanmaning zelfst. naamw. aansporing stimulering zelfst. naamw. aansporing prikk zelfst. naamw. aansporing animering zelfst. naamw. aansporing dwang zelfst. naamw. aansporingen stimulansen overig. aansporingen animeringen overig. aanspraak claim zelfst. naamw. aanspraak rechtstitel zelfst. naamw. aanspraak tit zelfst. naamw. aanspraak rechtstit zelfst. naamw. aanspraak rechtsgrond zelfst. naamw. aanspraak recht zelfst. naamw. aansprakelijk gehouden bijv. naamw. aansprakelijk schuldig bijv. naamw. aansprakelijk verantwoordelijk bijv. naamw. aansprakelijkheid verantwoordelijkheid zelfst. naamw. aansprakelijkheid verantwoording zelfst. naamw. aanspreekbaar benaderbaar bijv. naamw. aanspreekbaar genaakbaar bijv. naamw. aanspreekbaar toegankelijk bijv. naamw. aanspreekbaar toeschietelijk bijv. naamw. aanspreken aanbreken werkwoord aanspreken aanklampen werkwoord aanspreken appelleren werkwoord aanspreken begroeting werkwoord aanspreken benaderen werkwoord aanstaan behagen werkwoord aanstaan draaien werkwoord aanstaan goeddunken werkwoord aanstaan openstaan werkwoord aanstaan zinnen werkwoord aanstaan bevallen werkwoord aanstaan believen werkwoord aanstaan plezieren werkwoord aanstaan gelieven werkwoord aanstaan conveniëren werkwoord aanstaand aankomend bijv. naamw. aanstaand eerstkomend bijv. naamw. aanstaand toekomstig bijv. naamw. aanstaand toekomstige bijv. naamw. aanstaand komend bijv. naamw. aanstaand eerstvolgend bijv. naamw. aanstaand toekomend bijv. naamw. aanstaande dichtbij bijv. naamw. aanstaande eerstkomend bijv. naamw. aanstaande eerstvolgend bijv. naamw. aanstaande toekomstig bijv. naamw. aanstaande verloofde zelfst. naamw. aanstalten voorbereidselen overig. aanstalten toebereidselen overig. aanstampen vaststampen werkwoord aanstaren aangapen werkwoord aanstaren fixeren werkwoord aanstaren staren werkwoord aanstekelijk besmettelijk bijv. naamw. aansteken aandoen werkwoord aansteken aanmaken werkwoord aansteken bederven werkwoord aansteken besmetten werkwoord aansteken besmetting zelfst. naamw. aansteken aanstrijken werkwoord aansteken ontsteken werkwoord aansteken opsteken werkwoord aanstellen aanwijzen werkwoord aanstellen benoemen werkwoord aanstellen installeren werkwoord aanstellen komediespelen werkwoord aansteller malloot zelfst. naamw. aansteller uitslover zelfst. naamw. aansteller komediespeler zelfst. naamw. aansteller komediant zelfst. naamw. aansteller kwast zelfst. naamw. aanstellerig gekunsteld bijv. naamw. aanstellerig interessant bijv. naamw. aanstellerig overdreven bijv. naamw. aanstellerig snobistisch bijv. naamw. aanstellerig gemaakt bijv. naamw. aanstellerig dikdoenerig bijv. naamw. aanstellerig theatraal bijv. naamw. aanstellerij aanstelleritis zelfst. naamw. aanstellerij theater zelfst. naamw. aanstellerij toneel zelfst. naamw. aanstellerij onnatuurlijkheid zelfst. naamw. aanstelling benoeming zelfst. naamw. aanstelling betrekking zelfst. naamw. aanstelling installatie zelfst. naamw. aanstichten teweegbrengen werkwoord aanstichten veroorzaken werkwoord aanstichten aanrichten werkwoord aanstichten aandoen werkwoord aanstichter provocateur zelfst. naamw. aanstichter stichter zelfst. naamw. aanstichter opstoker zelfst. naamw. aanstichter instigator zelfst. naamw. aanstichter aanzetter zelfst. naamw. aanstichter veroorzaker zelfst. naamw. aanstichter initiatiefnemer zelfst. naamw. aanstichter oprichter zelfst. naamw. aanstichting uitlokking zelfst. naamw. aanstippen aanraken werkwoord aanstippen aanroeren werkwoord aanstippen tippen werkwoord aanstippen aankondigen werkwoord aanstippen aanduiden werkwoord aanstippen aantippen werkwoord aanstoken aanblazen werkwoord aanstoken oppoken werkwoord aanstoken opruien werkwoord aanstoken ophitsen zelfst. naamw. aanstoken poken werkwoord aanstoken opstoken werkwoord aanstoken opjutten werkwoord aanstoken opfokken werkwoord aanstoken aanzetten werkwoord aanstoken aanwakkeren werkwoord aanstoken opstokerij werkwoord aanstoken stoken werkwoord aanstoken vergiftigen werkwoord aanstoken verbitteren werkwoord aanstoken infecteren werkwoord aanstonds direct bijv. naamw. aanstonds terstond bijv. naamw. aanstonds binnenkort bijv. naamw. aanstonds schielijk bijv. naamw. aanstonds pas bijv. naamw. aanstonds net bijv. naamw. aanstonds meteen bijv. naamw. aanstonds juist bijv. naamw. aanstonds dadelijk bijv. naamw. aanstonds daarstraks bijv. naamw. aanstonds daarnet bijv. naamw. aanstonds zo bijv. naamw. aanstonds subiet bijv. naamw. aanstoot irritatie zelfst. naamw. aanstoot schandaal zelfst. naamw. aanstoot misnoegen zelfst. naamw. aanstoot ergernis zelfst. naamw. aanstootgevend oneerbaar bijv. naamw. aanstootgevend stotend bijv. naamw. aanstootgevend aanstotelijk bijv. naamw. aanstootgevend zedenkwetsend bijv. naamw. aanstotelijk aanstootgevend bijv. naamw. aanstoten aanduwen werkwoord aanstoten botsen werkwoord aanstoten porren werkwoord aanstrepen turven werkwoord aanstrepen afvinken werkwoord aanstrepen aankruisen werkwoord aanstrepen vinken werkwoord aanstrijken aansteken werkwoord aansturen op mikken op werkwoord aansturen op streven naar werkwoord aansturing haalbaarheid zelfst. naamw. aansturing richting zelfst. naamw. aantal getal zelfst. naamw. aantal hoeveelheid zelfst. naamw. aantal kwantiteit zelfst. naamw. aantal reeks overig. aantasten aanvreten werkwoord aantasten beschadigen werkwoord aantasten tackelen werkwoord aantasten attaqueren werkwoord aantasten aanvallen werkwoord aantasten aangrijpen werkwoord aantasten bezoedelen werkwoord aantasten bederven werkwoord aantasting inbreuk zelfst. naamw. aantasting overschrijding zelfst. naamw. aantasting schennis zelfst. naamw. aantasting schending zelfst. naamw. aantekenboekje zakboekje overig. aantekenboekje notitieboekje overig. aantekenen annoteren werkwoord aantekenen inschrijven werkwoord aantekenen werven werkwoord aantekenen vastleggen werkwoord aantekenen registreren werkwoord aantekenen boeken werkwoord aantekenen aanwerven werkwoord aantekenen aanbrengen werkwoord aantekenen teboekstellen werkwoord aantekenen opschrijven werkwoord aantekenen noteren werkwoord aantekenen optekenen werkwoord aantekening annotatie zelfst. naamw. aantekening briefje zelfst. naamw. aantekening krabbel zelfst. naamw. aantekening notitie zelfst. naamw. aantekening opschrijving zelfst. naamw. aantekening schrijfsel zelfst. naamw. aantekening kladje zelfst. naamw. aantekening kladbriefje zelfst. naamw. aantekening kattebelletje zelfst. naamw. aantekening agenda zelfst. naamw. aantekening noot zelfst. naamw. aantijgen insinueren werkwoord aantijging beschuldiging zelfst. naamw. aantijging insinuatie zelfst. naamw. aantijging verdachtmaking zelfst. naamw. aantijging zijdelingverdachtmaking zelfst. naamw. aantijging toespeling zelfst. naamw. aantikken aankloppen werkwoord aantikken aanraken werkwoord aantikken kloppen werkwoord aantikken oplopen werkwoord aantikken tikken werkwoord aantippen tippen overig. aantippen aanstippen overig. aantonen aanduiden werkwoord aantonen aanwijzen werkwoord aantonen bewijzen werkwoord aantonen demonstreren werkwoord aantonen staven werkwoord aantonenwijs indicatief overig. aantreden toetreden werkwoord aantreden begin werkwoord aantreden aanvaarding werkwoord aantreffen ontmoeten werkwoord aantreffen tegenkomen werkwoord aantreffen vind werkwoord aantreffen vinden werkwoord aantreffen treffen werkwoord aantrekkelijk aanbiddelijk bijv. naamw. aantrekkelijk aanlokkelijk bijv. naamw. aantrekkelijk begeerlijk bijv. naamw. aantrekkelijk bekoorlijk bijv. naamw. aantrekkelijk goed bijv. naamw. aantrekkelijk interessant bijv. naamw. aantrekkelijk knap bijv. naamw. aantrekkelijk leuk bijv. naamw. aantrekkelijk mooi bijv. naamw. aantrekkelijk riant bijv. naamw. aantrekkelijk uitnodigend bijv. naamw. aantrekkelijk aangenaam bijv. naamw. aantrekkelijk prettig bijv. naamw. aantrekkelijk aardig bijv. naamw. aantrekkelijk verzoekend bijv. naamw. aantrekkelijk verlokkend bijv. naamw. aantrekkelijk uitlokkend bijv. naamw. aantrekkelijk attractief bijv. naamw. aantrekkelijk charmant bijv. naamw. aantrekkelijk bevallig bijv. naamw. aantrekkelijk verrukkelijk bijv. naamw. aantrekkelijk schattig bijv. naamw. aantrekkelijk begeerenswaardig bijv. naamw. aantrekkelijk knappend bijv. naamw. aantrekkelijk croquant bijv. naamw. aantrekkelijk verleidelijk bijv. naamw. aantrekkelijkheid begeerlijkheid zelfst. naamw. aantrekkelijkheid bekoorlijkheid zelfst. naamw. aantrekkelijkheid bekoring zelfst. naamw. aantrekkelijkheid charme zelfst. naamw. aantrekkelijkheid gratie zelfst. naamw. aantrekkelijkheid aantrekkingskracht zelfst. naamw. aantrekkelijkheid aanlokkelijkheid zelfst. naamw. aantrekkelijkheid attractiviteit zelfst. naamw. aantrekkelijkheid fascinatie zelfst. naamw. aantrekkelijkheid betovering zelfst. naamw. aantrekken aandoen werkwoord aantrekken aankleden werkwoord aantrekken aanlokken werkwoord aantrekken dichttrekken werkwoord aantrekken rekruteren werkwoord aantrekken ter harte gaan werkwoord aantrekken werven werkwoord aantrekken bekoren zelfst. naamw. aantrekken kleden zelfst. naamw. aantrekken straktrekken zelfst. naamw. aantrekken opleggen werkwoord aantrekken opbrengen werkwoord aantrekken aanbrengen werkwoord aantrekken bekleden werkwoord aantrekken charmeren werkwoord aantrekken adverteren werkwoord aantrekken inhuren werkwoord aantrekken aannemen werkwoord aantrekking bekoring zelfst. naamw. aantrekkingskracht bekoorlijkheid zelfst. naamw. aantrekkingskracht charisma zelfst. naamw. aantrekkingskracht verleiding zelfst. naamw. aantrekkingskracht affiniteit zelfst. naamw. aantrekkingskracht gratie zelfst. naamw. aantrekkingskracht charme zelfst. naamw. aantrekkingskracht bekoring zelfst. naamw. aantrekkingskracht aantrekkelijkheid zelfst. naamw. aantrekkingskracht aanlokkelijkheid zelfst. naamw. aanvaard goedgekeurd bijv. naamw. aanvaard geaccepteerd bijv. naamw. aanvaard accoord bijv. naamw. aanvaard aangenomen bijv. naamw. aanvaardbaar toelaatbaar bijv. naamw. aanvaardbaar verantwoord bijv. naamw. aanvaardbaar aannemelijk bijv. naamw. aanvaardbaar legitiem bijv. naamw. aanvaarden aangaan werkwoord aanvaarden aannemen werkwoord aanvaarden accepteren zelfst. naamw. aanvaarden aanvaarding werkwoord aanvaarden acceptatie werkwoord aanvaarden ontvangen werkwoord aanvaarding aanneming zelfst. naamw. aanvaarding erkenning zelfst. naamw. aanvaarding goedkeuring zelfst. naamw. aanvaarding begin zelfst. naamw. aanvaarding aantreden zelfst. naamw. aanvaarding aanvaarden zelfst. naamw. aanvaarding betekenis zelfst. naamw. aanvaarding overname zelfst. naamw. aanval attaque zelfst. naamw. aanval bestorming zelfst. naamw. aanval bevlieging zelfst. naamw. aanval charge zelfst. naamw. aanval voorhoede zelfst. naamw. aanval offensief zelfst. naamw. aanval insult zelfst. naamw. aanval stormloop zelfst. naamw. aanval stormaanval zelfst. naamw. aanval run zelfst. naamw. aanval vlaag zelfst. naamw. aanval opwelling zelfst. naamw. aanval rand zelfst. naamw. aanvallen aanvechten werkwoord aanvallen aanvliegen werkwoord aanvallen attaqueren zelfst. naamw. aanvallen attaques zelfst. naamw. aanvallen tackelen zelfst. naamw. aanvallen aantasten zelfst. naamw. aanvallen aangrijpen zelfst. naamw. aanvallen overvallen zelfst. naamw. aanvallen bestormen zelfst. naamw. aanvallen beroertes zelfst. naamw. aanvallend offensief bijv. naamw. aanvallend agressief bijv. naamw. aanvaller aanrander zelfst. naamw. aanvaller overvaller zelfst. naamw. aanvaller spits zelfst. naamw. aanvaller voorhoedespeler zelfst. naamw. aanvaller agressor zelfst. naamw. aanvaller aanran zelfst. naamw. aanvaller voorspeler zelfst. naamw. aanvaller spitsspeler zelfst. naamw. aanvallig bevallig bijv. naamw. aanvallig gracieus bijv. naamw. aanvallig sierlijk bijv. naamw. aanvallig snoezig bijv. naamw. aanvallig snoeperig bijv. naamw. aanvallig schattig bijv. naamw. aanvallig allerliefst bijv. naamw. aanvalswapen wapen zelfst. naamw. aanvang begin zelfst. naamw. aanvang inzet zelfst. naamw. aanvang opening zelfst. naamw. aanvang start zelfst. naamw. aanvangen aanbreken werkwoord aanvangen aangaan werkwoord aanvangen aanknopen werkwoord aanvangen aanvaarden werkwoord aanvangen beginnen werkwoord aanvangen intreden werkwoord aanvangen starten werkwoord aanvangstijd starttijd zelfst. naamw. aanvangstijd vertrektijd zelfst. naamw. aanvangstijd begintijd zelfst. naamw. aanvankelijk eerst bijv. naamw. aanvankelijk oorspronkelijk bijv. naamw. aanvaren rammen werkwoord aanvaring botsing zelfst. naamw. aanvaring conflict zelfst. naamw. aanvaringen ruzies overig. aanvatten aangrijpen werkwoord aanvatten aanpakken werkwoord aanvatten beetpakken zelfst. naamw. aanvatten aanklampen werkwoord aanvatten vatten werkwoord aanvatten pakken werkwoord aanvatten oprapen werkwoord aanvatten nemen werkwoord aanvechtbaar controversieel bijv. naamw. aanvechtbaar dubieus bijv. naamw. aanvechtbaar kwestieus bijv. naamw. aanvechtbaar twijfelachtig bijv. naamw. aanvechtbaar zwak bijv. naamw. aanvechtbaar betwistbaar bijv. naamw. aanvechtbaar bestrijdbaar bijv. naamw. aanvechten aanvallen werkwoord aanvechten bestrijden werkwoord aanvechten betwisten werkwoord aanvechting drang zelfst. naamw. aanvechting verleiding zelfst. naamw. aanvechting neiging zelfst. naamw. aanvechting verzoeking zelfst. naamw. aanvechting verovering zelfst. naamw. aanvechting verlokking zelfst. naamw. aanvechting temptatie zelfst. naamw. aanvechting seductie zelfst. naamw. aanvechting bekoring zelfst. naamw. aanvegen vegen werkwoord aanvliegen aanvallen werkwoord aanvliegen naderen werkwoord aanvoelen meevoelen werkwoord aanvoelen voelen werkwoord aanvoelen voorvoelen werkwoord aanvoelen feeling zelfst. naamw. aanvoelen meeleven werkwoord aanvoelen gevoel werkwoord aanvoer toevoer zelfst. naamw. aanvoer lei zelfst. naamw. aanvoer hoofdman zelfst. naamw. aanvoer hoofd zelfst. naamw. aanvoer kapitein zelfst. naamw. aanvoer commandant zelfst. naamw. aanvoer bevelhebber zelfst. naamw. aanvoerder bevelhebber zelfst. naamw. aanvoerder hoofd zelfst. naamw. aanvoerder hoofdman zelfst. naamw. aanvoerder leider zelfst. naamw. aanvoerder overste zelfst. naamw. aanvoerders voormannen overig. aanvoerders leiders overig. aanvoerders kopmannen overig. aanvoerders hoofdmannen overig. aanvoeren aandragen werkwoord aanvoeren leiden werkwoord aanvoeren opperen werkwoord aanvoeren poneren werkwoord aanvoeren voorgaan zelfst. naamw. aanvoeren leiding werkwoord aanvoeren aanvoering werkwoord aanvoeren opwerpen werkwoord aanvoeren entameren werkwoord aanvoeren aansnijden werkwoord aanvoeren aankaarten werkwoord aanvoeren leidinggeven werkwoord aanvoeren commanderen werkwoord aanvoeren voorzitten werkwoord aanvoeren managen werkwoord aanvoeren besturen werkwoord aanvoerend eerste bijv. naamw. aanvoerend leidend bijv. naamw. aanvoering voorgaan overig. aanvoering leiding zelfst. naamw. aanvoering aanvoeren overig. aanvoerster leidster zelfst. naamw. aanvoerster voorvrouw zelfst. naamw. aanvoerster leidsvrouw zelfst. naamw. aanvraag bestelling zelfst. naamw. aanvraag verzoek zelfst. naamw. aanvraag verzoekschrift zelfst. naamw. aanvraag rekwest zelfst. naamw. aanvraag rekest zelfst. naamw. aanvraag petitie zelfst. naamw. aanvraagster vraagster overig. aanvraagster verzoekster overig. aanvragen aanzoeken werkwoord aanvragen bespreken werkwoord aanvragen bestellen werkwoord aanvragen opvragen werkwoord aanvragen rekwestreren werkwoord aanvragen opgeven zelfst. naamw. aanvragen vragen werkwoord aanvragen verzoeken werkwoord aanvragen uitnodigen werkwoord aanvrager verzoeker zelfst. naamw. aanvrager rekwestrant zelfst. naamw. aanvragers verzoekers overig. aanvragers rekwestranten overig. aanvreten aantasten werkwoord aanvreten uithollen werkwoord aanvreten aanbijten werkwoord aanvreten beschadigen werkwoord aanvreten bederven werkwoord aanvullen bijladen werkwoord aanvullen bijwerken werkwoord aanvullen completeren werkwoord aanvullen aangevuld zelfst. naamw. aanvullen aanvullende zelfst. naamw. aanvullen toevoegen werkwoord aanvullend bijkomend bijv. naamw. aanvullend supplementair bijv. naamw. aanvullend complementair bijv. naamw. aanvullende completeren werkwoord aanvullende aanvullen zelfst. naamw. aanvullenvoorstellen amendementen overig. aanvulling addendum zelfst. naamw. aanvulling bijlage zelfst. naamw. aanvulling supplement zelfst. naamw. aanvulling suppletie zelfst. naamw. aanvulling uitbreiding zelfst. naamw. aanvulling wijziging zelfst. naamw. aanvulling complement zelfst. naamw. aanvulling voltooiing zelfst. naamw. aanvulling toelichting zelfst. naamw. aanvulling meezending zelfst. naamw. aanvulling additie zelfst. naamw. aanvulling toevoegsel zelfst. naamw. aanvulling toevoeging zelfst. naamw. aanvulling bijvoegsel zelfst. naamw. aanvulling appendix zelfst. naamw. aanvulling aanhangsel zelfst. naamw. aanvulling vergroting zelfst. naamw. aanvulling uitzetting zelfst. naamw. aanvulling toename zelfst. naamw. aanvulling groei zelfst. naamw. aanvulling expansie zelfst. naamw. aanvuren aanmoedigen werkwoord aanvuren aansporen werkwoord aanvuren bezielen werkwoord aanvuren ophitsen werkwoord aanvuren opzwepen werkwoord aanvuren toejuichen werkwoord aanvuren stimuleren zelfst. naamw. aanvuren toemoedigen werkwoord aanvuren bemoedigen werkwoord aanvuren zwepen werkwoord aanvuren opwekken werkwoord aanvuren aanwakkeren werkwoord aanvuring aansporing zelfst. naamw. aanwakkeren aanblazen werkwoord aanwakkeren oppoken werkwoord aanwakkeren opruien werkwoord aanwakkeren sterker worden werkwoord aanwakkeren voorbereiden werkwoord aanwakkeren verhitten werkwoord aanwakkeren toebereiden werkwoord aanwakkeren prikkelen werkwoord aanwakkeren opwinden werkwoord aanwakkeren bereiden werkwoord aanwakkeren aanmaken werkwoord aanwakkeren zwepen werkwoord aanwakkeren opwekken werkwoord aanwakkeren aanvuren werkwoord aanwakkeren aansporen werkwoord aanwakkeren opporren werkwoord aanwakkeren poken werkwoord aanwakkeren opstoken werkwoord aanwakkeren opjutten werkwoord aanwakkeren ophitsen werkwoord aanwakkeren opfokken werkwoord aanwakkeren aanzetten werkwoord aanwakkeren aanstoken werkwoord aanwakkeren stoken werkwoord aanwas aangroeiing zelfst. naamw. aanwas groei zelfst. naamw. aanwas toename zelfst. naamw. aanwas uitdijing zelfst. naamw. aanwas uitdijen zelfst. naamw. aanwas aangroei zelfst. naamw. aanwas vermeerdering zelfst. naamw. aanwas versterking zelfst. naamw. aanwas vermedevuldigen zelfst. naamw. aanwas verhoging zelfst. naamw. aanwas uitbreiding zelfst. naamw. aanwas toeneming zelfst. naamw. aanwas stijging zelfst. naamw. aanwas expansie zelfst. naamw. aanwas aanwinst zelfst. naamw. aanwassen aanzwellen werkwoord aanwassen groeien werkwoord aanwassen omhoogstijgen werkwoord aanwassen toenemen werkwoord aanwassen vermeerderen werkwoord aanwassen stijgen werkwoord aanwassen opzetten werkwoord aanwassen omhooggaan werkwoord aanwassen gedijen werkwoord aanwassen aanwinnen werkwoord aanwassen aangroeien werkwoord aanwassen rijzen werkwoord aanwenden benutten werkwoord aanwenden bezigen werkwoord aanwenden gebruiken werkwoord aanwenden toepassing zelfst. naamw. aanwenden utiliseren werkwoord aanwenden toepassen werkwoord aanwenden aangrijpen werkwoord aanwenden gebruik werkwoord aanwenden aanwending werkwoord aanwending gebruik zelfst. naamw. aanwending hantering zelfst. naamw. aanwending inzet zelfst. naamw. aanwending toepassing zelfst. naamw. aanwending behandeling zelfst. naamw. aanwending aanwenden zelfst. naamw. aanwennen leren werkwoord aanwennen eigenmaken werkwoord aanwensel gewoonte zelfst. naamw. aanwensel hebbelijkheid zelfst. naamw. aanwensel tic zelfst. naamw. aanwensel rarigheid zelfst. naamw. aanwerven aanmelden werkwoord aanwerven rekruteren werkwoord aanwerven werven werkwoord aanwerven vastleggen werkwoord aanwerven registreren werkwoord aanwerven boeken werkwoord aanwerven aantekenen werkwoord aanwerven aanbrengen werkwoord aanwerving lichting zelfst. naamw. aanwezig beschikbaar bijv. naamw. aanwezig present bijv. naamw. aanwezig present! bijv. naamw. aanwezig voorradig bijv. naamw. aanwezig positief bijv. naamw. aanwezig tegenwoordig bijv. naamw. aanwezig voorhanden bijv. naamw. aanwezigheid beschikbaarheid zelfst. naamw. aanwezigheid bijzijn zelfst. naamw. aanwezigheid presentie zelfst. naamw. aanwezigheid tegenwoordigheid zelfst. naamw. aanwijzen aanduiden zelfst. naamw. aanwijzen aangewezen zelfst. naamw. aanwijzen indiceren werkwoord aanwijzen wijzen zelfst. naamw. aanwijzen vertonen zelfst. naamw. aanwijzen uitwijzen zelfst. naamw. aanwijzen uitduiden zelfst. naamw. aanwijzen tonen zelfst. naamw. aanwijzen tentoonspreiden zelfst. naamw. aanwijzen aangeven zelfst. naamw. aanwijzer indicator zelfst. naamw. aanwijzing aanduiding zelfst. naamw. aanwijzing aanknopingspunt zelfst. naamw. aanwijzing hint zelfst. naamw. aanwijzing instructie zelfst. naamw. aanwijzing richtlijn zelfst. naamw. aanwijzing spoor zelfst. naamw. aanwijzing tip zelfst. naamw. aanwijzing voorbode zelfst. naamw. aanwijzing indicatie zelfst. naamw. aanwijzing wenk zelfst. naamw. aanwijzing vingerwijzing zelfst. naamw. aanwijzing vingerwenk zelfst. naamw. aanwijzing voorteken zelfst. naamw. aanwijzing voorloper zelfst. naamw. aanwijzing voorbo zelfst. naamw. aanwijzing aankondiger zelfst. naamw. aanwijzing voorschrift zelfst. naamw. aanwijzing teken zelfst. naamw. aanwijzing symptoom zelfst. naamw. aanwijzingen gebruiksaanwijzing zelfst. naamw. aanwijzingen gebruiksaanwijzingen zelfst. naamw. aanwijzingen indicaties zelfst. naamw. aanwijzingen leidraad zelfst. naamw. aanwijzingen instructies zelfst. naamw. aanwijzingen handboek zelfst. naamw. aanwinnen vermeerderen werkwoord aanwinnen toenemen werkwoord aanwinnen stijgen werkwoord aanwinnen opzetten werkwoord aanwinnen omhooggaan werkwoord aanwinnen groeien werkwoord aanwinnen gedijen werkwoord aanwinnen aanzwellen werkwoord aanwinnen aanwassen werkwoord aanwinnen aangroeien werkwoord aanwinst aankoop zelfst. naamw. aanwinst acquisitie zelfst. naamw. aanwinst toename zelfst. naamw. aanwinst prooi zelfst. naamw. aanwinst buit zelfst. naamw. aanwinst acquest zelfst. naamw. aanwinst koop zelfst. naamw. aanwinst boodschap zelfst. naamw. aanwinst aanschaf zelfst. naamw. aanwinst aangekochte zelfst. naamw. aanwinst versterking zelfst. naamw. aanwinst vermeerdering zelfst. naamw. aanwinst vermedevuldigen zelfst. naamw. aanwinst verhoging zelfst. naamw. aanwinst uitbreiding zelfst. naamw. aanwinst toeneming zelfst. naamw. aanwinst stijging zelfst. naamw. aanwinst groei zelfst. naamw. aanwinst expansie zelfst. naamw. aanwinst aanwas zelfst. naamw. aanwinst aangroei zelfst. naamw. aanwippen aangaan werkwoord aanwippen bezoeken werkwoord aanwrijven beschuldigen werkwoord aanwrijven aanrekenen werkwoord aanwrijven nadragen werkwoord aanwrijven laken werkwoord aanwrijven blameren werkwoord aanwrijven voorhouden werkwoord aanwrijven verwijten werkwoord aanwrijven gispen werkwoord aanwrijven berispen werkwoord aanzeggen aankondigen werkwoord aanzeggen aanschrijven zelfst. naamw. aanzeggen kennisgeving zelfst. naamw. aanzeggen kond doen zelfst. naamw. aanzeggen kennisgeven zelfst. naamw. aanzeggen informeren zelfst. naamw. aanzegging bericht zelfst. naamw. aanzegging kennisgeving zelfst. naamw. aanzegging aanschrijving zelfst. naamw. aanzet aanleiding zelfst. naamw. aanzet initiatief zelfst. naamw. aanzet opwekking zelfst. naamw. aanzet prelude zelfst. naamw. aanzet prikk zelfst. naamw. aanzet animering zelfst. naamw. aanzetsel aanzetting overig. aanzetsel aanzetstuk overig. aanzetsel bezinksel overig. aanzetstuk aanzetting overig. aanzetstuk aanzetsel overig. aanzetten aandoen werkwoord aanzetten accentueren werkwoord aanzetten inschakelen werkwoord aanzetten opruien werkwoord aanzetten scherpen werkwoord aanzetten stimuleren werkwoord aanzetten vastmaken werkwoord aanzetten wetten werkwoord aanzetten aansporen zelfst. naamw. aanzetten dringen werkwoord aanzetten opzwepen werkwoord aanzetten poken werkwoord aanzetten opstoken werkwoord aanzetten opjutten werkwoord aanzetten ophitsen werkwoord aanzetten opfokken werkwoord aanzetten aanwakkeren werkwoord aanzetten aanstoken werkwoord aanzetten prikk werkwoord aanzetten aanmoedigen werkwoord aanzetten animeren werkwoord aanzetten starten werkwoord aanzetten aanmaken werkwoord aanzetten steken werkwoord aanzetten prikken werkwoord aanzetten prikkelen werkwoord aanzetten slijpen werkwoord aanzetter opstoker overig. aanzetter instigator overig. aanzetter aanstichter overig. aanzetting aanzetstuk overig. aanzetting aanzetsel overig. aanzicht aanblik zelfst. naamw. aanzicht aanzien zelfst. naamw. aanzien aanblikken werkwoord aanzien aankijken werkwoord aanzien afwachten werkwoord aanzien beschouwen werkwoord aanzien dulden werkwoord aanzien vermoeden werkwoord aanzien aanblik zelfst. naamw. aanzien achting zelfst. naamw. aanzien allure zelfst. naamw. aanzien eminentie zelfst. naamw. aanzien exterieur zelfst. naamw. aanzien niveau zelfst. naamw. aanzien prestige zelfst. naamw. aanzien uiterlijk zelfst. naamw. aanzien velen zelfst. naamw. aanzien uitstaan zelfst. naamw. aanzien tolereren zelfst. naamw. aanzien toelaten zelfst. naamw. aanzien pikken zelfst. naamw. aanzien ondergaan zelfst. naamw. aanzien lijden zelfst. naamw. aanzien doorstaan zelfst. naamw. aanzien verhevenheid zelfst. naamw. aanzien verheffing zelfst. naamw. aanzien hoogheid zelfst. naamw. aanzien grootheid zelfst. naamw. aanzien edel zelfst. naamw. aanzien status zelfst. naamw. aanzien achtbaarheid zelfst. naamw. aanzien vorm zelfst. naamw. aanzien voorkomen zelfst. naamw. aanzien vertoon zelfst. naamw. aanzien verschijning zelfst. naamw. aanzien type zelfst. naamw. aanzien gedaante zelfst. naamw. aanzien buitenkant zelfst. naamw. aanzien aangezicht zelfst. naamw. aanzien gelaat zelfst. naamw. aanzienlijk aanmerkelijk bijv. naamw. aanzienlijk achtbaar bijv. naamw. aanzienlijk beduidend bijv. naamw. aanzienlijk gedistingeerd bijv. naamw. aanzienlijk indrukwekkend bijv. naamw. aanzienlijk vorstelijk bijv. naamw. aanzienlijk behoorlijk bijv. naamw. aanzienlijk royaal bijv. naamw. aanzienlijk substantieel bijv. naamw. aanzienlijk fors bijv. naamw. aanzienlijk flink bijv. naamw. aanzienlijk enorm bijv. naamw. aanzienlijk vermaard bijv. naamw. aanzienlijk groot bijv. naamw. aanzienlijk beroemd bijv. naamw. aanzienlijk belangrijk bijv. naamw. aanzienlijk bekend bijv. naamw. aanzienlijk voornaam bijv. naamw. aanzienlijk verheven bijv. naamw. aanzienlijk illuster bijv. naamw. aanzienlijk hooggeplaatst bijv. naamw. aanzienlijk gewichtig bijv. naamw. aanzienlijk doorluchtig bijv. naamw. aanzienlijk adelijk bijv. naamw. aanzienlijk trots bijv. naamw. aanzienlijk statig bijv. naamw. aanzienlijk plechtstatig bijv. naamw. aanzienlijk plechtig bijv. naamw. aanzienlijk parmantig bijv. naamw. aanzienlijk parmant bijv. naamw. aanzienlijk nobel bijv. naamw. aanzienlijk majestueus bijv. naamw. aanzienlijk fier bijv. naamw. aanzienlijk deftig bijv. naamw. aanzitten tafelen werkwoord aanzoek huwelijksaanzoek zelfst. naamw. aanzoeken aanvragen werkwoord aanzoeken uitnodigen werkwoord aanzoeken verzoeken werkwoord aanzoeken vragen werkwoord aanzuigen zuigen werkwoord aanzuiveren bijleggen werkwoord aanzuiveren nabetalen werkwoord aanzuren zuurmaken overig. aanzwellen aangroeien werkwoord aanzwellen toenemen werkwoord aanzwellen vermeerderen werkwoord aanzwellen stijgen werkwoord aanzwellen opzetten werkwoord aanzwellen omhooggaan werkwoord aanzwellen groeien werkwoord aanzwellen gedijen werkwoord aanzwellen aanwinnen werkwoord aanzwellen aanwassen werkwoord aanzwengelen aanslingeren werkwoord aanzwiepen wegjagen overig. aanzwiepen voortjagen overig. aanzwiepen voortdrijven overig. aanzwiepen opdrijven overig. aar korenaar zelfst. naamw. aard constitutie zelfst. naamw. aard geaardheid zelfst. naamw. aard inborst zelfst. naamw. aard karakter zelfst. naamw. aard onderverdeling zelfst. naamw. aard soort zelfst. naamw. aard vuur zelfst. naamw. aard moed zelfst. naamw. aard natuur zelfst. naamw. aard mentaliteit zelfst. naamw. aard inslag zelfst. naamw. aard gemoed zelfst. naamw. aard klas zelfst. naamw. aardapp pieper overig. aardapp patat overig. aardappel kriel zelfst. naamw. aardappel patat zelfst. naamw. aardappel pieper zelfst. naamw. aardappelmeel zetmeel overig. aardbeiboomvrucht haagappel overig. aardbeving aardschok zelfst. naamw. aardbodem aarde zelfst. naamw. aardbodem grond zelfst. naamw. aardbol aarde zelfst. naamw. aardbol globe zelfst. naamw. aardboor grondboor zelfst. naamw. aarde aardbodem zelfst. naamw. aarde aardbol zelfst. naamw. aarde aardkorst zelfst. naamw. aarde aardmolm zelfst. naamw. aarde aardrijk zelfst. naamw. aarde globe zelfst. naamw. aarde terra zelfst. naamw. aarde wereld zelfst. naamw. aarde bol zelfst. naamw. aarde grond zelfst. naamw. aarde bodem zelfst. naamw. aarden gedijen werkwoord aarden gewendraken werkwoord aarden gronden werkwoord aarden wennen werkwoord aarden aanpassen werkwoord aardewerk vaat zelfst. naamw. aardewerkproduct keramiek zelfst. naamw. aardgeest gnoom overig. aardgeest kabouter overig. aardhars asfalt zelfst. naamw. aardig belangwekkend bijv. naamw. aardig charmant bijv. naamw. aardig fors bijv. naamw. aardig goedaardig bijv. naamw. aardig leuk bijv. naamw. aardig moppig bijv. naamw. aardig sympathiek bijv. naamw. aardig aanmerkelijk bijv. naamw. aardig bekoorlijk bijv. naamw. aardig innemend bijv. naamw. aardig lief bijv. naamw. aardig prettig bijv. naamw. aardig aantrekkelijk bijv. naamw. aardig aangenaam bijv. naamw. aardig vermakelijk bijv. naamw. aardig amusant bijv. naamw. aardig vriendelijk bijv. naamw. aardig voorkomend bijv. naamw. aardig bevallig bijv. naamw. aardig vlot bijv. naamw. aardig handig bijv. naamw. aardig wetenswaardig bijv. naamw. aardig interessant bijv. naamw. aardig zachtaardig bijv. naamw. aardig plezierig bijv. naamw. aardig hulpvaardig bijv. naamw. aardig goedhartig bijv. naamw. aardig behulpzaam bijv. naamw. aardig attent bijv. naamw. aardig deugdzaam overig. aardig deugdzaam overig. aardig deugdzaam overig. aardigheid cadeau zelfst. naamw. aardigheid cadeautje zelfst. naamw. aardigheid flauwiteit zelfst. naamw. aardigheid geestigheid zelfst. naamw. aardigheid geintje zelfst. naamw. aardigheid genoegen zelfst. naamw. aardigheid kleinigheid zelfst. naamw. aardigheid lol zelfst. naamw. aardigheid vriendelijkheid zelfst. naamw. aardigheid presentje zelfst. naamw. aardigheid present zelfst. naamw. aardigheid kado zelfst. naamw. aardigheid geschenk zelfst. naamw. aardigheid grap zelfst. naamw. aardigheid gein zelfst. naamw. aardigheid plezier zelfst. naamw. aardigheid scherts zelfst. naamw. aardigheid pretje zelfst. naamw. aardigheid lolletje zelfst. naamw. aardigheid grapje zelfst. naamw. aardigheid gekheid zelfst. naamw. aardigheid vermaak zelfst. naamw. aardigheid toestemming zelfst. naamw. aardigheidje attentie zelfst. naamw. aardigheidje kleinigheid zelfst. naamw. aardigheidje presentje zelfst. naamw. aardkloot aarde zelfst. naamw. aardkloot wereld zelfst. naamw. aardkluit pol zelfst. naamw. aardkorst aarde zelfst. naamw. aardkorst bodem zelfst. naamw. aardkorst grond zelfst. naamw. aardkun geologie overig. aardkunde geologie zelfst. naamw. aardmannetje dwerg zelfst. naamw. aardmannetje gnoom zelfst. naamw. aardmannetje kabouter zelfst. naamw. aardmannetje kobold zelfst. naamw. aardmolm aarde zelfst. naamw. aardnoot apenootje zelfst. naamw. aardnoot pindanoot overig. aardolie olie zelfst. naamw. aardolie petroleum zelfst. naamw. aardrijk aarde zelfst. naamw. aardrijkskun geografie overig. aardrijkskunde geografie zelfst. naamw. aardrijkskundig geografisch bijv. naamw. aards mondain bijv. naamw. aards tijdelijk bijv. naamw. aards vergankelijk bijv. naamw. aards werelds bijv. naamw. aards zwervend bijv. naamw. aards planetarisch bijv. naamw. aards planeet- bijv. naamw. aards wereldlijk bijv. naamw. aards seculair bijv. naamw. aards profaan bijv. naamw. aards zolang bijv. naamw. aards voorlopig bijv. naamw. aards voorbijgaand bijv. naamw. aards tussentijds bijv. naamw. aards temporeel bijv. naamw. aards provisorisch bijv. naamw. aards kortstondig bijv. naamw. aardschok aardbeving zelfst. naamw. aardworm pier zelfst. naamw. aardworm regenworm zelfst. naamw. aardworm worm zelfst. naamw. aardworm wurm zelfst. naamw. aars hol zelfst. naamw. aars anus zelfst. naamw. aars gat zelfst. naamw. aars darmkanaal zelfst. naamw. aarsopening anus zelfst. naamw. aartsbedrieger aartsleugenaar overig. aartsbisschop kerkvorst zelfst. naamw. aartsdom oliedom bijv. naamw. aartsleugenaar aartsbedrieger overig. aartsvader patriarch zelfst. naamw. aartsvijand doodsvijand zelfst. naamw. aarzelen dralen werkwoord aarzelen dubben werkwoord aarzelen talmen werkwoord aarzelen twijfelen werkwoord aarzelen weifelen werkwoord aarzelen zeuren werkwoord aarzelen zeiken werkwoord aarzelen zaniken werkwoord aarzelen teuten werkwoord aarzelen hannesen werkwoord aarzelen druilen werkwoord aarzelen drentelen werkwoord aarzelen treuzelen werkwoord aarzelend halfslachtig bijv. naamw. aarzelend onvast bijv. naamw. aarzelend schoorvoetend bijv. naamw. aarzelend treuzelachtig bijv. naamw. aarzelend weifelachtig bijv. naamw. aarzelend onzeker bijv. naamw. aarzelend terughoudend bijv. naamw. aarzelend weifelend bijv. naamw. aarzelend wankelmoedig bijv. naamw. aarzelend besluiteloos bijv. naamw. aarzelend treuzelend bijv. naamw. aarzelend traag bijv. naamw. aarzelend talmend bijv. naamw. aarzelend slepend bijv. naamw. aarzelend leuterig bijv. naamw. aarzelend langzaam bijv. naamw. aarzelend dralend bijv. naamw. aarzelend besluitloos bijv. naamw. aarzeling schroom zelfst. naamw. aarzeling twijfel zelfst. naamw. aarzeling twijfeling zelfst. naamw. aarzeling weifeling zelfst. naamw. aas kreng zelfst. naamw. aas lokaas zelfst. naamw. aas lokmiddel zelfst. naamw. aas prooi zelfst. naamw. abacus telraam overig. abattoir slachterij zelfst. naamw. abattoir slachthuis zelfst. naamw. abbé abt overig. abbreviatie afkorting overig. abbreviëren afkorten overig. ABC grondbeginselen overig. ABC basisbeginselen overig. ABC alfabet overig. abces gezwel zelfst. naamw. abces zweer zelfst. naamw. abdiceren abdiqueren werkwoord abdiceren aftreden werkwoord abdiqueren abdiceren werkwoord abdiqueren aftreden werkwoord abdomen buik zelfst. naamw. aberratie afwijking zelfst. naamw. Abessijn Abessiniër overig. Abessiniër Abessijn overig. abiliteit vermogen overig. abject afkeurenswaardig bijv. naamw. abject verachtelijk bijv. naamw. abnormaal pathologisch bijv. naamw. abnormaal ziekelijk bijv. naamw. abnormaal afwijkend bijv. naamw. abnormaliteit afwijking zelfst. naamw. abominabel erbarmelijk bijv. naamw. abominabel afschuwelijk bijv. naamw. abominabel miserabel bijv. naamw. abominabel treurig bijv. naamw. abonnee lid overig. abonnee geabonneerde overig. abonnement jaarkaart zelfst. naamw. abonnement seizoenkaart zelfst. naamw. abonnementsgeld abonnementskosten zelfst. naamw. abonnementskosten abonnementsgeld zelfst. naamw. abonneren intekenen werkwoord aborteren afdrijven zelfst. naamw. aborteren stilhouden zelfst. naamw. aborteren mislukken zelfst. naamw. aborteren stoppen zelfst. naamw. aborterend afdrijvend bijv. naamw. abortus miskraam zelfst. naamw. abortus vruchtafdrijving zelfst. naamw. abortus zwangerschapsonderbreking zelfst. naamw. abrasie afkrabbing zelfst. naamw. abri bushalte zelfst. naamw. abri wachthuisje zelfst. naamw. abri bushokje zelfst. naamw. abrupt plotseling bijv. naamw. abrupt opeens bijv. naamw. abrupt kortaf bijv. naamw. abrupt bruusk bijv. naamw. abrupt plotsklaps bijv. naamw. abrupt plots bijv. naamw. abrupt onverwachts bijv. naamw. abrupt onverwacht bijv. naamw. abrupt onverhoeds bijv. naamw. abrupt ineens bijv. naamw. abrupt eensklaps bijv. naamw. abrupt schielijk bijv. naamw. absent afwezig overig. absent verstrooid overig. absent gedachteloos overig. absentie afwezigheid zelfst. naamw. absentie verzuim zelfst. naamw. absint absintlikeur overig. absintlikeur absint overig. absis uitbouw overig. absolutie kwijtschelding zelfst. naamw. absolutie pardon zelfst. naamw. absolutie vergiffenis zelfst. naamw. absolutisme alleenheerschappij zelfst. naamw. absoluut grondig bijv. naamw. absoluut onvermengd bijv. naamw. absoluut onvoorwaardelijk bijv. naamw. absoluut stellig bijv. naamw. absoluut beslist bijv. naamw. absoluut geheel bijv. naamw. absoluut geheid bijv. naamw. absoluut pertinent bijv. naamw. absoluut zeker bijv. naamw. absoluut ronduit bijv. naamw. absoluut volkomen bijv. naamw. absoluut totaal bijv. naamw. absoluut helemaal bijv. naamw. absoluut volstrekt bijv. naamw. absoluut vaststaand bijv. naamw. absoluutheid totaliteit zelfst. naamw. absorberen inzuigen werkwoord absorberen opnemen werkwoord absorberen opslorpen werkwoord absorberen opslurpen werkwoord absorptie intrekking zelfst. naamw. absorptie opneming zelfst. naamw. absorptie opname zelfst. naamw. abstinentie onthouding zelfst. naamw. abstinentie geheelonthouding zelfst. naamw. abstineren afslaan werkwoord abstineren afwijzen werkwoord abstineren afwimpelen werkwoord abstineren bedanken werkwoord abstineren onthouden werkwoord abstineren vasten werkwoord abstract onstoffelijk bijv. naamw. abstract afgetrokken bijv. naamw. abstract ongegrond bijv. naamw. abstract doelloos bijv. naamw. absurd bespottelijk bijv. naamw. absurd belachelijk bijv. naamw. absurd lachwekkend bijv. naamw. absurditeit ongerijmdheid zelfst. naamw. absurditeit onzinnigheid zelfst. naamw. absurditeit onverstand zelfst. naamw. absurditeit idioterie zelfst. naamw. absurditeit dwaasheid zelfst. naamw. abt abbé overig. abuis mis bijv. naamw. abuis dwaling zelfst. naamw. abuis fout zelfst. naamw. abuis vergissing zelfst. naamw. abuis misslag zelfst. naamw. abuis misgreep zelfst. naamw. abundant welig overig. abundant weelderig overig. abundant volop overig. abundant uitbundig overig. abundant rijk overig. abundant overvloedig overig. abusievelijk verkeerd bijv. naamw. abw ww overig. abw werklozensteun overig. abw werkloosheidsuitkering overig. abw rww overig. abw bz overig. academica doctoranda overig. academie hogeschool zelfst. naamw. academie universiteit zelfst. naamw. academisch theoretisch bijv. naamw. academisch universitair bijv. naamw. academisch schools bijv. naamw. acanthus bereklauw overig. acathisie rusteloosheid zelfst. naamw. accapareren opkopen werkwoord acceleratie versnelling zelfst. naamw. accelereren bespoedigen werkwoord accelereren optrekken zelfst. naamw. accelereren versnellen zelfst. naamw. accelereren verhaasten zelfst. naamw. accent dialect zelfst. naamw. accent klemtoon zelfst. naamw. accent nadruk zelfst. naamw. accent tongval zelfst. naamw. accent toon zelfst. naamw. accent taaltje zelfst. naamw. accent hoofdtoon zelfst. naamw. accentueren beklemtonen werkwoord accentueren benadrukken werkwoord accentueren verduidelijken werkwoord accentueren verklaren werkwoord accentueren verhelderen werkwoord accentueren toelichten werkwoord accentueren opklaren werkwoord accentueren ophelderen werkwoord accentueren belichten werkwoord acceptabel passabel bijv. naamw. acceptabel plausibel bijv. naamw. acceptabel aannemelijk bijv. naamw. acceptabel aanvaardbaar bijv. naamw. acceptabel billijk bijv. naamw. acceptabel ontvankelijk bijv. naamw. acceptabel waarschijnlijk bijv. naamw. acceptabel geloofwaardig bijv. naamw. acceptatie aanneming zelfst. naamw. acceptatie accepteren zelfst. naamw. acceptatie aanvaarden zelfst. naamw. accepteren aannemen werkwoord accepteren aanvaarden werkwoord accepteren dulden werkwoord accepteren ontvangen werkwoord accepteren pikken werkwoord accepteren slikken werkwoord accepteren acceptatie zelfst. naamw. acceptgiro acceptgirokaart zelfst. naamw. acceptgiro overschrijvingsformulier zelfst. naamw. acceptgirokaart acceptgiro zelfst. naamw. accessoir bijkomstig overig. accessoir bijkomend overig. accessoir bijbehorend overig. accessoir accessorisch overig. accessoires benodigdheden zelfst. naamw. accessorisch bijkomstig overig. accessorisch bijkomend overig. accessorisch bijbehorend overig. accessorisch accessoir overig. accidenteel toevallig bijv. naamw. accijns belasting zelfst. naamw. accijns verbruiksbelasting zelfst. naamw. accijns gebruiksbelasting zelfst. naamw. acclimatiseren wennen werkwoord accolade haak zelfst. naamw. accommodatie huisvesting zelfst. naamw. accommodatie onderbrenging zelfst. naamw. accommodatie onderdak zelfst. naamw. accommodatie verblijfplaats zelfst. naamw. accommodatie tehuis zelfst. naamw. accommodatie onderkomen zelfst. naamw. accommodatie kwartier zelfst. naamw. accommodatie behuizing zelfst. naamw. accommodatievermogen aanpassingsvermogen overig. accommoderen onderbrengen werkwoord accommoderen huizen werkwoord accommoderen huisvesten werkwoord accommoderen herbergen werkwoord accompagneren begeleiden werkwoord accoord goedgekeurd bijv. naamw. accoord goedkeuring zelfst. naamw. accoord geaccepteerd zelfst. naamw. accoord aanvaard zelfst. naamw. accoord aangenomen zelfst. naamw. accoord toestemming zelfst. naamw. accordeon trekharmonika zelfst. naamw. accordeon trekharmonica zelfst. naamw. accorderen overeenkomen werkwoord accorderen afspreken zelfst. naamw. accorderen overeenstemmen zelfst. naamw. accountant registeraccountant zelfst. naamw. accountant verificateur zelfst. naamw. accountantsverslag verificatie zelfst. naamw. accres toename overig. accres groei overig. accu accumulator zelfst. naamw. accu batterij zelfst. naamw. accumulatie opeenstapeling zelfst. naamw. accumulatie ophoping zelfst. naamw. accumulatie samenscholing zelfst. naamw. accumulatie opeenhoping zelfst. naamw. accumulatie troep zelfst. naamw. accumulatie hoop zelfst. naamw. accumulatie groep zelfst. naamw. accumulatie bende zelfst. naamw. accumulatie stap zelfst. naamw. accumulatie verzameling zelfst. naamw. accumulatie stel zelfst. naamw. accumulatie sortering zelfst. naamw. accumulatie selectie zelfst. naamw. accumulatie massa zelfst. naamw. accumulator accu zelfst. naamw. accumulator batterij zelfst. naamw. accumuleren opeenhopen werkwoord accumuleren hopen werkwoord accumuleren verzamelen werkwoord accuraat nauwgezet bijv. naamw. accuraat nauwkeurig bijv. naamw. accuraat net bijv. naamw. accuraat precies bijv. naamw. accuraat secuur bijv. naamw. accuraat stipt bijv. naamw. accuraat zorgvuldig bijv. naamw. accuraat exact bijv. naamw. accuraat scherp bijv. naamw. accuraat punctueel bijv. naamw. accuraat prompt bijv. naamw. accuraat minutieus bijv. naamw. accuraat juist bijv. naamw. accuraat nauwlettend bijv. naamw. accuraat gedetailleerd bijv. naamw. accurates precisie overig. accurates nauwkeurigheid overig. accurates nauwgezetheid overig. accuratesse nauwgezetheid zelfst. naamw. accusatief viernaamval overig. ach toe bijv. naamw. ach tjonge bijv. naamw. ach oh bijv. naamw. ach och bijv. naamw. ach o bijv. naamw. ach ha bijv. naamw. ach allemensen bijv. naamw. ach allemachtig bijv. naamw. ach ah bijv. naamw. ach wee bijv. naamw. acheruitgang verval overig. acht zorg overig. acht oplettendheid overig. acht aandacht overig. achtbaar achtenswaardig bijv. naamw. achtbaar eerbiedwaardig bijv. naamw. achtbaarheid achtenswaardigheid zelfst. naamw. achtbaarheid status zelfst. naamw. achtbaarheid prestige zelfst. naamw. achtbaarheid aanzien zelfst. naamw. achteloos gedachteloos overig. achteloos onachtzaam overig. achteloos ongeïnteresseerd overig. achteloos onverschillig overig. achteloos werktuiglijk overig. achteloos onwillekeurig overig. achteloos nonchalant overig. achteloos nalatig overig. achteloosheid nonchalance zelfst. naamw. achten denken werkwoord achten hoogachten werkwoord achten eren zelfst. naamw. achten respecteren werkwoord achten hoogschatten werkwoord achten eerbiedigen werkwoord achtenswaardig aanzienlijk bijv. naamw. achtenswaardig eerbiedwaardig bijv. naamw. achtenswaardig achtbaar bijv. naamw. achtenswaardigheid achtbaarheid zelfst. naamw. achter achterop bijv. naamw. achter erachter bijv. naamw. achter nadat bijv. naamw. achter daarachter bijv. naamw. achter na bijv. naamw. achteraf afgelegen overig. achteraf later overig. achteraf vervolgens overig. achteraf naderhand overig. achteraf dan overig. achteraf daarna overig. achterbak kofferbak zelfst. naamw. achterbak kofferruimte zelfst. naamw. achterbak koffer zelfst. naamw. achterbak bagageruimte zelfst. naamw. achterbakken laadbakken overig. achterbakken kofferbakken overig. achterbakpersonen smiechten overig. achterbakpersonen schoeljes overig. achterbaks doortrapt bijv. naamw. achterbaks geniepig bijv. naamw. achterbaks gluiperig bijv. naamw. achterbaks snood bijv. naamw. achterbaks stiekem bijv. naamw. achterbaks clandestien bijv. naamw. achterbaks huichelachtig bijv. naamw. achterbaks slinks bijv. naamw. achterbaks listig bijv. naamw. achterbaks sluw bijv. naamw. achterbaks geraffineerd bijv. naamw. achterbaks gemeen bijv. naamw. achterbaks gehaaid bijv. naamw. achterbaks uitgekookt bijv. naamw. achterban basis zelfst. naamw. achterblijven overblijven werkwoord achterblijven stagneren werkwoord achterblijven traineren werkwoord achterblijven nablijven werkwoord achterblijver uitvaller overig. achterblijver achtergeblevene overig. achterbuurt krottenwijk zelfst. naamw. achterbuurt slop zelfst. naamw. achterbuurt slum zelfst. naamw. achterbuurt krottenbuurt zelfst. naamw. achterbuurt gribus zelfst. naamw. achterdachtig verwaand overig. achterdeur achteruitgang zelfst. naamw. achterdocht argwaan zelfst. naamw. achterdochtig argwanend bijv. naamw. achterdochtig wantrouwend bijv. naamw. achterdochtig wantrouwig bijv. naamw. achtereenvolgend opeenvolgend bijv. naamw. achtereenvolgend successief bijv. naamw. achtereenvolgend successievelijk bijv. naamw. achtereenvolgend aaneenvolgend bijv. naamw. achtereenvolgend achtereenvolgens bijv. naamw. achtereenvolgens achterelkaar bijv. naamw. achtereenvolgens successievelijk bijv. naamw. achtereenvolgens respectievelijk bijv. naamw. achtereenvolgens achtereenvolgend bijv. naamw. achterelkaar achtereenvolgens bijv. naamw. achterelkaar successievelijk bijv. naamw. achterflap flap zelfst. naamw. achtergebleven achterlijk bijv. naamw. achtergebleven middeleeuws bijv. naamw. achtergeblevene uitvaller overig. achtergeblevene achterblijver overig. achtergrond afkomst zelfst. naamw. achtergrond decor zelfst. naamw. achtergrond oorzaak zelfst. naamw. achterhaald ouderwets bijv. naamw. achterhaald uit de tijd bijv. naamw. achterhalen inhalen werkwoord achterhalen terugvinden werkwoord achterhoede defensie zelfst. naamw. achterhoede verdediging zelfst. naamw. achterhoede volgtrein zelfst. naamw. achterhoedespeler ausputzer zelfst. naamw. achterhouden achteroverdrukken werkwoord achterhouden geheimhouden werkwoord achterhouden opzijleggen werkwoord achterhouden inhouden werkwoord achterhouden houden werkwoord achterhouden terughouden werkwoord achterhouden reserveren werkwoord achterhouden behouden werkwoord achterhouden wegpikken werkwoord achterhouden wegkapen werkwoord achterhouden wegfutselen werkwoord achterhouden vervreemden werkwoord achterhouden verduisteren werkwoord achterhouden verdonkeremanen werkwoord achterhouden stelen werkwoord achterhouden pikken werkwoord achterhouden ontvreemden werkwoord achterhouden jatten werkwoord achterhouden inpikken werkwoord achterhouden gappen werkwoord achterhouden verstoppen werkwoord achterhouden versluieren werkwoord achterhouden verhullen werkwoord achterhouden verheimelijken werkwoord achterhouden verbergen werkwoord achterhouden bemantelen werkwoord achterhouden wegstoppen werkwoord achterhouden verzwijgen werkwoord achterhouden verhelen werkwoord achterhouding verduistering zelfst. naamw. achterhouding onderschepping zelfst. naamw. achterkamer kamer zelfst. naamw. achterkant achterzijde zelfst. naamw. achterkant ommezijde zelfst. naamw. achterkant rugzijde zelfst. naamw. achterkant keerzijde zelfst. naamw. achterklap geroddel zelfst. naamw. achterklap kwaadsprekerij zelfst. naamw. achterklap laster zelfst. naamw. achterklap roddel zelfst. naamw. achterklap roddels zelfst. naamw. achterklap roddelpraat zelfst. naamw. achterklap rodd zelfst. naamw. achterklap praatjes zelfst. naamw. achterklap klets zelfst. naamw. achterklap klap zelfst. naamw. achterklap geklets zelfst. naamw. achterklap geklap zelfst. naamw. achterklap geklep zelfst. naamw. achterklap zwartmaken zelfst. naamw. achterklap lasterpraatje zelfst. naamw. achterklap lastering zelfst. naamw. achterklap roddelpraatjes zelfst. naamw. achterklap nawoord zelfst. naamw. achterklap narede zelfst. naamw. achterklap smaad zelfst. naamw. achterlaten droppen werkwoord achterlaten dumpen werkwoord achterlaten laten werkwoord achterlaten nalaten werkwoord achterlaten overlaten werkwoord achterlaten verlaten werkwoord achterlaten verlating werkwoord achterlatend verlatend overig. achterliggen achterliggende werkwoord achterliggende achterliggen werkwoord achterlijf onderlijf zelfst. naamw. achterlijk achtergebleven bijv. naamw. achterlijk geschift bijv. naamw. achterlijk oubollig bijv. naamw. achterlijk stompzinnig bijv. naamw. achterlijk zwakzinnig bijv. naamw. achterlijk idioot bijv. naamw. achterlijk stupide bijv. naamw. achterlijk mesjogge bijv. naamw. achterlijk krankzinnig bijv. naamw. achterlijk krankjorum bijv. naamw. achterlijk idioterig bijv. naamw. achterlijk gestoord bijv. naamw. achterlijk gek bijv. naamw. achterlijk zot bijv. naamw. achterlijk maf bijv. naamw. achterlijk verstandeloos bijv. naamw. achterlijk onverstandig bijv. naamw. achterlijk onnozel bijv. naamw. achterlijk onbenullig bijv. naamw. achterlijk dom bijv. naamw. achterlijk breinloos bijv. naamw. achterlijk afgestompt bijv. naamw. achterlijk hersenloos bijv. naamw. achterlijk geesteloos bijv. naamw. achterlijke simpeziel overig. achterlijke onnozelaar overig. achterlijke onnozekerel overig. achterlijke onbenul overig. achterlijke idioot overig. achterlijke dwaas overig. achterlijke dommerik overig. achterlijke zwakzinnige overig. achterlijke waanzinnige overig. achterlijke geschifte overig. achterlijke gek overig. achterlijkheid waanzin zelfst. naamw. achterlijkheid zwakzinnigheid zelfst. naamw. achterlijkheid imbeciliteit zelfst. naamw. achterlijkheid idiotie zelfst. naamw. achterlijkheid gestoordheid zelfst. naamw. achterlijkheid debiliteit zelfst. naamw. achterlijkheid seniliteit zelfst. naamw. achterlijkheid krankzinnigheid zelfst. naamw. achterlijkheid idioterie zelfst. naamw. achternaam familienaam zelfst. naamw. achternaam geslachtsnaam zelfst. naamw. achternagaan volgen werkwoord achternagaan nalopen werkwoord achternagaan achternalopen werkwoord achternalopen nalopen werkwoord achternalopen volgen werkwoord achternalopen volgt werkwoord achternalopen achternagaan werkwoord achternazitten achtervolgen werkwoord achternazitten najagen werkwoord achternazitten volgen werkwoord achternazitten nazitten werkwoord achterop achter bijv. naamw. achteropraken terugvallen werkwoord achterover ruggelings overig. achteroverdrukken achterhouden werkwoord achteroverdrukken wegpikken werkwoord achteroverdrukken wegkapen werkwoord achteroverdrukken vervreemden werkwoord achteroverdrukken verdonkeremanen werkwoord achteroverdrukken stelen werkwoord achteroverdrukken pikken werkwoord achteroverdrukken ontvreemden werkwoord achteroverdrukken jatten werkwoord achteroverdrukken inpikken werkwoord achteroverdrukken gappen werkwoord achteroverdrukken wegfutselen werkwoord achteroverdrukken verduisteren werkwoord achterpaard wagenmaker overig. achterpaard kruier overig. achterspeler achterhoedespeler zelfst. naamw. achterspeler back zelfst. naamw. achterst laatst bijv. naamw. achterstaan onderdoen werkwoord achterste finaal bijv. naamw. achterste bibs zelfst. naamw. achterste bil zelfst. naamw. achterste laatste zelfst. naamw. achterste laatst zelfst. naamw. achterste jongstgeleden zelfst. naamw. achterste zitwerk zelfst. naamw. achterste zitvlak zelfst. naamw. achterste kont zelfst. naamw. achterste billen zelfst. naamw. achterste achterwerk zelfst. naamw. achterstellen benadelen werkwoord achterstellen discrimineren werkwoord achterstevoren omgekeerd overig. achtertuin tuin zelfst. naamw. achteruit achterwaarts bijv. naamw. achteruit terug bijv. naamw. achteruit retour bijv. naamw. achteruit rugwaarts bijv. naamw. achteruitdeinzen achteruitwijken werkwoord achteruitdeinzen terugwijken werkwoord achteruitdeinzen terugschrikken werkwoord achteruitdeinzen terugdeinzen werkwoord achteruitdeinzen achteruitgaan werkwoord achteruitgaan achteruitlopen werkwoord achteruitgaan afbrokkelen werkwoord achteruitgaan afnemen werkwoord achteruitgaan declineren werkwoord achteruitgaan degenereren werkwoord achteruitgaan ontaarden werkwoord achteruitgaan terugdeinzen werkwoord achteruitgaan vergaan werkwoord achteruitgaan verworden werkwoord achteruitgaan verderven werkwoord achteruitgaan zinken werkwoord achteruitgaan wegrotten werkwoord achteruitgaan verteren werkwoord achteruitgaan verrotten werkwoord achteruitgaan teruggaan werkwoord achteruitgaan tenondergaan werkwoord achteruitgaan instorten werkwoord achteruitgaan bezwijken werkwoord achteruitgaan minworden werkwoord achteruitgaan terugwijken werkwoord achteruitgaan terugschrikken werkwoord achteruitgaan achteruitdeinzen werkwoord achteruitgaand vervallend overig. achteruitgaand afnemend overig. achteruitgaand wankelend overig. achteruitgaand schuin overig. achteruitgaand neiging overig. achteruitgaand helling overig. achteruitgaand hellend overig. achteruitgaand verzwakkend overig. achteruitgang achterdeur zelfst. naamw. achteruitgang decadentie zelfst. naamw. achteruitgang inzinking zelfst. naamw. achteruitgang verval zelfst. naamw. achteruitgang degeneratie zelfst. naamw. achteruitgang teruggang zelfst. naamw. achteruitgang daling zelfst. naamw. achteruitkijken terugkijken overig. achteruitkijken omzien overig. achteruitkijken omkijken overig. achteruitlopen achteruitgaan werkwoord achteruitwijken achteruitdeinzen werkwoord achteruitzetten terugzetten werkwoord achteruitzetten terugplaatsen werkwoord achteruitzetten degraderen werkwoord achtervolgen achternazitten werkwoord achtervolgen lastig vallen werkwoord achtervolgen vervolgen werkwoord achtervolgen volgen werkwoord achtervolgen volgt werkwoord achtervolgen najagen werkwoord achtervolgen nazitten werkwoord achtervolger vervolger overig. achtervolging jacht zelfst. naamw. achtervolgingswaan paranoia zelfst. naamw. achterwaarts achteruit bijv. naamw. achterwaarts retour bijv. naamw. achterwaarts terug bijv. naamw. achterwaarts rugwaarts bijv. naamw. achterwerk achterste zelfst. naamw. achterwerk bibs zelfst. naamw. achterwerk kont zelfst. naamw. achterwerk zitwerk zelfst. naamw. achterwerk zitvlak zelfst. naamw. achterwerk billen zelfst. naamw. achterzijde achterkant zelfst. naamw. achterzijde ommezijde zelfst. naamw. achterzijde rug zelfst. naamw. achterzijde rugzijde zelfst. naamw. achterzijde keerzijde zelfst. naamw. achting aanzien zelfst. naamw. achting eerbied zelfst. naamw. achting hoogachting zelfst. naamw. achting ontzag zelfst. naamw. achting respect zelfst. naamw. achting waardering zelfst. naamw. achting eerbiediging zelfst. naamw. achting niveau zelfst. naamw. aciditeit zuurgehalte zelfst. naamw. acidose zuurvergiftiging zelfst. naamw. acne puist zelfst. naamw. acoliet altaardienaar overig. acquest prooi overig. acquest buit overig. acquest aanwinst overig. acquireren aanschaffen werkwoord acquireren verkregen werkwoord acquireren verkrijgen werkwoord acquisitie aankoop zelfst. naamw. acquisitie aanwinst zelfst. naamw. acquisitie koop zelfst. naamw. acquisitie boodschap zelfst. naamw. acquisitie aanschaf zelfst. naamw. acquisitie aangekochte zelfst. naamw. acquisitie verwerving zelfst. naamw. acquisitie verkrijging zelfst. naamw. acquisitie kopen zelfst. naamw. acquisitie afname zelfst. naamw. acristichon naamdicht overig. acrobaat artiest zelfst. naamw. acrocyanose blauwkleuring zelfst. naamw. acrofobie hoogtevrees overig. acroniem afkorting zelfst. naamw. acrostichon naamdicht overig. acrostichon letterdicht overig. acrylaat lakverf overig. act nummer zelfst. naamw. acte akte zelfst. naamw. acte bewijsstuk zelfst. naamw. acteren doen alsof werkwoord acteren toneelspelen werkwoord acteren komespelen werkwoord acteur actrice zelfst. naamw. acteur artiest zelfst. naamw. acteur figurant zelfst. naamw. acteur speler zelfst. naamw. acteur toneelspeler zelfst. naamw. acteur uitvoerder zelfst. naamw. acteur vertoner zelfst. naamw. acteur uitvoer zelfst. naamw. acteur tonelist zelfst. naamw. acteurs toneelspelers overig. acteurs spelers overig. actie aandeel zelfst. naamw. actie campagne zelfst. naamw. actie daad zelfst. naamw. actie expeditie zelfst. naamw. actie handeling zelfst. naamw. actie stap zelfst. naamw. actie aktie zelfst. naamw. actie protestbijeenkomst zelfst. naamw. actiecomité actiegroep zelfst. naamw. actief arbeidend bijv. naamw. actief arbeidzaam bijv. naamw. actief bedrijvig bijv. naamw. actief beweeglijk bijv. naamw. actief dienstdoend bijv. naamw. actief nijver bijv. naamw. actief bedrag zelfst. naamw. actief levendig zelfst. naamw. actief metterdaad zelfst. naamw. actief rap zelfst. naamw. actief werkzaam bijv. naamw. actief bezig bijv. naamw. actief druk bijv. naamw. actief werkend bijv. naamw. actief energiek bijv. naamw. actief dynamisch bijv. naamw. actief enzymcomplex holoenzym overig. actiegroep actiecomité zelfst. naamw. actiegroep belangengroep zelfst. naamw. actiegroep beweging zelfst. naamw. actieradius bereik zelfst. naamw. actievoer demonstrante overig. actievoer demonstrant overig. actievoer activist overig. activa bedrag zelfst. naamw. activa tegoed zelfst. naamw. activa bezit zelfst. naamw. activa baten zelfst. naamw. activeren mobiliseren werkwoord activeren stimuleren werkwoord activeren verlevendigen werkwoord activeren opwekken werkwoord activeren oppeppen werkwoord activeren bezielen werkwoord activeren aanmoedigen werkwoord activeren reanimeren werkwoord activeren opleven werkwoord activist demonstrante overig. activist demonstrant overig. activist actievoer overig. activiteit arbeid zelfst. naamw. activiteit bedrijvigheid zelfst. naamw. activiteit bezigheid zelfst. naamw. activiteit roerigheid zelfst. naamw. activiteit werkzaamheid zelfst. naamw. activiteit werking zelfst. naamw. activiteit spel overig. activum bedrijvenvorm overig. actrice acteur zelfst. naamw. actrice speler zelfst. naamw. actrice vertoner zelfst. naamw. actrice uitvoer zelfst. naamw. actrice tonelist zelfst. naamw. actrice toneelspeler zelfst. naamw. actrice artiest zelfst. naamw. actualiseren bijwerken werkwoord actuaris verzekeringsexpert overig. actueel bijdetijds bijv. naamw. actueel up-to-date bijv. naamw. actueel modern bijv. naamw. acuïteit scherpte zelfst. naamw. acuut dringend bijv. naamw. acuut direct bijv. naamw. acuut plotseling bijv. naamw. acuut scherp bijv. naamw. acuut helder bijv. naamw. ad edelen overig. ad adelstand overig. ad adeldom overig. ad ridderwezen overig. ad ridderstand overig. ad hoc waarnemend bijv. naamw. ad rem slagvaardig bijv. naamw. ad rem geestig bijv. naamw. ad rem gevat bijv. naamw. ad rem snedig bijv. naamw. adagium spreuk zelfst. naamw. adamskostuum naakt zelfst. naamw. adaptatie aanpassing zelfst. naamw. adapteren aanpassen werkwoord adapteren aanbrengen werkwoord adat traditie zelfst. naamw. addenda toevoegingen zelfst. naamw. addenda toevoegsels zelfst. naamw. addenda supplementen zelfst. naamw. addenda bijvoegsels zelfst. naamw. addenda aanhangsels zelfst. naamw. addendum aanhangsel zelfst. naamw. addendum aanvulling zelfst. naamw. addendum appendix zelfst. naamw. addendum bijvoegsel zelfst. naamw. addendum supplement zelfst. naamw. addendum toevoeging zelfst. naamw. addendum toevoegsel zelfst. naamw. addendum bijlage overig. addendum bijlage overig. addendum bijlage overig. adderen optellen werkwoord adderen bijtellen werkwoord addict verslaafde overig. addictie verslaving zelfst. naamw. additie bijlage zelfst. naamw. additie toelichting zelfst. naamw. additie meezending zelfst. naamw. additie aanvulling zelfst. naamw. additioneel bijgevoegd bijv. naamw. additioneel bijkomend bijv. naamw. additioneel toegevoegd bijv. naamw. additivum toevoeging zelfst. naamw. adee adieu overig. adee adie overig. adee vaarwel overig. adee ajuus overig. adee aju overig. adee afscheid overig. adel adeldom zelfst. naamw. adel adelstand zelfst. naamw. adel ridderstand zelfst. naamw. adelaar arend overig. adeldom adel zelfst. naamw. adeldom edelen zelfst. naamw. adeldom adelstand zelfst. naamw. adeldom ad zelfst. naamw. adeldom ridderwezen zelfst. naamw. adeldom ridderstand zelfst. naamw. adelijk gedistingeerd bijv. naamw. adelijk voornaam bijv. naamw. adelijk verheven bijv. naamw. adelijk illuster bijv. naamw. adelijk hooggeplaatst bijv. naamw. adelijk gewichtig bijv. naamw. adelijk doorluchtig bijv. naamw. adelijk beroemd bijv. naamw. adelijk aanzienlijk bijv. naamw. adellijk aristocratisch bijv. naamw. adellijk edel bijv. naamw. adelstand adel zelfst. naamw. adelstand edelen zelfst. naamw. adelstand adeldom zelfst. naamw. adelstand ad zelfst. naamw. adem ademtocht zelfst. naamw. adem lucht zelfst. naamw. adem snik zelfst. naamw. adem zuurstof zelfst. naamw. adem inhalatie zelfst. naamw. adem inademing zelfst. naamw. adem ademhaling zelfst. naamw. adembenemend buitengewoon bijv. naamw. adembenemend sensationeel bijv. naamw. adembenemend verstikkend bijv. naamw. adembenemend mooi bijv. naamw. adembenemend zinderend bijv. naamw. adembenemend spannend bijv. naamw. adembenemend pakkend bijv. naamw. adembenemend opwindend bijv. naamw. adembenemend meeslepend bijv. naamw. adembenemend boeiend bijv. naamw. adembenemend verpletterend bijv. naamw. ademen ademhalen werkwoord ademen uitademen werkwoord ademen inademen werkwoord ademen fluisteren werkwoord ademhalen ademen werkwoord ademhalen inademen werkwoord ademhaling ademtocht zelfst. naamw. ademhaling inhalatie zelfst. naamw. ademhaling inademing zelfst. naamw. ademhaling adem zelfst. naamw. ademhalingsorganen longen overig. adempauze respijt zelfst. naamw. ademstilstand apnoe zelfst. naamw. ademstoot zucht zelfst. naamw. ademtocht adem zelfst. naamw. ademtocht ademhaling zelfst. naamw. ademtocht snik zelfst. naamw. ademtocht inhalatie zelfst. naamw. ademtocht inademing zelfst. naamw. adenitis klierontsteking zelfst. naamw. adept ingewijd bijv. naamw. adept aanhanger zelfst. naamw. adept insider zelfst. naamw. adept ingewijde zelfst. naamw. adept insi zelfst. naamw. adequaat afdoend bijv. naamw. adequaat gepast bijv. naamw. adequaat geschikt bijv. naamw. adequaat juist bijv. naamw. adequaat passend bijv. naamw. adequaat overeenstemmend bijv. naamw. adequaat bijpassend bijv. naamw. adequaat aangepast overig. ader bloedader zelfst. naamw. ader bron zelfst. naamw. ader nerf zelfst. naamw. aderlating verlies zelfst. naamw. aderontsteking flebitis zelfst. naamw. aderverkalking kindsheid zelfst. naamw. aderverkalking arteriosclerose zelfst. naamw. aderverkalking vaatverkalking zelfst. naamw. aderverkalking slagaderverkalking zelfst. naamw. adhesie instemming zelfst. naamw. adhesie kleefkracht zelfst. naamw. adhesie vergroeiing zelfst. naamw. adhoc voor deze zaak overig. adhoc voor deze zaak overig. adhoc voor deze zaak overig. adie adieu overig. adie adee overig. adie vaarwel overig. adie ajuus overig. adie aju overig. adie afscheid overig. adieu aju overig. adieu adie overig. adieu adee overig. adieu vaarwel overig. adieu ajuus overig. adieu afscheid overig. adieu! vaarwel! overig. adjectivisch bijvoeglijk overig. adjectivisch adjectivistisch overig. adjectivistisch bijvoeglijk overig. adjectivistisch adjectivisch overig. adjudant ordonnansofficier overig. adjunct amtenaar zelfst. naamw. adjunct loco- zelfst. naamw. adjunct-directeur adjunctdirecteur zelfst. naamw. adjunctdirecteur adjunct-directeur zelfst. naamw. adjuvans toevoegsel zelfst. naamw. administrateur ambtenaar zelfst. naamw. administrateur beheerder zelfst. naamw. administrateur boekhouder zelfst. naamw. administrateur rentmeester zelfst. naamw. administrateur referendaris zelfst. naamw. administrateur intendant zelfst. naamw. administrateur boekhou zelfst. naamw. administrateur beheer zelfst. naamw. administratie beheer zelfst. naamw. administratiekosten leges zelfst. naamw. administreren beheren werkwoord administreren besturen werkwoord administreren toedienen werkwoord adolecenten volwassenen overig. adolescent jongeman zelfst. naamw. adolescent jongen zelfst. naamw. adolescent jongere zelfst. naamw. adolescent jongmens zelfst. naamw. adolescenten jongeren zelfst. naamw. adonis schone jongeling zelfst. naamw. adonis duivelstong zelfst. naamw. adonis adonisroosje zelfst. naamw. adonis schone jongeling overig. adonis schone jongeling overig. adonis schone jongeling overig. adonisroosje duivelstong overig. adonisroosje adonis overig. adopteren aannemen werkwoord adopteren aanvaarden werkwoord adopteren op zich nemen werkwoord adopteren adoptie zelfst. naamw. adopteren aanneming werkwoord adoptie aanneming zelfst. naamw. adoptie adopteren zelfst. naamw. adoratie aanbidding zelfst. naamw. adoreren aanbidden werkwoord adoreren verafgoden werkwoord adoreren vereren werkwoord adrem bijdehand bijv. naamw. adrem gevat bijv. naamw. adrem raak bijv. naamw. adrem snedig bijv. naamw. adremheid snedigheid zelfst. naamw. adremheid gevatheid zelfst. naamw. adremheid bijdehandheid zelfst. naamw. adres adressering zelfst. naamw. adres petitie zelfst. naamw. adres postadres zelfst. naamw. adres tehuis zelfst. naamw. adresband banderol zelfst. naamw. adresboek adresgids overig. adresgids adresboek overig. adressering adres zelfst. naamw. adresstrook banderol zelfst. naamw. adsorptie ophoping zelfst. naamw. adstringerend samentrekkend bijv. naamw. adstrueren bewijzen werkwoord adult volwassene zelfst. naamw. adultereren overspplegen overig. adultereren echtbreken overig. advertentie aankondiging zelfst. naamw. advertentie adverteren zelfst. naamw. advertentie annonce zelfst. naamw. advertentie annonceren zelfst. naamw. advertentie annoncering zelfst. naamw. advertentiebureau reclamebureau overig. adverteren aankondigen werkwoord adverteren reclame maken werkwoord adverteren werven werkwoord adverteren advertentie zelfst. naamw. adverteren annoncering werkwoord adverteren annonceren werkwoord adverteren annonce werkwoord adverteren aankondiging werkwoord adverteren aantrekken werkwoord advies aanbeveling zelfst. naamw. advies bericht zelfst. naamw. advies raadgeving zelfst. naamw. advies raad zelfst. naamw. advies raad en daad overig. adviesbureau consultatiebureau zelfst. naamw. adviescollege raad zelfst. naamw. adviescommissie stuurgroep zelfst. naamw. adviesprijs richtprijs zelfst. naamw. adviesraad raad zelfst. naamw. adviseren aanbevelen werkwoord adviseren aanprijzen werkwoord adviseren aanraden werkwoord adviseren suggereren werkwoord adviseren raden werkwoord adviseren ingeven werkwoord adviserend raadgevend bijv. naamw. adviseur consulent zelfst. naamw. adviseur raadgever zelfst. naamw. adviseur raadsman zelfst. naamw. adviseur deskundige zelfst. naamw. advocaat pleitbezorger zelfst. naamw. advocaat pleiter zelfst. naamw. advocaat verdediger zelfst. naamw. advocaat raadsman zelfst. naamw. advocaat jurist zelfst. naamw. Aeolisch van overig. Aeolisch motor overig. Aeolisch eolisch overig. aërodynamisch gestroomlijnd bijv. naamw. aëroliet meteoriet overig. aëroliet meteoorsteen overig. aërosol spray zelfst. naamw. af afgedaan bijv. naamw. af afgelopen bijv. naamw. af bereid bijv. naamw. af gedaan bijv. naamw. af geëindigd bijv. naamw. af gereed bijv. naamw. af klaar bijv. naamw. af over bijv. naamw. af perfect bijv. naamw. af uit bijv. naamw. af volbracht bijv. naamw. af volmaakt bijv. naamw. af voltooid bijv. naamw. af voorbij bijv. naamw. af beëindigd bijv. naamw. af gepleegd bijv. naamw. afasie spraakstoornis zelfst. naamw. afbakenen afgrenzen werkwoord afbakenen afpalen werkwoord afbakenen afbakening zelfst. naamw. afbakenen omlijnen werkwoord afbakenen begrenzen werkwoord afbakenen afzetten werkwoord afbakenen betonnen werkwoord afbakening afbakenen zelfst. naamw. afbakening bepaling zelfst. naamw. afbakening demarcatie zelfst. naamw. afbakening omlijning zelfst. naamw. afbakening afpalen zelfst. naamw. afbedelen aftroggelen overig. afbedelen afsmeken overig. afbeelden portretteren werkwoord afbeelden schetsen werkwoord afbeelden afbeelding zelfst. naamw. afbeelden afschilderen zelfst. naamw. afbeelden beeld zelfst. naamw. afbeelden portret zelfst. naamw. afbeelden prent zelfst. naamw. afbeelden scene zelfst. naamw. afbeelden tafereel zelfst. naamw. afbeelden tekenen zelfst. naamw. afbeelden schilderen zelfst. naamw. afbeelding afbeelden zelfst. naamw. afbeelding afbeeldsel zelfst. naamw. afbeelding weergave zelfst. naamw. afbeelding tafereel zelfst. naamw. afbeelding scene zelfst. naamw. afbeelding prent zelfst. naamw. afbeelding portret zelfst. naamw. afbeelding beeld zelfst. naamw. afbeeldsel afbeelding zelfst. naamw. afbekken afsnauwen werkwoord afbekken snauwen werkwoord afbekken toesnauwen werkwoord afbekken afblaffen werkwoord afbekken toebijten werkwoord afbekken afkatten werkwoord afbellen afzeggen werkwoord afbestellen annuleren werkwoord afbestellen intrekken werkwoord afbestellen afzeggen werkwoord afbestellen afgelasten werkwoord afbetalen afrekenen werkwoord afbetalen delgen werkwoord afbetalen vereffenen werkwoord afbetalen verrekenen werkwoord afbetalen aflossen zelfst. naamw. afbetalingsregeling krediet zelfst. naamw. afbetten bevochtigen werkwoord afbetten deppen werkwoord afbetten betten werkwoord afbeulen afjakkeren werkwoord afbeulen martelen werkwoord afbeulen pijnigen werkwoord afbeulen uitsloven werkwoord afbeulen sloven werkwoord afbeulen pezen werkwoord afbeulen kapotwerken werkwoord afbeulen buffelen werkwoord afbeulen aanpoten werkwoord afbeulen zwoegen werkwoord afbeulen sappelen werkwoord afbeulen ploeteren werkwoord afbeulen afsloven werkwoord afbiezen afzetten werkwoord afbikken afsteken werkwoord afbikken bikken zelfst. naamw. afbikken wegbikken zelfst. naamw. afbinden afdoen werkwoord afbinden afsnoeren werkwoord afblaffen toesnauwen werkwoord afblaffen snauwen werkwoord afblaffen afsnauwen werkwoord afblaffen afbekken werkwoord afblaffen toebijten werkwoord afblazen affluiten werkwoord afblazen afgelasten werkwoord afblazen wegblazen werkwoord afblazen afzeggen werkwoord afboeken afschrijven werkwoord afboeken boeken werkwoord afboeken overboeken werkwoord afboeking afschrijving zelfst. naamw. afboenen schrobben werkwoord afboenen schoonschrobben werkwoord afboenen schoonboenen werkwoord afboenen boenen werkwoord afboenen afschrobben werkwoord afbouw afbraak zelfst. naamw. afbouw afwerking zelfst. naamw. afbouwen afwerken werkwoord afbouwen beëindigen werkwoord afbraak ontmanteling zelfst. naamw. afbraak puin zelfst. naamw. afbraak sloop zelfst. naamw. afbraak degradatie zelfst. naamw. afbranden schoonbranden werkwoord afbranden verbranden werkwoord afbranden wegbranden werkwoord afbranden uitbranden werkwoord afbranden platbranden werkwoord afbranden leegbranden werkwoord afbreken afknappen werkwoord afbreken afkraken werkwoord afbreken beëindigen werkwoord afbreken breken werkwoord afbreken in puin slaan werkwoord afbreken ontleden werkwoord afbreken slopen werkwoord afbreken verbreken werkwoord afbreken verwoesten werkwoord afbreken afkammen werkwoord afbreken omverhalen werkwoord afbreken neerhalen werkwoord afbreken verbrijzelen werkwoord afbreken stukmaken werkwoord afbreken opheffen werkwoord afbreken ontbinden werkwoord afbreken forceren werkwoord afbreken onderbreken werkwoord afbreken vernietigen werkwoord afbreken vernielen werkwoord afbreken ruineren werkwoord afbrengen afleiden werkwoord afbreuk kwaad zelfst. naamw. afbreuk schade zelfst. naamw. afbreuk verlies zelfst. naamw. afbreuk benadeling zelfst. naamw. afbrokkelen afkalven werkwoord afbuiging buiging zelfst. naamw. afdak luifel zelfst. naamw. afdak zonnescherm zelfst. naamw. afdak markies zelfst. naamw. afdalen afgaan werkwoord afdalen afstappen werkwoord afdalen afstijgen werkwoord afdalen dalen werkwoord afdalen neerdalen werkwoord afdalen zakken werkwoord afdalen omlaagkomen werkwoord afdalen neerkomen werkwoord afdalen landen werkwoord afdaling daling zelfst. naamw. afdaling landing zelfst. naamw. afdammen afsluiten werkwoord afdammen tegengaan zelfst. naamw. afdammen indammen zelfst. naamw. afdanken afschaffen werkwoord afdanken ecarteren werkwoord afdanken ontslaan werkwoord afdanken opruimen werkwoord afdanken afvloeien werkwoord afdekkap overkapping overig. afdekkap overdekking overig. afdekkap koep overig. afdekkap kap overig. afdekkap dak overig. afdekken afruimen werkwoord afdekken bedekken werkwoord afdekken beschermen werkwoord afdekken beschutten werkwoord afdekken blinderen werkwoord afdekken afschermen zelfst. naamw. afdekken afschutten werkwoord afdekken opruimen werkwoord afdekkingen bedekkingen overig. afdeling departement zelfst. naamw. afdeling detachement zelfst. naamw. afdeling divisie zelfst. naamw. afdeling sectie zelfst. naamw. afdeling tak zelfst. naamw. afdeling team zelfst. naamw. afdeling dienst zelfst. naamw. afdeling dienst zelfst. naamw. afdeling dienst zelfst. naamw. afdelingen departementen zelfst. naamw. afdelingschef chef overig. afdelingschef afdelingshoofd overig. afdelingschefs afdelingshoofden zelfst. naamw. afdelingshoofd chef zelfst. naamw. afdelingshoofd afdelingschef zelfst. naamw. afdelingshoofden afdelingschefs zelfst. naamw. afdichten dichten werkwoord afdichtingsbanden tochtbanden overig. afdingen afknibbelen werkwoord afdingen dingen werkwoord afdingen marchanderen werkwoord afdingen gesjacher zelfst. naamw. afdingen handjeklap werkwoord afdingen geritsel werkwoord afdingen afpingelarij werkwoord afdingen sjacheren werkwoord afdingen pingelen werkwoord afdingen onderhandelen werkwoord afdingen afpingelen werkwoord afdoen afbinden werkwoord afdoen afhandelen werkwoord afdoen betalen werkwoord afdoen verschuiven werkwoord afdoen verdagen werkwoord afdoen uittrekken werkwoord afdoen uitstellen werkwoord afdoen uitkrijgen werkwoord afdoen uitdoen werkwoord afdoen afzetten werkwoord afdoen afleggen werkwoord afdoen aanhouden werkwoord afdoen wegdoen werkwoord afdoen slachten werkwoord afdoen afmaken werkwoord afdoen beslechten werkwoord afdoen regelen werkwoord afdoen klaren werkwoord afdoend adequaat bijv. naamw. afdoend beslissend bijv. naamw. afdoend overtuigend bijv. naamw. afdoend genoegzaam bijv. naamw. afdoend klemmend bijv. naamw. afdoening afhandeling zelfst. naamw. afdoening betaling zelfst. naamw. afdraaien afhouden werkwoord afdraaien afslaan werkwoord afdraaien draaien werkwoord afdraaien opdreunen werkwoord afdraaien wegdraaien zelfst. naamw. afdraaien pareren werkwoord afdraaien afkeren werkwoord afdraaien afzwenken werkwoord afdraaien afwenden werkwoord afdracht storting zelfst. naamw. afdragen afslijten werkwoord afdragen overdragen werkwoord afdragen verslijten werkwoord afdragen verteren werkwoord afdragen slijten werkwoord afdrijven aborteren zelfst. naamw. afdrijven wraken zelfst. naamw. afdrijven verlijeren zelfst. naamw. afdrijvend aborterend bijv. naamw. afdrinken beëindigen werkwoord afdrogen afranselen werkwoord afdrogen afrossen werkwoord afdrogen aftuigen werkwoord afdrogen drogen werkwoord afdrogen droogmaken werkwoord afdrogen wissen werkwoord afdrogen vegen werkwoord afdrogen afwissen werkwoord afdrogen afvegen werkwoord afdruipen afdruppelen werkwoord afdruipen druppelen werkwoord afdruipen uitdruipen werkwoord afdruipen weggaan werkwoord afdruipen uitlekken werkwoord afdruipen uitdruppelen werkwoord afdruipen sijpelen werkwoord afdruipen druppen werkwoord afdruipen druipen werkwoord afdruipen droppen werkwoord afdruk afbeelding zelfst. naamw. afdruk print zelfst. naamw. afdrukeenheid printer zelfst. naamw. afdrukken uitdraaien werkwoord afdrukken drukken zelfst. naamw. afdrukken vuren zelfst. naamw. afdrukmarge marge zelfst. naamw. afdruppelen afdruipen werkwoord afdruppelen uitlekken werkwoord afdruppelen uitdruppelen werkwoord afdruppelen uitdruipen werkwoord afdwalen suffen werkwoord afdwalen uitweiden werkwoord afdwalen afdwaling zelfst. naamw. afdwalen dwaling werkwoord afdwaling afdwalen zelfst. naamw. afdwaling dwaling zelfst. naamw. afdwaling afwijking zelfst. naamw. afdwaling uitspatting zelfst. naamw. afdwaling uitronding zelfst. naamw. afdwaling uitbuiging zelfst. naamw. afdwaling overdrijving zelfst. naamw. afdwaling mateloosheid zelfst. naamw. afdwingen aftroggelen werkwoord afdwingen dwingen werkwoord afdwingen forceren werkwoord afdwingen ontwringen zelfst. naamw. affaire aangelegenheid zelfst. naamw. affaire liaison zelfst. naamw. affaire liefdesrelatie zelfst. naamw. affaire zaak zelfst. naamw. affaire kwestie zelfst. naamw. affaire geval zelfst. naamw. affaire verhouding zelfst. naamw. affaire slippertje zelfst. naamw. affaire relatie zelfst. naamw. affaire avontuurtje zelfst. naamw. affaires aangelegenheden zelfst. naamw. affaires zaken zelfst. naamw. affectie aandoening zelfst. naamw. affectie genegenheid zelfst. naamw. affectie verknochtheid zelfst. naamw. affectie gehechtheid zelfst. naamw. affectie aanhankelijkheid zelfst. naamw. affiche aanplakbiljet zelfst. naamw. affiche plakkaat zelfst. naamw. affiche reclamebiljet zelfst. naamw. affiche reproductie zelfst. naamw. affiche poster zelfst. naamw. affiche biljet zelfst. naamw. affiniteit sympathie zelfst. naamw. affiniteit aantrekkingskracht zelfst. naamw. affiniteit verwantschap zelfst. naamw. affirmatie bevestiging zelfst. naamw. affluiten afblazen werkwoord affreus afgrijselijk overig. afgaan afdalen werkwoord afgaan afstappen werkwoord afgaan mislukken werkwoord afgaan verlaten werkwoord afgaan zich blameren werkwoord afgaan opzoeken werkwoord afgaan bezoeken werkwoord afgaan weggaan werkwoord afgaan vertrekken werkwoord afgaan stranden werkwoord afgaan mislopen werkwoord afgaan misgaan werkwoord afgaan floppen werkwoord afgaan falen werkwoord afgang blamage zelfst. naamw. afgang deconfiture zelfst. naamw. afgang kak zelfst. naamw. afgang mislukking zelfst. naamw. afgang misser zelfst. naamw. afgang nederlaag zelfst. naamw. afgang sof zelfst. naamw. afgang talud zelfst. naamw. afgang teschandemaking zelfst. naamw. afgang helling zelfst. naamw. afgang glooiing zelfst. naamw. afgang dijkhelling zelfst. naamw. afgang berm zelfst. naamw. afgang flop zelfst. naamw. afgang fiasco zelfst. naamw. afgang echec zelfst. naamw. afgebeten snijdend overig. afgebrand uitgeblust bijv. naamw. afgebrand verbrand bijv. naamw. afgebrand platzak bijv. naamw. afgebrand blut bijv. naamw. afgebroken gesloopt bijv. naamw. afgebroken vernield bijv. naamw. afgedaan af bijv. naamw. afgedaan afgehandeld bijv. naamw. afgedaan verhandeld bijv. naamw. afgedaan voorbij bijv. naamw. afgedaan voltooid bijv. naamw. afgedaan uit bijv. naamw. afgedaan over bijv. naamw. afgedaan klaar bijv. naamw. afgedaan geëindigd bijv. naamw. afgedaan gereed bijv. naamw. afgedaan afgelopen bijv. naamw. afgedankt uitgediend bijv. naamw. afgedankte gehandicapte zelfst. naamw. afgedankte afgekeurde zelfst. naamw. afgedankte WAOer zelfst. naamw. afgedekt bedekt bijv. naamw. afgedempt gedempt bijv. naamw. afgedicht gedicht bijv. naamw. afgedraaid afgemat bijv. naamw. afgedragen versleten bijv. naamw. afgedragen vervallen bijv. naamw. afgedragen oud bijv. naamw. afgedragen afgetrapt bijv. naamw. afgedragen afgeleefd bijv. naamw. afgedroogd afgerost overig. afgedroogd afgeranseld overig. afgedropen afgedruppeld overig. afgedrukt gedrukt overig. afgedrukt geprint overig. afgedruppeld afgedropen overig. afgeefster verspreidster overig. afgeefster uitreikster overig. afgeefster distributeuse overig. afgehandeld afgedaan bijv. naamw. afgehandeld klaar bijv. naamw. afgekeken overgeschreven overig. afgekeken gespiekt overig. afgekeken afgezien overig. afgekeken afgeschreven overig. afgekeurde gehandicapt overig. afgekeurde arbeidsongeschikte overig. afgekeurde gehandicapte overig. afgekeurde afgedankte overig. afgekeurde WAOer overig. afgeladen overvol bijv. naamw. afgeladen propvol bijv. naamw. afgeladen stampvol bijv. naamw. afgeladen vol bijv. naamw. afgelasten afblazen werkwoord afgelasten afzeggen werkwoord afgelasten annuleren werkwoord afgelasten intrekken werkwoord afgelasten afbestellen werkwoord afgeleefd krachteloos bijv. naamw. afgeleefd versleten bijv. naamw. afgeleefd vervallen bijv. naamw. afgeleefd oud bijv. naamw. afgeleefd afgetrapt bijv. naamw. afgeleefd afgedragen bijv. naamw. afgelegen afgezonderd bijv. naamw. afgelegen onherbergzaam bijv. naamw. afgelegen achteraf bijv. naamw. afgelegen ver bijv. naamw. afgeleid afkomstig bijv. naamw. afgelopen af bijv. naamw. afgelopen verleden bijv. naamw. afgelopen voltooid bijv. naamw. afgelopen vorig bijv. naamw. afgelopen basta bijv. naamw. afgelopen voorbij bijv. naamw. afgelopen uit bijv. naamw. afgelopen over bijv. naamw. afgelopen klaar bijv. naamw. afgelopen geëindigd bijv. naamw. afgelopen gereed bijv. naamw. afgelopen afgedaan bijv. naamw. afgelopen gepleegd bijv. naamw. afgelopen gedaan bijv. naamw. afgelopen beëindigd bijv. naamw. afgemat afgepeigerd bijv. naamw. afgemat op bijv. naamw. afgemat hondsmoe bijv. naamw. afgemat doodop bijv. naamw. afgemat doodmoe bijv. naamw. afgemeten afgepast bijv. naamw. afgemeten deftig bijv. naamw. afgemeten opgemeten bijv. naamw. afgepast afgemeten bijv. naamw. afgepeigerd afgedraaid bijv. naamw. afgepeigerd uitgeput bijv. naamw. afgeranseld afgerost overig. afgeranseld afgedroogd overig. afgereisd bereisd overig. afgerond afgesloten bijv. naamw. afgerond gecompleteerd bijv. naamw. afgerond rond bijv. naamw. afgerost afgeranseld overig. afgerost afgedroogd overig. afgeschermd beschut bijv. naamw. afgeschreven overgeschreven bijv. naamw. afgeschreven gespiekt bijv. naamw. afgeschreven afgezien bijv. naamw. afgeschreven afgekeken bijv. naamw. afgesleten kaal bijv. naamw. afgesloofd afgemat bijv. naamw. afgesloten besloten bijv. naamw. afgesloten dicht bijv. naamw. afgesloten gesloten bijv. naamw. afgesloten sluitend bijv. naamw. afgesloten toe bijv. naamw. afgespen losgespen overig. afgesproken overeenkomen werkwoord afgesproken regelen werkwoord afgesproken afspreken zelfst. naamw. afgesproken beloofde werkwoord afgestompt bot bijv. naamw. afgestompt stomp bijv. naamw. afgestompt verstandeloos bijv. naamw. afgestompt stompzinnig bijv. naamw. afgestompt onverstandig bijv. naamw. afgestompt onnozel bijv. naamw. afgestompt onbenullig bijv. naamw. afgestompt idioot bijv. naamw. afgestompt dom bijv. naamw. afgestompt breinloos bijv. naamw. afgestompt achterlijk bijv. naamw. afgestompt stupide bijv. naamw. afgestompt hersenloos bijv. naamw. afgestompt geesteloos bijv. naamw. afgestomptheid onverschilligheid zelfst. naamw. afgestomptheid ongeïnteresseerdheid zelfst. naamw. afgestomptheid ongevoeligheid zelfst. naamw. afgestomptheid gevoelsarmoede zelfst. naamw. afgestomptheid gevoelloosheid zelfst. naamw. afgestorven overleden bijv. naamw. afgestorven heengegaan bijv. naamw. afgestorven gestorven bijv. naamw. afgestorven doodgegaan bijv. naamw. afgestorven dood bijv. naamw. afgestrekene vermindering overig. afgestrekene korting overig. afgestrekene afstrijksel overig. afgestudeerd afstuderen werkwoord afgestudeerde gegradueerde overig. afgestudeerde examenkandidaat overig. afgetakeld aftands bijv. naamw. afgetakeld seniel bijv. naamw. afgetakeld versleten bijv. naamw. afgetobd afgepeigerd bijv. naamw. afgetrapt vervallen overig. afgetrapt versleten overig. afgetrapt oud overig. afgetrapt afgeleefd overig. afgetrapt afgedragen overig. afgetrokken abstract overig. afgevaardigde gecommitteerde zelfst. naamw. afgevaardigde gedelegeerde zelfst. naamw. afgevaardigde gedeputeerde zelfst. naamw. afgevaardigde gemachtigde zelfst. naamw. afgevaardigde gezant zelfst. naamw. afgevaardigde lasthebber zelfst. naamw. afgevaardigde vertegenwoordiger zelfst. naamw. afgevaardigde afgezant zelfst. naamw. afgevaardigde zaakgelastigde zelfst. naamw. afgevaardigde representant zelfst. naamw. afgeven aanreiken werkwoord afgeven afkammen werkwoord afgeven afstaan werkwoord afgeven inlaten werkwoord afgeven inleveren werkwoord afgeven overhandigen werkwoord afgeven smetten werkwoord afgeven thuisbezorgen werkwoord afgeven uitreiken werkwoord afgeven verspreiden werkwoord afgeven afleveren zelfst. naamw. afgeven aflevering werkwoord afgeven brengen werkwoord afgeven bezorgen werkwoord afgeven bestellen werkwoord afgeven toesteken werkwoord afgeven overgeven werkwoord afgeven geven werkwoord afgeven aangeven werkwoord afgeven vlekken werkwoord afgeven bevlekken werkwoord afgevers beschimpers overig. afgewogen afgemeten bijv. naamw. afgewogen doordacht bijv. naamw. afgezaagd flauw bijv. naamw. afgezaagd saai bijv. naamw. afgezaagd vervelend bijv. naamw. afgezaagd plat bijv. naamw. afgezaagd nietszeggend bijv. naamw. afgezaagd gewoontjes bijv. naamw. afgezaagd banaal bijv. naamw. afgezaagd alledaags bijv. naamw. afgezaagd suf bijv. naamw. afgezaagd slaapverwekkend bijv. naamw. afgezaagd monotoon bijv. naamw. afgezaagd eentonig bijv. naamw. afgezaagd versleten bijv. naamw. afgezaagd rot bijv. naamw. afgezaagd melig bijv. naamw. afgezaagd lastig bijv. naamw. afgezaagd langwijlig bijv. naamw. afgezaagd langdraadig bijv. naamw. afgezaagd ellendig bijv. naamw. afgezant vertegenwoordiger zelfst. naamw. afgezant gezant zelfst. naamw. afgezant afgevaardigde zelfst. naamw. afgezanten ambassadeurs overig. afgezet bekocht bijv. naamw. afgezien overgeschreven bijv. naamw. afgezien gespiekt bijv. naamw. afgezien afgeschreven bijv. naamw. afgezien afgekeken bijv. naamw. afgezonderd alleenstaand bijv. naamw. afgezonderd desolaat bijv. naamw. afgezonderd eenzaam bijv. naamw. afgezonderd los bijv. naamw. afgezonderd bijzonder bijv. naamw. afgezonderd apart bijv. naamw. afgezonderd afzonderlijk bijv. naamw. afgezonderd zedig bijv. naamw. afgezonderd bedeesd bijv. naamw. afgezonderd verlaten bijv. naamw. afgezonderdheid verlatenheid zelfst. naamw. afgezonderdheid isolement zelfst. naamw. afgezonderdheid eenzaamheid zelfst. naamw. afgezwaaid uitgediend bijv. naamw. afgieting vorm overig. afgieting gietsel overig. afgieting afgietsel overig. afgietsel replica zelfst. naamw. afgietsel vorm zelfst. naamw. afgietsel gietsel zelfst. naamw. afgietsel afgieting zelfst. naamw. afgifte geleverde zelfst. naamw. afgifte overhandiging zelfst. naamw. afgifte uitgifte zelfst. naamw. afgifte levering zelfst. naamw. afgifte leverantie zelfst. naamw. afgifte bezorging zelfst. naamw. afgifte verstrekking zelfst. naamw. afgifte uitreiking zelfst. naamw. afgifte uitgaaf zelfst. naamw. afgifte uitdeling zelfst. naamw. afglijden afzakken werkwoord afglijden wegzinken werkwoord afglijden wegglijden werkwoord afglijden vervallen werkwoord afglijden inzinken werkwoord afglijden aftakelen werkwoord afgod afgodsbeeld zelfst. naamw. afgod godheid zelfst. naamw. afgod idool zelfst. naamw. afgodisch dwepend overig. afgodisch idolaat overig. afgodsbeeld afgod zelfst. naamw. afgodsbeeld god zelfst. naamw. afgodsbeeld idool zelfst. naamw. afgooien afdoen werkwoord afgooien afwerpen werkwoord afgraven afgraving zelfst. naamw. afgraving afgraven zelfst. naamw. afgrazen weiden werkwoord afgrazen grazen werkwoord afgrazen graseten werkwoord afgrendelen afschermen werkwoord afgrendelen afsluiten werkwoord afgrendelen dichtdoen werkwoord afgrendelen vergrendelen werkwoord afgrendelen sluiten werkwoord afgrendelen locken werkwoord afgrendelen grendelen werkwoord afgrendelen dichtmaken werkwoord afgrendelen borgen werkwoord afgrenzen afbakenen werkwoord afgrenzen begrenzen werkwoord afgrijselijk gruwelijk bijv. naamw. afgrijselijk affreus bijv. naamw. afgrijselijk vreselijk bijv. naamw. afgrijselijk verschrikkelijk bijv. naamw. afgrijselijk afschuwelijk bijv. naamw. afgrijselijk huiveringwekkend bijv. naamw. afgrijzen afkeer zelfst. naamw. afgrijzen walging zelfst. naamw. afgrijzen weerzin zelfst. naamw. afgrijzen gruwen zelfst. naamw. afgrond diepte zelfst. naamw. afgrond kloof zelfst. naamw. afgrond gaping zelfst. naamw. afgronden ravijnen werkwoord afgunst jaloersheid zelfst. naamw. afgunst jaloezie zelfst. naamw. afgunst kinnesinne zelfst. naamw. afgunst kif zelfst. naamw. afgunst nijd overig. afgunst nijd overig. afgunst nijd overig. afgunstig jaloers bijv. naamw. afgunstig nijdig bijv. naamw. afgutsen afdruipen werkwoord afhaken loshaken werkwoord afhaken opgeven werkwoord afhaken ophouden werkwoord afhaken eindigen zelfst. naamw. afhaken ontkoppeling zelfst. naamw. afhaken afkoppeling werkwoord afhaken stoppen werkwoord afhaken eruitstappen werkwoord afhaken afzeggen werkwoord afhaken afvallen werkwoord afhaken uitscheiden werkwoord afhaken staken werkwoord afhaken kappen werkwoord afhakken afkappen werkwoord afhakken afsteken werkwoord afhakken hakken werkwoord afhakken houwen werkwoord afhakken afhouwen werkwoord afhalen afzetten werkwoord afhalen halen werkwoord afhalen ophalen werkwoord afhalen villen werkwoord afhalen vergaderen werkwoord afhalen meenemen werkwoord afhalen meebrengen werkwoord afhalen medenemen werkwoord afhalen medebrengen werkwoord afhalen bijeenbrengen werkwoord afhalen buslichting werkwoord afhalen uitbenen werkwoord afhalen stropen werkwoord afhalen afstropen werkwoord afhalen wegnemen werkwoord afhalen weghalen werkwoord afhalen afnemen werkwoord afhandelen afdoen werkwoord afhandelen beslechten werkwoord afhandeling afdoening zelfst. naamw. afhandeling behandeling zelfst. naamw. afhangen hangen werkwoord afhangen neervallen werkwoord afhankelijk horig bijv. naamw. afhankelijk ondergeschikt bijv. naamw. afhankelijk onderschikkend bijv. naamw. afhankelijk onzelfstandig bijv. naamw. afhankelijk dependent bijv. naamw. afhankelijkheid knechtschap zelfst. naamw. afhankelijkheid verslaving zelfst. naamw. afhankelijkheid verslaafdheid zelfst. naamw. afhankelijkheid gewenning zelfst. naamw. afhechten naaien werkwoord afhelpen bevrijden werkwoord afhelpen vrijmaken werkwoord afhelpen vrijlaten werkwoord afhelpen verlossen werkwoord afhelpen loslaten werkwoord afhouden aftrekken werkwoord afhouden beletten werkwoord afhouden terughouden werkwoord afhouden weerhouden werkwoord afhouden weren werkwoord afhouden verrekenen werkwoord afhouden inhouden werkwoord afhouwen afkappen werkwoord afhouwen afhakken werkwoord afhuren charteren werkwoord afjakkeren afbeulen werkwoord afjakkeren afraffelen werkwoord afjakkeren zwoegen werkwoord afjakkeren sloven werkwoord afjakkeren sappelen werkwoord afjakkeren ploeteren werkwoord afjakkeren afsloven werkwoord afkalven afbrokkelen werkwoord afkalven afslaan werkwoord afkammen afbreken werkwoord afkappen afhakken werkwoord afkappen beëindigen werkwoord afkappen beindigen werkwoord afkappen afhouwen werkwoord afkatten afbekken werkwoord afkeer afschuw zelfst. naamw. afkeer antipathie zelfst. naamw. afkeer haat zelfst. naamw. afkeer weerzin zelfst. naamw. afkeer onverenigbaarheid zelfst. naamw. afkeer tegenzin zelfst. naamw. afkeer hek zelfst. naamw. afkeer aversie zelfst. naamw. afkeren afwenden werkwoord afkeren afweren werkwoord afkeren pareren werkwoord afkeren afdraaien werkwoord afkerig wars bijv. naamw. afkerig onwillig bijv. naamw. afkerig ongenegen bijv. naamw. afkerigheid afschuw zelfst. naamw. afketsen afspringen werkwoord afketsen afstuiten werkwoord afketsen afweren werkwoord afketsen wegstemmen werkwoord afketsen verwerpen werkwoord afketsen verweren werkwoord afketsen terugwijzen werkwoord afketsen afwijzen werkwoord afketsen afstemmen werkwoord afketsen ricocheren werkwoord afketsen terugkaatsen werkwoord afkeuren afbreken werkwoord afkeuren afwijzen werkwoord afkeuren veroordelen werkwoord afkeuren verwerpen werkwoord afkeuren afstemmen werkwoord afkeurend afwijzend overig. afkeurenswaardig abject bijv. naamw. afkeurenswaardig verwerpelijk bijv. naamw. afkeurenswaardig lakenswaardig bijv. naamw. afkeurenswaardig laakbaar bijv. naamw. afkeuring afwijzing zelfst. naamw. afkeuring berisping zelfst. naamw. afkeuring verwerping zelfst. naamw. afkeuring weigering zelfst. naamw. afkeuring verworpenheid zelfst. naamw. afkeuring terugwijzing zelfst. naamw. afkeuring rejectie zelfst. naamw. afkickcentrum afkickkliniek overig. afkickkliniek afkickcentrum overig. afkijken spieken werkwoord afkijken overschrijven werkwoord afkijken overkalken werkwoord afklemmen afknijpen werkwoord afklemmen afknellen werkwoord afklimmen afstijgen werkwoord afklimmen omlaagklauteren werkwoord afkloppen afrossen werkwoord afkloppen afslaan werkwoord afknallen fusilleren werkwoord afknallen doodschieten werkwoord afknallen afschieten werkwoord afknappen afbreken werkwoord afknappen inklappen werkwoord afknapper ontgoocheling zelfst. naamw. afknellen afknijpen werkwoord afknellen afklemmen werkwoord afknibbelen afdingen werkwoord afknijpen afklemmen werkwoord afknijpen afknellen werkwoord afknippen knippen werkwoord afknippen scheren werkwoord afknippen couperen werkwoord afkoelen bekoelen werkwoord afkoelen koelen werkwoord afkoelen verkoelen werkwoord afkoelen koworden werkwoord afkoelen verkillen werkwoord afkoeling verkoeling zelfst. naamw. afkomst afstamming zelfst. naamw. afkomst origine zelfst. naamw. afkomst komaf zelfst. naamw. afkomst herkomst zelfst. naamw. afkomstig afgeleid bijv. naamw. afkomstig geboortig bijv. naamw. afkomstig gemaakt bijv. naamw. afkondigen afroepen werkwoord afkondigen decreteren werkwoord afkondigen proclameren werkwoord afkondigen verordenen werkwoord afkondigen oplezen werkwoord afkondigen bekendmaken werkwoord afkondigen aflezen werkwoord afkondigen uitvaardigen werkwoord afkondigen verordineren werkwoord afkondigen ordonneren werkwoord afkondigen verhangen werkwoord afkondigen ophangen werkwoord afkondigen gelasten werkwoord afkondigen beschikken werkwoord afkondigen behangen werkwoord afkondigen bedekken werkwoord afkondiging aankondiging zelfst. naamw. afkondiging bekendmaking zelfst. naamw. afkondiging openbaarmaking zelfst. naamw. afkondiging publicatie zelfst. naamw. afkondiging verkondiging zelfst. naamw. afkondiging proclamatie zelfst. naamw. afkondiging melding zelfst. naamw. afkondiging mededeling zelfst. naamw. afkondiging kennisgeving zelfst. naamw. afkondiging uitvaardiging zelfst. naamw. afkondiging decreet zelfst. naamw. afkooksel aftreksel zelfst. naamw. afkoop afkopen zelfst. naamw. afkoopsom goudpleister zelfst. naamw. afkopen lossen werkwoord afkopen schadeloosstellen werkwoord afkopen afkoop zelfst. naamw. afkopen tevredenstellen werkwoord afkopen vergoeden werkwoord afkopen terugbetalen werkwoord afkoppelen loskoppelen werkwoord afkoppeling ontkoppeling zelfst. naamw. afkoppeling afhaken overig. afkorten abbreviëren werkwoord afkorting abbreviatie overig. afkrabben schrapen werkwoord afkrabben schrappen werkwoord afkrabbing abrasie zelfst. naamw. afkraken afbreken werkwoord afkraken kritiseren werkwoord afkraken kraken werkwoord afkraken katten werkwoord afkrijgen voltooien werkwoord afkrijgen volmaken werkwoord afkrijgen volbrengen werkwoord afkrijgen klaarmaken werkwoord afkrijgen klaarkrijgen werkwoord afkrijgen completeren werkwoord afkrijgen beëindigen werkwoord afkrijgen afwerken werkwoord afkrijgen afronden werkwoord afkrijgen afmaken werkwoord afkunnen aankunnen werkwoord afladen lossen zelfst. naamw. afladen uitladen zelfst. naamw. afladen ontladen zelfst. naamw. aflandig zeewaarts bijv. naamw. aflappen afvegen werkwoord aflaten ophouden werkwoord afleggen afdoen werkwoord afleggen bezwijken werkwoord afleggen doen werkwoord afleggen opzijleggen werkwoord afleggen verschuiven werkwoord afleggen verdagen werkwoord afleggen uittrekken werkwoord afleggen uitstellen werkwoord afleggen uitkrijgen werkwoord afleggen uitdoen werkwoord afleggen afzetten werkwoord afleggen aanhouden werkwoord afleggen verstrijken werkwoord afleggen verlopen werkwoord afleggen vergaan werkwoord afleggen overgaan werkwoord afleggen overdrijven werkwoord afleggen omkomen werkwoord afleggen doorgaan werkwoord afleggen aflopen werkwoord afleggen prijsgeven werkwoord afleggen opgeven werkwoord afleggen tenondergaan werkwoord afleiden afbrengen werkwoord afleiden concluderen werkwoord afleiden deduceren werkwoord afleiden uitleggen werkwoord afleiden construeren werkwoord afleidend revulsief bijv. naamw. afleiding afleidingsmanoeuvre zelfst. naamw. afleiding amusement zelfst. naamw. afleiding derivatie zelfst. naamw. afleiding distractie zelfst. naamw. afleiding verpozing zelfst. naamw. afleiding ontvreemding zelfst. naamw. afleiding exerpatie zelfst. naamw. afleiding verzetje zelfst. naamw. afleiding verzet zelfst. naamw. afleiding verstrooiing zelfst. naamw. afleidingsmanoeuvre afleiding zelfst. naamw. afleren afwennen werkwoord afleren ontwennen werkwoord afleveren aanleveren werkwoord afleveren thuisbezorgen werkwoord afleveren afgeven zelfst. naamw. afleveren aflevering zelfst. naamw. afleveren overhandigen zelfst. naamw. afleveren brengen zelfst. naamw. afleveren bezorgen zelfst. naamw. afleveren bestellen zelfst. naamw. afleveren rondbrengen zelfst. naamw. afleveren toeleveren zelfst. naamw. afleveren leveren zelfst. naamw. aflevering afleveren zelfst. naamw. aflevering afstaan zelfst. naamw. aflevering editie zelfst. naamw. aflevering episode zelfst. naamw. aflevering levering zelfst. naamw. aflevering overdracht zelfst. naamw. aflevering uitlevering zelfst. naamw. aflevering zending zelfst. naamw. aflevering afgeven zelfst. naamw. aflevering leverantie zelfst. naamw. aflevering uitgave zelfst. naamw. aflezen afzien werkwoord aflezen uitlezen werkwoord aflezen oplezen zelfst. naamw. aflezen bekendmaken werkwoord aflezen afroepen werkwoord aflezen afkondigen werkwoord aflikken likken zelfst. naamw. afloop besluit zelfst. naamw. afloop einde zelfst. naamw. afloop resultaat zelfst. naamw. afloop verstrijking zelfst. naamw. afloop uitkomst zelfst. naamw. aflopen afgaan werkwoord aflopen eindigen werkwoord aflopen hellen werkwoord aflopen teneindelopen werkwoord aflopen verstrijken werkwoord aflopen weglopen werkwoord aflopen uitlopen werkwoord aflopen uitgaan werkwoord aflopen terechtkomen werkwoord aflopen ophouden werkwoord aflopen arriveren werkwoord aflopen aanlanden werkwoord aflopen aankomen werkwoord aflopen aanbelanden werkwoord aflopen verlopen werkwoord aflopen vergaan werkwoord aflopen overgaan werkwoord aflopen overdrijven werkwoord aflopen omkomen werkwoord aflopen doorgaan werkwoord aflopen afleggen werkwoord aflopen overhellen werkwoord aflopen buigen werkwoord aflopen uitraken werkwoord aflopen vervoegen werkwoord aflopen rondlopen werkwoord aflopen afreizen werkwoord aflopen voorbijgaan werkwoord aflopen vervallen werkwoord aflopen glooien werkwoord aflopend eindigend bijv. naamw. aflopend glooiend bijv. naamw. aflopend neergaand bijv. naamw. aflosbaar amortiseerbaar overig. aflossen inlossen werkwoord aflossen remplaceren werkwoord aflossen vervangen werkwoord aflossen afbetalen zelfst. naamw. aflossen inspringen werkwoord aflossen verwisselen werkwoord aflossen vernieuwen werkwoord aflossing aflossingsbedrag zelfst. naamw. aflossingsbedrag aflossing zelfst. naamw. afluisteren luisteren werkwoord afluisteren luistervinken werkwoord afmaken afkraken werkwoord afmaken afschieten werkwoord afmaken doden werkwoord afmaken vermoorden werkwoord afmaken vervolledigen werkwoord afmaken voltooien werkwoord afmaken afslachten zelfst. naamw. afmaken afwerken zelfst. naamw. afmaken wegdoen werkwoord afmaken slachten werkwoord afmaken afdoen werkwoord afmaken slachting werkwoord afmaken afslachting werkwoord afmaken besluiten werkwoord afmaken volmaken werkwoord afmaken volbrengen werkwoord afmaken klaarmaken werkwoord afmaken klaarkrijgen werkwoord afmaken completeren werkwoord afmaken beëindigen werkwoord afmaken afronden werkwoord afmaken afkrijgen werkwoord afmaken vervolmaken werkwoord afmaken perfectioneren werkwoord afmaken ombrengen werkwoord afmaken liquideren werkwoord afmaken doodslaan werkwoord afmaken doodmaken werkwoord afmaken koudmaken werkwoord afmaken moorden werkwoord afmars aftocht zelfst. naamw. afmatten uitputten zelfst. naamw. afmatten vermoeien zelfst. naamw. afmatten slopen zelfst. naamw. afmattend drukkend bijv. naamw. afmattend uitputtend bijv. naamw. afmattend vermoeiend bijv. naamw. afmattend moemakend bijv. naamw. afmatting moeheid zelfst. naamw. afmatting uitputting zelfst. naamw. afmatting vermoeidheid zelfst. naamw. afmeerboei aanlegplaats overig. afmelding afschrijving zelfst. naamw. afmeren aanleggen werkwoord afmeren meren werkwoord afmeren vastmeren werkwoord afmeren vastmaken werkwoord afmeren vastleggen werkwoord afmeren vastbinden werkwoord afmeren aanmeren werkwoord afmeten afpassen werkwoord afmeten beoordelen werkwoord afmeten bepalen werkwoord afmeten meten werkwoord afmeten afmeting werkwoord afmeting breedte zelfst. naamw. afmeting grootte zelfst. naamw. afmeting maat zelfst. naamw. afmeting afpassen zelfst. naamw. afmeting afmeten zelfst. naamw. afmeting omvang zelfst. naamw. afmeting formaat zelfst. naamw. afmeting dimensie zelfst. naamw. afname aankoop zelfst. naamw. afname afzet zelfst. naamw. afname terugloop zelfst. naamw. afname verwerving zelfst. naamw. afname verkrijging zelfst. naamw. afname kopen zelfst. naamw. afname koop zelfst. naamw. afname acquisitie zelfst. naamw. afname aanschaf zelfst. naamw. afname val zelfst. naamw. afname minworden zelfst. naamw. afname daling zelfst. naamw. afname vermindering zelfst. naamw. afname teruggang zelfst. naamw. afnames vervallingen overig. afneembaar demonteerbaar bijv. naamw. afneembaar wegneembaar bijv. naamw. afneembaar demontabel bijv. naamw. afnemen achteruitgaan werkwoord afnemen afdoen werkwoord afnemen afhalen werkwoord afnemen afhandig maken werkwoord afnemen afruimen werkwoord afnemen afstoffen werkwoord afnemen aftappen werkwoord afnemen kopen werkwoord afnemen ophalen werkwoord afnemen stelen werkwoord afnemen verminderen werkwoord afnemen verwijderen werkwoord afnemen overnemen werkwoord afnemen inkopen werkwoord afnemen aanschaffen werkwoord afnemen aankopen werkwoord afnemen afwissen werkwoord afnemen stoffen werkwoord afnemen minworden werkwoord afnemen declineren werkwoord afnemen vervallen werkwoord afnemen teruggaan werkwoord afnemen tanen werkwoord afnemen minderen werkwoord afnemen dalen werkwoord afnemen verkleinen werkwoord afnemen slinken werkwoord afnemen krimpen werkwoord afnemen inkrimpen werkwoord afnemen wegnemen werkwoord afnemen weghalen werkwoord afnemen meenemen werkwoord afnemen verlagen werkwoord afnemen reduceren werkwoord afnemen inperken werkwoord afnemen beperken werkwoord afnemen verkorten werkwoord afnemen wegwerken werkwoord afnemen wegdoen werkwoord afnemen wegbrengen werkwoord afnemen vervreemden werkwoord afnemen verplaatsen werkwoord afnemen lichten werkwoord afnemen ecarteren werkwoord afnemen afzonderen werkwoord afnemen ebben werkwoord afnemend slinkend werkwoord afnemend vervallend werkwoord afnemend achteruitgaand werkwoord afnemend tanend werkwoord afnemer cliënt zelfst. naamw. afnemer klant zelfst. naamw. afnemer koper zelfst. naamw. afneming verval overig. afneming verlies overig. afnokken aftaaien werkwoord afnokken ophouden werkwoord aforisme kernachtig gezegde zelfst. naamw. aforisme kernspreuk zelfst. naamw. aforisme sententie zelfst. naamw. aforisme zinspreuk zelfst. naamw. afpakken afladen werkwoord afpakken afnemen werkwoord afpakken inpikken werkwoord afpakken pikken werkwoord afpakken ontfutselen werkwoord afpakken grissen werkwoord afpakken gappen werkwoord afpakken bietsen werkwoord afpakken aftroggelen werkwoord afpalen afbakenen werkwoord afpalen afzetten werkwoord afpalen begrenzen werkwoord afpalen omlijnen werkwoord afpalen afbakening werkwoord afpassen afmeten werkwoord afpassen meten werkwoord afpassen afmeting werkwoord afpeigeren afjakkeren werkwoord afpeigeren afjakkeren werkwoord afpellen doppen werkwoord afperken begrenzen werkwoord afpersen aftroggelen werkwoord afpersen chanteren werkwoord afperser uitzuiger zelfst. naamw. afpersing chantage zelfst. naamw. afpersing chantage overig. afpijnigen martelen werkwoord afpilzen afzakkertje nemen overig. afpilzen afzakkertje nemen overig. afpilzen afzakkertje nemen overig. afpingelarij handjeklap overig. afpingelarij gesjacher overig. afpingelarij geritsel overig. afpingelarij afdingen overig. afpingelarij knibbelarij overig. afpingelen afdingen werkwoord afpingelen marchanderen werkwoord afpingelen sjacheren werkwoord afpingelen pingelen werkwoord afpingelen onderhandelen werkwoord afplatten platmaken werkwoord afplatten effenen werkwoord afplukken plukken werkwoord afprijzen reduceren werkwoord afprijzen verlagen werkwoord afprijzen verminderen werkwoord afraden ontraden werkwoord afraffelen afjakkeren werkwoord aframmelen afraffelen werkwoord aframmelen afranselen werkwoord aframmelen toetakelen werkwoord aframmelen aftuigen werkwoord aframmelen afrossen werkwoord aframmeling afrossing zelfst. naamw. aframmeling slaag zelfst. naamw. aframmeling afwrijving zelfst. naamw. afranselen afdrogen werkwoord afranselen afrossen werkwoord afranselen toetakelen werkwoord afranselen afranseling zelfst. naamw. afranselen aftuigen werkwoord afranselen aframmelen werkwoord afranseling afranselen zelfst. naamw. afranseling afrossen zelfst. naamw. afranseling pak rammel zelfst. naamw. afrasteren afzetten werkwoord afrasteren omheinen werkwoord afrastering afscheiding zelfst. naamw. afrastering afscherming zelfst. naamw. afrastering begrenzing zelfst. naamw. afrastering omheining zelfst. naamw. afrastering omrastering zelfst. naamw. afrastering hek overig. afrastering hekwerk overig. afrastering hekwerk overig. afrastering hekwerk overig. afreageren luchten werkwoord afreageren ontladen werkwoord afregelen ijken zelfst. naamw. afregelen ingesteld zelfst. naamw. afregelen instellen zelfst. naamw. afreis vertrek zelfst. naamw. afreizen doortrekken werkwoord afreizen heengaan werkwoord afreizen verdwijnen werkwoord afreizen verlaten werkwoord afreizen vertrekken werkwoord afreizen weggaan werkwoord afreizen wegtrekken werkwoord afreizen rondlopen werkwoord afreizen aflopen werkwoord afreizen wegreizen werkwoord afreizen verwijderen werkwoord afreizen smeren werkwoord afreizen opstappen werkwoord afrekenen afbetalen werkwoord afrekenen afdoen werkwoord afrekenen dokken werkwoord afrekenen afrekening zelfst. naamw. afrekenen vereffenen zelfst. naamw. afrekenen vereffening zelfst. naamw. afrekenen verrekening zelfst. naamw. afrekenen betalen zelfst. naamw. afrekenen verrekenen zelfst. naamw. afrekening afrekenen zelfst. naamw. afrekening liquidatie zelfst. naamw. afrekening rekening zelfst. naamw. afrekening vereffening zelfst. naamw. afrekening verrekening zelfst. naamw. afremmen afzwakken werkwoord afremmen remmen werkwoord afremmen stoppen werkwoord africhten dresseren werkwoord africhten africhting zelfst. naamw. africhten trainen zelfst. naamw. africhting africhten zelfst. naamw. africhting scholing zelfst. naamw. africhting opleiding zelfst. naamw. africhting oefening zelfst. naamw. afrijden omlaagrijden werkwoord afrit afslag zelfst. naamw. afrit vertrek zelfst. naamw. afro neger overig. afro neger overig. afro neger overig. afroepen afkondigen werkwoord afroepen oplezen werkwoord afroepen wegroepen werkwoord afroepen bekendmaken werkwoord afroepen aflezen werkwoord afroepen omroepen werkwoord afroeping terugroeping zelfst. naamw. afroeping opvraging zelfst. naamw. afrollen afwikkelen werkwoord afrollen ontrollen werkwoord afrollen afwinden werkwoord afrollen uitrollen werkwoord afromen afspanen werkwoord afromen afschuimen werkwoord afronden afmaken werkwoord afronden rond maken werkwoord afronden voltooien werkwoord afronden completeren werkwoord afronden volmaken werkwoord afronden volbrengen werkwoord afronden klaarmaken werkwoord afronden klaarkrijgen werkwoord afronden beëindigen werkwoord afronden afwerken werkwoord afronden afkrijgen werkwoord afronden sluiten overig. afronding completering zelfst. naamw. afrossen afdrogen werkwoord afrossen afranselen werkwoord afrossen roskammen werkwoord afrossen afranseling zelfst. naamw. afrossen toetakelen werkwoord afrossen aftuigen werkwoord afrossen aframmelen werkwoord afrossing aframmeling zelfst. naamw. afruimen afdekken werkwoord afruimen afnemen werkwoord afruimen opruimen werkwoord afrukken afscheuren werkwoord afrukken aftrekken werkwoord afrukken onaneren werkwoord afrukken losrukken zelfst. naamw. afsabbelen afzabbelen werkwoord afsabberen afzabberen werkwoord afschaffen afbouwen werkwoord afschaffen afdanken werkwoord afschaffen wegdoen werkwoord afschaffen verwijderen werkwoord afschaffen uitmaken werkwoord afschaffen opdoeken werkwoord afschaffen elimineren werkwoord afschaffen ontslaan werkwoord afschaffen niet laten plaatsvinden overig. afschaffing geheelonthouding zelfst. naamw. afschaffing intrekking zelfst. naamw. afschaffing opheffing zelfst. naamw. afschaven frezen werkwoord afscheid scheiding zelfst. naamw. afscheid vaarwel zelfst. naamw. afscheid ajuus zelfst. naamw. afscheid aju zelfst. naamw. afscheid adieu zelfst. naamw. afscheid adie zelfst. naamw. afscheid adee zelfst. naamw. afscheid uitgeleide zelfst. naamw. afscheiden afzonderen werkwoord afscheiden lozen werkwoord afscheiden produceren werkwoord afscheiden separeren werkwoord afscheiden isoleren werkwoord afscheiden afsplitsen werkwoord afscheiden uitwerpen werkwoord afscheiden uitstoten werkwoord afscheiden uitscheiden werkwoord afscheiden afvoeren werkwoord afscheiden splitsen werkwoord afscheiden scheiden werkwoord afscheiding afrastering zelfst. naamw. afscheiding afsplitsing zelfst. naamw. afscheiding afzondering zelfst. naamw. afscheiding geloofsafscheiding zelfst. naamw. afscheiding hek zelfst. naamw. afscheiding secretie zelfst. naamw. afscheiding tussenschot zelfst. naamw. afscheiding wondvocht zelfst. naamw. afscheiding isolering zelfst. naamw. afscheiding hekwerk zelfst. naamw. afscheiding tussenmuur zelfst. naamw. afscheiding schot zelfst. naamw. afscheiding beschot zelfst. naamw. afscheiding schisma zelfst. naamw. afscheiding scheuring zelfst. naamw. afscheidingen tussenschotten zelfst. naamw. afscheidingen schotten zelfst. naamw. afscheidsgeschenk afscheidskado zelfst. naamw. afscheidskado afscheidsgeschenk zelfst. naamw. afscheidsmaal galgemaal zelfst. naamw. afschepen afwimpelen werkwoord afschepen wegsturen werkwoord afschermen afdekken werkwoord afschermen afgrendelen werkwoord afschermen afsluiten werkwoord afschermen beschermen zelfst. naamw. afschermen beschutten werkwoord afschermen afschutten werkwoord afscherming afrastering zelfst. naamw. afscherming scherm zelfst. naamw. afscherming begrenzing zelfst. naamw. afscheuren afrukken werkwoord afschieten afmaken werkwoord afschieten afscheiden werkwoord afschieten afvuren werkwoord afschieten losschieten werkwoord afschieten wegschieten werkwoord afschieten fusilleren werkwoord afschieten doodschieten werkwoord afschieten afknallen werkwoord afschieten vuren werkwoord afschieten schieten werkwoord afschilderen beschrijven werkwoord afschilderen afbeelden zelfst. naamw. afschilderen schetsen zelfst. naamw. afschilderen omschrijven zelfst. naamw. afschilferen schilferen werkwoord afschilfering exfoliatie zelfst. naamw. afschillen splijten werkwoord afschillen slijten werkwoord afschillen aftrekken werkwoord afschotten afschutten overig. afschrift doorslag zelfst. naamw. afschrift transcriptie zelfst. naamw. afschrift kopie zelfst. naamw. afschrijven afboeken werkwoord afschrijven afzeggen werkwoord afschrijven kopiëren werkwoord afschrijven opgeven werkwoord afschrijving afboeking zelfst. naamw. afschrijving afmelding zelfst. naamw. afschrijving afwaardering zelfst. naamw. afschrijving waardevermindering zelfst. naamw. afschrijving ontwaarding zelfst. naamw. afschrikken intimideren werkwoord afschrikken verjagen zelfst. naamw. afschrikken verschrikken zelfst. naamw. afschrikwekkend afschuwelijk bijv. naamw. afschrikwekkend angstwekkend bijv. naamw. afschrikwekkend beangstigend bijv. naamw. afschrikwekkend monsterachtig bijv. naamw. afschrikwekkend schrikaanjagend bijv. naamw. afschrikwekkend vreesaanjagend bijv. naamw. afschrikwekkend monsterlijk bijv. naamw. afschrikwekkend afschuwwekkend bijv. naamw. afschrobben schrobben werkwoord afschrobben schoonschrobben werkwoord afschrobben schoonboenen werkwoord afschrobben boenen werkwoord afschrobben afboenen werkwoord afschudden afwerpen werkwoord afschuimen afspanen werkwoord afschuimen afromen werkwoord afschuiven betalen werkwoord afschuiven opschepen werkwoord afschuiven verschuiven werkwoord afschuiven wegschuiven zelfst. naamw. afschutten beschutten werkwoord afschutten beschermen werkwoord afschutten afschermen werkwoord afschutten afdekken werkwoord afschutten afschotten werkwoord afschuw afgrijzen zelfst. naamw. afschuwelijk afkeurenswaardig bijv. naamw. afschuwelijk afschrikwekkend bijv. naamw. afschuwelijk afstotelijk bijv. naamw. afschuwelijk gruwelijk bijv. naamw. afschuwelijk lelijk bijv. naamw. afschuwelijk onuitstaanbaar bijv. naamw. afschuwelijk stom bijv. naamw. afschuwelijk abominabel bijv. naamw. afschuwelijk afgrijselijk bijv. naamw. afschuwelijk enorm bijv. naamw. afschuwelijk vreselijk bijv. naamw. afschuwelijk verschrikkelijk bijv. naamw. afschuwelijk monsterlijk bijv. naamw. afschuwelijk afschuwwekkend bijv. naamw. afschuwelijk weerzinwekkend bijv. naamw. afschuwelijk walgelijk bijv. naamw. afschuwelijk misselijkmakend bijv. naamw. afschuwelijk afstotend bijv. naamw. afschuwwekkend horribel overig. afschuwwekkend monsterlijk overig. afschuwwekkend afschuwelijk overig. afschuwwekkend afschrikwekkend overig. afslaan abstineren werkwoord afslaan afkalven werkwoord afslaan afkloppen werkwoord afslaan ophouden werkwoord afslaan afwijzen zelfst. naamw. afslaan onthouden werkwoord afslaan bedanken werkwoord afslaan afwimpelen werkwoord afslaan afwijken werkwoord afslaan stoppen werkwoord afslaan stilstaan werkwoord afslaan stilhouden werkwoord afslaan weigeren werkwoord afslachten slachten werkwoord afslachten vermoorden werkwoord afslachten afmaken zelfst. naamw. afslachten afslachting zelfst. naamw. afslachten slachting zelfst. naamw. afslachten ombrengen zelfst. naamw. afslachten moorden zelfst. naamw. afslachten doden zelfst. naamw. afslachting afslachten zelfst. naamw. afslachting slachtpartij zelfst. naamw. afslachting slachting zelfst. naamw. afslachting afmaken zelfst. naamw. afslachting moordpartij zelfst. naamw. afslachting bloedbad zelfst. naamw. afslag afrit zelfst. naamw. afslag verkoping zelfst. naamw. afslag vendutie zelfst. naamw. afslag vendu zelfst. naamw. afslag veiling zelfst. naamw. afslag mijn zelfst. naamw. afslag auctie zelfst. naamw. afslager vendumeesteres overig. afslager vendumeester overig. afslager veilingmeester overig. afslager veiler overig. afslager auctionaris overig. afslagers vendumeesters overig. afslagers veilingmeesters overig. afslagers auctionairs overig. afslanken afvallen werkwoord afslanken inkrimpen werkwoord afslanken vermageren zelfst. naamw. afslanken vermagering werkwoord afslanken uitmergelen werkwoord afslenteren afstruinen werkwoord afslijpen erafslijpen werkwoord afslijten afdragen werkwoord afslijten slijten werkwoord afsloven zwoegen werkwoord afsloven sloven werkwoord afsloven sappelen werkwoord afsloven ploeteren werkwoord afsloven afjakkeren werkwoord afsloven afbeulen werkwoord afsluitbomen slagbomen zelfst. naamw. afsluitbomen sluitbomen zelfst. naamw. afsluitboom slagboom zelfst. naamw. afsluitboom sluitboom zelfst. naamw. afsluitdijk dam zelfst. naamw. afsluiten afdammen werkwoord afsluiten afgrendelen werkwoord afsluiten afzonderen werkwoord afsluiten beëindigen werkwoord afsluiten dichtdoen werkwoord afsluiten op slot doen werkwoord afsluiten vergrendelen werkwoord afsluiten isoleren werkwoord afsluiten contracteren werkwoord afsluiten aangaan werkwoord afsluiten stoppen werkwoord afsluiten ophouden werkwoord afsluiten eindigen werkwoord afsluiten toemaken werkwoord afsluiten toedoen werkwoord afsluiten sluiten werkwoord afsluiten sluiting werkwoord afsluiten dichtmaken werkwoord afsluiten afsluiting werkwoord afsluiten locken werkwoord afsluiten grendelen werkwoord afsluiten borgen werkwoord afsluitend concluderend bijv. naamw. afsluitend verstoppend bijv. naamw. afsluitend stoppend bijv. naamw. afsluitenwoorden slotwoorden overig. afsluiter tap zelfst. naamw. afsluiting afzetting zelfst. naamw. afsluiting barricade zelfst. naamw. afsluiting dichtmaken zelfst. naamw. afsluiting hek zelfst. naamw. afsluiting isolatie zelfst. naamw. afsluiting slot zelfst. naamw. afsluiting sluiting zelfst. naamw. afsluiting occlusie zelfst. naamw. afsluiting afsluiten zelfst. naamw. afsluiting versperring zelfst. naamw. afsluiting barrica zelfst. naamw. afsluitingen slotsommen overig. afsluitingen slotbeschouwingen overig. afsluitingen einden overig. afsluitingen conclusies overig. afsluitkraan kraan zelfst. naamw. afsluitpremie afsluitprovisie overig. afsluitprovisie afsluitpremie overig. afsmeken aftroggelen werkwoord afsmeken afbedelen werkwoord afsmijten afwerpen werkwoord afsnauwen afbekken werkwoord afsnauwen toesnauwen werkwoord afsnauwen snauwen werkwoord afsnauwen afblaffen werkwoord afsnauwen toebijten werkwoord afsnijden couperen werkwoord afsnijden doorsnijden werkwoord afsnijden snijden werkwoord afsnijden versperren werkwoord afsnijding weglating zelfst. naamw. afsnijding verschansing zelfst. naamw. afsnijding vermindering zelfst. naamw. afsnijding inkorting zelfst. naamw. afsnoeren afbinden werkwoord afspanen afschuimen werkwoord afspanen afromen werkwoord afspatten afvliegen overig. afspatten afspringen overig. afspelen afdraaien werkwoord afspelen gebeuren werkwoord afspeuren uitkammen werkwoord afspiegelen afschilderen werkwoord afspiegelen weerspiegelen werkwoord afspiegeling afstraling zelfst. naamw. afsplijten afsplitsen werkwoord afsplijten afsplitsing werkwoord afsplijten afsplijting werkwoord afsplijting afsplitsing zelfst. naamw. afsplijting afsplitsen zelfst. naamw. afsplijting afsplijten zelfst. naamw. afsplitsen afzonderen werkwoord afsplitsen isoleren werkwoord afsplitsen afscheiden werkwoord afsplitsen afsplijten werkwoord afsplitsen afsplitsing werkwoord afsplitsen afsplijting werkwoord afsplitsen splitsen werkwoord afsplitsen separeren werkwoord afsplitsen scheiden werkwoord afsplitsing afscheiding zelfst. naamw. afsplitsing afsplijting zelfst. naamw. afsplitsing separatie zelfst. naamw. afsplitsing tak zelfst. naamw. afsplitsing afsplitsen zelfst. naamw. afsplitsing afsplijten zelfst. naamw. afspoelen schoonmaken werkwoord afspoelen spoelen werkwoord afspoelen gorgelen werkwoord afspraak afspraakje zelfst. naamw. afspraak overeenkomst zelfst. naamw. afspraak regeling zelfst. naamw. afspraak verbintenis zelfst. naamw. afspraak schikking zelfst. naamw. afspraak akkoord zelfst. naamw. afspraak liaison zelfst. naamw. afspraak toewijzing zelfst. naamw. afspraak rendez vous zelfst. naamw. afspraakje afspraak zelfst. naamw. afspraakje date overig. afspreken beslissen werkwoord afspreken overeenkomen werkwoord afspreken regelen werkwoord afspreken accorderen zelfst. naamw. afspreken afgesproken zelfst. naamw. afspreken treffen werkwoord afspreken samenkomen werkwoord afspreken bedisselen werkwoord afspreken arrangeren werkwoord afspringen afketsen werkwoord afspringen loslaten werkwoord afspringen opspringen werkwoord afspringen afvliegen werkwoord afspringen afspatten werkwoord afspringen springen werkwoord afstaan afgeven werkwoord afstaan geven werkwoord afstaan laten werkwoord afstaan offeren werkwoord afstaan opofferen werkwoord afstaan overdoen werkwoord afstaan overgeven werkwoord afstaan aflevering zelfst. naamw. afstaan uitlevering werkwoord afstaan overdracht werkwoord afstammeling nakomeling zelfst. naamw. afstammeling telg zelfst. naamw. afstammeling loot zelfst. naamw. afstammeling spruit zelfst. naamw. afstammelingen telgen overig. afstammelingen nakomelingen overig. afstammen ontspruiten werkwoord afstammen ontspruiten aan werkwoord afstammen stammen werkwoord afstammen voortkomen werkwoord afstammen spruiten zelfst. naamw. afstamming afkomst zelfst. naamw. afstamming herkomst zelfst. naamw. afstamming komaf zelfst. naamw. afstamming origine zelfst. naamw. afstamming verwantschap zelfst. naamw. afstamming tak zelfst. naamw. afstamming kindschap zelfst. naamw. afstand distantie zelfst. naamw. afstand eind zelfst. naamw. afstand eindpunt zelfst. naamw. afstand kloof zelfst. naamw. afstand lengte zelfst. naamw. afstand overgave zelfst. naamw. afstand rit zelfst. naamw. afstand ruk zelfst. naamw. afstand stuk zelfst. naamw. afstand traject zelfst. naamw. afstand weg zelfst. naamw. afstand opgeven zelfst. naamw. afstand tournee zelfst. naamw. afstand route zelfst. naamw. afstand ronde zelfst. naamw. afstand pad zelfst. naamw. afstand etappe zelfst. naamw. afstand baanvak zelfst. naamw. afstand baan zelfst. naamw. afstandelijk koel bijv. naamw. afstandelijk koud bijv. naamw. afstandelijkheid gereserveerdheid zelfst. naamw. afstandelijkheid koelte zelfst. naamw. afstandelijkheid koelheid zelfst. naamw. afstandelijkheid kilte zelfst. naamw. afstandsbediening afstandsbesturing zelfst. naamw. afstandsbesturing afstandsbediening zelfst. naamw. afstandsrit inval overig. afstandsrit afstandstocht overig. afstandstocht inval overig. afstandstocht afstandsrit overig. afstappen afdalen werkwoord afstappen afzien werkwoord afstappen omlaagstappen werkwoord afsteken afbikken werkwoord afsteken aftekenen werkwoord afsteken afvaren werkwoord afsteken houden werkwoord afsteken opvallen werkwoord afsteken wegvaren werkwoord afsteken uitsteken werkwoord afsteken uitspringen werkwoord afstelbaar regelbaar bijv. naamw. afstelbaar verstelbaar bijv. naamw. afstellen afstemmen werkwoord afstellen opgeven werkwoord afstellen inregelen zelfst. naamw. afstellen regelen werkwoord afstellen bijstellen werkwoord afstellen instellen werkwoord afstellen configureren overig. afstellen configureren overig. afstellen configureren overig. afstelling afstemmen zelfst. naamw. afstelling afstemming zelfst. naamw. afstelling inregeling zelfst. naamw. afstelling scherpstelling zelfst. naamw. afstelling instelling zelfst. naamw. afstemknop regelaar zelfst. naamw. afstemknop regulator zelfst. naamw. afstemknop regulateur zelfst. naamw. afstemknop regelknop zelfst. naamw. afstemmen aanpassen werkwoord afstemmen afstellen werkwoord afstemmen afwijzen werkwoord afstemmen bijstellen werkwoord afstemmen gelijkschakelen werkwoord afstemmen instellen werkwoord afstemmen regelen werkwoord afstemmen verwerpen werkwoord afstemmen wegstemmen werkwoord afstemmen afstelling zelfst. naamw. afstemmen inregelen zelfst. naamw. afstemmen afstemming werkwoord afstemmen afkeuren werkwoord afstemmen verweren werkwoord afstemmen terugwijzen werkwoord afstemmen afketsen werkwoord afstemming afstelling zelfst. naamw. afstemming opsporing zelfst. naamw. afstemming afstemmen zelfst. naamw. afstempelen stempelen werkwoord afstempelen stempopdrukken werkwoord afstempeling uitwissing zelfst. naamw. afsterven afvallen werkwoord afsterven doodgaan werkwoord afsterven slijten werkwoord afsterven tenietgaan werkwoord afsterven uitsterven werkwoord afsterven sterven werkwoord afsterven ophouden werkwoord afstevenen afgaan werkwoord afstijgen afdalen werkwoord afstijgen afstappen werkwoord afstijgen afklimmen werkwoord afstijgen omlaagklauteren werkwoord afstoffen afnemen werkwoord afstoffen stoffen werkwoord afstoffen afwissen zelfst. naamw. afstomen losweken werkwoord afstomen naderen werkwoord afstomen afweken werkwoord afstompen demoraliseren werkwoord afstompen vervlakken werkwoord afstompend suf overig. afstompend stom overig. afstompend saai overig. afstompend geestdodend overig. afstompend eentonig overig. afstoppen blokkeren werkwoord afstoppen stoppen zelfst. naamw. afstormen bestormen werkwoord afstorten neerstorten werkwoord afstotelijk afschuwelijk bijv. naamw. afstotelijk afstotend bijv. naamw. afstotelijk misselijkmakend bijv. naamw. afstotelijk walgelijk bijv. naamw. afstotelijk weerzinwekkend bijv. naamw. afstoten afdanken werkwoord afstoten afkerig maken werkwoord afstoten afketsen werkwoord afstoten afwerpen werkwoord afstoten verwerpen werkwoord afstoten ontmoedigen werkwoord afstoten mishagen werkwoord afstoten afwijzen werkwoord afstotend afkeerwekkend bijv. naamw. afstotend afstotelijk bijv. naamw. afstotend afwerend bijv. naamw. afstotend onaantrekkelijk bijv. naamw. afstotend weerzinwekkend bijv. naamw. afstotend walgelijk bijv. naamw. afstotend misselijkmakend bijv. naamw. afstotend afschuwelijk bijv. naamw. afstotend lelijk bijv. naamw. afstraffen bestraffen werkwoord afstraffen straffen werkwoord afstraffen uitfoeteren werkwoord afstraffing nederlaag zelfst. naamw. afstraffing bombarderen zelfst. naamw. afstraffing bombardement zelfst. naamw. afstraffing beschieting zelfst. naamw. afstraffing beschieten zelfst. naamw. afstraffing meedogenloos zelfst. naamw. afstraffing hard zelfst. naamw. afstralen uitstralen werkwoord afstraling afspiegeling zelfst. naamw. afstraling glans zelfst. naamw. afstrepen schrappen werkwoord afstrijken lepafstrijken werkwoord afstrijksel vermindering overig. afstrijksel korting overig. afstrijksel afgestrekene overig. afstrippen afstropen werkwoord afstropen aflopen werkwoord afstropen afstrippen werkwoord afstropen villen werkwoord afstropen uitbenen werkwoord afstropen stropen werkwoord afstropen afhalen werkwoord afstropen gehedoorzoeken werkwoord afstropen afzoeken werkwoord afstudeerrichting studierichting zelfst. naamw. afstuderen afgestudeerd werkwoord afstuiten afketsen werkwoord afstuiten afspringen werkwoord afstuiten afstoten werkwoord afstuiten terugkaatsen werkwoord afstuiten ricocheren werkwoord aftakelen achteruitgaan werkwoord aftakelen wegzinken werkwoord aftakelen wegglijden werkwoord aftakelen vervallen werkwoord aftakelen inzinken werkwoord aftakelen afzakken werkwoord aftakelen afglijden werkwoord aftakelen verzwakken werkwoord aftakeling neergang zelfst. naamw. aftakeling slijtage zelfst. naamw. aftakeling verval zelfst. naamw. aftakken vertakken werkwoord aftakking splitsing zelfst. naamw. aftakking tak zelfst. naamw. aftakking vertakking zelfst. naamw. aftands afgeleefd bijv. naamw. aftappen afnemen werkwoord aftappen tappen werkwoord aftasten afvoelen werkwoord aftasten bevoelen werkwoord aftasten peilen werkwoord aftasten verkennen werkwoord aftasten voelen werkwoord aftasten tasten werkwoord aftasten onderzoeken werkwoord aftekenen contrasteren werkwoord aftekenen opdoemen werkwoord aftekenen paraferen werkwoord aftekening tekening zelfst. naamw. aftekening parafering zelfst. naamw. aftekening initialen zelfst. naamw. aftellen passen werkwoord aftellen aftelling werkwoord aftelling aftellen overig. aftocht afmars zelfst. naamw. aftomen teugvieren overig. aftreden ontslag nemen werkwoord aftreden terugtrekken werkwoord aftreden uittreden werkwoord aftreden abdiqueren werkwoord aftreden abdiceren werkwoord aftreden bedanken werkwoord aftrek bejaardenaftrek zelfst. naamw. aftrek vermindering zelfst. naamw. aftrek deductie zelfst. naamw. aftrek aftrekking zelfst. naamw. aftrekken afhouden werkwoord aftrekken distilleren zelfst. naamw. aftrekken verrekenen zelfst. naamw. aftrekken inhouden zelfst. naamw. aftrekken splijten zelfst. naamw. aftrekken slijten zelfst. naamw. aftrekken afschillen zelfst. naamw. aftrekken substractie zelfst. naamw. aftrekken aftrekking zelfst. naamw. aftrekking substractie overig. aftrekking aftrekken overig. aftrekking vermindering zelfst. naamw. aftrekking deductie overig. aftrekking aftrek overig. aftreksel afkooksel zelfst. naamw. aftreksel inprenten zelfst. naamw. aftreksel infusie zelfst. naamw. aftreksel doordringen zelfst. naamw. aftrekteken min overig. aftroeven overtroeven werkwoord aftroggelen afbietsen werkwoord aftroggelen bietsen werkwoord aftroggelen aftruggelen werkwoord aftroggelen afsmeken werkwoord aftroggelen afbedelen werkwoord aftroggelen pikken werkwoord aftroggelen ontfutselen werkwoord aftroggelen inpikken werkwoord aftroggelen grissen werkwoord aftroggelen gappen werkwoord aftroggelen afpakken werkwoord aftruggelen aftroggelen werkwoord aftuigen afdrogen werkwoord aftuigen aftakelen werkwoord aftuigen toetakelen werkwoord aftuigen afrossen werkwoord aftuigen afranselen werkwoord aftuigen aframmelen werkwoord aftuigen onttakelen werkwoord afvaardigen delegeren werkwoord afvaardigen deputeren werkwoord afvaardiging delegatie zelfst. naamw. afvaardiging deputatie zelfst. naamw. afvaardiging volmacht zelfst. naamw. afvaart afvaren zelfst. naamw. afvaart uitvaren zelfst. naamw. afval brokstukken zelfst. naamw. afval rotzooi zelfst. naamw. afval vuilnis zelfst. naamw. afval vermindering zelfst. naamw. afval rommel zelfst. naamw. afval ontrouw zelfst. naamw. afval helling zelfst. naamw. afval viezigheid zelfst. naamw. afval modder zelfst. naamw. afval afwerpen zelfst. naamw. afval vullis zelfst. naamw. afval voddengoed zelfst. naamw. afval romm zelfst. naamw. afval huisvuil zelfst. naamw. afval huisafval zelfst. naamw. afval grofvuil zelfst. naamw. afval drek zelfst. naamw. afvalhoop vuilnisbelt zelfst. naamw. afvalhoop vuilstortplaats zelfst. naamw. afvalhoop vuilnishoop zelfst. naamw. afvalhoop vuilnisberg zelfst. naamw. afvalhoop belt zelfst. naamw. afvallen afslanken werkwoord afvallen laten vallen werkwoord afvallen ontgoochelen werkwoord afvallen opgeven werkwoord afvallen overschieten werkwoord afvallen vermageren werkwoord afvallen vermagering werkwoord afvallen uitmergelen werkwoord afvallen stoppen werkwoord afvallen ophouden werkwoord afvallen eruitstappen werkwoord afvallen afzeggen werkwoord afvallen afhaken werkwoord afvallen teleurstellen werkwoord afvallen tegenvallen werkwoord afvallen frustreren werkwoord afvallen duperen werkwoord afvallen benadelen werkwoord afvallig deloyaal bijv. naamw. afvallig trouweloos bijv. naamw. afvallig ketters bijv. naamw. afvallig ketter bijv. naamw. afvallige dwaalgeest zelfst. naamw. afvallige verzaker zelfst. naamw. afvallige geloofsverzaker zelfst. naamw. afvallige apostaat zelfst. naamw. afvalligheid desertie zelfst. naamw. afvalligheid verlating zelfst. naamw. afvalmateriaal afvalstof zelfst. naamw. afvalmaterialen afvalstoffen zelfst. naamw. afvalproduct afvalstof zelfst. naamw. afvalstof afvalmateriaal zelfst. naamw. afvalstof afvalproduct zelfst. naamw. afvalstoffen afvalmaterialen zelfst. naamw. afvalwater rioolwater zelfst. naamw. afvangen opvangen werkwoord afvangen ondervangen werkwoord afvangen onderscheppen werkwoord afvaren afsteken werkwoord afvaren uitvaren werkwoord afvaren afvaart zelfst. naamw. afvaren wegvaren werkwoord afvegen aflappen werkwoord afvegen afwissen werkwoord afvegen reinigen werkwoord afvegen wegvegen werkwoord afvegen wissen werkwoord afvegen vegen werkwoord afvegen afdrogen werkwoord afvegen afwenden werkwoord afvijlsel vijlspaan overig. afvijlsel vijlsel overig. afvinken aankruisen zelfst. naamw. afvinken aanstrepen zelfst. naamw. afvliegen afspringen overig. afvliegen afspatten overig. afvliegen wegvliegen overig. afvliegen opstijgen overig. afvloeien wegvloeien werkwoord afvloeien afdanken werkwoord afvloeien wegstromen werkwoord afvloeiing drainering zelfst. naamw. afvoelen aftasten werkwoord afvoelen tasten zelfst. naamw. afvoelen voel zelfst. naamw. afvoelen voelde zelfst. naamw. afvoelen voelen zelfst. naamw. afvoer afwatering zelfst. naamw. afvoer vervoer zelfst. naamw. afvoer verscheping zelfst. naamw. afvoer verplaatsing zelfst. naamw. afvoer transport zelfst. naamw. afvoer overbrenging zelfst. naamw. afvoerbuis regenpijp zelfst. naamw. afvoerbuis riool zelfst. naamw. afvoerbuis spui zelfst. naamw. afvoerbuis ductus zelfst. naamw. afvoerbuis afwateringsbuis zelfst. naamw. afvoerbuizen riolen zelfst. naamw. afvoeren lozen werkwoord afvoeren wegdragen werkwoord afvoeren uitwerpen werkwoord afvoeren uitstoten werkwoord afvoeren uitscheiden werkwoord afvoeren afscheiden werkwoord afvoeren wegvoeren werkwoord afvoeren wegslepen werkwoord afvoeren wegsjouwen werkwoord afvoeren meedragen werkwoord afvoerkanaal riool overig. afvoerkanaal riolering overig. afvoerkanaal boezem overig. afvoerkanaal afwateringskanaal overig. afvoerput put zelfst. naamw. afvragen verwonderen werkwoord afvuren afschieten werkwoord afvuren lanceren werkwoord afvuren vuren werkwoord afvuren schieten werkwoord afwaarderen devalueren werkwoord afwaardering afschrijving zelfst. naamw. afwaardering waardevermindering zelfst. naamw. afwaardering ontwaarding zelfst. naamw. afwachten aankijken werkwoord afwachten wachten werkwoord afwachting hoop zelfst. naamw. afwachting verwachting zelfst. naamw. afwas vaat zelfst. naamw. afwasbaar wasbaar bijv. naamw. afwasbak spoelbak overig. afwashulpje bordenwasser overig. afwasmachine vaatwasmachine zelfst. naamw. afwasmachine vaatwasser zelfst. naamw. afwasmiddel vaatwasmiddel overig. afwassen wassen werkwoord afwassop zeepwater overig. afwassop zeepsop overig. afwassop sop overig. afwassop afwaswater overig. afwaswater sop zelfst. naamw. afwaswater zeepwater zelfst. naamw. afwaswater zeepsop zelfst. naamw. afwaswater afwassop zelfst. naamw. afwatering afvoer zelfst. naamw. afwatering spui zelfst. naamw. afwatering waterafvoer zelfst. naamw. afwatering lozing zelfst. naamw. afwateringsbuis spui overig. afwateringsbuis riool overig. afwateringsbuis regenpijp overig. afwateringsbuis afvoerbuis overig. afwateringskanaal riool overig. afwateringskanaal riolering overig. afwateringskanaal boezem overig. afwateringskanaal afvoerkanaal overig. afweer verdediging zelfst. naamw. afweeronderdrukker immunosuppressivum zelfst. naamw. afweerstof tegenstof overig. afweerstof antistof overig. afweerstoffen antistoffen zelfst. naamw. afweerstoffen tegenstoffen zelfst. naamw. afwegen beschouwen werkwoord afwegen dubben werkwoord afwegen inschatten werkwoord afwegen overwegen werkwoord afwegen overdenken werkwoord afwegen consideren werkwoord afwegen beraden werkwoord afwegen uitwegen werkwoord afwegen schatten werkwoord afwegen bepalen werkwoord afweging overweging zelfst. naamw. afweging overdenking zelfst. naamw. afweken losweken werkwoord afweken afstomen werkwoord afwenden afkeren werkwoord afwenden afslaan werkwoord afwenden wegdraaien zelfst. naamw. afwenden afvegen werkwoord afwenden afzwenken werkwoord afwenden afdraaien werkwoord afwenden afwentelen werkwoord afwending afwentelen overig. afwennen afleren werkwoord afwentelen afschuiven werkwoord afwentelen afwenden werkwoord afwentelen afwending werkwoord afweren afslaan werkwoord afweren afwenden werkwoord afweren pareren werkwoord afweren verdedigen werkwoord afweren weren werkwoord afweren verweren werkwoord afwerend afstotend bijv. naamw. afwerken afbouwen werkwoord afwerken afdoen werkwoord afwerken afhandelen werkwoord afwerken bijwerken werkwoord afwerken klaarmaken werkwoord afwerken voltooien werkwoord afwerken afmaken zelfst. naamw. afwerken volmaken werkwoord afwerken volbrengen werkwoord afwerken klaarkrijgen werkwoord afwerken completeren werkwoord afwerken beëindigen werkwoord afwerken afronden werkwoord afwerken afkrijgen werkwoord afwerken versieren werkwoord afwerken opsmukken werkwoord afwerken opmaken werkwoord afwerken garneren werkwoord afwerking afbouw zelfst. naamw. afwerpen afdoen werkwoord afwerpen afsmijten werkwoord afwerpen opleveren werkwoord afwerpen afval werkwoord afwezig gedachteloos bijv. naamw. afwezig dromerig bijv. naamw. afwezig elders bijv. naamw. afwezig negatief bijv. naamw. afwezig absent bijv. naamw. afwezigheid absentesme zelfst. naamw. afwezigheid verstrooidheid zelfst. naamw. afwezigheid absentie zelfst. naamw. afwijken ontlopen werkwoord afwijken verschillen werkwoord afwijken afslaan werkwoord afwijkend alternatief bijv. naamw. afwijkend buitenissig bijv. naamw. afwijkend eigenaardig bijv. naamw. afwijkend gestoord bijv. naamw. afwijkend verschillend bijv. naamw. afwijkend abnormaal bijv. naamw. afwijkend kronkelend bijv. naamw. afwijkend dwalend bijv. naamw. afwijkend anderszins bijv. naamw. afwijkend anders bijv. naamw. afwijking aberratie zelfst. naamw. afwijking deviatie zelfst. naamw. afwijking eigenaardigheid zelfst. naamw. afwijking handicap zelfst. naamw. afwijking anomalie zelfst. naamw. afwijking afdwaling zelfst. naamw. afwijking gebrek zelfst. naamw. afwijzen abstineren werkwoord afwijzen afkeuren werkwoord afwijzen verwerpen werkwoord afwijzen wegstemmen werkwoord afwijzen weigeren werkwoord afwijzen afslaan zelfst. naamw. afwijzen onthouden werkwoord afwijzen bedanken werkwoord afwijzen afwimpelen werkwoord afwijzen afstemmen werkwoord afwijzen verweren werkwoord afwijzen terugwijzen werkwoord afwijzen afketsen werkwoord afwijzen ontmoedigen werkwoord afwijzen mishagen werkwoord afwijzen afstoten werkwoord afwijzend negatief bijv. naamw. afwijzend verwerpen bijv. naamw. afwijzend weigerachtig bijv. naamw. afwijzend afkeurend bijv. naamw. afwijzend terugwijzend bijv. naamw. afwijzend ongevoelig overig. afwijzend ongevoelig overig. afwijzend ongevoelig overig. afwijzing afzegging zelfst. naamw. afwijzing verwerping zelfst. naamw. afwijzing weigering zelfst. naamw. afwijzing verworpenheid zelfst. naamw. afwijzing terugwijzing zelfst. naamw. afwijzing rejectie zelfst. naamw. afwijzing afkeuring zelfst. naamw. afwikkelen afhandelen werkwoord afwikkelen afrollen werkwoord afwikkelen zaakafwikkeling zelfst. naamw. afwikkelen opwinden werkwoord afwikkelen oprollen werkwoord afwikkelen opheffen werkwoord afwikkelen omwikkelen werkwoord afwikkelen liquideren werkwoord afwikkelen inzwachtelen werkwoord afwikkelen inbakeren werkwoord afwikkelen baken werkwoord afwikkelen verdelgen werkwoord afwikkelen uitroeien werkwoord afwikkelen solveren werkwoord afwikkeling liquidatie zelfst. naamw. afwikkeling loop zelfst. naamw. afwimpelen abstineren werkwoord afwimpelen afschepen werkwoord afwimpelen afslaan werkwoord afwimpelen wegsturen werkwoord afwimpelen onthouden werkwoord afwimpelen bedanken werkwoord afwimpelen afwijzen werkwoord afwinden afwikkelen werkwoord afwinden ontrollen werkwoord afwinden afrollen werkwoord afwisselen herzien werkwoord afwisselen uiteenlopen werkwoord afwisselen variëren werkwoord afwisselen veranderen werkwoord afwisselen verwisselen werkwoord afwisselen wijzigen werkwoord afwisselen wisselen werkwoord afwisselen verschillen werkwoord afwisselend boeiend bijv. naamw. afwisselend beurtelings bijv. naamw. afwisselend bont bijv. naamw. afwisseling gevarieerdheid zelfst. naamw. afwisseling variatie zelfst. naamw. afwisseling verandering zelfst. naamw. afwisseling variëteit zelfst. naamw. afwisseling keuze zelfst. naamw. afwissen afvegen werkwoord afwissen sponsen werkwoord afwissen wegvegen werkwoord afwissen afstoffen zelfst. naamw. afwissen wissen werkwoord afwissen vegen werkwoord afwissen afdrogen werkwoord afwissen afnemen werkwoord afwrijving aframmeling zelfst. naamw. afzabbelen afsabbelen werkwoord afzabberen afsabberen werkwoord afzakken afgaan werkwoord afzakken afglijden werkwoord afzakken wegzinken werkwoord afzakken wegglijden werkwoord afzakken vervallen werkwoord afzakken inzinken werkwoord afzakken aftakelen werkwoord afzakkertje drankje zelfst. naamw. afzeggen afbellen werkwoord afzeggen afbestellen werkwoord afzeggen afgelasten werkwoord afzeggen annuleren werkwoord afzeggen opgeven werkwoord afzeggen afblazen werkwoord afzeggen intrekken werkwoord afzeggen stoppen werkwoord afzeggen ophouden werkwoord afzeggen eruitstappen werkwoord afzeggen afvallen werkwoord afzeggen afhaken werkwoord afzeggen niet laten plaatsvinden overig. afzegging afwijzing zelfst. naamw. afzegging uitsteeksel zelfst. naamw. afzegging lossing zelfst. naamw. afzen zendster overig. afzen zen overig. afzen verzen overig. afzenden posten zelfst. naamw. afzenden versturen zelfst. naamw. afzenden verzenden zelfst. naamw. afzenden verzonden zelfst. naamw. afzenden wegsturen zelfst. naamw. afzender verzender zelfst. naamw. afzender zender zelfst. naamw. afzet afname zelfst. naamw. afzet omzet zelfst. naamw. afzet verkoop zelfst. naamw. afzetgebied afzetmarkt zelfst. naamw. afzetgebied markt zelfst. naamw. afzetlint politielint overig. afzetlint lint overig. afzetmarkt afzetgebied zelfst. naamw. afzetsel zetsel overig. afzetsel sediment overig. afzetsel residu overig. afzetsel grondsop overig. afzetsel droesem overig. afzetsel depot overig. afzetsel bezinksel overig. afzetten afbakenen werkwoord afzetten afbiezen werkwoord afzetten afpalen werkwoord afzetten amputeren werkwoord afzetten bedotten werkwoord afzetten bedriegen werkwoord afzetten beduvelen werkwoord afzetten besodemieteren werkwoord afzetten omranden werkwoord afzetten ontslaan werkwoord afzetten stilzetten werkwoord afzetten uitschakelen werkwoord afzetten verschuiven werkwoord afzetten verdagen werkwoord afzetten uittrekken werkwoord afzetten uitstellen werkwoord afzetten uitkrijgen werkwoord afzetten uitdoen werkwoord afzetten afleggen werkwoord afzetten afdoen werkwoord afzetten aanhouden werkwoord afzetten tillen werkwoord afzetten zwendelen werkwoord afzetten oplichten werkwoord afzetten misleiden werkwoord afzetten belazeren werkwoord afzetten bedonderen werkwoord afzetten droppen werkwoord afzetten flessen werkwoord afzetten omlijnen werkwoord afzetten begrenzen werkwoord afzetten verstuiken werkwoord afzetten ontwrichten werkwoord afzetten stoppen werkwoord afzetten uitzetten werkwoord afzetten uitmaken werkwoord afzetten wegnemen werkwoord afzetten amputatie werkwoord afzetten sedimenteren overig. afzetter nepper zelfst. naamw. afzetterij bedriegerij zelfst. naamw. afzetting afsluiting zelfst. naamw. afzetting bezinksel zelfst. naamw. afzichtelijk monsterachtig bijv. naamw. afzichtelijk onooglijk bijv. naamw. afzichtelijk wanstaltig bijv. naamw. afzichtelijk gedrochtelijk bijv. naamw. afzichtelijk oerlelijk bijv. naamw. afzichtelijk monsterlijk bijv. naamw. afzichtelijk foeilelijk bijv. naamw. afzien afstand doen werkwoord afzien lijden werkwoord afzijdig neutraal bijv. naamw. afzijdig onzijdig bijv. naamw. afzitten uitzitten overig. afzoeken afstropen werkwoord afzoeken afstruinen werkwoord afzoeken doorzoeken werkwoord afzoeken scannen werkwoord afzoeken zoeken werkwoord afzoeken gehedoorzoeken werkwoord afzoeken patrouilleren werkwoord afzoenen beëindigen werkwoord afzonderen afscheiden werkwoord afzonderen apart houden werkwoord afzonderen isoleren werkwoord afzonderen separeren werkwoord afzonderen verwijderen werkwoord afzonderen afsplitsen werkwoord afzonderen splitsen werkwoord afzonderen scheiden werkwoord afzonderen wegwerken werkwoord afzonderen wegnemen werkwoord afzonderen weghalen werkwoord afzonderen wegdoen werkwoord afzonderen wegbrengen werkwoord afzonderen vervreemden werkwoord afzonderen verplaatsen werkwoord afzonderen lichten werkwoord afzonderen ecarteren werkwoord afzonderen afnemen werkwoord afzondering afscheiding zelfst. naamw. afzondering eenzaamheid zelfst. naamw. afzondering isolering zelfst. naamw. afzondering uitsluiting zelfst. naamw. afzonderlijk apart bijv. naamw. afzonderlijk separaat bijv. naamw. afzonderlijk vrijstaand bijv. naamw. afzonderlijk individueel bijv. naamw. afzonderlijk los bijv. naamw. afzonderlijk bijzonder bijv. naamw. afzonderlijk afgezonderd bijv. naamw. afzonderlijk vaneen bijv. naamw. afzonderlijk terzijde bijv. naamw. afzonderlijk gescheiden bijv. naamw. afzonderlijk losstaand bijv. naamw. afzonderlijk alleenstaand bijv. naamw. afzonderlijk geïsoleerd bijv. naamw. afzuigen wegzuigen werkwoord afzuigen zuigen werkwoord afzuigen opzuigen werkwoord afzuigen pijpen werkwoord afzuigkap wasemkap zelfst. naamw. afzwaaien demobiliseren werkwoord afzwakken afremmen werkwoord afzwakken dempen werkwoord afzwakken mitigeren werkwoord afzwakken uithollen werkwoord afzwakken verslappen zelfst. naamw. afzwakken verzwakken zelfst. naamw. afzwakking vermindering zelfst. naamw. afzwakking verzwakking zelfst. naamw. afzwakking verzachting zelfst. naamw. afzwenken zwenken werkwoord afzwenken wegdraaien werkwoord afzwenken afwenden werkwoord afzwenken afdraaien werkwoord afzweren ontrouw worden werkwoord agaceren prikkelen werkwoord agaceren irriteren werkwoord agape liefdemaal overig. agenda zakagenda zelfst. naamw. agenda aantekening zelfst. naamw. agent handelsagent zelfst. naamw. agent hoofdagent zelfst. naamw. agent kallebak zelfst. naamw. agent kip zelfst. naamw. agent klabak zelfst. naamw. agent politie zelfst. naamw. agent politieagent zelfst. naamw. agent flik zelfst. naamw. agent w00t zelfst. naamw. agent konstabel zelfst. naamw. agent gerechtsdienaar zelfst. naamw. agent dien zelfst. naamw. agent Vertegenwoordiger zelfst. naamw. agente politieagente overig. agenten flikken zelfst. naamw. agenten flikken zelfst. naamw. agenten flikken zelfst. naamw. agentschap agentuur zelfst. naamw. agentschap bijkantoor zelfst. naamw. agentschap hulpkantoor zelfst. naamw. agentschap filiaal zelfst. naamw. agentuur agentschap zelfst. naamw. ageren actie voeren werkwoord ageren handelen werkwoord ageren optreden werkwoord ageren doen werkwoord aggiornamento vernieuwen overig. agglomeraat opeenhoping zelfst. naamw. agglomeratie opeenhoping overig. agglutineren verbinden werkwoord agglutineren samenplakken werkwoord aggravatie overdrijving zelfst. naamw. aggregatie samenklontering zelfst. naamw. agio opgeld zelfst. naamw. agio surplus zelfst. naamw. agio teveel zelfst. naamw. agio rest zelfst. naamw. agio overschot zelfst. naamw. agio exces zelfst. naamw. agio`s opslagen zelfst. naamw. agio`s toeslagen zelfst. naamw. agio`s verhogingen zelfst. naamw. agio`s opcenten zelfst. naamw. agitatie beroering zelfst. naamw. agitatie onrust zelfst. naamw. agitatie onruststokerij zelfst. naamw. agitatie opwinding zelfst. naamw. agitatie ongedurigheid zelfst. naamw. agitatie gewoel zelfst. naamw. agitator provocateur zelfst. naamw. agitator stokebrand zelfst. naamw. agitator stoker zelfst. naamw. agitator opstoker zelfst. naamw. agitator opruier zelfst. naamw. agitator intrigant zelfst. naamw. agiteren opstoken werkwoord agiteren oppoken werkwoord agiteren ophitsen werkwoord agiteren schudden werkwoord agiteren opwinden werkwoord agiteren opruien werkwoord agnosceren honoreren werkwoord agnosceren erkennen werkwoord agon strijd zelfst. naamw. agonie doodsangst zelfst. naamw. agonie kwelling zelfst. naamw. agonie zieltoging zelfst. naamw. agonie stervensnood zelfst. naamw. agonie doodsstrijd zelfst. naamw. agonie verschrikking zelfst. naamw. agonie torment zelfst. naamw. agonie nood zelfst. naamw. agonie grief zelfst. naamw. agrafe spang overig. agrafe slot overig. agrafe haakje overig. agrariër boer zelfst. naamw. agrariërs boeren zelfst. naamw. agressie geweld zelfst. naamw. agressief bijtend bijv. naamw. agressief gewelddadig bijv. naamw. agressief offensief bijv. naamw. agressief aanvallend bijv. naamw. agressiviteit gewelddadigheid overig. agressor aanvaller overig. agronomie landbouwkunde overig. agronoom landbouwkundige overig. ah tjonge overig. ah oh overig. ah och overig. ah o overig. ah ha overig. ah allemensen overig. ah allemachtig overig. ah ach overig. ahob spoorboom zelfst. naamw. aimabel bekoorlijk bijv. naamw. aimabel charmant bijv. naamw. air arrogantie zelfst. naamw. air eigendunk zelfst. naamw. air houding zelfst. naamw. air pose zelfst. naamw. airco airconditioning zelfst. naamw. airconditioning airco zelfst. naamw. airmail luchtpost zelfst. naamw. aju adieu overig. aju vaarwel overig. aju ajuus overig. aju afscheid overig. aju adie overig. aju adee overig. ajuus vaarwel overig. ajuus aju overig. ajuus afscheid overig. ajuus adieu overig. ajuus adie overig. ajuus adee overig. akelig beangstigend bijv. naamw. akelig beroerd bijv. naamw. akelig griezelig bijv. naamw. akelig gemeen bijv. naamw. akelig spookachtig bijv. naamw. akelig treurig bijv. naamw. akelig naar bijv. naamw. akelig ellendig bijv. naamw. akelig sinister bijv. naamw. akelig eng bijv. naamw. akelig onguur bijv. naamw. akeligheid treurigheid zelfst. naamw. akeligheid ellendigheid zelfst. naamw. akeligheid beroerdheid zelfst. naamw. aker schepper zelfst. naamw. aker schepemmer zelfst. naamw. aker putemmer zelfst. naamw. aker emmer overig. aker emmer overig. aker emmer overig. akinesie bewegingsarmoede zelfst. naamw. akkefietje kleinigheid zelfst. naamw. akkefietje bagatel zelfst. naamw. akkefietjes kleinigheden overig. akkefietjes bagatellen overig. akker grond zelfst. naamw. akker land zelfst. naamw. akker veld zelfst. naamw. akker bouwland zelfst. naamw. akkerbouw landbouw zelfst. naamw. akkerbouwgrond landbouwgrond zelfst. naamw. akkerbouwgrond cultuurgrond zelfst. naamw. akkers landerijen zelfst. naamw. akkertje kalmaan overig. akkertje gemak overig. akkoord goedkeuring zelfst. naamw. akkoord overeenkomst zelfst. naamw. akkoord pact zelfst. naamw. akkoord permissie zelfst. naamw. akkoord regeling zelfst. naamw. akkoord samenklank zelfst. naamw. akkoord goed zelfst. naamw. akkoord verbintenis zelfst. naamw. akkoord schikking zelfst. naamw. akkoord afspraak zelfst. naamw. akkoord vergelijk zelfst. naamw. akkoord vereffening zelfst. naamw. akkoord verdrag zelfst. naamw. akkoord verbond zelfst. naamw. akkoord unie zelfst. naamw. akkoord liga zelfst. naamw. akkoord federatie zelfst. naamw. akkoord bondgenootschap zelfst. naamw. akkoord bond zelfst. naamw. akkoord binding zelfst. naamw. akkoord band zelfst. naamw. akkoord instemming zelfst. naamw. akkoord toestemming zelfst. naamw. akkoord goedvinden zelfst. naamw. akkoord fiat zelfst. naamw. akkoord oké zelfst. naamw. akkoorden overeenstemmingen zelfst. naamw. akoestiek geluidsleer overig. akoestisch klank- overig. akte acte zelfst. naamw. akte bedrijf zelfst. naamw. akte certificaat zelfst. naamw. akte bewijsstuk zelfst. naamw. akte officiestuk zelfst. naamw. akten bescheiden zelfst. naamw. aktes certificaten zelfst. naamw. aktes stukken zelfst. naamw. aktes documenten zelfst. naamw. aktetas tas zelfst. naamw. aktie daad zelfst. naamw. aktie handeling zelfst. naamw. aktie actie zelfst. naamw. al alhoewel bijv. naamw. al reeds bijv. naamw. al bereids bijv. naamw. al of bijv. naamw. al ofschoon bijv. naamw. al iegelijk bijv. naamw. al iedereen bijv. naamw. al ieder bijv. naamw. al elkeen bijv. naamw. al elk bijv. naamw. al allen bijv. naamw. al allemaal bijv. naamw. al alle bijv. naamw. al hehoeveelheid bijv. naamw. al gehehoeveelheid bijv. naamw. al alles bijv. naamw. al alvast bijv. naamw. al alreeds bijv. naamw. al hoewel bijv. naamw. alarm gevaar zelfst. naamw. alarm hulpgeroep zelfst. naamw. alarm noodsein zelfst. naamw. alarm noodsignaal zelfst. naamw. alarm wekker zelfst. naamw. alarm noodkreet zelfst. naamw. alarm hulpkreet zelfst. naamw. alarm wenk zelfst. naamw. alarm waarschuwing zelfst. naamw. alarmbel sirene zelfst. naamw. alarmeren beangstigen werkwoord alarmeren bijeenroepen werkwoord alarmeren wekken werkwoord alarmeren opwekken werkwoord alarmerend gevaarlijk bijv. naamw. alarmerend verontrustend bijv. naamw. alarminstallaties beveiligingen overig. alarmklok noodklok zelfst. naamw. Albanees Albaniër overig. Albaniër Albanees overig. album elpee zelfst. naamw. album langspeelplaat zelfst. naamw. album plaatwerk zelfst. naamw. album plaat zelfst. naamw. album lp zelfst. naamw. album grammofoonplaat zelfst. naamw. alcohol drank zelfst. naamw. alcohol spiritualiën zelfst. naamw. alcohol wijngeest zelfst. naamw. alcohol opkikkertjes zelfst. naamw. alcohol gedistilleerd zelfst. naamw. alcohol alcoholica zelfst. naamw. alcoholica spiritualiën zelfst. naamw. alcoholica opkikkertjes zelfst. naamw. alcoholica gedistilleerd zelfst. naamw. alcoholica drank zelfst. naamw. alcoholica alcohol zelfst. naamw. alcoholisch geestrijk overig. alcoholisme alcoholverslaving zelfst. naamw. alcoholisme drankzucht zelfst. naamw. alcoholist drinker zelfst. naamw. alcoholmisbruik drankmisbruik zelfst. naamw. alcolholadem kegel zelfst. naamw. alcolholadem keg zelfst. naamw. alcyon ijsvogel zelfst. naamw. alcyon ijsvog zelfst. naamw. aldaar daar bijv. naamw. aldaar ginds bijv. naamw. aldaar ginder bijv. naamw. aldaar er bijv. naamw. aldaar daarginds bijv. naamw. aldoor voortdurend overig. aldoor telkens overig. aldoor steeds overig. aldoor onophoudelijk overig. aldoor ononderbroken overig. aldoor hetijd overig. aldoor gedurig overig. aldoor continue overig. aldoor almaar overig. aldus dientengevolge bijv. naamw. aldus zo bijv. naamw. aldus zodoende bijv. naamw. aldus dus bijv. naamw. aleer eer overig. aleer voordat overig. aleer voor overig. aleer alvorens overig. aleer alvoor overig. alert waakzaam bijv. naamw. alert attent bijv. naamw. alert wakker bijv. naamw. alert oplettend bijv. naamw. alert uitgeslapen bijv. naamw. alert wakend bijv. naamw. alert waaks bijv. naamw. alert voorzichtig bijv. naamw. alert paraat bijv. naamw. alert hoede bijv. naamw. Alex Sander overig. Alex Alexander overig. Alexander Sander overig. Alexander Alex overig. alfabet grondbeginselen overig. alfabet basisbeginselen overig. alfabet ABC overig. alge wier zelfst. naamw. algebra wiskunde zelfst. naamw. algebra wiskunde bijv. naamw. algeheel compleet bijv. naamw. algeheel kompleet bijv. naamw. algeheel volkomen bijv. naamw. algeheel volledig bijv. naamw. algeheel volslagen bijv. naamw. algeheel finaal bijv. naamw. algeheindruk totaindruk overig. algeheindruk impressie overig. algemeen alledaags bijv. naamw. algemeen doorgaans bijv. naamw. algemeen gangbaar bijv. naamw. algemeen gemeenschappelijk bijv. naamw. algemeen ruim bijv. naamw. algemeen bedrijfsresultaat zelfst. naamw. algemeen globaal bijv. naamw. algemeen generaal bijv. naamw. algemeen normaliter bijv. naamw. algemeen merendeels bijv. naamw. algemeen meestal bijv. naamw. algemeen gewoonlijk bijv. naamw. algemeen gemeenlijk bijv. naamw. algemeen universeel bijv. naamw. algemeenheid alledaagsheid zelfst. naamw. algemeenheid dooddoener zelfst. naamw. algemeenheid gebruikelijkheid zelfst. naamw. algemeenheid gangbaarheid zelfst. naamw. algemeenheid meerderheid zelfst. naamw. algemeniteit generaliteit overig. algemgeldend universeel overig. Algerië Algerije overig. Algerije Algerië overig. alhier hier bijv. naamw. alhoewel al bijv. naamw. alhoewel hoewel bijv. naamw. alhoewel ofschoon bijv. naamw. alias zogeheten bijv. naamw. alias zogenaamd bijv. naamw. alias zogenoemde bijv. naamw. alias schuilnaam zelfst. naamw. alias bijgenaamd bijv. naamw. alias pseudoniem bijv. naamw. aliassen schuilnamen overig. aliassen pseudoniemen overig. alibi excuus zelfst. naamw. alimentatie levensonderhoud zelfst. naamw. alimentatie uitkering zelfst. naamw. alimentatie ondersteuningsgeld zelfst. naamw. alinea lid zelfst. naamw. alinea paragraaf zelfst. naamw. alkalose zuurverlies zelfst. naamw. Allah God overig. allblijven overblijven overig. alle iegelijk overig. alle iedereen overig. alle ieder overig. alle elkeen overig. alle elk overig. alle allen overig. alle allemaal overig. alle al overig. allebei beiden bijv. naamw. allebei beide bijv. naamw. alledaags dagelijks bijv. naamw. alledaags banaal bijv. naamw. alledaags plat bijv. naamw. alledaags nietszeggend bijv. naamw. alledaags gewoontjes bijv. naamw. alledaags afgezaagd bijv. naamw. alledaags gewoon bijv. naamw. alledaags gebruikelijk bijv. naamw. alledaags daags bijv. naamw. alledaags vulgair bijv. naamw. alledaags ordinair bijv. naamw. alledaags grof bijv. naamw. alledaags saai bijv. naamw. alledaags eenvoudig bijv. naamw. alledaagsheid algemeenheid zelfst. naamw. alledaagsheid proza zelfst. naamw. alledaagsheid trivialiteit zelfst. naamw. alledaagsheid platitu zelfst. naamw. alledaagsheid gewoonheid zelfst. naamw. allee laan zelfst. naamw. allee dreef zelfst. naamw. alleen eenzaam bijv. naamw. alleen uitsluitend bijv. naamw. alleen afzonderlijk bijv. naamw. alleen enkel bijv. naamw. alleen in zijn uppie bijv. naamw. alleen louter bijv. naamw. alleen puur bijv. naamw. alleen slechts bijv. naamw. alleen exclusief bijv. naamw. alleen enig bijv. naamw. alleen zelfstandig overig. alleenheerschappij absolutisme zelfst. naamw. alleenheerschappij autocratie zelfst. naamw. alleenheerser autocraat zelfst. naamw. alleenheerser soeverein zelfst. naamw. alleenlevend solitair overig. alleenrecht monopolie zelfst. naamw. alleenrecht patent zelfst. naamw. alleenspraak monoloog zelfst. naamw. alleenstaand afgezonderd bijv. naamw. alleenstaand single bijv. naamw. alleenstaand vrijgezel bijv. naamw. alleenstaand vrijstaand bijv. naamw. alleenstaand separaat bijv. naamw. alleenstaand losstaand bijv. naamw. alleenstaand gescheiden bijv. naamw. alleenstaand apart bijv. naamw. alleenstaand afzonderlijk bijv. naamw. alleenstaand geïsoleerd bijv. naamw. alleenstaand ongebonden bijv. naamw. alleenstaande vrijgezel zelfst. naamw. alleenstaande vrijgez zelfst. naamw. alleenzang solo zelfst. naamw. alleenzangen solo`s overig. allegaartje mengelmoes zelfst. naamw. allegaartje mengsel zelfst. naamw. allegaartje rommel zelfst. naamw. allegaartje samenraapsel zelfst. naamw. allegorie zinnebeeld zelfst. naamw. allegorisch zinnebeeldig overig. allemaal allen bijv. naamw. allemaal alles bijv. naamw. allemaal iegelijk bijv. naamw. allemaal iedereen bijv. naamw. allemaal ieder bijv. naamw. allemaal elkeen bijv. naamw. allemaal elk bijv. naamw. allemaal alle bijv. naamw. allemaal al bijv. naamw. allemachtig buitensporig overig. allemachtig crimineel overig. allemachtig tjonge overig. allemachtig oh overig. allemachtig och overig. allemachtig o overig. allemachtig ha overig. allemachtig allemensen overig. allemachtig ah overig. allemachtig ach overig. allemensen tjonge overig. allemensen oh overig. allemensen och overig. allemensen o overig. allemensen ha overig. allemensen allemachtig overig. allemensen ah overig. allemensen ach overig. allen allemaal bijv. naamw. allen elkeen bijv. naamw. allen iegelijk bijv. naamw. allen iedereen bijv. naamw. allen ieder bijv. naamw. allen elk bijv. naamw. allen alle bijv. naamw. allen al bijv. naamw. allengs gaandeweg bijv. naamw. allengs geleidelijk bijv. naamw. allengs langzamerhand bijv. naamw. allengs stapsgewijs bijv. naamw. allengs stilaan zelfst. naamw. allengs mettertijd zelfst. naamw. allengs trapsgewijs zelfst. naamw. aller ieders overig. alleraardigst bekoorlijk bijv. naamw. alleraardigst charmant bijv. naamw. alleraardigst allerliefst bijv. naamw. allerbelangrijkst a priori overig. allerbest opperbest bijv. naamw. allerbeste puikje zelfst. naamw. allereerst eerst overig. allereerst vooreerst overig. allergie overgevoeligheid zelfst. naamw. allergisch overgevoelig bijv. naamw. allerhande allerlei bijv. naamw. allerhoogst hoogst bijv. naamw. allerhoogst opperst bijv. naamw. allerijl spoorslags overig. allerlaatst allerlaatste overig. allerlaatste allerlaatst overig. allerlei alle mogelijke bijv. naamw. allerlei allerhande bijv. naamw. allerliefst charmant overig. allerliefst bekoorlijk overig. allerliefst alleraardigst overig. allerliefst vertederend overig. allerliefst snoezig overig. allerliefst schattig overig. allerliefst lief overig. allerliefst enig overig. allerliefst dottig overig. allerliefst snoeperig overig. allerliefst aanvallig overig. allerminst allesbehalve overig. allerminst geenszins overig. allerminste minste overig. allerminste kleinste overig. allerminste geringste overig. allernieuwste laatste overig. allernieuwste geavanceerde overig. allerwegen alom bijv. naamw. allerwegen overal bijv. naamw. alles allemaal bijv. naamw. alles voltalligheid zelfst. naamw. alles het volle pond zelfst. naamw. alles hehoeveelheid zelfst. naamw. alles gehehoeveelheid zelfst. naamw. alles al zelfst. naamw. alles volledigheid zelfst. naamw. alles volkomenheid zelfst. naamw. alles totaliteit zelfst. naamw. alles totaal zelfst. naamw. alles gezamenlijkheid zelfst. naamw. alles geheel zelfst. naamw. alles eenheid zelfst. naamw. allesbehalve absoluut niet overig. allesbehalve geenszins overig. allesbrander kachel zelfst. naamw. alleszins absoluut overig. alliage legering zelfst. naamw. alliage metaallegering zelfst. naamw. alliage metaalmengsel zelfst. naamw. alliage alligatie zelfst. naamw. alliantie bond zelfst. naamw. alliantie bondgenootschap zelfst. naamw. alliantie coalitie zelfst. naamw. alliantie verbond zelfst. naamw. allicht uiteraard bijv. naamw. allicht natuurlijk bijv. naamw. allicht zontwijfel bijv. naamw. allicht zeker bijv. naamw. allicht vanzelfsprekend bijv. naamw. allicht onontkomelijk bijv. naamw. allicht logisch bijv. naamw. allicht dus bijv. naamw. allicht bijgevolg bijv. naamw. alligatie metaalmengsel overig. alligatie metaallegering overig. alligatie legering overig. alligatie alliage overig. alliteratie stijlfiguur zelfst. naamw. alliteratie stafrijm zelfst. naamw. allmaar slechts overig. allmaar enkel overig. allocatie plaatsing zelfst. naamw. allooi gehalte zelfst. naamw. allround veelzijdig bijv. naamw. alluderen zinspelen werkwoord alluderen toespelen werkwoord allure aanzien zelfst. naamw. allure houding zelfst. naamw. allusie zinspeling zelfst. naamw. almaar maar overig. almaar onveranderlijk overig. almaar steeds overig. almaar voortdurend overig. almaar telkens overig. almaar onophoudelijk overig. almaar ononderbroken overig. almaar hetijd overig. almaar gedurig overig. almaar continue overig. almaar aldoor overig. almachtig alvermogend bijv. naamw. almachtig oppermachtig bijv. naamw. Almachtige god zelfst. naamw. Almachtige opperwezen zelfst. naamw. Almachtige heer zelfst. naamw. Almachtige Schepper zelfst. naamw. almanak jaarboek zelfst. naamw. alom allerwegen bijv. naamw. alom overal bijv. naamw. alomtegenwoordig alomvertegenwoordigd bijv. naamw. alomvattend universeel bijv. naamw. alomvertegenwoordigd alomtegenwoordig bijv. naamw. alomvertegenwoordigd overal aanwezig overig. alopecie haaruitval zelfst. naamw. alopecie kaalhoofdigheid zelfst. naamw. aloud traditioneel bijv. naamw. alpenroosje rododendron overig. alpinist bergbeklimmer overig. alreeds reeds bijv. naamw. alreeds alvast bijv. naamw. alreeds al bijv. naamw. als indien bijv. naamw. als mits bijv. naamw. als gelijk bijv. naamw. als zo bijv. naamw. als wanneer bijv. naamw. als ingeval bijv. naamw. alsjeblieft gelieve overig. alsjeblieft alstublieft overig. alsjeblieft ziezo overig. alsjeblieft ziedaar overig. alsjeblieft kijk overig. alsjeblieft hierzo overig. alsjeblieft hier overig. alsmaar onophoudelijk overig. alsmede alsook bijv. naamw. alsmede evenals bijv. naamw. alsmede eveneens bijv. naamw. alsmede evenzeer bijv. naamw. alsmede mede bijv. naamw. alsmede ook bijv. naamw. alsmede tevens bijv. naamw. alsmede voorts bijv. naamw. alsmede verder bijv. naamw. alsmede trouwens bijv. naamw. alsmede overigens bijv. naamw. alsmede daarenboven bijv. naamw. alsof of bijv. naamw. alsof nep bijv. naamw. alsook alsmede bijv. naamw. alsook evenals bijv. naamw. alsook tevens bijv. naamw. alsook ook bijv. naamw. alsook mede bijv. naamw. alsook evenzeer bijv. naamw. alsook eveneens bijv. naamw. alstublieft s.v.p. bijv. naamw. alstublieft gelieve bijv. naamw. alstublieft alsjeblieft bijv. naamw. alstublieft ziezo bijv. naamw. alstublieft ziedaar bijv. naamw. alstublieft kijk bijv. naamw. alstublieft hierzo bijv. naamw. alstublieft hier bijv. naamw. alstublieft ziehier bijv. naamw. alstublieft geleden bijv. naamw. alstublieft voila overig alt altstem zelfst. naamw. alt altviool zelfst. naamw. alt altzangeres zelfst. naamw. alt altzanger zelfst. naamw. alt altist zelfst. naamw. altaardienaar acoliet overig. alternatief afwijkend bijv. naamw. alternatief ander bijv. naamw. alternatief keuzemogelijkheid zelfst. naamw. alternatief grote plaats zelfst. naamw. althans tenminste overig. althans tenminste overig. altijd constant bijv. naamw. altijd continu bijv. naamw. altijd doorlopend bijv. naamw. altijd immer bijv. naamw. altijd onophoudelijk bijv. naamw. altijd permanent bijv. naamw. altijd steeds bijv. naamw. altijd steevast bijv. naamw. altijd voortdurend bijv. naamw. altijd altijd door bijv. naamw. altijd iedere keer bijv. naamw. altijd altoos bijv. naamw. altijd eeuwig bijv. naamw. altijddurend blijvend bijv. naamw. altijddurend constant bijv. naamw. altijddurend continue bijv. naamw. altijddurend doorlopend bijv. naamw. altijddurend eeuwig bijv. naamw. altijddurend eindeloos bijv. naamw. altijddurend eeuwigdurend bijv. naamw. altist altzangeres overig. altist altzanger overig. altist altstem overig. altist alt overig. altomanie hoogtevrees overig. altoos altijd overig. altoos steeds overig. altoos immer overig. altoos eeuwig overig. altruïst menslievend overig. altstem alt zelfst. naamw. altstem altzangeres zelfst. naamw. altstem altzanger zelfst. naamw. altstem altist zelfst. naamw. altviool alt overig. altzanger altzangeres overig. altzanger altstem overig. altzanger altist overig. altzanger alt overig. altzangeres altzanger overig. altzangeres altstem overig. altzangeres altist overig. altzangeres alt overig. alvast inmiddels bijv. naamw. alvast intussen bijv. naamw. alvast onderhand bijv. naamw. alvast ondertussen bijv. naamw. alvast vast bijv. naamw. alvast reeds bijv. naamw. alvast alreeds bijv. naamw. alvast al bijv. naamw. alvast onderwijl bijv. naamw. alvermogend almachtig bijv. naamw. alvermogend oppermachtig bijv. naamw. alvoor voordat overig. alvoor voor overig. alvoor eer overig. alvoor alvorens overig. alvoor aleer overig. alvorens voordat bijv. naamw. alvorens eer bijv. naamw. alvorens voor bijv. naamw. alvorens alvoor bijv. naamw. alvorens aleer bijv. naamw. alweer weer overig. alweer wederom overig. alweer weder overig. alweer opnieuw overig. alweer nogmaals overig. alzijdig universeel bijv. naamw. alzo ergo overig. amabel sociaal overig. amalgamatie fusie zelfst. naamw. amalgamatie versmelting zelfst. naamw. amalgameren legeren werkwoord amandel amandelboom overig. amandel tonsil overig. amandelboom amandel overig. amandelontsteking tonsillitis zelfst. naamw. amandelspijs spijs zelfst. naamw. amant minnaar zelfst. naamw. amarant kattestaart overig. amateur hobbyist zelfst. naamw. amateur leek zelfst. naamw. amateur liefhebber zelfst. naamw. amateurisme hobbyisme overig. amateuristisch dilettantisch overig. amazone onbeschaamd overig. amazone danseres overig. ambacht handwerk zelfst. naamw. ambacht métier zelfst. naamw. ambacht werk zelfst. naamw. ambacht vak zelfst. naamw. ambacht sti zelfst. naamw. ambacht vakvereniging zelfst. naamw. ambacht werkzaamheid zelfst. naamw. ambacht taak zelfst. naamw. ambacht inspanning zelfst. naamw. ambacht bezigheid zelfst. naamw. ambacht arbeid zelfst. naamw. ambachtsgilde bond zelfst. naamw. ambachtsgilde club zelfst. naamw. ambachtsgilde gilde zelfst. naamw. ambachtsgilde orde zelfst. naamw. ambachtsgilde organisatie zelfst. naamw. ambachtsgilde unie zelfst. naamw. ambachtsgilde vereniging zelfst. naamw. ambachtsgilde vakgenootschap zelfst. naamw. ambachtsgilde handwerksgilde zelfst. naamw. ambachtsman handwerksman overig. ambachtsman handwerker overig. ambachtsman handarbei overig. ambassadeur gezant zelfst. naamw. ambassadeurs afgezanten overig. ambeteren lastigvallen werkwoord ambiance milieu zelfst. naamw. ambiance omgeving zelfst. naamw. ambiance sfeer zelfst. naamw. ambiëren streven werkwoord ambiëren pogen werkwoord ambiëren nastreven werkwoord ambiëren najagen werkwoord ambiëren bedoelen werkwoord ambiëren aspireren werkwoord ambigu dubbel bijv. naamw. ambigu dubbelzinnig bijv. naamw. ambigu meerduidig bijv. naamw. ambigu tweeslachtig bijv. naamw. ambigu vaag bijv. naamw. ambitie aspiratie zelfst. naamw. ambitie aspiraties zelfst. naamw. ambitie beogen zelfst. naamw. ambitie eerzucht zelfst. naamw. ambitie streven zelfst. naamw. ambitie trachten zelfst. naamw. ambitie pogen zelfst. naamw. ambitie intentie zelfst. naamw. ambitie doel zelfst. naamw. ambitie azen zelfst. naamw. ambitieus eerzuchtig bijv. naamw. ambitieus gewaagd bijv. naamw. ambitieus streverig bijv. naamw. ambivalent tegenstrijdig bijv. naamw. ambrozijn godenspijs zelfst. naamw. ambrozijn nectar zelfst. naamw. ambt betrekking zelfst. naamw. ambt professie zelfst. naamw. ambt beroep zelfst. naamw. ambt functie zelfst. naamw. ambt rang zelfst. naamw. ambt meerdere zelfst. naamw. ambt lading zelfst. naamw. ambt waardigheid zelfst. naamw. ambtelijk bureaucratisch bijv. naamw. ambtelijk formeel bijv. naamw. ambtelijk officieel bijv. naamw. ambtelijk ambtshalve bijv. naamw. ambtenaar administrateur zelfst. naamw. ambtenaar pennenlikker zelfst. naamw. ambtenarenapparaat ambtenarij overig. ambtenarij bureaucratie zelfst. naamw. ambtenarij ambtenarenapparaat zelfst. naamw. ambtgenoot collega zelfst. naamw. ambtgenoot medebroeder zelfst. naamw. ambtgenoot vakgenoot zelfst. naamw. ambtsaanvaarding intree zelfst. naamw. ambtsgebied bestuursgebied overig. ambtsgenoten confraters overig. ambtsgenoten collega`s overig. ambtsgewaad ornaat zelfst. naamw. ambtsgewaad toga zelfst. naamw. ambtsgewaad robe zelfst. naamw. ambtsgewaad ambtskleed zelfst. naamw. ambtsgewaad ambtskleden zelfst. naamw. ambtshalve ambtelijk overig. ambtshalve offficieel overig. ambtskleden toga overig. ambtskleden robe overig. ambtskleden ornaat overig. ambtskleden ambtskleed overig. ambtskleden ambtsgewaad overig. ambtskleed toga overig. ambtskleed robe overig. ambtskleed ornaat overig. ambtskleed ambtskleden overig. ambtskleed ambtsgewaad overig. ambtsperiode diensttijd zelfst. naamw. ambulance ziekenauto zelfst. naamw. ambulance ziekenwagen zelfst. naamw. ambulant lopend bijv. naamw. ambulant trekkend bijv. naamw. amendement amendering zelfst. naamw. amendement herziening zelfst. naamw. amendementen aanvullenvoorstellen overig. amenderen modificeren werkwoord amenderen veranderen zelfst. naamw. amenderen wijzigen zelfst. naamw. amenderen omwerken zelfst. naamw. amenderen herzien zelfst. naamw. amenderen modificeren zelfst. naamw. amendering amendement zelfst. naamw. amendering herziening zelfst. naamw. Amerika VS overig. ameublement meubelen zelfst. naamw. ameublement meubels zelfst. naamw. ameublement meubilair zelfst. naamw. ameublement inboedel zelfst. naamw. ameublement huisraad zelfst. naamw. ameublement meubilering zelfst. naamw. amfora kruik zelfst. naamw. amfora draagkruik zelfst. naamw. amfora draagkruik overig. amicaal vriendschappelijk bijv. naamw. amicaal gemeenzaam bijv. naamw. amicaal kameraadschappelijk bijv. naamw. amloen overjas overig. ammonia ammoniak zelfst. naamw. ammonia salmiakgeest zelfst. naamw. ammoniak ammonia zelfst. naamw. ammoniak salmiakgeest zelfst. naamw. ammunitie munitie zelfst. naamw. amnesie geheugenverlies zelfst. naamw. amnestie kwijtschelding zelfst. naamw. amnestie vrijlating zelfst. naamw. amnestie begenadiging zelfst. naamw. amnestie gratie zelfst. naamw. amnion lamsvlies zelfst. naamw. Amor Cupido overig. amoreel zedeloos overig. amoreel onzedig overig. amoreel onzedelijk overig. amoreel immoreel overig. amorf vormloos overig. amortiseerbaar aflosbaar overig. amortiseren delgen werkwoord amoveren slopen overig. ampel breed bijv. naamw. ampel breedvoerig bijv. naamw. ampel omstandig bijv. naamw. ampel uitgebreid bijv. naamw. ampel uitvoerig bijv. naamw. ampel overvloedig bijv. naamw. ampelheid uitgebreidheid zelfst. naamw. ampelheid uitvoerigheid zelfst. naamw. amper nauwelijks bijv. naamw. amper ternauwernood bijv. naamw. amper koud bijv. naamw. amper kwalijk bijv. naamw. amper nauwelijks overig. amplitude amplitudo overig. amplitudo amplitude overig. ampul peer overig. ampul lamp overig. ampul olie/azijnflesje overig. amputatie wegnemen overig. amputatie amputeren overig. amputatie afzetten overig. amputeren afzetten werkwoord amputeren wegnemen zelfst. naamw. amputeren amputatie zelfst. naamw. amsterdam mokum overig. amtenaar adjunct overig. amulet mascotte zelfst. naamw. amulet talisman zelfst. naamw. amusant vermakelijk bijv. naamw. amusant aangenaam bijv. naamw. amusant leuk bijv. naamw. amusant aardig bijv. naamw. amusant grappig bijv. naamw. amusant onderhoudend bijv. naamw. amusement entertainment zelfst. naamw. amusement vertier zelfst. naamw. amusement vermaak zelfst. naamw. amusement schik zelfst. naamw. amusement verstrooiing zelfst. naamw. amusement vermakelijkheid zelfst. naamw. amusementspark pretpark zelfst. naamw. amuseren bezighouden werkwoord amuseren vermaken zelfst. naamw. amuseren genieten zelfst. naamw. anaal rectaal bijv. naamw. anabool weefselopbouwend zelfst. naamw. anachoreet asceet zelfst. naamw. anachoreet kluizenaar zelfst. naamw. anachoreet heremiet zelfst. naamw. anachronisme tijdrekeningsfout overig. anagram letteromzetting zelfst. naamw. anagram letterkeer zelfst. naamw. analgeticum pijnstiller zelfst. naamw. analist analiste overig. analiste analist overig. analogie gelijksoortigheid zelfst. naamw. analogie overeenkomst zelfst. naamw. analogie soortgelijkheid zelfst. naamw. analogie gelijkaardigheid zelfst. naamw. analoog gelijksoortig bijv. naamw. analoog overeenkomstig bijv. naamw. analoog soortgelijk bijv. naamw. analoog gelijkslachtig bijv. naamw. analoog gelijkaardig bijv. naamw. analy ontleden overig. analy analyseren overig. analyse analyseren zelfst. naamw. analyse bestudering zelfst. naamw. analyse ontleden zelfst. naamw. analyse ontleding zelfst. naamw. analyseerbaar ontleedbaar overig. analyseren bestuderen werkwoord analyseren ontleden werkwoord analyseren analyse zelfst. naamw. analyseren analy werkwoord analytisch analytische bijv. naamw. analytisch onderzoekend bijv. naamw. analytische analytisch bijv. naamw. anamnese ondervraging zelfst. naamw. anamorf vertekend bijv. naamw. anamorfose drogbeeld zelfst. naamw. anamorfose chimère zelfst. naamw. anastomose vaatverbinding zelfst. naamw. anathema excommunicatie overig. anathema banvloek overig. anathema ban overig. anatocisme samengestelde interest overig. anatocisme samengestelde interest overig. anatocisme samengestelde interest overig. anatomie lichaam zelfst. naamw. anatomie lijf zelfst. naamw. anatomiseren ontleden werkwoord ander alternatief bijv. naamw. ander nieuw bijv. naamw. ander overig bijv. naamw. ander woord voor synoniem overig. andere verschillende bijv. naamw. andermaal opnieuw overig. andermaal weer overig. andermaal wederom overig. andermaal nogmaals overig. anders beter bijv. naamw. anders verschillend bijv. naamw. anders opnieuw bijv. naamw. anders anderszins bijv. naamw. anders afwijkend bijv. naamw. andersdenkende andersgezinde zelfst. naamw. andersgezinde andersdenkende zelfst. naamw. andersom omgekeerd bijv. naamw. andersom tegendeel bijv. naamw. andersom tegengesteld bijv. naamw. andersom tegenovergesteld bijv. naamw. andersom contrarie bijv. naamw. anderszins verschillend bijv. naamw. anderszins anders bijv. naamw. anderszins afwijkend bijv. naamw. anderzijds daarentegen bijv. naamw. anderzijds daartegenover bijv. naamw. anderzijds bovendien bijv. naamw. anekdote mop zelfst. naamw. anekdote verhaal overig. anekdote verhaal overig. anekdote verhaal overig. anemie bloedarmoede zelfst. naamw. anesthesie narcose zelfst. naamw. anesthesie verdoving zelfst. naamw. anesthesist narcotiseur zelfst. naamw. aneurysma slagaderbreuk zelfst. naamw. aneurysma vaatverwijding overig. anfiliaal dependance overig. ang gifang overig. ang weerhaak overig. ang vishaak overig. angel gifangel zelfst. naamw. angel vishaak zelfst. naamw. Angelsakser Angelsaksisch overig. Angelsaksisch Angelsakser overig. angina keelontsteking zelfst. naamw. anglicaan anglicaanse overig. anglicaanse anglicaan overig. anglicisme barbarisme zelfst. naamw. angst bangheid zelfst. naamw. angst bibberatie zelfst. naamw. angst vrees zelfst. naamw. angst hangertje zelfst. naamw. angst geluk zelfst. naamw. angst poep zelfst. naamw. angst drek zelfst. naamw. angstaanjagend angstwekkend bijv. naamw. angstaanjagend beangstigend bijv. naamw. angstaanjagend eng bijv. naamw. angstaanjagend gevaarlijk bijv. naamw. angstaanjagend griezelig bijv. naamw. angstaanjagend afschuwelijk bijv. naamw. angstaanjagend vervaarlijk bijv. naamw. angstaanjagend vreeswekkend bijv. naamw. angstaanjagend vreesaanjagend bijv. naamw. angstaanjagend schrikwekkend bijv. naamw. angstaanjagend schrikaanjagend bijv. naamw. angstaanjagend onheilspellend overig. angstdroom droom zelfst. naamw. angstdroom nachtmerrie zelfst. naamw. angstdroom visioen zelfst. naamw. angsten schrikbeelden overig. angstgevoel anxietas zelfst. naamw. angsthaas bangerd zelfst. naamw. angsthaas bangerik zelfst. naamw. angstig bang bijv. naamw. angstig angstaanjagend bijv. naamw. angstig vreesachtig bijv. naamw. angstig verschrikt bijv. naamw. angstig bevreesd bijv. naamw. angstig unheimisch werkwoord angstig unheimisch werkwoord angstig unheimisch werkwoord angstvallig bangelijk bijv. naamw. angstvallig zorgvuldig bijv. naamw. angstvallig minutieus bijv. naamw. angstvallig nauwlettend bijv. naamw. angstvalligheid bangheid zelfst. naamw. angstwekkend angstaanjagend bijv. naamw. angstwekkend bang bijv. naamw. angstwekkend beangstigend bijv. naamw. angstwekkend benauwd bijv. naamw. angstwekkend schrikaanjagend bijv. naamw. angstwekkend verontrustend bijv. naamw. angstwekkend vervaarlijk bijv. naamw. angstwekkend vreesaanjagend bijv. naamw. angstwekkend afschrikwekkend bijv. naamw. angstwekkend schrikbarend bijv. naamw. angstwekkend vreeswekkend bijv. naamw. angstwekkend schrikwekkend bijv. naamw. angstwekkend griezelig bijv. naamw. angstwekkend eng bijv. naamw. angstwekkend geducht bijv. naamw. angstwekkend onvoorzichtig bijv. naamw. angstwekkend geheimzinnig bijv. naamw. angstwekkend ontstellend bijv. naamw. angstwekkend onrustbarend bijv. naamw. anhydrisch watervrij zelfst. naamw. animaal dierlijk bijv. naamw. animator gangmaker zelfst. naamw. animeren aanmoedigen werkwoord animeren stimuleren werkwoord animeren aanzetten werkwoord animeren aansporen werkwoord animerend stimulerend overig. animerend opwekkend overig. animerend aansporend overig. animering stimulering zelfst. naamw. animering stimulans overig. animering prikk overig. animering opwekking zelfst. naamw. animering aansporing zelfst. naamw. animering aanmoediging zelfst. naamw. animering aanzet overig. animeringen stimulansen overig. animeringen aansporingen overig. animo belangstelling zelfst. naamw. animo geboeidheid zelfst. naamw. animo zin zelfst. naamw. animo interes zelfst. naamw. animo fascinatie zelfst. naamw. animo geestdrift overig. animo geestdrift overig. animo geestdrift overig. animositeit afgunst zelfst. naamw. animositeit onenigheid zelfst. naamw. animositeit vijandschap zelfst. naamw. anker muuranker zelfst. naamw. ankerlip lip zelfst. naamw. ankerplaats haven zelfst. naamw. ankerplaats ligplaats zelfst. naamw. ankerplaats rede zelfst. naamw. ankerplaats ree zelfst. naamw. ankerplaats ree zelfst. naamw. ankerplaats ree zelfst. naamw. annalen archief zelfst. naamw. annalen jaarboek zelfst. naamw. annex aangrenzend bijv. naamw. annexatie inlijving overig. annexeren inlijven werkwoord annexeren overnemen werkwoord annonce advertentie zelfst. naamw. annonce bericht zelfst. naamw. annonce annoncering zelfst. naamw. annonce annonceren zelfst. naamw. annonce adverteren zelfst. naamw. annonce aankondiging zelfst. naamw. annonceren aankondigen werkwoord annonceren adverteren werkwoord annonceren bekendmaken werkwoord annonceren advertentie zelfst. naamw. annonceren annoncering werkwoord annonceren annonce werkwoord annonceren aankondiging werkwoord annoncering advertentie zelfst. naamw. annoncering annonceren zelfst. naamw. annoncering annonce zelfst. naamw. annoncering adverteren zelfst. naamw. annoncering aankondiging zelfst. naamw. annotatie aantekening zelfst. naamw. annotatie kanttekening zelfst. naamw. annotatie voetnoot zelfst. naamw. annoteren aantekenen werkwoord annuleren afbestellen werkwoord annuleren afgelasten werkwoord annuleren afzeggen werkwoord annuleren intrekken werkwoord annuleren nietigverklaring zelfst. naamw. annuleren niet laten plaats vinden zelfst. naamw. annuleren tenietdoening werkwoord annuleren annulering werkwoord annulering tenietdoening zelfst. naamw. annulering nietigverklaring zelfst. naamw. annulering annuleren overig. anomalie tegenstrijdigheid zelfst. naamw. anomalie afwijking zelfst. naamw. anoniem naamloos bijv. naamw. anorganisch niet-levend bijv. naamw. anoxie zuurstofgebrek zelfst. naamw. ansicht ansichtkaart zelfst. naamw. ansicht kaart zelfst. naamw. ansicht prentbriefkaart zelfst. naamw. ansichtkaart ansicht zelfst. naamw. ansichtkaart prentbriefkaart zelfst. naamw. antacidum zuurbinder zelfst. naamw. antagonist opposant zelfst. naamw. antagonist tegenwerker zelfst. naamw. antagonistisch elkaar bestrijdend overig. ante zuil zelfst. naamw. ante hoekpilaaar overig. ante hoekpilaaar overig. ante hoekpilaaar overig. antedateren antidateren werkwoord antenne mast zelfst. naamw. antenne voelspriet zelfst. naamw. antenne ra zelfst. naamw. antenne voelhoren zelfst. naamw. antenne spriet zelfst. naamw. anthologie bloemlezing zelfst. naamw. anthologie chrestomathie zelfst. naamw. anthrax miltvuur zelfst. naamw. anti tegen bijv. naamw. anti-arrhythmicum hartritmeregelaar zelfst. naamw. antichrist atheïst overig. anticiperen verwachten werkwoord anticiperen vooruitkijken werkwoord anticiperen vooruitlopen werkwoord anticiperen prejudiciëren werkwoord anticlimax dieptepunt zelfst. naamw. anticonceptie geboortebeperking zelfst. naamw. anticonceptiemiddel condoom zelfst. naamw. anticonceptiemiddel voorbehoedmiddel zelfst. naamw. anticonceptiemiddel voorbehoedsmiddel zelfst. naamw. anticonceptiemiddelen voorbehoedmiddelen overig. anticonceptiemiddelen anticonceptiva overig. anticonceptiepil pil zelfst. naamw. anticonceptiva voorbehoedmiddelen overig. anticonceptiva anticonceptiemiddelen overig. antics potsierlijk overig. anticycloon hogedrukgebied overig. antidateren antedateren werkwoord antidotum tegengif zelfst. naamw. antiek oud bijv. naamw. antiek ouderwets bijv. naamw. antiek antiquiteiten zelfst. naamw. antieken klassieken zelfst. naamw. antiekhand antiekwink overig. antiekhandelaar antiquair zelfst. naamw. antiekwink antiekhand overig. antifoon wisselzang overig. antigeleiding isolator overig. antimilitarist pacifist overig. antimonium antimoon overig. antimoon antimonium overig. antipathie afkeer zelfst. naamw. antipathie hekel zelfst. naamw. antipathie tegenzin zelfst. naamw. antipathie weerzin zelfst. naamw. antipathie hek zelfst. naamw. antipathie aversie zelfst. naamw. antipode tegenvoeter zelfst. naamw. antipool tegenpool zelfst. naamw. antiprurigineus jeukwerend bijv. naamw. antiquair antiekhandelaar zelfst. naamw. antiquiteiten antiek zelfst. naamw. antisemiet jodenhater overig. antisepticum ontsmettingsmiddel zelfst. naamw. antiseptisch steriel bijv. naamw. antistof tegenstof overig. antistof afweerstof overig. antistoffen afweerstoffen zelfst. naamw. antistoffen tegenstoffen zelfst. naamw. antithe tegenhanger overig. antithese tegenhanger zelfst. naamw. antithese tegenstelling zelfst. naamw. antitussivum hoestmiddel zelfst. naamw. antomienen tegenovergestelde bijv. naamw. antoniem tegenovergestelde overig. antopofaag kanibaal overig. antropofobie mensenvrees overig. antropologe antropoloog overig. antropologie etnologie zelfst. naamw. antropoloog antropologe overig. antwoord bescheid zelfst. naamw. antwoord repliek zelfst. naamw. antwoord uitkomst zelfst. naamw. antwoord weerwoord zelfst. naamw. antwoord respons zelfst. naamw. antwoord oplossing zelfst. naamw. antwoord retort zelfst. naamw. antwoord reactie zelfst. naamw. antwoord beantwoording zelfst. naamw. antwoord feedback zelfst. naamw. antwoordapparaat telefoonbeantwoorder zelfst. naamw. antwoordapparaat beantwoordingsapparaat zelfst. naamw. antwoordapparaat telefoonbeantwoor zelfst. naamw. antwoordapparaten telefoonbeantwoorders overig. antwoorden antwoord geven werkwoord antwoorden beantwoorden werkwoord antwoorden reageren werkwoord antwoorden responderen werkwoord antwoorden repliceren werkwoord antwoorden riposteren werkwoord anus gat zelfst. naamw. anus kontgat zelfst. naamw. anus aars zelfst. naamw. anxietas angstgevoel zelfst. naamw. aorta hoofdslagader zelfst. naamw. aorta lichaamsslagader zelfst. naamw. AOWer oudere overig. AOWer 65-plusser overig. AOWer vijfenzestigplusser overig. AOWer gepensioneerde overig. apart afzonderlijk bijv. naamw. apart excentriek bijv. naamw. apart separaat bijv. naamw. apart uitheems bijv. naamw. apart vrijstaand bijv. naamw. apart zonderling bijv. naamw. apart individueel bijv. naamw. apart speciaal bijv. naamw. apart vreemd bijv. naamw. apart los bijv. naamw. apart bijzonder bijv. naamw. apart afgezonderd bijv. naamw. apart vaneen bijv. naamw. apart terzijde bijv. naamw. apart gescheiden bijv. naamw. apart losstaand bijv. naamw. apart alleenstaand bijv. naamw. apart geïsoleerd bijv. naamw. apart eigen bijv. naamw. apart typisch bijv. naamw. apart extravagant bijv. naamw. apart buitenissig bijv. naamw. apart ongewoon bijv. naamw. apart merkwaardig bijv. naamw. apart eigenaardig bijv. naamw. apart curieus bijv. naamw. apart bizar bijv. naamw. apart uniek bijv. naamw. apart onvergelijkelijk bijv. naamw. apart onvergelijkbaar bijv. naamw. apart enig bijv. naamw. aparte buitenbeentje overig. apartement appartement zelfst. naamw. apartheid rassenscheiding zelfst. naamw. apartheid segregatie zelfst. naamw. apartheid rassendiscriminatie zelfst. naamw. apathie lethargie zelfst. naamw. apathie lusteloosheid zelfst. naamw. apathie wezenloosheid zelfst. naamw. apathie dofheid zelfst. naamw. apathie onverschillig overig. apathisch lethargisch bijv. naamw. apathisch futloos bijv. naamw. apathisch inactief bijv. naamw. apekool kolder zelfst. naamw. apenoot pinda zelfst. naamw. apenootje aardnoot zelfst. naamw. apenootje olienootje zelfst. naamw. aperitief borreltje zelfst. naamw. apert kennelijk bijv. naamw. apert duidelijk bijv. naamw. apert uitgesproken bijv. naamw. apert klaarblijkelijk bijv. naamw. apert evident bijv. naamw. apezat ladderzat bijv. naamw. apezat stomdronken bijv. naamw. aplomb onbeschroomdheid zelfst. naamw. apnoe ademstilstand zelfst. naamw. apocope woordafkorting overig. apocrief twijfelachtig overig. apoenzym protiënedeel van een enzym overig. apogeum toppunt overig. apogeum summum overig. apogeum hoogtepunt overig. apologie rechtvaardiging zelfst. naamw. apologie verweerschrift zelfst. naamw. apologie verdediging zelfst. naamw. apoplexie beroerte zelfst. naamw. apoplexie hersenbloeding zelfst. naamw. apoplexie attaque zelfst. naamw. apostaat geloofsverzaker overig. apostaat afvallige overig. apostrof verkortingsteken overig. apotheek farmacie overig. apotheker pil zelfst. naamw. apotheker pillendraaier zelfst. naamw. apotheker farmaceut zelfst. naamw. apotheose aanbidding zelfst. naamw. apotheose hoogtepunt zelfst. naamw. apparaat korps zelfst. naamw. apparaat machine zelfst. naamw. apparaat toestel zelfst. naamw. apparaat uitrusting zelfst. naamw. apparaat machine zelfst. naamw. apparaten toestellen zelfst. naamw. apparatuur hardware zelfst. naamw. apparatuur instrumentarium zelfst. naamw. apparatuur utiliteit zelfst. naamw. appartement apartement zelfst. naamw. appartement flat zelfst. naamw. appartementen flats overig. appel beroep zelfst. naamw. appel naamafroeping zelfst. naamw. appel regres zelfst. naamw. appelflap flap zelfst. naamw. appelflauwte flauwte zelfst. naamw. appelkroontje kroontje zelfst. naamw. appelleren aanspreken werkwoord appelleren protesteren werkwoord appelmoes moes zelfst. naamw. appendices blindarmen overig. appendix aanhangsel zelfst. naamw. appendix addendum zelfst. naamw. appendix bijlage zelfst. naamw. appendix toevoegsel zelfst. naamw. appendix toevoeging zelfst. naamw. appendix supplement zelfst. naamw. appendix bijvoegsel zelfst. naamw. appendix aanvulling zelfst. naamw. apperceptie observatie zelfst. naamw. apperceptie perceptie zelfst. naamw. apperceptie waarneming zelfst. naamw. appetijtelijk lekker bijv. naamw. appetijtelijk aantrekkelijk bijv. naamw. applaudiseren ovatie overig. applaudiseren klappen overig. applaudiseren handgeklap overig. applaudiseren applaus overig. applaudisseren klappen werkwoord applaudisseur klapper zelfst. naamw. applaus bijval zelfst. naamw. applaus handgeklap zelfst. naamw. applaus klappen zelfst. naamw. applaus ovatie zelfst. naamw. applaus applaudiseren zelfst. naamw. applicatie toepassing zelfst. naamw. apporteren terugbrengen werkwoord appreciatie waardering zelfst. naamw. appreciatie waardering overig. appreciatie waardering overig. appreciatie waardering overig. appreciëren waarderen werkwoord apprecieren mooi vinden overig. april grasmaand overig. aquarel waterverfschilderij zelfst. naamw. aquarel waterverftekening zelfst. naamw. aquarelverf waterverf zelfst. naamw. Aquisiteur verkoper overig. aquosus waterig bijv. naamw. ar paardenslee zelfst. naamw. ar slede zelfst. naamw. ar slee zelfst. naamw. ara papegaai zelfst. naamw. arak rijstbrandewijn overig. arbei werkman overig. arbei werkkracht overig. arbei werker overig. arbei werknemer overig. arbei personeelslid overig. arbei medewerker overig. arbei klerk overig. arbei arbeidskracht overig. arbeid activiteit zelfst. naamw. arbeid arbeiders zelfst. naamw. arbeid bezigheid zelfst. naamw. arbeid karwei zelfst. naamw. arbeid werk zelfst. naamw. arbeid job zelfst. naamw. arbeid werkzaamheid zelfst. naamw. arbeid vak zelfst. naamw. arbeid taak zelfst. naamw. arbeid inspanning zelfst. naamw. arbeid ambacht zelfst. naamw. arbeid bedrijvigheid zelfst. naamw. arbeiden werken werkwoord arbeidend actief bijv. naamw. arbeidend arbeidzaam bijv. naamw. arbeidend bedrijvig bijv. naamw. arbeidend bezig bijv. naamw. arbeidend werkend bijv. naamw. arbeidend werkzaam bijv. naamw. arbeidend ateliermeisje bijv. naamw. arbeidend arbeidster bijv. naamw. arbeider fabrieksarbeider zelfst. naamw. arbeider loonslaaf zelfst. naamw. arbeider personeelslid zelfst. naamw. arbeider werkman zelfst. naamw. arbeideristisch plebejisch bijv. naamw. arbeiders arbeid zelfst. naamw. arbeiders proletariaat zelfst. naamw. arbeiders werklui zelfst. naamw. arbeiders werklieden zelfst. naamw. arbeidersbevolking arbeidersklasse zelfst. naamw. arbeidersklas arbeidersstand overig. arbeidersklasse arbeidersbevolking zelfst. naamw. arbeidersstand arbeidersklas overig. arbeidsbeurs arbeidsbureau zelfst. naamw. arbeidsbureau arbeidsbeurs zelfst. naamw. arbeidscontract arbeidsovereenkomst zelfst. naamw. arbeidsduurverkorting arbeidstijdverkorting zelfst. naamw. arbeidsgeschikt geschikt bijv. naamw. arbeidsgeschikt valide bijv. naamw. arbeidsinkomen inkomen zelfst. naamw. arbeidsinkomen loon zelfst. naamw. arbeidsinkomen salaris zelfst. naamw. arbeidskracht arbeider zelfst. naamw. arbeidskracht arbeidsvermogen zelfst. naamw. arbeidskracht personeelslid zelfst. naamw. arbeidskracht werknemer zelfst. naamw. arbeidskracht werkkracht zelfst. naamw. arbeidskracht medewerker zelfst. naamw. arbeidskracht klerk zelfst. naamw. arbeidskracht arbei zelfst. naamw. arbeidskracht werkzaamheid zelfst. naamw. arbeidskracht werkvermogen zelfst. naamw. arbeidskrachten mankracht zelfst. naamw. arbeidsloon fabricagekosten zelfst. naamw. arbeidsloon salaris zelfst. naamw. arbeidsloon maakloon zelfst. naamw. arbeidsloon wedde zelfst. naamw. arbeidsloon verdienste zelfst. naamw. arbeidsloon traktement zelfst. naamw. arbeidsloon soldij zelfst. naamw. arbeidsloon loon zelfst. naamw. arbeidsloon honorarium zelfst. naamw. arbeidsloon gage zelfst. naamw. arbeidsloon bezoldiging zelfst. naamw. arbeidsmethodiek werkwijze overig. arbeidsmethodiek werkmetho overig. arbeidsmethodiek metho overig. arbeidsmethodiek aanpak overig. arbeidsongeschikt invalide bijv. naamw. arbeidsongeschikte gehandicapt zelfst. naamw. arbeidsongeschikte afgekeurde zelfst. naamw. arbeidsovereenkomst arbeidscontract zelfst. naamw. arbeidsovereenkomst dienstbetrekking zelfst. naamw. arbeidsplaats formatieplaats zelfst. naamw. arbeidsprestatie werkprestatie overig. arbeidster ateliermeisje overig. arbeidster arbeidend overig. arbeidstherapie bezigheidstherapie zelfst. naamw. arbeidstijdverkorting arbeidsduurverkorting zelfst. naamw. arbeidsuur uur zelfst. naamw. arbeidsveld werkterrein zelfst. naamw. arbeidsvermogen arbeidskracht zelfst. naamw. arbeidsvermogen werkkracht zelfst. naamw. arbeidsvermogen werkzaamheid zelfst. naamw. arbeidsvermogen werkvermogen zelfst. naamw. arbeidzaam actief bijv. naamw. arbeidzaam arbeidend bijv. naamw. arbeidzaam noest bijv. naamw. arbeidzaam vlijtig bijv. naamw. arbeidzaam bedrijvig bijv. naamw. arbeidzaam werkzaam bijv. naamw. arbeidzaam werkend bijv. naamw. arbeidzaam bezig bijv. naamw. arbeidzaam nijver bijv. naamw. arbeidzaam naarstig bijv. naamw. arbeidzaam ijverig bijv. naamw. arbeidzaamheid vlijt zelfst. naamw. arbiter referee zelfst. naamw. arbitrair ongefundeerd bijv. naamw. arbitrair willekeurig bijv. naamw. arbitrair eigenmachtig bijv. naamw. arbitreren bemiddelen werkwoord arcadisch herderlijk bijv. naamw. arcadisch pastoraal bijv. naamw. archeoloog oudheidkundige overig. archetype oerbeeld zelfst. naamw. archief annalen zelfst. naamw. archief gegevensbestand zelfst. naamw. architect bouwmeester zelfst. naamw. architect stedenbouwkundige zelfst. naamw. architect Jonkheid zelfst. naamw. architectuur bouwkunst zelfst. naamw. archiveren bewaren werkwoord archiveren opbergen werkwoord archiveren opslaan werkwoord arctica noordpool overig. areaal oppervlakte overig. arena circus zelfst. naamw. arena piste zelfst. naamw. arena strijdperk zelfst. naamw. arena strijdtoneel zelfst. naamw. arena kampplaats zelfst. naamw. arend adelaar overig. areola tepelhof zelfst. naamw. argeloos gedachteloos bijv. naamw. argeloos naïef bijv. naamw. argeloosheid naïviteit zelfst. naamw. argeloosheid onschuld zelfst. naamw. argeloosheid onbedorvenheid zelfst. naamw. argeloosheid naïveteit zelfst. naamw. arglist doortraptheid overig. arglist arglistigheid overig. arglist sluwheid overig. arglist listigheid overig. arglist linkheid overig. arglist leepheid overig. arglist geslepenheid overig. arglistig boosaardig overig. arglistig doortrapt overig. arglistig sluw overig. arglistig slinks overig. arglistig listig overig. arglistig link overig. arglistig leep overig. arglistig geslepen overig. arglistig geraffineerd overig. arglistigheid doortraptheid zelfst. naamw. arglistigheid arglist zelfst. naamw. arglistigheid sluwheid zelfst. naamw. arglistigheid listigheid zelfst. naamw. arglistigheid linkheid zelfst. naamw. arglistigheid leepheid zelfst. naamw. arglistigheid geslepenheid zelfst. naamw. argument bewijsgrond zelfst. naamw. argumentatie betoog zelfst. naamw. argumenteren beredeneren werkwoord argumenteren redeneren werkwoord argumenteren redetwisten werkwoord argumenteren twisten werkwoord argumenteren disputeren werkwoord argumentering bewijsvoering zelfst. naamw. argwaan achterdocht zelfst. naamw. argwaan wantrouwen zelfst. naamw. argwanend achterdochtig bijv. naamw. argwanend scheef bijv. naamw. argwanend wantrouwig bijv. naamw. argwanend wantrouwend bijv. naamw. aride droog overig. Ariër Arische overig. Ariër Arisch overig. Aries ram zelfst. naamw. Arisch Ariër overig. Arisch Arische overig. Arische Ariër overig. Arische Arisch overig. aristocraat edelman zelfst. naamw. aristocratie adel zelfst. naamw. aristocratie beschaving zelfst. naamw. aristocratisch adellijk bijv. naamw. aristocratisch beschaafd bijv. naamw. aristocratisch koninklijk bijv. naamw. aristocratisch vorstelijk bijv. naamw. ark boot zelfst. naamw. ark woonboot zelfst. naamw. ark woonschip zelfst. naamw. arm armlastig bijv. naamw. arm beklagenswaardig bijv. naamw. arm berooid bijv. naamw. arm inferieur bijv. naamw. arm noodlijdend bijv. naamw. arm onvruchtbaar bijv. naamw. arm pover bijv. naamw. arm armleuning zelfst. naamw. arm slinger zelfst. naamw. arm tak zelfst. naamw. arm zwengel zelfst. naamw. arm onvermogend bijv. naamw. arm minvermogend bijv. naamw. arm kommerlijk bijv. naamw. arm behoeftig bijv. naamw. arm armoedig bijv. naamw. arm armelijk bijv. naamw. arm armetierig bijv. naamw. arm zwak bijv. naamw. arm tweederangs bijv. naamw. arm slecht bijv. naamw. arm ondeugdelijk bijv. naamw. arm ondermaats bijv. naamw. arm minderwaardig bijv. naamw. arm behoeftig overig. arm behoeftig overig. arm behoeftig overig. armadil gordeldier overig. armband sieraad zelfst. naamw. arme pauper zelfst. naamw. arme behoeftige overig. armee leger zelfst. naamw. armee macht zelfst. naamw. armelijk armetierig bijv. naamw. armelijk armoedig bijv. naamw. armelijk noodlijdend bijv. naamw. armelijk sjofel bijv. naamw. armelijk onvermogend bijv. naamw. armelijk minvermogend bijv. naamw. armelijk kommerlijk bijv. naamw. armelijk behoeftig bijv. naamw. armelijk arm bijv. naamw. armelijkheid minvermogendheid zelfst. naamw. armelijkheid behoeftigheid zelfst. naamw. armenwijk krottenwijk zelfst. naamw. armenwijk krottenbuurt zelfst. naamw. armetierig armelijk bijv. naamw. armetierig armzalig bijv. naamw. armetierig armoedig bijv. naamw. armetierig pover bijv. naamw. armetierig berooid bijv. naamw. armetierig arm bijv. naamw. armetierig kwijnend bijv. naamw. armlastig arm bijv. naamw. armlastigen pauperisme overig. armleuning arm zelfst. naamw. armoe schamelheid overig. armoe nood overig. armoe narigheid overig. armoe misère overig. armoe ellende overig. armoede ellende zelfst. naamw. armoede gebrek zelfst. naamw. armoede noodruft overig. armoedig armelijk bijv. naamw. armoedig armzalig bijv. naamw. armoedig haveloos bijv. naamw. armoedig nietig bijv. naamw. armoedig noodlijdend bijv. naamw. armoedig armetierig bijv. naamw. armoedig onvermogend bijv. naamw. armoedig minvermogend bijv. naamw. armoedig kommerlijk bijv. naamw. armoedig behoeftig bijv. naamw. armoedig arm bijv. naamw. armoedig schooierig bijv. naamw. armoedig pover bijv. naamw. armoedig luizig bijv. naamw. armoedig verlopen bijv. naamw. armoedig sjofeltjes bijv. naamw. armoedig sjofel bijv. naamw. armoedig schamel bijv. naamw. armoedig flodderig bijv. naamw. armslag bewegingsvrijheid overig. armsteun leuning zelfst. naamw. armstoel fauteuil zelfst. naamw. armstoel leunstoel zelfst. naamw. armstompen stompen overig. armstompen beenstompen overig. armzalig armoedig bijv. naamw. armzalig bar bijv. naamw. armzalig deerniswekkend bijv. naamw. armzalig ellendig bijv. naamw. armzalig erbarmelijk bijv. naamw. armzalig erg bijv. naamw. armzalig luizig bijv. naamw. armzalig pover bijv. naamw. armzalig rampzalig bijv. naamw. armzalig schooierig bijv. naamw. armzalig schraal bijv. naamw. armzalig schamel bijv. naamw. armzalig mager bijv. naamw. armzalig karig bijv. naamw. armzaligheid schraalheid zelfst. naamw. armzaligheid schamelheid zelfst. naamw. armzaligheid poverheid zelfst. naamw. armzaligheid karigheid zelfst. naamw. aroma bouquet zelfst. naamw. aroma geur zelfst. naamw. aroma geurstof zelfst. naamw. aroma maggi zelfst. naamw. aroma reuk zelfst. naamw. aroma lucht zelfst. naamw. aroma geurtje zelfst. naamw. arrangement bewerking zelfst. naamw. arrangement orkestratie zelfst. naamw. arrangement overeenstemming zelfst. naamw. arrangement rangschikking zelfst. naamw. arrangement regeling zelfst. naamw. arrangement schikking zelfst. naamw. arrangement ordening zelfst. naamw. arrangement opstelling zelfst. naamw. arrangement indeling zelfst. naamw. arrangement instrumentatie zelfst. naamw. arrangeren bewerken werkwoord arrangeren indelen werkwoord arrangeren inrichten werkwoord arrangeren organiseren werkwoord arrangeren orkestreren werkwoord arrangeren regelen werkwoord arrangeren ordenen werkwoord arrangeren aanrichten werkwoord arrangeren instrumenteren werkwoord arrangeren systematiseren werkwoord arrangeren groeperen werkwoord arrangeren bedisselen werkwoord arrangeren afspreken werkwoord Arre Dwaze overig. arrenslee slee zelfst. naamw. arrest hechtenis zelfst. naamw. arrest oordeel zelfst. naamw. arrest aanhouding zelfst. naamw. arrestant gevangene zelfst. naamw. arrestanten gevangenen overig. arrestatie aanhouding zelfst. naamw. arresteren aanhouden werkwoord arresteren gevangennemen werkwoord arresteren inrekenen werkwoord arresteren oppakken werkwoord arresteren grijpen zelfst. naamw. arresteren vatten werkwoord arriveren aankomen werkwoord arriveren aankomende werkwoord arriveren terechtkomen werkwoord arriveren komen zelfst. naamw. arriveren komt zelfst. naamw. arriveren kwam zelfst. naamw. arriveren uitlopen zelfst. naamw. arriveren uitgaan zelfst. naamw. arriveren ophouden zelfst. naamw. arriveren eindigen zelfst. naamw. arriveren aflopen zelfst. naamw. arriveren aanlanden zelfst. naamw. arriveren aanbelanden zelfst. naamw. arrogant aanmatigend bijv. naamw. arrogant hautain bijv. naamw. arrogant hoogmoedig bijv. naamw. arrogant neerbuigend bijv. naamw. arrogant trots bijv. naamw. arrogant verwaand bijv. naamw. arrogant zelfingenomen bijv. naamw. arrogant hooghartig bijv. naamw. arrogant zelfgenoegzaam bijv. naamw. arrogant hovaardig bijv. naamw. arrogant hooghartig overig. arrogantie air zelfst. naamw. arrogantie zelfingenomenheid zelfst. naamw. arrogantie verwaandheid zelfst. naamw. arrogantie hooghartigheid zelfst. naamw. arrogantie zelfgenoegzaamheid zelfst. naamw. arrogantie ijdelheid zelfst. naamw. arrogantie hoogmoed zelfst. naamw. arrogantie eigenwaan zelfst. naamw. arrogantie eigendunk zelfst. naamw. arrogantie egotisme zelfst. naamw. arrondissement rechtsgebied zelfst. naamw. arsenaal massa zelfst. naamw. arsenaal wapenhuis zelfst. naamw. arsenaal wapenkamer zelfst. naamw. arsenicum rattenkruit overig. artdirector ontwerper overig. artdirector designer overig. arterieel slagaderlijk bijv. naamw. arteriosclerose aderverkalking zelfst. naamw. articulatie uitspraak zelfst. naamw. artiest acrobaat zelfst. naamw. artiest acteur zelfst. naamw. artiest circusartiest zelfst. naamw. artiest kunstenaar zelfst. naamw. artiest vertoner zelfst. naamw. artiest uitvoer zelfst. naamw. artiest tonelist zelfst. naamw. artiest toneelspeler zelfst. naamw. artiest speler zelfst. naamw. artiest actrice zelfst. naamw. artiesten kunstenaars zelfst. naamw. artificieel kunstmatig bijv. naamw. artikel bepaling zelfst. naamw. artikel bespreking zelfst. naamw. artikel clausule zelfst. naamw. artikel product zelfst. naamw. artikel publicatie zelfst. naamw. artikel voorwerp zelfst. naamw. artikel wetsartikel zelfst. naamw. artikel stuk zelfst. naamw. artikel beding zelfst. naamw. artikel zaak zelfst. naamw. artikel object zelfst. naamw. artikel item zelfst. naamw. artikel goed zelfst. naamw. artikel ding zelfst. naamw. artikelen voorwerpen zelfst. naamw. artikelen waar zelfst. naamw. artikelen koopwaar zelfst. naamw. artillerist soldaat zelfst. naamw. artisticiteit creativiteit zelfst. naamw. artisticiteit kunstzinnigheid zelfst. naamw. artistiek creatief bijv. naamw. artistiek fraai bijv. naamw. artistiek uitvoerend bijv. naamw. artotheek bewaarplaats van beeldende kunst zelfst. naamw. artralgie gewrichtspijn zelfst. naamw. artritis gewrichtsontsteking zelfst. naamw. artropathie gewrichtsaandoening zelfst. naamw. arts dokter zelfst. naamw. arts geneesheer zelfst. naamw. arts medicus zelfst. naamw. artsenijkundig farmacologisch bijv. naamw. artsenijmiddel remedie overig. artsenijmiddel middel overig. artsenijmiddel medicijn overig. artsenijmiddel medicament overig. artsenijmiddel geneesmiddel overig. artsenpraktijk praktijk zelfst. naamw. as spil zelfst. naamw. asbakkenras kruising zelfst. naamw. asce versterving overig. asceet anachoreet zelfst. naamw. ascites buikwaterzucht zelfst. naamw. aselect at random overig. aselect blindelings overig. asepsis kiemvrijheid zelfst. naamw. asfalt aardhars zelfst. naamw. asfalt bitumen zelfst. naamw. asfalteren bestraten werkwoord asfyxie verstikking overig. asgrauw vaal bijv. naamw. asgrauw lijkwit bijv. naamw. asgrauw lijkbleek bijv. naamw. asiel dierenasiel zelfst. naamw. asiel opvangcentrum zelfst. naamw. asiel pension zelfst. naamw. asiel toevluchthaven zelfst. naamw. asiel vluchtelingenkamp zelfst. naamw. asiel wijkplaats zelfst. naamw. asiel vluchtoord zelfst. naamw. asiel vluchthaven zelfst. naamw. asiel verbergplaats zelfst. naamw. asiel uitwijkplaats zelfst. naamw. asiel toevluchtsoord zelfst. naamw. asiel haven zelfst. naamw. asiel vrijplaats zelfst. naamw. asiel hospitium zelfst. naamw. asielzoeker vluchteling zelfst. naamw. asielzoeker ontheemde zelfst. naamw. asielzoeker uitgewekene zelfst. naamw. askruik urn zelfst. naamw. aslengte golflengte overig. asman vuilnisman overig. asociaal lomp bijv. naamw. asociaal proleet bijv. naamw. asociaal onmaatschappelijk bijv. naamw. aspect dimensie zelfst. naamw. aspect onderdeel zelfst. naamw. aspect opzicht zelfst. naamw. aspect facet zelfst. naamw. aspirant aankomend bijv. naamw. aspirant beginneling zelfst. naamw. aspirant gegadigde zelfst. naamw. aspirant beginner zelfst. naamw. aspirant kandidaat zelfst. naamw. aspirant geinteresseerde zelfst. naamw. aspiratie ambitie zelfst. naamw. aspiratie beogen zelfst. naamw. aspiratie opzuiging zelfst. naamw. aspiratie streven zelfst. naamw. aspiratie trachten zelfst. naamw. aspiratie pogen zelfst. naamw. aspiratie intentie zelfst. naamw. aspiratie doel zelfst. naamw. aspiratie azen zelfst. naamw. aspiraties ambitie zelfst. naamw. aspireren streven werkwoord aspireren pogen werkwoord aspireren nastreven werkwoord aspireren najagen werkwoord aspireren bedoelen werkwoord aspireren ambiëren werkwoord assaut stormaanval overig. assay toetsing zelfst. naamw. assemblage samenstelling zelfst. naamw. assemblage samenvoeging zelfst. naamw. assemblage montage zelfst. naamw. assemblage assembleren zelfst. naamw. assemblee vergadering zelfst. naamw. assembleren in elkaar zetten bijv. naamw. assembleren monteren werkwoord assembleren samenstelling zelfst. naamw. assembleren samenvoeging zelfst. naamw. assembleren montage zelfst. naamw. assembleren assemblage zelfst. naamw. assertief weerbaar bijv. naamw. assertief zelfbewust bijv. naamw. assertief weerbaar overig. assimilatie aanpassing zelfst. naamw. assimileren aanpassen werkwoord assistent helper zelfst. naamw. assistent hulp zelfst. naamw. assistent secondant zelfst. naamw. assistentie bijstand zelfst. naamw. assistentie dienstverlening zelfst. naamw. assistentie hulpbetoon zelfst. naamw. assistentie medewerking zelfst. naamw. assistentie hulpverlening zelfst. naamw. assistentie hulp zelfst. naamw. assistentie handreiking zelfst. naamw. assisteren helpen werkwoord assisteren bijstaan werkwoord assisteren handreiken werkwoord assisteren weldoen werkwoord assisteren seconderen werkwoord assisteren ondersteunen werkwoord assisteren bijspringen werkwoord associatie maatschap zelfst. naamw. associatie unie zelfst. naamw. associatie verbond zelfst. naamw. associatie koppeling zelfst. naamw. associatie coalitie zelfst. naamw. assorti gesorteerd bijv. naamw. assortiment collectie zelfst. naamw. assortiment keur zelfst. naamw. assortiment keuze zelfst. naamw. assortiment sortering zelfst. naamw. assuradeur verzekeraar zelfst. naamw. assurantie verzekering zelfst. naamw. assureren verzekeren werkwoord aster margriet overig. aster ganzebloem overig. asterisk sterretje overig. asthenie krachteloosheid zelfst. naamw. astma aamborstigheid overig. astrant brutaal overig. astrant vrijpostig overig. astronaut kosmonaut zelfst. naamw. astronaut ruimtevaarder zelfst. naamw. astronaut ruimtevaar zelfst. naamw. astronomie sterrenkunde zelfst. naamw. astronomie sterrenkun zelfst. naamw. astronomisch sterrenkundig bijv. naamw. astronomisch enorm bijv. naamw. astronoom sterrenkundige zelfst. naamw. astronoom sterrenkijker zelfst. naamw. asurn urn zelfst. naamw. asystolie hartstilstand zelfst. naamw. atavisme terugloop zelfst. naamw. atelier studio zelfst. naamw. atelier werkplaats zelfst. naamw. ateliermeisje arbeidster overig. ateliermeisje arbeidend overig. atheïsme goddeloosheid overig. atheïsme godloochening overig. atheïsme godloochenarij overig. atheïst antichrist overig. atheïstisch godloos overig. atheïstisch goddeloos overig. atlas satijn zelfst. naamw. atleet speler zelfst. naamw. atletenvoet dermatofytose zelfst. naamw. atletiekhekje horde zelfst. naamw. atmosfeer lucht zelfst. naamw. atmosfeer sfeer zelfst. naamw. atmosfeer luchtmassa zelfst. naamw. atmosfeer dampkring zelfst. naamw. atonie spierslapte zelfst. naamw. atoombom kernbom zelfst. naamw. atoomenergie kernenergie overig. atoomwapen kernwapen zelfst. naamw. atoomwapen wapen zelfst. naamw. atoxisch niet-giftig bijv. naamw. attaque aanval zelfst. naamw. attaque beroerte zelfst. naamw. attaque bestorming zelfst. naamw. attaque hersenbloeding zelfst. naamw. attaque stormloop zelfst. naamw. attaque stormaanval zelfst. naamw. attaque run zelfst. naamw. attaque offensief zelfst. naamw. attaque apoplexie zelfst. naamw. attaqueren bestormen werkwoord attaqueren overvallen werkwoord attaqueren aanvallen zelfst. naamw. attaqueren tackelen werkwoord attaqueren aantasten werkwoord attaqueren aangrijpen werkwoord attaques aanvallen zelfst. naamw. attaques beroertes zelfst. naamw. attenderen attent maken werkwoord attenderen wijzen werkwoord attent goedaardig bijv. naamw. attent hoffelijk bijv. naamw. attent kien bijv. naamw. attent voorkomend bijv. naamw. attent waakzaam bijv. naamw. attent wakker bijv. naamw. attent alert bijv. naamw. attent behulpzaam bijv. naamw. attent ridderlijk bijv. naamw. attent galant bijv. naamw. attent zachtaardig bijv. naamw. attent vriendelijk bijv. naamw. attent plezierig bijv. naamw. attent hulpvaardig bijv. naamw. attent goedhartig bijv. naamw. attent aardig bijv. naamw. attent aangenaam bijv. naamw. attentie aandacht zelfst. naamw. attentie aardigheidje zelfst. naamw. attentie oplettendheid zelfst. naamw. attentie oppassen zelfst. naamw. attentie opmerkzaamheid zelfst. naamw. attentie uitkijken zelfst. naamw. attest bewijs zelfst. naamw. attest briefje zelfst. naamw. attest certificaat zelfst. naamw. attest getuigschrift zelfst. naamw. attest gezondheidsattest zelfst. naamw. attest verklaring zelfst. naamw. attestatie lidmaatschap overig. attesten getuigschriften overig. attitude Houding zelfst. naamw. attitude instelling zelfst. naamw. attractie trekpleister zelfst. naamw. attractief aantrekkelijk overig. attractief verzoekend overig. attractief verlokkend overig. attractief uitnodigend overig. attractief uitlokkend overig. attractief bekoorlijk overig. attractief aanlokkelijk overig. attractief mooi overig. attractief knap overig. attractief charmant overig. attractief bevallig overig. attractief knappend overig. attractief croquant overig. attractief welgevallig overig. attractief fraai overig. attractief verleidelijk overig. attractiviteit aantrekkelijkheid overig. aub svp zelfst. naamw. auctie veiling zelfst. naamw. auctie verkoping zelfst. naamw. auctie vendutie zelfst. naamw. auctie vendu zelfst. naamw. auctie mijn zelfst. naamw. auctie afslag zelfst. naamw. auctionairs vendumeesters overig. auctionairs veilingmeesters overig. auctionairs afslagers overig. auctionaris vendumeesteres overig. auctionaris vendumeester overig. auctionaris veilingmeester overig. auctionaris veiler overig. auctionaris afslager overig. auditie hearing zelfst. naamw. auditie proef zelfst. naamw. auditorium aula zelfst. naamw. auditorium gehoorzaal zelfst. naamw. auerhoen berghoen overig. augustus oogstmaand overig. aula auditorium zelfst. naamw. aula gehoorzaal zelfst. naamw. aura uitstraling zelfst. naamw. aura voorbode zelfst. naamw. aura lichtkrans zelfst. naamw. aureool halo zelfst. naamw. aureool heiligenschijn zelfst. naamw. aureool lichtkrans zelfst. naamw. aureool stralenkrans zelfst. naamw. aureool nimbus zelfst. naamw. aureool heiligenkrans zelfst. naamw. aureool stralenkroon zelfst. naamw. aureool mandorla zelfst. naamw. aurora poollicht overig. ausputzer achterhoedespeler zelfst. naamw. ausputzer verdediger zelfst. naamw. ausputzer libero zelfst. naamw. ausputzers libero`s overig. auteur maker zelfst. naamw. auteur romancier zelfst. naamw. auteur schrijfster zelfst. naamw. auteur schrijver zelfst. naamw. auteur voortbrenger zelfst. naamw. auteur schepper zelfst. naamw. auteur dichter zelfst. naamw. auteurs schrijvers zelfst. naamw. auteurschap geschreven zelfst. naamw. auteurschap schrijven zelfst. naamw. auteursrecht kopijrecht overig. authenticiteit echtheid zelfst. naamw. authentiek betrouwbaar bijv. naamw. authentiek live bijv. naamw. authentiek oorspronkelijk overig. authentiek beginselvast overig. auto automobiel zelfst. naamw. auto bak zelfst. naamw. auto bolide zelfst. naamw. auto kar zelfst. naamw. auto vehikel zelfst. naamw. auto wagen zelfst. naamw. auto vehikel overig. auto-da-fe ketterverbranding overig. auto-da-fe kettergericht overig. autoband band zelfst. naamw. autobezitter automobilist zelfst. naamw. autobiografie memoires zelfst. naamw. autobus bus zelfst. naamw. autobus touringcar zelfst. naamw. autobussen bussen zelfst. naamw. autochtoon inheems bijv. naamw. autochtoon inlands bijv. naamw. autochtoon inboorling zelfst. naamw. autochtoon inlan bijv. naamw. autochtoon ingeborene bijv. naamw. autocraat alleenheerser zelfst. naamw. autocratie alleenheerschappij zelfst. naamw. autogarage autostalling zelfst. naamw. autogarage wagenschuur zelfst. naamw. autogarage garage zelfst. naamw. autogarages wagenschuren overig. autogarages garages overig. autogarages autostallingen overig. autogord veiligheidsriem overig. autogord veiligheidsgord overig. autogordel veiligheidsgordel zelfst. naamw. autogordel veiligheidsriem zelfst. naamw. autograaf handschrift zelfst. naamw. autogram handtekening zelfst. naamw. autogram ondertekening zelfst. naamw. autogram tekening zelfst. naamw. autogram signatuur zelfst. naamw. autolift hefbrug zelfst. naamw. automaat machine zelfst. naamw. automatisch machinaal bijv. naamw. automatisch vanzelfsprekend bijv. naamw. automatisch zelfwerkend bijv. naamw. automatisch gedachteloos bijv. naamw. automatisch onbewust bijv. naamw. automatisch werktuiglijk bijv. naamw. automatiseren computeriseren werkwoord automobiel auto zelfst. naamw. automobilist autobezitter zelfst. naamw. automobilist autorijder zelfst. naamw. autonomie onafhankelijkheid zelfst. naamw. autonomie zelfbestuur zelfst. naamw. autonoom soeverein bijv. naamw. autonoom onafhankelijk bijv. naamw. autonoom zelfstandig bijv. naamw. autootje karretje zelfst. naamw. autoped step zelfst. naamw. autopsie lijkschouwing zelfst. naamw. autopsie sectie zelfst. naamw. autorijden rijden zelfst. naamw. autorijder automobilist zelfst. naamw. autorijles rijles zelfst. naamw. autorijschool rijschool zelfst. naamw. autorisatie bevoegdheid zelfst. naamw. autorisatie fiat zelfst. naamw. autorisatie machtiging zelfst. naamw. autorisatie toestemming zelfst. naamw. autorisatie volmacht zelfst. naamw. autoriseren fiatteren werkwoord autoriseren goedkeuren werkwoord autoriseren goedvinden werkwoord autoriseren machtigen werkwoord autoriseren permitteren werkwoord autoriseren toestaan werkwoord autoriseren vergunnen werkwoord autoritair dictatoriaal bijv. naamw. autoritair eigenmachtig bijv. naamw. autoriteit gezag zelfst. naamw. autoriteit gezagsorgaan zelfst. naamw. autoriteit heerschappij zelfst. naamw. autoriteit instantie zelfst. naamw. autoriteit macht zelfst. naamw. autoriteiten gezag zelfst. naamw. autoriteiten gezaghebbers zelfst. naamw. autoriteiten overheid zelfst. naamw. autoriteiten rijksbestuur zelfst. naamw. autostalling autogarage zelfst. naamw. autostalling garage zelfst. naamw. autostalling wagenschuur zelfst. naamw. autostallingen garages zelfst. naamw. autostallingen wagenschuren zelfst. naamw. autostallingen autogarages zelfst. naamw. autowas wasstraat overig. autoweg snelweg zelfst. naamw. autoweg verkeersweg zelfst. naamw. autoweg weg zelfst. naamw. autowegen snelwegen overig. autowrak schroothoop overig. auwehoeren babbelen werkwoord aval wisselborgtocht overig. avance toenadering zelfst. naamw. avance verleidingspoging zelfst. naamw. avanceert promoveert overig. avanceren promoten werkwoord avanceren helpen werkwoord avanceren voortgaan werkwoord avanceren verlopen werkwoord avanceren verdergaan werkwoord avanceren doorlopen werkwoord avant-garde avantgarde zelfst. naamw. avantgarde avant-garde zelfst. naamw. avenue boulevard zelfst. naamw. avenue laan zelfst. naamw. averechts tegendraads bijv. naamw. averechts verkeerd bijv. naamw. averechts omgekeerd bijv. naamw. averij zeeschade overig. averij pech overig. aversie afkeer zelfst. naamw. aversie weerzin zelfst. naamw. aversie tegenzin zelfst. naamw. aversie hek zelfst. naamw. aversie antipathie zelfst. naamw. aviateur piloot zelfst. naamw. avond schemer zelfst. naamw. avondblad krant zelfst. naamw. avonddienst vesper overig. avonden soirees zelfst. naamw. avonden avondjes zelfst. naamw. avondeten avondmaal zelfst. naamw. avondeten diner zelfst. naamw. avondeten avondmaaltijd zelfst. naamw. avondjapon robe overig. avondjapon avondtoilet overig. avondjapon avondjurk overig. avondje soiree overig. avondjes soirees overig. avondjes avonden overig. avondjurk japon zelfst. naamw. avondjurk robe zelfst. naamw. avondjurk avondtoilet zelfst. naamw. avondjurk avondjapon zelfst. naamw. avondmaal avondeten zelfst. naamw. avondmaal diner zelfst. naamw. avondmaal avondmaaltijd zelfst. naamw. Avondmaal Eucharistie zelfst. naamw. avondmaaltijd diner overig. avondmaaltijd avondmaal overig. avondmaaltijd avondeten overig. avondtoilet gala zelfst. naamw. avondtoilet robe zelfst. naamw. avondtoilet avondjurk zelfst. naamw. avondtoilet avondjapon zelfst. naamw. avonduur uur zelfst. naamw. avonturen durven werkwoord avonturen lotgevallen zelfst. naamw. avonturen wagen zelfst. naamw. avonturen riskeren zelfst. naamw. avonturier gelukzoeker zelfst. naamw. avonturier piraat zelfst. naamw. avonturier reiziger zelfst. naamw. avontuur belevenis zelfst. naamw. avontuurlijk afwisselend bijv. naamw. avontuurlijk gewaagd bijv. naamw. avontuurlijk romantisch bijv. naamw. avontuurlijk onzeker bijv. naamw. avontuurtje escapade zelfst. naamw. avontuurtje verhouding zelfst. naamw. avontuurtje slippertje zelfst. naamw. avontuurtje relatie zelfst. naamw. avontuurtje liaison zelfst. naamw. avontuurtje affaire zelfst. naamw. axioma grondstelling zelfst. naamw. axioma postulaat zelfst. naamw. axioma stelling zelfst. naamw. axioma grondeigenschap zelfst. naamw. azen prooizoeken werkwoord azen trachten werkwoord azen streven werkwoord azen pogen werkwoord azen intentie werkwoord azen doel werkwoord azen beogen werkwoord azen aspiratie werkwoord azen ambitie werkwoord azijn edik overig. azuren azuur bijv. naamw. azuren hemelsblauw bijv. naamw. azuren hemelblauw bijv. naamw. azuur azuren bijv. naamw. azuur azuursteen zelfst. naamw. azuur hemelsblauw zelfst. naamw. azuur hemelblauw zelfst. naamw. azuur lazuur zelfst. naamw. azuursteen azuur zelfst. naamw. B.T.W. BTW zelfst. naamw. baai bocht zelfst. naamw. baai boezem zelfst. naamw. baai hemd zelfst. naamw. baai inham zelfst. naamw. baai monnikspij zelfst. naamw. baai mijnschacht zelfst. naamw. baaierd scala zelfst. naamw. baak baken zelfst. naamw. baak boei zelfst. naamw. baak jalon zelfst. naamw. baal pak zelfst. naamw. baan betrekking zelfst. naamw. baan circuit zelfst. naamw. baan dienstbetrekking zelfst. naamw. baan ijsbaan zelfst. naamw. baan landingsbaan zelfst. naamw. baan pad zelfst. naamw. baan parcours zelfst. naamw. baan rijbaan zelfst. naamw. baan spoorweg zelfst. naamw. baan straatweg zelfst. naamw. baan strook zelfst. naamw. baan traject zelfst. naamw. baan werkkring zelfst. naamw. baan weg zelfst. naamw. baan breedte zelfst. naamw. baan werkplek zelfst. naamw. baan werk zelfst. naamw. baan positie zelfst. naamw. baan job zelfst. naamw. baan functie zelfst. naamw. baan rijweg zelfst. naamw. baan rijstrook zelfst. naamw. baan spoorbaan zelfst. naamw. baan spoor zelfst. naamw. baan rails zelfst. naamw. baan straat zelfst. naamw. baan tournee zelfst. naamw. baan route zelfst. naamw. baan ronde zelfst. naamw. baan etappe zelfst. naamw. baan baanvak zelfst. naamw. baan afstand zelfst. naamw. baanbrekend revolutionair bijv. naamw. baanbreker pionier zelfst. naamw. baanbreker voortrekker zelfst. naamw. baanbreker genist zelfst. naamw. baanbreker geniesoldaat zelfst. naamw. baanbreker wegberei zelfst. naamw. baanders benen zelfst. naamw. baanders schoenen zelfst. naamw. baanvak tracé zelfst. naamw. baanvak traject zelfst. naamw. baanvak weg zelfst. naamw. baanvak tournee zelfst. naamw. baanvak route zelfst. naamw. baanvak ronde zelfst. naamw. baanvak pad zelfst. naamw. baanvak etappe zelfst. naamw. baanvak baan zelfst. naamw. baanvak afstand zelfst. naamw. baap joint zelfst. naamw. baap blow overig. baap blow overig. baap blow overig. baar baarlijk bijv. naamw. baar cash bijv. naamw. baar contant bijv. naamw. baar klinkklaar bijv. naamw. baar brood zelfst. naamw. baar draagbaar zelfst. naamw. baar golven zelfst. naamw. baar goudstaaf zelfst. naamw. baar specie zelfst. naamw. baar golf overig. baar golf overig. baar golf overig. baard sik zelfst. naamw. baardig bebaard bijv. naamw. baarlijk baar bijv. naamw. baarlijk klinkklaar bijv. naamw. baarmoeder schoot zelfst. naamw. baarmoeder uterus zelfst. naamw. baas baasje zelfst. naamw. baas bolleboos zelfst. naamw. baas chef zelfst. naamw. baas eigenaar zelfst. naamw. baas gebieder zelfst. naamw. baas kanjer zelfst. naamw. baas man zelfst. naamw. baas meerdere zelfst. naamw. baas meester zelfst. naamw. baas patroon zelfst. naamw. baas superieur zelfst. naamw. baas directeur zelfst. naamw. baas hoofd zelfst. naamw. baas werkbaas zelfst. naamw. baas voorman zelfst. naamw. baas gebie zelfst. naamw. baas bevelhebber zelfst. naamw. baas beheerser zelfst. naamw. baas leider zelfst. naamw. baas koning zelfst. naamw. baas koning zelfst. naamw. baas koning zelfst. naamw. baasje baas zelfst. naamw. baat beterschap zelfst. naamw. baat nut zelfst. naamw. baat opbrengst zelfst. naamw. baat profijt zelfst. naamw. baat winst zelfst. naamw. baat gewin zelfst. naamw. baatzuchtig zelfzuchtig overig. baatzuchtig egoïstisch overig. babbel babbelaar zelfst. naamw. babbel mond zelfst. naamw. babbel praatje zelfst. naamw. babbelaar babbel zelfst. naamw. babbelaar theetante zelfst. naamw. babbelaar prater zelfst. naamw. babbelaar kouter zelfst. naamw. babbelaar klapekster zelfst. naamw. babbelaar keuvelaar zelfst. naamw. babbelaar zwetser zelfst. naamw. babbelaar zwammer zelfst. naamw. babbelaar leuteraar zelfst. naamw. babbelaar kwebbel zelfst. naamw. babbelaar kletsmajoor zelfst. naamw. babbelaar kletskous zelfst. naamw. babbelaar kletskop zelfst. naamw. babbelaar klep zelfst. naamw. babbelaar zwamneus zelfst. naamw. babbelaar ouwehoer zelfst. naamw. babbelaar leuterkous zelfst. naamw. babbelaar kletser zelfst. naamw. babbelaarster kletstante overig. babbelaarster leuterkous overig. babbelaarster leuteraarster overig. babbelaarster kletskous overig. babbelachtig spraakzaam overig. babbelachtig praatziek overig. babbelachtig praatgraag overig. babbelachtig mededeelzaam overig. babbelachtig loslippig overig. babbelachtig kletsgraag overig. babbelachtig kletserig overig. babbelachtig indiscreet overig. babbelachtig flapuit overig. babbelachtig babbelziek overig. babbelachtigheid spraakzaamheid zelfst. naamw. babbelen keuvelen werkwoord babbelen kwebbelen werkwoord babbelen lullen werkwoord babbelen praten werkwoord babbelen roddelen werkwoord babbelen teuten werkwoord babbelen kletsen werkwoord babbelen ratelen werkwoord babbelen zwammen werkwoord babbelen wauwelen werkwoord babbelen spreken werkwoord babbelen snateren werkwoord babbelen kwetteren werkwoord babbelen kwekken werkwoord babbelen klappen werkwoord babbelen kakelen werkwoord babbelkous babbel zelfst. naamw. babbelkous ratel zelfst. naamw. babbeltje gekeuvel zelfst. naamw. babbeltje praatje zelfst. naamw. babbeltje gebabbel zelfst. naamw. babbeltje causerie zelfst. naamw. babbeltje kout zelfst. naamw. babbeltjes praatjes zelfst. naamw. babbelziek loslippig overig. babbelziek spraakzaam overig. babbelziek praatziek overig. babbelziek praatgraag overig. babbelziek mededeelzaam overig. babbelziek kletsgraag overig. babbelziek kletserig overig. babbelziek indiscreet overig. babbelziek flapuit overig. babbelziek babbelachtig overig. babies zuigelingen overig. baby kindje zelfst. naamw. baby zuigeling zelfst. naamw. baby spruit zelfst. naamw. baby uk zelfst. naamw. baby kind zelfst. naamw. baby-opvoeden vaderschap overig. baby-sitter oppas zelfst. naamw. babybox box zelfst. naamw. babydoll nachtjapon zelfst. naamw. babyoppas oppas overig. babyoppas kinderoppas overig. babyoppas babysitter overig. babysit oppas zelfst. naamw. babysitten oppassen werkwoord babysitter kinderoppas zelfst. naamw. babysitter oppas zelfst. naamw. babysitter babyoppas zelfst. naamw. bacchanaal drinkgelag zelfst. naamw. bacchanaal orgie zelfst. naamw. bacchanaal zwelgpartij zelfst. naamw. bacchanaal drinkpartij zelfst. naamw. back achterspeler zelfst. naamw. back verdediger zelfst. naamw. bacteriënvrij kiemvrij overig. bad badkuip zelfst. naamw. bad bassin zelfst. naamw. bad fixeerbad zelfst. naamw. bad zwembad zelfst. naamw. baden drijven werkwoord baden een bad nemen werkwoord baden koesteren werkwoord baden wassen werkwoord bader zwemmer zelfst. naamw. bader zwemmer zelfst. naamw. bader zwemmer zelfst. naamw. badhokje kleedkamer overig. badhokje kleedhokje overig. badhuis badkamer overig. badhuis badinrichting overig. badinrichting badhuis overig. badjas badmantel zelfst. naamw. badjas badmant zelfst. naamw. badkamer badhuis overig. badkuip bad zelfst. naamw. badmant badjas overig. badmantel badjas zelfst. naamw. badpak zwempak zelfst. naamw. bagage bepakking zelfst. naamw. bagage bundel zelfst. naamw. bagage pak zelfst. naamw. bagage plunje zelfst. naamw. bagage uitrusting zelfst. naamw. bagage tuig zelfst. naamw. bagagedrager kruier zelfst. naamw. bagagedrager sjouwer zelfst. naamw. bagagedrager drager zelfst. naamw. bagagenet bagagerek overig. bagagerek bagagenet overig. bagageruimte kofferruimte overig. bagageruimte kofferbak overig. bagageruimte koffer overig. bagageruimte achterbak overig. bagageruimtes kofferruimtes overig. bagatel bijzaak zelfst. naamw. bagatel futiliteit zelfst. naamw. bagatel kleinigheid zelfst. naamw. bagatel wissewasje zelfst. naamw. bagatel peulenschil zelfst. naamw. bagatel niemendalletje zelfst. naamw. bagatel dingetje zelfst. naamw. bagatel akkefietje zelfst. naamw. bagatellen kleinigheden overig. bagatellen akkefietjes overig. bagatelliseren minimaliseren werkwoord bagatelliseren vergoeilijken werkwoord bagatelliseren vergoelijken werkwoord bagger modder zelfst. naamw. bagger prut zelfst. naamw. bagger slib zelfst. naamw. bagger slijk zelfst. naamw. bagger slik zelfst. naamw. baggeren opdreggen werkwoord baggeren waden werkwoord baggerig slijkerig overig. baggerig slibberig overig. baggerig slibachtig overig. baggerig pruttig overig. baggerig modderig overig. baggerig drassig overig. baggerig drabbig overig. baggerlaars lieslaars overig. baggermachine baggermolen overig. baggermolen baggermachine overig. baggerschip baggerschuit zelfst. naamw. baggerschip modderschuit zelfst. naamw. baggerschuit baggerschip zelfst. naamw. baggerschuit modderschuit zelfst. naamw. bais prijsverlaging overig. bais prijsdaling overig. bais deflatie overig. baisse inzinking zelfst. naamw. bajes bak zelfst. naamw. bajes gevangenis zelfst. naamw. bajes lik zelfst. naamw. bajes nor zelfst. naamw. bajes strafgevangenis zelfst. naamw. bajes strafplaats zelfst. naamw. bajes strafinrichting zelfst. naamw. bajes spinhuis zelfst. naamw. bajes petoet zelfst. naamw. bajes doos zelfst. naamw. bajonet dolk zelfst. naamw. bak auto zelfst. naamw. bak bajes zelfst. naamw. bak bakkie zelfst. naamw. bak beker zelfst. naamw. bak container zelfst. naamw. bak etensbak zelfst. naamw. bak grap zelfst. naamw. bak kattenbak zelfst. naamw. bak strafgevangenis zelfst. naamw. bak vat zelfst. naamw. bak zaal zelfst. naamw. bak gevangenis zelfst. naamw. bak mop zelfst. naamw. bak poezenbak zelfst. naamw. bak reservoir zelfst. naamw. bak strafplaats zelfst. naamw. bak strafinrichting zelfst. naamw. bak spinhuis zelfst. naamw. bak petoet zelfst. naamw. bak nor zelfst. naamw. bak lik zelfst. naamw. bak doos zelfst. naamw. bak kuip zelfst. naamw. bak kom zelfst. naamw. bak kast zelfst. naamw. bak trog zelfst. naamw. bak pot zelfst. naamw. bak pint zelfst. naamw. bak ton zelfst. naamw. bak teil zelfst. naamw. bak fust zelfst. naamw. bak emmer zelfst. naamw. bak barr zelfst. naamw. bakbeest gevaarte zelfst. naamw. bakbeest kolos zelfst. naamw. bakboord bakboordzijde overig. bakboordzijde bakboord overig. baken baak zelfst. naamw. baken opwinden zelfst. naamw. baken oprollen zelfst. naamw. baken opheffen zelfst. naamw. baken omwikkelen zelfst. naamw. baken liquideren zelfst. naamw. baken inzwachtelen zelfst. naamw. baken inbakeren zelfst. naamw. baken afwikkelen zelfst. naamw. baker min overig. bakermat begin zelfst. naamw. bakermat geboorteplaats zelfst. naamw. bakermat oorsprong zelfst. naamw. bakermat vaderland zelfst. naamw. bakermat thuisland zelfst. naamw. bakermat geboorteland zelfst. naamw. bakerpraatje oudewijvenpraat overig. bakerpraatje bakerpraatjes overig. bakerpraatjes oudewijvenpraat overig. bakerpraatjes bakerpraatje overig. bakje vierkantje overig. bakje kistje overig. bakje kastje overig. bakje hokje overig. bakje doosje overig. bakkebaard tochtlatjes overig. bakkeleien bekvechten werkwoord bakkeleien kiften werkwoord bakkeleien twisten werkwoord bakkeleien vechten werkwoord bakkeleien ruzieën werkwoord bakkeleien hakketakken werkwoord bakkeleien matten werkwoord bakkeleien knokken werkwoord bakkeleien kampen werkwoord bakkeleien duelleren werkwoord bakken frituren werkwoord bakken fruiten werkwoord bakken gebakken werkwoord bakken schroeien werkwoord bakken gevangenissen zelfst. naamw. bakken bakvet werkwoord bakker broodbakker zelfst. naamw. bakkerij broodbakkerij zelfst. naamw. bakkerij broodfabriek zelfst. naamw. bakkerstor kakkerlak overig. bakkes smoel zelfst. naamw. bakkes tronie zelfst. naamw. bakkes snuit zelfst. naamw. bakkes snoet zelfst. naamw. bakkes smoelwerk zelfst. naamw. bakkes smo zelfst. naamw. bakkes porum zelfst. naamw. bakkes ponum zelfst. naamw. bakkie bak zelfst. naamw. bakoven oven overig. bakoven braadoven overig. bakpan koekenpan zelfst. naamw. baksteen mop zelfst. naamw. baksteen steen zelfst. naamw. bakvet bakken overig. bakvloeistof olie zelfst. naamw. bal barst zelfst. naamw. bal bol zelfst. naamw. bal dansavond zelfst. naamw. bal dansfeest zelfst. naamw. bal galabal zelfst. naamw. bal gulden zelfst. naamw. bal kloot zelfst. naamw. bal voetbal zelfst. naamw. bal palm zelfst. naamw. bal handpalm zelfst. naamw. bal gala zelfst. naamw. balanceren twijfelen werkwoord balanceren uitbalanceren werkwoord balanceren wankelen werkwoord balans boeken zelfst. naamw. balans evenwicht zelfst. naamw. balans jaarafsluiting zelfst. naamw. balans weegschaal zelfst. naamw. balans waag zelfst. naamw. balans handelsbalans zelfst. naamw. balans harmonie zelfst. naamw. balans bascule zelfst. naamw. baldadig brutaal bijv. naamw. baldadig roekeloos bijv. naamw. baldadigheid brutaliteit zelfst. naamw. baldadigheid kattenkwaad zelfst. naamw. baldadigheid straatschenderij zelfst. naamw. baldadigheid duivelskunst zelfst. naamw. baldadigheid boosheid zelfst. naamw. baldadigheid schelmerij zelfst. naamw. baldadigheid schelmenstreek zelfst. naamw. baldadigheid ondeugendheid zelfst. naamw. baldadigheid kwajongensstreek zelfst. naamw. baldakijn hemel zelfst. naamw. baldakijn troonhemel zelfst. naamw. baldakijn troonhem zelfst. naamw. balein korsetbalein overig. balen genoeg hebben werkwoord balg blaasbalg zelfst. naamw. balie advocatenstand zelfst. naamw. balie balustrade zelfst. naamw. balie rechtbank zelfst. naamw. balie toonbank zelfst. naamw. balie toog zelfst. naamw. balie counter zelfst. naamw. balie tribunaal zelfst. naamw. balie hof zelfst. naamw. balie gerechtshof zelfst. naamw. balie gerecht zelfst. naamw. baliekluiver leegloper zelfst. naamw. baljuw inscheren overig. balk band zelfst. naamw. balk bint zelfst. naamw. balk notenbalk zelfst. naamw. balk ribbe zelfst. naamw. balk onderlegger zelfst. naamw. balken dwarsbalken zelfst. naamw. balken leggers zelfst. naamw. balken binten zelfst. naamw. balkon uitbouw zelfst. naamw. balkon bordes zelfst. naamw. balkonhek balustrade zelfst. naamw. balkonhek balustra zelfst. naamw. ballade gedicht zelfst. naamw. ballast vulling overig. ballen bollen zelfst. naamw. ballen testikels zelfst. naamw. ballen neuken zelfst. naamw. ballen kloten zelfst. naamw. ballerina damesschoentje zelfst. naamw. ballerina balletdanseres zelfst. naamw. balletdanseres ballerina zelfst. naamw. balletje kogeltje zelfst. naamw. balling banneling zelfst. naamw. balling verstotene zelfst. naamw. ballingschap verbanning zelfst. naamw. ballingschap uitbanning zelfst. naamw. ballingschap deportatie zelfst. naamw. ballon gedachtenwolkje zelfst. naamw. ballon luchtballon zelfst. naamw. ballonmand mand zelfst. naamw. ballota pseudodictamnus overig. ballota pseudodictamnus overig. ballota pseudodictamnus overig. ballotage selectie zelfst. naamw. ballotage stemming zelfst. naamw. balloteren stemmen werkwoord balloteren kiezen werkwoord ballpoint balpen zelfst. naamw. ballpoint pen zelfst. naamw. balorig onwillig bijv. naamw. balorig gemelijk bijv. naamw. balpen ballpoint zelfst. naamw. balpen pen zelfst. naamw. balsamien springzaad overig. balsamien balsemien overig. balsamien balsamine overig. balsamine springzaad overig. balsamine balsemien overig. balsamine balsamien overig. balsem crème zelfst. naamw. balsem smeersel zelfst. naamw. balsem zalf zelfst. naamw. balsem smeerzalf zelfst. naamw. balsem smeerseltje zelfst. naamw. balsem smeer zelfst. naamw. balsemen inbalsemen werkwoord balsemiek welriekend bijv. naamw. balsemien springzaad overig. balsemien balsamine overig. balsemien balsamien overig. balsturig eigenzinnig bijv. naamw. balsturig grillig bijv. naamw. balustra balkonhek overig. balustra railing overig. balustra leuning overig. balustrade balie zelfst. naamw. balustrade balkonhek zelfst. naamw. balustrade leuning zelfst. naamw. balustrade railing zelfst. naamw. balzak scrotum zelfst. naamw. balzak zak zelfst. naamw. bam plof overig. bam ontploffing overig. bam knal overig. bam explosie overig. bamboe bamboeriet overig. bamboeriet bamboe overig. ban betovering zelfst. naamw. ban excommunicatie zelfst. naamw. ban kerkban zelfst. naamw. ban uitbanning zelfst. naamw. ban banvloek zelfst. naamw. ban anathema zelfst. naamw. ban betovereninvloed zelfst. naamw. banaal afgezaagd bijv. naamw. banaal laag-bij-de-gronds bijv. naamw. banaal platvloers bijv. naamw. banaal schunnig bijv. naamw. banaal triviaal bijv. naamw. banaal vuig bijv. naamw. banaal alledaags bijv. naamw. banaal gewoon bijv. naamw. banaal onbeduidend bijv. naamw. banaal plat bijv. naamw. banaal nietszeggend bijv. naamw. banaal gewoontjes bijv. naamw. banaal laag bijv. naamw. banaal vunzig bijv. naamw. banaal lomp bijv. naamw. banaal laag-bij-de-grond bijv. naamw. banaal grof bijv. naamw. banaan pisang zelfst. naamw. banaliteit platitude zelfst. naamw. banaliteit sjabloon zelfst. naamw. banaliteit trivialiteit zelfst. naamw. banaliteit platheid zelfst. naamw. band autoband zelfst. naamw. band beatband zelfst. naamw. band beeldband zelfst. naamw. band betrekking zelfst. naamw. band betrokkenheid zelfst. naamw. band binding zelfst. naamw. band boei zelfst. naamw. band boek zelfst. naamw. band boekband zelfst. naamw. band boekdeel zelfst. naamw. band ceintuur zelfst. naamw. band contact zelfst. naamw. band gebondenheid zelfst. naamw. band lopende band zelfst. naamw. band pact zelfst. naamw. band plakband zelfst. naamw. band rand zelfst. naamw. band relatie zelfst. naamw. band samenhang zelfst. naamw. band verbinding zelfst. naamw. band verbondenheid zelfst. naamw. band verhouding zelfst. naamw. band verstandhouding zelfst. naamw. band groep zelfst. naamw. band volume zelfst. naamw. band deel zelfst. naamw. band verdrag zelfst. naamw. band verbond zelfst. naamw. band unie zelfst. naamw. band liga zelfst. naamw. band federatie zelfst. naamw. band bondgenootschap zelfst. naamw. band bond zelfst. naamw. band akkoord zelfst. naamw. band fries zelfst. naamw. band duffel zelfst. naamw. band verband zelfst. naamw. band link zelfst. naamw. band liaison zelfst. naamw. band connectie zelfst. naamw. band aansluiting zelfst. naamw. band correlatie zelfst. naamw. bandana halsdoek zelfst. naamw. bandbreedte bereik zelfst. naamw. banddoek mitella overig. banddoek draagverband overig. banddoek draagband overig. bandeloos onbeschaamd bijv. naamw. bandeloos onbeteugeld bijv. naamw. bandeloos vrij bijv. naamw. bandeloos ongebreideld bijv. naamw. bandeloos ongebonden bijv. naamw. bandeloos losbandig bijv. naamw. bandeloos verwilderd bijv. naamw. bandeloosheid zedeloosheid zelfst. naamw. bandeloosheid uitspatting zelfst. naamw. bandeloosheid losbandigheid zelfst. naamw. bandeloosheid buitensporigheid zelfst. naamw. banden cassettebandjes zelfst. naamw. banden tapes zelfst. naamw. bandenplaklijm solutie overig. banderol adresband zelfst. naamw. banderol sigarenbandje zelfst. naamw. banderol strook zelfst. naamw. banderol vaan zelfst. naamw. banderol wikkel zelfst. naamw. banderol kruisband zelfst. naamw. bandiet boef zelfst. naamw. bandiet misdadiger zelfst. naamw. bandiet snoodaard zelfst. naamw. bandiet rover zelfst. naamw. bandiet slechtaard zelfst. naamw. bandiet onverlaat zelfst. naamw. bandiet booswicht zelfst. naamw. bandiet boosdoener zelfst. naamw. bandje strookje overig. bandje lintje overig. banen vrijmaken werkwoord banen vrijvechten werkwoord banen verlossen werkwoord banen emanciperen werkwoord banen bevrijden werkwoord bang angstig bijv. naamw. bang angstvallig bijv. naamw. bang angstwekkend bijv. naamw. bang beducht bijv. naamw. bang verschrikt bijv. naamw. bang vreesachtig bijv. naamw. bang bevreesd bijv. naamw. bang vreselijk bijv. naamw. bang eerbiedig bijv. naamw. bangelijk bang bijv. naamw. bangerd angsthaas zelfst. naamw. bangerd bangerik zelfst. naamw. bangerik angsthaas zelfst. naamw. bangerik bangerd zelfst. naamw. bangerik schijterd overig. bangerik schijterd overig. bangerik schijterd overig. bangheid angst zelfst. naamw. bangheid angstvalligheid zelfst. naamw. bangheid vrees zelfst. naamw. bangig bangelijk bijv. naamw. bangigheid bangheid zelfst. naamw. bangmaken verschrikken overig. bangmaken beangstigen overig. banier vaandel zelfst. naamw. banier vlag zelfst. naamw. banier vendel zelfst. naamw. banier vaan zelfst. naamw. banier standaard zelfst. naamw. banjeren slenteren werkwoord bank bankbedrijf zelfst. naamw. bank bankgebouw zelfst. naamw. bank bestand zelfst. naamw. bank canapé zelfst. naamw. bank casino zelfst. naamw. bank draaibank zelfst. naamw. bank handelsbank zelfst. naamw. bank zandbank zelfst. naamw. bank zitbank zelfst. naamw. bank zitplaats zelfst. naamw. bankbedrijf bank zelfst. naamw. bankbiljet bankje zelfst. naamw. bankbiljet briefje zelfst. naamw. bankbiljet papiergeld zelfst. naamw. bankbiljetten flappen zelfst. naamw. bankbreuk bankroet zelfst. naamw. bankdirecteur bankier zelfst. naamw. banken handelsbanken zelfst. naamw. banken zandplaten zelfst. naamw. banken zitbanken zelfst. naamw. banket diner zelfst. naamw. banket feestmaal zelfst. naamw. banket galadiner zelfst. naamw. banket gebak zelfst. naamw. banket feestdis zelfst. naamw. banket feestdiner zelfst. naamw. banket smulpartij zelfst. naamw. banketbakker suikerbakkerij zelfst. naamw. banketbakker taartenbakker zelfst. naamw. banketbakker suikerbakker zelfst. naamw. banketbakker koekbakker zelfst. naamw. banketbakkerij patisserie zelfst. naamw. banketten feestmalen overig. bankgebouw bank zelfst. naamw. bankhouder bankier zelfst. naamw. bankier bank zelfst. naamw. bankier bankdirecteur zelfst. naamw. bankier bankhouder zelfst. naamw. bankiershuis bank zelfst. naamw. bankje bankbiljet zelfst. naamw. bankpas pas zelfst. naamw. bankrekening rekening zelfst. naamw. bankroet failliet bijv. naamw. bankroet bankbreuk zelfst. naamw. bankroet faillissement zelfst. naamw. bankroet fiasco zelfst. naamw. bankroet krach zelfst. naamw. bankroet geruineerd zelfst. naamw. bankschroef schroef zelfst. naamw. bankschuld debet zelfst. naamw. bankschuld tekort zelfst. naamw. bankschuld tekortsaldo zelfst. naamw. bankwerkerij slotenmakerij overig. bankwerkerij bankwerkersvak overig. bankwerkersvak slotenmakerij overig. bankwerkersvak bankwerkerij overig. banneling balling zelfst. naamw. banneling verstotene zelfst. naamw. bannen bezweren werkwoord bannen uitbannen werkwoord bannen verbannen werkwoord bannen vasthouden werkwoord bannen boeien werkwoord bannen betoveren werkwoord bannen wegjagen werkwoord bannen verjagen werkwoord bannen verdrijven werkwoord bannen uitzetten werkwoord bannen uitwijzen werkwoord bannen uitstoten werkwoord banvloek verwensing zelfst. naamw. banvloek excommunicatie zelfst. naamw. banvloek ban zelfst. naamw. banvloek anathema zelfst. naamw. banvloek vloek zelfst. naamw. banvloek vervloeking zelfst. naamw. banvloek vertikking zelfst. naamw. bar armzalig bijv. naamw. bar guur bijv. naamw. bar kaal bijv. naamw. bar onbegroeid bijv. naamw. bar buffet zelfst. naamw. bar café zelfst. naamw. bar drankkast zelfst. naamw. bar tapkast zelfst. naamw. bar barbaars zelfst. naamw. bar bitter zelfst. naamw. bar drankgelegenheid zelfst. naamw. bar erg zelfst. naamw. bar loket zelfst. naamw. bar toog zelfst. naamw. bar tap zelfst. naamw. bar spon zelfst. naamw. bar drankbuffet zelfst. naamw. bar taveerne zelfst. naamw. bar tapperij zelfst. naamw. bar lokaliteit zelfst. naamw. bar kroeg zelfst. naamw. bar rampzalig zelfst. naamw. bar erbarmelijk zelfst. naamw. bar ellendig zelfst. naamw. bar deerniswekkend zelfst. naamw. barak bijgebouw zelfst. naamw. barak bouwkeet zelfst. naamw. barak soldatenkamer zelfst. naamw. barak veldhospitaal zelfst. naamw. barak loods zelfst. naamw. barak keet zelfst. naamw. barak hangaar zelfst. naamw. barbaar bruut zelfst. naamw. barbaar kannibaal zelfst. naamw. barbaar onmens zelfst. naamw. barbaar Goot zelfst. naamw. barbaars dictatoriaal bijv. naamw. barbaars dierlijk bijv. naamw. barbaars hardvochtig bijv. naamw. barbaars heidens bijv. naamw. barbaars middeleeuws bijv. naamw. barbaars onbeschaafd bijv. naamw. barbaars onmenselijk bijv. naamw. barbaars bar bijv. naamw. barbaars wreed bijv. naamw. barbaars monsterlijk bijv. naamw. barbaars inhumaan bijv. naamw. barbaars bruut bijv. naamw. barbaars beestachtig bijv. naamw. barbaarsheid onbeschaafdheid zelfst. naamw. barbaarsheid onmenselijkheid zelfst. naamw. barbaarsheid wreedheid zelfst. naamw. barbaarsheid barbarij zelfst. naamw. barbarij wreedheid overig. barbarij onmenselijkheid overig. barbarij barbaarsheid overig. barbarisme anglicisme zelfst. naamw. barbecuen grillen werkwoord barbecuen roosteren werkwoord barbecuen grilleren werkwoord barbier kapper zelfst. naamw. barbier heelmeester zelfst. naamw. barcode streepjescode zelfst. naamw. bard dichter zelfst. naamw. baren bevallen werkwoord baren bezorgen werkwoord baren ter wereld brengen werkwoord baren voortbrengen werkwoord baren zee zelfst. naamw. baren teweegbrengen werkwoord baret muts zelfst. naamw. baret pet zelfst. naamw. baret hoofddeksel zelfst. naamw. Bargoens jargon zelfst. naamw. Bargoens slang zelfst. naamw. Bargoens taal zelfst. naamw. baring geboorte zelfst. naamw. baring partus zelfst. naamw. bark schuit overig. bark pink overig. bark hulk overig. barkeeper bediende zelfst. naamw. barkruk kruk zelfst. naamw. barman bediende zelfst. naamw. barmhartig lankmoedig bijv. naamw. barmhartig liefdadig bijv. naamw. barmhartig medelijdend bijv. naamw. barmhartig deelnemend bijv. naamw. barmhartig vergevend bijv. naamw. barmhartig genaderijk bijv. naamw. barmhartigheid genade zelfst. naamw. barmhartigheid mededogen zelfst. naamw. barok bloemrijk bijv. naamw. barr vat overig. barr ton overig. barr teil overig. barr pot overig. barr kuip overig. barr fust overig. barr emmer overig. barr bak overig. barrageopstakels hindernis zelfst. naamw. barrel vat zelfst. naamw. barrels stukken overig. barrels segmenten overig. barrels porties overig. barrels partjes overig. barrels parten overig. barrels delen overig. barrevoets blootsvoets overig. barrica versperring overig. barrica afsluiting overig. barricade afsluiting zelfst. naamw. barricade barrière zelfst. naamw. barricade versperring zelfst. naamw. barricaderen afsluiten werkwoord barricaderen versperren werkwoord barricaderering blokkade zelfst. naamw. barricaderering blokka zelfst. naamw. barriere horde overig. bars afstotend bijv. naamw. bars boos bijv. naamw. bars snauwerig bijv. naamw. bars kroegen zelfst. naamw. bars bruusk zelfst. naamw. bars proeflokalen bijv. naamw. bars dranklokalen bijv. naamw. bars cafés bijv. naamw. barst breuk zelfst. naamw. barst fluit zelfst. naamw. barst inkeping zelfst. naamw. barst scheur zelfst. naamw. barst krak zelfst. naamw. barst uitsparing zelfst. naamw. barst split zelfst. naamw. barst reet zelfst. naamw. barst opening zelfst. naamw. barst kloof zelfst. naamw. barst groef zelfst. naamw. barst gat zelfst. naamw. barst knik zelfst. naamw. barst knak zelfst. naamw. barst haag zelfst. naamw. barsten knappen werkwoord barsten openspringen werkwoord barsten stikken werkwoord barsten krakken zelfst. naamw. barsten scheuren zelfst. naamw. barsten losspringen werkwoord barsten sprongen werkwoord barsten uiteenspringen werkwoord barsten breken overig. barsten breken overig. barsten breken overig. bas baspartij zelfst. naamw. bas bassist zelfst. naamw. bas basstem zelfst. naamw. bas contrabas zelfst. naamw. basaal elementair overig. bascule weegschaal zelfst. naamw. bascule wip zelfst. naamw. bascule waag zelfst. naamw. bascule balans zelfst. naamw. basement fundering zelfst. naamw. baseren funderen werkwoord baseren uitgaan werkwoord bases grondslagen overig. bases fundamenten overig. bases vertrekpunten overig. bases uitgangspunten overig. bases redenen overig. basilicum plant zelfst. naamw. basilicum zalf zelfst. naamw. basiliek kerk zelfst. naamw. basis elementair bijv. naamw. basis achterban zelfst. naamw. basis basiselement zelfst. naamw. basis fundament zelfst. naamw. basis grondbeginsel zelfst. naamw. basis grondslag zelfst. naamw. basis legerbasis zelfst. naamw. basis uitgangspunt zelfst. naamw. basis onderzijde zelfst. naamw. basis vertrekpunt zelfst. naamw. basis veronderstelling zelfst. naamw. basis uitgangsvorm zelfst. naamw. basis principe zelfst. naamw. basis grondgedachte zelfst. naamw. basis fundering zelfst. naamw. basis beginsel zelfst. naamw. basis hoekst zelfst. naamw. basis grondstelling zelfst. naamw. basis basisbeginsel zelfst. naamw. basis grondreg zelfst. naamw. basis grondbegrip zelfst. naamw. basis grondlijn zelfst. naamw. basis basislijn zelfst. naamw. basis grond zelfst. naamw. basisbeginsel uitgangspunt overig. basisbeginsel principe overig. basisbeginsel hoekst overig. basisbeginsel grondstelling overig. basisbeginsel grondslag overig. basisbeginsel grondbeginsel overig. basisbeginsel fundament overig. basisbeginsel beginsel overig. basisbeginsel basis overig. basisbeginsel grondreg overig. basisbeginsel grondbegrip overig. basisbeginselen grondbeginselen overig. basisbeginselen alfabet overig. basisbeginselen ABC overig. basisbestanddeel bestanddeel zelfst. naamw. basisbestanddeel component zelfst. naamw. basisbestanddeel deel zelfst. naamw. basisbestanddeel element zelfst. naamw. basisbestanddeel fractie zelfst. naamw. basisbestanddeel ingrediënt zelfst. naamw. basisbestanddeel onderdeel zelfst. naamw. basisbestanddeel stuk zelfst. naamw. basiselement basis zelfst. naamw. basiselement basismateriaal zelfst. naamw. basislijn uitgangspunt zelfst. naamw. basislijn hoofdlijn zelfst. naamw. basislijn grondlijn zelfst. naamw. basislijn vertrekpunt zelfst. naamw. basislijn veronderstelling zelfst. naamw. basislijn uitgangsvorm zelfst. naamw. basislijn principe zelfst. naamw. basislijn grondstelling zelfst. naamw. basislijn grondslag zelfst. naamw. basislijn grondgedachte zelfst. naamw. basislijn fundering zelfst. naamw. basislijn fundament zelfst. naamw. basislijn beginsel zelfst. naamw. basislijn basis zelfst. naamw. basismateriaal basiselement overig. basisprincipe grondslag zelfst. naamw. basisprincipe hoekst zelfst. naamw. basisverzekering standaardverzekering zelfst. naamw. basisverzelering zorgverzekering zelfst. naamw. basisvorm hoofdvorm overig. basisvorm grondvorm overig. basiszeep huishoudzeep overig. baspartij bas zelfst. naamw. bassin havenkom zelfst. naamw. bassin waterbekken zelfst. naamw. bassin zwembad zelfst. naamw. bassin vijver zelfst. naamw. bassin stroomgebied zelfst. naamw. bassin kom zelfst. naamw. bassin bekken zelfst. naamw. bassist bas zelfst. naamw. bast bolster zelfst. naamw. bast buik zelfst. naamw. bast huid zelfst. naamw. bast schors zelfst. naamw. basta genoeg bijv. naamw. basta afgelopen bijv. naamw. bastaard bastaardkind zelfst. naamw. bastaard hybride zelfst. naamw. bastaard mengvorm zelfst. naamw. bastaard vuilnisbakkenras zelfst. naamw. bastaardkind bastaard zelfst. naamw. bastion bolwerk zelfst. naamw. bastion fort zelfst. naamw. baszanger bas zelfst. naamw. baten dienen werkwoord baten tegoed zelfst. naamw. baten voordelen zelfst. naamw. baten bezit zelfst. naamw. baten activa zelfst. naamw. baten heilen zelfst. naamw. batig positief bijv. naamw. bâton dirigeerstaf overig. baton stok overig. baton stang overig. baton staf overig. baton staaf overig. bâtons dirigeerstokjes zelfst. naamw. batons staffen zelfst. naamw. bats joint zelfst. naamw. batsen neuken overig. batsen naaien overig. batsen beuken werkwoord batsen beuken werkwoord batsen beuken werkwoord batterij accu zelfst. naamw. batterij achterwerk zelfst. naamw. batterij artillerie-eenheid zelfst. naamw. batterij geschut zelfst. naamw. batterij groep zelfst. naamw. batterij accumulator zelfst. naamw. baviaan hondsaap overig. bazaan mast zelfst. naamw. bazaar fancyfair zelfst. naamw. bazaar markt zelfst. naamw. bazaar toko zelfst. naamw. bazelen beuzelen werkwoord bazelen wauwelen werkwoord bazelen lallen werkwoord bazen chefs zelfst. naamw. bazig overheersend bijv. naamw. bazig eigenzinnig bijv. naamw. bazige vrouw ka overig. bazin meesteres zelfst. naamw. bazin mevrouw zelfst. naamw. bazin gebiedster zelfst. naamw. bazuin trompet zelfst. naamw. bazuin toeter zelfst. naamw. bazuin piston zelfst. naamw. bazuin klaroen zelfst. naamw. bazuin blaasinstrument zelfst. naamw. beambte ambtenaar zelfst. naamw. beamen bevestigen werkwoord beamen onderschrijven werkwoord beamen staven werkwoord beamen toestemmen werkwoord beamen goedkeuren werkwoord beamen billijken werkwoord beangst angstig bijv. naamw. beangstigen alarmeren werkwoord beangstigen benauwen werkwoord beangstigen verschrikken werkwoord beangstigen bangmaken werkwoord beangstigend angstaanjagend bijv. naamw. beangstigend angstwekkend bijv. naamw. beangstigend eng bijv. naamw. beangstigend vreesaanjagend bijv. naamw. beangstigend afschrikwekkend bijv. naamw. beangstigend vervaarlijk bijv. naamw. beantwoorden antwoorden werkwoord beantwoorden overeenkomen werkwoord beantwoorden voldoen werkwoord beantwoorden responderen werkwoord beantwoorden vergelden werkwoord beantwoording weerwoord zelfst. naamw. beantwoording retort zelfst. naamw. beantwoording repliek zelfst. naamw. beantwoording reactie zelfst. naamw. beantwoording bescheid zelfst. naamw. beantwoording antwoord zelfst. naamw. beantwoordingsapparaat antwoordapparaat overig. beatgroep band zelfst. naamw. bebaard baardig overig. bebloed bloederig bijv. naamw. beboeten straffen werkwoord beboeten bekeuren werkwoord bebossing bosaanplant zelfst. naamw. bebost bosrijk bijv. naamw. bebost houtrijk bijv. naamw. bebost boomrijk bijv. naamw. bebouwing bouw zelfst. naamw. becijferen berekenen werkwoord becijferen uitwerken werkwoord becijferen uitrekenen werkwoord becijferen calculeren werkwoord becijfering berekening zelfst. naamw. becijfering calculatie zelfst. naamw. becommentariëren toelichten werkwoord becommentariëren commentariëren werkwoord beconcurreren concurreren werkwoord beconcurreren wedijveren werkwoord bed bedding zelfst. naamw. bed bloembed zelfst. naamw. bed bloemperk zelfst. naamw. bed leger zelfst. naamw. bed nest zelfst. naamw. bed sponde zelfst. naamw. bedaagd middelbaar bijv. naamw. bedaard gedeisd bijv. naamw. bedaard gelijkmoedig bijv. naamw. bedaard kalm bijv. naamw. bedaard sereen bijv. naamw. bedaard stil bijv. naamw. bedaard beheerst bijv. naamw. bedaard zachtjes bijv. naamw. bedaard degelijk bijv. naamw. bedaard bezadigd bijv. naamw. bedaard rustig bijv. naamw. bedaard ongerimpeld bijv. naamw. bedaard glad bijv. naamw. bedaard onbewogen bijv. naamw. bedaard kalmpjes bijv. naamw. bedaard vreedzaam bijv. naamw. bedaard vredig bijv. naamw. bedaardheid bezadigdheid zelfst. naamw. bedaardheid geduld zelfst. naamw. bedaardheid gemak zelfst. naamw. bedaardheid kalmheid zelfst. naamw. bedacht eropuit bijv. naamw. bedacht fictief bijv. naamw. bedacht gefabriceerd bijv. naamw. bedacht gefantaseerd bijv. naamw. bedacht voorbereid bijv. naamw. bedacht verzonnen bijv. naamw. bedacht gefingeerd bijv. naamw. bedacht denkbeeldig bijv. naamw. bedacht gewapend bijv. naamw. bedacht aangedragen overig. bedachtzaam behoedzaam bijv. naamw. bedachtzaam verstandig bijv. naamw. bedachtzaam omzichtig bijv. naamw. bedachtzaam bezonnen bijv. naamw. bedachtzaam voorzichtig bijv. naamw. bedachtzaam stilzwijgend bijv. naamw. bedachtzaam bescheiden bijv. naamw. bedachtzaam zinnig bijv. naamw. bedachtzaam wijselijk bijv. naamw. bedachtzaam wijs bijv. naamw. bedachtzaam raadzaam bijv. naamw. bedachtzaam pienter bijv. naamw. bedachtzaam nadenkend bijv. naamw. bedachtzaam doordacht bijv. naamw. bedachtzaam correct bijv. naamw. bedachtzaam weldenkend bijv. naamw. bedachtzaamheid behoedzaamheid zelfst. naamw. bedachtzaamheid bezonnenheid zelfst. naamw. bedankbrief dankbetuiging zelfst. naamw. bedankbrief dankzegging zelfst. naamw. bedanken abstineren werkwoord bedanken afslaan werkwoord bedanken danken werkwoord bedanken opzeggen werkwoord bedanken onthouden werkwoord bedanken afwimpelen werkwoord bedanken afwijzen werkwoord bedanken uittreden werkwoord bedanken aftreden werkwoord bedankje danken zelfst. naamw. bedankt merci overig. bedaren beheersen werkwoord bedaren gaan liggen werkwoord bedaren kalmeren werkwoord bedaren geruststellen werkwoord bedaren matigen werkwoord bedaren intomen werkwoord bedaren beteugelen werkwoord bedaren bedwingen werkwoord bedaren sussen werkwoord bedaren betijen overig. bedbank slaapbank zelfst. naamw. bedbank slaapmeubel zelfst. naamw. beddedeken dek zelfst. naamw. beddedeken deken zelfst. naamw. beddegoed beddengoed zelfst. naamw. beddelinnen linnen zelfst. naamw. beddengoed beddegoed zelfst. naamw. beddengoed lakens zelfst. naamw. beddenlaken laken zelfst. naamw. beddenlaken lakens zelfst. naamw. beddenlaken linnen zelfst. naamw. beddensprei sprei zelfst. naamw. beddezak matras overig. bedding bed zelfst. naamw. bedding bodem zelfst. naamw. bedding rivierbedding zelfst. naamw. bede gebed zelfst. naamw. bede smeekbede zelfst. naamw. bede verzoek zelfst. naamw. bede vraag zelfst. naamw. bede smeekgebed zelfst. naamw. bedeeld begaafd bijv. naamw. bedeeld geschapen bijv. naamw. bedeeld gezegend bijv. naamw. bedeesd bang bijv. naamw. bedeesd stil bijv. naamw. bedeesd timide bijv. naamw. bedeesd verlegen bijv. naamw. bedeesd beschroomd bijv. naamw. bedeesd zedig bijv. naamw. bedeesd afgezonderd bijv. naamw. bedeesd bevend bijv. naamw. bedeesd schuchter bijv. naamw. bedeesd schroomvallig bijv. naamw. bedeesd bleu bijv. naamw. bedeesdheid schroom zelfst. naamw. bedeesdheid verlegenheid zelfst. naamw. bedeesdheid timiditeit zelfst. naamw. bedeesdheid schuwheid zelfst. naamw. bedeesdheid geslotenheid zelfst. naamw. bedeesdheid schuchterheid zelfst. naamw. bedehuis kerk zelfst. naamw. bedehuis kerkgebouw zelfst. naamw. bedehuis tempel zelfst. naamw. bedehuis synagoog zelfst. naamw. bedehuis synagoge zelfst. naamw. bedehuis moskee zelfst. naamw. bedehuis godshuis zelfst. naamw. bedehuis gebedshuis zelfst. naamw. bedehuizen kapellen zelfst. naamw. bedehuizen kerken zelfst. naamw. bedekken afdekken werkwoord bedekken bekleden werkwoord bedekken overtrekken werkwoord bedekken verbergen werkwoord bedekken verhullen werkwoord bedekken beslaan zelfst. naamw. bedekken toedekken werkwoord bedekken dekken werkwoord bedekken beleggen werkwoord bedekken bezaaien werkwoord bedekken bestrooien werkwoord bedekken versluieren werkwoord bedekken omhullen werkwoord bedekken maskeren werkwoord bedekken inhullen werkwoord bedekken hullen werkwoord bedekken bemantelen werkwoord bedekken verhangen werkwoord bedekken ophangen werkwoord bedekken gelasten werkwoord bedekken beschikken werkwoord bedekken behangen werkwoord bedekken afkondigen werkwoord bedekking dek zelfst. naamw. bedekking dekking zelfst. naamw. bedekking verduistering zelfst. naamw. bedekking omslag zelfst. naamw. bedekking kap zelfst. naamw. bedekking kaft zelfst. naamw. bedekking deksel zelfst. naamw. bedekking overdekking zelfst. naamw. bedekking omhulsel zelfst. naamw. bedekking kleding zelfst. naamw. bedekkingen afdekkingen overig. bedekt afgedekt bijv. naamw. bedekt geheim bijv. naamw. bedekt onzichtbaar bijv. naamw. bedekt overkapt bijv. naamw. bedekt stiekem bijv. naamw. bedekt versluierd bijv. naamw. bedekt verbloemd bijv. naamw. bedekt verkapt bijv. naamw. bedekt verholen bijv. naamw. bedekt verstolen bijv. naamw. bedekt steels bijv. naamw. bedekt heimelijk bijv. naamw. bedelaar landloper zelfst. naamw. bedelaar schooier zelfst. naamw. bedelaar klaploper zelfst. naamw. bedelen aalmoes vragen werkwoord bedelen begiftigen werkwoord bedelen schooien werkwoord bedelen smeken werkwoord bedelen beschenken werkwoord bedelen uitdelen overig. bedelen handophouden overig. bedelven bedekken werkwoord bedelven overmannen werkwoord bedelven overstelpen werkwoord bedelven overladen werkwoord bedelven begraven werkwoord bedenkelijk benard bijv. naamw. bedenkelijk betwist bijv. naamw. bedenkelijk dubieus bijv. naamw. bedenkelijk kwestieus bijv. naamw. bedenkelijk omstreden bijv. naamw. bedenkelijk onzeker bijv. naamw. bedenkelijk twijfelachtig bijv. naamw. bedenkelijk verdacht bijv. naamw. bedenkelijk waaghalzerig bijv. naamw. bedenkelijk riskant bijv. naamw. bedenkelijk gewaagd bijv. naamw. bedenkelijk vermolmd bijv. naamw. bedenkelijk naar bijv. naamw. bedenkelijk molmig bijv. naamw. bedenken bedelen werkwoord bedenken construeren werkwoord bedenken nadenken werkwoord bedenken overpeinzen werkwoord bedenken tegenwerpen werkwoord bedenken verzinnen werkwoord bedenken zinnen werkwoord bedenken beramen werkwoord bedenken wikken werkwoord bedenken overdenken werkwoord bedenken voorwenden werkwoord bedenken verdichten werkwoord bedenken uitdenken werkwoord bedenken fantaseren werkwoord bedenken peinzen werkwoord bedenken bespiegelen werkwoord bedenken beschouwen werkwoord bedenken concipiëren overig. bedenking aanmerking zelfst. naamw. bedenking bezwaar zelfst. naamw. bedenksel fantasie zelfst. naamw. bedenksel verzinsel zelfst. naamw. bedenksel verdichtsel zelfst. naamw. bedenksel verdichting zelfst. naamw. bedenksel sprookje zelfst. naamw. bedenksel leugen zelfst. naamw. bedenksel fictie zelfst. naamw. bedenksel fabel zelfst. naamw. bedenktijd respijt zelfst. naamw. bederf achteruitgang zelfst. naamw. bederf ontbinding zelfst. naamw. bederf verrotten zelfst. naamw. bederf verrotting zelfst. naamw. bederf verdorvenheid zelfst. naamw. bederf verwording zelfst. naamw. bederf vergaan zelfst. naamw. bederf bederven zelfst. naamw. bederven beschadigen werkwoord bederven rotten werkwoord bederven vergaan werkwoord bederven vergallen werkwoord bederven verknallen werkwoord bederven verpesten werkwoord bederven verwennen werkwoord bederven verrotten zelfst. naamw. bederven verknoeien werkwoord bederven toetakelen werkwoord bederven stukmaken werkwoord bederven schenden werkwoord bederven havenen werkwoord bederven ontsieren werkwoord bederven wegrotten werkwoord bederven aanvreten werkwoord bederven aantasten werkwoord bederven verzieken werkwoord bederven ruïneren werkwoord bederven nekken werkwoord bederven failleren werkwoord bederven verwording werkwoord bederven ontbinding werkwoord bederven bederf werkwoord bederven verklungelen werkwoord bederven verbroddelen werkwoord bedevaart pelgrimstocht zelfst. naamw. bedevaart pelgrimage zelfst. naamw. bedevaartganger pelgrim zelfst. naamw. bedevaartganger pelgrim overig. bediende aide-de-cuisine zelfst. naamw. bediende bode zelfst. naamw. bediende knecht zelfst. naamw. bediende dienaar zelfst. naamw. bedienden restaurantbedienden overig. bedienden obers overig. bedienden nestveren overig. bedienden livrei overig. bedienden lakeien overig. bedienden kenteken overig. bedienden dienstkleding overig. bedienen dienen werkwoord bedienen gebruiken werkwoord bedienen nemen werkwoord bedienen opdienen werkwoord bedienen serveren werkwoord bedienen helpen werkwoord bedienen voorzetten werkwoord bedienen opdissen werkwoord bediening besturing zelfst. naamw. bediening gebruik zelfst. naamw. bediening uitserveren zelfst. naamw. bediening service zelfst. naamw. bediening werkzaamheid zelfst. naamw. bedieningsgeld service zelfst. naamw. bedijken droogleggen werkwoord bedijken omdijken werkwoord bedilal bediller zelfst. naamw. bedillen berispen werkwoord bedillen betuttelen werkwoord bedillen vitten werkwoord bedillen muggeziften werkwoord bedillen haarkloven werkwoord bediller bedilal zelfst. naamw. bediller bemoeial zelfst. naamw. bedillerig bedilzuchtig overig. bedilzuchtig bedillerig overig. beding clausule zelfst. naamw. beding conditie zelfst. naamw. beding voorwaarde zelfst. naamw. beding artikel zelfst. naamw. beding voorwaar zelfst. naamw. beding kriterium zelfst. naamw. beding eis zelfst. naamw. beding criterium zelfst. naamw. beding beperking zelfst. naamw. beding bepaling zelfst. naamw. bedingen afspreken werkwoord bedingen lappen werkwoord bedingen klaarspelen werkwoord bedingen fixen werkwoord bedingen bewerkstelligen werkwoord bedinging beding zelfst. naamw. bediscussiëren doorspreken werkwoord bediscussiëren doorpraten werkwoord bediscussiëren bespreken werkwoord bediscussiëren bepraten werkwoord bedisselen beredderen werkwoord bedisselen regelen werkwoord bedisselen arrangeren werkwoord bedisselen afspreken werkwoord bedlegerig invalide bijv. naamw. bedoelalinea desbetreffend overig. bedoeld bewust bijv. naamw. bedoeld intentioneel bijv. naamw. bedoelde betreffende bijv. naamw. bedoelen aanduiden werkwoord bedoelen beogen werkwoord bedoelen streven werkwoord bedoelen pogen werkwoord bedoelen nastreven werkwoord bedoelen najagen werkwoord bedoelen aspireren werkwoord bedoelen ambiëren werkwoord bedoeling beduidenis zelfst. naamw. bedoeling doel zelfst. naamw. bedoeling strekking zelfst. naamw. bedoeling voornemen zelfst. naamw. bedoeling intentie zelfst. naamw. bedoeling betekenis zelfst. naamw. bedoeling beduiding zelfst. naamw. bedoeling mikken zelfst. naamw. bedoeling oogmerk overig. bedoening drukte zelfst. naamw. bedoening nering zelfst. naamw. bedoezeld groezelig bijv. naamw. bedoezeld viezig bijv. naamw. bedoezeld smoezelig bijv. naamw. bedoezeld morsig bijv. naamw. bedolven overladen bijv. naamw. bedompt bekrompen bijv. naamw. bedompt benauwd bijv. naamw. bedompt drukkend bijv. naamw. bedompt muf bijv. naamw. bedonderd bedrogen bijv. naamw. bedonderd belazerd bijv. naamw. bedonderd beroerd bijv. naamw. bedonderd beteuterd bijv. naamw. bedonderd lamlendig bijv. naamw. bedonderd ellendig bijv. naamw. bedonderen bedotten werkwoord bedonderen besodemieteren werkwoord bedonderen zwendelen werkwoord bedonderen oplichten werkwoord bedonderen misleiden werkwoord bedonderen belazeren werkwoord bedonderen beduvelen werkwoord bedonderen bedriegen werkwoord bedonderen afzetten werkwoord bedonderen bezwendelen werkwoord bedorven ontaard bijv. naamw. bedorven ranzig bijv. naamw. bedorven rot bijv. naamw. bedorven verrot bijv. naamw. bedorven verward bijv. naamw. bedorven slecht bijv. naamw. bedorven gedegenereerd bijv. naamw. bedorven vergaan bijv. naamw. bedorven rottig bijv. naamw. bedorvenheid verrotheid zelfst. naamw. bedorvenheid vergaanheid zelfst. naamw. bedorvenheid rotheid zelfst. naamw. bedotten afzetten werkwoord bedotten bedonderen werkwoord bedotten tillen werkwoord bedotten belazeren werkwoord bedrag actief zelfst. naamw. bedrag hoofdsom zelfst. naamw. bedragen belopen werkwoord bedragen tellen werkwoord bedragen zijn werkwoord bedragen prijzen overig. bedragen prijzen overig. bedragen prijzen overig. bedreigen belagen werkwoord bedreigen dreigen werkwoord bedreigen intimideren werkwoord bedreigen molesteren werkwoord bedreigend gevaarlijk bijv. naamw. bedreigend grimmig bijv. naamw. bedreiging dreigement zelfst. naamw. bedreiging dreiging zelfst. naamw. bedremmeld beduusd bijv. naamw. bedremmeld sip bijv. naamw. bedreven bekwaam bijv. naamw. bedreven knap bijv. naamw. bedreven kundig bijv. naamw. bedreven noest bijv. naamw. bedreven sterk bijv. naamw. bedreven behendig bijv. naamw. bedreven geoefend bijv. naamw. bedreven onvermoeibaar bijv. naamw. bedrevenheid ervarenheid zelfst. naamw. bedrevenheid vlugheid zelfst. naamw. bedrevenheid vaardigheid zelfst. naamw. bedrevenheid slag zelfst. naamw. bedrevenheid handigheid zelfst. naamw. bedrevenheid handvaardigheid zelfst. naamw. bedriegelijk onecht bijv. naamw. bedriegelijk vals bijv. naamw. bedriegelijk onwaar bijv. naamw. bedriegelijk nagemaakt bijv. naamw. bedriegelijk gefingeerd bijv. naamw. bedriegen afzetten werkwoord bedriegen bedonderen werkwoord bedriegen besodemieteren werkwoord bedriegen neppen werkwoord bedriegen oplichten werkwoord bedriegen zwendelen werkwoord bedriegen misleiden werkwoord bedriegen belazeren werkwoord bedriegen beduvelen werkwoord bedriegen smiespelen werkwoord bedriegen spieken werkwoord bedriegen horlogezakje werkwoord bedrieger fraudeur zelfst. naamw. bedrieger leugenaar zelfst. naamw. bedrieger oplichter zelfst. naamw. bedrieger schurk zelfst. naamw. bedrieger zwendelaar zelfst. naamw. bedrieger grappenmaker zelfst. naamw. bedriegerij afzetterij zelfst. naamw. bedriegerij bedrog zelfst. naamw. bedriegerij knoeierij zelfst. naamw. bedriegerij onwaarheid zelfst. naamw. bedriegerij leugenarij zelfst. naamw. bedriegers misleiders overig. bedrieglijk frauduleus bijv. naamw. bedrieglijk misleidend bijv. naamw. bedrieglijk illusoir bijv. naamw. bedrieglijk leugenachtig bijv. naamw. bedrieglijk teleurstellend bijv. naamw. bedrijf akte zelfst. naamw. bedrijf bedrijfstak zelfst. naamw. bedrijf bezigheid zelfst. naamw. bedrijf concern zelfst. naamw. bedrijf etablissement zelfst. naamw. bedrijf firma zelfst. naamw. bedrijf gebruik zelfst. naamw. bedrijf handelsbedrijf zelfst. naamw. bedrijf organisatie zelfst. naamw. bedrijf vennootschap zelfst. naamw. bedrijf winkelbedrijf zelfst. naamw. bedrijf onderneming zelfst. naamw. bedrijf zaak zelfst. naamw. bedrijf nering zelfst. naamw. bedrijf handel zelfst. naamw. bedrijf maatschappij zelfst. naamw. bedrijf maatschap zelfst. naamw. bedrijf handelshuis zelfst. naamw. bedrijf coöperatie zelfst. naamw. bedrijfsbestuurslid bestuurslid zelfst. naamw. bedrijfslei manager overig. bedrijfsleider manager zelfst. naamw. bedrijfsleven zakenleven zelfst. naamw. bedrijfsrestaurant kantine zelfst. naamw. bedrijfsresultaat algemeen zelfst. naamw. bedrijfstak bedrijf zelfst. naamw. bedrijfstak branche zelfst. naamw. bedrijven begaan werkwoord bedrijven bureaus werkwoord bedrijvenvorm activum overig. bedrijver reder overig. bedrijvig actief bijv. naamw. bedrijvig arbeidend bijv. naamw. bedrijvig bezig bijv. naamw. bedrijvig druk bijv. naamw. bedrijvig nijver bijv. naamw. bedrijvig arbeidzaam bijv. naamw. bedrijvig werkzaam bijv. naamw. bedrijvig werkend bijv. naamw. bedrijvigheid activiteit zelfst. naamw. bedrijvigheid drukte zelfst. naamw. bedrijvigheid roerigheid zelfst. naamw. bedrijvigheid werkzaamheid zelfst. naamw. bedrijvigheid bezigheid zelfst. naamw. bedrijvigheid arbeid zelfst. naamw. bedroefd akelig bijv. naamw. bedroefd droef bijv. naamw. bedroefd droevig bijv. naamw. bedroefd verdrietig bijv. naamw. bedroefd bedrukt bijv. naamw. bedroeven beproeven werkwoord bedroeven ergeren werkwoord bedroevend armzalig bijv. naamw. bedroevend deerlijk bijv. naamw. bedrog bedriegerij zelfst. naamw. bedrog illusie zelfst. naamw. bedrog leugen zelfst. naamw. bedrog misleiding zelfst. naamw. bedrog nep zelfst. naamw. bedrog oplichterij zelfst. naamw. bedrog zwendelarij zelfst. naamw. bedrog knoeierij zelfst. naamw. bedrog onwaarheid zelfst. naamw. bedrog zwend zelfst. naamw. bedrogen bedonderd bijv. naamw. bedrogen bekaaid bijv. naamw. bedrogen bekocht bijv. naamw. bedroppelen bedruppelen werkwoord bedrukken drukken werkwoord bedrukken opdrukken werkwoord bedrukken overdrukken werkwoord bedrukt beklemd bijv. naamw. bedrukt droefgeestig bijv. naamw. bedrukt gedrukt bijv. naamw. bedrukt miezerig bijv. naamw. bedrukt neerslachtig bijv. naamw. bedrukt somber bijv. naamw. bedrukt verdrietig bijv. naamw. bedrukt bedroefd bijv. naamw. bedrukt terneergeslagen bijv. naamw. bedrukt moedeloos bijv. naamw. bedrukt mismoedig bijv. naamw. bedruppelen bedroppelen werkwoord beducht bang bijv. naamw. beduiden aangeven werkwoord beduiden betekenen werkwoord beduiden duidelijk maken werkwoord beduiden inhouden werkwoord beduiden vertegenwoordigen werkwoord beduidend aanmerkelijk bijv. naamw. beduidend aanzienlijk bijv. naamw. beduidend behoorlijk bijv. naamw. beduidend enorm bijv. naamw. beduidend flink bijv. naamw. beduidend fors bijv. naamw. beduidend significant bijv. naamw. beduidend substantieel bijv. naamw. beduidenis bedoeling zelfst. naamw. beduidenis betekenis zelfst. naamw. beduidenis beduiding zelfst. naamw. beduiding betekenis overig. beduiding beduidenis overig. beduiding bedoeling zelfst. naamw. beduimeld groezelig bijv. naamw. beduimeld onhandig bijv. naamw. beduimelen besmeuren werkwoord beduimelen bevuilen werkwoord beduimelen vuilmaken werkwoord beduusd bedremmeld bijv. naamw. beduusd beteuterd bijv. naamw. beduusd verbouwereerd bijv. naamw. beduusd verbaasd bijv. naamw. beduusd stomverbaasd bijv. naamw. beduusd perplex bijv. naamw. beduusd ontzet bijv. naamw. beduusd ontsteld bijv. naamw. beduusd onthutst bijv. naamw. beduusd ontdaan bijv. naamw. beduveld bekocht bijv. naamw. beduvelen bedonderen werkwoord beduvelen besodemieteren werkwoord beduvelen zwendelen werkwoord beduvelen oplichten werkwoord beduvelen misleiden werkwoord beduvelen belazeren werkwoord beduvelen bedriegen werkwoord beduvelen afzetten werkwoord bedwateren bedwetting overig. bedwelmd beneveld bijv. naamw. bedwelmd bewusteloos bijv. naamw. bedwelmd oninvloed bijv. naamw. bedwelmen benevelen werkwoord bedwelmen verdwazen werkwoord bedwelming flauwte zelfst. naamw. bedwelming zwijm zelfst. naamw. bedwelming versuffing zelfst. naamw. bedwetting bedwateren overig. bedwingen beheersen werkwoord bedwingen beteugelen werkwoord bedwingen matigen werkwoord bedwingen intomen werkwoord bedwingen bedaren werkwoord bedwingen terughouden werkwoord bedwingen onderdrukken werkwoord bedwingen overwinnen werkwoord beëdigde gezworene overig. beëindigd voorbij overig. beëindigd vervallen overig. beëindigd verstreken overig. beëindigd verlopen overig. beëindigd volbracht overig. beëindigd klaar overig. beëindigd gereed overig. beëindigd gedaan overig. beëindigd af overig. beëindigd voltooid overig. beëindigd uit overig. beëindigd over overig. beëindigd gepleegd overig. beëindigd afgelopen overig. beëindigd geëindigd overig. beëindigen verbreken werkwoord beëindigen voltooien werkwoord beëindigen opheffen zelfst. naamw. beëindigen stoppen werkwoord beëindigen ophouden werkwoord beëindigen eindigen werkwoord beëindigen afsluiten werkwoord beëindigen verbrijzelen werkwoord beëindigen stukmaken werkwoord beëindigen ontbinden werkwoord beëindigen forceren werkwoord beëindigen afbreken werkwoord beëindigen opheffing werkwoord beëindigen volmaken werkwoord beëindigen volbrengen werkwoord beëindigen klaarmaken werkwoord beëindigen klaarkrijgen werkwoord beëindigen completeren werkwoord beëindigen afwerken werkwoord beëindigen afronden werkwoord beëindigen afmaken werkwoord beëindigen afkrijgen werkwoord beëindiging einde zelfst. naamw. beëindiging slot zelfst. naamw. beëindiging sluiting zelfst. naamw. beek kreek zelfst. naamw. beek stroom zelfst. naamw. beekje stroming zelfst. naamw. beekje stroompje zelfst. naamw. beeld afbeelden zelfst. naamw. beeld afbeelding zelfst. naamw. beeld beeldhouwwerk zelfst. naamw. beeld beeldje zelfst. naamw. beeld beeldspraak zelfst. naamw. beeld beschrijving zelfst. naamw. beeld scherm zelfst. naamw. beeld tafereel zelfst. naamw. beeld scene zelfst. naamw. beeld prent zelfst. naamw. beeld portret zelfst. naamw. beeld sculptuur zelfst. naamw. beeldband band zelfst. naamw. beeldbuis buis zelfst. naamw. beeldbuis televisie zelfst. naamw. beelden beeldhouwwerken zelfst. naamw. beeldenaar afbeelding zelfst. naamw. beeldenaar muntstempel zelfst. naamw. beeldenaar portret zelfst. naamw. beeldenaar beeltenis zelfst. naamw. beeldend bloemrijk bijv. naamw. beeldend picturaal bijv. naamw. beeldend aanschouwelijk bijv. naamw. beeldhouwen bewerken werkwoord beeldhouwkunst plastiek zelfst. naamw. beeldhouwkunst sculptuur zelfst. naamw. beeldhouwwerk beeld zelfst. naamw. beeldhouwwerk plastiek zelfst. naamw. beeldhouwwerk sculptuur zelfst. naamw. beeldhouwwerken beelden zelfst. naamw. beeldig beeldschoon bijv. naamw. beeldig snoezig bijv. naamw. beeldje beeld zelfst. naamw. beeldmerk logo zelfst. naamw. beeldroman beeldverhaal zelfst. naamw. beeldscherm monitor zelfst. naamw. beeldscherm televisiescherm zelfst. naamw. beeldschoon beeldig bijv. naamw. beeldschoon mooi bijv. naamw. beeldschoon wonderschoon bijv. naamw. beeldschoon prachtig overig. beeldspraak beeld zelfst. naamw. beeldspraak metafoor zelfst. naamw. beeldverhaal beeldroman zelfst. naamw. beeltenis afbeelding zelfst. naamw. beeltenis afdruk zelfst. naamw. beeltenis portret zelfst. naamw. beeltenis beeldenaar zelfst. naamw. beemd wei zelfst. naamw. been bot zelfst. naamw. been botbeen zelfst. naamw. been gebeente zelfst. naamw. been ledemaat zelfst. naamw. been poot zelfst. naamw. been onderbeen zelfst. naamw. beenachtig benig overig. beenachtig botachtig overig. beenbreuk fractuur zelfst. naamw. beenderen gebeente zelfst. naamw. beenderen geraamte zelfst. naamw. beenderen karkas zelfst. naamw. beenstompen stompen overig. beenstompen armstompen overig. beentje ossiculum zelfst. naamw. beenuitwas hyperostose zelfst. naamw. beenverweking osteomalacie zelfst. naamw. beenvorming ossificatie zelfst. naamw. beer bruine beer zelfst. naamw. beer kak zelfst. naamw. beer mannetjesvarken zelfst. naamw. beer roofdier zelfst. naamw. beer teddybeer zelfst. naamw. beer uitwerpselen zelfst. naamw. beer uitscheiding zelfst. naamw. beer feces zelfst. naamw. beer fecaliën zelfst. naamw. beer excrementen zelfst. naamw. beerput gierput zelfst. naamw. beerput mesthoop zelfst. naamw. beest bruut zelfst. naamw. beest dier zelfst. naamw. beestachtig dierlijk bijv. naamw. beestachtig onmenselijk bijv. naamw. beestachtig bruut bijv. naamw. beestachtig wreed bijv. naamw. beestachtig monsterlijk bijv. naamw. beestachtig inhumaan bijv. naamw. beestachtig barbaars bijv. naamw. beestachtigheid sadisme zelfst. naamw. beesten dieren zelfst. naamw. beestenspel menagerie zelfst. naamw. beestje knuffeltje zelfst. naamw. beestje insect zelfst. naamw. beet gepakt bijv. naamw. beet biet zelfst. naamw. beet hap zelfst. naamw. beet knauw zelfst. naamw. beetgenomen genomen bijv. naamw. beetgrijpen aanklampen werkwoord beetgrijpen beetpakken werkwoord beetgrijpen grijpen werkwoord beetgrijpen vastklampen werkwoord beetgrijpen vastpakken werkwoord beetgrijpen vatten werkwoord beetgrijpen vastnemen werkwoord beetgrijpen vastgrijpen werkwoord beetgrijpen beetnemen werkwoord beetgrijpen aanpakken werkwoord beethebben bedotten werkwoord beethebben oplopen werkwoord beethebben vasthebben werkwoord beetje een luttel zelfst. naamw. beetje kleinigheid zelfst. naamw. beetje enigszins zelfst. naamw. beetje iet zelfst. naamw. beetje iets zelfst. naamw. beetje weinig zelfst. naamw. beetje wat zelfst. naamw. beetje tamelijk zelfst. naamw. beetje nogal zelfst. naamw. beetnemen afzetten werkwoord beetnemen beetpakken werkwoord beetnemen foppen werkwoord beetnemen vastpakken werkwoord beetnemen greep werkwoord beetnemen vatten werkwoord beetnemen vastnemen werkwoord beetnemen vastgrijpen werkwoord beetnemen grijpen werkwoord beetnemen beetgrijpen werkwoord beetnemen aanpakken werkwoord beetpakken beetgrijpen werkwoord beetpakken beetnemen werkwoord beetpakken grijpen werkwoord beetpakken pakken werkwoord beetpakken vastgrijpen werkwoord beetpakken vastpakken werkwoord beetpakken vatten werkwoord beetpakken aangrijpen zelfst. naamw. beetpakken aanklampen zelfst. naamw. beetpakken aanpakken zelfst. naamw. beetpakken aanvatten zelfst. naamw. beetpakken greep werkwoord beetpakken vastnemen werkwoord beetpakken vastklampen werkwoord beetwortel biet zelfst. naamw. beetwortel mangelwortel zelfst. naamw. beetwortel kroot zelfst. naamw. bef breed overig. befaamd bekend bijv. naamw. befaamd beroemd bijv. naamw. befaamd berucht bijv. naamw. befaamd prominent bijv. naamw. befaamd vooraanstaand bijv. naamw. befaamd voornaam bijv. naamw. befaamd vooraanstaande bijv. naamw. befaamd hooggezeten bijv. naamw. befaamd hooggeplaatst bijv. naamw. befaamd geacht bijv. naamw. befaamdheid beroemdheid zelfst. naamw. beffen kakken werkwoord begaafd bedeeld bijv. naamw. begaafd geniaal bijv. naamw. begaafd talentvol bijv. naamw. begaafd talentrijk bijv. naamw. begaafd getalenteerd bijv. naamw. begaafd begenadigd bijv. naamw. begaafdheid aanleg zelfst. naamw. begaafdheid gave zelfst. naamw. begaafdheid talent zelfst. naamw. begaafdheid verstand zelfst. naamw. begaafdheid vernuft zelfst. naamw. begaafdheid scherpzinnigheid zelfst. naamw. begaafdheid kundigheid zelfst. naamw. begaafdheid knobb zelfst. naamw. begaafdheid capaciteit zelfst. naamw. begaafdheid bekwaamheid zelfst. naamw. begaan medelevend bijv. naamw. begaan bedrijven werkwoord begaan betijen werkwoord begaan betreden werkwoord begaan uithalen werkwoord begaan plegen werkwoord begaanbaar bereikbaar bijv. naamw. begaanbaar passabel bijv. naamw. begaanbaar toegankelijk bijv. naamw. begeerd gewild bijv. naamw. begeerd gezocht bijv. naamw. begeerd veelgevraagd bijv. naamw. begeerenswaardig verrukkelijk bijv. naamw. begeerenswaardig schattig bijv. naamw. begeerenswaardig charmant bijv. naamw. begeerenswaardig bekoorlijk bijv. naamw. begeerenswaardig aantrekkelijk bijv. naamw. begeerenswaardig aanbiddelijk bijv. naamw. begeerlijk aanlokkelijk bijv. naamw. begeerlijkheid aantrekkelijkheid zelfst. naamw. begeerlijkheid begeerte zelfst. naamw. begeerlijkheid bekoring zelfst. naamw. begeerlijkheid verleidelijkheid zelfst. naamw. begeerte begeerlijkheid zelfst. naamw. begeerte hunkering zelfst. naamw. begeerte verlangen zelfst. naamw. begeerte lust zelfst. naamw. begeestering fascinatie zelfst. naamw. begeestering fascinatie zelfst. naamw. begeestering fascinatie zelfst. naamw. begelei loods overig. begelei leidsman overig. begelei gids overig. begelei mentor overig. begeleiden accompagneren werkwoord begeleiden bijstaan werkwoord begeleiden chaperonneren werkwoord begeleiden leiden werkwoord begeleiden rondleiden werkwoord begeleiden vergezellen werkwoord begeleiden wegbrengen werkwoord begeleiden volgen werkwoord begeleiden meelopen werkwoord begeleiden meegaan werkwoord begeleiden geleiden werkwoord begeleiden escorteren werkwoord begeleiden konvooi werkwoord begeleiden voeren werkwoord begeleiden meevoeren werkwoord begeleidend bijbehorend bijv. naamw. begeleidend concomiterend bijv. naamw. begeleider chaperon zelfst. naamw. begeleider coach zelfst. naamw. begeleider gids zelfst. naamw. begeleider mentor zelfst. naamw. begeleider metgezel zelfst. naamw. begeleiding escorte zelfst. naamw. begeleiding hulpverlening zelfst. naamw. begeleiding konvooi zelfst. naamw. begeleiding vergezellen zelfst. naamw. begenadigd talentvol overig. begenadigd talentrijk overig. begenadigd getalenteerd overig. begenadigd begaafd overig. begenadigen begiftigen werkwoord begenadigen genade schenken werkwoord begenadiging kwijtschelding zelfst. naamw. begenadiging amnestie zelfst. naamw. begenadiging pardon zelfst. naamw. begenadiging gratie zelfst. naamw. begenadiging genade zelfst. naamw. begeren verlangen zelfst. naamw. begeren willen zelfst. naamw. begeren zorgen zelfst. naamw. begeren wensen zelfst. naamw. begeren verkiezen zelfst. naamw. begeren zucht zelfst. naamw. begeren smachten zelfst. naamw. begeren lust zelfst. naamw. begerend verlangend bijv. naamw. begerenswaardig begeerlijk bijv. naamw. begerig belust bijv. naamw. begerig happig bijv. naamw. begerig hebberig bijv. naamw. begerig gretig bijv. naamw. begerig overdreven bijv. naamw. begerig gulzig bijv. naamw. begerig erg bijv. naamw. begerig bont bijv. naamw. begerigheid vraatzuchtigheid zelfst. naamw. begerigheid schrokachtigheid zelfst. naamw. begerigheid gulzigheid zelfst. naamw. begerigheid gretigheid zelfst. naamw. begeven bezwijken werkwoord begeven flippen werkwoord begeven gaan naar werkwoord begeven verlaten werkwoord begieten besproeien werkwoord begieten wateren werkwoord begieten sproeien werkwoord begieten gieten werkwoord begieten bevloeien werkwoord begiftigd begaafd bijv. naamw. begiftigen bedelen werkwoord begiftigen bedenken werkwoord begiftigen begenadigen werkwoord begiftigen zegenen werkwoord begiftigen beschenken werkwoord begin aanhef zelfst. naamw. begin aanvang zelfst. naamw. begin bron zelfst. naamw. begin start zelfst. naamw. begin aanvaarding zelfst. naamw. begin aantreden zelfst. naamw. begin opening zelfst. naamw. begin inzet zelfst. naamw. beginletter initiaal zelfst. naamw. beginletters initialen zelfst. naamw. beginletters voorletters zelfst. naamw. beginneling aspirant zelfst. naamw. beginneling beginner zelfst. naamw. beginneling debutant overig. beginneling debutant overig. beginneling debutant overig. beginnen aanbinden werkwoord beginnen aanbreken werkwoord beginnen aanhangig maken werkwoord beginnen aanknopen werkwoord beginnen aanvangen werkwoord beginnen aanvatten werkwoord beginnen inluiden werkwoord beginnen opkomen werkwoord beginnen van start gaan werkwoord beginnen inzetten werkwoord beginnen intreden werkwoord beginnen starten werkwoord beginnen entameren werkwoord beginnend startend overig. beginner beginneling zelfst. naamw. beginner groenkoker zelfst. naamw. beginner groentje zelfst. naamw. beginner groenzoeter zelfst. naamw. beginner Noob zelfst. naamw. beginner oningewijde zelfst. naamw. beginner aspirant zelfst. naamw. beginsel aanvang zelfst. naamw. beginsel grondbeginsel zelfst. naamw. beginsel grondbegrip zelfst. naamw. beginsel grondstelling zelfst. naamw. beginsel overtuiging zelfst. naamw. beginsel uitgangspunt zelfst. naamw. beginsel vertrekpunt zelfst. naamw. beginsel veronderstelling zelfst. naamw. beginsel uitgangsvorm zelfst. naamw. beginsel principe zelfst. naamw. beginsel grondslag zelfst. naamw. beginsel grondgedachte zelfst. naamw. beginsel fundering zelfst. naamw. beginsel basis zelfst. naamw. beginsel hoekst zelfst. naamw. beginsel fundament zelfst. naamw. beginsel basisbeginsel zelfst. naamw. beginsel grondreg zelfst. naamw. beginsel grondlijn zelfst. naamw. beginsel basislijn zelfst. naamw. beginsel grond zelfst. naamw. beginselvast authentiek overig. beginselverklaring intentieverklaring zelfst. naamw. beginselverklaring manifest zelfst. naamw. beginselverklaring programma zelfst. naamw. begintijd aanlooptijd overig. begintijd aanloopstadium overig. begintijd vertrektijd overig. begintijd starttijd overig. begintijd aanvangstijd overig. begluren gluren werkwoord begoochelen bedriegen werkwoord begoocheling droombeeld zelfst. naamw. begoocheling zelfbedrog zelfst. naamw. begraafplaats dodenakker zelfst. naamw. begraafplaats kerkhof zelfst. naamw. begraafplaatsen kerkhoven overig. begrafenis uitvaart zelfst. naamw. begrafenis- lijk- overig. begraven overstelpen werkwoord begraven overladen werkwoord begraven bedelven werkwoord begrensd beperkt bijv. naamw. begrensd eindig bijv. naamw. begrenzen afbakenen werkwoord begrenzen afpalen werkwoord begrenzen inkrimpen werkwoord begrenzen omlijnen werkwoord begrenzen afzetten werkwoord begrenzen afgrenzen werkwoord begrenzing afrastering zelfst. naamw. begrenzing beperking zelfst. naamw. begrenzing grens zelfst. naamw. begrenzing limiet zelfst. naamw. begrenzing perk zelfst. naamw. begrenzing afscherming zelfst. naamw. begrijp snap overig. begrijpelijk bevattelijk bijv. naamw. begrijpelijk duidelijk bijv. naamw. begrijpelijk helder bijv. naamw. begrijpelijk inzichtelijk bijv. naamw. begrijpelijk verstandig bijv. naamw. begrijpelijkheid duidelijkheid zelfst. naamw. begrijpelijkheid helderheid zelfst. naamw. begrijpelijkheid klaarheid zelfst. naamw. begrijpen afleiden werkwoord begrijpen bevatten werkwoord begrijpen meetellen werkwoord begrijpen opvatten werkwoord begrijpen inzicht zelfst. naamw. begrijpen snappen zelfst. naamw. begrijpen vatten zelfst. naamw. begrijpen inzien werkwoord begrip benul zelfst. naamw. begrip besef zelfst. naamw. begrip concept zelfst. naamw. begrip conceptie zelfst. naamw. begrip denkbeeld zelfst. naamw. begrip notie zelfst. naamw. begrip onderkenning zelfst. naamw. begrip samenvatting zelfst. naamw. begrip term zelfst. naamw. begrip sjoege zelfst. naamw. begrip mentavoorstelling zelfst. naamw. begripsbepaling definitie zelfst. naamw. begripsvermogen bevattingsvermogen overig. begroeiing aanplant zelfst. naamw. begroeiing bos zelfst. naamw. begroeiing gewas zelfst. naamw. begroeten groeten werkwoord begroeting groet zelfst. naamw. begroeting onthaal zelfst. naamw. begroeting ontvangst zelfst. naamw. begroeting saluut zelfst. naamw. begroeting aanspreken zelfst. naamw. begroeting welkomstgroet zelfst. naamw. begroten becijferen werkwoord begroten berekenen werkwoord begroten ramen werkwoord begroten schatten werkwoord begroting budget zelfst. naamw. begroting raming zelfst. naamw. begroting schatting zelfst. naamw. begunstigen beschermen werkwoord begunstigen bevoordelen werkwoord begunstigen privilegiëren werkwoord begunstigen voortrekken werkwoord begunstigen zegenen werkwoord begunstigen voorschuiven werkwoord begunstiger mecenas zelfst. naamw. begunstiger patroon zelfst. naamw. begunstiger schenker zelfst. naamw. begunstiger donateur zelfst. naamw. beha bustehouder zelfst. naamw. beha bustehou zelfst. naamw. behaaglijk aangenaam bijv. naamw. behaaglijk knus bijv. naamw. behaaglijk prettig bijv. naamw. behaaglijk op zijn gemak bijv. naamw. behaaglijk plezierig bijv. naamw. behaaglijk plezant bijv. naamw. behaaglijk leuk bijv. naamw. behaaglijk fijn bijv. naamw. behaaglijk senang bijv. naamw. behaaglijkheid geriefelijkheid zelfst. naamw. behaaglijkheid gerieflijkheid zelfst. naamw. behaagzucht koketterie overig. behaald verkrijgen werkwoord behaald behalen zelfst. naamw. behaard harig bijv. naamw. behaard ruig bijv. naamw. behaardheid harigheid zelfst. naamw. behagen aanstaan werkwoord behagen bevallen werkwoord behagen plezieren werkwoord behagen plezier werkwoord behagen zinnen werkwoord behagen gelieven werkwoord behalen boeken werkwoord behalen verkrijgen werkwoord behalen behaald zelfst. naamw. behalen verwerven werkwoord behalen buitmaken werkwoord behalen winnen werkwoord behalve buiten bijv. naamw. behalve ongeacht bijv. naamw. behalve uitgezonderd bijv. naamw. behalve naast bijv. naamw. behalve ongerekend bijv. naamw. behandelaar geneesheer overig. behandelen afhandelen werkwoord behandelen bejegenen werkwoord behandelen berechten werkwoord behandelen beschrijven werkwoord behandelen hanteren werkwoord behandelen verzorgen werkwoord behandeling afhandeling zelfst. naamw. behandeling bejegening zelfst. naamw. behandeling beschrijving zelfst. naamw. behandeling gebruik zelfst. naamw. behandeling hantering zelfst. naamw. behandeling treatment zelfst. naamw. behandeling verzorging zelfst. naamw. behandeling beurt zelfst. naamw. behandeling therapie zelfst. naamw. behandeling aanwending zelfst. naamw. behandelingswijzen therapie overig. behang wandbehang overig. behang behangsel overig. behangen verhangen werkwoord behangen ophangen werkwoord behangen gelasten werkwoord behangen beschikken werkwoord behangen bedekken werkwoord behangen afkondigen werkwoord behangsel wandbehang overig. behangsel behang overig. behartigen verzorgen werkwoord behartigen oppassen werkwoord behartigen opletten werkwoord behartigen hoeden werkwoord behartigen bewaren werkwoord behartigen bewaken werkwoord behartiging belangenbehartiging zelfst. naamw. beheer administratie zelfst. naamw. beheer bescherming zelfst. naamw. beheer bestuur zelfst. naamw. beheer bewaking zelfst. naamw. beheer controle zelfst. naamw. beheer gezag zelfst. naamw. beheer hoede zelfst. naamw. beheer toezicht zelfst. naamw. beheer zeggenschap zelfst. naamw. beheer zorg zelfst. naamw. beheer referendaris zelfst. naamw. beheer intendant zelfst. naamw. beheer boekhou zelfst. naamw. beheer administrateur zelfst. naamw. beheer leiding zelfst. naamw. beheer directie zelfst. naamw. beheerder administrateur zelfst. naamw. beheerder boekhouder zelfst. naamw. beheerder exploitant zelfst. naamw. Beheerder Conciërge zelfst. naamw. beheersbaar bevatbaar overig. beheersen bedaren werkwoord beheersen bedwingen werkwoord beheersen beteugelen werkwoord beheersen domineren werkwoord beheersen intomen werkwoord beheersen kennen werkwoord beheersen kunnen werkwoord beheersen matigen werkwoord beheersen inslikken werkwoord beheersen inhouden werkwoord beheersen overheersen werkwoord beheersen onderwerpen werkwoord beheerser gebieder zelfst. naamw. beheerser meester zelfst. naamw. beheerser gebie zelfst. naamw. beheerser bevelhebber zelfst. naamw. beheerser baas zelfst. naamw. beheersing controle zelfst. naamw. beheersing greep zelfst. naamw. beheersing kalmte zelfst. naamw. beheersing zelfbeheersing zelfst. naamw. beheerst bedaard overig. beheksen betoveren werkwoord beheksen toverij werkwoord beheksen vloek werkwoord beheksen doem werkwoord beheksend betoverend bijv. naamw. behelpen doen werkwoord behelzen bevatten werkwoord behelzen inhouden zelfst. naamw. behendig bekwaam bijv. naamw. behendig handig bijv. naamw. behendig kundig bijv. naamw. behendig vaardig bijv. naamw. behendig bedreven bijv. naamw. behendig vlug bijv. naamw. behendigheid handgreep zelfst. naamw. behendigheid kunst zelfst. naamw. behendigheid kunstgreep zelfst. naamw. behendigheid truc zelfst. naamw. behendigheid kunstje zelfst. naamw. behendigheid handigheid zelfst. naamw. beheren administreren werkwoord beheren besturen werkwoord beheren rantsoeneren werkwoord beheren exploiteren werkwoord behoeden beschermen werkwoord behoeden bewaren werkwoord behoeden behouden werkwoord behoedend beschermend overig. behoedzaam bedachtzaam bijv. naamw. behoedzaam omzichtig bijv. naamw. behoedzaam bezonnen bijv. naamw. behoedzaam voorzichtig bijv. naamw. behoedzaam stilzwijgend bijv. naamw. behoedzaam bescheiden bijv. naamw. behoedzaamheid bedachtzaamheid zelfst. naamw. behoedzaamheid bezonnenheid zelfst. naamw. behoefte aandrang zelfst. naamw. behoefte benodigdheden zelfst. naamw. behoefte impuls zelfst. naamw. behoefte ontlasting zelfst. naamw. behoefte vereiste zelfst. naamw. behoefte benodigde zelfst. naamw. behoeften noden zelfst. naamw. behoeftig arm bijv. naamw. behoeftig noodlijdend bijv. naamw. behoeftig onvermogend bijv. naamw. behoeftig minvermogend bijv. naamw. behoeftig kommerlijk bijv. naamw. behoeftig armoedig bijv. naamw. behoeftig armelijk bijv. naamw. behoeftig schraal bijv. naamw. behoeftig gierig bijv. naamw. behoeftig arm overig. behoeftig arm overig. behoeftig arm overig. behoeftige arme overig. behoeftigheid minvermogendheid zelfst. naamw. behoeftigheid armelijkheid zelfst. naamw. behoeftigheid hulpbehoevendheid zelfst. naamw. behoeftigheid noodwendigheid zelfst. naamw. behoeftigheid nood zelfst. naamw. behoeven eisen werkwoord behoeven vereisen werkwoord behoeven vragen werkwoord behoeven hoeven werkwoord behoeven benodigen werkwoord behoorlijk aanmerkelijk bijv. naamw. behoorlijk beduidend bijv. naamw. behoorlijk betamelijk bijv. naamw. behoorlijk bruikbaar bijv. naamw. behoorlijk danig bijv. naamw. behoorlijk erg bijv. naamw. behoorlijk tamelijk bijv. naamw. behoorlijk aanzienlijk bijv. naamw. behoorlijk redelijk bijv. naamw. behoorlijk substantieel bijv. naamw. behoorlijk fors bijv. naamw. behoorlijk flink bijv. naamw. behoorlijk enorm bijv. naamw. behoorlijk duchtig bijv. naamw. behoorlijk passend bijv. naamw. behoorlijk netjes bijv. naamw. behoorlijk fatsoenlijk bijv. naamw. behoorlijk nogal bijv. naamw. behoorlijk behoorlijke bijv. naamw. behoorlijke erg bijv. naamw. behoorlijke tamelijke bijv. naamw. behoorlijke redelijke bijv. naamw. behoorlijke behoorlijk bijv. naamw. behoren betamen werkwoord behoren deel uitmaken werkwoord behoren moeten werkwoord behoren toebehoren werkwoord behoren voegen werkwoord behoren uitkomen werkwoord behoren schikken werkwoord behoren passen werkwoord behoren horen werkwoord behoren zullen werkwoord behoren dienen werkwoord behoud handhaving zelfst. naamw. behoud instandhouding zelfst. naamw. behoud redding zelfst. naamw. behoud conservatie zelfst. naamw. behouden gespaard bijv. naamw. behouden aanhouden werkwoord behouden beschermen werkwoord behouden bewaren werkwoord behouden redden werkwoord behouden reserveren werkwoord behouden conserveren werkwoord behouden behoeden werkwoord behouden onderhouden werkwoord behouden terughouden werkwoord behouden opzijleggen werkwoord behouden achterhouden werkwoord behoudend conservatief bijv. naamw. behoudens behalve overig. behoudens onverminderd overig. behuizing appartement zelfst. naamw. behuizing huisvesting zelfst. naamw. behuizing verblijfplaats zelfst. naamw. behuizing tehuis zelfst. naamw. behuizing onderkomen zelfst. naamw. behuizing onderdak zelfst. naamw. behuizing kwartier zelfst. naamw. behuizing accommodatie zelfst. naamw. behulpzaam bereidwillig bijv. naamw. behulpzaam gedienstig bijv. naamw. behulpzaam goedaardig bijv. naamw. behulpzaam inschikkelijk bijv. naamw. behulpzaam attent bijv. naamw. behulpzaam hulpvaardig bijv. naamw. behulpzaam lief bijv. naamw. behulpzaam zachtaardig bijv. naamw. behulpzaam vriendelijk bijv. naamw. behulpzaam voorkomend bijv. naamw. behulpzaam plezierig bijv. naamw. behulpzaam goedhartig bijv. naamw. behulpzaam aardig bijv. naamw. behulpzaam aangenaam bijv. naamw. behulpzaamheid dienstwilligheid zelfst. naamw. behulpzaamheid hulpvaardigheid zelfst. naamw. beiaard klokkenspel zelfst. naamw. beide allebei overig. beiden allebei bijv. naamw. beieren luiden werkwoord beige lichtbruin overig. beïnvloeden raken werkwoord beïnvloeden treffen werkwoord beitelen hakken werkwoord beitelen houwen werkwoord beits verf zelfst. naamw. bejaard bedaagd bijv. naamw. bejaard oud bijv. naamw. bejaard vergevorderd bijv. naamw. bejaard ouwelijk bijv. naamw. bejaarde ouwe zelfst. naamw. bejaardenaftrek aftrek zelfst. naamw. bejaardengesticht bejaardeninrichting overig. bejaardenhuis rusthuis zelfst. naamw. bejaardenhuis rustoord zelfst. naamw. bejaardenhuis bejaardenoord zelfst. naamw. bejaardeninrichting bejaardengesticht overig. bejaardenoord rustoord overig. bejaardenoord rusthuis overig. bejaardenoord bejaardenhuis overig. bejammeren beklagen werkwoord bejegenen behandelen werkwoord bejegening behandeling zelfst. naamw. bejubelen toejuichen werkwoord bek facie zelfst. naamw. bek mond zelfst. naamw. bek muil zelfst. naamw. bek smoel zelfst. naamw. bek snavel zelfst. naamw. bek waffel zelfst. naamw. bek waff zelfst. naamw. bek smoelwerk zelfst. naamw. bek smo zelfst. naamw. bek tuit zelfst. naamw. bek snuit zelfst. naamw. bekaaid bedrogen bijv. naamw. bekaaid schamel bijv. naamw. bekaaid pover bijv. naamw. bekaf doodop bijv. naamw. bekaf uitgeput bijv. naamw. bekakt geaffecteerd bijv. naamw. bekakt aanstellerig bijv. naamw. bekakt bescheten bijv. naamw. bekakt hooghartig bijv. naamw. bekakt verwaand bijv. naamw. bekakt dikdoenerig bijv. naamw. bekampen bevechten werkwoord bekampen bestrijden werkwoord bekeken bezien werkwoord bekend befaamd bijv. naamw. bekend vertrouwd bijv. naamw. bekend ruchtbaar bijv. naamw. bekend vooraanstaand bijv. naamw. bekend vermaard bijv. naamw. bekend groot bijv. naamw. bekend beroemd bijv. naamw. bekend belangrijk bijv. naamw. bekend aanzienlijk bijv. naamw. bekende kennis zelfst. naamw. bekendheid ervaring zelfst. naamw. bekendheid faam zelfst. naamw. bekendheid reputatie zelfst. naamw. bekendheid ruchtbaarheid zelfst. naamw. bekendmaken proclameren werkwoord bekendmaken aankondigen zelfst. naamw. bekendmaken meld zelfst. naamw. bekendmaken melden zelfst. naamw. bekendmaken oplezen zelfst. naamw. bekendmaken afroepen zelfst. naamw. bekendmaken aflezen zelfst. naamw. bekendmaken afkondigen zelfst. naamw. bekendmaken reveleren werkwoord bekendmaking advertentie zelfst. naamw. bekendmaking afkondiging zelfst. naamw. bekendmaking bericht zelfst. naamw. bekendmaking kennisgeving zelfst. naamw. bekendmaking manifest zelfst. naamw. bekendmaking mededeling zelfst. naamw. bekendmaking proclamatie zelfst. naamw. bekendmaking publicatie zelfst. naamw. bekendmaking verklaring zelfst. naamw. bekendmaking verkondiging zelfst. naamw. bekendmaking melding zelfst. naamw. bekendmaking aankondiging zelfst. naamw. bekendmaking openbaarmaking zelfst. naamw. bekendmaking vermelding zelfst. naamw. bekendmaking uitspraak zelfst. naamw. bekendmaking tijding zelfst. naamw. bekendmaking relaas zelfst. naamw. bekendmaking opgave zelfst. naamw. bekendmaking boodschap zelfst. naamw. bekendmaking verwittiging zelfst. naamw. bekendmaking gewag zelfst. naamw. bekennen bekent werkwoord bekennen belijden werkwoord bekennen bemerken werkwoord bekennen doorslaan werkwoord bekennen confessie zelfst. naamw. bekennen erkennen werkwoord bekenpersoon kennis overig. bekent bekennen werkwoord bekentenis schuldbekentenis zelfst. naamw. beker bokaal zelfst. naamw. beker drinkbeker zelfst. naamw. beker mok zelfst. naamw. beker pul zelfst. naamw. beker cup zelfst. naamw. bekeren kerstenen werkwoord bekeren omturnen werkwoord bekeuren verbaliseren werkwoord bekeuren beboeten werkwoord bekeuring boete zelfst. naamw. bekeuring bon zelfst. naamw. bekeuringen bonnen zelfst. naamw. bekijken aanschouwen werkwoord bekijken beloeren werkwoord bekijken beschouwen werkwoord bekijken bezichtigen werkwoord bekijken gadeslaan werkwoord bekijken observeren werkwoord bekijken waarnemen werkwoord bekijken inspecteren werkwoord bekijken bezien werkwoord bekijken toeschouwen werkwoord bekijken aankijken werkwoord bekijken zien werkwoord bekijken voelen werkwoord bekijken signaleren werkwoord bekijken merken werkwoord bekijken horen werkwoord bekijken gewaarworden werkwoord bekijken kijken werkwoord bekijken turen werkwoord bekijken staren werkwoord bekijken opmerken werkwoord bekijken ontwaren werkwoord bekijken onderscheiden werkwoord bekje snoet zelfst. naamw. bekken bassin zelfst. naamw. bekken heupgewricht zelfst. naamw. bekken kom zelfst. naamw. bekken muilen zelfst. naamw. bekken waterbekken zelfst. naamw. bekken tongen zelfst. naamw. beklaagde aangeklaagde zelfst. naamw. beklaagde beschuldigde zelfst. naamw. beklaagde gedaagde zelfst. naamw. beklaagde verdachte zelfst. naamw. beklaagdenbank beklaagdenbankje overig. beklaagdenbankje beklaagdenbank overig. bekladden aantasten werkwoord bekladden besmeren werkwoord bekladden bevlekken werkwoord bekladden bevuilen werkwoord bekladden bemorsen werkwoord beklag klacht zelfst. naamw. beklagen bejammeren werkwoord beklagen beklag doen werkwoord beklagen weeklagen over werkwoord beklagend negatief bijv. naamw. beklagend zeurderig bijv. naamw. beklagenswaard deerniswekkend bijv. naamw. beklagenswaardig erbarmelijk bijv. naamw. beklagenswaardig jammerlijk bijv. naamw. beklagenswaardig stumperig bijv. naamw. beklagenswaardig zielig bijv. naamw. beklagenswaardig deerniswekkend bijv. naamw. beklagenswaardig lamentabel bijv. naamw. beklagenswaardig stakkerig bijv. naamw. bekleden bedekken werkwoord bekleden beschieten werkwoord bekleden bezetten werkwoord bekleden aantrekken werkwoord bekleden overtrekken werkwoord bekleden stofferen werkwoord bekleding aankleding zelfst. naamw. bekleding stoffering zelfst. naamw. bekleding stoffeerderij zelfst. naamw. bekleed gestoffeerd bijv. naamw. beklemd beangst bijv. naamw. beklemd ingeklemd bijv. naamw. beklemd bekneld bijv. naamw. beklemd geklemd bijv. naamw. beklemdheid benauwdheid zelfst. naamw. beklemmen benauwen werkwoord beklemmen pressen werkwoord beklemmend benauwend bijv. naamw. beklemmend drukkend bijv. naamw. beklemmend naargeestig bijv. naamw. beklemmend nijpend bijv. naamw. beklemmend smartelijk bijv. naamw. beklemmend knellend bijv. naamw. beklemming benauwdheid zelfst. naamw. beklemming knel overig. beklemtonen accentueren werkwoord beklemtonen benadrukken werkwoord beklemtonen betonen werkwoord beklijven voortduren werkwoord beklijven standhouden werkwoord beklijven duren werkwoord beklijven aanhouden werkwoord beklimming bestijging zelfst. naamw. beklimming klim zelfst. naamw. beklinken afspreken werkwoord bekneld knel bijv. naamw. bekneld beklemd bijv. naamw. beknibbelen afdingen werkwoord beknibbelen besparen werkwoord beknibbelen knijpen werkwoord beknibbelen schrapen werkwoord beknibbelen knibbelen werkwoord beknopt bekort bijv. naamw. beknopt summier bijv. naamw. beknopt bondig bijv. naamw. beknoptheid kortheid zelfst. naamw. beknoptheid bondigheid zelfst. naamw. beknorren berispen werkwoord beknorren verwijten werkwoord beknorren terechtwijzen werkwoord beknotten beperken werkwoord beknotten inperken werkwoord beknottend restrictief overig. beknottend beperkend overig. bekocht afgezet bijv. naamw. bekoelen afkoelen werkwoord bekoelen afnemen werkwoord bekokstoven uitbroeden werkwoord bekomen bevallen werkwoord bekomen bijkomen werkwoord bekomen krijgen werkwoord bekomen worden werkwoord bekommerd bezorgd bijv. naamw. bekommerd droevig bijv. naamw. bekommerd ongerust bijv. naamw. bekommerd zorgelijk bijv. naamw. bekommerd bedrukt bijv. naamw. bekommerd kommerlijk bijv. naamw. bekommeren bemoeien werkwoord bekommeren verkommeren werkwoord bekommeren aangaan werkwoord bekommernis bezorgdheid zelfst. naamw. bekommernis zorg zelfst. naamw. bekommernis verontrusting zelfst. naamw. bekommernis ongerustheid zelfst. naamw. bekommernis kommer zelfst. naamw. bekoord gecharmeerd overig. bekoorlijk aanbiddelijk bijv. naamw. bekoorlijk aanlokkelijk bijv. naamw. bekoorlijk aantrekkelijk bijv. naamw. bekoorlijk aimabel bijv. naamw. bekoorlijk alleraardigst bijv. naamw. bekoorlijk bevallig bijv. naamw. bekoorlijk charmant bijv. naamw. bekoorlijk knap bijv. naamw. bekoorlijk lief bijv. naamw. bekoorlijk mooi bijv. naamw. bekoorlijk verzoekend bijv. naamw. bekoorlijk verlokkend bijv. naamw. bekoorlijk uitnodigend bijv. naamw. bekoorlijk uitlokkend bijv. naamw. bekoorlijk attractief bijv. naamw. bekoorlijk verrukkelijk bijv. naamw. bekoorlijk schattig bijv. naamw. bekoorlijk begeerenswaardig bijv. naamw. bekoorlijk allerliefst bijv. naamw. bekoorlijk verleidelijk bijv. naamw. bekoorlijkheid aantrekkelijkheid zelfst. naamw. bekoorlijkheid aantrekkingskracht zelfst. naamw. bekoorlijkheid charme zelfst. naamw. bekoorlijkheid gratie zelfst. naamw. bekoorlijkheid bekoring zelfst. naamw. bekoorlijkheid aanlokkelijkheid zelfst. naamw. bekoorlijkheid fascinatie zelfst. naamw. bekoorlijkheid betovering zelfst. naamw. bekoorlijkheid bevalligheid zelfst. naamw. bekopen betalen werkwoord bekoren aanlokken werkwoord bekoren bevallen werkwoord bekoren lokken werkwoord bekoren aantrekken zelfst. naamw. bekoren charmeren zelfst. naamw. bekoring aantrekkelijkheid zelfst. naamw. bekoring fascinatie zelfst. naamw. bekoring verleiding zelfst. naamw. bekoring gratie zelfst. naamw. bekoring charme zelfst. naamw. bekoring bekoorlijkheid zelfst. naamw. bekoring aantrekkingskracht zelfst. naamw. bekoring aanlokkelijkheid zelfst. naamw. bekoring betovering zelfst. naamw. bekoring verzoeking zelfst. naamw. bekoring verovering zelfst. naamw. bekoring verlokking zelfst. naamw. bekoring temptatie zelfst. naamw. bekoring seductie zelfst. naamw. bekoring aanvechting zelfst. naamw. bekort beknopt bijv. naamw. bekorten fnuiken werkwoord bekorten verkorten werkwoord bekorten inkorten werkwoord bekorting verkorting zelfst. naamw. bekorting kostenbesparing zelfst. naamw. bekorting inkrimping zelfst. naamw. bekorting bezuiniging zelfst. naamw. bekorting besparing zelfst. naamw. bekorting besnoeiing zelfst. naamw. bekrachtigen bestempelen werkwoord bekrachtigen bevestigen werkwoord bekrachtigen bezegelen werkwoord bekrachtigen certificeren werkwoord bekrachtigen goedkeuren werkwoord bekrachtigen homologeren werkwoord bekrachtigen merken werkwoord bekrachtigen ratificeren werkwoord bekrachtigen waarmerken werkwoord bekrachtigen staven werkwoord bekrachtiging bevestiging zelfst. naamw. bekrachtiging legalisatie zelfst. naamw. bekrachtiging ratificatie zelfst. naamw. bekrachtiging ratificering zelfst. naamw. bekrachtiging sanctie zelfst. naamw. bekritiseren afkeuren werkwoord bekrompen armetierig bijv. naamw. bekrompen benauwd bijv. naamw. bekrompen beperkt bijv. naamw. bekrompen kleingeestig bijv. naamw. bekrompen eenzijdig bijv. naamw. bekrompen provinciaal bijv. naamw. bekrompen star bijv. naamw. bekrompen eng bijv. naamw. bekrompen kleinzielig bijv. naamw. bekrompen benepen bijv. naamw. bekrompen kleinburgerlijk bijv. naamw. bekrompen filister overig. bekrompenheid geborneerdheid zelfst. naamw. bekrompenheid kleinzieligheid zelfst. naamw. bekrompenheid kleingeestigheid zelfst. naamw. bekrompenheid kleinheid zelfst. naamw. bekroning lauweren zelfst. naamw. bekroond bekroonde overig. bekroonde bekroond overig. bekruipen besluipen zelfst. naamw. bekruipen gevokrijgen zelfst. naamw. bekruipen tijgeren zelfst. naamw. bekvechten bakkeleien werkwoord bekvechten twisten werkwoord bekvechten ruzieën werkwoord bekvechten hakketakken werkwoord bekwaam bedreven bijv. naamw. bekwaam behendig bijv. naamw. bekwaam capabel bijv. naamw. bekwaam geoefend bijv. naamw. bekwaam gepast bijv. naamw. bekwaam professioneel bijv. naamw. bekwaam vaardig bijv. naamw. bekwaam vakkundig bijv. naamw. bekwaam geschikt bijv. naamw. bekwaam competent bijv. naamw. bekwaam kundig bijv. naamw. bekwaam handig bijv. naamw. bekwaamheid geschiktheid zelfst. naamw. bekwaamheid talent zelfst. naamw. bekwaamheid vaardigheid zelfst. naamw. bekwaamheid kwaliteit zelfst. naamw. bekwaamheid capaciteit zelfst. naamw. bekwaamheid vernuft zelfst. naamw. bekwaamheid scherpzinnigheid zelfst. naamw. bekwaamheid kundigheid zelfst. naamw. bekwaamheid knobb zelfst. naamw. bekwaamheid gave zelfst. naamw. bekwaamheid begaafdheid zelfst. naamw. bekwaamheid aanleg zelfst. naamw. bekwamen trainen werkwoord bekwamen studeren zelfst. naamw. bekwamen leren zelfst. naamw. bekwamen blokken zelfst. naamw. bekwamen oefenen zelfst. naamw. bekwamen harden zelfst. naamw. bekwamen coachen zelfst. naamw. bel klok zelfst. naamw. bel plas zelfst. naamw. bel schel zelfst. naamw. bela la overig. belabberd beroerd bijv. naamw. belabberd afschuwelijk bijv. naamw. belabberd stumperig bijv. naamw. belabberd schunnig bijv. naamw. belabberd schamel bijv. naamw. belabberd miserabel bijv. naamw. belabberd ellendig bijv. naamw. belachelijk bespottelijk bijv. naamw. belachelijk dwaas bijv. naamw. belachelijk lachwekkend bijv. naamw. belachelijk potsierlijk bijv. naamw. belachelijk absurd bijv. naamw. beladen bevrachten werkwoord beladen laden werkwoord belading lading zelfst. naamw. belading last zelfst. naamw. belading vracht zelfst. naamw. belagen bedreigen werkwoord belagen bestormen werkwoord belandelingswijzen therapieën overig. belanden aankomen werkwoord belanden geraken werkwoord belanden terechtkomen werkwoord belanden verzeilen werkwoord belang aandacht zelfst. naamw. belang betekenis zelfst. naamw. belang gewichtigheid zelfst. naamw. belang nut zelfst. naamw. belang waarde zelfst. naamw. belang zin zelfst. naamw. belang waar zelfst. naamw. belang waarde overig. belangeloos liefdadig bijv. naamw. belangeloos onbaatzuchtig bijv. naamw. belangeloos gratis bijv. naamw. belangeloosheid onzelfzuchtigheid zelfst. naamw. belangeloosheid vrijwilligheid zelfst. naamw. belangenbehartiging behartiging zelfst. naamw. belangenbehartiging lobby zelfst. naamw. belangengroep actiegroep zelfst. naamw. belangengroep pressiegroep zelfst. naamw. belanghebbend betrokken bijv. naamw. belanghebbende aspirant zelfst. naamw. belangrijk bekend bijv. naamw. belangrijk cruciaal bijv. naamw. belangrijk gewichtig bijv. naamw. belangrijk urgent bijv. naamw. belangrijk aanmerkelijk bijv. naamw. belangrijk aanzienlijk bijv. naamw. belangrijk beduidend bijv. naamw. belangrijk significant bijv. naamw. belangrijk vermaard bijv. naamw. belangrijk groot bijv. naamw. belangrijk beroemd bijv. naamw. belangrijk essentieel overig. belangrijkst primair bijv. naamw. belangrijkste eerste zelfst. naamw. belangrijkste hoofdzaak zelfst. naamw. belangrijkste voornaamste zelfst. naamw. belangstellend benieuwd bijv. naamw. belangstellend geïnteresseerd bijv. naamw. belangstellend aandachtig bijv. naamw. belangstellende belanghebbende zelfst. naamw. belangstelling aandacht zelfst. naamw. belangstelling geboeidheid zelfst. naamw. belangstelling interesse zelfst. naamw. belangstelling interes zelfst. naamw. belangstelling zin zelfst. naamw. belangstelling fascinatie zelfst. naamw. belangstelling animo zelfst. naamw. belangstelling toeloop zelfst. naamw. belangwekkend aardig bijv. naamw. belangwekkend interessant bijv. naamw. belangwekkend wetenswaardig bijv. naamw. belast bezwaard bijv. naamw. belast verantwoordelijk bijv. naamw. belastbaar schatplichtig overig. belasten opdragen werkwoord belasten opzadelen werkwoord belastend bezwarend overig. belasteren bekladden werkwoord belasteren kwaadspreken werkwoord belasteren lasteren werkwoord belasteren zwartmaken zelfst. naamw. belasteren smaden werkwoord belasteren roddelen werkwoord belasting accijns zelfst. naamw. belasting druk zelfst. naamw. belasting leges zelfst. naamw. belasting overheidsbelasting zelfst. naamw. belasting belastingheffing zelfst. naamw. belasting uitloper zelfst. naamw. belasting slip zelfst. naamw. belasting schoot zelfst. naamw. belasting scheut zelfst. naamw. belasting pand zelfst. naamw. belasting loot zelfst. naamw. belasting cijns zelfst. naamw. belasting kosten zelfst. naamw. belasting heffing zelfst. naamw. belastingaftrek aftrek zelfst. naamw. belastingdienst fiscus zelfst. naamw. belastingen heffingen zelfst. naamw. belastingheffing belasting zelfst. naamw. belastingschuldig schatplichtig bijv. naamw. belastingtechnisch fiscaal bijv. naamw. belastingvrij tolvrij overig. belazerd bedonderd bijv. naamw. belazerd betoeterd bijv. naamw. belazerd ellendig bijv. naamw. belazeren bedonderen werkwoord belazeren besodemieteren werkwoord belazeren zwendelen werkwoord belazeren oplichten werkwoord belazeren misleiden werkwoord belazeren beduvelen werkwoord belazeren bedriegen werkwoord belazeren afzetten werkwoord belazeren misleiden overig. belazeren bedotten werkwoord beledigd aangebrand bijv. naamw. beledigd gekrenkt bijv. naamw. beledigd geraakt bijv. naamw. beledigd verbolgen bijv. naamw. beledigd gepikeerd bijv. naamw. beledigen grieven werkwoord beledigen uitschelden werkwoord beledigen uitjouwen werkwoord beledigen schelden werkwoord beledigend grievend overig. belediging beschimping zelfst. naamw. belediging grief zelfst. naamw. belediging krenking zelfst. naamw. belediging laster zelfst. naamw. belediging spot zelfst. naamw. belediging schamp zelfst. naamw. beleefd civiel bijv. naamw. beleefd welgemanierd bijv. naamw. beleefd welopgevoed bijv. naamw. beleefd beschaafd bijv. naamw. beleefd hoffelijk bijv. naamw. beleefd wellevend bijv. naamw. beleefd voorkomend bijv. naamw. beleefd gemanierd bijv. naamw. beleefdheden vriendelijkheden overig. beleefdheid beschaafdheid zelfst. naamw. beleefdheid betamelijkheid zelfst. naamw. beleefdheid welgemanierdheid zelfst. naamw. beleefdheid gevoeglijkheid zelfst. naamw. beleefdheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. beleefdheid fatsoen zelfst. naamw. beleefdheid decorum zelfst. naamw. beleefdheidsbetuiging plichtpleging zelfst. naamw. beleg belegering zelfst. naamw. beleg broodbeleg zelfst. naamw. belegen oud bijv. naamw. belegeren bestormen werkwoord belegeren insluiten werkwoord belegering beleg zelfst. naamw. beleggen bedekken werkwoord beleggen bijeenroepen werkwoord beleggen investeren werkwoord beleggen toedekken werkwoord beleggen dekken werkwoord beleggen inhuldigen werkwoord belegger investeerder zelfst. naamw. belegger investeer zelfst. naamw. belegging investering zelfst. naamw. belegging geldbelegging zelfst. naamw. beleid aanpak zelfst. naamw. beleid omzichtigheid zelfst. naamw. beleidslijn beleid zelfst. naamw. beleidsmatig politiek bijv. naamw. beleidsploeg bestuur overig. beleidsploeg bestuur overig. beleidsploeg bestuur overig. belemmeren afremmen werkwoord belemmeren beletten werkwoord belemmeren verhinderen werkwoord belemmeren beperken zelfst. naamw. belemmerend hinderlijk bijv. naamw. belemmering beletsel zelfst. naamw. belemmering obstakel zelfst. naamw. belemmering verhindering zelfst. naamw. belemmering klip zelfst. naamw. belemmering hindernis zelfst. naamw. belemmering obstructie zelfst. naamw. belendend aangrenzend bijv. naamw. belendend omliggend bijv. naamw. belendend aanpalend bijv. naamw. belendend naburig bijv. naamw. belenen verpanden werkwoord belenen verpatsen werkwoord belening verpanding zelfst. naamw. belerend zelfingenomen overig. belerend zelfgenoegzaam overig. belerend verwaand overig. belerend schoolmeesterachtig overig. belerend pedant overig. belerend ingebeeld overig. belerend frikkerig overig. belerend meesterachtig overig. beletsel belemmering zelfst. naamw. beletsel obstakel zelfst. naamw. beletsel klip zelfst. naamw. beletsel hindernis zelfst. naamw. beletten afhouden werkwoord beletten belemmeren werkwoord beletten letten werkwoord beletten remmen werkwoord beletten stuiten werkwoord beletten tegenhouden werkwoord beletten verbieden werkwoord beletten verhinderen werkwoord beletten verijdelen werkwoord beletten voorkomen werkwoord beletten weerhouden werkwoord beletten uitsluiting werkwoord belettering opdruk zelfst. naamw. beleven ervaren werkwoord beleven ondervinden werkwoord beleven doormaken werkwoord beleven voelen werkwoord beleven gewaarworden werkwoord belevenis avontuur zelfst. naamw. beleving ervaring zelfst. naamw. beleving perceptie zelfst. naamw. belezen erudiet bijv. naamw. belezen gestudeerd bijv. naamw. belezen wijs bijv. naamw. belezen ontwikkeld bijv. naamw. belezen hooggeleerd bijv. naamw. belezen geletterd bijv. naamw. belham raddraaister overig. belham raddraaier overig. belichamen representeren werkwoord belichamen verpersoonlijken werkwoord belichaming incarnatie zelfst. naamw. belichaming manifestatie zelfst. naamw. belichaming personificatie zelfst. naamw. belichaming verpersoonlijking zelfst. naamw. belichaming totaal zelfst. naamw. belichaming summum zelfst. naamw. belichaming vleeswording zelfst. naamw. belicht bijgelicht bijv. naamw. belicht uitgelegd bijv. naamw. belicht verhelderd bijv. naamw. belicht toegelicht bijv. naamw. belicht opgehelderd bijv. naamw. belicht verlicht bijv. naamw. belicht beschenen bijv. naamw. belichten toelichten werkwoord belichten verduidelijken werkwoord belichten verklaren werkwoord belichten verhelderen werkwoord belichten opklaren werkwoord belichten ophelderen werkwoord belichten accentueren werkwoord belichtingsmeter lichtmeter overig. beliegen bedonderen werkwoord believen lusten werkwoord believen behoefte zelfst. naamw. believen goeddunken zelfst. naamw. believen aanstaan zelfst. naamw. believen willen zelfst. naamw. believen moeten zelfst. naamw. belijden aanhangen werkwoord belijden bekennen werkwoord belijden getuigen werkwoord belijdenis geloofsbelijdenis zelfst. naamw. belijdenis godsdienst zelfst. naamw. belijdenis schuldbekentenis zelfst. naamw. belijdenis vormsel zelfst. naamw. belijdenis geloofsbekentenis zelfst. naamw. belijnen liniëren werkwoord bellen aanbellen zelfst. naamw. bellen opbellen zelfst. naamw. bellen schellen zelfst. naamw. bellen luiden zelfst. naamw. bellen telefoneren zelfst. naamw. beller luider zelfst. naamw. belletje telefoontje overig. beloeren bekijken werkwoord beloeren bespieden werkwoord belofte eed zelfst. naamw. belofte gelofte zelfst. naamw. belofte toezegging zelfst. naamw. belogen bedonderd bijv. naamw. belonen betalen werkwoord belonen honoreren werkwoord belonen salariëren werkwoord belonen bezoldigen werkwoord beloner winstgevend overig. beloner voordelig overig. beloner renderend overig. beloner beloonster overig. beloning gratificatie zelfst. naamw. beloning loon zelfst. naamw. beloning vergoeding zelfst. naamw. beloning vindersloon zelfst. naamw. beloofd toegezegd bijv. naamw. beloofde afgesproken overig. beloonster winstgevend overig. beloonster voordelig overig. beloonster renderend overig. beloonster beloner overig. belopen afleggen werkwoord belopen bedragen werkwoord belopen begaan werkwoord belopen bewandelen werkwoord belopen betreden werkwoord beloven doen verwachten werkwoord beloven toezeggen werkwoord belster luidster overig. belt stortplaats zelfst. naamw. belt vuilnisbelt zelfst. naamw. belt vuilstortplaats zelfst. naamw. belt vuilnishoop zelfst. naamw. belt vuilnisberg zelfst. naamw. belt afvalhoop zelfst. naamw. beluisteren horen werkwoord beluisteren luisteren werkwoord beluisteren toeluisteren werkwoord beluisteren toehoren werkwoord beluisteren aanhoren werkwoord belust begerig bijv. naamw. belust happig bijv. naamw. bemachtigen loskrijgen werkwoord bemachtigen overmeesteren werkwoord bemachtigen vastgrijpen werkwoord bemachtigen grijpen werkwoord bemachtigen aangrijpen werkwoord bemachtiging inneming zelfst. naamw. bemakkelijken versoberen overig. bemakkelijken vergemakkelijken overig. bemakkelijken vereenvoudigen overig. bemakkelijken simplificeren overig. bemannen equiperen werkwoord bemanning bemanningslid zelfst. naamw. bemantelen versluieren werkwoord bemantelen verhullen werkwoord bemantelen omhullen werkwoord bemantelen maskeren werkwoord bemantelen inhullen werkwoord bemantelen hullen werkwoord bemantelen bedekken werkwoord bemantelen verstoppen werkwoord bemantelen verheimelijken werkwoord bemantelen verduisteren werkwoord bemantelen verbergen werkwoord bemantelen achterhouden werkwoord bemerkbaar zichtbaar overig. bemerkbaar waarneembaar overig. bemerkbaar voelbaar overig. bemerkbaar tastbaar overig. bemerkbaar merkbaar overig. bemerkbaar hoorbaar overig. bemerkbaar herkenbaar overig. bemerken bespeuren werkwoord bemerken gewaarworden werkwoord bemerken merken werkwoord bemerken opmerken werkwoord bemerken signaleren werkwoord bemerken waarnemen werkwoord bemerken vernemen werkwoord bemerken zien werkwoord bemerken voelen werkwoord bemerken ontwaren werkwoord bemerking aanmerking zelfst. naamw. bemerking opmerking zelfst. naamw. bemesten mesten werkwoord bemesting fertilisatie zelfst. naamw. bemiddelaar intermediair zelfst. naamw. bemiddelaar onderhandelaar zelfst. naamw. bemiddelaar tussenpersoon zelfst. naamw. bemiddelaar onderhandelaar overig. bemiddeld gegoed bijv. naamw. bemiddeld welgesteld bijv. naamw. bemiddeld gezeten bijv. naamw. bemiddelen arbitreren werkwoord bemiddelen tussenkomen werkwoord bemiddelen mediëren werkwoord bemiddelen tussenbeikomen werkwoord bemiddelen interveniëren werkwoord bemiddelen interrumperen werkwoord bemiddelen interfereren werkwoord bemiddelen ingrijpen werkwoord bemiddelend intermediair bijv. naamw. bemiddeling interferentie zelfst. naamw. bemiddeling intermediair zelfst. naamw. bemiddeling tussenkomst zelfst. naamw. bemiddeling beslechting zelfst. naamw. bemiddelingsbureau interventiebureau zelfst. naamw. bemind geliefd bijv. naamw. bemind lief bijv. naamw. bemind toegenegen bijv. naamw. bemind dierbaar bijv. naamw. beminde geliefde zelfst. naamw. beminde lief zelfst. naamw. beminde liefje zelfst. naamw. beminde liefste zelfst. naamw. beminde lieveling zelfst. naamw. beminde minnares zelfst. naamw. beminde schat zelfst. naamw. beminde snoes zelfst. naamw. beminde vriendin zelfst. naamw. beminde scheetje zelfst. naamw. beminde schatje zelfst. naamw. beminde poepje zelfst. naamw. beminde lieve zelfst. naamw. beminde duifje zelfst. naamw. beminde schattebout zelfst. naamw. beminnelijk lief bijv. naamw. beminnelijk minzaam bijv. naamw. beminnelijkheid vriendelijkheid zelfst. naamw. beminnelijkheid minzaamheid zelfst. naamw. beminnen houden werkwoord beminnen liefhebben werkwoord beminnen minnen werkwoord beminnen vrijen werkwoord beminnen liefkozen werkwoord beminnen minnekozen werkwoord beminnen liefbedrijven werkwoord bemoederen bevoogden werkwoord bemoedigen aanmoedigen werkwoord bemoedigen aansporen werkwoord bemoedigen opbeuren werkwoord bemoedigen troosten werkwoord bemoedigen toemoedigen werkwoord bemoedigen stimuleren werkwoord bemoedigen aanvuren werkwoord bemoedigen moedvatten werkwoord bemoedigen vertroosten werkwoord bemoedigen ondersteunen werkwoord bemoedigend hartversterkend bijv. naamw. bemoedigend opbeurend bijv. naamw. bemoediging troost zelfst. naamw. bemoediging vertroosting zelfst. naamw. bemoediging opmontering zelfst. naamw. bemoediging stimulering zelfst. naamw. bemoeial bediller zelfst. naamw. bemoeien bekommeren werkwoord bemoeien inlaten werkwoord bemoeien mengen werkwoord bemoeien inmengen werkwoord bemoeienis inmenging zelfst. naamw. bemoeienis interventie zelfst. naamw. bemoeienis tussenkomst zelfst. naamw. bemoeienis inlating zelfst. naamw. bemoeilijken compliceren werkwoord bemoeilijken zwaarmaken werkwoord bemoeilijking hinder zelfst. naamw. bemoeilijking hin zelfst. naamw. bemoeizucht zakelijkheid overig. bemoeizucht pedanterie overig. bemorsen bevuilen werkwoord bemorsen bevlekken werkwoord bemorsen besmeren werkwoord bemorsen bekladden werkwoord ben zijn bijv. naamw. ben bestaan werkwoord ben existentie zelfst. naamw. ben korf zelfst. naamw. benadeelde gedupeerde zelfst. naamw. benadelen achterstellen werkwoord benadelen duperen werkwoord benadelen krenken werkwoord benadelen ontgoochelen werkwoord benadelen pakken werkwoord benadelen schaden werkwoord benadelen nadeberokkenen werkwoord benadelen schaberokkenen werkwoord benadelen nadetoebrengen werkwoord benadelen teleurstellen werkwoord benadelen tegenvallen werkwoord benadelen frustreren werkwoord benadelen afvallen werkwoord benadeling afbreuk overig. benaderbaar aanspreekbaar bijv. naamw. benaderbaar genaakbaar bijv. naamw. benaderbaar toeschietelijk bijv. naamw. benaderbaar toegankelijk bijv. naamw. benaderbaar open bijv. naamw. benaderen aanpakken werkwoord benaderen aanspreken werkwoord benaderen toegaan naar werkwoord benaderen toenaderen werkwoord benaderend grofweg overig. benadering aanpak zelfst. naamw. benadering benaderingswijze zelfst. naamw. benadering optiek zelfst. naamw. benadering invalshoek zelfst. naamw. benadering nadering zelfst. naamw. benaderingswijze benadering zelfst. naamw. benaderingswijze invalshoek zelfst. naamw. benaderingswijze optiek zelfst. naamw. benadrukken aanzetten werkwoord benadrukken accentueren werkwoord benadrukken beklemtonen werkwoord benadrukken onderstrepen werkwoord benadrukken betonen werkwoord benaming aanduiding zelfst. naamw. benaming benoeming zelfst. naamw. benaming naam zelfst. naamw. benaming term zelfst. naamw. benard benauwd bijv. naamw. benard benauwend bijv. naamw. benard ernstig bijv. naamw. benard hachelijk bijv. naamw. benard kritiek bijv. naamw. benard penibel bijv. naamw. benard zorgelijk bijv. naamw. benard zorgwekkend bijv. naamw. benardheid verlegenheid zelfst. naamw. benardheid penarie zelfst. naamw. benardheid knelpunt zelfst. naamw. benardheid hinder zelfst. naamw. benauwd angstig bijv. naamw. benauwd angstwekkend bijv. naamw. benauwd bedompt bijv. naamw. benauwd bekrompen bijv. naamw. benauwd benard bijv. naamw. benauwd zwoel bijv. naamw. benauwd muf bijv. naamw. benauwd drukkend bijv. naamw. benauwd verstikkend bijv. naamw. benauwd broeierig bijv. naamw. benauwd zorgwekkend bijv. naamw. benauwd zorgelijk bijv. naamw. benauwd penibel bijv. naamw. benauwd kritiek bijv. naamw. benauwd hachelijk bijv. naamw. benauwd ernstig bijv. naamw. benauwdheid angst zelfst. naamw. benauwdheid beklemdheid zelfst. naamw. benauwdheid beklemming zelfst. naamw. benauwdheid nood zelfst. naamw. benauwen beangstigen werkwoord benauwen beklemmen werkwoord benauwen kwellen werkwoord benauwend beklemmend bijv. naamw. benauwend benard bijv. naamw. benauwend benauwd bijv. naamw. benauwend eng bijv. naamw. benauwend griezelig bijv. naamw. benauwentoestand keurslijf overig. bende boevenbende zelfst. naamw. bende clan zelfst. naamw. bende groep zelfst. naamw. bende hoop zelfst. naamw. bende menigte zelfst. naamw. bende opeenhoping zelfst. naamw. bende puinhoop zelfst. naamw. bende rommel zelfst. naamw. bende samenscholing zelfst. naamw. bende horde zelfst. naamw. bende schare zelfst. naamw. bende massa zelfst. naamw. bende drom zelfst. naamw. bende troep zelfst. naamw. bende accumulatie zelfst. naamw. bende berg zelfst. naamw. bende rotzooi zelfst. naamw. bende zootje zelfst. naamw. bende zooi zelfst. naamw. bende romm zelfst. naamw. bende puinzooi zelfst. naamw. bende slachthuis zelfst. naamw. bende janboel zelfst. naamw. bende bloedbad zelfst. naamw. beneden onder overig. beneden onder- overig. benedenarm onderarm zelfst. naamw. benedenarm voorarm zelfst. naamw. benedenkaak onderkaak zelfst. naamw. benedenste onderste overig. benedenste laagste overig. benedenverdieping parterre zelfst. naamw. benedenwinds laag bijv. naamw. benemen ontnemen werkwoord benen stappen werkwoord benen tuinen werkwoord benen baanders zelfst. naamw. benepen angstig bijv. naamw. benepen bekrompen bijv. naamw. benepen kleingeestig bijv. naamw. benepen kleinzielig bijv. naamw. beneveld aangeschoten bijv. naamw. beneveld dronken bijv. naamw. beneveld tipsy bijv. naamw. beneveld wazig bijv. naamw. beneveld beschonken bijv. naamw. beneveld teut bijv. naamw. beneveld troebel bijv. naamw. benevelen bedwelmen werkwoord benevelen verwarren werkwoord benevelen verdwazen werkwoord benevens alsmede overig. benevens alsook overig. beng vleg overig. beng schelm overig. beng schavuit overig. beng ondeugd overig. beng kwajongen overig. beng deugniet overig. beng boefje overig. bengel guit zelfst. naamw. bengel kwajongen zelfst. naamw. bengel ondeugd zelfst. naamw. bengelachtig spotachtig overig. bengelachtig snaaks overig. bengelachtig schelms overig. bengelachtig schelmachtig overig. bengelachtig schalks overig. bengelachtig schalkachtig overig. bengelachtig ondeugend overig. bengelachtig kwajongensachtig overig. bengelachtig guitig overig. bengelen slingeren werkwoord bengelen zwengelen werkwoord bengels vlegels overig. benieuwd nieuwsgierig bijv. naamw. benig beenachtig overig. benigne goedaardig bijv. naamw. benijden afgunstig zijn werkwoord benjamin laatstgeborene zelfst. naamw. benjamin oogappel zelfst. naamw. benjamin uitverkorene zelfst. naamw. benjamin jongste zelfst. naamw. benodigd hoognodig bijv. naamw. benodigde uitrusting zelfst. naamw. benodigde behoefte zelfst. naamw. benodigde versiering zelfst. naamw. benodigde uitzet zelfst. naamw. benodigde uitmonstering zelfst. naamw. benodigde outillage zelfst. naamw. benodigde outfit zelfst. naamw. benodigde monstering zelfst. naamw. benodigdheden accessoires zelfst. naamw. benodigdheden materialen zelfst. naamw. benodigdheid materiaal zelfst. naamw. benodigen behoeven overig. benodigheden behoefte overig. benoembaar verkiesbaar bijv. naamw. benoemen aanstellen werkwoord benoemen betitelen werkwoord benoemen bevorderen werkwoord benoemen bombarderen werkwoord benoemen noemen werkwoord benoemen installeren werkwoord benoemen bestempelen werkwoord benoemen vernoemen werkwoord benoeming aanstelling zelfst. naamw. benoeming benaming zelfst. naamw. benoeming aanduiding zelfst. naamw. benoeming installatie zelfst. naamw. bent zijn bijv. naamw. bent bestaan werkwoord bent existentie zelfst. naamw. benul begrip zelfst. naamw. benul besef zelfst. naamw. benul notie zelfst. naamw. benul bewustzijn zelfst. naamw. benul mentavoorstelling zelfst. naamw. benutten aangrijpen werkwoord benutten aanwenden werkwoord benutten gebruiken werkwoord benutten toepassen werkwoord benutten utiliseren werkwoord benutting gebruik zelfst. naamw. benzine motorbrandstof zelfst. naamw. benzine peut zelfst. naamw. benzinepomp pomp zelfst. naamw. benzinepomp tankstation zelfst. naamw. beoefenaar beoefenaarster overig. beoefenaarster beoefenaar overig. beoefenen omhelzen werkwoord beoefenen uitoefenen werkwoord beoefenen zitten werkwoord beoefenen betrachten werkwoord beogen bedoelen werkwoord beogen ogen werkwoord beogen zoeken werkwoord beogen ambitie zelfst. naamw. beogen aspiratie zelfst. naamw. beogen doel zelfst. naamw. beogen intentie zelfst. naamw. beogen pogen zelfst. naamw. beogen streven zelfst. naamw. beogen trachten zelfst. naamw. beogen azen zelfst. naamw. beoogd gewenst bijv. naamw. beoogd voorgenomen bijv. naamw. beoogd voorgesteld bijv. naamw. beoordelaar recensent zelfst. naamw. beoordelen bespreken werkwoord beoordelen inschatten werkwoord beoordelen schatten werkwoord beoordelen aanslaan werkwoord beoordeling beschouwing zelfst. naamw. beoordeling cijfer zelfst. naamw. beoordeling keuring zelfst. naamw. beoordeling kritiek zelfst. naamw. beoordeling opvatting zelfst. naamw. beoordeling recensie zelfst. naamw. beoordeling evaluatie zelfst. naamw. beoordelingscijfer punt zelfst. naamw. bepaald gedetermineerd bijv. naamw. bepaald gegeven bijv. naamw. bepaald precies bijv. naamw. bepaald zeker bijv. naamw. bepaald bijster bijv. naamw. bepaald uitdrukkelijk bijv. naamw. bepaald uitgesproken bijv. naamw. bepaald wel bijv. naamw. bepaald toch bijv. naamw. bepaald ook bijv. naamw. bepaald ongetwijfeld bijv. naamw. bepaald immers bijv. naamw. bepaald vast bijv. naamw. bepaald zekere bijv. naamw. bepaalde definiëren werkwoord bepaalde determineren werkwoord bepaalde inschatten werkwoord bepaalde vaststellen zelfst. naamw. bepaalde voorschrijven zelfst. naamw. bepaalhoeveelheid partij zelfst. naamw. bepakking bagage zelfst. naamw. bepalen bedingen werkwoord bepalen beïnvloeden werkwoord bepalen constateren werkwoord bepalen definiëren werkwoord bepalen determineren werkwoord bepalen inschatten werkwoord bepalen vaststellen zelfst. naamw. bepalen voorschrijven zelfst. naamw. bepalen onderzoeken werkwoord bepalen vastmaken werkwoord bepalen tuigeren werkwoord bepalen fixeren werkwoord bepalen bevestigen werkwoord bepalen omschrijven werkwoord bepalen schatten werkwoord bepalen afwegen werkwoord bepalen verordenen werkwoord bepalen beschikken werkwoord bepalend beslissend bijv. naamw. bepalend cruciaal bijv. naamw. bepalend doorslaggevend bijv. naamw. bepalend definiëren werkwoord bepalend determineren werkwoord bepalend inschatten werkwoord bepalend vaststellen zelfst. naamw. bepalend voorschrijven zelfst. naamw. bepalend beslissend overig. bepaling afbakening zelfst. naamw. bepaling beding zelfst. naamw. bepaling determinatie zelfst. naamw. bepaling voorwaarde zelfst. naamw. bepaling woordgroep zelfst. naamw. bepaling voorwaar zelfst. naamw. bepaling kriterium zelfst. naamw. bepaling eis zelfst. naamw. bepaling criterium zelfst. naamw. bepaling conditie zelfst. naamw. bepaling beperking zelfst. naamw. bepalingen reglement zelfst. naamw. bepalingen taken overig. bepantseren harnassen werkwoord bepantsering pantser zelfst. naamw. bepantsering harnas zelfst. naamw. bepeinzen overpeinzen werkwoord beperken begrenzen werkwoord beperken beknotten werkwoord beperken inkrimpen werkwoord beperken inperken werkwoord beperken terugbrengen werkwoord beperken verminderen werkwoord beperken belemmeren zelfst. naamw. beperken limiteren werkwoord beperken inkapselen werkwoord beperken indammen werkwoord beperken verlagen werkwoord beperken slinken werkwoord beperken reduceren werkwoord beperken minworden werkwoord beperken minderen werkwoord beperken afnemen werkwoord beperken verkorten werkwoord beperken krimpen werkwoord beperkend exhaustief bijv. naamw. beperkend restrictief bijv. naamw. beperkend beknottend bijv. naamw. beperking begrenzing zelfst. naamw. beperking inkrimping zelfst. naamw. beperking restrictie zelfst. naamw. beperking voorwaarde zelfst. naamw. beperking voorwaar zelfst. naamw. beperking kriterium zelfst. naamw. beperking eis zelfst. naamw. beperking criterium zelfst. naamw. beperking conditie zelfst. naamw. beperking bepaling zelfst. naamw. beperking beding zelfst. naamw. beperkt begrensd bijv. naamw. beperkt bekrompen bijv. naamw. beperkt ingekrompen bijv. naamw. beperkt schaars bijv. naamw. beperkt gelimiteerd bijv. naamw. beperkt geborneerd bijv. naamw. beperktheid bescheidenheid zelfst. naamw. beperktheid eenzijdigheid zelfst. naamw. beplanting aanplant zelfst. naamw. beplanting planten zelfst. naamw. beplanting poten zelfst. naamw. bepleisteren stukadoren werkwoord bepleisteren pleisteren werkwoord bepleistering opschik overig. bepleiten pleiten werkwoord bepleiter voorvechter overig. bepleiter ijveraar overig. bepluimd gepluimd overig. beporten frankeren overig. bepraten bespreken werkwoord bepraten inpalmen werkwoord bepraten doorspreken werkwoord bepraten doorpraten werkwoord bepraten bediscussiëren werkwoord beprken terugbrengen werkwoord beproefd probaat bijv. naamw. beproefd deugdelijk bijv. naamw. beproeven keuren werkwoord beproeven onderzocht werkwoord beproeven onderzoeken werkwoord beproeven pogen werkwoord beproeven proberen werkwoord beproeven testen werkwoord beproeven trachten werkwoord beproeven uitproberen werkwoord beproeven bedroeven werkwoord beproeving bezoeking zelfst. naamw. beproeving ergernis zelfst. naamw. beproeving grief zelfst. naamw. beproeving kwelling zelfst. naamw. beproeving nood zelfst. naamw. beproeving onderzoek zelfst. naamw. beproeving temptatie zelfst. naamw. beproeving tegenspoed zelfst. naamw. beraad beraadslagingen zelfst. naamw. beraad overdenking zelfst. naamw. beraadslagen delibereren werkwoord beraadslagen overleggen werkwoord beraadslagen overwegen werkwoord beraadslaging bespreking zelfst. naamw. beraadslaging conferentie zelfst. naamw. beraadslaging overleg zelfst. naamw. beraadslaging samenkomst zelfst. naamw. beraadslagingen beraad zelfst. naamw. beraden overdenken werkwoord beraden consideren werkwoord beraden afwegen werkwoord beramen bedenken werkwoord beramen begroten werkwoord beramen schatten werkwoord beramen zinnen werkwoord beramen verzinnen werkwoord beramen brouwen werkwoord beramen bereiden werkwoord beramen taxeren werkwoord beramen ramen werkwoord berechten behandelen werkwoord berechten vervolgen werkwoord beredderen bedisselen werkwoord beredderen schipperen werkwoord beredeneren argumenteren werkwoord beredeneren redeneren werkwoord beredenering redenering zelfst. naamw. beredenering gedachtegang overig. bereid af bijv. naamw. bereid genegen bijv. naamw. bereid verklaren instemmen werkwoord bereiden gereedmaken werkwoord bereiden toebereiden werkwoord bereiden klaarmaken zelfst. naamw. bereiden toebereiding zelfst. naamw. bereiden voorbereiden zelfst. naamw. bereiden verhitten zelfst. naamw. bereiden prikkelen zelfst. naamw. bereiden opwinden zelfst. naamw. bereiden aanwakkeren zelfst. naamw. bereiden aanmaken zelfst. naamw. bereiden verzinnen zelfst. naamw. bereiden brouwen zelfst. naamw. bereiden beramen zelfst. naamw. bereiden prepareren zelfst. naamw. bereiden bereiding zelfst. naamw. bereidheid bereidwilligheid zelfst. naamw. bereiding toebereiding zelfst. naamw. bereiding preparaat zelfst. naamw. bereiding bereiden zelfst. naamw. bereiding aanmaken zelfst. naamw. bereids al overig. bereids reeds overig. bereidvaardig gewillig bijv. naamw. bereidvaardig welwillend bijv. naamw. bereidvaardig bereidwillig bijv. naamw. bereidvaardigheid toeschietelijkheid zelfst. naamw. bereidvaardigheid schikkelijkheid zelfst. naamw. bereidwillig behulpzaam bijv. naamw. bereidwillig gedienstig bijv. naamw. bereidwillig toeschietelijk bijv. naamw. bereidwillig welwillend bijv. naamw. bereidwillig gewillig bijv. naamw. bereidwillig inschikkelijk bijv. naamw. bereidwillig bereidvaardig bijv. naamw. bereidwillig tegemoetkomend bijv. naamw. bereidwilligh levendigh overig. bereidwilligheid bereidheid zelfst. naamw. bereidwilligheid gewilligheid zelfst. naamw. bereik actieradius zelfst. naamw. bereik bandbreedte zelfst. naamw. bereik reikwijdte zelfst. naamw. bereik verspreidingsgebied zelfst. naamw. bereik range zelfst. naamw. bereik draagwijdte zelfst. naamw. bereikbaar begaanbaar bijv. naamw. bereikbaar haalbaar bijv. naamw. bereikbaar toegankelijk bijv. naamw. bereiken aankomen werkwoord bereiken bestrijken werkwoord bereiken doordringen werkwoord bereiken halen werkwoord bereiken komen werkwoord bereisd afgereisd overig. bereizen doorkruisen werkwoord berekend capabel bijv. naamw. berekend uitgekiend bijv. naamw. berekenen becijferen werkwoord berekenen begroten werkwoord berekenen oplossen werkwoord berekenen ramen werkwoord berekenen rekenen werkwoord berekenen schatten werkwoord berekenen uitkienen werkwoord berekenen uitmikken werkwoord berekenen uitrekenen werkwoord berekenen uitwerken werkwoord berekenen tellen werkwoord berekenen calculeren werkwoord berekenend doortrapt bijv. naamw. berekenend gehaaid bijv. naamw. berekenend gewiekst bijv. naamw. berekening becijfering zelfst. naamw. berekening calculatie zelfst. naamw. berekening egoïsme zelfst. naamw. berekening som zelfst. naamw. bereklauw acanthus overig. berg hoop zelfst. naamw. berg kluit zelfst. naamw. berg opeenhoping zelfst. naamw. berg stapel zelfst. naamw. berg stroom zelfst. naamw. berg overvloed zelfst. naamw. berg massa zelfst. naamw. berg bende zelfst. naamw. bergbeklimmer alpinist overig. bergbeklimmer klimmer overig. bergbeklimmer klauteraar overig. bergdal dal zelfst. naamw. bergen opruimen werkwoord bergen bewaren zelfst. naamw. berggeit gems zelfst. naamw. berghoen auerhoen overig. berghoen korhoen overig. berghok berging zelfst. naamw. berghok bergplaats zelfst. naamw. berghok bergruimte zelfst. naamw. berghok hok zelfst. naamw. berghokken bergingen overig. berging berghok zelfst. naamw. berging bergplaats zelfst. naamw. berging bewaarplaats zelfst. naamw. berging box zelfst. naamw. berging hok zelfst. naamw. berging bergruimte zelfst. naamw. bergingen berghokken overig. bergkam bergrug zelfst. naamw. bergkam rug zelfst. naamw. bergkam kam zelfst. naamw. bergkammen bergruggen overig. bergketen gebergte overig. bergkloof kloof zelfst. naamw. bergkloof ravijn zelfst. naamw. bergkloof rotskloof zelfst. naamw. bergkloof bergspleet zelfst. naamw. bergkloven kloven zelfst. naamw. bergkloven spleten zelfst. naamw. bergmassief massief zelfst. naamw. bergmeubel kast zelfst. naamw. bergpas pas zelfst. naamw. bergplaats berghok zelfst. naamw. bergplaats opslagplaats zelfst. naamw. bergplaats opslag zelfst. naamw. bergplaats bewaarplaats zelfst. naamw. bergplaats bergruimte zelfst. naamw. bergplaats warenhuis zelfst. naamw. bergplaats voorraadschuur zelfst. naamw. bergplaats pakhuis zelfst. naamw. bergplaats opslagruimte zelfst. naamw. bergplaats depot zelfst. naamw. bergrug bergkam zelfst. naamw. bergrug kam zelfst. naamw. bergrug rug zelfst. naamw. bergruggen bergkammen overig. bergruimte berghok zelfst. naamw. bergruimte box zelfst. naamw. bergruimte berging zelfst. naamw. bergruimte opslagplaats zelfst. naamw. bergruimte opslag zelfst. naamw. bergruimte bewaarplaats zelfst. naamw. bergruimte bergplaats zelfst. naamw. bergschuren keten zelfst. naamw. bergschuren loodsen zelfst. naamw. bergspleet rotskloof overig. bergspleet kloof overig. bergspleet bergkloof overig. bergtop piek zelfst. naamw. bergtop top zelfst. naamw. bericht aankondiging zelfst. naamw. bericht mare zelfst. naamw. bericht mededeling zelfst. naamw. bericht melding zelfst. naamw. bericht tijding zelfst. naamw. bericht tijdschrift zelfst. naamw. bericht verslag zelfst. naamw. bericht verwittiging zelfst. naamw. bericht terechtwijzing zelfst. naamw. bericht inlichting zelfst. naamw. bericht informatie zelfst. naamw. bericht vermelding zelfst. naamw. bericht uitspraak zelfst. naamw. bericht relaas zelfst. naamw. bericht opgave zelfst. naamw. bericht boodschap zelfst. naamw. bericht bekendmaking zelfst. naamw. bericht gewag zelfst. naamw. bericht weekblad zelfst. naamw. bericht tijdspieg zelfst. naamw. bericht periodiek zelfst. naamw. bericht magazine zelfst. naamw. bericht maandblad zelfst. naamw. bericht blad zelfst. naamw. bericht referaat zelfst. naamw. berichten aankondigen werkwoord berichten adverteren werkwoord berichten meedelen werkwoord berichten melden werkwoord berichten rapporteren werkwoord berichten schrijven werkwoord berichten seinen werkwoord berichten voorlichten werkwoord berichten verwittigen werkwoord berichten inlichten werkwoord berichten informeren werkwoord berichten voortzeggen werkwoord berichten mededelen werkwoord berichtgever verslaggever overig. berichtgever reporter overig. berichtgever referent overig. berichtgever rapporteur overig. berichtgever journalist overig. berichtgever correspondent overig. berichtgever commentator overig. berichtgeving mededelingen zelfst. naamw. berijden rijden werkwoord berijder bestuurder zelfst. naamw. berispen aanrekenen werkwoord berispen beknorren werkwoord berispen terechtwijzen werkwoord berispen vermanen werkwoord berispen verwijten werkwoord berispen voorhouden werkwoord berispen laken werkwoord berispen gispen werkwoord berispen blameren werkwoord berispen beschuldigen werkwoord berispen aanwrijven werkwoord berispen nadragen werkwoord berispen verwijt werkwoord berispen berisping werkwoord berispen waarschuwen werkwoord berispen manen werkwoord berisping reprimande zelfst. naamw. berisping standje zelfst. naamw. berisping terechtwijzing zelfst. naamw. berisping verwijt zelfst. naamw. berisping uitbrander zelfst. naamw. berisping blaam zelfst. naamw. berisping lering zelfst. naamw. berisping gisping zelfst. naamw. berisping verwijten zelfst. naamw. berisping berispen zelfst. naamw. berispingen terechtwijzingen overig. berispingen reprimandes overig. berispingen terechtwijzing overig. berispingkjes standjes zelfst. naamw. berm talud zelfst. naamw. berm helling zelfst. naamw. berm glooiing zelfst. naamw. berm dijkhelling zelfst. naamw. berm afgang zelfst. naamw. berm vluchtstrook zelfst. naamw. beroemd befaamd bijv. naamw. beroemd gedistingeerd bijv. naamw. beroemd vermaard bijv. naamw. beroemd groot bijv. naamw. beroemd belangrijk bijv. naamw. beroemd bekend bijv. naamw. beroemd aanzienlijk bijv. naamw. beroemd voornaam bijv. naamw. beroemd verheven bijv. naamw. beroemd illuster bijv. naamw. beroemd hooggeplaatst bijv. naamw. beroemd gewichtig bijv. naamw. beroemd doorluchtig bijv. naamw. beroemd adelijk bijv. naamw. beroemde honkballers honkballers overig. beroemdheid befaamdheid zelfst. naamw. beroemdheid bekendheid zelfst. naamw. beroemdheid beroemd persoon zelfst. naamw. beroemen roemen werkwoord beroep ambacht zelfst. naamw. beroep appel zelfst. naamw. beroep professie zelfst. naamw. beroep werk zelfst. naamw. beroep regres zelfst. naamw. beroep bijbaantje zelfst. naamw. beroep ambt zelfst. naamw. beroep vak zelfst. naamw. beroepen aanstellen werkwoord beroeps prof zelfst. naamw. beroepsgroep branche zelfst. naamw. beroepsminnaar gigolo zelfst. naamw. beroepsvereniging gilde zelfst. naamw. beroepsvereniging vakbond zelfst. naamw. beroepswedder speculant overig. beroepswedder bomer overig. beroerd akelig bijv. naamw. beroerd bedonderd bijv. naamw. beroerd ellendig bijv. naamw. beroerd kotsmisselijk bijv. naamw. beroerd naar bijv. naamw. beroerd miserabel bijv. naamw. beroerd treurig bijv. naamw. beroerd doodziek bijv. naamw. beroerd doodmisselijk bijv. naamw. beroerd lamlendig bijv. naamw. beroerd slecht bijv. naamw. beroerdheid ellendigheid zelfst. naamw. beroerdheid akeligheid zelfst. naamw. beroerdigheid ellende zelfst. naamw. beroeren aangrijpen werkwoord beroeren aanraken werkwoord beroeren aanroeren werkwoord beroeren raken werkwoord beroeren roeren werkwoord beroeren toucheren werkwoord beroeren aankomen werkwoord beroeren bewegen werkwoord beroeren treffen werkwoord beroering aanraking zelfst. naamw. beroering beweging zelfst. naamw. beroering onrust zelfst. naamw. beroering roerigheid zelfst. naamw. beroering tumult zelfst. naamw. beroering sensatie zelfst. naamw. beroering ongedurigheid zelfst. naamw. beroering gewoel zelfst. naamw. beroering agitatie zelfst. naamw. beroering rumoer zelfst. naamw. beroering pandemonium zelfst. naamw. beroering opschudding zelfst. naamw. beroering leven zelfst. naamw. beroering lawaai zelfst. naamw. beroering heksenket zelfst. naamw. beroering geraas zelfst. naamw. beroering drukte zelfst. naamw. beroering heib zelfst. naamw. beroerte apoplexie zelfst. naamw. beroerte hersenbloeding zelfst. naamw. beroerte attaque zelfst. naamw. beroertes attaques overig. beroertes aanvallen overig. berokkenen aandoen werkwoord berokkenen veroorzaken werkwoord berooid arm bijv. naamw. berooid haveloos bijv. naamw. berooid pover bijv. naamw. berooid armetierig bijv. naamw. berooid schraal bijv. naamw. berooid mager bijv. naamw. berooid karig bijv. naamw. berooid straatarm bijv. naamw. berooid doodarm bijv. naamw. berouw gewetenswroeging zelfst. naamw. berouw spijt zelfst. naamw. berouwen spijten werkwoord berouwvol deemoedig bijv. naamw. beroven afnemen werkwoord beroven bestelen werkwoord beroven inbreken werkwoord beroven roven werkwoord beroven ontdoen werkwoord beroven onbloten werkwoord beroven blootleggen werkwoord beroven uitbuiten werkwoord beroving roof zelfst. naamw. berrie brancard zelfst. naamw. berrie draagberrie zelfst. naamw. berrie draagbaar zelfst. naamw. berucht befaamd bijv. naamw. berucht bekend bijv. naamw. berucht notoir bijv. naamw. beruchte notoire overig. berusten gebaseerd zijn werkwoord berusten vrede hebben werkwoord berustend gelaten bijv. naamw. berustend lijdzaam bijv. naamw. berustend geduldig bijv. naamw. berustend lijdelijk bijv. naamw. berusting gelatenheid zelfst. naamw. berusting lijdzaamheid zelfst. naamw. bes oma overig. bes grootmoeder overig. bes bestje overig. bes bestemoer overig. bes best overig. beschaafd correct bijv. naamw. beschaafd geciviliseerd bijv. naamw. beschaafd welgemanierd bijv. naamw. beschaafd welopgevoed bijv. naamw. beschaafd beleefd bijv. naamw. beschaafd parlementair bijv. naamw. beschaafd wellevend bijv. naamw. beschaafd voorkomend bijv. naamw. beschaafd gemanierd bijv. naamw. beschaafd netjes bijv. naamw. beschaafd fatsoenlijk bijv. naamw. beschaafd ontwikkeld bijv. naamw. beschaafd gecultiveerd bijv. naamw. beschaafdheid beleefdheid zelfst. naamw. beschaafdheid fatsoen zelfst. naamw. beschaafdheid welgemanierdheid zelfst. naamw. beschaafdheid gevoeglijkheid zelfst. naamw. beschaafdheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. beschaafdheid decorum zelfst. naamw. beschaafdheid betamelijkheid zelfst. naamw. beschaamd verlegen overig. beschaamd schandelijk overig. beschaamdheid schaamte zelfst. naamw. beschaamdheid schaamtegevoel zelfst. naamw. beschadigd aangetast bijv. naamw. beschadigd gebarsten bijv. naamw. beschadigd kapot bijv. naamw. beschadigd stuk bijv. naamw. beschadigen aantasten werkwoord beschadigen bederven werkwoord beschadigen forceren werkwoord beschadigen schaden werkwoord beschadigen schenden werkwoord beschadigen kwetsen zelfst. naamw. beschadigen verknoeien werkwoord beschadigen toetakelen werkwoord beschadigen stukmaken werkwoord beschadigen havenen werkwoord beschadigen aanvreten werkwoord beschadigen tarreren werkwoord beschadigen bezoedelen werkwoord beschadiging defect zelfst. naamw. beschadiging kras zelfst. naamw. beschadiging molest zelfst. naamw. beschadiging mutilatie zelfst. naamw. beschadiging schade zelfst. naamw. beschadiging schatoebrengen zelfst. naamw. beschaduwd schaduwrijk overig. beschaduwd lommerrijk overig. beschamen teleurstellen werkwoord beschamend vernederend bijv. naamw. beschaven cultiveren werkwoord beschaven ontwikkelen werkwoord beschaven vormen zelfst. naamw. beschaven civiliseren werkwoord beschavend welopvoedend overig. beschaving aristocratie zelfst. naamw. beschaving civilisatie zelfst. naamw. beschaving cultuur zelfst. naamw. bescheid antwoord zelfst. naamw. bescheid repliek zelfst. naamw. bescheid weerwoord zelfst. naamw. bescheid uitleg zelfst. naamw. bescheid retort zelfst. naamw. bescheid reactie zelfst. naamw. bescheid beantwoording zelfst. naamw. bescheiden discreet bijv. naamw. bescheiden eenvoudig bijv. naamw. bescheiden gering bijv. naamw. bescheiden nietig bijv. naamw. bescheiden onbetekenend bijv. naamw. bescheiden ootmoedig bijv. naamw. bescheiden akten zelfst. naamw. bescheiden documenten zelfst. naamw. bescheiden nederig bijv. naamw. bescheiden onderdanig bijv. naamw. bescheiden onaanzienlijk bijv. naamw. bescheiden voorzichtig bijv. naamw. bescheiden stilzwijgend bijv. naamw. bescheiden behoedzaam bijv. naamw. bescheiden bedachtzaam bijv. naamw. bescheiden kies bijv. naamw. bescheiden ingetogen bijv. naamw. bescheiden discrete bijv. naamw. bescheiden laag bijv. naamw. bescheidenheid beleefdheid zelfst. naamw. bescheidenheid beperktheid zelfst. naamw. bescheidenheid onderdanigheid zelfst. naamw. bescheidenheid pretentieloosheid zelfst. naamw. bescheidenheid onderworpenheid zelfst. naamw. bescheidenheid nederigheid zelfst. naamw. bescheidenheid soberheid zelfst. naamw. beschenen verlicht overig. beschenen verhelderd overig. beschenen bijgelicht overig. beschenen belicht overig. beschenken begiftigen werkwoord beschenken bedelen werkwoord beschermd beschut bijv. naamw. beschermd geborgen bijv. naamw. beschermd veilig bijv. naamw. beschermeling protégé zelfst. naamw. beschermeling pupil zelfst. naamw. beschermelinge protégé zelfst. naamw. beschermelingen protégés overig. beschermen afdekken werkwoord beschermen begunstigen werkwoord beschermen behoeden werkwoord beschermen behouden werkwoord beschermen beschutten werkwoord beschermen verdedigen werkwoord beschermen afschermen zelfst. naamw. beschermen afschutten werkwoord beschermen bewaren werkwoord beschermend bezorgd bijv. naamw. beschermend behoedend bijv. naamw. beschermenkap valhelm overig. beschermenmantel koker overig. beschermenmantel dekmantel overig. beschermer mecenas zelfst. naamw. beschermer paladijn zelfst. naamw. beschermer patroon zelfst. naamw. beschermer verdediger zelfst. naamw. beschermer knaap zelfst. naamw. beschermer kerel zelfst. naamw. beschermer schoener zelfst. naamw. beschermer hoes zelfst. naamw. beschermheer patroon zelfst. naamw. beschermheer mecenas zelfst. naamw. beschermheerschap patronaat zelfst. naamw. beschermheilige patrones zelfst. naamw. beschermheilige patroon zelfst. naamw. beschermheilige schutspatroon zelfst. naamw. bescherming beheer zelfst. naamw. bescherming hoede zelfst. naamw. bescherming isolatie zelfst. naamw. bescherming mantel zelfst. naamw. bescherming pantser zelfst. naamw. bescherming patronaat zelfst. naamw. bescherming protectie zelfst. naamw. bescherming schild zelfst. naamw. bescherming veiligheid zelfst. naamw. bescherming zorg zelfst. naamw. bescherming zeggenschap zelfst. naamw. bescherming toezicht zelfst. naamw. bescherming controle zelfst. naamw. bescherming bewaking zelfst. naamw. bescherming beschutting zelfst. naamw. bescherming beveiliging zelfst. naamw. beschermvrouwe patrones zelfst. naamw. bescheten bekakt overig. beschieten bestoken werkwoord beschieten bombarderen werkwoord beschieten bombardement werkwoord beschieten beschieting werkwoord beschieten afstraffing werkwoord beschieting lambrisering zelfst. naamw. beschieting bombarderen zelfst. naamw. beschieting bombardement zelfst. naamw. beschieting beschieten zelfst. naamw. beschieting afstraffing zelfst. naamw. beschijnen verlichten werkwoord beschikbaar disponibel bijv. naamw. beschikbaar vacant bijv. naamw. beschikbaar stellen aanbieden werkwoord beschikbaarheid aanwezigheid zelfst. naamw. beschikbaarheid beschikking zelfst. naamw. beschikbaarmaken disponibmaken overig. beschikken beslissen werkwoord beschikken bezitten werkwoord beschikken voorschrijven zelfst. naamw. beschikken verhangen werkwoord beschikken ophangen werkwoord beschikken gelasten werkwoord beschikken behangen werkwoord beschikken bedekken werkwoord beschikken afkondigen werkwoord beschikken verordenen werkwoord beschikken bepalen werkwoord beschikking beschikbaarheid zelfst. naamw. beschikking decreet zelfst. naamw. beschikking destinatie zelfst. naamw. beschilderen decoreren werkwoord beschilderen schilderen werkwoord beschilderen verven werkwoord beschilderen lakken werkwoord beschildering schildering zelfst. naamw. beschimmeld schimmelig overig. beschimmelen schimmelen werkwoord beschimmelen verschimmelen werkwoord beschimpen bekladden werkwoord beschimpen bespotten werkwoord beschimpen uitschelden werkwoord beschimpen verguizen werkwoord beschimpen honen werkwoord beschimpers afgevers overig. beschimping belediging zelfst. naamw. beschimping spot zelfst. naamw. beschimping schamp zelfst. naamw. beschoeien bekleden werkwoord beschonken aangeschoten bijv. naamw. beschonken dronken bijv. naamw. beschonken kachel bijv. naamw. beschonken lazarus bijv. naamw. beschonken onbekwaam bijv. naamw. beschonken smoor bijv. naamw. beschonken tipsy bijv. naamw. beschonken zat bijv. naamw. beschonken beneveld bijv. naamw. beschonken ladderzat bijv. naamw. beschonken bezopen bijv. naamw. beschonken teut bijv. naamw. beschonkene dronkeman zelfst. naamw. beschot afscheiding zelfst. naamw. beschot lambrisering zelfst. naamw. beschot schot zelfst. naamw. beschot tussenschot zelfst. naamw. beschot tussenmuur zelfst. naamw. beschot wand zelfst. naamw. beschot schut zelfst. naamw. beschouwbaar beschouwelijk overig. beschouwelijk beschouwbaar bijv. naamw. beschouwelijk beschouwend bijv. naamw. beschouwelijkheid contemplatie zelfst. naamw. beschouwelijkheid bespiegelen zelfst. naamw. beschouwen aanzien werkwoord beschouwen afwegen werkwoord beschouwen bekijken werkwoord beschouwen beoordelen werkwoord beschouwen overdenken werkwoord beschouwen overpeinzen werkwoord beschouwen overwegen werkwoord beschouwen peinzen werkwoord beschouwen nadenken werkwoord beschouwen bespiegelen werkwoord beschouwen bedenken werkwoord beschouwen nagaan werkwoord beschouwend meditatief bijv. naamw. beschouwend beschouwelijk bijv. naamw. beschouwing beoordeling zelfst. naamw. beschouwing observatie zelfst. naamw. beschouwing uiteenzetting zelfst. naamw. beschouwing visie zelfst. naamw. beschouwing inzicht zelfst. naamw. beschreven beschrijven werkwoord beschreven vertellen werkwoord beschreven weergeven werkwoord beschrijven afschilderen werkwoord beschrijven beschreven werkwoord beschrijven omschrijven werkwoord beschrijven opschrijven werkwoord beschrijven schetsen werkwoord beschrijven vertellen werkwoord beschrijven weergeven werkwoord beschrijven zeggen werkwoord beschrijven verhalen werkwoord beschrijven uiteenzetten werkwoord beschrijven mededelen werkwoord beschrijving catalogisering zelfst. naamw. beschrijving descriptie zelfst. naamw. beschroomd bedremmeld bijv. naamw. beschroomd timide bijv. naamw. beschroomd bedeesd bijv. naamw. beschroomd verlegen bijv. naamw. beschroomd schuchter bijv. naamw. beschroomd schroomvallig bijv. naamw. beschroomd bleu bijv. naamw. beschroomdheid schroom zelfst. naamw. beschuitbus trommel zelfst. naamw. beschuldigde aangeklaagde zelfst. naamw. beschuldigde beklaagde zelfst. naamw. beschuldigde schuldige zelfst. naamw. beschuldigde verdachte zelfst. naamw. beschuldigde gedaagde zelfst. naamw. beschuldigen aanklagen werkwoord beschuldigen aanrekenen werkwoord beschuldigen betichten werkwoord beschuldigen nadragen werkwoord beschuldigen laken werkwoord beschuldigen blameren werkwoord beschuldigen aanwrijven werkwoord beschuldigen verdenken werkwoord beschuldigen incrimineren werkwoord beschuldigen voorhouden werkwoord beschuldigen verwijten werkwoord beschuldigen gispen werkwoord beschuldigen berispen werkwoord beschuldiger requirant overig. beschuldiger klager overig. beschuldiger eiser overig. beschuldiger eisenpartij overig. beschuldigers aanklagers zelfst. naamw. beschuldiging aanklacht zelfst. naamw. beschuldiging aantijging zelfst. naamw. beschuldiging tenlastelegging zelfst. naamw. beschuldiging verdenking zelfst. naamw. beschuldiging verdachtmaking zelfst. naamw. beschuldiging insinuatie zelfst. naamw. beschuldigster aanklaagster overig. beschut afgeschermd bijv. naamw. beschutsel beschutting overig. beschutten afdekken werkwoord beschutten beschermen werkwoord beschutten beveiligen werkwoord beschutten dekken werkwoord beschutten luwen werkwoord beschutten afschutten werkwoord beschutten afschermen werkwoord beschutten verdedigen werkwoord beschutting luwte zelfst. naamw. beschutting schild zelfst. naamw. beschutting beschutsel zelfst. naamw. beschutting veiligheid zelfst. naamw. beschutting bescherming zelfst. naamw. beschuttingen schuttingen overig. beschuttingen omheiningen overig. beschuttingen hekken overig. besef begrip zelfst. naamw. besef benul zelfst. naamw. besef bewustzijn zelfst. naamw. besef notie zelfst. naamw. beseffen begrijpen werkwoord beseffen doorkrijgen werkwoord beseffen doorzien werkwoord beseffen inzien werkwoord beseffen onderkennen werkwoord beseffen realiseren werkwoord beseffen zich realiseren werkwoord beseffen zich rekenschap van iets geven werkwoord besjoemelen neppen werkwoord beslaan aanslaan werkwoord beslaan bestrijken werkwoord beslaan strekken werkwoord beslaan bedekken zelfst. naamw. beslag embargo zelfst. naamw. beslagen glansloos bijv. naamw. beslagen mat bijv. naamw. beslagen dof bijv. naamw. beslagen nevelig bijv. naamw. beslechten afhandelen werkwoord beslechten afdoen werkwoord beslechting bemiddeling zelfst. naamw. beslissen bedisselen werkwoord beslissen besluiten werkwoord beslissen decisief overig. beslissend afdoend bijv. naamw. beslissend cruciaal bijv. naamw. beslissend doorslaggevend bijv. naamw. beslissend overtuigend bijv. naamw. beslissend bepalend overig. beslissend cruciaal overig. beslissenwedstrijd beslissingswedstrijd overig. beslissing besluit zelfst. naamw. beslissing raadsbesluit zelfst. naamw. beslissingswedstrijd beslissenwedstrijd overig. beslist categorisch bijv. naamw. beslist gedecideerd bijv. naamw. beslist kordaat bijv. naamw. beslist ongetwijfeld bijv. naamw. beslist stellig bijv. naamw. beslist uitgemaakt bijv. naamw. beslist voldongen bijv. naamw. beslist waarlijk bijv. naamw. beslist absoluut bijv. naamw. beslist zeker bijv. naamw. beslist ronduit bijv. naamw. beslist hezeker bijv. naamw. beslist krachtig bijv. naamw. beslist krachtdadig bijv. naamw. beslist ferm bijv. naamw. beslist doortastend bijv. naamw. beslist welzeker bijv. naamw. beslist waarachtig bijv. naamw. beslist voorzeker bijv. naamw. beslist reëel bijv. naamw. beslist heus bijv. naamw. beslist gewis bijv. naamw. beslist geheid bijv. naamw. beslist echt bijv. naamw. beslist vast bijv. naamw. beslist feitelijk bijv. naamw. beslist vastberaden bijv. naamw. beslist resoluut bijv. naamw. beslist besluitvaardig bijv. naamw. beslistheid vastberadenheid zelfst. naamw. beslistheid zekerheid zelfst. naamw. beslistheid standvastigheid zelfst. naamw. beslistheid stelligheid zelfst. naamw. beslistheid pertinentie zelfst. naamw. beslommering bezigheid zelfst. naamw. beslommering omslag zelfst. naamw. besloten afgerond bijv. naamw. besloten afgesloten bijv. naamw. besloten exclusief bijv. naamw. besloten privé bijv. naamw. besluipen bekruipen zelfst. naamw. besluipen tijgeren zelfst. naamw. besluit beslissing zelfst. naamw. besluit conclusie zelfst. naamw. besluit einde zelfst. naamw. besluit raadsbesluit zelfst. naamw. besluit besluiten zelfst. naamw. besluiteloos halfslachtig bijv. naamw. besluiteloos onzeker bijv. naamw. besluiteloos weifelachtig bijv. naamw. besluiteloos weifelend bijv. naamw. besluiteloos aarzelend bijv. naamw. besluiteloosheid tweestrijd zelfst. naamw. besluiteloosheid twijfel zelfst. naamw. besluiteloosheid weifeling zelfst. naamw. besluiteloosheid twijf zelfst. naamw. besluiten afmaken werkwoord besluiten behelzen werkwoord besluiten bepalen werkwoord besluiten beslissen werkwoord besluiten raadsbesluit zelfst. naamw. besluiten besluit werkwoord besluitloos weifelend overig. besluitloos treuzelend overig. besluitloos treuzelachtig overig. besluitloos traag overig. besluitloos talmend overig. besluitloos slepend overig. besluitloos leuterig overig. besluitloos langzaam overig. besluitloos dralend overig. besluitloos aarzelend overig. besluitvaardig gedecideerd bijv. naamw. besluitvaardig vastberaden bijv. naamw. besluitvaardig resoluut bijv. naamw. besluitvaardig kordaat bijv. naamw. besluitvaardig beslist bijv. naamw. besmeren bekladden werkwoord besmeren beleggen werkwoord besmeren bestrijken werkwoord besmeren inwrijven werkwoord besmeren smeren werkwoord besmeren bevuilen werkwoord besmeren bevlekken werkwoord besmeren bemorsen werkwoord besmet besmetten werkwoord besmet besmetting zelfst. naamw. besmettelijk aanstekelijk bijv. naamw. besmetten aansteken werkwoord besmetten besmet werkwoord besmetten besmetting zelfst. naamw. besmetting aansteken zelfst. naamw. besmetting besmet zelfst. naamw. besmetting besmetten zelfst. naamw. besmetting infectie zelfst. naamw. besmeurd bevuild bijv. naamw. besmeurd zwart bijv. naamw. besmeurd groezelig bijv. naamw. besmeurd gevlekt bijv. naamw. besmeuren beduimelen werkwoord besnaard snaar- overig. besniffelen besnuffelen overig. besnijder mohel overig. besnijder mohel overig. besnijder mohel overig. besnoeien trimmen werkwoord besnoeien snoeien werkwoord besnoeien knippen werkwoord besnoeiing snoeiing zelfst. naamw. besnoeiing verkorting zelfst. naamw. besnoeiing kostenbesparing zelfst. naamw. besnoeiing inkrimping zelfst. naamw. besnoeiing bezuiniging zelfst. naamw. besnoeiing besparing zelfst. naamw. besnoeiing bekorting zelfst. naamw. besnord gekneveld bijv. naamw. besnuffelen besniffelen werkwoord besodemieteren afzetten werkwoord besodemieteren bedonderen werkwoord besodemieteren bedriegen werkwoord besodemieteren beduvelen werkwoord besodemieteren belazeren werkwoord besodemieteren misleiden werkwoord besodemieteren oplichten werkwoord besodemieteren zwendelen werkwoord besogne aangelegenheid zelfst. naamw. bespanning overspánning zelfst. naamw. besparen beknibbelen werkwoord besparen bezuinigen werkwoord besparen sparen werkwoord besparen uitsparen werkwoord besparen matigen werkwoord besparen korten werkwoord besparen mingebruiken werkwoord besparing bezuiniging zelfst. naamw. besparing verkorting zelfst. naamw. besparing kostenbesparing zelfst. naamw. besparing inkrimping zelfst. naamw. besparing besnoeiing zelfst. naamw. besparing bekorting zelfst. naamw. bespatten bespetteren werkwoord bespelen spelen werkwoord bespetteren bespatten werkwoord bespeuren bemerken werkwoord bespeuren gewaarworden werkwoord bespeuren merken werkwoord bespeuren ontwaren werkwoord bespeuren voel werkwoord bespeuren voelde werkwoord bespeuren voelen werkwoord bespeuren waarnemen werkwoord bespeuren zag werkwoord bespeuren zie werkwoord bespeuren zien werkwoord bespeuren ontdekken werkwoord bespieden beloeren werkwoord bespieden spioneren werkwoord bespieden verspieden werkwoord bespieden spieden werkwoord bespieden bespioneren werkwoord bespiegelen peinzen werkwoord bespiegelen overpeinzen werkwoord bespiegelen overdenken werkwoord bespiegelen nadenken werkwoord bespiegelen beschouwen werkwoord bespiegelen bedenken werkwoord bespiegelen contemplatie werkwoord bespiegelen beschouwelijkheid werkwoord bespiegeling contemplatie zelfst. naamw. bespikkelen stippelen werkwoord bespikkelen vlek werkwoord bespikkelen sproet werkwoord bespikkelen spikkel werkwoord bespikkelen spat werkwoord bespikkelen flecker werkwoord bespikkelen bevlekken werkwoord bespioneren bespieden werkwoord bespioneren spioneren werkwoord bespioneren spieden werkwoord bespoedigd versneld bijv. naamw. bespoedigen accelereren werkwoord bespoedigen verhaasten werkwoord bespoedigen versnellen werkwoord bespoediging verhaasting zelfst. naamw. bespottelijk absurd bijv. naamw. bespottelijk belachelijk bijv. naamw. bespottelijk lachwekkend bijv. naamw. bespottelijk onmogelijk bijv. naamw. bespottelijk achterlijk bijv. naamw. bespotten beschimpen werkwoord bespotten honen werkwoord bespotten uitlachen werkwoord bespotten ironiseren werkwoord bespotten spotten werkwoord bespotting paskwil zelfst. naamw. bespotting spotternij zelfst. naamw. bespotting spot zelfst. naamw. bespotting smaad zelfst. naamw. bespotting sarcasme zelfst. naamw. bespotting ironie zelfst. naamw. bespotting hoon zelfst. naamw. bespotting gespot zelfst. naamw. bespotting aanfluiting zelfst. naamw. bespreken bediscussiren werkwoord bespreken beoordelen werkwoord bespreken bepraten werkwoord bespreken bestellen werkwoord bespreken doorspreken werkwoord bespreken doorpraten werkwoord bespreken bediscussiëren werkwoord bespreken discuteren werkwoord bespreken vastleggen werkwoord bespreken reserveren werkwoord bespreking behandeling zelfst. naamw. bespreking beraadslaging zelfst. naamw. bespreking kritiek zelfst. naamw. bespreking recensie zelfst. naamw. bespreking verslag zelfst. naamw. besprekingen vergaderingen zelfst. naamw. besprenkelen besproeien werkwoord besprenkelen sprenkelen werkwoord bespringen dekken werkwoord besproeien begieten werkwoord besproeien bespuiten werkwoord besproeien wateren werkwoord besproeien sproeien werkwoord besproeien gieten werkwoord besproeien bevloeien werkwoord besproeien bevochtigen werkwoord besproeiing irrigatie zelfst. naamw. besproken gereserveerd bijv. naamw. bespugen bespuwen werkwoord bespuiten besproeien werkwoord bespuiten bevochtigen werkwoord bespuiten sproeien werkwoord bespuwen bespugen werkwoord bessensap vruchtensap zelfst. naamw. best braaf bijv. naamw. best geacht bijv. naamw. best geweldig bijv. naamw. best goed bijv. naamw. best ongetwijfeld bijv. naamw. best tamelijk bijv. naamw. best oma bijv. naamw. best grootmoeder bijv. naamw. best bestje bijv. naamw. best bestemoer bijv. naamw. best bes bijv. naamw. best voortreffelijk bijv. naamw. best puik bijv. naamw. best patent bijv. naamw. best fijn bijv. naamw. bestaan ben werkwoord bestaan bent werkwoord bestaan bestaat werkwoord bestaan existeren werkwoord bestaan inhouden werkwoord bestaan is werkwoord bestaan kunnen werkwoord bestaan leven werkwoord bestaan voorkomen werkwoord bestaan wagen werkwoord bestaan zijn werkwoord bestaan brood zelfst. naamw. bestaan existentie zelfst. naamw. bestaanbaar denkbaar bijv. naamw. bestaanbaar mogelijk bijv. naamw. bestaanbaar voorstelbaar bijv. naamw. bestaand aanwezig bijv. naamw. bestaand levend bijv. naamw. bestaande toestand status quo overig. bestaansmiddel kostwinning zelfst. naamw. bestaansmiddel levensonderhoud zelfst. naamw. bestaat bestaan werkwoord bestaat existentie zelfst. naamw. bestand opgewassen bijv. naamw. bestand overeenkomst zelfst. naamw. bestand dossier zelfst. naamw. bestanddeel basisbestanddeel zelfst. naamw. bestanddeel element zelfst. naamw. bestanddeel ingrediënt zelfst. naamw. bestanddeel onderdeel zelfst. naamw. bestanddeel component zelfst. naamw. bestanddeel stuk zelfst. naamw. bestanddeel fractie zelfst. naamw. bestanddeel deel zelfst. naamw. bestanddelen componenten zelfst. naamw. bestanden computerbestanden zelfst. naamw. bestandslijn demarcatielijn zelfst. naamw. beste lieve bijv. naamw. beste bloem zelfst. naamw. beste eerste zelfst. naamw. beste uitgelezene zelfst. naamw. beste uitgelezene overig. besteden benutten werkwoord besteden doorbrengen werkwoord besteden spenderen werkwoord besteden slijten werkwoord besteden uitgeven werkwoord besteding gelduitgave zelfst. naamw. besteding uitgave zelfst. naamw. besteding uitgaaf zelfst. naamw. bestedingsvermogen koopkracht zelfst. naamw. besteed uitgegeven bijv. naamw. besteed gespendeerd bijv. naamw. bestek bouwplan zelfst. naamw. bestek context zelfst. naamw. bestek couvert zelfst. naamw. bestek eetgerei zelfst. naamw. bestel establishment zelfst. naamw. bestel samenstel zelfst. naamw. bestel systeem zelfst. naamw. bestelauto bestelwagen zelfst. naamw. besteld gereserveerd bijv. naamw. bestelen beroven werkwoord bestelkosten port overig. bestellen afleveren werkwoord bestellen bespreken werkwoord bestellen orderen werkwoord bestellen thuisbezorgen werkwoord bestellen aanvragen werkwoord bestellen overhandigen werkwoord bestellen brengen werkwoord bestellen bezorgen werkwoord bestellen afgeven werkwoord bestellen rondbrengen werkwoord besteller rondbrenger overig. besteller koerier overig. besteller bo overig. besteller bezorger overig. besteller orderplaatser overig. besteller postbo overig. besteller brievenbesteller overig. bestelling bezorging zelfst. naamw. bestelling opdracht zelfst. naamw. bestelling overhandiging zelfst. naamw. bestellingen commissies overig. bestelwagen bestelauto zelfst. naamw. bestemd bestemmen werkwoord bestemd geschikt werkwoord bestemmeling geadresseerde overig. bestemmeling geadresseerde overig. bestemmeling geadresseerde overig. bestemmen aanwijzen werkwoord bestemmen bestemd werkwoord bestemming doel zelfst. naamw. bestemming geadresseerde zelfst. naamw. bestemming lot zelfst. naamw. bestemming reisbestemming zelfst. naamw. bestemming reisdoel zelfst. naamw. bestemming eindpunt zelfst. naamw. bestemming eindstation zelfst. naamw. bestemming eindhalte zelfst. naamw. bestemoer oma overig. bestemoer grootmoeder overig. bestemoer bestje overig. bestemoer best overig. bestemoer bes overig. bestempelen bekrachtigen werkwoord bestempelen betitelen werkwoord bestempelen noemen werkwoord bestempelen benoemen werkwoord bestempelen waarmerken werkwoord bestempelen merken werkwoord bestempelen certificeren werkwoord bestendig constant bijv. naamw. bestendig duurzaam bijv. naamw. bestendig eeuwig bijv. naamw. bestendig onveranderlijk bijv. naamw. bestendig standvastig bijv. naamw. bestendig trouw bijv. naamw. bestendig aanhoudend bijv. naamw. bestendig voortdurend bijv. naamw. bestendig gestadig bijv. naamw. bestendigen consolideren werkwoord bestendigheid duurzaamheid zelfst. naamw. bestendigheid stabiliteit zelfst. naamw. bestiaal dierlijk bijv. naamw. bestiaal sadistisch bijv. naamw. bestijgen klimmen werkwoord bestijgen oplopen werkwoord bestijgen opstappen werkwoord bestijgen wassen werkwoord bestijgen verrijzen werkwoord bestijgen stijgen werkwoord bestijgen rijzen werkwoord bestijgen opstaan werkwoord bestijgen opkomen werkwoord bestijgen opgaan werkwoord bestijging beklimming zelfst. naamw. bestijging klim zelfst. naamw. bestje oma overig. bestje grootmoeder overig. bestje bestemoer overig. bestje best overig. bestje bes overig. bestoken aangrijpen werkwoord bestoken aanvallen werkwoord bestoken beschieten werkwoord bestoken bestormen werkwoord bestoken bombarderen werkwoord bestoken kanonneren werkwoord bestormen afstormen werkwoord bestormen attaqueren werkwoord bestormen bestoken werkwoord bestormen overstelpen werkwoord bestormen overvallen werkwoord bestormen aanvallen werkwoord bestorming aanval zelfst. naamw. bestorming attaque zelfst. naamw. bestorming offensief zelfst. naamw. bestorming run zelfst. naamw. bestorming stormloop zelfst. naamw. bestorming stormaanval zelfst. naamw. bestoven stoffig bijv. naamw. bestraffen afstraffen werkwoord bestraffen straffen werkwoord bestraffing straf zelfst. naamw. bestraffing tuchtiging zelfst. naamw. bestraffing kastijding zelfst. naamw. bestraling radiotherapie zelfst. naamw. bestraten asfalteren werkwoord bestraten plaveien werkwoord bestrating plaveisel zelfst. naamw. bestreden tegengegaan bijv. naamw. bestreden verzet bijv. naamw. bestrijdbaar twijfelachtig overig. bestrijdbaar kwestieus overig. bestrijdbaar dubieus overig. bestrijdbaar betwistbaar overig. bestrijdbaar aanvechtbaar overig. bestrijden aanvechten werkwoord bestrijden bevechten werkwoord bestrijden betwisten werkwoord bestrijden bekampen werkwoord bestrijder opponent zelfst. naamw. bestrijdingsmiddel onkruidverdelgingsmiddel zelfst. naamw. bestrijken bedekken werkwoord bestrijken bereiken werkwoord bestrijken overlappen werkwoord bestrijken besmeren werkwoord bestrooien bezaaien werkwoord bestrooien bedekken werkwoord bestseller hit zelfst. naamw. bestseller succes zelfst. naamw. bestseller succesboek zelfst. naamw. bestsellers toppers zelfst. naamw. bestudeerd gemaakt overig. bestudeerd gekunsteld overig. bestuderen analyseren werkwoord bestuderen doorlichten werkwoord bestuderen kijken werkwoord bestuderen opnemen werkwoord bestuderen raadplegen werkwoord bestudering analyse zelfst. naamw. besturen administreren werkwoord besturen bedienen werkwoord besturen beheren werkwoord besturen leidinggeven zelfst. naamw. besturen regeren zelfst. naamw. besturen voorzitten werkwoord besturen managen werkwoord besturen leiden werkwoord besturen aanvoeren werkwoord besturing bediening zelfst. naamw. besturing gedrag zelfst. naamw. besturing rijrichting zelfst. naamw. besturing plan zelfst. naamw. besturing leiding zelfst. naamw. besturing houding zelfst. naamw. besturingssysteem DOS zelfst. naamw. bestuur beheer zelfst. naamw. bestuur directie zelfst. naamw. bestuur leiding zelfst. naamw. bestuur management zelfst. naamw. bestuur chauffeur zelfst. naamw. bestuur politiek zelfst. naamw. bestuur politicus zelfst. naamw. bestuur voorzitter zelfst. naamw. bestuur manager zelfst. naamw. bestuur kopstuk zelfst. naamw. bestuur beleidsploeg overig. bestuur beleidsploeg overig. bestuur beleidsploeg overig. bestuurder beheerder zelfst. naamw. bestuurder chauffeur zelfst. naamw. bestuurder politicus zelfst. naamw. bestuurder voorzitter zelfst. naamw. bestuurder werktuigkundige zelfst. naamw. bestuurder monteur zelfst. naamw. bestuurder machinist zelfst. naamw. bestuurders chauffeurs zelfst. naamw. bestuurders politici zelfst. naamw. bestuursapparaat regeringsapparaat overig. bestuursgebied ambtsgebied overig. bestuurslid bedrijfsbestuurslid zelfst. naamw. bestuurslid penningmeester zelfst. naamw. bestuurslid verenigingsbestuurslid zelfst. naamw. bestuursorgaan raad zelfst. naamw. bestuursregio departement zelfst. naamw. bestuursvorm regeringsvorm overig. besuikeren insuikeren werkwoord betaalkaart betaalmiddel zelfst. naamw. betaalmiddel betaalkaart zelfst. naamw. betaalpas pas zelfst. naamw. betalen afdragen werkwoord betalen bekopen werkwoord betalen dokken werkwoord betalen honoreren werkwoord betalen opleveren werkwoord betalen vereffenen werkwoord betalen voldoen werkwoord betalen voldoet werkwoord betalen afrekenen werkwoord betalen uitkeren werkwoord betalen uitbetalen werkwoord betalen storten werkwoord betalen salariëren werkwoord betalen bezoldigen werkwoord betalen belonen werkwoord betaling afdoening zelfst. naamw. betaling honorarium zelfst. naamw. betaling storting zelfst. naamw. betaling uitgave zelfst. naamw. betamelijk behoorlijk bijv. naamw. betamelijk decent bijv. naamw. betamelijk eerbaar bijv. naamw. betamelijk welgevoeglijk bijv. naamw. betamelijk fatsoenlijk bijv. naamw. betamelijk gepast bijv. naamw. betamelijk netjes bijv. naamw. betamelijk zedig bijv. naamw. betamelijk welvoeglijk bijv. naamw. betamelijke verschuldigde overig. betamelijke tarief overig. betamelijke rechten overig. betamelijke kosten overig. betamelijke betamelijkheid overig. betamelijkheid beleefdheid zelfst. naamw. betamelijkheid welgemanierdheid zelfst. naamw. betamelijkheid gevoeglijkheid zelfst. naamw. betamelijkheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. betamelijkheid fatsoen zelfst. naamw. betamelijkheid decorum zelfst. naamw. betamelijkheid beschaafdheid zelfst. naamw. betamelijkheid verschuldigde zelfst. naamw. betamelijkheid tarief zelfst. naamw. betamelijkheid rechten zelfst. naamw. betamelijkheid kosten zelfst. naamw. betamelijkheid betamelijke zelfst. naamw. betamelijkheid welvoeglijkheid zelfst. naamw. betamen behoren werkwoord betamen horen werkwoord betamen passen werkwoord betamen voegen werkwoord betamen uitkomen werkwoord betamen schikken werkwoord betasten aanraken werkwoord betasten bevoelen werkwoord betasten voel werkwoord betasten voelde werkwoord betasten voelen werkwoord betasten zitten werkwoord betegelen plaveien werkwoord betekend betekenen werkwoord betekenen betekend werkwoord betekenen betekent werkwoord betekenen inhouden werkwoord betekenen vertegenwoordigen werkwoord betekenen beduiden werkwoord betekenis beduidenis zelfst. naamw. betekenis belang zelfst. naamw. betekenis inhoud zelfst. naamw. betekenis waarde zelfst. naamw. betekenis CURRICULUM VITAE zelfst. naamw. betekenis aanvaarding zelfst. naamw. betekenis beduiding zelfst. naamw. betekenis bedoeling zelfst. naamw. betekenis zin zelfst. naamw. betekenis significantie zelfst. naamw. betekenis portee zelfst. naamw. betekenis waar zelfst. naamw. betekenisleer semantiek zelfst. naamw. betekenisloos zinloos bijv. naamw. betekenisvol significant bijv. naamw. betekenisvol veelbetekenend bijv. naamw. betekenisvol veelzeggend bijv. naamw. betekent betekenen werkwoord beter anders bijv. naamw. beter de oude bijv. naamw. beter hoger bijv. naamw. beter nader bijv. naamw. beteren helen werkwoord beteren verbeteren werkwoord beteren repareren werkwoord beteren renoveren werkwoord beteren herzien werkwoord beteren herstellen werkwoord beteren goedmaken werkwoord beteren corrigeren werkwoord beteren bijwerken werkwoord beteren genezen werkwoord beterschap baat zelfst. naamw. beterschap herstel zelfst. naamw. beteugelen bedwingen werkwoord beteugelen beheersen werkwoord beteugelen breidelen werkwoord beteugelen intomen werkwoord beteugelen tegengaan werkwoord beteugelen matigen werkwoord beteugelen bedaren werkwoord beteugelen terughouden werkwoord beteugelen onderdrukken werkwoord beteugelen overmeesteren werkwoord beteuterd beduusd bijv. naamw. beteuterd sip bijv. naamw. beteuterd onthutst bijv. naamw. beteuterd teleurgesteld bijv. naamw. beteuterd betrokken bijv. naamw. betichten aanklagen werkwoord betichten beschuldigen werkwoord betichten verdenken werkwoord betichten incrimineren werkwoord betichting verwijt zelfst. naamw. betijen begaan werkwoord betijen bedaren overig. betimmering lambrisering zelfst. naamw. betimmering houtversiering zelfst. naamw. betitelen benoemen werkwoord betitelen bestempelen werkwoord betoeterd bedonderd bijv. naamw. betoeterd belazerd bijv. naamw. betogen demonstreren werkwoord betogen manifesteren werkwoord betogen oreren werkwoord betogen preken werkwoord betogen redeneren werkwoord betogen stellen werkwoord betoging demonstratie zelfst. naamw. betoging manifestatie zelfst. naamw. betonen bewijzen werkwoord betonen brengen werkwoord betonen benadrukken werkwoord betonen beklemtonen werkwoord betonen betuigen werkwoord betonnen afbakenen werkwoord betoog bewijsvoering zelfst. naamw. betoog uiteenzetting zelfst. naamw. betoog redevoering zelfst. naamw. betoog redevoering zelfst. naamw. betoog redevoering zelfst. naamw. betoogd gedemonstreerd overig. betoveren beheksen werkwoord betoveren fascineren werkwoord betoveren verbannen werkwoord betoveren vasthouden werkwoord betoveren uitbannen werkwoord betoveren boeien werkwoord betoveren bezweren werkwoord betoveren bannen werkwoord betoverend beheksend bijv. naamw. betoverend prachtig bijv. naamw. betoverend toverachtig bijv. naamw. betoverend schitterend bijv. naamw. betoverend magnifiek bijv. naamw. betoverend luisterrijk bijv. naamw. betovereninvloed ban overig. betovering ban zelfst. naamw. betovering bekoring zelfst. naamw. betovering magie zelfst. naamw. betovering toverkracht zelfst. naamw. betovering fascinatie zelfst. naamw. betovering bekoorlijkheid zelfst. naamw. betovering aantrekkelijkheid zelfst. naamw. betovering aanlokkelijkheid zelfst. naamw. betovering vervoering zelfst. naamw. betovering verrukking zelfst. naamw. betovering trance zelfst. naamw. betovering geestvervoering zelfst. naamw. betovering exta zelfst. naamw. betrachten proberen werkwoord betrachten vervullen werkwoord betrachten uitoefenen werkwoord betrachten beoefenen werkwoord betrappen betrapt werkwoord betrappen pakken werkwoord betrappen snappen werkwoord betrappen verrassen werkwoord betrapt betrappen werkwoord betreden begaan werkwoord betreden belopen werkwoord betreden bewandelen werkwoord betreden binnentreden werkwoord betreden ingaan werkwoord betreden binnenstappen werkwoord betreden binnenlopen werkwoord betreden binnenkomen werkwoord betreden binnengaan werkwoord betreffen aangaan werkwoord betreffen betreft werkwoord betreffen gaan over werkwoord betreffen raken werkwoord betreffen verkeren werkwoord betreffen aanbelangen werkwoord betreffen aankomen werkwoord betreffend bewust bijv. naamw. betreffende bedoelde bijv. naamw. betreffende aangaande bijv. naamw. betreffende inzake bijv. naamw. betreffende over bijv. naamw. betreffende met bijv. naamw. betreffende in bijv. naamw. betreffende aan bijv. naamw. betreffende van bijv. naamw. betreffenGriekenland Grieks overig. betreft betreffen werkwoord betrekkelijk relatief bijv. naamw. betrekkelijk naar verhouding bijv. naamw. betrekkelijkheid relativiteit zelfst. naamw. betrekken halen werkwoord betrekken mengen werkwoord betrekking aanstelling zelfst. naamw. betrekking ambt zelfst. naamw. betrekking band zelfst. naamw. betrekking functie zelfst. naamw. betrekking werkkring zelfst. naamw. betreuren jammer vinden werkwoord betreuren spijten werkwoord betreurenswaardig jammer bijv. naamw. betreurenswaardig spijtig bijv. naamw. betreurenswaardig deplorabel bijv. naamw. betreurenswaardig erg bijv. naamw. betreurenswaardig teleurstellend bijv. naamw. betreurenswaardig sneu bijv. naamw. betreurenswaardig onvoldoende bijv. naamw. betreurenswaardig ontoereikend bijv. naamw. betreurenswaardig onbevredigend bijv. naamw. betreurenswaardig jammerlijk bijv. naamw. betrokken belanghebbend bijv. naamw. betrokken betreffende bijv. naamw. betrokken bewust bijv. naamw. betrokken grijs bijv. naamw. betrokken pips bijv. naamw. betrokken sip bijv. naamw. betrokken teleurgesteld bijv. naamw. betrokken beteuterd bijv. naamw. betrokkene participant zelfst. naamw. betrokkenheid band zelfst. naamw. betrokkenheid engagement zelfst. naamw. betrokkenheid medeplichtigheid zelfst. naamw. betrokkenheid verbondenheid zelfst. naamw. betrouwbaar degelijk bijv. naamw. betrouwbaar deugdelijk bijv. naamw. betrouwbaar eerlijk bijv. naamw. betrouwbaar geloofwaardig bijv. naamw. betrouwbaar waarschijnlijk bijv. naamw. betrouwbaar vertrouwd bijv. naamw. betrouwbaar aannemelijk bijv. naamw. betrouwbaar ter goeder trouw bijv. naamw. betrouwbaarheid degelijkheid zelfst. naamw. betrouwbaarheid eerlijkheid zelfst. naamw. betrouwbaarheid geloofwaardigheid zelfst. naamw. betrouwbaarheid waarschijnlijkheid zelfst. naamw. betrouwbaarheid stevigheid zelfst. naamw. betrouwbaarheid soliditeit zelfst. naamw. betrouwbaarheid deugdelijkheid zelfst. naamw. betten afbetten werkwoord betten deppen werkwoord betten bevochtigen werkwoord betuigen verklaren werkwoord betuigen betonen werkwoord betuttelen bedillen werkwoord betuttelen bevoogden werkwoord betweter wijsneus zelfst. naamw. betweterig pedant bijv. naamw. betweterig frikkig bijv. naamw. betwijfelen twijfelen werkwoord betwist bedenkelijk bijv. naamw. betwist verdacht bijv. naamw. betwist twijfelachtig bijv. naamw. betwist omstreden bijv. naamw. betwist kwestieus bijv. naamw. betwist dubieus bijv. naamw. betwistbaar twijfelachtig overig. betwistbaar kwestieus overig. betwistbaar dubieus overig. betwistbaar bestrijdbaar overig. betwistbaar aanvechtbaar overig. betwisten aanvechten werkwoord betwisten bestrijden werkwoord betwisten procederen werkwoord beu moe bijv. naamw. beu zat bijv. naamw. beug hengsel overig. beug draagbeugel overig. beug voetbeugel overig. beug stijgbeug overig. beugel draagbeugel zelfst. naamw. beugel stijgbeugel zelfst. naamw. beuk beukenboom zelfst. naamw. beuk klap zelfst. naamw. beukehouten beuken bijv. naamw. beuken beukehouten bijv. naamw. beuken bonken werkwoord beuken rammen werkwoord beuken mokeren werkwoord beuken slag werkwoord beuken slaan werkwoord beuken dreun werkwoord beuken batsen werkwoord beuken batsen werkwoord beuken batsen werkwoord beukenboom beuk zelfst. naamw. beul slager zelfst. naamw. beul scherprechter zelfst. naamw. beulen doodwerken zelfst. naamw. beunhaas charlatan zelfst. naamw. beunhaas onderkruiper zelfst. naamw. beunhaas prutser zelfst. naamw. beunhaas koekenbakker zelfst. naamw. beunhaas knoeier zelfst. naamw. beunhazen verprutsen werkwoord beunhazen verknoeien werkwoord beunhazen verhaspelen werkwoord beunhazen modderen werkwoord beunhazen knoeien werkwoord beuren vangen werkwoord beuren verdienen werkwoord beurplek bluts overig. beurs gekneusd bijv. naamw. beurs aandelenbeurs zelfst. naamw. beurs buidel zelfst. naamw. beurs effectenbeurs zelfst. naamw. beurs expositie zelfst. naamw. beurs portemonnaie zelfst. naamw. beurs stipendium zelfst. naamw. beurs studiebeurs zelfst. naamw. beurs portemonnee zelfst. naamw. beurs portefeuil zelfst. naamw. beurs knip zelfst. naamw. beurs studietoelage zelfst. naamw. beurs tentoonstelling overig. beurskrach krach zelfst. naamw. beurswaarde koerswaarde zelfst. naamw. beurt rondje zelfst. naamw. beurt spelletje zelfst. naamw. beurt zet zelfst. naamw. beurt behandeling zelfst. naamw. beurtelings afwisselend overig. beurtschipper schipper zelfst. naamw. beuzelarij futiliteit zelfst. naamw. beuzelarij futselarij zelfst. naamw. beuzelarij getreuzel zelfst. naamw. beuzelarij spel zelfst. naamw. beuzelarij peuleschil zelfst. naamw. beuzelarij kinderspel zelfst. naamw. beuzelarij kinderachtigheid zelfst. naamw. beuzelen bazelen werkwoord beuzelen liegen overig. bevallen aanspreken werkwoord bevallen baren werkwoord bevallen behagen werkwoord bevallen bekoren werkwoord bevallen zinnen werkwoord bevallen aanstaan werkwoord bevallen voortbrengen werkwoord bevallen teweegbrengen werkwoord bevallen plezieren werkwoord bevallen gelieven werkwoord bevallen conveniëren werkwoord bevallen neerkomen werkwoord bevallig aanvallig bijv. naamw. bevallig bekoorlijk bijv. naamw. bevallig charmant bijv. naamw. bevallig elegant bijv. naamw. bevallig lief bijv. naamw. bevallig mooi bijv. naamw. bevallig gracieus bijv. naamw. bevallig lieftallig bijv. naamw. bevallig sierlijk bijv. naamw. bevallig zwierig bijv. naamw. bevallig knap bijv. naamw. bevallig attractief bijv. naamw. bevallig aantrekkelijk bijv. naamw. bevallig aanlokkelijk bijv. naamw. bevallig prettig bijv. naamw. bevallig aardig bijv. naamw. bevallig welgemaakt bijv. naamw. bevallig schoon bijv. naamw. bevallig slank bijv. naamw. bevallig rank bijv. naamw. bevallig maairijp bijv. naamw. bevallig goedgebouwd bijv. naamw. bevallig flink bijv. naamw. bevallig zoet bijv. naamw. bevallig zachtzinnig bijv. naamw. bevallig zachtmoedig bijv. naamw. bevallig zacht bijv. naamw. bevallig liefelijk bijv. naamw. bevallig heerlijk bijv. naamw. bevallig aangenaam bijv. naamw. bevalligheid gratie zelfst. naamw. bevalligheid liefelijkheid zelfst. naamw. bevalligheid bekoorlijkheid zelfst. naamw. bevalligheid sierlijkheid zelfst. naamw. bevalling geboorte zelfst. naamw. bevalling verlossing zelfst. naamw. bevalling kraam zelfst. naamw. bevangen bedwelmd bijv. naamw. bevangen overmeesteren werkwoord bevangen zegevieren bijv. naamw. bevangen verslaan bijv. naamw. bevangen overwinnen bijv. naamw. bevaren varen werkwoord bevaren navigeren werkwoord bevat bevatten werkwoord bevatbaar beheersbaar overig. bevattelijk begrijpelijk bijv. naamw. bevattelijk goedleers bijv. naamw. bevattelijk inzichtelijk bijv. naamw. bevattelijk helder bijv. naamw. bevattelijk duidelijk bijv. naamw. bevatten begrijpen werkwoord bevatten behelzen werkwoord bevatten bevat werkwoord bevatten inhouden werkwoord bevattend veomvattend overig. bevattend ertshoudend overig. bevatting sjoege zelfst. naamw. bevattingsvermogen verstand zelfst. naamw. bevattingsvermogen capaciteit zelfst. naamw. bevattingsvermogen begripsvermogen zelfst. naamw. bevechten bestrijden werkwoord bevechten bekampen werkwoord beveiligen behoeden werkwoord beveiliging borg zelfst. naamw. beveiliging veiligheid zelfst. naamw. beveiliging protectie zelfst. naamw. beveiliging bescherming zelfst. naamw. beveiliging zekerheidsstelling zelfst. naamw. beveiliging waarborging zelfst. naamw. beveiliging vrijwaring zelfst. naamw. beveiliging verzekering zelfst. naamw. beveiliging vaststelling zelfst. naamw. beveiliging inbeslagneming zelfst. naamw. beveiligingen alarminstallaties overig. beveiligingsinrichting veiligheid overig. bevel aanzegging zelfst. naamw. bevel commando zelfst. naamw. bevel order zelfst. naamw. bevelen aanschrijven werkwoord bevelen commanderen werkwoord bevelen gebieden werkwoord bevelen gelasten werkwoord bevelen opdragen werkwoord bevelen ordonneren werkwoord bevelen verordenen werkwoord bevelen verordonneren werkwoord bevelen zeggen werkwoord bevelen decreteren werkwoord bevelen voorschrijven werkwoord bevelen dicteren werkwoord bevelhebber aanvoerder zelfst. naamw. bevelhebber commandant zelfst. naamw. bevelhebber kapitein zelfst. naamw. bevelhebber meester zelfst. naamw. bevelhebber gebie zelfst. naamw. bevelhebber beheerser zelfst. naamw. bevelhebber baas zelfst. naamw. bevelhebber aanvoer zelfst. naamw. bevelhebber overste zelfst. naamw. bevelschrift dwangbevel zelfst. naamw. bevelschrift lastbrief zelfst. naamw. bevelschrift mandaat zelfst. naamw. bevelschrift plakkaat zelfst. naamw. bevelschrift taak zelfst. naamw. bevelschrift order zelfst. naamw. bevelschrift opdracht zelfst. naamw. bevelschrift consigne zelfst. naamw. bevelvoerder bevelhebber zelfst. naamw. beven bibberen werkwoord beven doodsbang zijn werkwoord beven rillen werkwoord beven schudden werkwoord beven sidderen werkwoord beven trillen werkwoord bevend bedeesd overig. bevend rillend overig. bevend bibberend overig. bevestigen aanbrengen werkwoord bevestigen aanhechten werkwoord bevestigen beamen werkwoord bevestigen bekrachtigen werkwoord bevestigen vastmaken werkwoord bevestigen overtuigender werkwoord bevestigen hechten werkwoord bevestigen toestemmen werkwoord bevestigen staven werkwoord bevestigen goedkeuren werkwoord bevestigen vaststellen werkwoord bevestigen tuigeren werkwoord bevestigen fixeren werkwoord bevestigen bepalen werkwoord bevestigen onderschrijven werkwoord bevestigen vastzetten werkwoord bevestigen bevestiging werkwoord bevestigen homologeren werkwoord bevestigen bezegelen werkwoord bevestigen verzekeren werkwoord bevestigen verbinden werkwoord bevestigen vastleggen werkwoord bevestigen vastbinden werkwoord bevestigen knopen werkwoord bevestigen confirmeren overig. bevestigend overeenstemmend bijv. naamw. bevestigend positief bijv. naamw. bevestiging affirmatie zelfst. naamw. bevestiging bekrachtiging zelfst. naamw. bevestiging confirmatie zelfst. naamw. bevestiging erkenning zelfst. naamw. bevestiging mededeling zelfst. naamw. bevestiging vastmaken zelfst. naamw. bevestiging bevestigen zelfst. naamw. bevestiging verklaring zelfst. naamw. bevestiging uitlegging zelfst. naamw. bevestiging toelichting zelfst. naamw. bevestiging statement zelfst. naamw. bevestiging opheldering zelfst. naamw. bevestiging declaratie zelfst. naamw. bevestiging bewering zelfst. naamw. bevestiging aangifte zelfst. naamw. bevinden ophouden werkwoord bevinden vaststellen werkwoord bevinden constateren werkwoord bevinding conclusie zelfst. naamw. beving gebeef zelfst. naamw. beving rilling zelfst. naamw. beving schok zelfst. naamw. beving trilling zelfst. naamw. beving tremor zelfst. naamw. bevitten bedillen werkwoord bevleesd gevleesd overig. bevlekken bekladden werkwoord bevlekken besmetten werkwoord bevlekken bezoedelen werkwoord bevlekken smetten werkwoord bevlekken vuilmaken werkwoord bevlekken verontreinigen werkwoord bevlekken bevuilen werkwoord bevlekken ontluisteren werkwoord bevlekken besmeren werkwoord bevlekken bemorsen werkwoord bevlekken vlek werkwoord bevlekken sproet werkwoord bevlekken spikkel werkwoord bevlekken spat werkwoord bevlekken flecker werkwoord bevlekken bespikkelen werkwoord bevlekken vlekken werkwoord bevlekken afgeven werkwoord bevlekt vlekkerig bijv. naamw. bevlekt vlekkig bijv. naamw. bevlieging aandrift zelfst. naamw. bevlieging aanval zelfst. naamw. bevlieging gril zelfst. naamw. bevlieging manie zelfst. naamw. bevlieging opwelling zelfst. naamw. bevlieging rage zelfst. naamw. bevlieging stuip zelfst. naamw. bevlieging vlaag zelfst. naamw. bevlieging speling zelfst. naamw. bevlieging nuk zelfst. naamw. bevlieging kuur zelfst. naamw. bevlieging bui zelfst. naamw. bevloeien irrigeren werkwoord bevloeien wateren werkwoord bevloeien sproeien werkwoord bevloeien gieten werkwoord bevloeien besproeien werkwoord bevloeien begieten werkwoord bevloeiing irrigatie overig. bevlogen bezield bijv. naamw. bevlogen geestdriftig bijv. naamw. bevlogen enthousiast bijv. naamw. bevlogenheid begeestering zelfst. naamw. bevlogenheid geestdrift zelfst. naamw. bevlogenheid enthousiasme zelfst. naamw. bevlogenheid bezieling zelfst. naamw. bevochten bevochtigen werkwoord bevochtigen afbetten werkwoord bevochtigen bespuiten werkwoord bevochtigen penselen werkwoord bevochtigen bevochten werkwoord bevochtigen sproeien werkwoord bevochtigen besproeien werkwoord bevochtigen deppen werkwoord bevochtigen betten werkwoord bevoegd erkend bijv. naamw. bevoegd competent bijv. naamw. bevoegde gerechtigde overig. bevoegdheid autorisatie zelfst. naamw. bevoegdheid competentie zelfst. naamw. bevoegdheid jurisdictie zelfst. naamw. bevoegdheid macht zelfst. naamw. bevoegdheid recht zelfst. naamw. bevoegdheid competentie bijv. naamw. bevoegdheid competentie bijv. naamw. bevoegdheid competentie bijv. naamw. bevoelen aftasten werkwoord bevoelen betasten werkwoord bevoelen voelen werkwoord bevolen opgedragen bijv. naamw. bevolking bewoners zelfst. naamw. bevolking populatie zelfst. naamw. bevolkingsregister register zelfst. naamw. bevoogden bemoederen werkwoord bevoordelen begunstigen werkwoord bevoordelen voortrekken werkwoord bevoordelen voorschuiven werkwoord bevooroordeeld onrechtvaardig bijv. naamw. bevooroordeeld tendentieus bijv. naamw. bevoorraden foerageren werkwoord bevoorrading logistiek zelfst. naamw. bevoorrecht geprivilegeerd bijv. naamw. bevoorrechte rijke overig. bevoorrechte voorgetrokkene overig. bevoorrechten bevoordelen werkwoord bevoorrechten privilegiëren werkwoord bevorderaar promotor zelfst. naamw. bevorderen aanmoedigen werkwoord bevorderen benoemen werkwoord bevorderen promoveren werkwoord bevorderen toelaten werkwoord bevorderen stimuleren zelfst. naamw. bevorderen cultiveren werkwoord bevordering promotie zelfst. naamw. bevordering versnelling zelfst. naamw. bevordering spurt zelfst. naamw. bevordering verzending zelfst. naamw. bevordering vervoer zelfst. naamw. bevordering transport zelfst. naamw. bevorderlijk positief bijv. naamw. bevorderlijk gunstig bijv. naamw. bevorderlijk dienstig bijv. naamw. bevrachten beladen werkwoord bevrachten laden werkwoord bevrachting vracht zelfst. naamw. bevrachtingsovereenkomst charter zelfst. naamw. bevredigd verzadigd bijv. naamw. bevredigd voldaan bijv. naamw. bevredigd vergenoegd bijv. naamw. bevredigd tevreden bijv. naamw. bevredigd genoeg bijv. naamw. bevredigen aftrekken werkwoord bevredigen tegemoetkomen werkwoord bevredigen lenigen werkwoord bevredigend lonend bijv. naamw. bevredigend toereikend bijv. naamw. bevredigend voldoende bijv. naamw. bevredigend sufficiënt bijv. naamw. bevredigend genoegzaam bijv. naamw. bevredigend genoeg bijv. naamw. bevrediging satisfactie zelfst. naamw. bevrediging voldoening zelfst. naamw. bevreemden verbazen werkwoord bevreemden verwonderen werkwoord bevreemden verbijsteren werkwoord bevreemdend eigenaardig overig. bevreemding verwondering zelfst. naamw. bevreesd angstig bijv. naamw. bevreesd vreesachtig bijv. naamw. bevreesd verschrikt bijv. naamw. bevreesd bang bijv. naamw. bevriezen invriezen werkwoord bevriezen verkleumen werkwoord bevriezing stop zelfst. naamw. bevrij red overig. bevrijd gered bijv. naamw. bevrijd verlost bijv. naamw. bevrijden afhelpen werkwoord bevrijden ontzetten werkwoord bevrijden vrijmaken werkwoord bevrijden loslaten zelfst. naamw. bevrijden vrijlaten werkwoord bevrijden verlossen werkwoord bevrijden kiesrecht werkwoord bevrijden losmaken werkwoord bevrijden vrijvechten werkwoord bevrijden emanciperen werkwoord bevrijden banen werkwoord bevrijden onttrekken overig. bevrijdende losmakende overig. bevrijder redder zelfst. naamw. bevrijding ontzet zelfst. naamw. bevrijding ontzetting zelfst. naamw. bevrijding redding zelfst. naamw. bevrijding verademing zelfst. naamw. bevrijding verlossing zelfst. naamw. bevrijding vrijmaking zelfst. naamw. bevrijding ontwarren zelfst. naamw. bevroeden doorzien werkwoord bevroeden vermoeden werkwoord bevroeden voorzien werkwoord bevroren steenkoud bijv. naamw. bevruchten dekken werkwoord bevruchting fertilisatie zelfst. naamw. bevruchting inseminatie zelfst. naamw. bevruchting conceptie zelfst. naamw. bevuild besmeurd bijv. naamw. bevuild gevlekt bijv. naamw. bevuild groezelig bijv. naamw. bevuilen beduimelen werkwoord bevuilen bekladden werkwoord bevuilen vuilmaken werkwoord bevuilen verontreinigen werkwoord bevuilen bezoedelen werkwoord bevuilen bevlekken werkwoord bevuilen besmeren werkwoord bevuilen bemorsen werkwoord bewaar conservator overig. bewaarbaar houdbaar overig. bewaarbaar conserveerbaar overig. bewaarbaarheid houdbaarheid zelfst. naamw. bewaarbaarheid conserveerbaarheid zelfst. naamw. bewaarder conservator zelfst. naamw. bewaarder wachter zelfst. naamw. bewaarder wacht zelfst. naamw. bewaarder hoeder zelfst. naamw. bewaarder bewaker zelfst. naamw. bewaarkluis kluis zelfst. naamw. bewaarkluis safe zelfst. naamw. bewaarplaats berging zelfst. naamw. bewaarplaats bergplaats zelfst. naamw. bewaarplaats opslagplaats zelfst. naamw. bewaarplaats opslag zelfst. naamw. bewaarplaats bergruimte zelfst. naamw. bewaken begeleiden werkwoord bewaken beheersen werkwoord bewaken verzorgen werkwoord bewaken oppassen werkwoord bewaken hoeden werkwoord bewaken bewaren werkwoord bewaken behartigen werkwoord bewaken toezien werkwoord bewaken surveilleren werkwoord bewaker cipier zelfst. naamw. bewaker portier zelfst. naamw. bewaker suppoost zelfst. naamw. bewaker wacht zelfst. naamw. bewaker wachter zelfst. naamw. bewaker hoeder zelfst. naamw. bewaker bewaarder zelfst. naamw. bewaker gevangenbewaar zelfst. naamw. bewaker deurwachter zelfst. naamw. bewaking beheer zelfst. naamw. bewaking geleide zelfst. naamw. bewaking surveillance zelfst. naamw. bewaking monitoring zelfst. naamw. bewaking zorg zelfst. naamw. bewaking zeggenschap zelfst. naamw. bewaking toezicht zelfst. naamw. bewaking hoede zelfst. naamw. bewaking controle zelfst. naamw. bewaking bescherming zelfst. naamw. bewandelen begaan werkwoord bewandelen belopen werkwoord bewandelen betreden werkwoord bewandelen respecteren werkwoord bewandelen opvolgen werkwoord bewandelen observeren werkwoord bewandelen naleven werkwoord bewandelen nakomen werkwoord bewandelen gehoorzamen werkwoord bewandelen gadeslaan werkwoord bewandelen eerbiedigen werkwoord bewandelen bijhouden werkwoord bewapend gewapend overig. bewapenen wapenen werkwoord bewaren archiveren werkwoord bewaren behoeden werkwoord bewaren behouden werkwoord bewaren conserveren werkwoord bewaren houden werkwoord bewaren opslaan werkwoord bewaren wegzetten werkwoord bewaren bergen zelfst. naamw. bewaren opbergen werkwoord bewaren verzorgen werkwoord bewaren oppassen werkwoord bewaren hoeden werkwoord bewaren bewaken werkwoord bewaren behartigen werkwoord bewaren beschermen werkwoord bewaren deponeren werkwoord bewaring toevertrouwen overig. beweegbaar los bijv. naamw. beweegbaar mobiel bijv. naamw. beweegbaar roerend bijv. naamw. beweegbaar verplaatsbaar bijv. naamw. beweegbaar verzetbaar bijv. naamw. beweeglijk actief bijv. naamw. beweeglijk dynamisch bijv. naamw. beweeglijk energiek bijv. naamw. beweeglijk levendig bijv. naamw. beweeglijk onstuimig bijv. naamw. beweeglijk roerig bijv. naamw. beweeglijk speels bijv. naamw. beweeglijkheid levendigheid zelfst. naamw. beweeglijkheid mobiliteit zelfst. naamw. beweeglijkheid ongedurigheid zelfst. naamw. beweegreden drijfveer zelfst. naamw. beweegreden motief zelfst. naamw. beweegreden motivatie zelfst. naamw. beweegreden overweging zelfst. naamw. beweegreden ratio zelfst. naamw. beweegreden reden zelfst. naamw. beweegreden lokmiddel zelfst. naamw. beweegredenen drijfveren zelfst. naamw. beweegredenen stimulansen zelfst. naamw. bewegen aangrijpen werkwoord bewegen aanzetten werkwoord bewegen trillen werkwoord bewegen beroeren werkwoord beweging actiegroep zelfst. naamw. beweging bedoening zelfst. naamw. beweging beroering zelfst. naamw. beweging groei zelfst. naamw. beweging haal zelfst. naamw. beweging initiatief zelfst. naamw. beweging lichaamsbeweging zelfst. naamw. beweging dynamiek zelfst. naamw. beweging ontwikkeling zelfst. naamw. beweging tendens zelfst. naamw. beweging gebaar zelfst. naamw. beweging opwelling zelfst. naamw. beweging gevoel zelfst. naamw. bewegingloos onbeweeglijk bijv. naamw. bewegingloos roerloos bijv. naamw. bewegingloos stil bijv. naamw. bewegingloos stokstijf bijv. naamw. bewegingsarmoede akinesie zelfst. naamw. bewegingsleer dynamica overig. bewegingsloos roerloos bijv. naamw. bewegingsstoornis dyskinesie zelfst. naamw. bewegingstheater dans overig. bewegingsvrijheid ruimte zelfst. naamw. bewegingsvrijheid armslag overig. bewenen beklagen werkwoord bewenen rouwen werkwoord beweren pretenderen werkwoord beweren staande houden werkwoord beweren voorgeven werkwoord beweren verklaren werkwoord beweren stellen werkwoord beweren verzekeren werkwoord bewering mededeling zelfst. naamw. bewering stelling zelfst. naamw. bewering stellingname zelfst. naamw. bewering thema zelfst. naamw. bewering standpuntbepaling zelfst. naamw. bewering standpunt zelfst. naamw. bewering positie zelfst. naamw. bewering houding zelfst. naamw. bewering verklaring zelfst. naamw. bewering uitlegging zelfst. naamw. bewering toelichting zelfst. naamw. bewering statement zelfst. naamw. bewering opheldering zelfst. naamw. bewering declaratie zelfst. naamw. bewering bevestiging zelfst. naamw. bewering aangifte zelfst. naamw. bewering twist zelfst. naamw. bewering dispuut zelfst. naamw. beweringsgrond bewijs zelfst. naamw. bewerken aanpassen werkwoord bewerken beeldhouwen werkwoord bewerken bepraten werkwoord bewerken bewerkstelligen werkwoord bewerken herschrijven werkwoord bewerking adaptatie zelfst. naamw. bewerking arrangement zelfst. naamw. bewerking bouw zelfst. naamw. bewerking herdruk zelfst. naamw. bewerking uitwerking zelfst. naamw. bewerkstelligen realiseren werkwoord bewerkstelligen tot stand brengen werkwoord bewerkstelligen veroorzaken werkwoord bewerkstelligen verwerkelijken werkwoord bewerkstelligen verwezenlijken werkwoord bewerkstelligen doorvoeren werkwoord bewerkstelligen lappen werkwoord bewerkstelligen klaarspelen werkwoord bewerkstelligen fixen werkwoord bewerkstelligen bedingen werkwoord bewerkt herschrijven werkwoord bewieroken dwepen werkwoord bewieroken loven werkwoord bewieroken vereren werkwoord bewieroking hielenlikkerij overig. bewijs akte zelfst. naamw. bewijs argument zelfst. naamw. bewijs attest zelfst. naamw. bewijs beweringsgrond zelfst. naamw. bewijs bewijsstuk zelfst. naamw. bewijs blijk zelfst. naamw. bewijs briefje zelfst. naamw. bewijs teken zelfst. naamw. bewijsgrond argument zelfst. naamw. bewijsgrond argumentatie zelfst. naamw. bewijsje voucher overig. bewijslast bewijs zelfst. naamw. bewijsstuk acte zelfst. naamw. bewijsstuk bewijs zelfst. naamw. bewijsstuk certificaat zelfst. naamw. bewijsstuk papier zelfst. naamw. bewijsstuk akte zelfst. naamw. bewijsvoering argumentatie zelfst. naamw. bewijsvoering betoog zelfst. naamw. bewijsvoering motivering zelfst. naamw. bewijsvoering argumentering zelfst. naamw. bewijzen aantonen werkwoord bewijzen betonen werkwoord bewijzen staven werkwoord bewijzen presteren werkwoord bewind gezag zelfst. naamw. bewind junta zelfst. naamw. bewind regime zelfst. naamw. bewind staatsbestuur zelfst. naamw. bewind staatsbestel zelfst. naamw. bewind regeringsstelsel zelfst. naamw. bewindvoerder bestuurder zelfst. naamw. bewogen aangedaan bijv. naamw. bewogen druk bijv. naamw. bewogen gevoelvol bijv. naamw. bewogen turbulent bijv. naamw. bewogen geroerd bijv. naamw. bewogen geëmotioneerd bijv. naamw. bewogen gepassioneerd bijv. naamw. bewogen woelig bijv. naamw. bewogen veelbewogen bijv. naamw. bewogen roerig bijv. naamw. bewogen onrustig bijv. naamw. bewolking wolken zelfst. naamw. bewolkt grijs bijv. naamw. bewolkt wolkig bijv. naamw. bewonderaar aanbidder zelfst. naamw. bewonderaar fan zelfst. naamw. bewonderaar vereer zelfst. naamw. bewonderaarster aanbidster overig. bewonderd populair bijv. naamw. bewonderd populair bijv. naamw. bewonderen adoreren werkwoord bewonderen bekijken werkwoord bewondering aanbidding zelfst. naamw. bewondering adoratie zelfst. naamw. bewondering eerbied zelfst. naamw. bewondering respect zelfst. naamw. bewoner burger zelfst. naamw. bewoner huisbewoner zelfst. naamw. bewoner inwoner zelfst. naamw. bewoners bevolking zelfst. naamw. bewoning bezitneming zelfst. naamw. bewoning bezit overig. bewoording woord overig. bewoording vakterm overig. bewoording term overig. bewust bedoeld bijv. naamw. bewust opzettelijk bijv. naamw. bewust welbewust bijv. naamw. bewust doelbewust bijv. naamw. bewust weloverwogen bijv. naamw. bewust voorbedacht bijv. naamw. bewust moedwillig bijv. naamw. bewust expres bijv. naamw. bewusteloos bedwelmd bijv. naamw. bewusteloos buiten kennis bijv. naamw. bewusteloosheid coma zelfst. naamw. bewustzijn besef zelfst. naamw. bewustzijn gevoel zelfst. naamw. bewustzijn kennis zelfst. naamw. bewustzijn verstand zelfst. naamw. bewustzijn rede zelfst. naamw. bewustzijn inzicht zelfst. naamw. bewustzijn brein zelfst. naamw. bewustzijn notie zelfst. naamw. bewustzijn benul zelfst. naamw. bezaaien bestrooien werkwoord bezaaien bedekken werkwoord bezaaien inzaaien werkwoord bezaaien zaaien werkwoord bezadigd gezapig bijv. naamw. bezadigd rijp bijv. naamw. bezadigd kalm bijv. naamw. bezadigd degelijk bijv. naamw. bezadigd bedaard bijv. naamw. bezadigd evenwichtig bijv. naamw. bezadigd stemmig bijv. naamw. bezadigd sober bijv. naamw. bezadigd nuchter bijv. naamw. bezadigd matig bijv. naamw. bezadigd sloom bijv. naamw. bezadigdheid bedaardheid zelfst. naamw. bezegelen bekrachtigen werkwoord bezegelen homologeren werkwoord bezegelen goedkeuren werkwoord bezegelen bevestigen werkwoord bezem veger zelfst. naamw. bezemen vegen werkwoord bezeren kwetsen werkwoord bezeren verwonden werkwoord bezeren schaden werkwoord bezeren blesseren werkwoord bezeren kwetsen werkwoord bezeren kwetsen werkwoord bezeren kwetsen werkwoord bezet druk bijv. naamw. bezet drukbezet bijv. naamw. bezeten fanatiek bijv. naamw. bezeten maniakaal bijv. naamw. bezeten stapelgek bijv. naamw. bezeten frenetiek bijv. naamw. bezeten hartstochtelijk bijv. naamw. bezetene fanatieke bijv. naamw. bezetene fanaat zelfst. naamw. bezetene fanaticus zelfst. naamw. bezetene maniak zelfst. naamw. bezetenheid koorts zelfst. naamw. bezetenheid manie zelfst. naamw. bezetenheid obsessie zelfst. naamw. bezetten afzetten werkwoord bezetten binnentrekken werkwoord bezetten innemen werkwoord bezetter onderdrukker zelfst. naamw. bezetting bemanning zelfst. naamw. bezetting onderdrukking zelfst. naamw. bezichtigen aanschouwen werkwoord bezichtigen bekijken werkwoord bezichtigen bewonderen werkwoord bezichtigen bezien werkwoord bezichtigen bezoeken werkwoord bezichtigen inspecteren werkwoord bezichtigen zien werkwoord bezichtigen bezichtiging zelfst. naamw. bezichtiging bezichtigen zelfst. naamw. bezield bevlogen bijv. naamw. bezield enthousiast bijv. naamw. bezield begeesterd bijv. naamw. bezield zwierig bijv. naamw. bezield gloedvol bijv. naamw. bezield geestdriftig bijv. naamw. bezielen aanvuren werkwoord bezielen stimuleren werkwoord bezielen opwekken werkwoord bezielen oppeppen werkwoord bezielen activeren werkwoord bezielen aanmoedigen werkwoord bezielen toejuichen werkwoord bezielen inspireren werkwoord bezielen verven werkwoord bezielen drenken werkwoord bezielend inspirerend overig. bezieling animo zelfst. naamw. bezieling enthousiasme zelfst. naamw. bezieling geestdrift zelfst. naamw. bezieling bevlogenheid zelfst. naamw. bezien bekijken werkwoord bezien beschouwen werkwoord bezien bezichtigen werkwoord bezien zien werkwoord bezien aanschouwen werkwoord bezig aan de gang bijv. naamw. bezig actief bijv. naamw. bezig arbeidend bijv. naamw. bezig bedrijvig bijv. naamw. bezig nijver bijv. naamw. bezig druk bijv. naamw. bezig werkzaam bijv. naamw. bezig werkend bijv. naamw. bezig arbeidzaam bijv. naamw. bezigen aanwenden werkwoord bezigen gebruiken werkwoord bezigen hanteren werkwoord bezigen toepassen werkwoord bezigheid activiteit zelfst. naamw. bezigheid hobby zelfst. naamw. bezigheid werk zelfst. naamw. bezigheid werkzaamheid zelfst. naamw. bezigheid vak zelfst. naamw. bezigheid taak zelfst. naamw. bezigheid inspanning zelfst. naamw. bezigheid arbeid zelfst. naamw. bezigheid ambacht zelfst. naamw. bezigheid bedrijvigheid zelfst. naamw. bezigheidstherapie arbeidstherapie zelfst. naamw. bezighouden amuseren werkwoord bezighouden ongerust maken werkwoord bezijden naast bijv. naamw. bezinking sedimentatie zelfst. naamw. bezinksel afzetting zelfst. naamw. bezinksel depot zelfst. naamw. bezinksel droesem zelfst. naamw. bezinksel residu zelfst. naamw. bezinksel sediment zelfst. naamw. bezinksel zetsel zelfst. naamw. bezinksel neerslag zelfst. naamw. bezinksel aanzetsel zelfst. naamw. bezinksel moer zelfst. naamw. bezinksel grondsop zelfst. naamw. bezinksel drab zelfst. naamw. bezinksel dik zelfst. naamw. bezinksel afzetsel zelfst. naamw. bezinksels neerslag zelfst. naamw. bezinnen nadenken werkwoord bezinning beraad zelfst. naamw. bezinning gewetensonderzoek zelfst. naamw. bezinning inkeer zelfst. naamw. bezinning heroverweging zelfst. naamw. bezit bezitting zelfst. naamw. bezit have zelfst. naamw. bezit tegoed zelfst. naamw. bezit baten zelfst. naamw. bezit activa zelfst. naamw. bezit bezitneming zelfst. naamw. bezit bewoning zelfst. naamw. bezit eigendom zelfst. naamw. bezit goederen zelfst. naamw. bezit bezittingen zelfst. naamw. bezitneming bezit overig. bezitneming bewoning zelfst. naamw. bezitten beschikken werkwoord bezitten hebben werkwoord bezitter eigenaar zelfst. naamw. bezitter heer zelfst. naamw. bezitter houder zelfst. naamw. bezitter hou zelfst. naamw. bezitter drager zelfst. naamw. bezitting bezit zelfst. naamw. bezitting goed zelfst. naamw. bezitting spul zelfst. naamw. bezitting vermogen zelfst. naamw. bezitting landgoed zelfst. naamw. bezitting boerderij zelfst. naamw. bezitting hofstede zelfst. naamw. bezittingen eigendommen zelfst. naamw. bezittingen have zelfst. naamw. bezittingen goederen zelfst. naamw. bezittingen eigendom zelfst. naamw. bezittingen bezit zelfst. naamw. bezoedelen besmeuren werkwoord bezoedelen bevlekken werkwoord bezoedelen bevuilen werkwoord bezoedelen onteren werkwoord bezoedelen aantasten werkwoord bezoedelen tarreren werkwoord bezoedelen beschadigen werkwoord bezoedelen vuilmaken werkwoord bezoedelen verontreinigen werkwoord bezoedeling smet zelfst. naamw. bezoek aanloop zelfst. naamw. bezoek visite zelfst. naamw. bezoeken aanwippen werkwoord bezoeken bekijken werkwoord bezoeken visiteren werkwoord bezoeken opzoeken werkwoord bezoeken afgaan werkwoord bezoeken voorbijkomen werkwoord bezoeken langskomen werkwoord bezoeken inlopen werkwoord bezoeken aankomen werkwoord bezoeken langsgaan werkwoord bezoeken frequenteren overig. bezoeker belangstellende zelfst. naamw. bezoeker gast zelfst. naamw. bezoeker museumbezoeker zelfst. naamw. bezoeker inspecteur zelfst. naamw. bezoekers klante zelfst. naamw. bezoekers klanten zelfst. naamw. bezoeking beproeving zelfst. naamw. bezoeking temptatie zelfst. naamw. bezoeking nood zelfst. naamw. bezoeking kwelling zelfst. naamw. bezoeking grief zelfst. naamw. bezoeking ergernis zelfst. naamw. bezoektijd bezoekuur overig. bezoekuur bezoektijd overig. bezoldigd loontrekkend overig. bezoldigen honoreren werkwoord bezoldigen salariëren werkwoord bezoldigen betalen werkwoord bezoldigen belonen werkwoord bezoldiging salaris zelfst. naamw. bezoldiging traktement zelfst. naamw. bezoldiging loon zelfst. naamw. bezoldiging wedde zelfst. naamw. bezoldiging verdienste zelfst. naamw. bezoldiging soldij zelfst. naamw. bezoldiging honorarium zelfst. naamw. bezoldiging gage zelfst. naamw. bezoldiging arbeidsloon zelfst. naamw. bezoldiging inkomen zelfst. naamw. bezonnen bedachtzaam overig. bezonnen omzichtig overig. bezonnen behoedzaam overig. bezonnenheid behoedzaamheid zelfst. naamw. bezonnenheid bedachtzaamheid zelfst. naamw. bezopen achterlijk bijv. naamw. bezopen dronken bijv. naamw. bezopen belachelijk bijv. naamw. bezopen zat bijv. naamw. bezopen ladderzat bijv. naamw. bezopen beschonken bijv. naamw. bezopen stomdroken bijv. naamw. bezorgd angstig bijv. naamw. bezorgd bekommerd bijv. naamw. bezorgd beschermend bijv. naamw. bezorgd ongerust bijv. naamw. bezorgd kommerlijk bijv. naamw. bezorgd verontrust bijv. naamw. bezorgdheid bangheid zelfst. naamw. bezorgdheid bekommernis zelfst. naamw. bezorgdheid kommer zelfst. naamw. bezorgdheid ongerustheid zelfst. naamw. bezorgdheid verontrusting zelfst. naamw. bezorgdheid zorg zelfst. naamw. bezorgdienst bezorging zelfst. naamw. bezorgen aandoen werkwoord bezorgen aanleveren werkwoord bezorgen afgeven werkwoord bezorgen thuisbezorgen werkwoord bezorgen overhandigen werkwoord bezorgen brengen werkwoord bezorgen bestellen werkwoord bezorgen afleveren werkwoord bezorgen rondbrengen werkwoord bezorgen toeleveren werkwoord bezorgen leveren werkwoord bezorger bode zelfst. naamw. bezorger rondbrenger zelfst. naamw. bezorger koerier zelfst. naamw. bezorger bo zelfst. naamw. bezorger besteller zelfst. naamw. bezorger postbo zelfst. naamw. bezorger brievenbesteller zelfst. naamw. bezorgers koeriers zelfst. naamw. bezorgers rondbrengers zelfst. naamw. bezorgers bodes zelfst. naamw. bezorging bestelling zelfst. naamw. bezorging bezorgdienst zelfst. naamw. bezorging geleverde zelfst. naamw. bezorging leverantie zelfst. naamw. bezorging postbezorging zelfst. naamw. bezorging overhandiging zelfst. naamw. bezorging postbestelling zelfst. naamw. bezorging levering zelfst. naamw. bezorging afgifte zelfst. naamw. bezuinigen besparen werkwoord bezuinigen korten werkwoord bezuinigen matigen werkwoord bezuiniging besparing zelfst. naamw. bezuiniging inkrimping zelfst. naamw. bezuiniging kostenbesparing zelfst. naamw. bezuiniging kostenverlaging zelfst. naamw. bezuiniging ombuiging zelfst. naamw. bezuiniging verkorting zelfst. naamw. bezuiniging besnoeiing zelfst. naamw. bezuiniging bekorting zelfst. naamw. bezuren opbreken werkwoord bezwaar bedenking zelfst. naamw. bezwaar belemmering zelfst. naamw. bezwaar verweerschrift zelfst. naamw. bezwaar verweer zelfst. naamw. bezwaar verdedigingsakte zelfst. naamw. bezwaar repliek zelfst. naamw. bezwaar klagen zelfst. naamw. bezwaar klacht zelfst. naamw. bezwaar grief zelfst. naamw. bezwaard belast bijv. naamw. bezwaarlijk kwalijk bijv. naamw. bezwaarlijk lastig bijv. naamw. bezwaarlijk slecht bijv. naamw. bezwaarschrift rekest zelfst. naamw. bezwaren drukken werkwoord bezwaren verzwaren werkwoord bezwaren zwaarmaken werkwoord bezwarend belastend overig. bezwarend lastig overig. bezwarend drukkend overig. bezwendelen oplichten werkwoord bezwendelen bedonderen werkwoord bezweren afwenden werkwoord bezweren bidden werkwoord bezweren garanderen werkwoord bezweren uitbannen werkwoord bezweren verbannen werkwoord bezweren vasthouden werkwoord bezweren boeien werkwoord bezweren betoveren werkwoord bezweren bannen werkwoord bezweren wegjagen werkwoord bezweren verjagen werkwoord bezweren verdrijven werkwoord bezweren uitzetten werkwoord bezweren uitwijzen werkwoord bezweren uitstoten werkwoord bezwerend profetisch bijv. naamw. bezwering uitbanning zelfst. naamw. bezwering geestenbezwering zelfst. naamw. bezwijken afleggen werkwoord bezwijken barsten werkwoord bezwijken doodgaan werkwoord bezwijken doorslaan werkwoord bezwijken vergaan werkwoord bezwijken zinken werkwoord bezwijken wegrotten werkwoord bezwijken verteren werkwoord bezwijken verrotten werkwoord bezwijken teruggaan werkwoord bezwijken tenondergaan werkwoord bezwijken instorten werkwoord bezwijken achteruitgaan werkwoord bezwijken ondergaan werkwoord bezwijken wegvallen werkwoord bezwijken vallen werkwoord bezwijken sterven werkwoord bezwijken sneuvelen werkwoord bezwijken overlijden werkwoord bezwijken omkomen werkwoord bezwijken inslapen werkwoord bezwijken heengaan werkwoord bezwijmen flauwvallen werkwoord bezwijmen zwijmen werkwoord bibberatie angst zelfst. naamw. bibberen beven werkwoord bibberen klappertanden werkwoord bibberen rillen werkwoord bibberen sidderen werkwoord bibberen trillen werkwoord bibberen huiveren werkwoord bibberen koulijden werkwoord bibberen kleumen werkwoord bibberend rillend overig. bibberend bevend overig. bibliotheek leeszaal overig. bibliotheek leeszaal overig. bibliotheek leeszaal overig. bibs achterste zelfst. naamw. bibs achterwerk zelfst. naamw. bibs billen zelfst. naamw. bibs kont zelfst. naamw. bibs zitvlak zelfst. naamw. bibs zitwerk zelfst. naamw. bidden bezweren werkwoord bidden danken werkwoord bidden smeken werkwoord bidden gebed zelfst. naamw. bidden vragen werkwoord bidden verzoeken werkwoord bidonville krottenwijk zelfst. naamw. bidonvilles sloppen overig. bie inzetter overig. biecht confessie zelfst. naamw. biechten opbiechten werkwoord bieden inzetten werkwoord bieden leveren werkwoord bieden verlenen werkwoord bief biefstuk overig. biefstuk steak zelfst. naamw. biefstuk bief zelfst. naamw. bier bokbier zelfst. naamw. bier gerstenat zelfst. naamw. bier pilsje zelfst. naamw. bier brouwsel zelfst. naamw. bierbrouwer brouwer overig. bierbrouwerij brouwerij zelfst. naamw. bierfles pijp zelfst. naamw. bierfles pul zelfst. naamw. bierhop hop overig. bierkan bierpul overig. bierpul bierkan overig. biertappen tappen zelfst. naamw. biertje pint zelfst. naamw. biertje pilsje zelfst. naamw. bies strook zelfst. naamw. bies galon zelfst. naamw. bies boordsel zelfst. naamw. biet beet zelfst. naamw. biet lor zelfst. naamw. biet kroot zelfst. naamw. biet mangelwortel zelfst. naamw. biet beetwortel zelfst. naamw. bietsen aftroggelen werkwoord bietsen gappen werkwoord bietsen inpikken werkwoord bietsen pikken werkwoord bietsen ontfutselen werkwoord bietsen grissen werkwoord bietsen afpakken werkwoord big varken zelfst. naamw. big varken overig. biggelen druipen werkwoord biggelen stromen werkwoord biggetje varkentje overig. biggetjes varkentjes overig. bigotterie schijnheiligheid overig. bigotterie kwezelarij overig. bigotterie hypocrisie overig. bij bij bewustzijn bijv. naamw. bij bij de pinken bijv. naamw. bij erbij bijv. naamw. bij dar zelfst. naamw. bij honingbij zelfst. naamw. bij ter zelfst. naamw. bij gedurende zelfst. naamw. bij naast zelfst. naamw. bij zowat zelfst. naamw. bij plusminus zelfst. naamw. bij ongeveer zelfst. naamw. bij nabij zelfst. naamw. bij dichtbij zelfst. naamw. bij circa zelfst. naamw. bij aan zelfst. naamw. bij erop zelfst. naamw. bij via zelfst. naamw. bij te zelfst. naamw. bij stukjes en beetjes geleidelijk overig. Bijb Schrift overig. bijbaantje beroep overig. bijbehorend begeleidend bijv. naamw. bijbehorend bijgesloten bijv. naamw. bijbehorend bijkomstig bijv. naamw. bijbehorend bijkomend bijv. naamw. bijbehorend accessorisch bijv. naamw. bijbehorend accessoir bijv. naamw. bijbel schrift zelfst. naamw. bijbel schriftuur zelfst. naamw. bijbenen bijblijven werkwoord bijbenen bijhouden werkwoord bijbetalen bijleggen werkwoord bijblijven bijbenen werkwoord bijblijven blijven werkwoord bijblijven bijhouden werkwoord bijbouwen uitbouwen werkwoord bijbouwen aanbouwen werkwoord bijbrengen leren werkwoord bijbrengen onderwijzen werkwoord bijbrengen onderrichten werkwoord bijbrengen doceren werkwoord bijbrenging bijkoming zelfst. naamw. bijdehand adrem bijv. naamw. bijdehand brutaal bijv. naamw. bijdehand kien bijv. naamw. bijdehand kittig bijv. naamw. bijdehand pienter bijv. naamw. bijdehand rad bijv. naamw. bijdehand behendig bijv. naamw. bijdehand gewiekst bijv. naamw. bijdehand snedig bijv. naamw. bijdehand raak bijv. naamw. bijdehand gevat bijv. naamw. bijdehand uitgekookt bijv. naamw. bijdehand spits bijv. naamw. bijdehand slim bijv. naamw. bijdehandheid snedigheid zelfst. naamw. bijdehandheid gevatheid zelfst. naamw. bijdehandheid adremheid zelfst. naamw. bijdetijds actueel bijv. naamw. bijdetijds modern bijv. naamw. bijdoen bijsluiten werkwoord bijdoen bijvoegen werkwoord bijdoen toevoegen werkwoord bijdrage aandeel zelfst. naamw. bijdrage artikel zelfst. naamw. bijdrage inbreng zelfst. naamw. bijdrage lidmaatschapsgeld zelfst. naamw. bijdrage contributie zelfst. naamw. bijdrage jaarlijkcontributie zelfst. naamw. bijdragen geven werkwoord bijdragen gunstig zijn werkwoord bijdragen meehelpen werkwoord bijdragen leveren werkwoord bijdragen inbrengen werkwoord bijeen gesloten bijv. naamw. bijeen samen bijv. naamw. bijeen tezamen bijv. naamw. bijeen tevens bijv. naamw. bijeen tegelijkertijd bijv. naamw. bijeen tegelijk bijv. naamw. bijeen ineen bijv. naamw. bijeen gelijktijdig bijv. naamw. bijeen gelijk bijv. naamw. bijeen aaneen bijv. naamw. bijeenbrengen inzamelen werkwoord bijeenbrengen samenbrengen werkwoord bijeenbrengen vergaderen werkwoord bijeenbrengen meenemen werkwoord bijeenbrengen meebrengen werkwoord bijeenbrengen medenemen werkwoord bijeenbrengen medebrengen werkwoord bijeenbrengen afhalen werkwoord bijeenbrengen concentreren werkwoord bijeenbrenging verzameling zelfst. naamw. bijeengaren rapen werkwoord bijeengebracht verzameld bijv. naamw. bijeengevoegd samengevoegd overig. bijeenkomen concentreren werkwoord bijeenkomen samenkomen werkwoord bijeenkomst congres zelfst. naamw. bijeenkomst samenkomst zelfst. naamw. bijeenkomst seminar zelfst. naamw. bijeenkomst zitting zelfst. naamw. bijeenkomst vergadering zelfst. naamw. bijeenkomst manifestatie zelfst. naamw. bijeenkomsten samenkomsten zelfst. naamw. bijeenlegging samenvoeging zelfst. naamw. bijeenrapen verzamelen werkwoord bijeenroepen beleggen werkwoord bijeenroepen samenroepen werkwoord bijeenroepen convoceren werkwoord bijeenschrapen bijharken werkwoord bijeenzamelen opeenhopen werkwoord bijeenzamelen sparen werkwoord bijeenzamelen vergaren werkwoord bijeenzamelen verzamel werkwoord bijeenzamelen verzamelen werkwoord bijeenzamelen oppotten werkwoord bijeenzoeken vergaren werkwoord bijeenzoeken verzamel werkwoord bijeenzoeken verzamelen werkwoord bijengegons bijengezoem overig. bijengezoem bijengegons overig. bijenhouder imker zelfst. naamw. bijenkoningin moer overig. bijenkoningin moer overig. bijenkoningin moer overig. bijesteek gebakje overig. bijgaand bijgevoegd bijv. naamw. bijgaand als bijlage bijv. naamw. bijgaand bijgesloten bijv. naamw. bijgebouw barak zelfst. naamw. bijgebouw dependance zelfst. naamw. bijgebouw schuurtje zelfst. naamw. bijgelicht belicht bijv. naamw. bijgelicht verhelderd bijv. naamw. bijgelicht verlicht bijv. naamw. bijgelicht beschenen bijv. naamw. bijgenaamd zogenoemde overig. bijgenaamd zogenaamd overig. bijgenaamd zogeheten overig. bijgenaamd alias overig. bijgerecht toespijs zelfst. naamw. bijgesloten begeleidend bijv. naamw. bijgesloten bijbehorend bijv. naamw. bijgesloten bijgevoegd bijv. naamw. bijgesloten bijgaand bijv. naamw. bijgevoegd additioneel bijv. naamw. bijgevoegd bijgaand bijv. naamw. bijgevoegd bijgesloten bijv. naamw. bijgevolg daarom bijv. naamw. bijgevolg derhalve bijv. naamw. bijgevolg dus bijv. naamw. bijgevolg uiteraard bijv. naamw. bijgevolg dientengevolge bijv. naamw. bijgevolg ergo bijv. naamw. bijgevolg zontwijfel bijv. naamw. bijgevolg zeker bijv. naamw. bijgevolg vanzelfsprekend bijv. naamw. bijgevolg onontkomelijk bijv. naamw. bijgevolg natuurlijk bijv. naamw. bijgevolg logisch bijv. naamw. bijgevolg allicht bijv. naamw. bijgevolg naderwijze overig. bijgieten inschenken werkwoord bijgieten schenken werkwoord bijgieten serveren werkwoord bijgieten tappen werkwoord bijgieten intappen werkwoord bijharken bijeenschrapen werkwoord bijhoren samenhoren werkwoord bijhouden bijbenen werkwoord bijhouden werken aan werkwoord bijhouden respecteren werkwoord bijhouden opvolgen werkwoord bijhouden observeren werkwoord bijhouden naleven werkwoord bijhouden nakomen werkwoord bijhouden gehoorzamen werkwoord bijhouden gadeslaan werkwoord bijhouden eerbiedigen werkwoord bijhouden bewandelen werkwoord bijhouden bijblijven werkwoord bijhouden vasthouden werkwoord bijhouden houden werkwoord bijkans bijna overig. bijkans schier overig. bijkantoor agentschap zelfst. naamw. bijkantoor filiaal zelfst. naamw. bijkantoor hulpkantoor zelfst. naamw. bijkeuken pantry zelfst. naamw. bijkeuken spoelkeuken zelfst. naamw. bijknippen punten werkwoord bijknippen trimmen werkwoord bijkomen aankomen werkwoord bijkomen inhalen werkwoord bijkomen ontwaken werkwoord bijkomen op adem komen werkwoord bijkomen samenkomen werkwoord bijkomend aanvullend bijv. naamw. bijkomend additioneel bijv. naamw. bijkomend extra bijv. naamw. bijkomend supplementair bijv. naamw. bijkomend toegevoegd bijv. naamw. bijkomend incidenteel bijv. naamw. bijkomend bijkomstig bijv. naamw. bijkomend bijbehorend bijv. naamw. bijkomend accessorisch bijv. naamw. bijkomend accessoir bijv. naamw. bijkoming bijbrenging zelfst. naamw. bijkomstig bijkomend bijv. naamw. bijkomstig ondergeschikt bijv. naamw. bijkomstig secundair bijv. naamw. bijkomstig bijbehorend bijv. naamw. bijkomstig accessorisch bijv. naamw. bijkomstig accessoir bijv. naamw. bijkomstig onderworpen bijv. naamw. bijkomstig onderhorig bijv. naamw. bijkomstig inferieur bijv. naamw. bijkomstigheden franje zelfst. naamw. bijkomstigheden parafernalia zelfst. naamw. bijkomstigheid inval zelfst. naamw. bijl hakbijl zelfst. naamw. bijlage aanhangsel zelfst. naamw. bijlage aanvulling zelfst. naamw. bijlage additie zelfst. naamw. bijlage toelichting zelfst. naamw. bijlage meezending zelfst. naamw. bijlage addendum overig. bijlage addendum overig. bijlage addendum overig. bijleggen aanvullen werkwoord bijleggen bijbetalen werkwoord bijleggen goedmaken werkwoord bijleggen meebetalen werkwoord bijleggen verzoenen werkwoord bijleggen schikken werkwoord bijlichten lichten werkwoord bijmenging toevoeging zelfst. naamw. bijmenging bijvoeging zelfst. naamw. bijna nagenoeg bijv. naamw. bijna bijkans bijv. naamw. bijna haast bijv. naamw. bijna welhaast bijv. naamw. bijna schier bijv. naamw. bijna zowat overig. bijnaam naam zelfst. naamw. bijnierschorshormoon corticosteroïde zelfst. naamw. bijou sieraad overig. bijou juweel overig. bijouterieën sieraden overig. bijouterieën juwelen overig. bijouteriekistje juwelenkistje overig. bijpassen bijleggen werkwoord bijpassen passen werkwoord bijpassend passend overig. bijpassend overeenstemmend overig. bijpassend adequaat overig. bijrekenen optellen overig. bijrekenen bijtellen overig. bijscharrelen samenrapen overig. bijscharrelen samenpakken overig. bijschaven bijwerken werkwoord bijschaven perfectioneren werkwoord bijschaven polijsten werkwoord bijschaven schaven werkwoord bijschenken bijvullen werkwoord bijschenken bijtanken werkwoord bijscholing nascholing zelfst. naamw. bijschrift kanttekening zelfst. naamw. bijschrift legenda zelfst. naamw. bijschrift onderschrift zelfst. naamw. bijslag toeslag zelfst. naamw. bijslijpen slijpen werkwoord bijsloffen bijhouden werkwoord bijsluiten bijdoen werkwoord bijsluiten bijvoegen werkwoord bijsluiten insluiten werkwoord bijsluiten toevoegen werkwoord bijsluiter gebruiksaanwijzing zelfst. naamw. bijsmaak smaak zelfst. naamw. bijsmaak smaakje zelfst. naamw. bijspijkeren bijwerken werkwoord bijspijkeren goedmaken werkwoord bijspijkeren inhalen werkwoord bijspringen tegemoetkomen werkwoord bijspringen weldoen werkwoord bijspringen seconderen werkwoord bijspringen ondersteunen werkwoord bijspringen helpen werkwoord bijspringen bijstaan werkwoord bijspringen assisteren werkwoord bijspringen meehelpen werkwoord bijstaan helpen werkwoord bijstaan assisteren werkwoord bijstaan weldoen werkwoord bijstaan seconderen werkwoord bijstaan ondersteunen werkwoord bijstaan bijspringen werkwoord bijstand assistentie zelfst. naamw. bijstand bijstandsregeling zelfst. naamw. bijstand bijstandsuitkering zelfst. naamw. bijstand hulp zelfst. naamw. bijstand hulpbetoon zelfst. naamw. bijstand ondersteuning zelfst. naamw. bijstand ruggensteun zelfst. naamw. bijstand steun zelfst. naamw. bijstand zegen zelfst. naamw. bijstand hulpverlening zelfst. naamw. bijstand handreiking zelfst. naamw. bijstandsregeling bijstand zelfst. naamw. bijstandsuitkering bijstand overig. bijstellen aanpassen werkwoord bijstellen afstemmen werkwoord bijstellen regelen werkwoord bijstellen afstellen werkwoord bijstelling aanpassing zelfst. naamw. bijster al te overig. bijt wak zelfst. naamw. bijtanken bijvullen werkwoord bijtanken bijschenken werkwoord bijtellen optellen werkwoord bijtellen adderen werkwoord bijtellen bijrekenen werkwoord bijten branden werkwoord bijten happen werkwoord bijtend agressief bijv. naamw. bijtend doordringend bijv. naamw. bijtend fel bijv. naamw. bijtend gemeen bijv. naamw. bijtend inbijtend bijv. naamw. bijtend scherp bijv. naamw. bijtend causticus bijv. naamw. bijtend inwerkend bijv. naamw. bijtend invretend bijv. naamw. bijtend fixeermiddel bijv. naamw. bijtend etszuur bijv. naamw. bijtend bijtmiddel bijv. naamw. bijtende nare overig. bijtijds tijdig overig. bijtijds stipt overig. bijtmiddel scherp overig. bijtmiddel fixeermiddel overig. bijtmiddel etszuur overig. bijtmiddel bijtend overig. bijval applaus zelfst. naamw. bijval instemming zelfst. naamw. bijvallen aansluiten werkwoord bijvallen instemmen werkwoord bijvallen steunen werkwoord bijvallen rugsteunen werkwoord bijverdienste grijpstuiver zelfst. naamw. bijverdienste schnabbel zelfst. naamw. bijverdienste schnabb zelfst. naamw. bijverdienste neveninkomsten zelfst. naamw. bijvoegen aansluiten werkwoord bijvoegen bijdoen werkwoord bijvoegen bijsluiten werkwoord bijvoegen toevoegen zelfst. naamw. bijvoegen samenvoegen werkwoord bijvoegen combineren werkwoord bijvoegen insluiten werkwoord bijvoeging toevoeging zelfst. naamw. bijvoeging supplement zelfst. naamw. bijvoeging bijmenging zelfst. naamw. bijvoeglijk adjectivistisch bijv. naamw. bijvoeglijk adjectivisch bijv. naamw. bijvoegsel addendum zelfst. naamw. bijvoegsel bijlage zelfst. naamw. bijvoegsel toevoeging zelfst. naamw. bijvoegsel toevoegsel zelfst. naamw. bijvoegsel supplement zelfst. naamw. bijvoegsel appendix zelfst. naamw. bijvoegsel aanvulling zelfst. naamw. bijvoegsel aanhangsel zelfst. naamw. bijvoegsels toevoegsels overig. bijvoegsels toevoegingen overig. bijvoegsels supplementen overig. bijvoegsels addenda overig. bijvoegsels aanhangsels overig. bijvoorbeeld onder andere overig. bijvullen aanvullen werkwoord bijvullen bijschenken werkwoord bijvullen vullen werkwoord bijvullen bijtanken werkwoord bijwerken actualiseren werkwoord bijwerken afwerken werkwoord bijwerken bijspijkeren werkwoord bijwerken retoucheren werkwoord bijwerken updaten werkwoord bijwerken verbeteren werkwoord bijwerken repareren werkwoord bijwerken renoveren werkwoord bijwerken herzien werkwoord bijwerken herstellen werkwoord bijwerken goedmaken werkwoord bijwerken corrigeren werkwoord bijwerken beteren werkwoord bijwerken overwerken werkwoord bijwerken nawerken werkwoord bijwerken namaken werkwoord bijwerking nevenwerking zelfst. naamw. bijwerking neveneffect zelfst. naamw. bijwijlen weleens overig. bijwijlen somwijlen overig. bijwijlen somtijds overig. bijwijlen soms overig. bijwonen volgen werkwoord bijzaak bagatel zelfst. naamw. bijzetten neerzetten werkwoord bijzetten zetten werkwoord bijzetten plaatsen werkwoord bijziendheid myopie zelfst. naamw. bijzijn aanwezigheid zelfst. naamw. bijzijn tegenwoordigheid zelfst. naamw. bijzonder afzonderlijk bijv. naamw. bijzonder buitengewoon bijv. naamw. bijzonder buitensporig bijv. naamw. bijzonder excessief bijv. naamw. bijzonder exclusief bijv. naamw. bijzonder extreem bijv. naamw. bijzonder groot bijv. naamw. bijzonder onalledaags bijv. naamw. bijzonder ongebruikelijk bijv. naamw. bijzonder singulier bijv. naamw. bijzonder specifiek bijv. naamw. bijzonder uitermate bijv. naamw. bijzonder uiterst bijv. naamw. bijzonder uitgelezen bijv. naamw. bijzonder zeer bijv. naamw. bijzonder zonderling bijv. naamw. bijzonder los bijv. naamw. bijzonder apart bijv. naamw. bijzonder afgezonderd bijv. naamw. bijzonder meest bijv. naamw. bijzonder maximaal bijv. naamw. bijzonder hoogst bijv. naamw. bijzonder grootst bijv. naamw. bijzonder ergst bijv. naamw. bijzonder vreemd bijv. naamw. bijzonder eigen bijv. naamw. bijzonder hogelijk bijv. naamw. bijzonder heerg bijv. naamw. bijzonder buitengemeen bijv. naamw. bijzonder typisch bijv. naamw. bijzonder ongewoon bijv. naamw. bijzonder merkwaardig bijv. naamw. bijzonder excentriek bijv. naamw. bijzonder eigenaardig bijv. naamw. bijzonder curieus bijv. naamw. bijzonder buitenissig bijv. naamw. bijzonder bizar bijv. naamw. bijzonder uniek bijv. naamw. bijzonder onvergelijkelijk bijv. naamw. bijzonder onvergelijkbaar bijv. naamw. bijzonder enig bijv. naamw. bijzonder speciaal overig. bijzonderheden details zelfst. naamw. bijzonderheid detail zelfst. naamw. bijzonderheid finesse zelfst. naamw. bijzonderheid omstandigheid zelfst. naamw. bijzonderheid zeldzaamheid zelfst. naamw. bik metselspecie zelfst. naamw. bik steengruis zelfst. naamw. bik steenslag zelfst. naamw. bik split zelfst. naamw. bik puin zelfst. naamw. bik mort zelfst. naamw. bik macadam zelfst. naamw. bik gruis zelfst. naamw. bik specie zelfst. naamw. bikkelhard keihard bijv. naamw. bikkelhard spijkerhard bijv. naamw. bikkelhard steenhard bijv. naamw. bikkelhard staalhard bijv. naamw. bikkelhard ijzerhard bijv. naamw. bikken eten werkwoord bikken verorberen werkwoord bikken afbikken zelfst. naamw. bikken vreten zelfst. naamw. bikken wegbikken zelfst. naamw. bikken schrokken zelfst. naamw. bikken schransen zelfst. naamw. bikken opeten zelfst. naamw. bikken nuttigen zelfst. naamw. bikken consumeren zelfst. naamw. bikken bunkeren zelfst. naamw. bil achterste zelfst. naamw. bil zitvlak zelfst. naamw. bilateraal tweezijdig bijv. naamw. biljartballenbosting klots overig. biljartjongen opschrijver overig. biljartjongen merker overig. biljartjongen markeur overig. biljartspel kaderspel overig. biljartstok keu overig. biljartstok keu overig. biljartstok keu overig. biljet aanplakbiljet zelfst. naamw. biljet bankbiljet zelfst. naamw. biljet kaartje zelfst. naamw. biljet poster zelfst. naamw. biljet plakkaat zelfst. naamw. biljet affiche zelfst. naamw. billen bibs zelfst. naamw. billen derrière zelfst. naamw. billen derrire zelfst. naamw. billen zitwerk zelfst. naamw. billen zitvlak zelfst. naamw. billen kont zelfst. naamw. billen achterwerk zelfst. naamw. billen achterste zelfst. naamw. billen reet overig. billenkoek pak petsen overig. billenkoek pak slaag overig. billenkoek Uilke werkwoord billijk civiel bijv. naamw. billijk gerechtvaardigd bijv. naamw. billijk goedkoop bijv. naamw. billijk schappelijk bijv. naamw. billijk wettig bijv. naamw. billijk acceptabel bijv. naamw. billijk rechtvaardig bijv. naamw. billijk fair bijv. naamw. billijk redelijk bijv. naamw. billijk geschikt bijv. naamw. billijk rechtmatig bijv. naamw. billijk wetmatig bijv. naamw. billijk gewettigd bijv. naamw. billijken goedkeuren werkwoord billijken rechtvaardigen werkwoord billijken toestemmen werkwoord billijken beamen werkwoord billijkheid recht zelfst. naamw. billijkheid rede zelfst. naamw. billijkheid redelijkheid zelfst. naamw. billijkheid schappelijkheid zelfst. naamw. binair dubbel bijv. naamw. binair tweeledig bijv. naamw. binden bevestigen werkwoord binden boeien werkwoord binden boekbinden werkwoord binden ketenen werkwoord binden knevelen werkwoord binden vastleggen werkwoord binden inbinden werkwoord binden vastmaken werkwoord binden vastbinden werkwoord binden strikken werkwoord binden knopen werkwoord binden kluisteren werkwoord binden bundelen overig. bindend normatief bijv. naamw. bindend stringent bijv. naamw. bindend strikt bijv. naamw. bindend streng bijv. naamw. bindend dwingend bijv. naamw. binder stropdas overig. binder kuiper overig. bindgaren bindtouwen overig. bindgarens bindtouwen overig. binding band zelfst. naamw. binding gebondenheid zelfst. naamw. binding pact zelfst. naamw. binding conjugatie zelfst. naamw. binding verdrag zelfst. naamw. binding verbond zelfst. naamw. binding unie zelfst. naamw. binding liga zelfst. naamw. binding federatie zelfst. naamw. binding bondgenootschap zelfst. naamw. binding bond zelfst. naamw. binding akkoord zelfst. naamw. bindtouwen bindgaren overig. bindtouwen bindgarens overig. bindvliesontsteking conjunctivitis zelfst. naamw. bindweefselband ligament zelfst. naamw. bingo kienspel zelfst. naamw. bink gozer zelfst. naamw. bink jongen zelfst. naamw. binnen binnenshuis bijv. naamw. binnen hierbinnen bijv. naamw. binnen binnenskamers bijv. naamw. binnen daarbinnen bijv. naamw. binnen te bijv. naamw. binnen per bijv. naamw. binnen op bijv. naamw. binnen in bijv. naamw. binnenbekleding voering zelfst. naamw. binnenblazen inblazen werkwoord binnenbrengen binnenhalen werkwoord binnenbrengen intrekken werkwoord binnenbrengen invoeren werkwoord binnenbrengen loodsen werkwoord binnendijk slaper zelfst. naamw. binnendringen binnenvallen werkwoord binnendringen indringen werkwoord binnendringen infiltreren werkwoord binnendringen invallen werkwoord binnendringen kraken werkwoord binnendringen penetreren werkwoord binnendringen penetratie zelfst. naamw. binnendringen indringing werkwoord binnendringer insluiper overig. binnendringer indringer overig. binnendringer inbreker overig. binnendringer geveltoerist overig. binnendringer dief overig. binnendringer spion overig. binnendringer infiltrant overig. binnendringing penetratie zelfst. naamw. binnengaan binnentreden werkwoord binnengaan intreden werkwoord binnengaan ingaan werkwoord binnengaan binnenstappen werkwoord binnengaan binnenlopen werkwoord binnengaan binnenkomen werkwoord binnengaan betreden werkwoord binnengaan inkomen werkwoord binnengaan toegang werkwoord binnengehaald ingehaald bijv. naamw. binnengevallen langsgekomen overig. binnenhalen binnenbrengen werkwoord binnenhalen intrekken werkwoord binnenhalen inzamelen werkwoord binnenhalen onthalen werkwoord binnenhalen ontvangen werkwoord binnenhalen vergasten werkwoord binnenhuis interieur zelfst. naamw. binnenkant binnenzijde zelfst. naamw. binnenkomen binnentreden werkwoord binnenkomen invallen werkwoord binnenkomen ingaan werkwoord binnenkomen binnenstappen werkwoord binnenkomen binnenlopen werkwoord binnenkomen binnengaan werkwoord binnenkomen betreden werkwoord binnenkomen inkomen werkwoord binnenkomst aankomst zelfst. naamw. binnenkomst entree zelfst. naamw. binnenkomst intrede zelfst. naamw. binnenkomst intree zelfst. naamw. binnenkomst intocht zelfst. naamw. binnenkort eerdaags overig. binnenkrijgen opslokken werkwoord binnenkrijgen zwelgen werkwoord binnenlandse nationale bijv. naamw. binnenlaten toelaten werkwoord binnenleiden binnenloodsen werkwoord binnenloodsen binnenleiden werkwoord binnenlopen binnentreden werkwoord binnenlopen ingaan werkwoord binnenlopen binnenstappen werkwoord binnenlopen binnenkomen werkwoord binnenlopen binnengaan werkwoord binnenlopen betreden werkwoord binnenlopen inkomen werkwoord binnenlopen lavement werkwoord binnenlopen inlaat werkwoord binnenmarcheren binnentrekken werkwoord binnenplaats cour zelfst. naamw. binnenplaats hof zelfst. naamw. binnenplaats plaats zelfst. naamw. binnenpompen inpompen overig. binnenproppen inproppen overig. binnenrijden inrijden werkwoord binnenrukken intrekken werkwoord binnenschipper schipper zelfst. naamw. binnenshuis binnen bijv. naamw. binnenshuis intern bijv. naamw. binnenshuis binnenskamers bijv. naamw. binnenskamers binnenshuis overig. binnenskamers binnen overig. binnenstad centrum zelfst. naamw. binnenstad centrastad zelfst. naamw. binnenstappen binnentreden werkwoord binnenstappen ingaan werkwoord binnenstappen binnenlopen werkwoord binnenstappen binnenkomen werkwoord binnenstappen binnengaan werkwoord binnenstappen betreden werkwoord binnenste innerlijk bijv. naamw. binnenste boezem zelfst. naamw. binnenste geest zelfst. naamw. binnenste gemoed zelfst. naamw. binnenste hart zelfst. naamw. binnenste kern zelfst. naamw. binnenste middelste zelfst. naamw. binnenste psyche zelfst. naamw. binnenstebuiten omgekeerd bijv. naamw. binnensteken insteken overig. binnenstormen binnenvliegen werkwoord binnenstromen invloed werkwoord binnentreden betreden werkwoord binnentreden binnengaan werkwoord binnentreden binnenkomen werkwoord binnentreden binnenlopen werkwoord binnentreden binnenstappen werkwoord binnentreden ingaan werkwoord binnentrekken bezetten werkwoord binnentrekken intrekken werkwoord binnentrekken binnenmarcheren werkwoord binnenvaartschip aak zelfst. naamw. binnenvallen bezetten werkwoord binnenvallen binnendringen werkwoord binnenvallen invallen zelfst. naamw. binnenvaren invaren werkwoord binnenvaren lossen werkwoord binnenvetter eigenheimer zelfst. naamw. binnenvetter opvreter zelfst. naamw. binnenvliegen binnenstormen werkwoord binnenwaarts inwaarts overig. binnenwerk interieur zelfst. naamw. binnenwippen aangaan werkwoord binnenwippen overwippen werkwoord binnenzijde binnenkant zelfst. naamw. binocle kijker overig. binocle verrekijker overig. bint balk zelfst. naamw. binten dwarsbalken overig. binten balken overig. biografie levensbeschrijving zelfst. naamw. biografie levensgeschiedenis zelfst. naamw. biologeren fascineren werkwoord biologeren hypnotiseren werkwoord biologisch natuurlijk bijv. naamw. biopsie weefselonderzoek zelfst. naamw. bios bioscoop zelfst. naamw. bioscoop bios zelfst. naamw. bioscoop cinema zelfst. naamw. bioscoop filmzaal werkwoord biotoop milieu zelfst. naamw. bips achterste zelfst. naamw. bips achterwerk zelfst. naamw. bisambont muskus overig. biscuit biscuitje zelfst. naamw. biscuit kaakje zelfst. naamw. biscuit koekje zelfst. naamw. biscuit koek zelfst. naamw. biscuitje biscuit zelfst. naamw. biscuitje koek zelfst. naamw. biscuitje koekje zelfst. naamw. biscuitje kaakje zelfst. naamw. bisdom sticht zelfst. naamw. biskwietje kaakje overig. bisquit-jointer lamello-verbinding overig. bisquit-jointer lamello-verbinding overig. bisquit-jointer lamello-verbinding overig. bisschop patriarch zelfst. naamw. bisschoppelijk pontificaal bijv. naamw. bisschopsstaf kromstaf overig. bistro restaurant zelfst. naamw. bits bitter bijv. naamw. bits kattig bijv. naamw. bits kortaf bijv. naamw. bits onvriendelijk bijv. naamw. bits pinnig bijv. naamw. bits snauwerig bijv. naamw. bits boos bijv. naamw. bits vinnig bijv. naamw. bits spinnig bijv. naamw. bits snibbig bijv. naamw. bitsheid vinnigheid zelfst. naamw. bitsheid kattigheid zelfst. naamw. bitter bits bijv. naamw. bitter bitterachtig bijv. naamw. bitter fel bijv. naamw. bitter galachtig bijv. naamw. bitter gekwetst bijv. naamw. bitter guur bijv. naamw. bitter pijnlijk bijv. naamw. bitter campari zelfst. naamw. bitter bar zelfst. naamw. bitter vinnig zelfst. naamw. bitter verbitterd bijv. naamw. bitter woedend bijv. naamw. bitter nijdig bijv. naamw. bitter kwaad bijv. naamw. bitter giftig bijv. naamw. bitter zuur bijv. naamw. bitterachtig bitter bijv. naamw. bitterheid cynisme zelfst. naamw. bitterheid wrangheid zelfst. naamw. bitterheid wrok zelfst. naamw. bitterheid zuurheid zelfst. naamw. bitterheid stugheid zelfst. naamw. bitterheid strengheid zelfst. naamw. bitterheid rinsheid zelfst. naamw. bitterheid hardheid zelfst. naamw. bitterheid guurheid zelfst. naamw. bitterkoud steenkoud overig. bitterkoud ijzig overig. bitterkoud ijskoud overig. bittertje borrel overig. bitumen asfalt zelfst. naamw. bivak kamp zelfst. naamw. bivak legerkamp zelfst. naamw. bivak legerplaats zelfst. naamw. bivakkeren logeren werkwoord bizar buitenissig bijv. naamw. bizar grotesk bijv. naamw. bizar zonderling bijv. naamw. Bizar onwerkelijk bijv. naamw. bizar wonderlijk bijv. naamw. bizar vreemd bijv. naamw. bizar typisch bijv. naamw. bizar ongewoon bijv. naamw. bizar merkwaardig bijv. naamw. bizar excentriek bijv. naamw. bizar eigenaardig bijv. naamw. bizar curieus bijv. naamw. bizar bijzonder bijv. naamw. bizar apart bijv. naamw. blaadje papiertje zelfst. naamw. blaadje tijdschrift zelfst. naamw. blaadje uitspruitsel zelfst. naamw. blaadje vel zelfst. naamw. blaadje blad zelfst. naamw. blaam smet zelfst. naamw. blaam verwijt zelfst. naamw. blaam uitbrander zelfst. naamw. blaam terechtwijzing zelfst. naamw. blaam standje zelfst. naamw. blaam berisping zelfst. naamw. blaar blister overig. blaarvormig bulleus zelfst. naamw. blaasbalg balg zelfst. naamw. blaasinstrument trompet overig. blaasinstrument toeter overig. blaasinstrument piston overig. blaasinstrument klaroen overig. blaasinstrument bazuin overig. blaaskaak bluffer zelfst. naamw. blaaskaak opschepper zelfst. naamw. blaaskaak windbuil zelfst. naamw. blaaskaak snoever zelfst. naamw. blaaskaak pad zelfst. naamw. blaaskapel muziekkorps overig. blaaskapel kapel overig. blaaskapel harmonie overig. blaaskapel fanfarekorps overig. blaaskapel fanfare overig. blaasmond luchtrooster overig. blaasontsteking cystitis zelfst. naamw. blaaspijp glasblazerspijp zelfst. naamw. blaaspijp proppenschieter overig. blaasvlambrander ventilator overig. blaasvlambrander compressor overig. blaaswier zeewier overig. blaaswier bruinwier overig. blaat blaten werkwoord blad boomblad zelfst. naamw. blad dienblad zelfst. naamw. blad krant zelfst. naamw. blad pagina zelfst. naamw. blad tijdschrift zelfst. naamw. blad theeblad zelfst. naamw. blad schenkblad zelfst. naamw. blad presenteerblad zelfst. naamw. blad loof zelfst. naamw. blad bladeren zelfst. naamw. blad weekblad zelfst. naamw. blad tijdspieg zelfst. naamw. blad periodiek zelfst. naamw. blad magazine zelfst. naamw. blad maandblad zelfst. naamw. blad bericht zelfst. naamw. blad plateau zelfst. naamw. blad blaadje zelfst. naamw. bladderen schilferen werkwoord bladen pers zelfst. naamw. bladen tijdschriften zelfst. naamw. bladerdak loofdak overig. bladerdeeg feuilletédeeg zelfst. naamw. bladeren doorbladeren werkwoord bladeren loof zelfst. naamw. bladeren blad zelfst. naamw. bladmuziek muziek zelfst. naamw. bladwijzer boekenlegger zelfst. naamw. bladzij vel zelfst. naamw. bladzijde pagina zelfst. naamw. bladzijde papiervel zelfst. naamw. blaffen bulderen werkwoord blaffen keffen werkwoord blaffen schreeuwen werkwoord blaffen roepen werkwoord blaffen brullen werkwoord blaffen daveren werkwoord blaffer geweer zelfst. naamw. blaffer pistool zelfst. naamw. blaffer geweer zelfst. naamw. blaffer pistool zelfst. naamw. blaffer geweer zelfst. naamw. blaffer pistool zelfst. naamw. blaken branden werkwoord blaken gloeien werkwoord blaken stralen werkwoord blakend gezond bijv. naamw. blakend getraind bijv. naamw. blakend fit bijv. naamw. blakend zonziekte bijv. naamw. blakeren schroeien werkwoord blakeren zengen werkwoord blakeren verzengen werkwoord blakeren verschroeien werkwoord blakeren branden werkwoord blamage afgang zelfst. naamw. blamage teschandemaking zelfst. naamw. blameren laken werkwoord blameren nadragen werkwoord blameren beschuldigen werkwoord blameren aanwrijven werkwoord blameren voorhouden werkwoord blameren verwijten werkwoord blameren gispen werkwoord blameren berispen werkwoord blameren aanrekenen werkwoord blameren schandaliseren werkwoord blanco onbeschreven bijv. naamw. blanco oningevuld bijv. naamw. blank kleurloos bijv. naamw. blank lelieblank bijv. naamw. blank onder water bijv. naamw. blank ongelakt bijv. naamw. blank ongekleurd bijv. naamw. blank bleek bijv. naamw. blank wit bijv. naamw. blankheid poel zelfst. naamw. blankheid glans zelfst. naamw. blasé geblaseerd overig. blasfemie godslastering overig. blasfemisch profaan overig. blasfemisch ontheiligend overig. blasfemisch godslasterlijk overig. blasfemisch godslasterend overig. blaten blaat werkwoord blaten mekkeren werkwoord blauw dronken bijv. naamw. blauw hemelsblauw bijv. naamw. blauwbekken kleumen werkwoord blauwkleuring acrocyanose zelfst. naamw. blauwzucht cyanose zelfst. naamw. blazen fluiten werkwoord blazen proesten werkwoord blazen puffen werkwoord blazen sissen werkwoord blazen tetteren werkwoord blazen hijgen werkwoord blazen pijpen werkwoord blazer jas zelfst. naamw. blazoen schild zelfst. naamw. blazoen wapen zelfst. naamw. blazoen wapenschild zelfst. naamw. blazoen insigne zelfst. naamw. blazoenen wapenschilden overig. blazoenen wapenschilden overig. bleek flets bijv. naamw. bleek kleurloos bijv. naamw. bleek krijtwit bijv. naamw. bleek pips bijv. naamw. bleek droogveld zelfst. naamw. bleek wit bijv. naamw. bleek ongekleurd bijv. naamw. bleek blank bijv. naamw. bleek verschoten bijv. naamw. bleek flauw bijv. naamw. bleekheid pipsheid zelfst. naamw. bleekjes slap bijv. naamw. bleekjes wee bijv. naamw. bleekjes ziekelijk bijv. naamw. bleekjes zwak bijv. naamw. bleekjes smal bijv. naamw. bleekjes slapjes bijv. naamw. bleekjes pips bijv. naamw. bleekrood lichtrood overig. bleekrood vaalrood overig. bleekster wasvrouw overig. blei zilverpopulier overig. blei koorhemd overig. bleken opbleken werkwoord blende blindering zelfst. naamw. blèren brullen werkwoord blesseren kwetsen werkwoord blesseren verwonden werkwoord blesseren schaden werkwoord blesseren bezeren werkwoord blessure letsel zelfst. naamw. bleu verlegen bijv. naamw. bleu beschroomd bijv. naamw. bleu timide bijv. naamw. bleu schuchter bijv. naamw. bleu schroomvallig bijv. naamw. bleu bedeesd bijv. naamw. blij aangenaam bijv. naamw. blij fris bijv. naamw. blij monter bijv. naamw. blij verheugd bijv. naamw. blij vrolijk bijv. naamw. blij gelukkig bijv. naamw. blij happy bijv. naamw. blij opgewekt bijv. naamw. blij opgetogen bijv. naamw. blij blijmoedig bijv. naamw. blij blijgestemd bijv. naamw. blij verblijd bijv. naamw. blij tierig bijv. naamw. blij levenslustig bijv. naamw. blij levendig bijv. naamw. blij dartel bijv. naamw. blij vrolijk overig. blijdschap blijmoedigheid zelfst. naamw. blijdschap plezier zelfst. naamw. blijdschap vreugde zelfst. naamw. blijdschap vreug zelfst. naamw. blijf verwijlen werkwoord blijgeestig opgeruimd bijv. naamw. blijgestemd vrolijk overig. blijgestemd opgewekt overig. blijgestemd opgetogen overig. blijgestemd blijmoedig overig. blijgestemd blij overig. blijheid opgewektheid zelfst. naamw. blijheid vrolijkheid zelfst. naamw. blijheid blijmoedigheid zelfst. naamw. blijk bewijs zelfst. naamw. blijk teken zelfst. naamw. blijkbaar duidelijk overig. blijkbaar kennelijk overig. blijkbaar merkelijk overig. blijkbaar klaarblijkelijk overig. blijkbaarheid klaarblijkelijkheid zelfst. naamw. blijken duidelijk zijn werkwoord blijken uitkomen werkwoord blijkens volgens overig. blijkens naar overig. blijkens langs overig. blijkens ingevolge overig. blijmoedig monter bijv. naamw. blijmoedig opgewekt bijv. naamw. blijmoedig vrolijk bijv. naamw. blijmoedig opgetogen bijv. naamw. blijmoedig blijgestemd bijv. naamw. blijmoedig blij bijv. naamw. blijmoedig uitgelaten bijv. naamw. blijmoedig levendig bijv. naamw. blijmoedig kwiek bijv. naamw. blijmoedig jolig bijv. naamw. blijmoedig fideel bijv. naamw. blijmoedig zonnig bijv. naamw. blijmoedig lustig bijv. naamw. blijmoedig tierig bijv. naamw. blijmoedig levenslustig bijv. naamw. blijmoedig dartel bijv. naamw. blijmoedigheid blijdschap zelfst. naamw. blijmoedigheid vrolijkheid zelfst. naamw. blijmoedigheid opgewektheid zelfst. naamw. blijmoedigheid blijheid zelfst. naamw. blijspel klucht zelfst. naamw. blijspel komedie zelfst. naamw. blijven aanblijven werkwoord blijven sneuvelen werkwoord blijven verwijlen werkwoord blijven verblijven werkwoord blijven toeven werkwoord blijven resteren werkwoord blijven resten werkwoord blijven overblijven werkwoord blijven vertoeven werkwoord blijvend aanhoudend bijv. naamw. blijvend permanent bijv. naamw. blijvend duurzaam bijv. naamw. blik bus zelfst. naamw. blik conservenblik zelfst. naamw. blik conservenblikje zelfst. naamw. blik inzicht zelfst. naamw. blik metaal zelfst. naamw. blik oogopslag zelfst. naamw. blik opbergblik zelfst. naamw. blik trommel zelfst. naamw. blik blikje zelfst. naamw. blik tin zelfst. naamw. blik overzicht zelfst. naamw. blik kijk zelfst. naamw. blik aanblik zelfst. naamw. blikje busje zelfst. naamw. blikje lip zelfst. naamw. blikje opbergblik zelfst. naamw. blikje trommel zelfst. naamw. blikje bus zelfst. naamw. blikje blik zelfst. naamw. blikken lonken werkwoord blikken zien werkwoord blikken oogopslagen zelfst. naamw. blikkeren flikkeren werkwoord blikopener opener overig. bliksem bal zelfst. naamw. bliksem bliksemschicht zelfst. naamw. bliksem flits zelfst. naamw. bliksem grootje zelfst. naamw. bliksem hemelvuur zelfst. naamw. bliksem weerlicht zelfst. naamw. bliksem bliksemslag zelfst. naamw. bliksem bliksemflits zelfst. naamw. bliksemen lichten werkwoord bliksemen weerlichten werkwoord bliksemflits flits overig. bliksemflits bliksemslag overig. bliksemflits bliksemschicht overig. bliksemflits bliksem overig. bliksems donders overig. bliksems vermaledijd overig. bliksems weerlichten overig. bliksems verduiveld overig. bliksems verdraaid overig. bliksemschicht bliksem zelfst. naamw. bliksemschicht flits zelfst. naamw. bliksemschicht bliksemslag zelfst. naamw. bliksemschicht bliksemflits zelfst. naamw. bliksemslag flits overig. bliksemslag bliksemschicht overig. bliksemslag bliksemflits overig. bliksemslag bliksem overig. bliksemstraal schicht zelfst. naamw. blikveld gezicht zelfst. naamw. blikveld gezichtsveld zelfst. naamw. blikveld horizon zelfst. naamw. blikveld gezichtskring zelfst. naamw. blind goedgelovig bijv. naamw. blind stekeblind bijv. naamw. blind luik zelfst. naamw. blind vensterluik zelfst. naamw. blind blindelings zelfst. naamw. blindarmen appendices overig. blindelings lukraak bijv. naamw. blindelings gemakkelijk bijv. naamw. blindelings klakkeloos bijv. naamw. blindelings blind bijv. naamw. blinderen afdekken werkwoord blindering blende zelfst. naamw. blindganger tegenvaller overig. blindganger mislukking overig. blindganger mislukkeling overig. blindheid gezichtsverlies overig. blinken glanzen werkwoord blinkend glimmend bijv. naamw. blister blaar overig. blizzard sneeuwstorm overig. blizzard sneeuwjacht overig. blo bang bijv. naamw. blocnote schrijfblokje overig. bloedaandrang hyperemie zelfst. naamw. bloedader ader zelfst. naamw. bloedarmoede anemie zelfst. naamw. bloedbad massamoord zelfst. naamw. bloedbad slachtpartij zelfst. naamw. bloedbad slachting zelfst. naamw. bloedbad moordpartij zelfst. naamw. bloedbad afslachting zelfst. naamw. bloedbad offeren zelfst. naamw. bloedbad slachthuis zelfst. naamw. bloedbad rotzooi zelfst. naamw. bloedbad janboel zelfst. naamw. bloedbad bende zelfst. naamw. bloedbaden slachtingen overig. bloedbaden moordpartijen overig. bloedbraken haematemesis zelfst. naamw. bloeddorstig gewelddadig bijv. naamw. bloeddruk tensie overig. bloederig bebloed bijv. naamw. bloederig bloedig bijv. naamw. bloederig rauw bijv. naamw. bloederziekte hemofilie zelfst. naamw. bloedgetuige martelares zelfst. naamw. bloedheet smoorheet overig. bloedig bloederig bijv. naamw. bloedig hard bijv. naamw. bloeding bloeduitstorting zelfst. naamw. bloeding bloeduitvloeiing zelfst. naamw. bloedje schaap zelfst. naamw. bloedkanker leukemie zelfst. naamw. bloedophoping congestie zelfst. naamw. bloedplasma plasma zelfst. naamw. bloedpomp hart zelfst. naamw. bloedprop prop zelfst. naamw. bloedprop thrombus zelfst. naamw. bloedrood scharlakenrood overig. bloedrood scharlaken overig. bloedrood hoogrood overig. bloedschande incest zelfst. naamw. bloedsinaasappel roodkrijttekening overig. bloedsomloop circulatie zelfst. naamw. bloedspuwen hemoptoë zelfst. naamw. bloedstelpend bloedstollend overig. bloedstelping hemostase zelfst. naamw. bloedstollend spannend overig. bloedstollend bloedstelpend overig. bloedstollingsfactor protrombine zelfst. naamw. bloedstorting hemorragie zelfst. naamw. bloeduitstorting bloeding zelfst. naamw. bloeduitstorting hematoom zelfst. naamw. bloeduitvloeiing bloeding zelfst. naamw. bloedvat vat zelfst. naamw. bloedvatverstopping embolie zelfst. naamw. bloedvergiftiging septikemie zelfst. naamw. bloedverwant familielid zelfst. naamw. bloedverwant maag zelfst. naamw. bloedverwanten familie zelfst. naamw. bloedvormend hemopoëtisch zelfst. naamw. bloedwateren hematurie zelfst. naamw. bloedwei serum zelfst. naamw. bloedwraak vendetta zelfst. naamw. bloedziekte hemofilie zelfst. naamw. bloedziekte hemopathie zelfst. naamw. bloei bloeitijd zelfst. naamw. bloei groei zelfst. naamw. bloei hoogconjunctuur zelfst. naamw. bloei wasdom zelfst. naamw. bloei opbloei zelfst. naamw. bloei bloeiperio zelfst. naamw. bloei haus zelfst. naamw. bloei ontwikkeling zelfst. naamw. bloei ontplooiing zelfst. naamw. bloeien bloesem dragen werkwoord bloeien floreren werkwoord bloeiend fleurig bijv. naamw. bloeiend florissant bijv. naamw. bloeiend kleurig bijv. naamw. bloeiperio opbloei overig. bloeiperio bloei overig. bloeiperio bloeitijd overig. bloeiperio bloeiseizoen overig. bloeiseizoen bloeitijd overig. bloeiseizoen bloeiperio overig. bloeitijd bloei zelfst. naamw. bloeitijd fleur zelfst. naamw. bloeitijd bloeiseizoen zelfst. naamw. bloeitijd bloeiperio zelfst. naamw. bloeitijd hoogtijdagen zelfst. naamw. bloeitijd hoogtij zelfst. naamw. bloeitijd glorietijd zelfst. naamw. bloeitijd glansperio zelfst. naamw. bloem beste zelfst. naamw. bloem bloemknop zelfst. naamw. bloem meel zelfst. naamw. bloembed bed zelfst. naamw. bloembed bloemperk zelfst. naamw. bloembed perk zelfst. naamw. bloembol bol zelfst. naamw. bloemenfestoen slinger overig. bloemenfestoen guirlande overig. bloemenfestoen bloemenslinger overig. bloemenhandelaar bloemist zelfst. naamw. bloemenslinger slinger overig. bloemenslinger guirlande overig. bloemenslinger bloemenfestoen overig. bloementuin tuin zelfst. naamw. bloemenvaas vaas zelfst. naamw. bloemetje tuil overig. bloemetje ruiker overig. bloemetje boeket overig. bloemetje bloemstuk overig. bloemist bloemenhandelaar zelfst. naamw. bloemisterij tuinderij overig. bloemknop bloem zelfst. naamw. bloemknop knop zelfst. naamw. bloemkool kool zelfst. naamw. bloemkronen kelken overig. bloemlezing anthologie zelfst. naamw. bloemlezing keuze zelfst. naamw. bloemlezing selectie zelfst. naamw. bloemlezing chrestomathie zelfst. naamw. bloempap pap zelfst. naamw. bloemperk bed zelfst. naamw. bloemperk bloembed zelfst. naamw. bloemperken parterre overig. bloempot pot zelfst. naamw. bloemrijk barok bijv. naamw. bloemstuk ruiker zelfst. naamw. bloemstuk tuil zelfst. naamw. bloemstuk boeket zelfst. naamw. bloemstuk bloemetje zelfst. naamw. bloes blouse zelfst. naamw. bloes blou zelfst. naamw. bloesem bloem zelfst. naamw. blok complex zelfst. naamw. blok hakblok zelfst. naamw. blok huizenblok zelfst. naamw. blok speelgoedblok zelfst. naamw. blok takel zelfst. naamw. blok stremming zelfst. naamw. blokfluit fluit zelfst. naamw. blokka barricaderering overig. blokka wegversperring overig. blokkade barricade zelfst. naamw. blokkade barricaderering zelfst. naamw. blokkade wegversperring zelfst. naamw. blokken pezen werkwoord blokken pompen werkwoord blokken hakblokken zelfst. naamw. blokken studeren zelfst. naamw. blokken hengsten zelfst. naamw. blokken leren zelfst. naamw. blokken bekwamen zelfst. naamw. blokkeren afsluiten werkwoord blokkeren immobiliseren werkwoord blokkeren stremmen werkwoord blokkering stop zelfst. naamw. bloodaard lafaard zelfst. naamw. bloot enkel bijv. naamw. bloot naakt bijv. naamw. bloot seks zelfst. naamw. bloot louter zelfst. naamw. bloot ontbloot zelfst. naamw. bloot onbloot zelfst. naamw. blootheid naaktheid zelfst. naamw. blootheid dorheid zelfst. naamw. blootje naakt zelfst. naamw. blootleggen onthullen werkwoord blootleggen ontmaskeren werkwoord blootleggen ontdoen werkwoord blootleggen onbloten werkwoord blootleggen beroven werkwoord blootstellen exposeren werkwoord blootsvoets barrevoets overig. blos kleur zelfst. naamw. blou bloes overig. blouse bloes zelfst. naamw. blow baap overig. blow baap overig. blow baap overig. blowen dampen werkwoord blozen gloeien werkwoord blozen kleuren werkwoord blozen flush zelfst. naamw. blozen roodheid werkwoord blozend fleurig bijv. naamw. blozend welvarend bijv. naamw. blozend kleurend bijv. naamw. blozend rood bijv. naamw. blubber modder zelfst. naamw. blubber slijk zelfst. naamw. bluf branie zelfst. naamw. bluffen grootspreken werkwoord bluffen opscheppen werkwoord bluffen zwetsen werkwoord bluffen stoffen werkwoord bluffen snorken werkwoord bluffen snoeven werkwoord bluffen pochen werkwoord bluffer blaaskaak zelfst. naamw. bluffer branie zelfst. naamw. bluffer opschepper zelfst. naamw. bluffer pocher zelfst. naamw. bluffer windbuil zelfst. naamw. bluffer snoever zelfst. naamw. bluffer pad zelfst. naamw. bluffer patser zelfst. naamw. bluffer windbuilen zelfst. naamw. bluffer snoevers zelfst. naamw. bluffer praatjesmakers zelfst. naamw. bluffer opscheppers zelfst. naamw. bluffer dikdoener zelfst. naamw. blun misgreep overig. blun giller overig. blun flater overig. blun domheid overig. blun enormiteit overig. blun vergissing overig. blun misverstand overig. blun misstap overig. blun misslag overig. blun misser overig. blun misrekening overig. blun fout overig. blunder bok zelfst. naamw. blunder flater zelfst. naamw. blunder giller zelfst. naamw. blunder vergissing zelfst. naamw. blunders flaters overig. blusapparaat brandblusser zelfst. naamw. blussen dempen werkwoord blussen uitblussen werkwoord blussen uitdoven werkwoord blussen uitmaken werkwoord blussen uitdoen werkwoord blussen doven werkwoord blut platzak bijv. naamw. blut afgebrand bijv. naamw. bluts buts zelfst. naamw. bluts deuk zelfst. naamw. bluts beurplek zelfst. naamw. bluts instulping zelfst. naamw. bo rondbrenger overig. bo koerier overig. bo bezorger overig. bo besteller overig. bo postbo overig. bo brievenbesteller overig. board houtvezelplaat zelfst. naamw. bobbel buil zelfst. naamw. bobbel bult zelfst. naamw. bobbel hobbel zelfst. naamw. bobbel knobbel zelfst. naamw. bobbel pukkel zelfst. naamw. bobbel uitstulping zelfst. naamw. bobbel zwelling zelfst. naamw. bobbel knobb zelfst. naamw. bobbel ongelijkheid zelfst. naamw. bobbel oneffenheid zelfst. naamw. bobbel hobb zelfst. naamw. bobbel uitpuiling zelfst. naamw. bobbel opzetting zelfst. naamw. bobbel bolling zelfst. naamw. bobbel steenpuist zelfst. naamw. bobbel dikte zelfst. naamw. bobbelig hobbelig bijv. naamw. bobbels knobbels overig. bobbeltje steenpuist overig. bobbeltje pukkel overig. bobbeltje puistje overig. bobbeltje bultje overig. boch bult overig. bochel bult zelfst. naamw. bocht baai zelfst. naamw. bocht boog zelfst. naamw. bocht kromming zelfst. naamw. bocht kromte zelfst. naamw. bocht rotzooi zelfst. naamw. bocht draai zelfst. naamw. bocht ronding zelfst. naamw. bocht kronkel zelfst. naamw. bocht verbuiging zelfst. naamw. bocht buiging zelfst. naamw. bocht troep zelfst. naamw. bocht winding zelfst. naamw. bocht schroefdraad zelfst. naamw. bocht kronkeling zelfst. naamw. bochten kurven zelfst. naamw. bochtig kronkelend overig. bochtig slingerend overig. bod inzet zelfst. naamw. bod voorstel zelfst. naamw. bod voorstdoen zelfst. naamw. bod propositie zelfst. naamw. bod motie zelfst. naamw. bode bediende zelfst. naamw. bode bezorger zelfst. naamw. bode dienaar zelfst. naamw. bode postbode zelfst. naamw. bode rondbrenger zelfst. naamw. bode pedel zelfst. naamw. bode koster zelfst. naamw. bode conciërge zelfst. naamw. bodem aarde zelfst. naamw. bodem aardkorst zelfst. naamw. bodem bedding zelfst. naamw. bodem grond zelfst. naamw. bodem grondgebied zelfst. naamw. bodem minimum zelfst. naamw. bodem schip zelfst. naamw. bodem bodemoppervlak zelfst. naamw. bodemloos onpeilbaar bijv. naamw. bodemloos onverzadigbaar bijv. naamw. bodemoppervlak bodemoppervlakte overig. bodemoppervlak grond overig. bodemoppervlak bodem overig. bodemoppervlakte bodemoppervlak overig. bodemprijs dumpprijs zelfst. naamw. bodes rondbrengers overig. bodes koeriers overig. bodes bezorgers overig. bodes meiden overig. bodes dienstbodes overig. bodylotion bodymilk overig. bodymilk bodylotion overig. boed inboed overig. boed huisraad overig. boed nalatenschap overig. boed legaat overig. boed erfgoed overig. boed erfenis overig. boed erfboedel overig. boedel erfenis zelfst. naamw. boedel inboedel zelfst. naamw. boedel nalatenschap zelfst. naamw. boedelbeschrijving inventaris zelfst. naamw. boedelbeschrijving inventarisatie zelfst. naamw. boedelredder curator zelfst. naamw. boedelscheiding scheiding zelfst. naamw. boef boefje zelfst. naamw. boef schelm zelfst. naamw. boef schurk zelfst. naamw. boef snaak zelfst. naamw. boef galgentronie zelfst. naamw. boef galgenbrok zelfst. naamw. boef schobbejak zelfst. naamw. boef fielt zelfst. naamw. boefachtig vals overig. boefachtig schurkachtig overig. boefachtig gluiperig overig. boefachtig gemeen overig. boefachtig boosaardig overig. boefje deugniet zelfst. naamw. boefje kwajongen zelfst. naamw. boefje vleg zelfst. naamw. boefje schelm zelfst. naamw. boefje schavuit zelfst. naamw. boefje ondeugd zelfst. naamw. boefje beng zelfst. naamw. boefjes deugnieten zelfst. naamw. boefjes schavuiten zelfst. naamw. boefjes guiten zelfst. naamw. boefjes gladakkers zelfst. naamw. boeg neus zelfst. naamw. boeg voorsteven zelfst. naamw. boeg steven zelfst. naamw. boegseren voorttrekken werkwoord boegseren trekken werkwoord boegseren slepen werkwoord boegspriet schipspriet overig. boei baak zelfst. naamw. boei kluister zelfst. naamw. boei ketting zelfst. naamw. boei keten zelfst. naamw. boei zeeanker zelfst. naamw. boei windzak zelfst. naamw. boei dummy zelfst. naamw. boeien fascineren werkwoord boeien ketenen werkwoord boeien vastbinden werkwoord boeien handboeien zelfst. naamw. boeien verbannen werkwoord boeien vasthouden werkwoord boeien uitbannen werkwoord boeien bezweren werkwoord boeien betoveren werkwoord boeien bannen werkwoord boeien kluisteren werkwoord boeien binden werkwoord boeien intrigeren werkwoord boeien handijzers werkwoord boeiend aangrijpend bijv. naamw. boeiend afwisselend bijv. naamw. boeiend avontuurlijk bijv. naamw. boeiend fascinerend bijv. naamw. boeiend interessant bijv. naamw. boeiend pakkend bijv. naamw. boeiend sensationeel bijv. naamw. boeiend zinderend bijv. naamw. boeiend spannend bijv. naamw. boeiend opwindend bijv. naamw. boeiend meeslepend bijv. naamw. boeiend adembenemend bijv. naamw. boeiend intrigerend bijv. naamw. boeiende fascinerende overig. boek band zelfst. naamw. boekanier piraat zelfst. naamw. boekanier zeerover zelfst. naamw. boekband band zelfst. naamw. boekbeoordeling artikel zelfst. naamw. boekbespreking recensie zelfst. naamw. boekbinden binden werkwoord boekbinden inbinden werkwoord boekdeel band zelfst. naamw. boekdeel boek zelfst. naamw. boekdeel deel zelfst. naamw. boekdeel volume zelfst. naamw. boekdrukkerij drukkerij zelfst. naamw. boekdrukkers drukkers zelfst. naamw. boekdrukkunst drukkunst overig. boeken behalen werkwoord boeken bespreken werkwoord boeken debiteren werkwoord boeken opschrijven werkwoord boeken balans zelfst. naamw. boeken lectuur zelfst. naamw. boeken romans zelfst. naamw. boeken werven werkwoord boeken vastleggen werkwoord boeken registreren werkwoord boeken aanwerven werkwoord boeken aantekenen werkwoord boeken aanbrengen werkwoord boeken optekenen werkwoord boeken noteren werkwoord boekengeleerde schoolmeester overig. boekengeleerde muggezifter overig. boekenlegger bladwijzer zelfst. naamw. boekenlijst literatuurlijst zelfst. naamw. boekensteun boekenstut overig. boekenstut boekensteun overig. boekentas schooltas zelfst. naamw. boekenwurm student zelfst. naamw. boeket ruiker zelfst. naamw. boeket tuil zelfst. naamw. boeket bloemstuk zelfst. naamw. boeket bloemetje zelfst. naamw. boeketten tuilen overig. boeketten ruikers overig. boekhand boekwink overig. boekhandel boekwinkel zelfst. naamw. boekhandelaar boekverkoper overig. boekhou referendaris overig. boekhou intendant overig. boekhou beheer overig. boekhou administrateur overig. boekhouden administreren werkwoord boekhouden bijhouden werkwoord boekhouder administrateur zelfst. naamw. boekhouder beheerder zelfst. naamw. boekhouder intendant zelfst. naamw. boekhouding financiën zelfst. naamw. boeking inschrijving zelfst. naamw. boekje pocket zelfst. naamw. boekomslag kaft zelfst. naamw. boekomslag omslag zelfst. naamw. boekomslagen omslagen overig. boekomslagen kaften overig. boekslot krap overig. boekstaven neerleggen werkwoord boektit tit overig. boektitel titel zelfst. naamw. boekverkoper boekhandelaar overig. boekweit weit zelfst. naamw. boekwerk boek zelfst. naamw. boekwerk pil zelfst. naamw. boekwerken bundels zelfst. naamw. boekwink boekhand overig. boekwinkel boekhandel zelfst. naamw. boel bedoening zelfst. naamw. boel bullen zelfst. naamw. boel heleboel zelfst. naamw. boel troep zelfst. naamw. boel tas zelfst. naamw. boel stapel zelfst. naamw. boel schare zelfst. naamw. boel menigte zelfst. naamw. boel massa zelfst. naamw. boel hoop zelfst. naamw. boel drom zelfst. naamw. boeldag veiling zelfst. naamw. boeldag veilingdag zelfst. naamw. boeltje hap zelfst. naamw. boeman schrik zelfst. naamw. boemel stoptrein zelfst. naamw. boemel trein zelfst. naamw. boemelaar pierewaaier zelfst. naamw. boemelaar zwelger zelfst. naamw. boemelaar slemper zelfst. naamw. boemelen nachtbraken werkwoord boemelen pierewaaien werkwoord boemelen stappen werkwoord boemelen zwijnen werkwoord boemelen uitspatten werkwoord boemelen slempen werkwoord boemelen brassen werkwoord boen schrobber overig. boenen oppoetsen werkwoord boenen schoonmaken werkwoord boenen schrobben werkwoord boenen schoonschrobben werkwoord boenen schoonboenen werkwoord boenen afschrobben werkwoord boenen afboenen werkwoord boenwerk schrobben zelfst. naamw. boer agrariër zelfst. naamw. boer botterik zelfst. naamw. boer handelaar zelfst. naamw. boer landbouwer zelfst. naamw. boer oprisping zelfst. naamw. boer plattelander zelfst. naamw. boer landman zelfst. naamw. boer ploeger zelfst. naamw. boerderij hoeve zelfst. naamw. boerderij plaats zelfst. naamw. boerderij landgoed zelfst. naamw. boerderij goed zelfst. naamw. boerderij bezitting zelfst. naamw. boerderij boerenhofstede zelfst. naamw. boerderij boerenhoeve zelfst. naamw. boerderijen boerenhuizen overig. boerderijen boerenhoeven overig. boeremannetje boertje overig. boeren agrariërs zelfst. naamw. boeren oprispen zelfst. naamw. boeren oprispingen zelfst. naamw. boeren provincialen zelfst. naamw. boeren burpen zelfst. naamw. boeren kokhalzen zelfst. naamw. boerenbedrijf zuinigheid overig. boerenbedrijf landhuishoudkunde overig. boerenbedrijf economie overig. boerenerf erf zelfst. naamw. boerenerf heem zelfst. naamw. boerenerf hof zelfst. naamw. boerenerven boerenterreinen overig. boerenhoeve hoeve overig. boerenhoeve boerenhofstede overig. boerenhoeve boerderij overig. boerenhoeven boerenhuizen overig. boerenhoeven boerderijen overig. boerenhofstede hoeve overig. boerenhofstede boerenhoeve overig. boerenhofstede boerderij overig. boerenhuis boerenwoning overig. boerenhuis stulpkooi overig. boerenhuis stolphuis overig. boerenhuis stolp overig. boerenhuis kaasstolp overig. boerenhuis dop overig. boerenhuis deksel overig. boerenhuizen boerenhoeven overig. boerenhuizen boerderijen overig. boerenknecht knecht zelfst. naamw. boerenkool kool zelfst. naamw. Boerenkoolstamp Boerenmoes zelfst. naamw. boerenlul lumm overig. boerenlul hork overig. Boerenmoes Boerenkoolstamp zelfst. naamw. boerenonderneming landbouwonderneming zelfst. naamw. boerenpakje zebra overig. boerenpakje gevangenisboef overig. boerenpummel kinkel zelfst. naamw. boerenterreinen boerenerven overig. boerenwoning boerenhuis overig. boers dorps bijv. naamw. boers grof bijv. naamw. boers onhoffelijk bijv. naamw. boers ongemanierd bijv. naamw. boers onbeschoft bijv. naamw. boers onbeschaafd bijv. naamw. boers onbeleefd bijv. naamw. boers onbehouwen bijv. naamw. boers onbehoorlijk bijv. naamw. boers lomp bijv. naamw. boers hufterig bijv. naamw. boersheid lompheid zelfst. naamw. boertig kluchtig overig. boertje boeremannetje overig. boertje burp overig. Boet Schuur zelfst. naamw. boete bekeuring zelfst. naamw. boete geldstraf zelfst. naamw. boete gevangenisstraf zelfst. naamw. boete penalty zelfst. naamw. boete penitentie zelfst. naamw. boete bon zelfst. naamw. boete straf zelfst. naamw. boete hechtenis zelfst. naamw. boete celstraf zelfst. naamw. boete prent overig. boetedoener boeteling overig. boetedoening boetstraf overig. boeteling boetedoener overig. boeteling penitent overig. boeteling gestrafte overig. boeten bekopen werkwoord boeten betalen werkwoord boeten opdraaien werkwoord boeten verzoenen werkwoord boetiek kledingwinkel zelfst. naamw. boetiek winkel zelfst. naamw. boetiek kledingzaak zelfst. naamw. boetiek kledingwink zelfst. naamw. boetiek zaak zelfst. naamw. boetseerder modelleur overig. boetseerkunst plastiek zelfst. naamw. boetseren fatsoeneren werkwoord boetseren kleien werkwoord boetseren modelleren werkwoord boetseren vormen werkwoord boetstraf boetedoening overig. boeven schurken zelfst. naamw. boeven rabauwen zelfst. naamw. boevenbende bende zelfst. naamw. boevenstreek schurkenstreek overig. boevenstreek rotstreek overig. boeventuig penose zelfst. naamw. boezelaar schort zelfst. naamw. boezem baai zelfst. naamw. boezem binnenste zelfst. naamw. boezem borsten zelfst. naamw. boezem gemoed zelfst. naamw. boezem kring zelfst. naamw. boezem plas zelfst. naamw. boezem riolering zelfst. naamw. boezem riool zelfst. naamw. boezem afwateringskanaal zelfst. naamw. boezem afvoerkanaal zelfst. naamw. boezem schoot zelfst. naamw. boezem tieten zelfst. naamw. boezem prammen zelfst. naamw. boezem borsten overig. boezemvriend intimus zelfst. naamw. boezemvriend hartsvriend zelfst. naamw. boezeroen kiel overig. boezeroen hes overig. bof boffer zelfst. naamw. bof oorspeekselklierontsteking zelfst. naamw. bof parotitis zelfst. naamw. bof geluk zelfst. naamw. boffen een meevaller hebben werkwoord boffen zwijnen werkwoord boffer bof zelfst. naamw. boffer geluksvogel zelfst. naamw. boffer goudvink zelfst. naamw. boffer geluksvog zelfst. naamw. boffer gelukskind zelfst. naamw. boffer bofkont zelfst. naamw. bofkont goudvink overig. bofkont geluksvog overig. bofkont gelukskind overig. bofkont boffer overig. boiler warmwatertoestel overig. bok blunder zelfst. naamw. bok mannetjesgeit zelfst. naamw. bok sater zelfst. naamw. bok takel zelfst. naamw. bokaal beker zelfst. naamw. bokaal cup zelfst. naamw. bokaal kelk zelfst. naamw. bokken pruilen werkwoord bokken steigeren werkwoord bokkenfuif herenfuif zelfst. naamw. bokkensprong capriool zelfst. naamw. bokkensprongen strapatsen zelfst. naamw. bokkig dwars bijv. naamw. bokkig koppig bijv. naamw. bokkig weerspannig bijv. naamw. bokkig weerbarstig bijv. naamw. bokkig stijfhoofdig bijv. naamw. boksen klaarspelen werkwoord boksen vechtsport zelfst. naamw. bokser pugilist zelfst. naamw. bokser vuistvechter zelfst. naamw. boksring ring zelfst. naamw. bol bolstaand bijv. naamw. bol bolvormig bijv. naamw. bol kogelrond bijv. naamw. bol opgebold bijv. naamw. bol aardbol zelfst. naamw. bol bal zelfst. naamw. bol bloembol zelfst. naamw. bol bolletje zelfst. naamw. bol globe zelfst. naamw. bol hersens zelfst. naamw. bol aarde zelfst. naamw. bol hoofd zelfst. naamw. bol kogelvormig zelfst. naamw. bol plaatkoek zelfst. naamw. bol kop zelfst. naamw. bol sferisch zelfst. naamw. bol rond zelfst. naamw. bolhoed dophoed overig. bolide auto zelfst. naamw. bolkap bolsegment overig. bolknak sigaar zelfst. naamw. bolleboos baas zelfst. naamw. bolleboos hoogvlieger zelfst. naamw. bolleboos intellectueel zelfst. naamw. bolleboos kei zelfst. naamw. bolleboos leerhoofd zelfst. naamw. bolleboos licht zelfst. naamw. bollen opbollen werkwoord bollen puilen werkwoord bollen ballen zelfst. naamw. bolletje bol zelfst. naamw. bolletje broodje zelfst. naamw. bolling zwelling zelfst. naamw. bolling pukkel overig. bolling opzetting zelfst. naamw. bolling bult overig. bolling buil overig. bolling bobbel overig. bolling steenpuist overig. bolling dikte overig. bolling ronding zelfst. naamw. bolsegment bolkap overig. bolsjewiek communist zelfst. naamw. bolstaand bol bijv. naamw. bolstaand uitpuilend bijv. naamw. bolster bast zelfst. naamw. bolster dop zelfst. naamw. bolster schaal zelfst. naamw. bolster schil zelfst. naamw. bolus kak zelfst. naamw. bolvorm kogelvorm overig. bolvormig bol bijv. naamw. bolvormig rond bijv. naamw. bolvormig kogelvormig bijv. naamw. bolwerk bastion zelfst. naamw. bolwerk fort zelfst. naamw. bolwerk toevluchtsoord zelfst. naamw. bolwerk toevlucht zelfst. naamw. bolwerk steun zelfst. naamw. bolwerk schat zelfst. naamw. bolwerk kinder-dagverblijf zelfst. naamw. bolwerken klaarspelen werkwoord bom explosief zelfst. naamw. bom projectiel zelfst. naamw. bom raket zelfst. naamw. bom granaat zelfst. naamw. bomaanslag aanslag zelfst. naamw. bombardement bombarderen overig. bombardement beschieting overig. bombardement beschieten overig. bombardement afstraffing overig. bombarderen belagen werkwoord bombarderen benoemen werkwoord bombarderen beschieten werkwoord bombarderen bombardement werkwoord bombarderen beschieting werkwoord bombarderen afstraffing werkwoord bombast pathos zelfst. naamw. bombast pompeusheid zelfst. naamw. bombast hoogdravendheid zelfst. naamw. bombast gezwollenheid zelfst. naamw. bombast gewichtigheid zelfst. naamw. bombast gewichtigdoenerij zelfst. naamw. bombasten hoogdravendheden overig. bombasten gezwollenheden overig. bombasten opvullingskatoen overig. bombastisch gezwollen bijv. naamw. bombastisch opgeblazen bijv. naamw. bombastisch pompeus bijv. naamw. bombastisch hoogdravend bijv. naamw. bomberen uitbollen overig. bomen keuvelen werkwoord bomen kletsen werkwoord bomer speculant overig. bomer beroepswedder overig. bomvol stampvol bijv. naamw. bomvol vol bijv. naamw. bon bekeuring zelfst. naamw. bon cadeaubon zelfst. naamw. bon coupon zelfst. naamw. bon kassabon zelfst. naamw. bon stortingsbewijs zelfst. naamw. bon voedselbon zelfst. naamw. bon boete zelfst. naamw. bon reçu zelfst. naamw. bon-vivant losbol zelfst. naamw. bon-vivant versierder zelfst. naamw. bon-vivant stoeipoes zelfst. naamw. bonafide betrouwbaar bijv. naamw. bonbon chocolaatje zelfst. naamw. bonbons chocolaatjes overig. bond alliantie zelfst. naamw. bond ambachtsgilde zelfst. naamw. bond beweging zelfst. naamw. bond federatie zelfst. naamw. bond genootschap zelfst. naamw. bond pact zelfst. naamw. bond statenbond zelfst. naamw. bond verband zelfst. naamw. bond verbond zelfst. naamw. bond vereniging zelfst. naamw. bond bondgenootschap zelfst. naamw. bond vakgenootschap zelfst. naamw. bond unie zelfst. naamw. bond organisatie zelfst. naamw. bond orde zelfst. naamw. bond gilde zelfst. naamw. bond club zelfst. naamw. bond verdrag zelfst. naamw. bond liga zelfst. naamw. bond binding zelfst. naamw. bond band zelfst. naamw. bond akkoord zelfst. naamw. bond sociëteit zelfst. naamw. bond broederschap zelfst. naamw. bond soos zelfst. naamw. bond societiet zelfst. naamw. bonden unies overig. bonden liga`s overig. bonden federaties overig. bondgenoot deelgenoot zelfst. naamw. bondgenoot geallieerde zelfst. naamw. bondgenoot medestander zelfst. naamw. bondgenoot medestrijder zelfst. naamw. bondgenoot medestan zelfst. naamw. bondgenoot partner zelfst. naamw. bondgenoot medestrij zelfst. naamw. bondgenootschap alliantie zelfst. naamw. bondgenootschap pact zelfst. naamw. bondgenootschap verdrag zelfst. naamw. bondgenootschap verbond zelfst. naamw. bondgenootschap bond zelfst. naamw. bondgenootschap unie zelfst. naamw. bondgenootschap liga zelfst. naamw. bondgenootschap federatie zelfst. naamw. bondgenootschap binding zelfst. naamw. bondgenootschap band zelfst. naamw. bondgenootschap akkoord zelfst. naamw. bondig kort bijv. naamw. bondig summier bijv. naamw. bondig beknopt bijv. naamw. bondig kernachtig bijv. naamw. bondig zakelijk bijv. naamw. bondigheid kortheid zelfst. naamw. bondigheid beknoptheid zelfst. naamw. bondslid vakbondslid overig. bondsweg rijksweg overig. bonenstaak lat zelfst. naamw. bonje conflict zelfst. naamw. bonje heibel zelfst. naamw. bonje ruzie zelfst. naamw. bonje stront zelfst. naamw. bonk brok zelfst. naamw. bonk knook zelfst. naamw. bonk lomperik zelfst. naamw. bonk eind zelfst. naamw. bonk brokstuk zelfst. naamw. bonken beuken werkwoord bonken bonzen werkwoord bonken hameren werkwoord bonken rammen werkwoord bonken slaan werkwoord bonken neuken werkwoord bonnen bekeuringen zelfst. naamw. bonnen kassabonnen zelfst. naamw. bons klap zelfst. naamw. bons kopstuk zelfst. naamw. bons pof zelfst. naamw. bons schok zelfst. naamw. bons smak zelfst. naamw. bont afwisselend bijv. naamw. bont bontgekleurd bijv. naamw. bont gestippeld bijv. naamw. bont kleurrijk bijv. naamw. bont pels zelfst. naamw. bont vacht zelfst. naamw. bont overdreven bijv. naamw. bont gulzig bijv. naamw. bont erg bijv. naamw. bont begerig bijv. naamw. bont veelkleurig bijv. naamw. bont kakelbont bijv. naamw. bont kleurig bijv. naamw. bont fleurig bijv. naamw. bontgekleurd bont bijv. naamw. bontgekleurd fleurig bijv. naamw. bontgekleurd kleurig bijv. naamw. bontjas pels zelfst. naamw. bontjas pelsjas zelfst. naamw. bonus gratificatie zelfst. naamw. bonus premie zelfst. naamw. bonus toeslag zelfst. naamw. bonus tantième zelfst. naamw. bonus extraatje zelfst. naamw. bonzen beuken werkwoord bonzen botsen werkwoord bonzen jagen werkwoord bonzen luiden werkwoord bonzen dreunen zelfst. naamw. boodschap aankoop zelfst. naamw. boodschap bericht zelfst. naamw. boodschap mededeling zelfst. naamw. boodschap missie zelfst. naamw. boodschap strekking zelfst. naamw. boodschap koop zelfst. naamw. boodschap acquisitie zelfst. naamw. boodschap aanwinst zelfst. naamw. boodschap aanschaf zelfst. naamw. boodschap aangekochte zelfst. naamw. boodschap vermelding zelfst. naamw. boodschap uitspraak zelfst. naamw. boodschap tijding zelfst. naamw. boodschap relaas zelfst. naamw. boodschap opgave zelfst. naamw. boodschap melding zelfst. naamw. boodschap bekendmaking zelfst. naamw. boodschap verwittiging zelfst. naamw. boodschap gewag zelfst. naamw. boodschappen inkopen zelfst. naamw. boodschappenjongen loopjongen overig. boodschappenjongen koerier overig. boodschappentas winkeltas overig. boodschappenwagentje winkelwagentje overig. boodschappenwagentje winkelwagen overig. boog bocht zelfst. naamw. boog handboog zelfst. naamw. boog kruisboog zelfst. naamw. boog poort zelfst. naamw. boog welving zelfst. naamw. boog uitbouw zelfst. naamw. booggewelf gewelf zelfst. naamw. boogpees sinus (wisk.) overig. boogronding welving zelfst. naamw. boogstreng touw zelfst. naamw. boomblad blad zelfst. naamw. boomknoesten kwasten zelfst. naamw. boomknoesten knoesten zelfst. naamw. boomrijk bosrijk bijv. naamw. boomrijk houtrijk bijv. naamw. boomrijk bebost bijv. naamw. boomstammen stammen zelfst. naamw. boomstronk stronk zelfst. naamw. boomstronk stobbe zelfst. naamw. boomstronken stronken overig. boomtak ent zelfst. naamw. boomtak tak zelfst. naamw. boomtakken takken zelfst. naamw. boomwol katoen zelfst. naamw. boomzaag trekzaag overig. boon sperzieboon zelfst. naamw. boon suikerboon zelfst. naamw. boon snijboon zelfst. naamw. boon slaboon zelfst. naamw. boon prinsessenboon zelfst. naamw. boon herenboon zelfst. naamw. boor boormachine zelfst. naamw. boor houtboor zelfst. naamw. boord kant zelfst. naamw. boord kraag zelfst. naamw. boord oever zelfst. naamw. boord scheepsdek zelfst. naamw. boord halskraag zelfst. naamw. boordevol vol bijv. naamw. boordevol volop bijv. naamw. boordje kraagje overig. boordsel passement zelfst. naamw. boordsel galon zelfst. naamw. boordsel bies zelfst. naamw. boordsel oplegsel zelfst. naamw. boordsel omzoming zelfst. naamw. boordsel rand zelfst. naamw. boordwijdte halswijdte overig. boormachine boor zelfst. naamw. boorput put zelfst. naamw. boortoren pyloon zelfst. naamw. boortoren toren zelfst. naamw. boos bar bijv. naamw. boos bars bijv. naamw. boos boosaardig bijv. naamw. boos gevaarlijk bijv. naamw. boos hachelijk bijv. naamw. boos kwaad bijv. naamw. boos snood bijv. naamw. boos verbolgen bijv. naamw. boos vertoornd bijv. naamw. boos woedend bijv. naamw. boos gepikeerd bijv. naamw. boos stuurs bijv. naamw. boos furieus bijv. naamw. boos bits bijv. naamw. boos woest bijv. naamw. boos tierend bijv. naamw. boos razend bijv. naamw. boos nijdig bijv. naamw. boos laaiend bijv. naamw. boos hels bijv. naamw. boos dol bijv. naamw. boos giftig bijv. naamw. boos gebelgd bijv. naamw. boos ziedend bijv. naamw. boos toornig bijv. naamw. boos spinnijdig bijv. naamw. boosaardig boos bijv. naamw. boosaardig hels bijv. naamw. boosaardig kwaadaardig bijv. naamw. boosaardig pervers bijv. naamw. boosaardig schurkachtig bijv. naamw. boosaardig slecht bijv. naamw. boosaardig vals bijv. naamw. boosaardig verraderlijk bijv. naamw. boosaardig arglistig bijv. naamw. boosaardig grimmig bijv. naamw. boosaardig malicieus bijv. naamw. boosaardig sardonisch bijv. naamw. boosaardig gluiperig bijv. naamw. boosaardig gemeen bijv. naamw. boosaardig boefachtig bijv. naamw. boosaardigheid slechtheid zelfst. naamw. boosaardigheid kwaadwilligheid zelfst. naamw. boosaardigheid kwaadaardigheid zelfst. naamw. boosaardigheid gemeenheid zelfst. naamw. boosdoener boef zelfst. naamw. boosdoener snoodaard zelfst. naamw. boosdoener slechtaard zelfst. naamw. boosdoener onverlaat zelfst. naamw. boosdoener booswicht zelfst. naamw. boosdoener bandiet zelfst. naamw. boosheid gram zelfst. naamw. boosheid kwaadwilligheid zelfst. naamw. boosheid slechtheid zelfst. naamw. boosheid duivelskunst zelfst. naamw. boosheid baldadigheid zelfst. naamw. booswicht satan zelfst. naamw. booswicht schurk zelfst. naamw. booswicht snoodaard zelfst. naamw. booswicht slechtaard zelfst. naamw. booswicht onverlaat zelfst. naamw. booswicht boosdoener zelfst. naamw. booswicht bandiet zelfst. naamw. boot ark zelfst. naamw. boot motorboot zelfst. naamw. boot vaartuig zelfst. naamw. boot aak zelfst. naamw. boot stoomschip zelfst. naamw. boot schuitje zelfst. naamw. boot schuit zelfst. naamw. boot schip zelfst. naamw. boot scheepje zelfst. naamw. boot bootje zelfst. naamw. bootje vaartuig zelfst. naamw. bootje kano zelfst. naamw. bootje stoomschip zelfst. naamw. bootje schuitje zelfst. naamw. bootje schuit zelfst. naamw. bootje schip zelfst. naamw. bootje scheepje zelfst. naamw. bootje boot zelfst. naamw. bootjes schuitjes overig. bootjes scheepjes overig. bootshaak schippershaak overig. bootshaak pikhaak overig. bootwerker havenarbeider zelfst. naamw. borborygmus darmgeruis zelfst. naamw. bord eetbord zelfst. naamw. bord lei zelfst. naamw. bord plateau zelfst. naamw. bord reclamebord zelfst. naamw. bord schoolbord zelfst. naamw. bord uithangbord zelfst. naamw. bord schild zelfst. naamw. bord bordje zelfst. naamw. bordeauxwijn paarsrood overig. bordeel hoerenkast zelfst. naamw. bordeel lusthuis zelfst. naamw. bordeel huis van plezier zelfst. naamw. bordeel huis van plezier zelfst. naamw. bordeel huis van plezier zelfst. naamw. borden vaat zelfst. naamw. bordenwasser afwashulpje overig. bordes pui zelfst. naamw. bordes stoep zelfst. naamw. bordes balkon zelfst. naamw. bordje uithangbord overig. bordje schild overig. bordje bord overig. borduren naaien werkwoord borduren inborduren werkwoord borduursel borduurwerk overig. borduursteek steek zelfst. naamw. borduurwerk handwerk zelfst. naamw. borduurwerk borduursel zelfst. naamw. boren aanboren werkwoord boren priemen werkwoord borg beveiliging zelfst. naamw. borg garantie zelfst. naamw. borg onderpand zelfst. naamw. borg pand zelfst. naamw. borg waarborg zelfst. naamw. borg waarborgsom zelfst. naamw. borg waarborging zelfst. naamw. borg cautie zelfst. naamw. borgen vergrendelen werkwoord borgen sluiten werkwoord borgen locken werkwoord borgen grendelen werkwoord borgen dichtmaken werkwoord borgen dichtdoen werkwoord borgen afsluiten werkwoord borgen afgrendelen werkwoord borger waarborger overig. borger garant overig. borgmoer spie zelfst. naamw. borgsom borgtocht zelfst. naamw. borgtocht borgsom zelfst. naamw. boring saai overig. borr neut overig. borr opkikkertje overig. borr opkikker overig. borr hartversterking overig. borr borreltje overig. borr staanreceptie overig. borr instuif overig. borr informereceptie overig. borrdrinken borrpakken overig. borrdrinken borrelen overig. borrel borreltje zelfst. naamw. borrel glaasje zelfst. naamw. borrel neut zelfst. naamw. borrel bittertje zelfst. naamw. borrelen koken werkwoord borrelen pimpelen werkwoord borrelen pruttelen werkwoord borrelen wellen werkwoord borrelen zuipen werkwoord borrelen borreluur zelfst. naamw. borrelen bruisen zelfst. naamw. borrelen borrpakken werkwoord borrelen borrdrinken werkwoord borrelen gebubbel werkwoord borrelen geborrel werkwoord borrelen drinken werkwoord borrels neutjes overig. borrels staanrecepties overig. borrels oorlammen overig. borreltje aperitief zelfst. naamw. borreltje borrel zelfst. naamw. borreltje opkikkertje zelfst. naamw. borreltje opkikker zelfst. naamw. borreltje hartversterking zelfst. naamw. borreltje borr zelfst. naamw. borreltje slokje zelfst. naamw. borreltje neutje zelfst. naamw. borreltje glaasje zelfst. naamw. borreluur borrelen zelfst. naamw. borrpakken borrelen overig. borrpakken borrdrinken overig. borst buste zelfst. naamw. borst hart zelfst. naamw. borst mam zelfst. naamw. borst haarborst zelfst. naamw. borst jongeling zelfst. naamw. borst jongeheer zelfst. naamw. borst schuier zelfst. naamw. borstbeeld buste zelfst. naamw. borstcrawl borstslag zelfst. naamw. borstel haarborstel zelfst. naamw. borstel schuier zelfst. naamw. borstel veger zelfst. naamw. borstelen schuieren werkwoord borstelig ruig bijv. naamw. borstelig ruw bijv. naamw. borstelig stekelig bijv. naamw. borstelig stoppelig bijv. naamw. borstelig ruwharig bijv. naamw. borstelig ruigharig bijv. naamw. borstelig rechtopstaand bijv. naamw. borsten boezem zelfst. naamw. Borsten Tetten zelfst. naamw. borsten tieten zelfst. naamw. borsten prammen zelfst. naamw. borsten jetsers overig. borsten prammen overig. borsten boezem overig. borstharnas kuras zelfst. naamw. borstkas ribbenkast zelfst. naamw. borstkas thorax zelfst. naamw. borstkas tors zelfst. naamw. borstkassen ribbenkasten overig. borstklier mam zelfst. naamw. borstplaat fondant overig. borstrok singlet overig. borstrok onderlijfje overig. borstslag borstcrawl zelfst. naamw. borstvliesontsteking pleuritis zelfst. naamw. borstvoeding lactatie zelfst. naamw. borstwering balustrade zelfst. naamw. bos bosland zelfst. naamw. bos bundel zelfst. naamw. bos geboomte zelfst. naamw. bos woud zelfst. naamw. bos foreest zelfst. naamw. bos ris overig. bos ris overig. bos ris overig. bosaanplant bebossing zelfst. naamw. bosbouw landbouw zelfst. naamw. bosbouw houtvesterij zelfst. naamw. boscomplex bosopstand overig. bosje pluk zelfst. naamw. bosje schoof zelfst. naamw. bosje struik zelfst. naamw. bosje bundel zelfst. naamw. bosje schuur zelfst. naamw. bosje kuif zelfst. naamw. bosje kruin zelfst. naamw. bosje vod zelfst. naamw. bosje vaatdoek zelfst. naamw. bosje strowis zelfst. naamw. bosje stofdoek zelfst. naamw. bosje prul zelfst. naamw. bosje plumeau zelfst. naamw. bosje heester zelfst. naamw. bosjes schoven zelfst. naamw. bosjes struikjes zelfst. naamw. bosjes bundels zelfst. naamw. bosjes struikjes zelfst. naamw. bosjes struikjes zelfst. naamw. bosjes struikjes zelfst. naamw. boskat kat zelfst. naamw. bosland bos zelfst. naamw. bosland geboomte zelfst. naamw. bosopstand boscomplex overig. bospad tra zelfst. naamw. bosrijk bebost bijv. naamw. bosrijk boomrijk bijv. naamw. bosrijk houtrijk bijv. naamw. bossen wouden zelfst. naamw. bosuil uil zelfst. naamw. bot dom bijv. naamw. bot onbeschaafd bijv. naamw. bot onscherp bijv. naamw. bot stomp bijv. naamw. bot stroef bijv. naamw. bot been zelfst. naamw. bot knop zelfst. naamw. bot grof zelfst. naamw. bot zwakhoofdig bijv. naamw. bot stom bijv. naamw. bot schaapachtig bijv. naamw. bot onbenullig bijv. naamw. bot zonomhaal bijv. naamw. bot kortaf bijv. naamw. bot onopgevoed bijv. naamw. bot onbehouwen bijv. naamw. bot lomp bijv. naamw. bot knekel zelfst. naamw. botachtig beenachtig overig. botanie plantkun overig. botanie plantenleer overig. boten vaartuigen zelfst. naamw. boten schuitjes zelfst. naamw. boten schuiten zelfst. naamw. boten schepen zelfst. naamw. boter vet overig. boter vet overig. boter vet overig. boterbloem ranonkel overig. boteren klikken werkwoord boterham snee zelfst. naamw. boterham sneetje zelfst. naamw. boterton karn overig. botervat karn overig. botheid domheid zelfst. naamw. botheid grofheid zelfst. naamw. botheid ongemanierdheid zelfst. naamw. botheid ongeliktheid zelfst. naamw. botheid onbeschoftheid zelfst. naamw. botheid onbeschaafdheid zelfst. naamw. botheid lompheid zelfst. naamw. botontkalking osteoporose zelfst. naamw. botontsteking osteomyelitis zelfst. naamw. botsen aanrijden werkwoord botsen aanstoten werkwoord botsen bonzen werkwoord botsen horten werkwoord botsen stoten werkwoord botsen stuiten werkwoord botsen schokken werkwoord botsen fschijnen werkwoord botsing aanrijding zelfst. naamw. botsing aanvaring zelfst. naamw. botsing clash zelfst. naamw. botsing ruzie zelfst. naamw. botsing schok zelfst. naamw. botsing opknallen zelfst. naamw. botsing collisie zelfst. naamw. botsing twist zelfst. naamw. botsing onenigheid zelfst. naamw. botsing conflict zelfst. naamw. botsingen aanrijdingen overig. botten uitbotten werkwoord botten uitlopen werkwoord botten gebeente zelfst. naamw. botten skelet zelfst. naamw. bottenbouw skelet zelfst. naamw. botterik boer zelfst. naamw. botterik kinkel zelfst. naamw. botterik loeres zelfst. naamw. bottleneck verkeersknelpunt zelfst. naamw. bottleneck knelpunt zelfst. naamw. bottleneck flessenhals zelfst. naamw. botvieren afreageren werkwoord botweg kortweg overig. botweg onverholen overig. boud gedurfd bijv. naamw. boud sterk bijv. naamw. bouderen pruilen werkwoord bouffante sjaal overig. bouffante halsdoek overig. bouffante das overig. bouillon groentesoep zelfst. naamw. bouillon soep zelfst. naamw. bouillon vleesaftreksel zelfst. naamw. boulevard avenue zelfst. naamw. boulevard straat zelfst. naamw. boulevard singel zelfst. naamw. boulevardpers schandaalpers overig. bouquet reuk overig. bouquet lucht overig. bouquet geurtje overig. bouquet geur overig. bouquet aroma overig. bourgeois bekrompen bijv. naamw. bourgeois burgerlijk bijv. naamw. bourgeois kneuterig bijv. naamw. bourgeois burgermannetjesachtig bijv. naamw. bourgognewijn Bourgondië overig. Bourgondië bourgognewijn overig. bourgondiër levensgenieter overig. bout moerbout zelfst. naamw. bout schroef zelfst. naamw. bout pin zelfst. naamw. bouw bebouwing zelfst. naamw. bouw bouwbedrijf zelfst. naamw. bouw bouwplaats zelfst. naamw. bouw bouwsector zelfst. naamw. bouw bouwtrant zelfst. naamw. bouw kweek zelfst. naamw. bouw opbouw zelfst. naamw. bouw structuur zelfst. naamw. bouw samenstelling zelfst. naamw. bouw opbouwen zelfst. naamw. bouw constructie zelfst. naamw. bouwbedrijf aannemersbedrijf zelfst. naamw. bouwbedrijf bouw zelfst. naamw. bouwdeel element zelfst. naamw. bouwen aanleggen werkwoord bouwen construeren werkwoord bouwen opbouwen werkwoord bouwen rekenen werkwoord bouwer bouwondernemer overig. bouwer aannemer overig. bouwer bouwvakker overig. bouwerij bouw zelfst. naamw. bouwfundament fundament zelfst. naamw. bouwfundament fundering zelfst. naamw. bouwfundament grondslag zelfst. naamw. bouwgrond bouwterrein zelfst. naamw. bouwjaar jaar zelfst. naamw. bouwkeet barak zelfst. naamw. bouwkeet keet zelfst. naamw. bouwkeet loods zelfst. naamw. bouwkeet hangaar zelfst. naamw. bouwkun bouwtechniek overig. bouwkun bouwkunst overig. bouwkunde bouwkunst zelfst. naamw. bouwkunde bouwtechniek zelfst. naamw. bouwkunst architectuur zelfst. naamw. bouwkunst bouwkunde zelfst. naamw. bouwkunst bouwtechniek zelfst. naamw. bouwkunst bouwkun zelfst. naamw. bouwland land zelfst. naamw. bouwland veld zelfst. naamw. bouwland grond zelfst. naamw. bouwland akker zelfst. naamw. bouwland enk overig. bouwmateriaal bouwstoffen zelfst. naamw. bouwmeester architect zelfst. naamw. bouwondernemer aannemer zelfst. naamw. bouwondernemer bouwer zelfst. naamw. bouwplaats bouw zelfst. naamw. bouwplan bestek zelfst. naamw. bouwprojecten groutanker overig. bouwput put zelfst. naamw. bouwsector bouw zelfst. naamw. bouwsel samenstel zelfst. naamw. bouwsels constructies zelfst. naamw. bouwsels bouwwerken zelfst. naamw. bouwsteen element zelfst. naamw. bouwsteen onderdeel zelfst. naamw. bouwstijl bouwwijze overig. bouwstof grondstof zelfst. naamw. bouwstof materiaal zelfst. naamw. bouwstoffen bouwmateriaal zelfst. naamw. bouwtechniek bouwkunde zelfst. naamw. bouwtechniek constructietechniek zelfst. naamw. bouwtechniek bouwkunst zelfst. naamw. bouwtechniek bouwkun zelfst. naamw. bouwterrein bouw zelfst. naamw. bouwterrein bouwgrond zelfst. naamw. bouwterrein terrein zelfst. naamw. bouwterrein perceel zelfst. naamw. bouwterrein kav zelfst. naamw. bouwterrein gebied zelfst. naamw. bouwtrant bouw zelfst. naamw. bouwvakker bouwer overig. bouwvakkersonderkomen keet zelfst. naamw. bouwval krot zelfst. naamw. bouwval puinhoop zelfst. naamw. bouwval ruïne zelfst. naamw. bouwvallen ruïnes overig. bouwvallig gammel bijv. naamw. bouwvallig ruïneus bijv. naamw. bouwwerk gebouw zelfst. naamw. bouwwerk onderbouw zelfst. naamw. bouwwerk pand zelfst. naamw. bouwwerken constructies overig. bouwwerken bouwsels overig. bouwwerken panden overig. bouwwerken gebouwen overig. bouwwijze bouwstijl overig. boven bovenin bijv. naamw. boven bovenop bijv. naamw. boven daarboven bijv. naamw. boven over bijv. naamw. boven aan bijv. naamw. boven erboven bijv. naamw. boven erbovenuit bijv. naamw. bovenaards transcendent bijv. naamw. bovenaards buitenaards bijv. naamw. bovenal vooral bijv. naamw. bovenbeen dij zelfst. naamw. bovenbenen schoot zelfst. naamw. bovenblad dekblad overig. bovendien daarbij bijv. naamw. bovendien daarenboven bijv. naamw. bovendien buitendien bijv. naamw. bovendien ook bijv. naamw. bovendien overigens bijv. naamw. bovendien verder bijv. naamw. bovendien daarnaast bijv. naamw. bovendrijven opdrijven werkwoord bovengemeld voornoemd overig. bovengemeld voorgemeld overig. bovengemeld bovenvermeld overig. bovengemeld bovenstaand overig. bovengemeld bovengenoemd overig. bovengenoemd bovenstaand bijv. naamw. bovengenoemd voornoemd bijv. naamw. bovengenoemd voorgemeld bijv. naamw. bovengenoemd bovenvermeld bijv. naamw. bovengenoemd bovengemeld bijv. naamw. bovengrens plafond zelfst. naamw. bovengronds lucht- overig. bovenin boven bijv. naamw. bovenkant bovenzijde zelfst. naamw. bovenkant hoofd zelfst. naamw. bovenkomen opkomen werkwoord bovenkomen omhoogkomen werkwoord bovenlaag aristocratie zelfst. naamw. bovenlaag establishment zelfst. naamw. bovenlaag top zelfst. naamw. bovenlichaam bovenlijf overig. bovenlicht dakvenster overig. bovenlicht dakraam overig. bovenlicht daklicht overig. bovenlijf torso zelfst. naamw. bovenlijf bovenlichaam zelfst. naamw. bovenmatig buitensporig bijv. naamw. bovenmatig extreem bijv. naamw. bovenmatig tomeloos bijv. naamw. bovenmatig uitermate bijv. naamw. bovenmatig enorm bijv. naamw. bovenmatig mateloos bijv. naamw. bovenmatig buitengemeen bijv. naamw. bovennatuurlijk metafysisch bijv. naamw. bovennatuurlijke spirituele zelfst. naamw. bovenop boven bijv. naamw. bovenop erboven bijv. naamw. bovenrok overjas overig. bovenst opperst overig. bovenstaand bovengenoemd bijv. naamw. bovenstaand voornoemd bijv. naamw. bovenstaand voorgemeld bijv. naamw. bovenstaand bovenvermeld bijv. naamw. bovenstaand bovengemeld bijv. naamw. bovenste opperste bijv. naamw. bovenstuk lijf zelfst. naamw. boventallig overcompleet bijv. naamw. bovenvermeld voornoemd overig. bovenvermeld voorgemeld overig. bovenvermeld bovenstaand overig. bovenvermeld bovengenoemd overig. bovenvermeld bovengemeld overig. bovenzijde bovenkant zelfst. naamw. bovenzinnelijk metafysisch bijv. naamw. bovenzinnelijk transcendent bijv. naamw. box babybox zelfst. naamw. box berging zelfst. naamw. box garage zelfst. naamw. box luidspreker zelfst. naamw. box opbergruimte zelfst. naamw. box paardebox zelfst. naamw. boxen luidsprekers zelfst. naamw. boycot uitsluiting overig. braadoven oven zelfst. naamw. braadoven bakoven zelfst. naamw. braadpan pan zelfst. naamw. braadpan steelpan zelfst. naamw. braadpan kastrol zelfst. naamw. braadpan kasserol zelfst. naamw. braadrooster rooster zelfst. naamw. braadslee slee zelfst. naamw. braadspies braadspit overig. braadspit braadspies overig. braaf argeloos bijv. naamw. braaf deugdzaam bijv. naamw. braaf dociel bijv. naamw. braaf lief bijv. naamw. braaf rechtschapen bijv. naamw. braaf voorbeeldig bijv. naamw. braaf zoet bijv. naamw. braaf zoetjes bijv. naamw. braaf zwaar bijv. naamw. braaf vriendelijk bijv. naamw. braaf straf bijv. naamw. braaf sterk bijv. naamw. braaf krachtig bijv. naamw. braaf geducht bijv. naamw. braaf fiks bijv. naamw. braaf eerlijk bijv. naamw. braaf dapper bijv. naamw. braaf trouwhartig bijv. naamw. braaf rechtvaardig bijv. naamw. braaf rechtgeaard bijv. naamw. braak onbebouwd bijv. naamw. braak onbewerkt bijv. naamw. braak inbraak zelfst. naamw. braak kraak bijv. naamw. braakmiddel emeticum zelfst. naamw. braakmiddel spuugmiddel zelfst. naamw. braakmiddel kotsmiddel zelfst. naamw. braaksel kots zelfst. naamw. braaksel vomitus zelfst. naamw. braam braambes zelfst. naamw. braambes braam zelfst. naamw. brabbelen krompraten werkwoord brabbelen parlevinken werkwoord brabbelen gebrabbel werkwoord brabbeltaal jargon zelfst. naamw. brabbeltaal patois zelfst. naamw. brabbeltaal koeterwaals zelfst. naamw. brabbeltaal gebrabbel zelfst. naamw. bradyfreen zwakbegaafd bijv. naamw. brak zout bijv. naamw. braken afschuw hebben werkwoord braken kotsen werkwoord braken over de nek gaan werkwoord braken overgeven zelfst. naamw. braken spugen zelfst. naamw. braken spuwen zelfst. naamw. braken vomeren zelfst. naamw. braken uitbraken zelfst. naamw. braking emesis zelfst. naamw. brallen snoeven werkwoord brallerig snoevend overig. brallerig pocherig overig. brallerig opschepperig overig. brallerig grootsprakerig overig. bramzeil zeil zelfst. naamw. bran gasbran overig. brancard berrie zelfst. naamw. brancard draagbaar zelfst. naamw. brancard draagberrie zelfst. naamw. branche afdeling zelfst. naamw. branche bedrijfstak zelfst. naamw. branche beroepsgroep zelfst. naamw. brand fik zelfst. naamw. brand hens zelfst. naamw. brand narigheid zelfst. naamw. brand vuur zelfst. naamw. brandbaar ontvlambaar bijv. naamw. brandbaar ontbrandbaar bijv. naamw. brandbeveiligd vuurwerend overig. brandblusser blusapparaat zelfst. naamw. branden afbranden werkwoord branden bijten werkwoord branden brandmerken werkwoord branden fikken werkwoord branden smeulen werkwoord branden stoken werkwoord branden vastleggen werkwoord branden verbranden werkwoord branden verzengen werkwoord branden markeren werkwoord branden inbranden werkwoord branden zengen werkwoord branden verschroeien werkwoord branden blakeren werkwoord brandend belangrijk bijv. naamw. brandend fel bijv. naamw. brandend gloeiend bijv. naamw. brandend hevig bijv. naamw. brandend vlammend bijv. naamw. brandend vurig bijv. naamw. brandend warm bijv. naamw. brandend fonkelend bijv. naamw. brander gasbrander zelfst. naamw. brander pit zelfst. naamw. brander vuur zelfst. naamw. brander Brennerpas zelfst. naamw. branderigheid irritatie zelfst. naamw. brandewijn vuurwater overig. brandewijn brandy overig. brandhaard vuurhaard zelfst. naamw. brandhelder kraakhelder overig. brandhelder brandschoon overig. brandkast ezel zelfst. naamw. brandkast kluis zelfst. naamw. brandkast safe zelfst. naamw. brandkasten kluizen zelfst. naamw. brandkasten safes zelfst. naamw. brandklok noodklok zelfst. naamw. brandmerk merkteken zelfst. naamw. brandmerk schandmerk zelfst. naamw. brandmerk schandvlek zelfst. naamw. brandmerken branden werkwoord brandmerken inbranden werkwoord brandmerken markeren werkwoord brandmerken merken werkwoord brandmerken schandvlekken werkwoord brandmerken stigmata werkwoord brandmerken merktekens werkwoord brandnetel netel overig. brandnetel dovenetel overig. brandplek brandwond overig. brandplek verbranding overig. brandpunt centrum zelfst. naamw. brandpunt focus zelfst. naamw. brandschilderwerk ingebrand overig. brandschoon kraakhelder bijv. naamw. brandschoon schoon bijv. naamw. brandschoon smetteloos bijv. naamw. brandschoon vlekkeloos bijv. naamw. brandschoon brandhelder bijv. naamw. brandspiritus spiritus overig. brandspuit spuit overig. brandspuit injectie overig. brandstichter pyromaan zelfst. naamw. brandstof motorbrandstof zelfst. naamw. brandstof vuur zelfst. naamw. brandstof stoken zelfst. naamw. brandstof oven zelfst. naamw. brandstof kachel zelfst. naamw. brandstoffen motorbrandstoffen zelfst. naamw. brandtrap trap zelfst. naamw. brandvast vuurvast overig. brandvast onbrandbaar overig. brandvast brandvrij overig. brandvast brandveilig overig. brandveilig onbrandbaar bijv. naamw. brandveilig vuurvast bijv. naamw. brandveilig brandvrij bijv. naamw. brandveilig brandvast bijv. naamw. brandvrij vuurvast overig. brandvrij onbrandbaar overig. brandvrij brandveilig overig. brandvrij brandvast overig. brandweerauto brandweerwagen zelfst. naamw. brandweerlieden spuitgasten overig. brandweerman spuitgast zelfst. naamw. brandweerwagen brandweerauto zelfst. naamw. brandwond verbranding zelfst. naamw. brandwond brandplek zelfst. naamw. brandy vuurwater overig. brandy brandewijn overig. branie bluf zelfst. naamw. branie bluffer zelfst. naamw. branie vertoon zelfst. naamw. branie snoeverij zelfst. naamw. branie opschepperij zelfst. naamw. branie grootspraak zelfst. naamw. branie gepoch zelfst. naamw. branie gebral zelfst. naamw. branie gebluf zelfst. naamw. branie dikdoenerij zelfst. naamw. branieschopper haantje overig. bras takel overig. bras takel overig. bras takel overig. brassen schransen werkwoord brassen slempen werkwoord brassen uitspatten werkwoord brassen zwelgen werkwoord brassen zwijnen werkwoord brassen boemelen werkwoord brassen vreten werkwoord brasser zwelger overig. bravoure durf zelfst. naamw. bravoure grootspraak zelfst. naamw. bravoure gebluf zelfst. naamw. bredegen zwaard overig. bredegens zwaarden overig. breed ampel bijv. naamw. breed breedgeschouderd bijv. naamw. breed breeds bijv. naamw. breed royaal bijv. naamw. breed bef bijv. naamw. breed fors bijv. naamw. breed ruim bijv. naamw. breedgeschouderd breed bijv. naamw. breedgeschouderd stoer bijv. naamw. breedgeschouderdheid breedheid zelfst. naamw. breedheid breedgeschouderdheid zelfst. naamw. breedheid breedte zelfst. naamw. breedsprakig langdradig bijv. naamw. breedsprakig retorisch bijv. naamw. breedsprakig wijdlopig bijv. naamw. breedsprakig woordenrijk bijv. naamw. breedsprakig uitvoerig bijv. naamw. breedsprakig uitgebreid bijv. naamw. breedsprakig omstandig bijv. naamw. breedsprakig omslachtig bijv. naamw. breedsprakig breedvoerig bijv. naamw. breedsprakigheid uitvoerigheid zelfst. naamw. breedsprakigheid omstandigheid zelfst. naamw. breedsprakigheid breedvoerigheid zelfst. naamw. breedte afmeting zelfst. naamw. breedte grootte zelfst. naamw. breedte maat zelfst. naamw. breedte ruimte zelfst. naamw. breedte baan zelfst. naamw. breedte breedheid zelfst. naamw. breeduit uitvoerig overig. breedvoerig ampel bijv. naamw. breedvoerig wijdlopig bijv. naamw. breedvoerig omslachtig bijv. naamw. breedvoerig uitvoerig bijv. naamw. breedvoerig uitgebreid bijv. naamw. breedvoerig omstandig bijv. naamw. breedvoerig langdradig bijv. naamw. breedvoerig breedsprakig bijv. naamw. breedvoerigheid omslag zelfst. naamw. breedvoerigheid omstandigheid zelfst. naamw. breedvoerigheid uitvoerigheid zelfst. naamw. breedvoerigheid breedsprakigheid zelfst. naamw. breekbaar broos bijv. naamw. breekbaar kwetsbaar bijv. naamw. breekbaar teer bijv. naamw. breekbaar bros bijv. naamw. breekbaar zwak bijv. naamw. breekbaar fragiel bijv. naamw. breekbaar tenger bijv. naamw. breekbaar teder bijv. naamw. breekbaar iel bijv. naamw. breekbaar frèle bijv. naamw. breekbaar fijngevoelig bijv. naamw. breekbaar fijn bijv. naamw. breekbaar delicaat bijv. naamw. breekbaarheid broosheid zelfst. naamw. breekbaarheid fragiliteit zelfst. naamw. breekbaarheid zwakheid zelfst. naamw. breekhamer moker zelfst. naamw. breekhamer voorhamer zelfst. naamw. breekhamers voorhamers overig. breekhamers mokers overig. breekijzer dompie zelfst. naamw. breekijzer koevoet zelfst. naamw. breeuwen dichten werkwoord brei jungle zelfst. naamw. breidel toom overig. breidel teugel overig. breidelen bedwingen werkwoord breigoed breiwerk overig. breigoed breisel overig. brein denkvermogen zelfst. naamw. brein hersens zelfst. naamw. brein intelligentie zelfst. naamw. brein verstand zelfst. naamw. brein rede zelfst. naamw. brein inzicht zelfst. naamw. brein bewustzijn zelfst. naamw. brein hersenen zelfst. naamw. brein hasses zelfst. naamw. brein vernuft zelfst. naamw. brein geest zelfst. naamw. breinaald naald zelfst. naamw. breinaald pen zelfst. naamw. breinloos verstandeloos overig. breinloos stompzinnig overig. breinloos onverstandig overig. breinloos onnozel overig. breinloos onbenullig overig. breinloos idioot overig. breinloos dom overig. breinloos afgestompt overig. breinloos achterlijk overig. breinloos stupide overig. breinloos hersenloos overig. breinloos geesteloos overig. breisel breiwerk overig. breisel breigoed overig. breisteek strik overig. breisteek steek overig. breisteek maas overig. breiwerk handwerk zelfst. naamw. breiwerk breisel zelfst. naamw. breiwerk breigoed zelfst. naamw. brekebeen scharrelaar zelfst. naamw. breken afbreken werkwoord breken kapotbreken werkwoord breken kleinmaken werkwoord breken schenden werkwoord breken slopen werkwoord breken stukgaan werkwoord breken omverhalen werkwoord breken neerhalen werkwoord breken sneuvelen werkwoord breken stukbreken werkwoord breken splitsen overig. breken barsten overig. breken barsten overig. breken barsten overig. breker roller zelfst. naamw. breker golf zelfst. naamw. brem bremstruik overig. bremaken verbreden overig. bremstruik brem overig. brengen aangeven werkwoord brengen aanleveren werkwoord brengen aanrichten werkwoord brengen begeleiden werkwoord brengen betonen werkwoord brengen meebrengen werkwoord brengen thuisbezorgen werkwoord brengen overhandigen werkwoord brengen bezorgen werkwoord brengen bestellen werkwoord brengen afleveren werkwoord brengen afgeven werkwoord brengen rondbrengen werkwoord brengen toeleveren werkwoord brengen leveren werkwoord Brennerpas brander overig. breriviermond estuarium overig. bres doorbraak zelfst. naamw. bres gat zelfst. naamw. bres opening zelfst. naamw. bretels upsailn zelfst. naamw. breuk barst zelfst. naamw. breuk breukgetal zelfst. naamw. breuk fractuur zelfst. naamw. breuk interruptie zelfst. naamw. breuk onenigheid zelfst. naamw. breuk knak zelfst. naamw. breuk hernia zelfst. naamw. breuk scheur zelfst. naamw. breuk krak zelfst. naamw. breuk kreupelhout zelfst. naamw. breuk knik zelfst. naamw. breuk haag zelfst. naamw. breuk verbreking zelfst. naamw. breuk onderbreking zelfst. naamw. breuken teller zelfst. naamw. breukgetal breuk zelfst. naamw. brevet licentie zelfst. naamw. brie kaas zelfst. naamw. brief akte zelfst. naamw. brief bankbiljet zelfst. naamw. brief bericht zelfst. naamw. brief epistel zelfst. naamw. brief verklaring zelfst. naamw. brief schrijven zelfst. naamw. briefing instructie zelfst. naamw. briefing uitleg zelfst. naamw. briefje aantekening zelfst. naamw. briefje attest zelfst. naamw. briefje bankbiljet zelfst. naamw. briefje brief zelfst. naamw. briefje memo zelfst. naamw. briefje schrijfsel zelfst. naamw. briefje krabbel zelfst. naamw. briefje kladje zelfst. naamw. briefje kladbriefje zelfst. naamw. briefje kattebelletje zelfst. naamw. briefje bewijs zelfst. naamw. briefje papiergeld zelfst. naamw. briefomslag envelop zelfst. naamw. briefpapier postpapier overig. briefport porto overig. briefport frankeerkosten overig. briefpost snailmail overig. briefwisseling brieven zelfst. naamw. briefwisseling correspondentie zelfst. naamw. briefwisseling schrijfsels zelfst. naamw. bries wind zelfst. naamw. briesen brullen werkwoord brieven briefwisseling zelfst. naamw. brieven post zelfst. naamw. brieven schrijfsels zelfst. naamw. brieven correspondentie zelfst. naamw. brievenbesteller postbode overig. brievenbesteller postbo overig. brievenbesteller bo overig. brievenbesteller bezorger overig. brievenbesteller besteller overig. brievenbus bus zelfst. naamw. brievenbus post zelfst. naamw. brievenbus postbus zelfst. naamw. brij pap zelfst. naamw. brij puree zelfst. naamw. brij papje zelfst. naamw. brijig papperig overig. brijig brutaal overig. brik zeilvaartuig overig. bril fok overig. bril verstand overig. bril vernuft overig. bril intelligentie overig. bril intellect overig. bril genie overig. brilbeer fokstier overig. brilbeer fokstier overig. brilbeer fokstier overig. briljant geniaal bijv. naamw. briljant ingenieus bijv. naamw. briljant lumineus bijv. naamw. briljant voortreffelijk bijv. naamw. briljant diamant zelfst. naamw. briljant fenomenaal bijv. naamw. briljant vindingrijk bijv. naamw. briljant vaardig bijv. naamw. briljant kunstig bijv. naamw. briljant kundig bijv. naamw. briljant knap bijv. naamw. briljant uitstekend bijv. naamw. briljant uitnemend bijv. naamw. briljant uitmuntend bijv. naamw. briljant uitgezocht bijv. naamw. briljant uitgelezen bijv. naamw. briljant superbe bijv. naamw. briljant subliem bijv. naamw. briljant puik bijv. naamw. briljant excellent bijv. naamw. briljant schitterend overig. brilmontuur montuur zelfst. naamw. brink plein zelfst. naamw. brink dorpsplein zelfst. naamw. Brio levendigheid overig. Brit Engelsman zelfst. naamw. Brits kooi zelfst. naamw. Brittannië Groot-Brittannië overig. broche sieraad zelfst. naamw. brochure folder zelfst. naamw. brochure vlugschrift zelfst. naamw. brochure vouwblad zelfst. naamw. brochure fol zelfst. naamw. brochure pamflet zelfst. naamw. broddelaar knoeier overig. broddelaar klie overig. broddelaar kladderaar overig. broddelaar kladder overig. broddelaar prul overig. broddelaar kruk overig. broddelen knoeien werkwoord broddelen prutsen werkwoord broddelwerk knutselwerk zelfst. naamw. broddelwerk prutswerk zelfst. naamw. broddelwerk knoeiwerk zelfst. naamw. broddelwerk kladwerk zelfst. naamw. broe broer overig. broe lekenbroe overig. broe ziekenoppasser overig. broe ziekenbroe overig. broe verpleger overig. broe hulp overig. broe diaken overig. broe geestelijke overig. broe monnik overig. broe kloosterling overig. broe frater overig. broed broedsel zelfst. naamw. broed nageslacht zelfst. naamw. broed gebroed zelfst. naamw. broed telgen zelfst. naamw. broed nakomelingen zelfst. naamw. broed kroost zelfst. naamw. broed kinderen zelfst. naamw. broeden nadenken werkwoord broeden uitbroeden werkwoord broeden zinnen werkwoord broeden koesteren werkwoord broeden gebroed werkwoord broeden warmhouden werkwoord broeder broer zelfst. naamw. broeder frater zelfst. naamw. broeder geestelijke zelfst. naamw. broeder kloosterling zelfst. naamw. broeder lekenbroeder zelfst. naamw. broeder medemens zelfst. naamw. broeder verpleger zelfst. naamw. broeder-onderwijzer frater zelfst. naamw. broedermoordenaar Kaïn overig. broeders broers zelfst. naamw. broeders kloosterlingen zelfst. naamw. broeders kloosterbroeders zelfst. naamw. broederschap genootschap zelfst. naamw. broederschap vereniging zelfst. naamw. broederschap sociëteit zelfst. naamw. broederschap bond zelfst. naamw. broedplaats nest zelfst. naamw. broedplaats kweekplaats overig. broedplaats kweekplaats overig. broedplaats kweekplaats overig. broedsel broed zelfst. naamw. broedsel gebroed zelfst. naamw. broeibak kweekbed overig. broeien smeulen werkwoord broeierig benauwd bijv. naamw. broeierig warm bijv. naamw. broeierig zwoel bijv. naamw. broeierig verstikkend bijv. naamw. broeierig drukkend bijv. naamw. broeiing incubatie overig. broeikas kas zelfst. naamw. broeikas plantenkas zelfst. naamw. broeinest haard zelfst. naamw. broek pantalon zelfst. naamw. broek moeras zelfst. naamw. broek moer zelfst. naamw. broek drasland zelfst. naamw. broeken pantalons overig. broekie kereltje overig. broekie broekvent overig. broekland moeras zelfst. naamw. broekriem ceintuur overig. broekrok rokbroek overig. broeksgulp gulp zelfst. naamw. broekspijp pijp zelfst. naamw. broekvent kereltje overig. broekvent broekie overig. broekzak zak zelfst. naamw. broer broeder zelfst. naamw. broer broe zelfst. naamw. broers broeders zelfst. naamw. broes sproeier overig. brok brokstuk zelfst. naamw. brok deel zelfst. naamw. brok klont zelfst. naamw. brok eind zelfst. naamw. brok bonk zelfst. naamw. brok suikerklontje zelfst. naamw. brokje stukje overig. brokje snippertje overig. brokje partje overig. brokje fragmentje overig. brokje eindje overig. brokkelen kruimelen werkwoord brokkelig kruimig overig. brokkelig kruimelend overig. brokkeligheid brosheid zelfst. naamw. brokstuk brok zelfst. naamw. brokstuk fragment zelfst. naamw. brokstuk eind zelfst. naamw. brokstuk bonk zelfst. naamw. brokstuk wrakstuk zelfst. naamw. brokstukken afval zelfst. naamw. bromatologie voedingsleer overig. brombeer grompot zelfst. naamw. brombeer mopperaar zelfst. naamw. brombeer knorrepot zelfst. naamw. brombeer kankeraar zelfst. naamw. brombeer brompot zelfst. naamw. bromfiets brommer zelfst. naamw. brommen gonzen werkwoord brommen knorren werkwoord brommen mompelen werkwoord brommen zitten werkwoord brommen zoemen werkwoord brommen ruisen werkwoord brommen murmelen werkwoord brommen mummelen werkwoord brommen morren werkwoord brommen pruttelen werkwoord brommen mopperen werkwoord brommen klagen werkwoord brommen kankeren werkwoord brommen gevangen zitten werkwoord brommer bromfiets zelfst. naamw. brommerig mopperig overig. brompot mopperaar overig. brompot knorrepot overig. brompot kankeraar overig. brompot grompot overig. brompot brombeer overig. brompot kniesoor zelfst. naamw. bron informatiebron zelfst. naamw. bron inspiratiebron zelfst. naamw. bron oorsprong zelfst. naamw. bron rivierbron zelfst. naamw. bron waterbron zelfst. naamw. bron waterput zelfst. naamw. bron wel zelfst. naamw. bron zegsman zelfst. naamw. bron put zelfst. naamw. bron informant zelfst. naamw. bronchie trachea zelfst. naamw. bronchie luchtpijp zelfst. naamw. bronchitis keelontsteking zelfst. naamw. bronchus luchtpijptak zelfst. naamw. bronst tochtigheid overig. bronst loopsheid overig. bronst krolsheid overig. bronstig krols bijv. naamw. bronstig loops bijv. naamw. bronwater mineraalwater zelfst. naamw. bronwater welwater zelfst. naamw. bronzen diep bijv. naamw. bronzen bruinen werkwoord brood baar zelfst. naamw. brood bestaan zelfst. naamw. brood kost zelfst. naamw. brood kostwinning zelfst. naamw. broodbakker bakker zelfst. naamw. broodbakkerij bakkerij zelfst. naamw. broodbeleg beleg zelfst. naamw. brooddronken overmoedig overig. broodfabriek bakkerij zelfst. naamw. broodje bolletje zelfst. naamw. broodje kadetje zelfst. naamw. broodje puntje zelfst. naamw. broodmaaltijd lunch zelfst. naamw. broodmager uitgeteerd overig. broodmager uitgemergeld overig. broodmes mes zelfst. naamw. broodnodig elementair bijv. naamw. broodnodig nodig bijv. naamw. broodnodig hoognodig bijv. naamw. broodtrommel trommel zelfst. naamw. broodwinner kostwinner zelfst. naamw. broodwinning bestaan zelfst. naamw. broodwinning kostwinning zelfst. naamw. broodwinning nering zelfst. naamw. broos breekbaar bijv. naamw. broos kwetsbaar bijv. naamw. broos onbetrouwbaar bijv. naamw. broos teer bijv. naamw. broos zwak bijv. naamw. broos fragiel bijv. naamw. broos tenger bijv. naamw. broos teder bijv. naamw. broos iel bijv. naamw. broos frèle bijv. naamw. broos fijngevoelig bijv. naamw. broos fijn bijv. naamw. broos delicaat bijv. naamw. broos bros overig. broosheid breekbaarheid zelfst. naamw. broosheid fragiliteit zelfst. naamw. broosheid zwakheid zelfst. naamw. broosheid teerheid zelfst. naamw. bros krokant bijv. naamw. bros breekbaar bijv. naamw. bros broos overig. brosheid brokkeligheid zelfst. naamw. brouilleren verwikkelen werkwoord brouwen toebereiden werkwoord brouwen verzinnen werkwoord brouwen bereiden werkwoord brouwen beramen werkwoord brouwen prepareren werkwoord brouwen klaarmaken werkwoord brouwer bierbrouwer overig. brouwerij bierbrouwerij zelfst. naamw. brouwsel mengsel zelfst. naamw. brouwsel bier zelfst. naamw. bruidsdagen wittebroodsweken zelfst. naamw. bruidsschat uitzet overig. bruikbaar behoorlijk bijv. naamw. bruikbaar handig bijv. naamw. bruikbaar inzetbaar bijv. naamw. bruikbaar nuttig bijv. naamw. bruikbaar praktisch bijv. naamw. bruikbaar voordelig bijv. naamw. bruikbaar werkbaar bijv. naamw. bruikbaar nuttig overig. bruikbaarheid inpasbaarheid zelfst. naamw. bruikbaarheid relevantie zelfst. naamw. bruikbaarheid utiliteit zelfst. naamw. bruikbaarheid waarde zelfst. naamw. bruikleen leen zelfst. naamw. bruiloft huwelijksinzegening zelfst. naamw. bruiloft trouwerij zelfst. naamw. bruiloft trouwplechtigheid zelfst. naamw. bruiloft huwelijk zelfst. naamw. bruiloftsdag trouwdag overig. bruiloftsdag huwelijksdag overig. bruiloftsfeest huwelijksfeest zelfst. naamw. bruiloftsfeest trouwerij zelfst. naamw. bruinen bronzen werkwoord bruinkool kool zelfst. naamw. bruinvis dolfijn overig. bruinwier zeewier overig. bruinwier blaaswier overig. bruis schuim zelfst. naamw. bruisen mousseren werkwoord bruisen borrelen zelfst. naamw. bruisen gebubbel zelfst. naamw. bruisen geborrel zelfst. naamw. bruisen gebruis zelfst. naamw. bruisend wervelend bijv. naamw. bruisend ziedend bijv. naamw. brul kreet zelfst. naamw. brulboei schreeuwlelijk overig. brulboei schreeuwer overig. brullen blèren werkwoord brullen bulderen werkwoord brullen huilen werkwoord brullen janken werkwoord brullen loeien werkwoord brullen schreeuwen werkwoord brullen krijsen werkwoord brullen uitschreeuwen werkwoord brullen uitroepen werkwoord brullen uitgillen werkwoord brullen gillen werkwoord brullen blaffen werkwoord brullen daveren werkwoord brullen razen werkwoord brutaal bijdehand bijv. naamw. brutaal vrijpostig bijv. naamw. brutaal astrant bijv. naamw. brutaal grof bijv. naamw. brutaal papperig bijv. naamw. brutaal brijig bijv. naamw. brutaal impertinent bijv. naamw. brutaal hondsbrutaal bijv. naamw. brutaal schel bijv. naamw. brutaal koperen bijv. naamw. brutaal vrijmoedig bijv. naamw. brutaal stoutmoedig bijv. naamw. brutaal onbeschroomd bijv. naamw. brutaalweg doodleuk bijv. naamw. brutaalweg doodgemoederd bijv. naamw. brutaliseren bruuskeren werkwoord brutaliteit driestheid zelfst. naamw. brutaliteit gotspe zelfst. naamw. brutaliteit onbeschaamdheid zelfst. naamw. brutaliteit vrijpostigheid zelfst. naamw. brutaliteit onbeschoftheid zelfst. naamw. brutaliteit impertinentie zelfst. naamw. bruusk kortaf bijv. naamw. bruusk nors bijv. naamw. bruusk onzacht bijv. naamw. bruusk plotseling bijv. naamw. bruusk onverhoeds bijv. naamw. bruusk abrupt bijv. naamw. bruusk schielijk bijv. naamw. bruusk plotsklaps bijv. naamw. bruusk plots bijv. naamw. bruusk opeens bijv. naamw. bruusk eensklaps bijv. naamw. bruuskeren brutaliseren werkwoord bruut onmenselijk bijv. naamw. bruut beest zelfst. naamw. bruut beestachtig zelfst. naamw. bruut wreedaard zelfst. naamw. bruut wreed zelfst. naamw. bruut monsterlijk zelfst. naamw. bruut inhumaan zelfst. naamw. bruut barbaars zelfst. naamw. bruutheid geweld zelfst. naamw. BTW B.T.W. zelfst. naamw. bubbelbad jacuzzi zelfst. naamw. bucefaal strijdros overig. bucefaal oorlogspaard overig. bucht rommel afval overig. bucht rommel afval overig. bucht rommel afval overig. bucolisch herderlijk bijv. naamw. budget begroting zelfst. naamw. buff karbouw overig. buffel karbouw zelfst. naamw. buffelen bunkeren werkwoord buffelen ezelen werkwoord buffelen schransen werkwoord buffelen schrokken werkwoord buffelen sloven werkwoord buffelen pezen werkwoord buffelen kapotwerken werkwoord buffelen afbeulen werkwoord buffelen aanpoten werkwoord buffer schokbreker zelfst. naamw. buffet bar zelfst. naamw. buffet buffetkast zelfst. naamw. buffet diner zelfst. naamw. buffet tapkast zelfst. naamw. buffet aanrecht zelfst. naamw. buffet toog zelfst. naamw. buffet tap zelfst. naamw. buffet spon zelfst. naamw. buffet drankbuffet zelfst. naamw. buffet dressoir zelfst. naamw. buffetkast buffet zelfst. naamw. buffetkast dressoir zelfst. naamw. bui aanval zelfst. naamw. bui hagelbui zelfst. naamw. bui humeur zelfst. naamw. bui nuk zelfst. naamw. bui regenbui zelfst. naamw. bui speling zelfst. naamw. bui kuur zelfst. naamw. bui gril zelfst. naamw. bui bevlieging zelfst. naamw. bui stemming zelfst. naamw. bui gemoedstoestand zelfst. naamw. bui gemoedsstemming zelfst. naamw. bui gemoedsgesteldheid zelfst. naamw. bui luim zelfst. naamw. buid zak overig. buidel beurs zelfst. naamw. buidel tas zelfst. naamw. buidel zak zelfst. naamw. buidels buidelzakken zelfst. naamw. buidels portemonnees zelfst. naamw. buidelzakken buidels zelfst. naamw. buigbaar flexibel bijv. naamw. buigbaar soepel bijv. naamw. buigen bukken werkwoord buigen knikken werkwoord buigen krombuigen werkwoord buigen krommen werkwoord buigen toegeven werkwoord buigen overhellen werkwoord buigen hellen werkwoord buigen aflopen werkwoord buigen welven werkwoord buiging afbuiging zelfst. naamw. buiging draaiing zelfst. naamw. buiging eerbetoon zelfst. naamw. buiging kromming zelfst. naamw. buiging nijging zelfst. naamw. buiging verbuiging zelfst. naamw. buiging flexie zelfst. naamw. buiging bocht zelfst. naamw. buigzaam flexibel bijv. naamw. buigzaam lenig bijv. naamw. buigzaam meegaand bijv. naamw. buigzaam soepel bijv. naamw. buigzaamheid flexibiliteit zelfst. naamw. buigzaamheid lenigheid zelfst. naamw. buigzaamheid souplesse zelfst. naamw. buigzaamheid soepelheid zelfst. naamw. buiig humeurig bijv. naamw. buiig onbestendig bijv. naamw. buik abdomen zelfst. naamw. buik bast zelfst. naamw. buik buikje zelfst. naamw. buik lijf zelfst. naamw. buik maag zelfst. naamw. buik pens zelfst. naamw. buik schoot zelfst. naamw. buik- buikvin overig. buiken spekbuiken overig. buikgriep diarree zelfst. naamw. buikje buik zelfst. naamw. buikkramp buikpijn zelfst. naamw. buikloop diarree zelfst. naamw. Buikorgel Trekharmonica zelfst. naamw. buikpijn buikkramp zelfst. naamw. buikpijn pijn zelfst. naamw. buikvin buik- overig. buikvliesontsteking peritonitis zelfst. naamw. buikwaterzucht ascites zelfst. naamw. buikwind veest zelfst. naamw. buil bobbel zelfst. naamw. buil builtje zelfst. naamw. buil bult zelfst. naamw. buil knobbel zelfst. naamw. buil zeef zelfst. naamw. buil zak zelfst. naamw. buil knobb zelfst. naamw. buil zwelling zelfst. naamw. buil pukkel zelfst. naamw. buil opzetting zelfst. naamw. buil bolling zelfst. naamw. buil steenpuist zelfst. naamw. buil dikte zelfst. naamw. buil letsel zelfst. naamw. buil kneuzing zelfst. naamw. buil kneuswond zelfst. naamw. builderaar geveltoerist overig. builderaar geveltoerist overig. builderaar geveltoerist overig. builen ziften werkwoord builenpest pest zelfst. naamw. builtje zakje overig. buis beeldbuis zelfst. naamw. buis cilinder zelfst. naamw. buis jak zelfst. naamw. buis televisietoestel zelfst. naamw. buis televisieapparaat zelfst. naamw. buis televisie zelfst. naamw. buisje canule zelfst. naamw. buit jachtbuit zelfst. naamw. buit vangst zelfst. naamw. buit prooi zelfst. naamw. buit acquest zelfst. naamw. buit aanwinst zelfst. naamw. buit roof zelfst. naamw. buitelen dartelen werkwoord buitelen failleren werkwoord buitelen duikelen werkwoord buiteling tuimeling zelfst. naamw. buiteling val zelfst. naamw. buiten behalve bijv. naamw. buiten buitenshuis bijv. naamw. buiten uit bijv. naamw. buiten zonder bijv. naamw. buiten buitengoed zelfst. naamw. buiten ongerekend bijv. naamw. buiten uitgezonderd bijv. naamw. buitenaards bovenaards overig. buitenaf uiterlijk bijv. naamw. buitenbeentje zonderling zelfst. naamw. buitenbeentje aparte zelfst. naamw. buitenbeentje rare zelfst. naamw. buitenbeentje rare overig. buitendien bovendien overig. buitengemeen hoogst bijv. naamw. buitengemeen zeer bijv. naamw. buitengemeen uitzonderlijk bijv. naamw. buitengemeen uiterst bijv. naamw. buitengemeen uitermate bijv. naamw. buitengemeen hogelijk bijv. naamw. buitengemeen heerg bijv. naamw. buitengemeen excessief bijv. naamw. buitengemeen buitensporig bijv. naamw. buitengemeen buitengewoon bijv. naamw. buitengemeen bijzonder bijv. naamw. buitengemeen extreem bijv. naamw. buitengemeen tomeloos bijv. naamw. buitengemeen mateloos bijv. naamw. buitengemeen bovenmatig bijv. naamw. buitengesloten uitgesloten bijv. naamw. buitengewoon adembenemend bijv. naamw. buitengewoon bijzonder bijv. naamw. buitengewoon brandend bijv. naamw. buitengewoon buitensporig bijv. naamw. buitengewoon fantastisch bijv. naamw. buitengewoon groot bijv. naamw. buitengewoon uiterst bijv. naamw. buitengewoon apart bijv. naamw. buitengewoon danig bijv. naamw. buitengewoon exceptioneel bijv. naamw. buitengewoon meest bijv. naamw. buitengewoon maximaal bijv. naamw. buitengewoon hoogst bijv. naamw. buitengewoon grootst bijv. naamw. buitengewoon extreem bijv. naamw. buitengewoon ergst bijv. naamw. buitengewoon uitermate bijv. naamw. buitengewoon hogelijk bijv. naamw. buitengewoon heerg bijv. naamw. buitengewoon excessief bijv. naamw. buitengewoon buitengemeen bijv. naamw. buitengewoon zeer bijv. naamw. buitengewoon extravagant bijv. naamw. buitengewoon buitenissig bijv. naamw. buitengewoon ongemeen bijv. naamw. buitengewoon merkwaardig bijv. naamw. buitengoed buiten zelfst. naamw. buitenhuis buitenverblijf zelfst. naamw. buitenhuis landhuis zelfst. naamw. buitenhuiscamera videofoon overig. buitenissig afwijkend bijv. naamw. buitenissig apart bijv. naamw. buitenissig extravagant bijv. naamw. buitenissig buitensporig bijv. naamw. buitenissig buitengewoon bijv. naamw. buitenissig vreemd bijv. naamw. buitenissig typisch bijv. naamw. buitenissig excentriek bijv. naamw. buitenissig zonderling bijv. naamw. buitenissig ongewoon bijv. naamw. buitenissig merkwaardig bijv. naamw. buitenissig eigenaardig bijv. naamw. buitenissig curieus bijv. naamw. buitenissig bizar bijv. naamw. buitenissig bijzonder bijv. naamw. buitenissigheid excentriciteit zelfst. naamw. buitenissigheid uitwas zelfst. naamw. buitenissigheid uitspatting zelfst. naamw. buitenissigheid exces zelfst. naamw. buitenissigheid buitensporigheid zelfst. naamw. buitenkans meevaller zelfst. naamw. buitenkans voordeel zelfst. naamw. buitenkansje treffer overig. buitenkansje toevalstreffer overig. buitenkansje gelukstreffer overig. buitenkansje voordeel overig. buitenkansje opsteker overig. buitenkansje meevaller overig. buitenkant buitenwijk zelfst. naamw. buitenkant buitenzijde zelfst. naamw. buitenkant exterieur zelfst. naamw. buitenkant omhulsel zelfst. naamw. buitenkant uiterlijk zelfst. naamw. buitenkant uitwendige zelfst. naamw. buitenkant omwindsel zelfst. naamw. buitenkant omkleedsel zelfst. naamw. buitenkant huls zelfst. naamw. buitenkant vorm zelfst. naamw. buitenkant voorkomen zelfst. naamw. buitenkant vertoon zelfst. naamw. buitenkant verschijning zelfst. naamw. buitenkant gedaante zelfst. naamw. buitenkant aangezicht zelfst. naamw. buitenkant type zelfst. naamw. buitenkant aanzien zelfst. naamw. buitenkant gelaat zelfst. naamw. buitenlan vreemdeling overig. buitenlander vreemdeling zelfst. naamw. buitenlanders vreemdelingen zelfst. naamw. buitenlands uitlandig bijv. naamw. buitenlands uitheems bijv. naamw. buitenlands vreemd bijv. naamw. buitenlandse vreemdelinge overig. buitenleven landleven zelfst. naamw. buitenlucht lucht zelfst. naamw. buitenlucht openlucht zelfst. naamw. buitenmuren buitenwanden zelfst. naamw. buitenplaats buiten zelfst. naamw. buitenplaats plaats zelfst. naamw. buitenshuis buiten bijv. naamw. buitensluiten schorsen werkwoord buitensluiten sluiten werkwoord buitensluiten uitsluiten werkwoord buitensluiten uitzonderen werkwoord buitensluiting uitzondering zelfst. naamw. buitenspeler vleugelspeler overig. buitenspeler spits overig. buitenspeler rechtsbuiten overig. buitenspeler linksbuiten overig. buitenspeler flankspeler overig. buitensporig bijzonder bijv. naamw. buitensporig bovenmatig bijv. naamw. buitensporig buitengewoon bijv. naamw. buitensporig extravagant bijv. naamw. buitensporig ontstellend bijv. naamw. buitensporig excessief bijv. naamw. buitensporig oneindig bijv. naamw. buitensporig onhebbelijk bijv. naamw. buitensporig uiterst bijv. naamw. buitensporig uitermate bijv. naamw. buitensporig hogelijk bijv. naamw. buitensporig heerg bijv. naamw. buitensporig buitengemeen bijv. naamw. buitensporig zeer bijv. naamw. buitensporig extreem bijv. naamw. buitensporig buitenissig bijv. naamw. buitensporig tomeloos bijv. naamw. buitensporig mateloos bijv. naamw. buitensporigheden strapatsen zelfst. naamw. buitensporigheid exces zelfst. naamw. buitensporigheid extravagantie zelfst. naamw. buitensporigheid losbandigheid zelfst. naamw. buitensporigheid overvloed zelfst. naamw. buitensporigheid uitspatting zelfst. naamw. buitensporigheid uitwas zelfst. naamw. buitensporigheid zedeloosheid zelfst. naamw. buitensporigheid bandeloosheid zelfst. naamw. buitensporigheid buitenissigheid zelfst. naamw. buitensporigheid overdaad zelfst. naamw. buitenstaan outsi overig. buitenstaander leek zelfst. naamw. buitenstaander outsider zelfst. naamw. buitenstaanders outsiders overig. buitenverblijf buitenhuis zelfst. naamw. buitenverblijf dagverblijf zelfst. naamw. buitenverblijf landgoed zelfst. naamw. buitenverblijf landhuis zelfst. naamw. buitenverblijf lustoord zelfst. naamw. buitenwand wand overig. buitenwanden buitenmuren zelfst. naamw. buitenweg trekpad overig. buitenweg pad overig. buitenweg paadje overig. buitenweg landweg overig. buitenweg dreef overig. buitenwijk buitenkant zelfst. naamw. buitenwijk stadswijk zelfst. naamw. buitenwijk woonwijk zelfst. naamw. buitenwijk wijk zelfst. naamw. buitenwijk stadskwartier zelfst. naamw. buitenwijk stadsdeel zelfst. naamw. buitenwijk sectie zelfst. naamw. buitenwijk plein zelfst. naamw. buitenwijk handelswijk zelfst. naamw. buitenwijk centrum zelfst. naamw. buitenwijk buurt zelfst. naamw. buitenzijde buitenkant zelfst. naamw. buitmaken vangen werkwoord buitmaken verwerven werkwoord buitmaken verkrijgen werkwoord buitmaken behalen werkwoord bukken buigen werkwoord bukken toegeven werkwoord buks geweer overig. buks karabijn overig. bul graad zelfst. naamw. bul oorkonde zelfst. naamw. bul universiteitsdiploma zelfst. naamw. bulderen blaffen werkwoord bulderen brullen werkwoord bulderen daveren werkwoord bulderen dreunen werkwoord bulderen schreeuwen werkwoord bulderenstorm geweldenaar overig. bulderenstorm donderpreek overig. bulken barsten werkwoord bulken brullen werkwoord bulken loeien werkwoord bulldozer shovel overig. bullebak tiran zelfst. naamw. bullebak bullebijter zelfst. naamw. bullebijter bullebak overig. bullen boel zelfst. naamw. bullepees pees zelfst. naamw. bulleus blaarvormig zelfst. naamw. bult bobbel zelfst. naamw. bult bochel zelfst. naamw. bult buil zelfst. naamw. bult heuvel zelfst. naamw. bult kneuswond zelfst. naamw. bult zwelling zelfst. naamw. bult knobb zelfst. naamw. bult pukkel zelfst. naamw. bult opzetting zelfst. naamw. bult bolling zelfst. naamw. bult steenpuist zelfst. naamw. bult dikte zelfst. naamw. bult boch zelfst. naamw. bult heuv zelfst. naamw. bult letsel zelfst. naamw. bult kneuzing zelfst. naamw. bultenaar gebochelde overig. bultje steenpuist overig. bultje pukkel overig. bultje puistje overig. bultje bobbeltje overig. bultrund zeboe overig. bultrund zeboe overig. bultrund zeboe overig. bumper schokbreker zelfst. naamw. bumper stootrand zelfst. naamw. bundel bagage zelfst. naamw. bundel boek zelfst. naamw. bundel bos zelfst. naamw. bundel gedichtenbundel zelfst. naamw. bundel gedichtenverzameling zelfst. naamw. bundel schoof zelfst. naamw. bundel bosje zelfst. naamw. bundel streng zelfst. naamw. bundel dakspant zelfst. naamw. bundel gedichtenbund zelfst. naamw. bundel pak zelfst. naamw. bundel janhagel zelfst. naamw. bundel gespuis zelfst. naamw. bundel gepeupel zelfst. naamw. bundel ris overig. bundel ris overig. bundel ris overig. bundelen verzamelen werkwoord bundelen binden overig. bundeling concentratie zelfst. naamw. bundels boekwerken zelfst. naamw. bundels schoven zelfst. naamw. bundels bosjes zelfst. naamw. bunder hectare overig. bunker kazemat overig. bunkeren buffelen werkwoord bunkeren innemen werkwoord bunkeren vreten werkwoord bunkeren schransen werkwoord bunkeren opeten werkwoord bunkeren nuttigen werkwoord bunkeren eten werkwoord bunkeren consumeren werkwoord bunkeren verorberen werkwoord bunkeren schrokken werkwoord bunkeren bikken werkwoord burcht kasteel zelfst. naamw. burcht slot zelfst. naamw. burchten sloten zelfst. naamw. burchten vestingen zelfst. naamw. burchten kastelen zelfst. naamw. burchtheer slotheer overig. burchtheer kasteelheer overig. burchttoren slottoren overig. burchttoren kasteeltoren overig. bureau afdeling zelfst. naamw. bureau bureaumeubel zelfst. naamw. bureau bureel zelfst. naamw. bureau schrijftafel zelfst. naamw. bureau dressoir zelfst. naamw. bureau schrijfbureau zelfst. naamw. bureau lessenaar zelfst. naamw. bureaucraat ambtenaar zelfst. naamw. bureaucratie ambtenarij zelfst. naamw. bureaucratie burocratisme zelfst. naamw. bureaucratisch ambtelijk bijv. naamw. bureaumeubel bureau zelfst. naamw. bureaus bedrijven overig. bureaus instituten overig. bureaus diensten overig. bureaus kantoren overig. bureaustoel kantoorstoel zelfst. naamw. bureel bureau zelfst. naamw. buren omwonenden zelfst. naamw. buren wijkbewoners zelfst. naamw. burengerucht rustverstoring overig. burengerucht burenoverlast overig. burenoverlast burengerucht overig. burg slot zelfst. naamw. burgemeesterlijk burgemeesters- bijv. naamw. burgemeesters- burgemeesterlijk overig. burger bourgeois zelfst. naamw. burger burgerkleding zelfst. naamw. burger ingezetene zelfst. naamw. burger staatsburger zelfst. naamw. burgerij burgerstand overig. burgerkleding burger zelfst. naamw. burgerlijk behoudend bijv. naamw. burgerlijk bourgeois bijv. naamw. burgerlijk civiel bijv. naamw. burgerlijk niet-kerkelijk bijv. naamw. burgerlijk kleingeestig bijv. naamw. burgerlijk kneuterig bijv. naamw. burgerlijk burgermannetjesachtig bijv. naamw. burgermannetje spitser overig. burgermannetje spiesbok overig. burgermannetjesachtig kneuterig overig. burgermannetjesachtig burgerlijk overig. burgermannetjesachtig bourgeois overig. burgers gemeenschap zelfst. naamw. burgers landbewoners zelfst. naamw. burgerschap staatsburgerschap zelfst. naamw. burgerstand burgerij overig. burocratisme bureaucratie overig. burp boertje overig. burpen oprispen werkwoord burpen boeren werkwoord bus autobus zelfst. naamw. bus blik zelfst. naamw. bus brievenbus zelfst. naamw. bus buis zelfst. naamw. bus opbergblik zelfst. naamw. bus touringcar zelfst. naamw. bus trommel zelfst. naamw. bus blikje zelfst. naamw. bushalte abri zelfst. naamw. bushalte bushokje zelfst. naamw. bushalte stopplaats zelfst. naamw. bushokje bushalte zelfst. naamw. bushokje abri zelfst. naamw. business zaak zelfst. naamw. business zakenleven zelfst. naamw. busje blikje zelfst. naamw. buskruit pulver zelfst. naamw. buskruit knalpoeder zelfst. naamw. buskruit knalkruit zelfst. naamw. buslichten lichten werkwoord buslichting afhalen overig. bussel bundel zelfst. naamw. bussen autobussen zelfst. naamw. buste boezem zelfst. naamw. buste borstbeeld zelfst. naamw. buste paspop zelfst. naamw. bustehou beha overig. bustehouder beha zelfst. naamw. butler bediende zelfst. naamw. butler dienaar zelfst. naamw. butler kamerdienaar zelfst. naamw. butler kamerbediende zelfst. naamw. butler herenknecht zelfst. naamw. buts bluts zelfst. naamw. buts deuk zelfst. naamw. butsen indeuken werkwoord butsen kaatsen werkwoord buurdame buurvrouw overig. buurdame buurmeisje overig. buurmeisje buurvrouw overig. buurmeisje buurdame overig. buurt nabijheid zelfst. naamw. buurt omgeving zelfst. naamw. buurt stadsdeel zelfst. naamw. buurt stadswijk zelfst. naamw. buurt woonwijk zelfst. naamw. buurt wijk zelfst. naamw. buurt stadskwartier zelfst. naamw. buurt sectie zelfst. naamw. buurt plein zelfst. naamw. buurt handelswijk zelfst. naamw. buurt centrum zelfst. naamw. buurt buitenwijk zelfst. naamw. buurtbus autobus zelfst. naamw. buurten bezoeken werkwoord buurtschap buurt zelfst. naamw. buurtschap dorp zelfst. naamw. buurtschap gehucht zelfst. naamw. buurtschap gat zelfst. naamw. buurvrouw buurmeisje overig. buurvrouw buurdame overig. byciclette fiets overig. bz ww overig. bz werklozensteun overig. bz werkloosheidsuitkering overig. bz rww overig. bz abw overig. cabaret kleinkunst zelfst. naamw. cabaret kleinkunsttheater zelfst. naamw. cabaret theater zelfst. naamw. cabaretartiest cabaretier zelfst. naamw. cabaretier artiest zelfst. naamw. cabaretier cabaretartiest zelfst. naamw. cabaretier komiek zelfst. naamw. cabine cockpit zelfst. naamw. cabine hokje zelfst. naamw. cabine kajuit zelfst. naamw. cabine kamertje zelfst. naamw. cabine kleedcabine zelfst. naamw. cabine telefooncel zelfst. naamw. cabine hut zelfst. naamw. cabine stuurcabine zelfst. naamw. cabine spreekcel zelfst. naamw. cabriolet slee zelfst. naamw. cachet capsule zelfst. naamw. cachet distinctie zelfst. naamw. cachet karakter zelfst. naamw. cachot arrestantenlokaal zelfst. naamw. cachot kerker zelfst. naamw. cachot cel zelfst. naamw. cactus plant zelfst. naamw. cad golfjongen overig. cadans klankmaat zelfst. naamw. cadans ritme zelfst. naamw. cadeau aardigheid zelfst. naamw. cadeau donatie zelfst. naamw. cadeau geschenk zelfst. naamw. cadeau kado zelfst. naamw. cadeau present zelfst. naamw. cadeau presentje zelfst. naamw. cadeau schenking zelfst. naamw. cadeau gift zelfst. naamw. cadeau pakje zelfst. naamw. cadeaubon bon zelfst. naamw. cadeautje aardigheid zelfst. naamw. café bar zelfst. naamw. café kroeg zelfst. naamw. café lokaliteit zelfst. naamw. café taveerne zelfst. naamw. café tapperij zelfst. naamw. café koffiehuis zelfst. naamw. café-eigenaar waard zelfst. naamw. café-eigenaar kroegbaas zelfst. naamw. café-hotel herberg zelfst. naamw. cafébezoeker caféganger overig. cafébezoekers cafégangers overig. caféganger cafébezoeker overig. cafégangers cafébezoekers overig. caféhou waard overig. caféhou kroegbaas overig. caféhou kastelein overig. caféhouder kastelein zelfst. naamw. caféhouder waard zelfst. naamw. cafés kroegen zelfst. naamw. cafés proeflokalen zelfst. naamw. cafés dranklokalen zelfst. naamw. cafés bars zelfst. naamw. cafés koffiehuizen zelfst. naamw. cafetaria eetcafé zelfst. naamw. cafetaria frituur zelfst. naamw. cafetaria snackbar zelfst. naamw. cafetaria eettent zelfst. naamw. cafetaria snelbuffet zelfst. naamw. cahier schrift zelfst. naamw. caissière kassière zelfst. naamw. caissière kassierster zelfst. naamw. caissière kassajuffrouw zelfst. naamw. cake koek zelfst. naamw. calamiteit ellende zelfst. naamw. calcificatie verkalking zelfst. naamw. calculatie becijfering zelfst. naamw. calculatie berekening zelfst. naamw. calculator rekenmachine zelfst. naamw. calculator rekentuig zelfst. naamw. calculeren uitrekenen werkwoord calculeren tellen werkwoord calculeren rekenen werkwoord calculeren berekenen werkwoord calculeren uitwerken werkwoord calculeren becijferen werkwoord caleidoscoop kaleidoscoop overig. calligrafie schrijfkunst overig. calligrafie schoonschrijfkunst overig. calligrafie kalligrafie overig. calvinistisch behoudend bijv. naamw. calvinistisch gereformeerd bijv. naamw. camembert kaas zelfst. naamw. camera fototoestel overig. camouflage versluiering overig. camoufleren verbergen werkwoord campagne actie zelfst. naamw. campagne seizoen zelfst. naamw. campagne veldtocht zelfst. naamw. camper kampeerauto zelfst. naamw. camper kampeerwagen zelfst. naamw. camper kampeerbus zelfst. naamw. camping kampeerplaats zelfst. naamw. camping kampeerterrein zelfst. naamw. camping kamp zelfst. naamw. campingplek kampeerplaats zelfst. naamw. canaille feeks zelfst. naamw. canaille gepeupel zelfst. naamw. canaille klootjesvolk zelfst. naamw. canapé sofa zelfst. naamw. canapé zitbank zelfst. naamw. canapé bank zelfst. naamw. canard eend overig. canard scherts overig. canard kwinkslag overig. canard grol overig. canard grap overig. canon geloofsregel zelfst. naamw. canon kettingzang zelfst. naamw. canon maatstaf zelfst. naamw. canonisatie heiligverklaring overig. cantate lied overig. canticum loflied overig. canticum kantiek overig. canto zang zelfst. naamw. canule buisje zelfst. naamw. cap ruiterspet overig. capabel bekwaam bijv. naamw. capabel bij machte bijv. naamw. capabel competent bijv. naamw. capabel geschikt bijv. naamw. capabelheid competentie zelfst. naamw. capaciteit bekwaamheid zelfst. naamw. capaciteit inhoudsruimte zelfst. naamw. capaciteit kracht zelfst. naamw. capaciteit laadvermogen zelfst. naamw. capaciteit talent zelfst. naamw. capaciteit vermogen zelfst. naamw. capaciteit bevattingsvermogen zelfst. naamw. capaciteit kwaliteit zelfst. naamw. capaciteit vernuft zelfst. naamw. capaciteit scherpzinnigheid zelfst. naamw. capaciteit kundigheid zelfst. naamw. capaciteit knobb zelfst. naamw. capaciteit gave zelfst. naamw. capaciteit begaafdheid zelfst. naamw. capaciteit aanleg zelfst. naamw. capaciteit draagvermogen zelfst. naamw. capaciteit draagkracht zelfst. naamw. capaciteit inhoud zelfst. naamw. capaciteit volume zelfst. naamw. capaciteiten competentie zelfst. naamw. capaciteiten kaliber zelfst. naamw. cape schoudermant overig. capillair haarbuisje zelfst. naamw. capillair haarvat zelfst. naamw. capitulatie overgave zelfst. naamw. capituleren opgeven werkwoord capituleren overgeven werkwoord capituleren uitleveren werkwoord capricieus luimig overig. capriool bokkensprong zelfst. naamw. capsule dop zelfst. naamw. capsule pil zelfst. naamw. capsule satelliet zelfst. naamw. captain vliegtuigkapitein zelfst. naamw. captain gezagvoer zelfst. naamw. caramba tjonge overig. caravan kampeerwagen zelfst. naamw. carbon doorslag zelfst. naamw. carcinogeen kankerverwekkend bijv. naamw. carcinoom gezwel zelfst. naamw. carcinoom kankergezwel zelfst. naamw. cardioloog hartspecialist zelfst. naamw. cardioloog specialist zelfst. naamw. cardiomegalie hartvergroting zelfst. naamw. cardiomyopathie hartspierziekte zelfst. naamw. cardiopathie hartziekte zelfst. naamw. cargadoor scheepsagent zelfst. naamw. cargadoors scheepsagenten overig. cargadoors cargadoren overig. cargadoren scheepsagenten overig. cargadoren cargadoors overig. cargo lading zelfst. naamw. cargo vracht zelfst. naamw. cariës tandbederf zelfst. naamw. carillon klokkenspel zelfst. naamw. carnivoor vleeseter zelfst. naamw. carnivoor vleesetend zelfst. naamw. carrier medium zelfst. naamw. carrière loopbaan zelfst. naamw. carrosserie koetswerk overig. carrousel draaimolen zelfst. naamw. carrousel mallemolen zelfst. naamw. cartograaf kaartenmaker overig. cartotheek kaartenkamer overig. cartotheek kaartenhut overig. casanova vrouwenversierder overig. cascade waterval overig. casco cascowoning zelfst. naamw. casco scheepsromp zelfst. naamw. casco vliegtuigromp zelfst. naamw. cascowoning casco zelfst. naamw. cash baar bijv. naamw. cash contant bijv. naamw. cash geld zelfst. naamw. cash kasgeld zelfst. naamw. cash specie zelfst. naamw. casino bank zelfst. naamw. casino gokhuis zelfst. naamw. cassatie ongeldigheidsverklaring overig. cassette cassetteband zelfst. naamw. cassette cassettebandje zelfst. naamw. cassette doos zelfst. naamw. cassetteband cassette zelfst. naamw. cassettebandje cassette overig. cassettebandjes banden zelfst. naamw. cassettebandjes tapes zelfst. naamw. castratie ontmanning zelfst. naamw. castreren helpen werkwoord castreren lubben werkwoord castreren snijden werkwoord casus geval zelfst. naamw. casus kwestie zelfst. naamw. catacombe gang zelfst. naamw. catalogiseren ordenen werkwoord catalogiseren organiseren werkwoord catalogus lijst zelfst. naamw. catamarans vlerkprauwen overig. catamarans outriggers overig. catamarans dubbelboten overig. catarre darmontsteking zelfst. naamw. catarre slijmvliesaandoening zelfst. naamw. catastrofaal ellendig bijv. naamw. catastrofaal noodlottig bijv. naamw. catastrofaal rampzalig bijv. naamw. catastrofaal rampspoedig bijv. naamw. catastrofe drama zelfst. naamw. catastrofe ramp zelfst. naamw. catastrofe rampspoed zelfst. naamw. catastrofe tragedie zelfst. naamw. categorie afdeling zelfst. naamw. categorie classificatie zelfst. naamw. categorie klasse zelfst. naamw. categorie klas zelfst. naamw. categorisch afdoend bijv. naamw. categorisch systematisch bijv. naamw. categoriseren onderverdelen werkwoord Categoriseren segmenteren overig. catharsis loutering zelfst. naamw. catheter slangetje zelfst. naamw. causaal redengevend bijv. naamw. causaal oorzakelijk bijv. naamw. causaliteit oorzakelijkheid overig. causerie praatje zelfst. naamw. causerie gebabbel zelfst. naamw. causerie babbeltje zelfst. naamw. causticus bijtend bijv. naamw. cautie waarborgsom overig. cautie waarborging overig. cautie waarborg overig. cautie pand overig. cautie onderpand overig. cautie garantie overig. cautie borg overig. cavalerie ruitervolk overig. cavalerie ruiterij overig. cavalerist soldaat zelfst. naamw. cd cdtje overig. cd schijfje overig. cdtje cd overig. cedel register overig. cefalalgie hoofdpijn zelfst. naamw. ceintuur band zelfst. naamw. ceintuur gordel zelfst. naamw. ceintuur riem zelfst. naamw. ceintuur gord zelfst. naamw. ceintuur broekriem overig. cel gevangenis zelfst. naamw. cel kluizenaarshut zelfst. naamw. cel kerker zelfst. naamw. cel cachot zelfst. naamw. cel hermitage zelfst. naamw. celdeling deling zelfst. naamw. celebreren feesten werkwoord celebreren feestvieren werkwoord celebreren gedenken werkwoord celebreren opdragen werkwoord celebreren vieren werkwoord celibatair ongehuwd bijv. naamw. celibatair vrijgezel zelfst. naamw. cello violoncel zelfst. naamw. cellulose plantecelwandstof zelfst. naamw. cellulose celstof zelfst. naamw. celstof cellulose overig. celstraf detentie zelfst. naamw. celstraf straf zelfst. naamw. celstraf hechtenis zelfst. naamw. celstraf gevangenisstraf zelfst. naamw. celstraf boete zelfst. naamw. celvloeistof cytoplasma zelfst. naamw. cement cementlaag zelfst. naamw. cement specie zelfst. naamw. cementlaag cement zelfst. naamw. censor recensent zelfst. naamw. censureren kuisen werkwoord cent munt zelfst. naamw. cent penning zelfst. naamw. cent duit zelfst. naamw. centen geld zelfst. naamw. centen geldstukken zelfst. naamw. centen poen zelfst. naamw. centen portemonnee zelfst. naamw. centen duiten zelfst. naamw. centiliter cl overig. centimeter duimstok zelfst. naamw. centimeter liniaal zelfst. naamw. centimeter meetlint zelfst. naamw. centje muntje zelfst. naamw. centraacteur hoofdrolspeler overig. centraal hoofd- overig. centradoelstelling hoofddoel overig. centrafiguur hoofdrolspeler overig. centrafiguur hoofdpersoon overig. centrafiguur hoofdpersonage overig. centraingang hoofdingang overig. centraingang hoofddeur overig. centrale hoofdbureau zelfst. naamw. centrale krachtinstallatie zelfst. naamw. centrale meldkamer zelfst. naamw. centrale schakelbord zelfst. naamw. centralijn hoofdlijn overig. centralisatie concentratie zelfst. naamw. centrastad centrum overig. centrastad binnenstad overig. centraverwarming verwarming zelfst. naamw. centrifuge droogzwierder zelfst. naamw. centrum binnenstad zelfst. naamw. centrum brandpunt zelfst. naamw. centrum city zelfst. naamw. centrum middelpunt zelfst. naamw. centrum stadswijk zelfst. naamw. centrum woonwijk zelfst. naamw. centrum wijk zelfst. naamw. centrum stadskwartier zelfst. naamw. centrum stadsdeel zelfst. naamw. centrum sectie zelfst. naamw. centrum plein zelfst. naamw. centrum handelswijk zelfst. naamw. centrum buurt zelfst. naamw. centrum buitenwijk zelfst. naamw. centrum centrastad zelfst. naamw. centrum midden zelfst. naamw. centrum kern zelfst. naamw. centrumspits spits zelfst. naamw. ceremonie festiviteit zelfst. naamw. ceremonie omhaal zelfst. naamw. ceremonie plechtigheid zelfst. naamw. ceremonie protocol zelfst. naamw. ceremonie viering zelfst. naamw. ceremonie feestelijkheid zelfst. naamw. ceremonie feest zelfst. naamw. ceremonie plichtpleging zelfst. naamw. ceremonieel protocol zelfst. naamw. ceremonieel plechtig zelfst. naamw. ceremonieel protocollair zelfst. naamw. ceremoniemeester feestleider overig. ceremoniemeester feestregelaar overig. certificaat attest zelfst. naamw. certificaat bewijsstuk zelfst. naamw. certificaat oorkonde zelfst. naamw. certificaat diploma zelfst. naamw. certificaat charter zelfst. naamw. certificaten aktes zelfst. naamw. certificaten documenten zelfst. naamw. certificaten stukken zelfst. naamw. certificeren bekrachtigen werkwoord certificeren waarmerken werkwoord certificeren merken werkwoord certificeren bestempelen werkwoord certificeren getuigen werkwoord cerumen oorsmeer zelfst. naamw. cessie overdracht zelfst. naamw. cessie doorgifte zelfst. naamw. chagrijn ergernis zelfst. naamw. chagrijn sacherijn zelfst. naamw. chagrijn spelbreker zelfst. naamw. chagrijn zuurpruim zelfst. naamw. chagrijnen zuurpruimen overig. chagrijnig knorrig bijv. naamw. chagrijnig misnoegd bijv. naamw. chagrijnig nors bijv. naamw. chagrijnig sikkeneurig bijv. naamw. chagrijnig gemelijk bijv. naamw. chagrijnig nurks bijv. naamw. chagrijnig nukkig bijv. naamw. chagrijnig humeurig bijv. naamw. chagrijnig korzelig bijv. naamw. chalet hut zelfst. naamw. chalet retirade zelfst. naamw. champignon paddestoel zelfst. naamw. champignon paddestoelsoort zelfst. naamw. champignon zwam zelfst. naamw. champignon paddesto zelfst. naamw. channeling kanaal(verbinding met) zelfst. naamw. chanson luisterlied zelfst. naamw. chantage afpersing zelfst. naamw. chantage afpersing overig. chanteren afpersen werkwoord chaos bende zelfst. naamw. chaos heksenketel zelfst. naamw. chaos keet zelfst. naamw. chaos mengelmoes zelfst. naamw. chaos ordeloosheid zelfst. naamw. chaos puinhoop zelfst. naamw. chaos wanorde zelfst. naamw. chaos zootje zelfst. naamw. chaos wanordelijkheid zelfst. naamw. chaos regelloosheid zelfst. naamw. chaos heksenket zelfst. naamw. chaos warboel zelfst. naamw. chaos omzetbelasting zelfst. naamw. chaotisch rommelig bijv. naamw. chaotisch ongeordend bijv. naamw. chaperon begeleider zelfst. naamw. chaperonneren begeleiden werkwoord chaperonneren volgen werkwoord chaperonneren vergezellen werkwoord chaperonneren meelopen werkwoord chaperonneren meegaan werkwoord chaperonneren geleiden werkwoord chaperonneren escorteren werkwoord chapiter hoofdstuk zelfst. naamw. chapiter kapittel zelfst. naamw. charge aanval zelfst. naamw. chargeren aanvallen werkwoord chargeren overdrijven werkwoord charisma aantrekkingskracht zelfst. naamw. charisma uitstraling zelfst. naamw. charitas liefdadigheid zelfst. naamw. charitatief liefdadig bijv. naamw. charlatan beunhaas zelfst. naamw. charlatan kwakzalver zelfst. naamw. charlatan opschepper zelfst. naamw. charlatan wonderdokter zelfst. naamw. charlatans wonderdokters overig. charlatans kwakzalvers overig. charmant aanbiddelijk bijv. naamw. charmant aardig bijv. naamw. charmant aimabel bijv. naamw. charmant alleraardigst bijv. naamw. charmant bekoorlijk bijv. naamw. charmant bevallig bijv. naamw. charmant goed bijv. naamw. charmant leuk bijv. naamw. charmant prettig bijv. naamw. charmant aangenaam bijv. naamw. charmant innemend bijv. naamw. charmant mooi bijv. naamw. charmant knap bijv. naamw. charmant attractief bijv. naamw. charmant aantrekkelijk bijv. naamw. charmant aanlokkelijk bijv. naamw. charmant verrukkelijk bijv. naamw. charmant schattig bijv. naamw. charmant begeerenswaardig bijv. naamw. charmant allerliefst bijv. naamw. charmant minzaam bijv. naamw. charme aantrekkelijkheid zelfst. naamw. charme bekoorlijkheid zelfst. naamw. charme gratie zelfst. naamw. charme bekoring zelfst. naamw. charme aantrekkingskracht zelfst. naamw. charme aanlokkelijkheid zelfst. naamw. charmeren bekoren zelfst. naamw. charmeren aantrekken zelfst. naamw. charmeuse verleidster overig. charter bevrachtingsovereenkomst zelfst. naamw. charter chartervliegtuig zelfst. naamw. charter chartervlucht zelfst. naamw. charter contract zelfst. naamw. charter oorkonde zelfst. naamw. charter diploma zelfst. naamw. charter certificaat zelfst. naamw. charteren afhuren werkwoord charteren hulp inroepen werkwoord charteren huren werkwoord chartervliegtuig charter zelfst. naamw. chartervlucht vlucht zelfst. naamw. chassis geraamte zelfst. naamw. chassis onderstel zelfst. naamw. chassis raamwerk zelfst. naamw. chateau kasteel zelfst. naamw. chatten converseren werkwoord chatten praten werkwoord chatten converseren werkwoord chatten praten werkwoord chatten converseren werkwoord chatten praten werkwoord chaufferen rijden werkwoord chauffeur bestuurder zelfst. naamw. chauffeur rijder zelfst. naamw. chauffeur bestuur zelfst. naamw. chauffeur wagenbestuurder zelfst. naamw. chauffeur rij zelfst. naamw. chauffeurs bestuurders zelfst. naamw. chauvinisme patriottisme zelfst. naamw. chauvinist patriot zelfst. naamw. chauvinistisch nationalistisch bijv. naamw. check controle zelfst. naamw. checken collationeren werkwoord checken natrekken werkwoord checken verifiëren werkwoord checken nagaan werkwoord checken controleren werkwoord checken nakijken werkwoord checken controleren werkwoord checken nakijken werkwoord checken controleren werkwoord checken nakijken werkwoord chef afdelingshoofd zelfst. naamw. chef baas zelfst. naamw. chef hoofd zelfst. naamw. chef voorman zelfst. naamw. chef werkbaas zelfst. naamw. chef afdelingschef zelfst. naamw. chef leider zelfst. naamw. chef-kok chefkok zelfst. naamw. chef-redacteur redactievoorzitter overig. cheffin winkelbediende zelfst. naamw. cheffin winkelmeisje zelfst. naamw. cheffin winkeljuffrouw zelfst. naamw. cheffin verkoper zelfst. naamw. cheffin verkoopster zelfst. naamw. chefkok chef-kok zelfst. naamw. chefs bazen zelfst. naamw. chemici scheikundigen overig. chemicus scheikundige zelfst. naamw. chemicus scheikundige overig. chemie scheikunde zelfst. naamw. chemie scheikun zelfst. naamw. chemisch scheikundig bijv. naamw. cheque betaalmiddel zelfst. naamw. chic chique bijv. naamw. chic deftig bijv. naamw. chic elegant bijv. naamw. chic smaakvol bijv. naamw. chic elegantie zelfst. naamw. chic sjiek zelfst. naamw. chic verfijnd bijv. naamw. chic stijlvol bijv. naamw. chic geraffineerd bijv. naamw. chic esthetisch bijv. naamw. chicane haarkloverij overig. chicaneren haarkloven werkwoord chiffon fluweel zelfst. naamw. chillen relaxen werkwoord chillen rustig aan doen werkwoord chimère drogbeeld overig. chimère anamorfose overig. China kina overig. Chinees spleet overig. Chinees rinkelen overig. Chinees gerinkel overig. chique chic bijv. naamw. chique luxe overig. chirurg heelkundige overig. chirurgisch operatief bijv. naamw. chirurgisch heelkundig zelfst. naamw. chloasma levervlekken zelfst. naamw. chocola reep overig. chocola chocoladereep overig. chocolaatje bonbon zelfst. naamw. chocolaatje flikje zelfst. naamw. chocolaatjes bonbons overig. chocolaatjes flikjes overig. chocolade chocoladereep zelfst. naamw. chocoladefabriek chocoladewinkel overig. chocoladereep chocolade zelfst. naamw. chocoladereep reep zelfst. naamw. chocoladereep chocola zelfst. naamw. chocoladewinkel chocoladefabriek overig. cholelithiasis galsteenziekte zelfst. naamw. cholesterol galvet zelfst. naamw. choqueren aanstoot geven werkwoord choqueren shockeren werkwoord choqueren schokken werkwoord chorea dans zelfst. naamw. chrestomathie bloemlezing overig. chrestomathie anthologie overig. christelijk confessioneel bijv. naamw. christelijk fatsoenlijk bijv. naamw. christelijk gelovig bijv. naamw. christelijk christin bijv. naamw. christin christelijk overig. Christus Jezus zelfst. naamw. Christus Jezus-Christus zelfst. naamw. chronisch langdurig bijv. naamw. chronisch aanhoudend bijv. naamw. chronisch slepend bijv. naamw. chrysalide tonnetje overig. chrysalide pop overig. cicatrisatie littekenvorming zelfst. naamw. cichorei lof zelfst. naamw. cigarillo sigaar zelfst. naamw. cijfer beoordeling zelfst. naamw. cijfer code zelfst. naamw. cijfer getal zelfst. naamw. cijfer rangnummer zelfst. naamw. cijfer schoolcijfer zelfst. naamw. cijfer nul zelfst. naamw. cijfer monogram zelfst. naamw. cijfer geheimschrift zelfst. naamw. cijferen rekenen werkwoord cijferlijst schoolrapport zelfst. naamw. cijferlijst schoolakte zelfst. naamw. cijferslot slot zelfst. naamw. cijns uitloper overig. cijns slip overig. cijns schoot overig. cijns scheut overig. cijns pand overig. cijns loot overig. cijns belasting overig. cilinder buis zelfst. naamw. cilinder hoge hoed zelfst. naamw. cilinder rol overig. cilinder rol overig. cilinder rol overig. cilindervormig cilindrisch bijv. naamw. cilindervormig rolrond bijv. naamw. cilindrisch cilindervormig bijv. naamw. cilindrisch rond bijv. naamw. cilindrisch rolrond bijv. naamw. cinefiel filmliefhebber overig. cinema bioscoop zelfst. naamw. cipier bewaker zelfst. naamw. cipier gevangenbewaarder zelfst. naamw. cipier wacht zelfst. naamw. cipier gevangenbewaar zelfst. naamw. cipier gevangenisbewaar zelfst. naamw. cipieren gevangenisbewaarders overig. circa ongeveer bijv. naamw. circa omstreeks bijv. naamw. circa plusminus bijv. naamw. circa rond bijv. naamw. circa zowat bijv. naamw. circa nabij bijv. naamw. circa naast bijv. naamw. circa dichtbij bijv. naamw. circa bij bijv. naamw. circa aan bijv. naamw. circa ruwweg bijv. naamw. circa pakweg bijv. naamw. circuit baan zelfst. naamw. circuit kring zelfst. naamw. circuit rotonde zelfst. naamw. circuit schakeling zelfst. naamw. circulaire nieuwsbrief zelfst. naamw. circulaire rondschrijven zelfst. naamw. circulatie omloop zelfst. naamw. circulatie roulatie zelfst. naamw. circulatie bloedsomloop zelfst. naamw. circulatie rouleren zelfst. naamw. circuleren doorstromen werkwoord circuleren rondzenden werkwoord circuleren rouleren werkwoord circumflex samentrekkingsteken overig. circumflex kapjesteken overig. circumflex kapje overig. circus arena zelfst. naamw. circus gedoe zelfst. naamw. circusartiest artiest zelfst. naamw. cirk kring overig. cirk rondje overig. cirkel kring zelfst. naamw. cirkel rondje zelfst. naamw. cirkelen draaien werkwoord cirkelen rondgaan werkwoord cirkelsector sector zelfst. naamw. cirkelvorm kring zelfst. naamw. cirkelvormig rond bijv. naamw. cirrose leveraandoening zelfst. naamw. cirrus wolk zelfst. naamw. citaat aanhaling zelfst. naamw. citaat quote zelfst. naamw. citadel fort zelfst. naamw. citadel kasteel zelfst. naamw. citadel ridderslot zelfst. naamw. citadel ridderkasteel zelfst. naamw. citadel sterkte zelfst. naamw. citeren aanhalen werkwoord citeren overnemen werkwoord citeren noemen werkwoord city binnenstad zelfst. naamw. city centrum zelfst. naamw. citybag tas zelfst. naamw. civiel behoorlijk bijv. naamw. civiel billijk bijv. naamw. civiel burgerlijk bijv. naamw. civilisatie beschaving zelfst. naamw. civiliseren cultiveren werkwoord civiliseren ontwikkelen werkwoord civiliseren beschaven werkwoord cl centiliter overig. claim aanspraak zelfst. naamw. claim dividendbewijs zelfst. naamw. claim eis zelfst. naamw. claim vordering zelfst. naamw. claimen beweren werkwoord claimen eisen werkwoord clair-obscur licht zelfst. naamw. clair-obscur licht-donker contrast zelfst. naamw. clan bende zelfst. naamw. clan sibbe zelfst. naamw. clandestien geheim overig. clandestien ongeoorloofd overig. classificatie categorie zelfst. naamw. classificatie indeling zelfst. naamw. classificatie karakterisering zelfst. naamw. classificatie typering zelfst. naamw. classificatie rangschikking zelfst. naamw. classificatie klas zelfst. naamw. classificeren ordenen werkwoord classificeren rangschikken werkwoord clausibel geloofwaardig overig. clausibel geloofwaardig overig. clausibel geloofwaardig overig. clausule artikel zelfst. naamw. clausule beding zelfst. naamw. clavecimbel klavecimbel zelfst. naamw. claviatuur toetsenbord overig. claxon toeter zelfst. naamw. claxon signaalhoorn zelfst. naamw. claxonneren toeteren werkwoord clean steriel bijv. naamw. cleaning verrekening overig. clearance zuivering zelfst. naamw. clement verzoenend overig. clement vergevingsgezind overig. clement genadig overig. clement zachtaardig overig. clement zacht overig. clement welwillend overig. clement mild overig. clement mak overig. clement goedhartig overig. clementie compassie zelfst. naamw. clementie genade zelfst. naamw. clementie welwillendheid zelfst. naamw. clementie toegevendheid zelfst. naamw. clementie mildheid zelfst. naamw. clementie goedertierenheid zelfst. naamw. clerus geestelijkheid overig. clever goochem bijv. naamw. clever slim bijv. naamw. clever uitgeslapen bijv. naamw. clever snugger bijv. naamw. clever schrander bijv. naamw. clever pienter bijv. naamw. clever kien bijv. naamw. cliché gemeenplaats overig. cliché gemeenplaats overig. clichékunst prullaria overig. clichékunst kitsch overig. clico container overig. cliënt afnemer zelfst. naamw. cliënt klant zelfst. naamw. cliënt koper zelfst. naamw. cliënt hulpvrager zelfst. naamw. clientele klandizie zelfst. naamw. clientèle klantenkring zelfst. naamw. clientèle klanten zelfst. naamw. climacterium menopauze zelfst. naamw. climax hoogtepunt zelfst. naamw. climax orgasme zelfst. naamw. clitoris kietelaar zelfst. naamw. clitoris kittelaar zelfst. naamw. cloaca riool zelfst. naamw. clochard pauper zelfst. naamw. closet WC zelfst. naamw. closet toilet zelfst. naamw. closet plee zelfst. naamw. closetpapier toiletpapier overig. closetpapier WC-papier overig. clou pointe zelfst. naamw. clown grappenmaker zelfst. naamw. clown harlekijn zelfst. naamw. clown hansworst zelfst. naamw. clown zot zelfst. naamw. clown pierrot zelfst. naamw. clown pias overig. clownesk koddig bijv. naamw. clownesk kolderiek bijv. naamw. club ambachtsgilde zelfst. naamw. club gezelschap zelfst. naamw. club golfstick zelfst. naamw. club golfstok zelfst. naamw. club groep zelfst. naamw. club vereniging zelfst. naamw. club vakgenootschap zelfst. naamw. club unie zelfst. naamw. club organisatie zelfst. naamw. club orde zelfst. naamw. club gilde zelfst. naamw. club bond zelfst. naamw. club golfclub zelfst. naamw. club soos zelfst. naamw. club societiet zelfst. naamw. clubbestuur verenigingsbestuur zelfst. naamw. cluster concentratie zelfst. naamw. co geheimschrift overig. coach autobus zelfst. naamw. coach begeleider zelfst. naamw. coach trainer zelfst. naamw. coach oefenmeester zelfst. naamw. coachen begeleiden werkwoord coachen trainen werkwoord coachen oefenen werkwoord coachen harden werkwoord coachen bekwamen werkwoord coagulatie stolling zelfst. naamw. coaguleren klonteren werkwoord coalitie alliantie zelfst. naamw. coalitie verbond zelfst. naamw. coalitie unie zelfst. naamw. coalitie associatie zelfst. naamw. coating laag zelfst. naamw. cockpit cabine zelfst. naamw. cockpit kajuit zelfst. naamw. cockpit hut zelfst. naamw. cockpit stuurcabine zelfst. naamw. code geheimschrift zelfst. naamw. code regels zelfst. naamw. code sleutel zelfst. naamw. code nul zelfst. naamw. code monogram zelfst. naamw. code cijfer zelfst. naamw. coderen codering zelfst. naamw. codering coderen zelfst. naamw. codering sleutel zelfst. naamw. codex handschrift zelfst. naamw. cohabiteren paren werkwoord coherent logisch bijv. naamw. coherent samenhangend bijv. naamw. cohesie samenhang zelfst. naamw. coifferen kappen werkwoord coifferen knippen werkwoord coiffeu kapster overig. coiffeur kapper zelfst. naamw. coiffeurs kappers overig. coiffure haarsnit overig. coiffure coupe overig. coiffure kapsel overig. coiffure frisuur overig. coin-de-feu huisjasje overig. coïtus geslachtsgemeenschap zelfst. naamw. coïtus geslachtsdaad zelfst. naamw. cokes kool zelfst. naamw. col pas zelfst. naamw. col rolkraag zelfst. naamw. colbert jas zelfst. naamw. colbert jasje zelfst. naamw. collaateralen verwanten zelfst. naamw. collaboreren heulen werkwoord collageen lijmvormend bijv. naamw. collaps flauwte zelfst. naamw. collationeren checken werkwoord collecte inzameling zelfst. naamw. collectebus bus zelfst. naamw. collecteren inzamelen werkwoord collecteren ophalen werkwoord collectie assortiment zelfst. naamw. collectie keuze zelfst. naamw. collectie museumcollectie zelfst. naamw. collectie sortering zelfst. naamw. collectie verzameling zelfst. naamw. collectie keur zelfst. naamw. collectief gemeenschap zelfst. naamw. collectief verzamelnaam zelfst. naamw. collectief gemeenschappelijk zelfst. naamw. collectioneren sparen werkwoord collectioneren verzamelen werkwoord collega ambtgenoot zelfst. naamw. collega vakgenoot zelfst. naamw. collega teamgenoot zelfst. naamw. collega medewerker zelfst. naamw. collega maat zelfst. naamw. collega`s confraters overig. collega`s ambtsgenoten overig. college collegium zelfst. naamw. college les zelfst. naamw. college school zelfst. naamw. collegedictaat syllabus zelfst. naamw. collegegeld lesgeld overig. collegegeld leergeld overig. collegejaar studiejaar zelfst. naamw. collegiaal saamhorig bijv. naamw. collegium college zelfst. naamw. collier halsketting zelfst. naamw. collier ketting zelfst. naamw. collisie botsing zelfst. naamw. collisie aanrijding zelfst. naamw. colloquium conferentie zelfst. naamw. colloquium congres zelfst. naamw. collyrium oogspoeling zelfst. naamw. colonne file zelfst. naamw. colonne formatie zelfst. naamw. colonne rij zelfst. naamw. colportage straatverkoop overig. colporteren uitventen werkwoord colporteur venter overig. column kolom zelfst. naamw. column rubriek zelfst. naamw. columnist publicist zelfst. naamw. columnist schrijver zelfst. naamw. columnist kolomnist zelfst. naamw. coma bewusteloosheid zelfst. naamw. combi station-car overig. combinatie combine zelfst. naamw. combinatie samenspel zelfst. naamw. combinatie samenstelling zelfst. naamw. combinatie trekker zelfst. naamw. combinatie verbinding zelfst. naamw. combine combinatie zelfst. naamw. combine oogstmachine overig. combine oogstmachine overig. combine oogstmachine overig. combineren samenvoegen werkwoord combineren verbinden werkwoord combineren bijvoegen werkwoord comeback rentree zelfst. naamw. comeback herleving zelfst. naamw. comedo mee-eter zelfst. naamw. comedo meeëter zelfst. naamw. comedo vetpuistje zelfst. naamw. comfort gemak zelfst. naamw. comfort zit zelfst. naamw. comfortabel aangenaam bijv. naamw. comfortabel gemakkelijk bijv. naamw. comfortabel geriefelijk bijv. naamw. comfortabel ruimschoots bijv. naamw. comfortabel gerieflijk bijv. naamw. comité commissie overig. comités commissies overig. commandant bevelhebber zelfst. naamw. commandant gezagvoerder zelfst. naamw. commandant overste zelfst. naamw. commandant kapitein zelfst. naamw. commandant aanvoer zelfst. naamw. commandant gezagvoer zelfst. naamw. commanderen bevel voeren werkwoord commanderen bevelen werkwoord commanderen verordenen werkwoord commanderen opdragen werkwoord commanderen gelasten werkwoord commanderen gebieden werkwoord commanderen decreteren werkwoord commanderen leidinggeven werkwoord commanderen leiden werkwoord commanderen aanvoeren werkwoord commanderen verordonneren werkwoord commando bevel zelfst. naamw. commando order zelfst. naamw. commentaar aanmerking zelfst. naamw. commentaar kanttekening zelfst. naamw. commentaar kritiek zelfst. naamw. commentaar reactie zelfst. naamw. commentaar toelichting zelfst. naamw. commentaar opmerking zelfst. naamw. commentaar feedback overig. commentariëren becommentariëren werkwoord commentator uitlegger zelfst. naamw. commentator verslaggever zelfst. naamw. commentator reporter zelfst. naamw. commentator referent zelfst. naamw. commentator rapporteur zelfst. naamw. commentator journalist zelfst. naamw. commentator correspondent zelfst. naamw. commentator berichtgever zelfst. naamw. commercie handel zelfst. naamw. commies ambtenaar zelfst. naamw. commis-voyageur vertegenwoordiger overig. commis-voyageur verkoper overig. commis-voyageur handelsreiziger overig. commissaris hoofdcommissaris zelfst. naamw. commissaris verplegingsofficier zelfst. naamw. commissaris gedelegeerde zelfst. naamw. commissie comité zelfst. naamw. commissie commissieloon zelfst. naamw. commissie makelaarsprovisie zelfst. naamw. commissie provisie zelfst. naamw. commissie comité overig. commissieloon commissie zelfst. naamw. commissies bestellingen overig. commissies comités overig. commissionair tussenpersoon zelfst. naamw. committent lastgever zelfst. naamw. commo latafel overig. commo ladekast overig. commode kast zelfst. naamw. commode ladekast zelfst. naamw. commode ladenkast zelfst. naamw. commotie beroering zelfst. naamw. commotie tumult zelfst. naamw. commotio schudding zelfst. naamw. communaal gemeenschappelijk overig. communaal gemeentelijk overig. commune leefgemeenschap zelfst. naamw. commune woongroep zelfst. naamw. commune woongemeenschap zelfst. naamw. communicatiemiddelen media zelfst. naamw. communicatiestoornis communicatiestoring overig. communicatiestoring communicatiestoornis overig. communiceren overbrengen werkwoord communiceren spreken werkwoord communiceren praten werkwoord communist bolsjewiek zelfst. naamw. compaan maat zelfst. naamw. compaan makker zelfst. naamw. compact aaneengesloten bijv. naamw. compact dicht bijv. naamw. compact gesloten bijv. naamw. compact hecht bijv. naamw. compagnies troepen zelfst. naamw. compagnon medefirmant zelfst. naamw. compagnon vriend zelfst. naamw. compagnon zakenpartner zelfst. naamw. compagnon vennoot zelfst. naamw. compagnon partner zelfst. naamw. compagnon deelgenoot zelfst. naamw. compagnon spitsbroe zelfst. naamw. compagnon makker zelfst. naamw. compagnon maatje zelfst. naamw. compagnon maat zelfst. naamw. compagnon kompaan zelfst. naamw. compagnon kameraad zelfst. naamw. compagnon gez zelfst. naamw. compagnon gabber zelfst. naamw. compagnon kornuit zelfst. naamw. compagnon pal zelfst. naamw. compagnon kameraadje zelfst. naamw. compagnonschap deelgenootschap overig. compareren vergelijken werkwoord compartiment coupé zelfst. naamw. compartiment vak zelfst. naamw. compassie clementie zelfst. naamw. compassie medelijden zelfst. naamw. compassie welwillendheid zelfst. naamw. compassie mildheid zelfst. naamw. compassie goedertierenheid zelfst. naamw. compassie vergeving overig. compatibel verenigbaar bijv. naamw. compensatie schadeloosstelling zelfst. naamw. compensatie tegemoetkoming zelfst. naamw. compenseren goedmaken werkwoord compenseren vergoeden werkwoord competent bevoegd bijv. naamw. competent capabel bijv. naamw. competent oordeelkundig bijv. naamw. competent vakkundig bijv. naamw. competent geschikt bijv. naamw. competent bekwaam bijv. naamw. competent vakbekwaam bijv. naamw. competent deskundig bijv. naamw. competentie bevoegdheid zelfst. naamw. competentie capabelheid zelfst. naamw. competentie capaciteiten zelfst. naamw. competentie bevoegdheid bijv. naamw. competentie bevoegdheid bijv. naamw. competentie bevoegdheid bijv. naamw. competenties vaardigheden overig. competitie concurrentie zelfst. naamw. competitie mededinging zelfst. naamw. competitie wedijver zelfst. naamw. compilatie verzameling zelfst. naamw. compileren samenbrengen werkwoord compileren samenstellen werkwoord compleet afgerond bijv. naamw. compleet algeheel bijv. naamw. compleet volledig bijv. naamw. compleet finaal bijv. naamw. compleet lijnrecht bijv. naamw. compleet totaal bijv. naamw. compleet helemaal bijv. naamw. compleet volslagen bijv. naamw. compleet volkomen bijv. naamw. compleet kompleet bijv. naamw. compleet vol bijv. naamw. compleetheid volledigheid zelfst. naamw. complement aanvulling zelfst. naamw. complementair aanvullend bijv. naamw. complet kostuum zelfst. naamw. complet mantelkostuum zelfst. naamw. completeren aangevuld werkwoord completeren aanvullen werkwoord completeren aanvullende werkwoord completeren toevoegen werkwoord completeren vervolledigen werkwoord completeren voltooien werkwoord completeren afronden werkwoord completeren volmaken werkwoord completeren volbrengen werkwoord completeren klaarmaken werkwoord completeren klaarkrijgen werkwoord completeren beëindigen werkwoord completeren afwerken werkwoord completeren afmaken werkwoord completeren afkrijgen werkwoord completeren vervolmaken werkwoord completeren perfectioneren werkwoord completering afronding zelfst. naamw. completering voltooiing zelfst. naamw. complex gecompliceerd bijv. naamw. complex blok zelfst. naamw. complex frustratie zelfst. naamw. complex moeilijk; ingewikkeld zelfst. naamw. complex ingewikkeld bijv. naamw. complicatie moeilijkheid zelfst. naamw. complicatie probleem zelfst. naamw. complicatie verwikkeling zelfst. naamw. complice medeplichtige zelfst. naamw. compliceren bemoeilijken werkwoord compliment gelukwens zelfst. naamw. compliment vleierij zelfst. naamw. complimenteren gelukwensen werkwoord complimenteus vleiend overig. complimenteus strelend overig. complimenteus flatterend overig. complot intrige zelfst. naamw. complot samenzwering zelfst. naamw. complotteren konkelen werkwoord complotteren samenspannen werkwoord complotteren samenzweren werkwoord component basisbestanddeel zelfst. naamw. component element zelfst. naamw. component onderdeel zelfst. naamw. component bestanddeel zelfst. naamw. component stuk zelfst. naamw. component ingrediënt zelfst. naamw. component fractie zelfst. naamw. component deel zelfst. naamw. componenten bestanddelen zelfst. naamw. componeren samenstellen werkwoord componist toonkunstenaar zelfst. naamw. componist toondichter zelfst. naamw. compositie mars zelfst. naamw. compositie melodie zelfst. naamw. compositie opbouw zelfst. naamw. compositie stembuiging zelfst. naamw. compositie toonzetting zelfst. naamw. compositie toonval zelfst. naamw. compositie modulatie zelfst. naamw. compositie intonatie zelfst. naamw. composities samenstellingen zelfst. naamw. composities toonzettingen zelfst. naamw. compost mest zelfst. naamw. compost teelaarde zelfst. naamw. compost pootaarde zelfst. naamw. compostlaag humuslaag overig. compressie samenpersing overig. compressor ventilator overig. compressor blaasvlambrander overig. comprimeren samenpersen werkwoord comprimeren samendrukken werkwoord compromis akkoord zelfst. naamw. compromis vergelijk zelfst. naamw. compromitteren schaden werkwoord compulsief dwangmatig overig. computer home computer zelfst. naamw. computer PC zelfst. naamw. computer rekenaar zelfst. naamw. computerbestanden bestanden zelfst. naamw. computeriseren automatiseren werkwoord computeriseren geautomatiseerd werkwoord computerkraker hacker overig. computerkun informatica overig. computerkunde informatica zelfst. naamw. computerprogramma programma zelfst. naamw. computerprogramma`s software zelfst. naamw. computertoets toets zelfst. naamw. concaaf hol bijv. naamw. concaaf holrond bijv. naamw. concentratie aandacht zelfst. naamw. concentratie bundeling zelfst. naamw. concentratie dichtheid zelfst. naamw. concentratie ingespannenheid zelfst. naamw. concentratie geconcentreerdheid zelfst. naamw. concentratie gespannenheid zelfst. naamw. concentratiekamp kamp zelfst. naamw. concentreren aandacht houden werkwoord concentreren bijeenkomen werkwoord concentreren samenbrengen werkwoord concentreren bijeenbrengen werkwoord concept begrip zelfst. naamw. concept klad zelfst. naamw. concept voorlopig ontwerp zelfst. naamw. concept voorbeeld zelfst. naamw. concept toonbeeld zelfst. naamw. concept schets zelfst. naamw. concept ontwerp zelfst. naamw. concept model zelfst. naamw. concept theorie overig. conceptie begrip zelfst. naamw. conceptie bevruchting zelfst. naamw. conceptie notie zelfst. naamw. conceptie denkbeeld zelfst. naamw. concern bedrijf zelfst. naamw. concern onderneming zelfst. naamw. concern holding zelfst. naamw. concert matinee zelfst. naamw. concert muzikavoordracht zelfst. naamw. concerteren spelen werkwoord concertzaal zaal zelfst. naamw. conciërge portier zelfst. naamw. conciërge schoolbewaarder zelfst. naamw. Conciërge Beheerder zelfst. naamw. conciërge pedel zelfst. naamw. conciërge koster zelfst. naamw. conciërge bode zelfst. naamw. conciërges schoolbewaarders overig. concilie kerkvergadering zelfst. naamw. concipiëren bedenken overig. concluderen afleiden werkwoord concluderend afsluitend bijv. naamw. conclusie eindoordeel zelfst. naamw. conclusie gevolgtrekking zelfst. naamw. conclusie slotbeschouwing zelfst. naamw. conclusie slotsom zelfst. naamw. conclusie eindsom zelfst. naamw. conclusief gevolgaanduidend overig. conclusies gevolgtrekkingen zelfst. naamw. conclusies slotbeschouwingen zelfst. naamw. conclusies slotsommen zelfst. naamw. conclusies einden zelfst. naamw. conclusies afsluitingen zelfst. naamw. concomiterend begeleidend bijv. naamw. concours wedstrijd zelfst. naamw. concours strijd zelfst. naamw. concours pot zelfst. naamw. concours partij zelfst. naamw. concoursen wedstrijden overig. concreet materieel bijv. naamw. concreet tastbaar bijv. naamw. concreet feitelijk bijv. naamw. concreet samengegroeid bijv. naamw. concreet voelbaar bijv. naamw. concreet stoffelijk bijv. naamw. concreet konkreet bijv. naamw. concreet grijpbaar bijv. naamw. concreet duidelijk bijv. naamw. concreet aanraakbaar bijv. naamw. concurrent mededinger zelfst. naamw. concurrent rivaal zelfst. naamw. concurrentie competitie zelfst. naamw. concurrentie mededingers zelfst. naamw. concurrentie mededinging zelfst. naamw. concurrentie rivaliteit zelfst. naamw. concurrentie wedijver zelfst. naamw. concurreren beconcurreren werkwoord concurreren mededingen werkwoord concurreren rivaliseren werkwoord concurreren wedijveren werkwoord concurreren meedingen werkwoord concurrerend laag bijv. naamw. condens stoom zelfst. naamw. condens wasem zelfst. naamw. condenseren neerslaan werkwoord conditie beding zelfst. naamw. conditie fitheid zelfst. naamw. conditie omstandigheid zelfst. naamw. conditie toestand zelfst. naamw. conditie voorwaarde zelfst. naamw. conditie vorm zelfst. naamw. conditie voorwaar zelfst. naamw. conditie kriterium zelfst. naamw. conditie eis zelfst. naamw. conditie criterium zelfst. naamw. conditie beperking zelfst. naamw. conditie bepaling zelfst. naamw. conditie staat zelfst. naamw. conditie vereiste zelfst. naamw. condities voorwaarden zelfst. naamw. conditioneel voorwaardelijk overig. condoleance rouwbeklag zelfst. naamw. condoleance medelijden zelfst. naamw. condoleance medeleven zelfst. naamw. condoleance leedwezen zelfst. naamw. condoleance deelneming zelfst. naamw. condoleance deelname zelfst. naamw. condoleren deelneming betuigen overig. condoom anticonceptiemiddel zelfst. naamw. condoom kapotje zelfst. naamw. condoom preservatief zelfst. naamw. condoom Rubbertje zelfst. naamw. conducteur bestuurder zelfst. naamw. conducteur controleur zelfst. naamw. conducteur tramconducteur zelfst. naamw. conducteur treinconducteur zelfst. naamw. conductie geleiding zelfst. naamw. condyloma vijgwrat zelfst. naamw. confectie confectie-industrie zelfst. naamw. confectie confectiekleding zelfst. naamw. confectie-industrie confectie zelfst. naamw. confectiekleding confectie overig. conferencier artiest zelfst. naamw. conferentie beraadslaging zelfst. naamw. conferentie bijeenkomst zelfst. naamw. conferentie samenkomst zelfst. naamw. conferentie overleg zelfst. naamw. conferentie vergadering overig. confereren beraadslagen werkwoord confessie bekennen zelfst. naamw. confessie biecht zelfst. naamw. confessie geloofsovertuiging zelfst. naamw. confessie gezindte zelfst. naamw. confessie gezindheid zelfst. naamw. confessie geloof zelfst. naamw. confessioneel christelijk bijv. naamw. confidentie fiducie zelfst. naamw. confidentie vertrouwen zelfst. naamw. confidentie geloof zelfst. naamw. confidentieel vertrouwelijk bijv. naamw. configuratie context zelfst. naamw. configureren afstellen overig. configureren afstellen overig. configureren afstellen overig. confirmatie aanneming zelfst. naamw. confirmatie bevestiging zelfst. naamw. confirmeren bevestigen werkwoord confirmeren bevestigen overig. confiscatie inbeslagneming zelfst. naamw. conflict aanvaring zelfst. naamw. conflict ruzie zelfst. naamw. conflict tweedracht zelfst. naamw. conflict twist zelfst. naamw. conflict onenigheid zelfst. naamw. conflict botsing zelfst. naamw. conflict strijd zelfst. naamw. conflict vete zelfst. naamw. conflict verdeeldheid zelfst. naamw. conflict tweestrijd zelfst. naamw. conflict tweespalt zelfst. naamw. conflict schisma zelfst. naamw. conflict scheuring zelfst. naamw. conflict disharmonie zelfst. naamw. conform overeenstemmend bijv. naamw. conform analoog bijv. naamw. conformeren aanpassen werkwoord confrater collega zelfst. naamw. confraters collega`s overig. confraters ambtsgenoten overig. confrontatie ontmoeting zelfst. naamw. confrontatie ontknoping zelfst. naamw. confrontatie onthulling zelfst. naamw. confusie verwardheid zelfst. naamw. confuus bedremmeld bijv. naamw. congenitaal aangeboren bijv. naamw. congestie bloedophoping zelfst. naamw. conglomeraat opeenhoping zelfst. naamw. congregatie zusterschap overig. congres bijeenkomst zelfst. naamw. congres colloquium zelfst. naamw. conisch kegelvormig bijv. naamw. conisch taps bijv. naamw. conjugatie binding zelfst. naamw. conjugatus gekoppeld bijv. naamw. conjunctie voegwoord overig. conjunctivitis bindvliesontsteking zelfst. naamw. connaisseur kenner zelfst. naamw. connectie betrekking zelfst. naamw. connectie contact zelfst. naamw. connectie kruiwagen zelfst. naamw. connectie verbinding zelfst. naamw. connectie verband zelfst. naamw. connectie schakel zelfst. naamw. connectie samenhang zelfst. naamw. connectie relatie zelfst. naamw. connectie link zelfst. naamw. connectie aansluiting zelfst. naamw. connectie liaison zelfst. naamw. connectie band zelfst. naamw. connectie schakel overig. connotatie gevoelswaarde zelfst. naamw. consacreren inzegenen werkwoord consacreren wijden werkwoord consacreren zegenen werkwoord consacreren consecreren werkwoord conscientieus nauwgezet bijv. naamw. consciëntieus scrupuleus bijv. naamw. consciëntieus gewetensvol bijv. naamw. conscientieus zorgvuldig bijv. naamw. conscientieus nauwkeurig bijv. naamw. consecreren consacreren werkwoord consensus overeenkomst zelfst. naamw. consequent consistent overig. consequent logisch overig. consequentie gevolg zelfst. naamw. consequentie uitvloeisel zelfst. naamw. consequentie voortvloeisel zelfst. naamw. conservatie instandhouding overig. conservatie handhaving overig. conservatie behoud overig. conservatief behoudend bijv. naamw. conservatief reactionair zelfst. naamw. conservatisme verstarring overig. conservator beheerder zelfst. naamw. conservator bewaarder zelfst. naamw. conservator bewaar zelfst. naamw. conserveerbaar houdbaar bijv. naamw. conserveerbaar bewaarbaar bijv. naamw. conserveerbaarheid houdbaarheid zelfst. naamw. conserveerbaarheid bewaarbaarheid zelfst. naamw. conservenblik blik zelfst. naamw. conservenfabriek inmaakfabriek overig. conserveren bewaren werkwoord conserveren inleggen werkwoord conserveren instandhouden werkwoord conserveren konfijten werkwoord conserveren behouden werkwoord consideratie achting zelfst. naamw. consideratie inschikkelijkheid zelfst. naamw. consideratie motief zelfst. naamw. consideratie toegeeflijkheid zelfst. naamw. consideren overdenken overig. consideren beraden overig. consideren afwegen overig. considereren overwegen werkwoord consigne dwangbevel zelfst. naamw. consigne opdracht zelfst. naamw. consigne wachtwoord zelfst. naamw. consigne mandaat zelfst. naamw. consigne lastgeving zelfst. naamw. consigne taak zelfst. naamw. consigne order zelfst. naamw. consigne bevelschrift zelfst. naamw. consigne opdracht overig. consistent consequent overig. consistent eenduidig overig. consistent eenduidig overig. consistent eenduidig overig. consistorie sacristie overig. consistorie kerkekamer overig. consolidatie samenvoeging zelfst. naamw. consolidatie versteviging zelfst. naamw. consolidatie versterking zelfst. naamw. consolidatie verharding zelfst. naamw. consolideren bestendigen werkwoord consolideren verstevigen werkwoord consonant medeklinker overig. consorten aanhang zelfst. naamw. consorten medestanders overig. consorten medestanders overig. consorten medestanders overig. conspireren samenzweren werkwoord constant altijd bijv. naamw. constant altijddurend bijv. naamw. constant bestendig bijv. naamw. constant onafgebroken bijv. naamw. constant alsmaar bijv. naamw. constant continu bijv. naamw. constant permanent bijv. naamw. constant voortdurend bijv. naamw. constant steeds bijv. naamw. constant onophoudelijk bijv. naamw. constant immer bijv. naamw. constant doorlopend bijv. naamw. constant eeuwig bijv. naamw. constant continue bijv. naamw. constant ononderbroken bijv. naamw. constant onafgelaten bijv. naamw. constant aanhoudend bijv. naamw. constant onveranderlijk overig. constateren geconstateerd werkwoord constateren opmerken werkwoord constateren vaststellen werkwoord constateren bevinden werkwoord constatering vaststelling zelfst. naamw. consternatie commotie zelfst. naamw. consternatie ontsteltenis zelfst. naamw. constipatie verstopping zelfst. naamw. constipatie hardlijvigheid zelfst. naamw. constipatie verstoptheid zelfst. naamw. constitueren grondvesten werkwoord constitueren vormen overig. constitutie gestel zelfst. naamw. constitutie grondwet zelfst. naamw. constitutie lichaamsbouw zelfst. naamw. constitutioneel staatsrechtelijk bijv. naamw. constitutioneel grondwettig bijv. naamw. constitutioneel grondwettelijk bijv. naamw. constructie aanleg zelfst. naamw. constructie bouw zelfst. naamw. constructie fabricage zelfst. naamw. constructie maaksel zelfst. naamw. constructie makelij zelfst. naamw. constructie montage zelfst. naamw. constructie opbouw zelfst. naamw. constructie samenstel zelfst. naamw. constructie structuur zelfst. naamw. constructie samenstelling zelfst. naamw. constructie opbouwen zelfst. naamw. constructief bruikbaar bijv. naamw. constructies bouwsels zelfst. naamw. constructies bouwwerken zelfst. naamw. constructietechniek bouwtechniek zelfst. naamw. construeren bedenken werkwoord construeren bouwen werkwoord construeren opbouwen werkwoord construeren samenstellen werkwoord construeren uitleggen werkwoord construeren afleiden werkwoord consulent adviseur zelfst. naamw. consulent raadsman zelfst. naamw. consulent raadgever zelfst. naamw. consult consultatie zelfst. naamw. consult raadpleging zelfst. naamw. consultatie consult zelfst. naamw. consultatie raadpleging zelfst. naamw. consultatiebureau adviesbureau zelfst. naamw. consulteren advies inwinnen werkwoord consulteren raadplegen werkwoord consument gebruiker zelfst. naamw. consument koper zelfst. naamw. consument verbruiker zelfst. naamw. consument klant zelfst. naamw. consumeren eten werkwoord consumeren gebruiken werkwoord consumeren nuttigen werkwoord consumeren verbruiken werkwoord consumeren verorberen werkwoord consumeren vreten werkwoord consumeren schransen werkwoord consumeren opeten werkwoord consumeren bunkeren werkwoord consumeren schrokken werkwoord consumeren bikken werkwoord consumeren verteren werkwoord consumeren slopen werkwoord consumeren oppeuzelen werkwoord consumptie verbruik zelfst. naamw. consumptie-ijs ijsje zelfst. naamw. consumptie-ijs ijsco zelfst. naamw. consumptie-ijs ijs zelfst. naamw. consumptie-ijs roomijs zelfst. naamw. consumptieartikel verbruiksartikel overig. consumptieartikel consumptiegoed overig. consumptiegoed verbruiksartikel zelfst. naamw. consumptiegoed consumptieartikel zelfst. naamw. consumptiegoederen verbruiksgoederen zelfst. naamw. consumptieijsjes ijsjes zelfst. naamw. consumpties verteringen zelfst. naamw. contact aansluiting zelfst. naamw. contact band zelfst. naamw. contact connectie zelfst. naamw. contact verbinding zelfst. naamw. contact voeling zelfst. naamw. contact aanraking zelfst. naamw. contactdoos stopcontact zelfst. naamw. contactdoos wandcontactdoos zelfst. naamw. contactlens lens zelfst. naamw. contactpersoon contact zelfst. naamw. contactpersoon tussenpersoon zelfst. naamw. container bak zelfst. naamw. container reservoir zelfst. naamw. container tank zelfst. naamw. Container Prullenbak zelfst. naamw. container vuilnisbak zelfst. naamw. container clico overig. container verzamelbak overig. containers laadbakken overig. contaminatie verontreiniging zelfst. naamw. contant baar bijv. naamw. contant cash bijv. naamw. contanten kas zelfst. naamw. contanten kasgeld zelfst. naamw. contemplatie beschouwelijkheid zelfst. naamw. contemplatie bespiegeling zelfst. naamw. contemplatie meditatie zelfst. naamw. contemplatie bespiegelen zelfst. naamw. contemplatief meditatief bijv. naamw. Contemplatief beschouwend bijv. naamw. contempleren denken werkwoord contemporain eigentijds bijv. naamw. contemporain hedendaags bijv. naamw. contemporain modern bijv. naamw. content tevreden bijv. naamw. content voldaan bijv. naamw. content genoegen zelfst. naamw. content inhoud zelfst. naamw. content tevredenheid zelfst. naamw. context configuratie zelfst. naamw. context omstandigheden zelfst. naamw. context samenhang zelfst. naamw. context tekstverband zelfst. naamw. context zinsverband zelfst. naamw. contexten zinsverbanden overig. contexten verbanden overig. contexten samenhangen overig. contexten tekstverbanden overig. continent vasteland zelfst. naamw. continent werelddeel zelfst. naamw. contingent quota zelfst. naamw. contingent quotum zelfst. naamw. contingent groep overig. continu altijd bijv. naamw. continu eeuwig bijv. naamw. continu onophoudelijk bijv. naamw. continu aanhoudend bijv. naamw. continu voortdurend bijv. naamw. continu steeds bijv. naamw. continu permanent bijv. naamw. continu immer bijv. naamw. continu doorlopend bijv. naamw. continu constant bijv. naamw. continu ononderbroken bijv. naamw. continu onafgebroken bijv. naamw. continu continue bijv. naamw. continu aaneengesloten bijv. naamw. continue altijddurend bijv. naamw. continue onophoudelijk bijv. naamw. continue voortdurend bijv. naamw. continue eeuwig bijv. naamw. continue doorlopend bijv. naamw. continue constant bijv. naamw. continue ononderbroken bijv. naamw. continue onafgebroken bijv. naamw. continue continu bijv. naamw. continue aanhoudend bijv. naamw. continue aaneengesloten bijv. naamw. continue telkens bijv. naamw. continue steeds bijv. naamw. continue hetijd bijv. naamw. continue gedurig bijv. naamw. continue almaar bijv. naamw. continue aldoor bijv. naamw. continueren aanhouden werkwoord continueren doorgaan werkwoord continueren voortzetten werkwoord continueren voortgaan werkwoord continueren vervolgen werkwoord continueren verdergaan werkwoord continueren prolongeren werkwoord conto rekening zelfst. naamw. contour omlijning zelfst. naamw. contour omtrek zelfst. naamw. contouren vorm zelfst. naamw. contra tegen bijv. naamw. contra versus bijv. naamw. contra-indicatie tegenaanwijzing zelfst. naamw. contrabas bas zelfst. naamw. contrabastuba helicon overig. contrabastuba henj overig. contrabastuba helicon overig. contraceptief anticonceptiemiddel zelfst. naamw. contraceptief voorbehoedend zelfst. naamw. contraceptief preventief zelfst. naamw. contraceptivum voorbehoedmiddel zelfst. naamw. contract afspraak zelfst. naamw. contract overeenkomst zelfst. naamw. contract verdrag zelfst. naamw. contractant partij zelfst. naamw. contracteren aantrekken werkwoord contracteren samentrekken werkwoord contracteren vastleggen werkwoord contracteren afsluiten werkwoord contracteren aangaan werkwoord contractie stuip zelfst. naamw. contractie samentrekking zelfst. naamw. contradictie tegenstrijdigheid zelfst. naamw. contradictie tegenstelling overig. contrafactisch onrealiseerbaar overig. contrafactisch onrealiseerbaar overig. contrafactisch onrealiseerbaar overig. contraprestatie wederdienst overig. contraprestatie tegenprestatie overig. contraprestatie tegendienst overig. contrarie tegenovergesteld overig. contrarie tegengesteld overig. contrarie tegendeel overig. contrarie omgekeerd overig. contrarie andersom overig. contrast disharmonie zelfst. naamw. contrast tegenstelling zelfst. naamw. contrast verschil overig. contrasteren afsteken werkwoord contrasteren aftekenen werkwoord contrasterend strijdig bijv. naamw. contreien gewest zelfst. naamw. contreien landstreek zelfst. naamw. contributie bijdrage zelfst. naamw. contributie lidmaatschapsgeld zelfst. naamw. controle beheer zelfst. naamw. controle beheersing zelfst. naamw. controle check zelfst. naamw. controle inspectie zelfst. naamw. controle kaartcontrole zelfst. naamw. controle surveillance zelfst. naamw. controle zelfbeheersing zelfst. naamw. controle zorg zelfst. naamw. controle zeggenschap zelfst. naamw. controle toezicht zelfst. naamw. controle hoede zelfst. naamw. controle bewaking zelfst. naamw. controle bescherming zelfst. naamw. controle nagaan zelfst. naamw. controle herexamen zelfst. naamw. controlepost doorlaatpost zelfst. naamw. controleren beheersen werkwoord controleren checken werkwoord controleren examineren werkwoord controleren nagaan werkwoord controleren nakijken werkwoord controleren narekenen werkwoord controleren schouwen werkwoord controleren keuren werkwoord controleren inspecteren werkwoord controleren natellen werkwoord controleren verifiëren werkwoord controleren checken werkwoord controleren checken werkwoord controleren checken werkwoord controleur conducteur zelfst. naamw. controleur inspecteur zelfst. naamw. controleur treinconducteur zelfst. naamw. controverse geschil zelfst. naamw. controversieel aanvechtbaar bijv. naamw. contusie kneuzing zelfst. naamw. convalescentie herstel zelfst. naamw. conveniëren bevallen werkwoord conveniëren aanstaan werkwoord conveniëren uitkomen werkwoord conveniëren passen werkwoord conveniëren deugen werkwoord conveniëren schikken werkwoord conventie gebruik zelfst. naamw. conventie overeenkomst zelfst. naamw. conventioneel afgezaagd bijv. naamw. conventioneel gewoon bijv. naamw. conventioneel formeel bijv. naamw. conversatie gesprek zelfst. naamw. conversatie samenspraak zelfst. naamw. converseren praten werkwoord converseren spreken werkwoord conversie omzetting zelfst. naamw. converteren omzetten werkwoord converteren verwisselen werkwoord convocatie oproeping overig. convocatie verwittiging overig. convocatie mededeling overig. convocatie kennisgeving overig. convocatie informatie overig. convoceren bijeenroepen werkwoord convoceren samenroepen werkwoord convulsie stuip zelfst. naamw. convulsie stuiptrekking zelfst. naamw. convulsie samentrekking zelfst. naamw. convulsie kramp zelfst. naamw. cool tof bijv. naamw. cool gaaf bijv. naamw. cool leuk bijv. naamw. copieus overvloedig bijv. naamw. copulatie coïtus zelfst. naamw. copuleren neuken werkwoord copyright recht zelfst. naamw. corduroy ribfluweel zelfst. naamw. corduroy manchester zelfst. naamw. cornea hoornvlies zelfst. naamw. corner hoekschop overig. corporatie handelsmaatschappij zelfst. naamw. corporatie onderneming zelfst. naamw. corporatie handelsvereniging zelfst. naamw. corporatie handelsvennootschap zelfst. naamw. corporatie handelsonderneming zelfst. naamw. corps garde zelfst. naamw. corps lichaam zelfst. naamw. corpulent gezet bijv. naamw. corpulent zwaarlijvig bijv. naamw. corpulent lijvig bijv. naamw. corpulent dik bijv. naamw. corpulentie zwaarlijvigheid overig. corpulentie lijvigheid overig. corpulentie gezetheid overig. corpus lichaam overig. correct exact bijv. naamw. correct goed bijv. naamw. correct juist bijv. naamw. correct juiste bijv. naamw. correct onberispelijk bijv. naamw. correct precies bijv. naamw. correct verstandig bijv. naamw. correct behoorlijk bijv. naamw. correct onbesproken bijv. naamw. correct keurig bijv. naamw. correct zinnig bijv. naamw. correct wijselijk bijv. naamw. correct wijs bijv. naamw. correct raadzaam bijv. naamw. correct pienter bijv. naamw. correct nadenkend bijv. naamw. correct doordacht bijv. naamw. correct bedachtzaam bijv. naamw. correct weldenkend bijv. naamw. correctheid rechtschapenheid zelfst. naamw. correctie berisping zelfst. naamw. correctie controle zelfst. naamw. correctie herstelling zelfst. naamw. correctie rectificatie zelfst. naamw. correctie verbetering zelfst. naamw. corrector verbeteraar zelfst. naamw. correlatie relatie zelfst. naamw. correlatie samenhang zelfst. naamw. correlatie wisselwerking zelfst. naamw. correlatie interactie zelfst. naamw. correlatie verbinding zelfst. naamw. correlatie verband zelfst. naamw. correlatie band zelfst. naamw. correspondent verslaggever zelfst. naamw. correspondent reporter zelfst. naamw. correspondent referent zelfst. naamw. correspondent rapporteur zelfst. naamw. correspondent journalist zelfst. naamw. correspondent commentator zelfst. naamw. correspondent berichtgever zelfst. naamw. correspondentie briefwisseling zelfst. naamw. correspondentie schrijfsels zelfst. naamw. correspondentie brieven zelfst. naamw. correspondentieadres postadres overig. corresponderen aansluiten werkwoord corresponderen overeenkomen werkwoord corresponderen overeenstemmen werkwoord corresponderen schrijven werkwoord corresponderen stroken werkwoord corresponderend gelijkluidend bijv. naamw. corresponderend overeenkomstig bijv. naamw. corridor doorgang zelfst. naamw. corridor gang zelfst. naamw. corridor passage zelfst. naamw. corrigeren berispen werkwoord corrigeren controleren werkwoord corrigeren herstellen werkwoord corrigeren verbeter werkwoord corrigeren verbeterd werkwoord corrigeren verbeteren werkwoord corrigeren repareren werkwoord corrigeren renoveren werkwoord corrigeren herzien werkwoord corrigeren goedmaken werkwoord corrigeren bijwerken werkwoord corrigeren beteren werkwoord corrosie roest zelfst. naamw. corrosief agressief bijv. naamw. corrosief bijtend bijv. naamw. corrumperen omkopen werkwoord corrumperen verderven werkwoord corrupt omkoopbaar bijv. naamw. corruptie omkoopbaarheid zelfst. naamw. corruptie omkoping zelfst. naamw. corruptie omkoperij overig. corsage versiersel overig. corsage versiering overig. corsage tooi overig. corsage sierwerk overig. corsage ornamentiek overig. corsage opsiering overig. corsage opluistering overig. corsage garnering overig. corsage draperie overig. corsage decoratie overig. corsage decor overig. corso optocht zelfst. naamw. cortex schors zelfst. naamw. corticosteroïde bijnierschorshormoon zelfst. naamw. corvee corveedienst overig. corveedienst corvee overig. coryfee geweldenaar zelfst. naamw. coryfee kei zelfst. naamw. coryfee crack zelfst. naamw. cosmetica cosmetica-industrie zelfst. naamw. cosmetica grime zelfst. naamw. cosmetica make-up zelfst. naamw. cosmetica opmaak zelfst. naamw. cosmetica schmink zelfst. naamw. cosmetica visagie zelfst. naamw. cosmetica schoonheidsmiddelen zelfst. naamw. cosmetica-industrie cosmetica zelfst. naamw. cosmeticum schoonheidsmiddel zelfst. naamw. coulant gemakkelijk bijv. naamw. counter tegenstoot zelfst. naamw. counter toonbank zelfst. naamw. counter toog zelfst. naamw. counter balie zelfst. naamw. coup putsch zelfst. naamw. coup staatsgreep zelfst. naamw. coup slag zelfst. naamw. coupe pasvorm zelfst. naamw. coupe snit zelfst. naamw. coupé compartiment zelfst. naamw. coupe haarsnit zelfst. naamw. coupe coiffure zelfst. naamw. coupe haarstijl zelfst. naamw. coupe haarlijn zelfst. naamw. coupe ijscoupe zelfst. naamw. coupe ijsbeker zelfst. naamw. couperen afsnijden werkwoord couperen knippen werkwoord couperen afknippen werkwoord coupeuse naaister zelfst. naamw. couplet vers zelfst. naamw. coupon bon zelfst. naamw. coupon lap zelfst. naamw. coupon restant zelfst. naamw. coupons reclamebonnen overig. cour binnenplaats zelfst. naamw. cour hof zelfst. naamw. courant gangbaar bijv. naamw. courant lopend bijv. naamw. courant dagblad zelfst. naamw. courant krant zelfst. naamw. courant gewoon zelfst. naamw. courant gebruikelijk zelfst. naamw. coureur renner zelfst. naamw. coureur wielrenner zelfst. naamw. course golfbaan overig. couvade mannenkraambed zelfst. naamw. couvert bestek zelfst. naamw. couvert eetgerei zelfst. naamw. couvert envelop zelfst. naamw. couvert enveloppe zelfst. naamw. couvert maaltijdgang zelfst. naamw. couvert omslag zelfst. naamw. couvert wikk zelfst. naamw. couverts enveloppen zelfst. naamw. cover omslag zelfst. naamw. coverstory omslagartikel zelfst. naamw. cowboy koewachter overig. cowboy koeherder overig. cowboy koedrijver overig. coxalgie heuppijn zelfst. naamw. coöperatie medewerking zelfst. naamw. coöperatie samenwerkingsverband zelfst. naamw. coöperatie vennootschap zelfst. naamw. coöperatie onderneming zelfst. naamw. coöperatie maatschappij zelfst. naamw. coöperatie maatschap zelfst. naamw. coöperatie handelshuis zelfst. naamw. coöperatie handelsbedrijf zelfst. naamw. coöperatie firma zelfst. naamw. coöperatie bedrijf zelfst. naamw. coöperatief welwillend bijv. naamw. coöperatief medewerkend bijv. naamw. coöpereren samenwerken werkwoord coöpereren meewerken werkwoord coördinaat nevenschikkenzin overig. crack kei overig. crack geweldenaar overig. crack coryfee overig. crack ster overig. crack kanon overig. cracker toost zelfst. naamw. cranium hersenpan overig. crapaud zet overig. crapaud sto overig. crapaud gestoelte overig. crashen neerstorten werkwoord crawl zwemslag zelfst. naamw. crawlen zwemmen werkwoord creatie maaksel zelfst. naamw. creatie schepping zelfst. naamw. creatief artistiek bijv. naamw. creatief schepperig bijv. naamw. creatief scheppend overig. creativiteit artisticiteit zelfst. naamw. creativiteit expressie zelfst. naamw. creativiteit scheppingsvermogen zelfst. naamw. creativiteit scheppingskracht zelfst. naamw. creator schepster overig. creator maakster overig. creator schepper overig. creator maker overig. creatuur product zelfst. naamw. creatuur schepsel zelfst. naamw. creche peuterspeelzaal zelfst. naamw. crèche kinderdagverblijf zelfst. naamw. creche kinderbewaarplaats zelfst. naamw. credit krediet zelfst. naamw. creditcard betaalmiddel zelfst. naamw. crediteur schuldeiser zelfst. naamw. creditnota kredietnota zelfst. naamw. creëren maakt zelfst. naamw. creëren maken zelfst. naamw. creëren scheppen zelfst. naamw. crematie lijkverbranding zelfst. naamw. crème room overig. crème puikje overig. crème smeerseltje overig. crème huidcrème overig. cremekleurig roomwit overig. cremekleurig roomwit overig. cremekleurig roomwit overig. cremeren verassen werkwoord cremeren verbranden werkwoord creneleren insnijden werkwoord crêpe pannekoekje zelfst. naamw. creperen barsten werkwoord creperen doodgaan werkwoord creperen zieltogen werkwoord creperen verrekken werkwoord crew bemanning zelfst. naamw. crime bezoeking zelfst. naamw. crime ramp zelfst. naamw. criminaliteit misdaad zelfst. naamw. criminaliteit misdadigheid zelfst. naamw. crimine misdadiger overig. crimine delinquent overig. crimineel criminologisch bijv. naamw. crimineel fantastisch bijv. naamw. crimineel misdadig bijv. naamw. crimineel delinquent zelfst. naamw. crimineel misdadiger zelfst. naamw. crimineel allemachtig zelfst. naamw. crimineel ontzettend zelfst. naamw. criminele wederrechtelijke overig. criminele strafrechterlijke overig. criminologisch crimineel bijv. naamw. crinoline hoepelrok overig. crisis laagconjunctuur zelfst. naamw. crisis noodsituatie zelfst. naamw. crisis recessie zelfst. naamw. crisis depressie zelfst. naamw. crisis van het levensmidden midlife-crisis zelfst. naamw. criterium maatstaf zelfst. naamw. criterium toets zelfst. naamw. criterium voorwaarde zelfst. naamw. criterium voorwaar zelfst. naamw. criterium kriterium zelfst. naamw. criterium eis zelfst. naamw. criterium conditie zelfst. naamw. criterium beperking zelfst. naamw. criterium bepaling zelfst. naamw. criterium beding zelfst. naamw. criticus recensent zelfst. naamw. crocus krokus zelfst. naamw. croquant knapperig overig. croquant knappend overig. croquant attractief overig. croquant aantrekkelijk overig. cross terreinwedstrijd overig. cru harteloos bijv. naamw. cru onomwonden bijv. naamw. cru bar bijv. naamw. cru grof bijv. naamw. cru onkies bijv. naamw. cru onverbloemd bijv. naamw. cru openlijk bijv. naamw. cru onverholen bijv. naamw. cruciaal bepalend bijv. naamw. cruciaal beslissend bijv. naamw. cruciaal essentieel bijv. naamw. cruciaal fundamenteel bijv. naamw. cruciaal kardinaal bijv. naamw. cruciaal hebelangrijk bijv. naamw. cruciaal voornaamst bijv. naamw. cruciaal vereist bijv. naamw. cruciaal noodzakelijk bijv. naamw. cruciaal elementair bijv. naamw. cruciaal beslissend overig. crucifix kruis zelfst. naamw. crucifix kruisbeeld zelfst. naamw. crypte graf zelfst. naamw. crypte rustplaats zelfst. naamw. crypte grafplaats zelfst. naamw. crypte onderaardgang zelfst. naamw. cryptogram puzzel zelfst. naamw. cultiveren beschaven werkwoord cultiveren onderhouden werkwoord cultiveren ontwikkelen werkwoord cultiveren civiliseren werkwoord cultiveren vormen werkwoord cultiveren stimuleren werkwoord cultiveren bevorderen werkwoord cultus verering overig. cultus eredienst overig. cultuur beschaving zelfst. naamw. cultuur gewassenverbouwing zelfst. naamw. cultuur kweek zelfst. naamw. cultuur teelt zelfst. naamw. cultuur voortplanting zelfst. naamw. cultuur voortbrenging zelfst. naamw. cultuur verbouw zelfst. naamw. cultuur reproductie zelfst. naamw. cultuur kweken zelfst. naamw. cultuur fokkerij zelfst. naamw. cultuur fok zelfst. naamw. cultuur aanplant zelfst. naamw. cultuur aankweken zelfst. naamw. cultuur aankweek zelfst. naamw. cultuur aanfok zelfst. naamw. cultuurbezit cultuurgoed overig. cultuurbotsing racisme overig. cultuurgoed cultuurbezit overig. cultuurgrond landbouwgrond overig. cultuurgrond akkerbouwgrond overig. cumulatie opeenhoping zelfst. naamw. cumulatief toenemend bijv. naamw. cumuleren opeenhopen werkwoord cumuleren opstapelen werkwoord cumulus wolk zelfst. naamw. cup beker zelfst. naamw. cup bokaal zelfst. naamw. cup trofee zelfst. naamw. Cupido Amor overig. curatief heilzaam bijv. naamw. curator beheerder zelfst. naamw. curator boedelredder zelfst. naamw. curator voogd zelfst. naamw. cureren genezen werkwoord curettage uitkrabbing zelfst. naamw. curieus eigenaardig bijv. naamw. curieus merkwaardig bijv. naamw. curieus verbazingwekkend bijv. naamw. curieus zonderling bijv. naamw. curieus vreemd bijv. naamw. curieus typisch bijv. naamw. curieus ongewoon bijv. naamw. curieus excentriek bijv. naamw. curieus buitenissig bijv. naamw. curieus bizar bijv. naamw. curieus bijzonder bijv. naamw. curieus apart bijv. naamw. curieus wonderlijk bijv. naamw. curieus wonderbaarlijk bijv. naamw. curieus wonderbaar bijv. naamw. curieus verwonderlijk bijv. naamw. curieus verwonderingwekkend bijv. naamw. curieus verwonderend bijv. naamw. curieus verbijsterend bijv. naamw. curieus verbazend bijv. naamw. curieus opzienbarend bijv. naamw. curieus miraculeus bijv. naamw. curieus fenomenaal bijv. naamw. curiositeit curiosum zelfst. naamw. curiositeit merkwaardigheid zelfst. naamw. curiositeit nieuwsgierigheid zelfst. naamw. curiositeit zeldzaamheid zelfst. naamw. curiositeit rariteit overig. curiosum curiositeit zelfst. naamw. CURRICULUM VITAE betekenis overig. curriculum vitae levensloop overig. Cursief Italisch overig. cursist deelnemer zelfst. naamw. cursus leergang zelfst. naamw. cursus onderricht zelfst. naamw. cursus studie zelfst. naamw. cursus onderwijs zelfst. naamw. cursus onderrichting zelfst. naamw. cursus les zelfst. naamw. cursus stu zelfst. naamw. cursus kursus zelfst. naamw. cursus module overig. cursus training overig. cursusprogramma onderwijsprogramma overig. cursusprogramma lesprogramma overig. cursusprogramma leerprogramma overig. cv-ketel verwarmingsketel zelfst. naamw. cv-ketel verwarmingsket zelfst. naamw. cyanose blauwzucht zelfst. naamw. cyclocross veldrit zelfst. naamw. cycloon storm zelfst. naamw. cycloon tornado zelfst. naamw. cycloon wervelstorm zelfst. naamw. cycloon wervelwind zelfst. naamw. cyclus kringloop zelfst. naamw. cyclus reeks zelfst. naamw. cyclus serie zelfst. naamw. cyclus tijdkring zelfst. naamw. cyclustijd rondomtijd overig. cynisch bitter bijv. naamw. cynisch spottend bijv. naamw. cynisch sarcastisch bijv. naamw. cynisme bitterheid zelfst. naamw. cyper cyperkat overig. cypergras zegge zelfst. naamw. cyperkat cyper overig. cyste gezwel zelfst. naamw. cyste vetgezwel zelfst. naamw. cystitis blaasontsteking zelfst. naamw. cytoplasma celvloeistof zelfst. naamw. D-treinen sneltreinen overig. D-treinen intercity`s overig. daad actie zelfst. naamw. daad aktie zelfst. naamw. daad handeling zelfst. naamw. daadkracht aandrift zelfst. naamw. daadkracht energie zelfst. naamw. daadkracht fut zelfst. naamw. daadkracht kracht zelfst. naamw. daadkracht momentum zelfst. naamw. daadkracht puf zelfst. naamw. daadkracht werklust zelfst. naamw. daadkracht esprit zelfst. naamw. daadkrachtig dynamisch bijv. naamw. daadkrachtig energiek bijv. naamw. daadloosheid willoosheid zelfst. naamw. daadloosheid lethargie zelfst. naamw. daadloosheid inertie zelfst. naamw. daadwerkelijk feitelijk bijv. naamw. daadwerkelijk metterdaad bijv. naamw. daadwerkelijk efficiënt bijv. naamw. daadwerkelijk werkelijk bijv. naamw. daags dagelijks overig. daags gewoon overig. daags gebruikelijk overig. daags alledaags overig. daar aangezien bijv. naamw. daar aldaar bijv. naamw. daar daarheen bijv. naamw. daar ginds bijv. naamw. daar er bijv. naamw. daar ginder bijv. naamw. daar daarginds bijv. naamw. daar wijl bijv. naamw. daar want bijv. naamw. daar vermits bijv. naamw. daar omdat bijv. naamw. daarachter erachter bijv. naamw. daarachter achter bijv. naamw. daarbij bovendien bijv. naamw. daarbij daarenboven bijv. naamw. daarbij daardoor bijv. naamw. daarbinnen daarin bijv. naamw. daarbinnen binnen bijv. naamw. daarbinnen erin bijv. naamw. daarboven boven bijv. naamw. daarboven erbovenuit bijv. naamw. daarbovenop plus bijv. naamw. daarbuiten voor de rest overig. daardoor daarom overig. daardoor dientengevolge overig. daardoor daarbij overig. daarenboven bovendien bijv. naamw. daarenboven buitendien bijv. naamw. daarenboven ook bijv. naamw. daarenboven verder bijv. naamw. daarenboven voorts bijv. naamw. daarenboven trouwens bijv. naamw. daarenboven overigens bijv. naamw. daarenboven alsmede bijv. naamw. daarenboven daarbij bijv. naamw. daarentegen anderzijds bijv. naamw. daarentegen echter bijv. naamw. daarentegen terwijl bijv. naamw. daarentegen daartegenover bijv. naamw. daarginds ginds bijv. naamw. daarginds ginder bijv. naamw. daarginds er bijv. naamw. daarginds daar bijv. naamw. daarginds aldaar bijv. naamw. daarheen daar bijv. naamw. daarin daarbinnen bijv. naamw. daarin erin bijv. naamw. daarmee ermee bijv. naamw. daarna aansluitend bijv. naamw. daarna naderhand bijv. naamw. daarna later bijv. naamw. daarna nadien bijv. naamw. daarna vervolgens bijv. naamw. daarna dan bijv. naamw. daarna achteraf bijv. naamw. daarna daarop bijv. naamw. daarnaar ernaartoe overig. daarnaast ernaast bijv. naamw. daarnaast tevens bijv. naamw. daarnaast bovendien bijv. naamw. daarnaast ook bijv. naamw. daarnaast daarnevens bijv. naamw. daarnaast hiernaast bijv. naamw. daarnaast tevens overig. daarnet juist bijv. naamw. daarnet net bijv. naamw. daarnet pas bijv. naamw. daarnet zojuist bijv. naamw. daarnet zonet bijv. naamw. daarnet straks bijv. naamw. daarnet schielijk bijv. naamw. daarnet meteen bijv. naamw. daarnet dadelijk bijv. naamw. daarnet daarstraks bijv. naamw. daarnet aanstonds bijv. naamw. daarnet zo-even bijv. naamw. daarnevens ernaast overig. daarnevens daarnaast overig. daarom bijgevolg bijv. naamw. daarom derhalve bijv. naamw. daarom vandaar bijv. naamw. daarom daardoor bijv. naamw. daarom erom bijv. naamw. daarom nochtans bijv. naamw. daarom dus bijv. naamw. daarom deswege bijv. naamw. daarom omdat bijv. naamw. daaronder eronder bijv. naamw. daarop aansluitend bijv. naamw. daarop daarna bijv. naamw. daarstraks schielijk overig. daarstraks pas overig. daarstraks net overig. daarstraks meteen overig. daarstraks juist overig. daarstraks dadelijk overig. daarstraks daarnet overig. daarstraks aanstonds overig. daarstraks zonet overig. daarstraks zojuist overig. daarstraks zo-even overig. daarstraks straks overig. daartegenover anderzijds bijv. naamw. daartegenover daarentegen bijv. naamw. daartussen tussenin bijv. naamw. daartussen ertussen bijv. naamw. daarvoor ervoor bijv. naamw. daarvoor voor bijv. naamw. daas versuft bijv. naamw. daas suf bijv. naamw. daas soezerig bijv. naamw. daas mat bijv. naamw. daas geesteloos bijv. naamw. daas dof bijv. naamw. dacht denken zelfst. naamw. dad pap overig. dadelijk meteen bijv. naamw. dadelijk aanstonds bijv. naamw. dadelijk strakjes bijv. naamw. dadelijk schielijk bijv. naamw. dadelijk pas bijv. naamw. dadelijk net bijv. naamw. dadelijk juist bijv. naamw. dadelijk daarstraks bijv. naamw. dadelijk daarnet bijv. naamw. dadelijk zo bijv. naamw. dadelijk subiet bijv. naamw. dadelijk direct bijv. naamw. dadelijk terstond bijv. naamw. dadelijk onmiddellijk bijv. naamw. dadelijk gelijk bijv. naamw. dader zondaar zelfst. naamw. dag dageraad zelfst. naamw. dag daglicht zelfst. naamw. dag etmaal zelfst. naamw. dag goedendag zelfst. naamw. dag tot ziens zelfst. naamw. dag toedeloe overig. dag doei overig. dagblad courant zelfst. naamw. dagblad krant zelfst. naamw. dagboek journaal zelfst. naamw. dagboek logboek zelfst. naamw. dagboek journaal overig. dagdief luiaard zelfst. naamw. dagelijks alledaags bijv. naamw. dagelijks daags bijv. naamw. dagelijks gewoon bijv. naamw. dagelijks gebruikelijk bijv. naamw. dagelijks geregeld bijv. naamw. dagen aanbreken werkwoord dagen begrijpen werkwoord dagen dagvaarden werkwoord dagen uitdagen werkwoord dageraad begin zelfst. naamw. dageraad morgenschemering zelfst. naamw. dageraad ochtendgloren zelfst. naamw. dageraad ochtendstond zelfst. naamw. dageraad zonsopgang zelfst. naamw. daging dagvaarding zelfst. naamw. dagingen dagvaardingen overig. daglicht licht zelfst. naamw. dagmenu dagschotel zelfst. naamw. dagploeg ploeg zelfst. naamw. dagregister journaal zelfst. naamw. dagreis uitstapje overig. dagreis tournee overig. dagreis toer overig. dagreis tocht overig. dagreis rit overig. dagreis reis overig. dagreis gang overig. dagreis excursie overig. dagretour retourtje zelfst. naamw. dagschotel dagmenu zelfst. naamw. dagtekenen dateren werkwoord dagtekening datum zelfst. naamw. dagtocht excursie zelfst. naamw. dagtocht uitstapje zelfst. naamw. dagvaarden dagen werkwoord dagvaarding exploot zelfst. naamw. dagvaarding oproep zelfst. naamw. dagvaarding daging zelfst. naamw. dagvaarding lading zelfst. naamw. dagvaardingen dagingen overig. dagverblijf buitenverblijf zelfst. naamw. dagverblijf crèche zelfst. naamw. daim hertsleer overig. daim hertenleer overig. dak bedekking zelfst. naamw. dak huis zelfst. naamw. dak overkapping zelfst. naamw. dak overdekking zelfst. naamw. dak koep zelfst. naamw. dak kap zelfst. naamw. dak afdekkap zelfst. naamw. dakbinten spanten zelfst. naamw. dakbinten dakspanten zelfst. naamw. dakdekken dekken zelfst. naamw. daken huisbedekkingen zelfst. naamw. dakgevel topgevel overig. dakgevels topgevels overig. dakgoot goot zelfst. naamw. dakkamer zolderkamertje overig. dakkamertje zolderkamertje zelfst. naamw. dakkamertje zolderkamer zelfst. naamw. daklicht dakvenster zelfst. naamw. daklicht dakraam zelfst. naamw. daklicht bovenlicht zelfst. naamw. dakloos onbehuisd overig. dakloze zwerver zelfst. naamw. dakpan pan zelfst. naamw. dakpan daktegel zelfst. naamw. dakpannen daktegels overig. dakraam dakvenster zelfst. naamw. dakraam daklicht zelfst. naamw. dakraam bovenlicht zelfst. naamw. dakspaan spalk overig. dakspant spant zelfst. naamw. dakspant streng zelfst. naamw. dakspant bundel zelfst. naamw. dakspanten spanten overig. dakspanten dakbinten overig. daktegel dakpan overig. daktegels dakpannen overig. dakterras plat zelfst. naamw. dakvenster daklicht zelfst. naamw. dakvenster dakraam zelfst. naamw. dakvenster bovenlicht zelfst. naamw. dakvenstertje nokpan overig. dakverdieping zolderverdieping zelfst. naamw. dakvorst nok zelfst. naamw. dakvorst top zelfst. naamw. dal bergdal zelfst. naamw. dal inzinking zelfst. naamw. dal laagte zelfst. naamw. dal tranendal zelfst. naamw. dal vallei zelfst. naamw. dal ravijn zelfst. naamw. Dalen afdalen werkwoord Dalen afnemen werkwoord Dalen lager worden werkwoord dalen valleien zelfst. naamw. dalen vervallen werkwoord dalen verminderen werkwoord dalen teruggaan werkwoord dalen tanen werkwoord dalen minworden werkwoord dalen minderen werkwoord dalen declineren werkwoord dalen zakken werkwoord dalend neergaand bijv. naamw. daling afdaling zelfst. naamw. daling helling zelfst. naamw. daling terugloop zelfst. naamw. daling val zelfst. naamw. daling landing zelfst. naamw. daling minworden zelfst. naamw. daling afname zelfst. naamw. daling teruggang zelfst. naamw. daling achteruitgang zelfst. naamw. daling vermindering zelfst. naamw. dam afsluitdijk zelfst. naamw. dam dijk zelfst. naamw. dam keerdam zelfst. naamw. dam waterkering zelfst. naamw. dam stuwdam zelfst. naamw. dam stuw zelfst. naamw. dame juffrouw zelfst. naamw. dame mevrouw zelfst. naamw. dame prinses zelfst. naamw. dame vrouw zelfst. naamw. dames vrouwen overig. damesmantel kindermantel overig. damesmantel huzarenjas overig. damesondergoed lingerie zelfst. naamw. damestas handtas zelfst. naamw. damestas tasje zelfst. naamw. damesverband maandverband zelfst. naamw. dametje vrouwtje zelfst. naamw. dammer damspeler overig. damp nevel zelfst. naamw. damp rook zelfst. naamw. damp walm zelfst. naamw. damp uitwaseming zelfst. naamw. damp smog zelfst. naamw. damp stoom overig. damp wasem overig. dampachtig dampig overig. dampen blowen werkwoord dampen damp afgeven werkwoord dampen rook afgeven werkwoord dampen uitwasemen werkwoord dampen verdampen werkwoord dampen afgeven werkwoord dampen wasemen werkwoord dampen stomen werkwoord dampig mistig bijv. naamw. dampig nevelig bijv. naamw. dampig dampachtig bijv. naamw. dampig rokerig bijv. naamw. dampkring lucht zelfst. naamw. dampkring luchtruim zelfst. naamw. dampkring ruimte zelfst. naamw. dampkring luchtmassa zelfst. naamw. dampkring atmosfeer zelfst. naamw. damschijf schijf zelfst. naamw. damspeler dammer overig. dan vervolgens overig. dan naderhand overig. dan daarna overig. dan achteraf overig. dan wel respectievelijk overig. dancing danstent zelfst. naamw. dancing sex werkwoord dancing kontackt zelfst. naamw. dancing discotheek zelfst. naamw. dancing disco zelfst. naamw. dandies fatten overig. dandy fat zelfst. naamw. dandy kwast zelfst. naamw. dandy pedant zelfst. naamw. danig behoorlijk bijv. naamw. danig brandend bijv. naamw. danig duchtig bijv. naamw. danig buitengewoon bijv. naamw. dank dankbetuiging zelfst. naamw. dank erkentelijkheid zelfst. naamw. dankbaar erkentelijk bijv. naamw. dankbaar vruchtbaar bijv. naamw. dankbaarheid erkentelijkheid zelfst. naamw. dankbaarheid danken zelfst. naamw. dankbetuiging bedankbrief zelfst. naamw. dankbetuiging dank zelfst. naamw. dankbetuiging dankzegging zelfst. naamw. danken bedanken werkwoord danken bidden werkwoord danken loven werkwoord danken bedankje zelfst. naamw. danken erkentelijkheid zelfst. naamw. danken dankbaarheid werkwoord dankzegging dank zelfst. naamw. dankzegging dankbetuiging zelfst. naamw. dankzegging bedankbrief zelfst. naamw. dans chorea zelfst. naamw. dans dansje zelfst. naamw. dans bewegingstheater overig. dansen huppelen werkwoord dansen swingen werkwoord danseres onbeschaamd overig. danseres amazone overig. dansfeest bal zelfst. naamw. dansje dans overig. dansorkest band zelfst. naamw. danspartij bal zelfst. naamw. danspartner partner zelfst. naamw. danstent dancing zelfst. naamw. dansvloer plankier zelfst. naamw. danszaal danstent zelfst. naamw. dapper ferm bijv. naamw. dapper heldhaftig bijv. naamw. dapper kloek bijv. naamw. dapper manhaftig bijv. naamw. dapper manmoedig bijv. naamw. dapper moedig bijv. naamw. dapper parmantig bijv. naamw. dapper zwaar bijv. naamw. dapper vriendelijk bijv. naamw. dapper straf bijv. naamw. dapper sterk bijv. naamw. dapper krachtig bijv. naamw. dapper geducht bijv. naamw. dapper fiks bijv. naamw. dapper eerlijk bijv. naamw. dapper braaf bijv. naamw. dapper stoutmoedig bijv. naamw. dapper stout bijv. naamw. dapper onverschrokken bijv. naamw. dapper heroïsch bijv. naamw. dapper moresterk bijv. naamw. dapper flink bijv. naamw. dapper koen bijv. naamw. dapper koen bijv. naamw. dapper koen bijv. naamw. dapperheid moed zelfst. naamw. dapperheid moedigheid zelfst. naamw. dapperheid onversaagdheid zelfst. naamw. dapperheid koenheid zelfst. naamw. dar bij zelfst. naamw. darm ingewanden zelfst. naamw. darm pens zelfst. naamw. darmafscheiding kak overig. darmbacteriën darmflora zelfst. naamw. darmbeweging peristaltiek zelfst. naamw. darmen ingewanden zelfst. naamw. darmflora darmbacteriën zelfst. naamw. darmgeruis borborygmus zelfst. naamw. darmkanaal aars zelfst. naamw. darmontsteking catarre zelfst. naamw. darmontsteking enterocolitis zelfst. naamw. darmspoeling klisteer overig. dartel jolig bijv. naamw. dartel loszinnig bijv. naamw. dartel speels bijv. naamw. dartel vrolijk bijv. naamw. dartel tierig bijv. naamw. dartel opgewekt bijv. naamw. dartel opgetogen bijv. naamw. dartel monter bijv. naamw. dartel levenslustig bijv. naamw. dartel levendig bijv. naamw. dartel blijmoedig bijv. naamw. dartel blij bijv. naamw. dartelen huppelen werkwoord dartelen stoeien werkwoord dartelen robbedoezen werkwoord dartelen dol werkwoord dartelheid levendigheid zelfst. naamw. dartelheid speelsheid zelfst. naamw. das halsdoek zelfst. naamw. das stropdas zelfst. naamw. das sjaal zelfst. naamw. das bouffante zelfst. naamw. das shawl zelfst. naamw. dashboard instrumentenbord zelfst. naamw. dassen stropdassen overig. dat zulks overig. dat datgene overig. dat dit overig. dat die overig. dat deze overig. data gegevens zelfst. naamw. databa gegevensbank overig. databa databestand overig. databa databank overig. databank database zelfst. naamw. databank databestand zelfst. naamw. databank gegevensbank zelfst. naamw. databank databa zelfst. naamw. database databank zelfst. naamw. database gegevensbestand zelfst. naamw. databestand databank zelfst. naamw. databestand gegevensbank zelfst. naamw. databestand databa zelfst. naamw. date afspraakje overig. dateren dagtekenen werkwoord dateren teruggrijpen werkwoord dateren teruggaan werkwoord datgene zulks overig. datgene dat overig. datief dernaamval overig. datum dagtekening zelfst. naamw. datum termijn zelfst. naamw. dauwachtig vochtig overig. daveren bulderen werkwoord daveren denderen werkwoord daveren dreunen zelfst. naamw. daveren schreeuwen werkwoord daveren brullen werkwoord daveren blaffen werkwoord daverend donderend bijv. naamw. daverend eclatant bijv. naamw. dazen ijlen werkwoord de u overig. de het overig. de gij overig. de consumentie het verbruik overig. de facto in feite overig. de kit politie overig. deadline termijn zelfst. naamw. deal handeltje zelfst. naamw. deal transactie zelfst. naamw. deal zaak zelfst. naamw. dealen pushen werkwoord dealer autobedrijf zelfst. naamw. dealer handelaar zelfst. naamw. debacle fiasco zelfst. naamw. debacle ineenstorting zelfst. naamw. debacle instorting zelfst. naamw. debacle mislukking zelfst. naamw. debacle sof zelfst. naamw. debacle teloorgang zelfst. naamw. debacle ineenzakking zelfst. naamw. debacle val zelfst. naamw. debacle tenondergang zelfst. naamw. debacle ondergang zelfst. naamw. debarkeren ontschepen werkwoord debat discussie zelfst. naamw. debat twistgesprek zelfst. naamw. debat woordenwisseling zelfst. naamw. debat woordenstrijd zelfst. naamw. debat twist zelfst. naamw. debat ruzie zelfst. naamw. debat redetwist zelfst. naamw. debat redestrijd zelfst. naamw. debat geschil zelfst. naamw. debat dispuut zelfst. naamw. debatteren discussiëren werkwoord debatteren discussiren werkwoord debet bankschuld zelfst. naamw. debet tekortsaldo zelfst. naamw. debet tekort zelfst. naamw. debetsaldi debetsaldo`s overig. debetsaldo`s debetsaldi overig. debi zot overig. debi waanzinnige overig. debi mafkikker overig. debi mafket overig. debi mafkees overig. debi imbeciel overig. debi idioot overig. debi gek overig. debi flapdrol overig. debiel dom bijv. naamw. debiel zwakzinnig bijv. naamw. debiel mafkees zelfst. naamw. debiel imbeciel bijv. naamw. debiel idioot bijv. naamw. debiel dement bijv. naamw. debiet doorstroomtempo overig. debiliteit zwakzinnigheid overig. debiliteit imbeciliteit overig. debiliteit idiotie overig. debiliteit gestoordheid overig. debiliteit achterlijkheid overig. debiteren boeken werkwoord debiteur schuldenaar zelfst. naamw. debiteuren schuldenaars overig. debrayeren ontkoppelen werkwoord debutant beginneling zelfst. naamw. debutant beginneling overig. debutant beginneling overig. debutant beginneling overig. debuut eersteling zelfst. naamw. debuut intree zelfst. naamw. decaan dekaan overig. decadent ontaard bijv. naamw. decadentie achteruitgang zelfst. naamw. decadentie overdaad zelfst. naamw. decadentie verwording zelfst. naamw. december wintermaand overig. decent betamelijk bijv. naamw. decent eerbaar bijv. naamw. decent fatsoenlijk bijv. naamw. decent netjes bijv. naamw. decent welvoeglijk bijv. naamw. decent manierlijk bijv. naamw. decentraliseren spreiden werkwoord deceptie ontgoocheling zelfst. naamw. deceptie tegenvaller zelfst. naamw. dechargeren zuiveren werkwoord dechargeren vrijspreken werkwoord dechargeren vrijpleiten werkwoord dechiffreren decoderen werkwoord dechiffreren ontcijferen werkwoord decideren besluiten werkwoord decimaal tientallig bijv. naamw. decimeren dunnen werkwoord decisief beslissen overig. declamatie holhoogdravendheid overig. declamatie voordracht overig. declamatie versvoordracht overig. declamaties voordrachten overig. declamaties versvoordrachten overig. declamator voordrachtskunstenaar zelfst. naamw. declamator zij zelfst. naamw. declamator zegt zelfst. naamw. declamator grootspreekster zelfst. naamw. declamator declamatrice zelfst. naamw. declamatrice zij overig. declamatrice zegt overig. declamatrice grootspreekster overig. declamatrice declamator overig. declameren opzeggen werkwoord declameren oreren werkwoord declameren voordragen werkwoord declaratie aangifte zelfst. naamw. declaratie mededeling zelfst. naamw. declaratie onkostendeclaratie zelfst. naamw. declaratie verklaring zelfst. naamw. declaratie uitlegging zelfst. naamw. declaratie toelichting zelfst. naamw. declaratie statement zelfst. naamw. declaratie opheldering zelfst. naamw. declaratie bewering zelfst. naamw. declaratie bevestiging zelfst. naamw. declaratie melding zelfst. naamw. declaratie aangeven zelfst. naamw. declareren aangeven werkwoord declinatie verbuiging zelfst. naamw. declineren achteruitgaan werkwoord declineren verbuigen werkwoord declineren vertikken werkwoord declineren minworden werkwoord declineren afnemen werkwoord declineren vervallen werkwoord declineren verminderen werkwoord declineren teruggaan werkwoord declineren tanen werkwoord declineren minderen werkwoord declineren dalen werkwoord declineren vervoegen werkwoord declineren weigeren werkwoord decoderen dechiffreren werkwoord decoderen ontcijferen werkwoord decompensatio cordis hartfalen zelfst. naamw. decompositie desintegratie zelfst. naamw. decompositie ontleding zelfst. naamw. deconfiture afgang zelfst. naamw. deconfiture bankroet zelfst. naamw. Deconfiture faillissement overig. decor achtergrond zelfst. naamw. decor toneeldecor zelfst. naamw. decor versiering zelfst. naamw. decor toneel zelfst. naamw. decor versiersel zelfst. naamw. decor tooi zelfst. naamw. decor sierwerk zelfst. naamw. decor ornamentiek zelfst. naamw. decor opsiering zelfst. naamw. decor opluistering zelfst. naamw. decor garnering zelfst. naamw. decor draperie zelfst. naamw. decor decoratie zelfst. naamw. decor corsage zelfst. naamw. decorateur toneelschilder zelfst. naamw. decorateurs woninginrichters overig. decoratie aankleding zelfst. naamw. decoratie decorstuk zelfst. naamw. decoratie lintje zelfst. naamw. decoratie onderscheidingsteken zelfst. naamw. decoratie versiering zelfst. naamw. decoratie versiersel zelfst. naamw. decoratie tooisel zelfst. naamw. decoratie sieraad zelfst. naamw. decoratie inrichting zelfst. naamw. decoratie ridderorde zelfst. naamw. decoratie onderscheiding zelfst. naamw. decoratie ereteken zelfst. naamw. decoratie tooi zelfst. naamw. decoratie sierwerk zelfst. naamw. decoratie ornamentiek zelfst. naamw. decoratie opsiering zelfst. naamw. decoratie opluistering zelfst. naamw. decoratie garnering zelfst. naamw. decoratie draperie zelfst. naamw. decoratie decor zelfst. naamw. decoratie corsage zelfst. naamw. decoratief kleurrijk bijv. naamw. decoreren beschilderen werkwoord decoreren onderscheiden werkwoord decoreren ridderen werkwoord decoreren versieren werkwoord decoreren aankleden werkwoord decoreren opsmukken werkwoord decoreren opsieren werkwoord decorstuk decoratie zelfst. naamw. decorum fatsoen zelfst. naamw. decorum welgemanierdheid zelfst. naamw. decorum gevoeglijkheid zelfst. naamw. decorum fatsoenlijkheid zelfst. naamw. decorum betamelijkheid zelfst. naamw. decorum beschaafdheid zelfst. naamw. decorum beleefdheid zelfst. naamw. decreet bepaling zelfst. naamw. decreet uitvaardiging zelfst. naamw. decreet afkondiging zelfst. naamw. decreteren afkondigen werkwoord decreteren beslissen werkwoord decreteren uitvaardigen werkwoord decreteren verordenen werkwoord decreteren opdragen werkwoord decreteren gelasten werkwoord decreteren gebieden werkwoord decreteren commanderen werkwoord decreteren bevelen werkwoord decreteren verordonneren werkwoord decreteren verordineren werkwoord decreteren ordonneren werkwoord decubitus doorligwonde zelfst. naamw. decuius overledene zelfst. naamw. decuius overledene zelfst. naamw. decuius overledene zelfst. naamw. deduceren afleiden werkwoord deductie vermindering overig. deductie aftrekking overig. deductie aftrek overig. deel aandeel zelfst. naamw. deel basisbestanddeel zelfst. naamw. deel boekdeel zelfst. naamw. deel dorsvloer zelfst. naamw. deel gedeelte zelfst. naamw. deel part zelfst. naamw. deel fractie zelfst. naamw. deel volume zelfst. naamw. deel band zelfst. naamw. deel stuk zelfst. naamw. deel erfenis zelfst. naamw. deel erfdeel zelfst. naamw. deel onderdeel zelfst. naamw. deel ingrediënt zelfst. naamw. deel element zelfst. naamw. deel component zelfst. naamw. deel bestanddeel zelfst. naamw. deelbaar verdeelbaar bijv. naamw. deelgenoot bondgenoot zelfst. naamw. deelgenoot participant zelfst. naamw. deelgenoot partner zelfst. naamw. deelgenoot zakenpartner zelfst. naamw. deelgenoot vennoot zelfst. naamw. deelgenoot medefirmant zelfst. naamw. deelgenoot compagnon zelfst. naamw. deelgenootschap compagnonschap overig. deelhebben meedelen werkwoord deelhebber participant zelfst. naamw. deelname deelneming zelfst. naamw. deelname participatie zelfst. naamw. deelname rouwbeklag zelfst. naamw. deelname medelijden zelfst. naamw. deelname medeleven zelfst. naamw. deelname leedwezen zelfst. naamw. deelname condoleance zelfst. naamw. deelnemen meedoen werkwoord deelnemen participeren werkwoord deelnemend medelijdend bijv. naamw. deelnemend barmhartig bijv. naamw. deelnemer cursist zelfst. naamw. deelnemer kandidaat zelfst. naamw. deelnemer participant zelfst. naamw. deelnemer speler zelfst. naamw. deelnemer participant overig. deelnemer participant overig. deelnemer participant overig. deelneming deelname zelfst. naamw. deelneming medelijden zelfst. naamw. deelneming participatie zelfst. naamw. deelneming rouwbeklag zelfst. naamw. deelneming medeleven zelfst. naamw. deelneming leedwezen zelfst. naamw. deelneming condoleance zelfst. naamw. deelneming betuigen meeleven werkwoord deelneming betuigen condoleren overig. deels gedeeltelijk bijv. naamw. deelsoort tak zelfst. naamw. deelster gever overig. deelster geefster overig. deelster deler overig. deeltje fractie zelfst. naamw. deeltje onderdeeltje zelfst. naamw. deemoed berouw zelfst. naamw. deemoed deemoedigheid zelfst. naamw. deemoed nederigheid overig. deemoedig berouwvol bijv. naamw. deemoedigheid deemoed zelfst. naamw. deemstering schemerlicht overig. deemstering schemering zelfst. naamw. deemstering schemeren overig. deemstering schemerdonker overig. deemstering schemer overig. deemstering halfdonker overig. deemstering duisternis overig. deemstering donkerte overig. deerlijk onbarmhartig bijv. naamw. deerlijk bedroevend bijv. naamw. deerlijk danig bijv. naamw. deern meisje overig. deerne struimeid overig. deernis mededogen zelfst. naamw. deerniswekkend armzalig bijv. naamw. deerniswekkend bedroevend bijv. naamw. deerniswekkend beklagenswaardig bijv. naamw. deerniswekkend deerlijk bijv. naamw. deerniswekkend hartbrekend bijv. naamw. deerniswekkend rampzalig bijv. naamw. deerniswekkend erg bijv. naamw. deerniswekkend erbarmelijk bijv. naamw. deerniswekkend ellendig bijv. naamw. deerniswekkend bar bijv. naamw. defaitisme moedeloosheid zelfst. naamw. defaitist slappeling zelfst. naamw. defecatie stoelgang zelfst. naamw. defecatie ontlasting zelfst. naamw. defect beschadigd bijv. naamw. defect beschadiging zelfst. naamw. defect gebrek zelfst. naamw. defect machinedefect zelfst. naamw. defect mankement zelfst. naamw. defect onvolkomenheid zelfst. naamw. defect tekortkoming zelfst. naamw. defect dood zelfst. naamw. defect kapot zelfst. naamw. defect stuk zelfst. naamw. defect onklaar zelfst. naamw. defect fout zelfst. naamw. defect euvel zelfst. naamw. defect gebroken zelfst. naamw. defensie achterhoede zelfst. naamw. defensie landsverdediging zelfst. naamw. defensief verdedigend overig. deficiëntie tekort zelfst. naamw. deficit gemis zelfst. naamw. deficit tekort zelfst. naamw. deficit gebrek zelfst. naamw. defilé parade zelfst. naamw. defilé para zelfst. naamw. defileren voorbijtrekken werkwoord defileren uitrafelen werkwoord defileren paraderen werkwoord definiëren bepaalde werkwoord definiëren bepalen werkwoord definiëren bepalend werkwoord definiëren omschrijven werkwoord definiërend omschrijvend overig. definiëring omschrijving zelfst. naamw. definitie begripsbepaling zelfst. naamw. definitie omschrijving zelfst. naamw. definitief afdoend bijv. naamw. definitief permanent bijv. naamw. definitief vastgesteld bijv. naamw. definitief vaststaand bijv. naamw. definitief voorgoed bijv. naamw. definitief finaal bijv. naamw. definitief zeker bijv. naamw. definitief onverandelijk bijv. naamw. deflatie prijsdaling zelfst. naamw. deflatie prijsverlaging zelfst. naamw. deflatie bais zelfst. naamw. defloreren ontmaagden werkwoord deformeren misvormen werkwoord deftig achtbaar bijv. naamw. deftig beschaafd bijv. naamw. deftig chic bijv. naamw. deftig gedistingeerd bijv. naamw. deftig indrukwekkend bijv. naamw. deftig statig bijv. naamw. deftig voornaam bijv. naamw. deftig afgemeten bijv. naamw. deftig waardig bijv. naamw. deftig eerbiedwaardig bijv. naamw. deftig vooraanstaand bijv. naamw. deftig vorstelijk bijv. naamw. deftig trots bijv. naamw. deftig plechtstatig bijv. naamw. deftig plechtig bijv. naamw. deftig parmantig bijv. naamw. deftig parmant bijv. naamw. deftig nobel bijv. naamw. deftig majestueus bijv. naamw. deftig fier bijv. naamw. deftig aanzienlijk bijv. naamw. deftigheid welgemanierdheid zelfst. naamw. deftigheid voornaamheid zelfst. naamw. deftigheid gedistingeerdheid zelfst. naamw. deftigheid distinctie zelfst. naamw. deftigheid zwaarte zelfst. naamw. deftigheid ernst zelfst. naamw. deftigheid statigheid zelfst. naamw. deftigheid eerbiedwaardigheid zelfst. naamw. degelijk betrouwbaar bijv. naamw. degelijk deugdelijk bijv. naamw. degelijk solide bijv. naamw. degelijk danig bijv. naamw. degelijk grondig bijv. naamw. degelijk bezadigd bijv. naamw. degelijk bedaard bijv. naamw. degelijk net bijv. naamw. degelijk fatsoenlijk bijv. naamw. degelijk eerzaam bijv. naamw. degelijk eerlijk bijv. naamw. degelijk gedegen bijv. naamw. degelijk volkomen bijv. naamw. degelijk totaal bijv. naamw. degelijk helemaal bijv. naamw. degelijk diepgravend bijv. naamw. degelijk diepgaand bijv. naamw. degelijk steekhoudend bijv. naamw. degelijk logisch bijv. naamw. degelijk gegrond bijv. naamw. degelijk gefundeerd bijv. naamw. degelijk aannemelijk bijv. naamw. degelijk stevig bijv. naamw. degelijkheid betrouwbaarheid zelfst. naamw. degelijkheid deugdzaamheid zelfst. naamw. degelijkheid sterkte zelfst. naamw. degelijkheid stevigheid zelfst. naamw. degelijkheid soliditeit zelfst. naamw. degelijkheid deugdelijkheid zelfst. naamw. degelijkheid goekwaliteit zelfst. naamw. degelijkheid gedegenheid zelfst. naamw. degelijkheid eerbaarheid zelfst. naamw. degen floret zelfst. naamw. degen vechtjas zelfst. naamw. degen vechter zelfst. naamw. degen trommelstok zelfst. naamw. degen slaghout zelfst. naamw. degen rapier zelfst. naamw. degen racket zelfst. naamw. degene diegene overig. degene die overig. degeneratie ontaarding zelfst. naamw. degeneratie achteruitgang zelfst. naamw. degeneratie verwording zelfst. naamw. degenereren achteruitgaan werkwoord degenereren ontaarden werkwoord degenereren verworden werkwoord degenereren verderven werkwoord degradatie verlaging zelfst. naamw. degradatie afbraak zelfst. naamw. degradatie terugzetting zelfst. naamw. degraderen terugzetten werkwoord degraderen terugplaatsen werkwoord degraderen achteruitzetten werkwoord degraderen verwijzen werkwoord degraderen verbannen werkwoord degraderen overplaatsen werkwoord degraderen overdragen werkwoord dehydreren draineren werkwoord deinen golven werkwoord deinen schommelen werkwoord deinen wiegelen werkwoord deining beroering zelfst. naamw. deining heisa zelfst. naamw. deining ophef zelfst. naamw. deining slag zelfst. naamw. deining zeegang zelfst. naamw. deining wiegeling zelfst. naamw. deining schommeling zelfst. naamw. dek beddedeken zelfst. naamw. dek bedekking zelfst. naamw. dek deken zelfst. naamw. dek overdekking zelfst. naamw. dek dekking zelfst. naamw. dekaan decaan overig. dekblad bovenblad overig. dekblad schutblad overig. dekbladen schutbladen overig. deken beddedeken zelfst. naamw. deken dekbed zelfst. naamw. deken hoofd zelfst. naamw. deken dek zelfst. naamw. dekken afschermen werkwoord dekken bedekken werkwoord dekken bespringen werkwoord dekken overkappen werkwoord dekken vergoeden werkwoord dekken dakdekken zelfst. naamw. dekken aanschaffen werkwoord dekken toedekken werkwoord dekken beleggen werkwoord dekken overwelven werkwoord dekking bedekking zelfst. naamw. dekking sluier zelfst. naamw. dekking overdekking zelfst. naamw. dekking dek zelfst. naamw. dekkleed dekzeil zelfst. naamw. deklaag dek zelfst. naamw. dekmant voorkomen overig. dekmant schijn overig. dekmant masker overig. dekmant faça overig. dekmantel façade zelfst. naamw. dekmantel masker zelfst. naamw. dekmantel schijn zelfst. naamw. dekmantel voorkomen zelfst. naamw. dekmantel voorkomt zelfst. naamw. dekmantel koker zelfst. naamw. dekmantel beschermenmantel zelfst. naamw. dekmantel uithangbord zelfst. naamw. deknaam pseudoniem overig. dekplaat deksel zelfst. naamw. dekschild schild zelfst. naamw. dekschilden schilden zelfst. naamw. deksel dekplaat zelfst. naamw. deksel lid zelfst. naamw. deksel stolp zelfst. naamw. deksel omslag zelfst. naamw. deksel kap zelfst. naamw. deksel kaft zelfst. naamw. deksel bedekking zelfst. naamw. deksel stulpkooi zelfst. naamw. deksel stolphuis zelfst. naamw. deksel kaasstolp zelfst. naamw. deksel dop zelfst. naamw. deksel boerenhuis zelfst. naamw. deksels drommels bijv. naamw. deksels alledonders bijv. naamw. deksels bliksems bijv. naamw. deksels verdomd bijv. naamw. dekservet tafellaken overig. deksteen dek zelfst. naamw. deksteen deksel zelfst. naamw. dekstuk dak zelfst. naamw. dekweefsel epitheel zelfst. naamw. dekzeil dekkleed zelfst. naamw. dekzeil zeil zelfst. naamw. del lellebel zelfst. naamw. del duinvallei zelfst. naamw. del duinpan zelfst. naamw. del totebel zelfst. naamw. del snol zelfst. naamw. del slet zelfst. naamw. del lelleb zelfst. naamw. delegatie afvaardiging zelfst. naamw. delegatie deputatie zelfst. naamw. delegeren afvaardigen werkwoord delegeren overdragen werkwoord delegeren deputeren werkwoord delen deelnemen werkwoord delen geven werkwoord delen instemmen werkwoord delen opdelen werkwoord delen opsplitsen werkwoord delen porties zelfst. naamw. delen splitsen werkwoord delen stukken werkwoord delen segmenten werkwoord delen partjes werkwoord delen parten werkwoord delen barrels werkwoord deler gever zelfst. naamw. deler verdeler zelfst. naamw. deler geefster zelfst. naamw. deler deelster zelfst. naamw. delfstof erts zelfst. naamw. delgen afbetalen werkwoord delgen vernietigen werkwoord delgen tenietdoen werkwoord deliberatie overleg zelfst. naamw. delibereren beraadslagen werkwoord delicaat broos bijv. naamw. delicaat hachelijk bijv. naamw. delicaat kies bijv. naamw. delicaat precair bijv. naamw. delicaat teer bijv. naamw. delicaat verfijnd bijv. naamw. delicaat fijnzinnig bijv. naamw. delicaat penibel bijv. naamw. delicaat netelig bijv. naamw. delicaat lastig bijv. naamw. delicaat kritiek bijv. naamw. delicaat zwak bijv. naamw. delicaat tenger bijv. naamw. delicaat teder bijv. naamw. delicaat kwetsbaar bijv. naamw. delicaat iel bijv. naamw. delicaat frèle bijv. naamw. delicaat fragiel bijv. naamw. delicaat fijngevoelig bijv. naamw. delicaat fijn bijv. naamw. delicaat breekbaar bijv. naamw. delicates versnapering overig. delicates lekkernij overig. delicatesse lekkernij zelfst. naamw. delicieus kostelijk overig. delict misdaad zelfst. naamw. delict overtreding zelfst. naamw. delict vergrijp zelfst. naamw. delict wetsovertreding zelfst. naamw. delict wandaad zelfst. naamw. delict schanddaad zelfst. naamw. delict misdrijf zelfst. naamw. deling celdeling zelfst. naamw. delinquent misdadig bijv. naamw. delinquent crimineel zelfst. naamw. delinquent misdadiger zelfst. naamw. delinquent crimine zelfst. naamw. delirium ijlkoorts zelfst. naamw. delirium waanzinnigheid zelfst. naamw. dellerig sletterig overig. deloyaal afvallig bijv. naamw. delta riviermond overig. delven graven werkwoord delven opgraven werkwoord delver graver zelfst. naamw. demagoog hetzer zelfst. naamw. demarcatie afbakening zelfst. naamw. demarcatielijn bestandslijn zelfst. naamw. demarche politieke stap overig. demarqueren afbakenen werkwoord demarreren ontsnappen werkwoord dement kinds bijv. naamw. dement zwakzinnig bijv. naamw. dement imbeciel bijv. naamw. dement idioot bijv. naamw. dement debiel bijv. naamw. dementeren aftakelen werkwoord dementeren logenstraffen werkwoord dementeren loochenen werkwoord dementi loochening zelfst. naamw. dementia krankzinnigheid overig. dementie kindsheid zelfst. naamw. dementie geesteszwakte zelfst. naamw. demi half bijv. naamw. demo proefopname overig. demobiliseren afzwaaien werkwoord democraat democrate overig. democrate democraat overig. democratie rechtsstaat zelfst. naamw. demon boze geest zelfst. naamw. demon duivel zelfst. naamw. demon satan zelfst. naamw. demon kwaad zelfst. naamw. demon duiv zelfst. naamw. demone duivelin overig. demonen slechtaarden overig. demonen duivels overig. demonisch diabolisch bijv. naamw. demonisch duivels bijv. naamw. demonisch hels bijv. naamw. demonisch sardonisch bijv. naamw. demonisch satanisch bijv. naamw. demonisch demonische bijv. naamw. demonische demonisch overig. demonstrant demonstrante overig. demonstrant activist overig. demonstrant actievoer overig. demonstrante demonstrant overig. demonstrante activist overig. demonstrante actievoer overig. demonstratie betoging zelfst. naamw. demonstratie show zelfst. naamw. demonstratief ostentatief overig. demonstreren aantonen werkwoord demonstreren betogen werkwoord demonstreren manifesteren werkwoord demonstreren showen werkwoord demonstreren veraanschouwelijken werkwoord demontabel wegneembaar overig. demontabel demonteerbaar overig. demontabel afneembaar overig. demontage ontmanteling zelfst. naamw. demontage uiteenname zelfst. naamw. demonteerbaar afneembaar bijv. naamw. demonteerbaar wegneembaar bijv. naamw. demonteerbaar demontabel bijv. naamw. demonteren ontmantelen werkwoord demonteren slopen werkwoord demonteren uitnemen werkwoord demonteren onttakelen werkwoord demoraliseren afstompen werkwoord demotiveren ontmoedigen werkwoord dempen afzwakken werkwoord dempen bedwingen werkwoord dempen dichtgooien werkwoord dempen temperen werkwoord dempen matigen werkwoord demper geluiddemper zelfst. naamw. demper klankdemper zelfst. naamw. demper knaldemper zelfst. naamw. demper sourdine zelfst. naamw. dempers knaldempers overig. dempers geluiddempers overig. dempers sourdines overig. dempers klankdempers overig. den dennenboom zelfst. naamw. den mastboom zelfst. naamw. Den Haag `s-Gravenhage overig. denderen daveren werkwoord denderen dreunen werkwoord denderen razen werkwoord dendritisch vertakt bijv. naamw. denigreren kleineren werkwoord denigrerend kleinerend bijv. naamw. denigrering kleinering zelfst. naamw. denim katoen zelfst. naamw. denk denken zelfst. naamw. denkbaar bestaanbaar bijv. naamw. denkbaar mogelijk bijv. naamw. denkbaar voorstelbaar bijv. naamw. denkbeeld begrip zelfst. naamw. denkbeeld beschouwing zelfst. naamw. denkbeeld gedachte zelfst. naamw. denkbeeld idee zelfst. naamw. denkbeeld mening zelfst. naamw. denkbeeld plan zelfst. naamw. denkbeeld visie zelfst. naamw. denkbeeld zienswijze zelfst. naamw. denkbeeld notie zelfst. naamw. denkbeeld conceptie zelfst. naamw. denkbeeld standpunt zelfst. naamw. denkbeeld opvatting zelfst. naamw. denkbeeld inzicht zelfst. naamw. denkbeeld interpretatie zelfst. naamw. denkbeeld gezichtspunt zelfst. naamw. denkbeeld opinie zelfst. naamw. denkbeeld oordeel zelfst. naamw. denkbeeld lezing zelfst. naamw. denkbeeld mentavoorstelling zelfst. naamw. denkbeeld kijk zelfst. naamw. denkbeeld idee overig. denkbeeldig fictief bijv. naamw. denkbeeldig ideëel bijv. naamw. denkbeeldig imaginair bijv. naamw. denkbeeldig illusoir bijv. naamw. denkbeeldig fantastisch bijv. naamw. denkbeeldig ingebeeld bijv. naamw. denkbeeldig hypothetisch bijv. naamw. denkbeeldig verdicht bijv. naamw. denkbeeldig geveinsd bijv. naamw. denkbeeldig gefingeerd bijv. naamw. denkbeeldig aangenomen bijv. naamw. denkbeeldig verzonnen bijv. naamw. denkbeeldig bedacht bijv. naamw. denkbeeldig onbestaanbaar bijv. naamw. denkelijk vermoedelijk bijv. naamw. denken bedenken werkwoord denken gissen werkwoord denken menen werkwoord denken overwegen werkwoord denken dacht zelfst. naamw. denken denk zelfst. naamw. denken reflectie zelfst. naamw. denken contempleren werkwoord denker filosoof zelfst. naamw. denker wijsgeer zelfst. naamw. denkers filosofen zelfst. naamw. denkoefening gedachtenoefening zelfst. naamw. denkrichting stroming zelfst. naamw. denktrant denkwijze zelfst. naamw. denkvermogen brein zelfst. naamw. denkvermogen geest zelfst. naamw. denkvermogen hersens zelfst. naamw. denkvermogen rede zelfst. naamw. denkvermogen verstand zelfst. naamw. denkvermogen vernuft zelfst. naamw. denkvermogen intellect zelfst. naamw. denkvermogen geestvermogen zelfst. naamw. denkwereld denkwijze zelfst. naamw. denkwerk hoofdarbeid zelfst. naamw. denkwijze denkpatroon zelfst. naamw. denkwijze denktrant zelfst. naamw. denkwijze mentaliteit zelfst. naamw. denneappel dennenappel zelfst. naamw. denneboom dennenboom zelfst. naamw. denneboom greneboom zelfst. naamw. dennenaald dennennaald zelfst. naamw. dennenapp pijnapp overig. dennenappel denneappel zelfst. naamw. dennenboom den zelfst. naamw. dennenboom denneboom zelfst. naamw. dennenboom greneboom zelfst. naamw. dennenboom mast zelfst. naamw. dennenboom sparrenboom zelfst. naamw. dennenboom mastspar zelfst. naamw. dennennaald dennenaald zelfst. naamw. densiteit concentratie zelfst. naamw. dentitie tandenkrijgen zelfst. naamw. departement afdeling zelfst. naamw. departement bestuursregio zelfst. naamw. departement gewest zelfst. naamw. departement ministerie zelfst. naamw. departement rechtsgebied zelfst. naamw. departement tak zelfst. naamw. departement sectie zelfst. naamw. departement detachement zelfst. naamw. departement jurisdictie zelfst. naamw. departementen afdelingen zelfst. naamw. dependance bijgebouw zelfst. naamw. dependance anfiliaal zelfst. naamw. dependent afhankelijk bijv. naamw. depletie lediging zelfst. naamw. deplorabel betreurenswaardig overig. deplorabel miserabel overig. deplorabel meelijwekkend overig. deplorabel ellendig overig. deponeren geplaatst werkwoord deponeren inschrijven werkwoord deponeren leggen werkwoord deponeren neerleggen werkwoord deponeren neerzetten werkwoord deponeren opslaan werkwoord deponeren overleggen werkwoord deponeren plaatsen werkwoord deponeren stationeren werkwoord deponeren storten werkwoord deponeren zetten werkwoord deponeren wegleggen werkwoord deponeren bewaren werkwoord deportatie uitzetten zelfst. naamw. deportatie verbanning zelfst. naamw. deportatie uitbanning zelfst. naamw. deportatie ballingschap zelfst. naamw. deportatie overbrenging zelfst. naamw. deporteren uitzetten werkwoord depot bergplaats zelfst. naamw. depot bezinksel zelfst. naamw. depot opslagplaats zelfst. naamw. depot warenhuis zelfst. naamw. depot voorraadschuur zelfst. naamw. depot pakhuis zelfst. naamw. depot opslagruimte zelfst. naamw. depot zetsel zelfst. naamw. depot sediment zelfst. naamw. depot residu zelfst. naamw. depot grondsop zelfst. naamw. depot droesem zelfst. naamw. depot afzetsel zelfst. naamw. deppen afbetten werkwoord deppen bevochtigen werkwoord deppen betten werkwoord depreciatie geringschatting zelfst. naamw. depreciatie waardevermindering zelfst. naamw. depressie crisis zelfst. naamw. depressie inzinking zelfst. naamw. depressie laagconjunctuur zelfst. naamw. depressie lagedrukgebied zelfst. naamw. depressie neerslachtigheid zelfst. naamw. depressie drukminimum zelfst. naamw. depressief down bijv. naamw. deprimeren neerdrukken werkwoord deprimerend deerniswekkend bijv. naamw. deprimerend treurig bijv. naamw. deprivatie gemis zelfst. naamw. depriveren ontnemen werkwoord deputatie afvaardiging zelfst. naamw. deputatie delegatie zelfst. naamw. deputeren delegeren werkwoord deputeren afvaardigen werkwoord derailleren ontsporen werkwoord derangeren hinderen werkwoord derde derdeel overig. derdeel derde overig. derdelen derden overig. derden derdelen overig. dergelijk soortgelijk bijv. naamw. dergelijk zulk bijv. naamw. dergelijk dusdanig bijv. naamw. dergelijk zodanig bijv. naamw. dergelijk zo`n bijv. naamw. dergelijk zo bijv. naamw. dergelijk zulke bijv. naamw. dergelijk zoiets bijv. naamw. dergelijk dergelijke bijv. naamw. dergelijke zulk bijv. naamw. dergelijke zowat bijv. naamw. dergelijke zulke bijv. naamw. dergelijke zoiets bijv. naamw. dergelijke zodanig bijv. naamw. dergelijke zo`n bijv. naamw. dergelijke dusdanig bijv. naamw. dergelijke dergelijk bijv. naamw. derhalve bijgevolg bijv. naamw. derhalve daarom bijv. naamw. derhalve dus bijv. naamw. derhalve vandaar bijv. naamw. derhalve deswege bijv. naamw. derivatie afleiding zelfst. naamw. derivatie afwijking zelfst. naamw. dermate zodanig overig. dermatitis huidontsteking zelfst. naamw. dermatofytose atletenvoet zelfst. naamw. dermatoloog huidarts zelfst. naamw. dermatose huidziekte zelfst. naamw. dermografie netelroosschrift zelfst. naamw. dernaamval datief overig. derven mislopen werkwoord derven ontberen werkwoord derving withdrawal zelfst. naamw. derwisj asceet zelfst. naamw. desalniettemin desondanks bijv. naamw. desalniettemin echter bijv. naamw. desalniettemin toch bijv. naamw. desalniettemin niettegenstaande bijv. naamw. desalniettemin evengoed bijv. naamw. desalniettemin maar overig. desambigueren disambigueren werkwoord desastreus heilloos bijv. naamw. desastreus rampzalig bijv. naamw. desastreus rampzalig bijv. naamw. desastreus rampzalig bijv. naamw. desavoueren laten vallen werkwoord desbetreffend bedoelalinea overig. desbetreffende betreffende bijv. naamw. descriptie beschrijving zelfst. naamw. descriptie uitbeelding zelfst. naamw. descriptie omschrijving zelfst. naamw. desem zuurdeeg zelfst. naamw. deserteren drossen werkwoord deserteren overlopen werkwoord deserteur wegloper overig. deserteur drukker overig. desertie afvalligheid zelfst. naamw. desertie verlating zelfst. naamw. desertie vaandelvlucht zelfst. naamw. desertie muiterij overig. desgelijks ook overig. desgelijks evenzo overig. desgelijks dito overig. design ontwerp zelfst. naamw. design vormgeving zelfst. naamw. designer ontwerper overig. designer artdirector overig. desillusie ontgoocheling zelfst. naamw. desillusie teleurstelling zelfst. naamw. desinfecteren ontsmetten werkwoord desintegratie decompositie zelfst. naamw. desintegreren uiteenvallen werkwoord desinteresse onverschilligheid zelfst. naamw. desk balie zelfst. naamw. deskundig oordeelkundig bijv. naamw. deskundig vakkundig bijv. naamw. deskundig vakbekwaam bijv. naamw. deskundig competent bijv. naamw. deskundige deskundoloog zelfst. naamw. deskundige expert zelfst. naamw. deskundige adviseur zelfst. naamw. deskundige vakkundige zelfst. naamw. deskundige specialist zelfst. naamw. deskundigheid competentie zelfst. naamw. deskundigheid expertise zelfst. naamw. deskundigheid vakkundigheid zelfst. naamw. desnoods als het moet overig. desnoods hoogstens overig. desnoods eventueel overig. desolaat afgezonderd bijv. naamw. desolaat eenzaam bijv. naamw. desolaat ontredderd bijv. naamw. desolaat troosteloos bijv. naamw. desolaat verlaten bijv. naamw. desolaat verwaarloosd bijv. naamw. desondanks desalniettemin bijv. naamw. desondanks evengoed bijv. naamw. desondanks niettegenstaande bijv. naamw. desondanks niettemin bijv. naamw. desondanks toch bijv. naamw. desondanks evenwel bijv. naamw. desondanks nochtans bijv. naamw. desorganisatie chaos zelfst. naamw. desorganiseren ontwrichten werkwoord desperaat radeloos bijv. naamw. desperaat wanhopig bijv. naamw. desperaat vertwijfeld bijv. naamw. desperado bandiet zelfst. naamw. despoot alleenheerser zelfst. naamw. despoot tiran zelfst. naamw. despoot overheerser zelfst. naamw. despotisch dictatoriaal bijv. naamw. despotisme alleenheerschappij zelfst. naamw. desquamatie vervelling zelfst. naamw. dessert nagerecht zelfst. naamw. dessert toetje zelfst. naamw. dessert toespijs zelfst. naamw. dessertlepel lepel zelfst. naamw. desserts toetjes zelfst. naamw. dessin motief zelfst. naamw. dessin patroon zelfst. naamw. dessin tekening zelfst. naamw. dessins motieven zelfst. naamw. destabiliseren ontwrichten werkwoord destijds indertijd bijv. naamw. destijds toen bijv. naamw. destijds toentertijd bijv. naamw. destijds toenmaals bijv. naamw. destijds nu bijv. naamw. destilleren distilleren werkwoord destinatie beschikking zelfst. naamw. destructie afbraak zelfst. naamw. destructief afbrekend bijv. naamw. destructief verwoestend bijv. naamw. destructief vernietigend bijv. naamw. destructief vernielend bijv. naamw. destructief verdelgend bijv. naamw. deswege vandaar overig. deswege derhalve overig. deswege daarom overig. detachement afdeling zelfst. naamw. detachement tak zelfst. naamw. detachement sectie zelfst. naamw. detachement departement zelfst. naamw. detachement team zelfst. naamw. detacheren indelen werkwoord detacheren losmaken werkwoord detacheren tewerkstellen werkwoord detacheren gedetacheerd zelfst. naamw. detacheren scheiden werkwoord detacheren loswerken werkwoord detacheren loskrijgen werkwoord detacheren uitzenden werkwoord detail bijzonderheid zelfst. naamw. detail kleinigheid zelfst. naamw. detailhand kleinhand overig. detailhandel kleinhandel zelfst. naamw. detailhandelaar middenstan overig. detailhandelaar kleinhandelaar overig. detailhandelaar detaillist overig. detailhandelaarster middenstan overig. detailhandelaarster kleinhandelares overig. detailhandelaarster detailliste overig. detailhandelaren kleinhandelaren overig. detailhandelaren detaillisten overig. detailleren specificeren werkwoord detailleren uitwerken werkwoord detaillist middenstan overig. detaillist kleinhandelaar overig. detaillist detailhandelaar overig. detailliste middenstan overig. detailliste kleinhandelares overig. detailliste detailhandelaarster overig. detaillisten kleinhandelaren overig. detaillisten detailhandelaren overig. details bijzonderheden zelfst. naamw. detectie opsporing zelfst. naamw. detective detectiveroman zelfst. naamw. detective misdaadroman zelfst. naamw. detective rechercheur zelfst. naamw. detective speurder zelfst. naamw. detective speurhond zelfst. naamw. detective speur zelfst. naamw. detective speurneus zelfst. naamw. detectiveroman detective zelfst. naamw. detectives speurders overig. detente dooi zelfst. naamw. detentie celstraf zelfst. naamw. detentie gevangenhouding zelfst. naamw. detentie gevangenschap zelfst. naamw. detentie opsluiting zelfst. naamw. detentie hechtenis zelfst. naamw. determinatie bepaling zelfst. naamw. determineren bepaalde werkwoord determineren bepalen werkwoord determineren bepalend werkwoord determineren vaststellen werkwoord detineren vasthouden werkwoord detineren gevangenhouden werkwoord deugdelijk betrouwbaar bijv. naamw. deugdelijk degelijk bijv. naamw. deugdelijk gegrond bijv. naamw. deugdelijk goed bijv. naamw. deugdelijk probaat bijv. naamw. deugdelijk beproefd bijv. naamw. deugdelijk gedegen bijv. naamw. deugdelijk respectvol bijv. naamw. deugdelijkheid kwaliteit zelfst. naamw. deugdelijkheid stevigheid zelfst. naamw. deugdelijkheid soliditeit zelfst. naamw. deugdelijkheid degelijkheid zelfst. naamw. deugdelijkheid betrouwbaarheid zelfst. naamw. deugdelijkheid goekwaliteit zelfst. naamw. deugdelijkheid gedegenheid zelfst. naamw. deugdelijkheid eerbaarheid zelfst. naamw. deugdelijkheid deugdzaamheid zelfst. naamw. deugdzaam braaf bijv. naamw. deugdzaam eerzaam bijv. naamw. deugdzaam zedig bijv. naamw. deugdzaam zoet bijv. naamw. deugdzaam voorbeeldig bijv. naamw. deugdzaam lief bijv. naamw. deugdzaam aardig overig. deugdzaam aardig overig. deugdzaam aardig overig. deugdzaamheid degelijkheid zelfst. naamw. deugdzaamheid rechtschapenheid zelfst. naamw. deugdzaamheid eerbaarheid zelfst. naamw. deugdzaamheid deugdelijkheid zelfst. naamw. deugen uitkomen werkwoord deugen passen werkwoord deugen conveniëren werkwoord deugniet boefje zelfst. naamw. deugniet etter zelfst. naamw. deugniet kwajongen zelfst. naamw. deugniet rakker zelfst. naamw. deugniet stinkerd zelfst. naamw. deugniet snaak zelfst. naamw. deugniet guit zelfst. naamw. deugniet vleg zelfst. naamw. deugniet schelm zelfst. naamw. deugniet schavuit zelfst. naamw. deugniet ondeugd zelfst. naamw. deugniet beng zelfst. naamw. deugnieten boefjes zelfst. naamw. deugnieten schavuiten zelfst. naamw. deugnieten guiten zelfst. naamw. deugnieten gladakkers zelfst. naamw. deuk bluts zelfst. naamw. deuk buts zelfst. naamw. deuk instulping zelfst. naamw. deun melodie zelfst. naamw. deun mop zelfst. naamw. deun tune zelfst. naamw. deun wijs zelfst. naamw. deuntje mop zelfst. naamw. deuntje wijsje zelfst. naamw. deur hek zelfst. naamw. deur poort zelfst. naamw. deur uitgang zelfst. naamw. deurbel schel zelfst. naamw. deurkleedje deurmat overig. deurklink deurkruk zelfst. naamw. deurklink hendel zelfst. naamw. deurklink klink zelfst. naamw. deurklink kruk zelfst. naamw. deurknip knip zelfst. naamw. deurkruk deurklink zelfst. naamw. deurkruk kruk zelfst. naamw. deurmat deurkleedje overig. deuropening opening zelfst. naamw. deurpost post zelfst. naamw. deurraampje lavet zelfst. naamw. deurraampje lavet zelfst. naamw. deurraampje lavet zelfst. naamw. deurslot slot zelfst. naamw. deurstijl post zelfst. naamw. deurwaar gerechtsdeurwaar overig. deurwaarder gerechtsdeurwaarder zelfst. naamw. deurwaardersexploot kennisgeving zelfst. naamw. deurwaardersexploot sommatie zelfst. naamw. deurwaardersexploot aanschrijving zelfst. naamw. deurwachter wacht overig. deurwachter suppoost overig. deurwachter portier overig. deurwachter bewaker overig. deuvel pen zelfst. naamw. devalueren afwaarderen werkwoord deviatie afwijking zelfst. naamw. devies leus zelfst. naamw. devies lijfspreuk zelfst. naamw. devies motto zelfst. naamw. devies wapenkreet zelfst. naamw. devies parool zelfst. naamw. devies leuze zelfst. naamw. devies zinspreuk zelfst. naamw. devies kenspreuk zelfst. naamw. deviezen motto`s overig. deviezen lijfspreuken overig. devoot godvrezend bijv. naamw. devoot vroom bijv. naamw. devoot godsvruchtig bijv. naamw. devoten godsgeweiden overig. devotie geloof zelfst. naamw. devotie godvrezendheid zelfst. naamw. devotie godvruchtigheid zelfst. naamw. devotie toewijding zelfst. naamw. devotie vroomheid zelfst. naamw. devotie zorgzaamheid zelfst. naamw. devotie trouw zelfst. naamw. devotie toegewijdheid zelfst. naamw. devotie overgave zelfst. naamw. devotie inzet zelfst. naamw. devotie ijver zelfst. naamw. devotie genegenheid zelfst. naamw. devotioneel religieus overig. dewijl omdat overig. dextrose druivensuiker zelfst. naamw. dextrose glucose zelfst. naamw. deze dit bijv. naamw. deze die bijv. naamw. deze dat bijv. naamw. dezelfde eender bijv. naamw. dezelfde gelijk bijv. naamw. dezelfde één bijv. naamw. dezelfde men bijv. naamw. dezelfde iemand bijv. naamw. dezelfde enig bijv. naamw. diabetes suikerziekte zelfst. naamw. diabetis suikerziekte overig. diabolisch demonisch bijv. naamw. diadeem haarband zelfst. naamw. diafaan doorschijnend bijv. naamw. diafragma lensopening zelfst. naamw. diagonaal overdwars bijv. naamw. diagonaal hoeklijn zelfst. naamw. diagram grafiek zelfst. naamw. diaken verpleger zelfst. naamw. diaken ziekenoppasser zelfst. naamw. diaken ziekenbroe zelfst. naamw. diaken hulp zelfst. naamw. diaken broe zelfst. naamw. dialect gewesttaal zelfst. naamw. dialect streektaal zelfst. naamw. dialect tongval zelfst. naamw. dialect taaltje zelfst. naamw. dialect accent zelfst. naamw. dialogen tweespraken overig. dialoog discussie zelfst. naamw. dialoog gesprek zelfst. naamw. dialoog samenspraak zelfst. naamw. dialoog tweegesprek zelfst. naamw. dialoog tweespraak zelfst. naamw. dialyse kunstnierbehandeling zelfst. naamw. diamant briljant zelfst. naamw. diamant juweel zelfst. naamw. diameter doorsnede zelfst. naamw. diameter middellijn zelfst. naamw. diameters middellijnen overig. diaphoresis zweetafscheiding zelfst. naamw. diarree buikgriep zelfst. naamw. diarree buikloop zelfst. naamw. diarree sproeipoep zelfst. naamw. dichotomie tweeslachtigheid overig. dichotomie tweeheid overig. dichotomie dualisme overig. dicht aaneengesloten bijv. naamw. dicht afgesloten bijv. naamw. dicht geloken bijv. naamw. dicht toe bijv. naamw. dicht gesloten bijv. naamw. dichtbij aanstaande bijv. naamw. dichtbij nabij bijv. naamw. dichtbij nabijgelegen bijv. naamw. dichtbij zowat bijv. naamw. dichtbij plusminus bijv. naamw. dichtbij ongeveer bijv. naamw. dichtbij naast bijv. naamw. dichtbij circa bijv. naamw. dichtbij bij bijv. naamw. dichtbij aan bijv. naamw. dichtbij vlakbij bijv. naamw. dichtbijgelegen dichtbijzijnd overig. dichtbijgelegen aanliggend overig. dichtbijgelegen aangrenzend overig. dichtbijlokken lokken overig. dichtbijten toebijten werkwoord dichtbijten toesnauwen werkwoord dichtbijten toehappen werkwoord dichtbijten happen werkwoord dichtbijzijnd dichtbijgelegen overig. dichtbijzijnd aanliggend overig. dichtbijzijnd aangrenzend overig. dichtbinden toebinden werkwoord dichtdoen afgrendelen werkwoord dichtdoen afsluiten werkwoord dichtdoen dichtknopen werkwoord dichtdoen dichtmaken werkwoord dichtdoen sluiten werkwoord dichtdoen toedoen werkwoord dichtdoen toetrekken werkwoord dichtdoen vergrendelen werkwoord dichtdoen dichtdraaien zelfst. naamw. dichtdoen toemaken werkwoord dichtdoen locken werkwoord dichtdoen grendelen werkwoord dichtdoen borgen werkwoord dichtdraaien afsluiten werkwoord dichtdraaien dichtdoen zelfst. naamw. dichten afdichten werkwoord dichten breeuwen werkwoord dichten dichtmaken werkwoord dichten dichtstoppen werkwoord dichten rijmen werkwoord dichten volstoppen werkwoord dichten verstoppen werkwoord dichten toestoppen werkwoord dichten stoppen werkwoord dichter bard zelfst. naamw. dichter schrijver zelfst. naamw. dichter poeet zelfst. naamw. dichter auteur zelfst. naamw. dichterbij naderbij bijv. naamw. dichterbij nader bijv. naamw. dichteres poëte overig. dichterlijk poëtisch bijv. naamw. dichters poëten overig. dichtgaan dichtklappen werkwoord dichtgaan sluiten werkwoord dichtgaan toevallen werkwoord dichtgaan dichtvallen werkwoord dichtgespen dichtsnoeren werkwoord dichtgespen toegespen werkwoord dichtgooien dempen werkwoord dichtheid concentratie zelfst. naamw. dichtheid densiteit zelfst. naamw. dichting sluiting overig. dichtklappen dichtdoen werkwoord dichtklappen dichtgaan werkwoord dichtknijpen dichtdoen werkwoord dichtknopen dichtmaken werkwoord dichtknopen dichtdoen werkwoord dichtkunst epiek zelfst. naamw. dichtkunst poëzie zelfst. naamw. dichtkunst Parnassus zelfst. naamw. dichtmaken dichtdoen werkwoord dichtmaken dichtstoppen werkwoord dichtmaken vergrendelen werkwoord dichtmaken afsluiting zelfst. naamw. dichtmaken sluiting zelfst. naamw. dichtmaken afsluiten werkwoord dichtmaken volstoppen werkwoord dichtmaken verstoppen werkwoord dichtmaken toestoppen werkwoord dichtmaken stoppen werkwoord dichtmaken dichten werkwoord dichtmaken sluiten werkwoord dichtmaken locken werkwoord dichtmaken grendelen werkwoord dichtmaken borgen werkwoord dichtmaken afgrendelen werkwoord dichtmaken toetrekken werkwoord dichtmaken toedoen werkwoord dichtnaaien dichtmaken werkwoord dichtplakken vastplakken werkwoord dichtrijgen rijgen overig. dichtrijgen dichtsnoeren overig. dichtschroeven vastschroeven werkwoord dichtschroeven schroefsluiting werkwoord dichtslaan dichtdoen werkwoord dichtslaan dichtwerpen werkwoord dichtsnoeren dichtgespen werkwoord dichtsnoeren rijgen werkwoord dichtsnoeren dichtrijgen werkwoord dichtsnoeren toegespen werkwoord dichtspringen dichtgaan werkwoord dichtstoppen dichten werkwoord dichtstoppen dichtmaken werkwoord dichtstoppen stoppen werkwoord dichttimmeren dichtmaken werkwoord dichttrekken aantrekken werkwoord dichtvallen dichtgaan werkwoord dichtvallen toevallen werkwoord dichtwerk gedicht zelfst. naamw. dichtwerk poëzie zelfst. naamw. dichtwerpen dichtslaan overig. dicipel aanhanger zelfst. naamw. dicipel volgeling zelfst. naamw. dictaat bevel zelfst. naamw. dictator alleenheerser zelfst. naamw. dictatoriaal autoritair bijv. naamw. dictatoriaal totalitair bijv. naamw. dictatuur bewind zelfst. naamw. dicteren gelasten werkwoord dicteren ingeven werkwoord dicteren opgeven werkwoord dicteren voorschrijven werkwoord dicteren gebieden werkwoord dicteren bevelen werkwoord dictionaire vertaalwoordenboek zelfst. naamw. dictionaire woordenboek zelfst. naamw. dictum uitspraak overig. didactiek onderwijskunde zelfst. naamw. didactiek onderwijskun zelfst. naamw. didactisch onderwijskundig bijv. naamw. didactisch pragmatisch bijv. naamw. die diegene overig. die dit overig. die deze overig. die dat overig. die degene overig. Diederik Dirk zelfst. naamw. dieet leefregel zelfst. naamw. dieet lijnen zelfst. naamw. dieet regime zelfst. naamw. dieet vermageringskuur zelfst. naamw. dief bandiet zelfst. naamw. dief geveltoerist zelfst. naamw. dief rover zelfst. naamw. dief inbreker zelfst. naamw. dief binnendringer zelfst. naamw. dief ladelichter zelfst. naamw. dief marter zelfst. naamw. diefstal inbraak zelfst. naamw. diefstal ontvreemding zelfst. naamw. diegene degene zelfst. naamw. diegene die zelfst. naamw. dien politieagent overig. dien konstabel overig. dien gerechtsdienaar overig. dien agent overig. dienaar bediende zelfst. naamw. dienaar dienstknecht zelfst. naamw. dienaar knecht zelfst. naamw. dienaars onderdanen overig. dienares meid overig. dienares dienstmeisje overig. dienares dienstmaagd overig. dienares dienstbode overig. dienblad blad zelfst. naamw. dienblad plateau zelfst. naamw. dienblad presenteerblad zelfst. naamw. dienblad theeblad zelfst. naamw. dienblad schenkblad zelfst. naamw. diender politieagent zelfst. naamw. dienen baten werkwoord dienen bedienen werkwoord dienen behoren werkwoord dienen bijdragen werkwoord dienen opdienen werkwoord dienen voorkomen werkwoord dienen helpen werkwoord dienen zullen werkwoord dienen moeten werkwoord dienen horen werkwoord dienovereenkomstig ook overig. dienst afdeling zelfst. naamw. dienst betrekking zelfst. naamw. dienst dienstplicht zelfst. naamw. dienst eredienst zelfst. naamw. dienst gunst zelfst. naamw. dienst instituut zelfst. naamw. dienst krijgsdienst zelfst. naamw. dienst mis zelfst. naamw. dienst service zelfst. naamw. dienst voorkomendheid zelfst. naamw. dienst kerkdienst zelfst. naamw. dienst godsdienstoefening zelfst. naamw. dienst kerkviering zelfst. naamw. dienst gedienstigheid zelfst. naamw. dienst afdeling zelfst. naamw. dienst afdeling zelfst. naamw. dienst afdeling zelfst. naamw. dienstbaar dienstwillig bijv. naamw. dienstbaar volgzaam bijv. naamw. dienstbaar willig bijv. naamw. dienstbaar slaafs bijv. naamw. dienstbaar gedienstig bijv. naamw. dienstbaarheid dienstvaardigheid zelfst. naamw. dienstbaarheid gedienstigheid zelfst. naamw. dienstbetoon hulpbetoon overig. dienstbetrekking baan zelfst. naamw. dienstbetrekking dienst zelfst. naamw. dienstbetrekking functie zelfst. naamw. dienstbetrekking job zelfst. naamw. dienstbetrekking positie zelfst. naamw. dienstbetrekking arbeidsovereenkomst zelfst. naamw. dienstbo dienstmeisje overig. dienstbode dienstmeid zelfst. naamw. dienstbode dienstmeisje zelfst. naamw. dienstbode meid zelfst. naamw. dienstbode dienstmaagd zelfst. naamw. dienstbode dienares zelfst. naamw. dienstboden meiden zelfst. naamw. dienstbodes meiden overig. dienstbodes bodes overig. dienstdoend actief bijv. naamw. diensten instituten zelfst. naamw. diensten service zelfst. naamw. diensten bureaus zelfst. naamw. dienstenbedrijf dienstenonderneming overig. dienstenbond vakbond zelfst. naamw. dienstenonderneming dienstenbedrijf overig. dienster bediende zelfst. naamw. dienster serveerster zelfst. naamw. dienster kelnerin zelfst. naamw. dienstig nuttig bijv. naamw. dienstig positief bijv. naamw. dienstig gunstig bijv. naamw. dienstig bevorderlijk bijv. naamw. dienstkleding nestveren overig. dienstkleding livrei overig. dienstkleding lakeien overig. dienstkleding kenteken overig. dienstkleding bedienden overig. dienstklopper uitslover zelfst. naamw. dienstknecht bediende zelfst. naamw. dienstknecht dienaar zelfst. naamw. dienstknecht knecht zelfst. naamw. dienstmaagd meid overig. dienstmaagd dienstmeisje overig. dienstmaagd dienstbode overig. dienstmaagd dienares overig. dienstmeid dienstbode zelfst. naamw. dienstmeisje meisje zelfst. naamw. dienstmeisje meid zelfst. naamw. dienstmeisje dienstmaagd zelfst. naamw. dienstmeisje dienstbode zelfst. naamw. dienstmeisje dienares zelfst. naamw. dienstmeisje dienstbo zelfst. naamw. dienstplicht dienst zelfst. naamw. dienstplichtige soldaat zelfst. naamw. dienstregeling dienstrooster zelfst. naamw. dienstregeling spoorboekje zelfst. naamw. dienstregeling rooster zelfst. naamw. dienstrooster dienstregeling zelfst. naamw. dienstrooster rooster zelfst. naamw. diensttijd ambtsperiode zelfst. naamw. dienstvaardigheid dienstbaarheid zelfst. naamw. dienstvaardigheid gedienstigheid zelfst. naamw. dienstverband dienst zelfst. naamw. dienstverband verband zelfst. naamw. dienstverband verbintenis zelfst. naamw. dienstverlening assistentie zelfst. naamw. dienstverlening service zelfst. naamw. dienstverrichting dienst zelfst. naamw. dienstvoorschrift reglement zelfst. naamw. dienstwillig dienstbaar bijv. naamw. dienstwillig willig bijv. naamw. dienstwillig voorkomend bijv. naamw. dienstwillig gedienstig bijv. naamw. dienstwilligheid behulpzaamheid zelfst. naamw. dienstwilligheid onderdanigheid zelfst. naamw. dienstwilligheid hulpvaardigheid zelfst. naamw. dientafel serveertafel overig. dientafeltje etenslift overig. dientengevolge aldus bijv. naamw. dientengevolge dus bijv. naamw. dientengevolge hierdoor bijv. naamw. dientengevolge zo bijv. naamw. dientengevolge zodoende bijv. naamw. dientengevolge bijgevolg bijv. naamw. diep bodemloos bijv. naamw. diep bronzen bijv. naamw. diep diepliggend bijv. naamw. diep diepzinnig bijv. naamw. diep doorvoeld bijv. naamw. diep innig bijv. naamw. diep bijzonder bijv. naamw. diep volkomen bijv. naamw. diep intens bijv. naamw. diep laag bijv. naamw. diepbedroefd zielsbedroefd overig. diepdenkend diepzinnig bijv. naamw. diepgaand diepgravend bijv. naamw. diepgaand fundamenteel bijv. naamw. diepgaand grondig bijv. naamw. diepgaand volkomen bijv. naamw. diepgaand totaal bijv. naamw. diepgaand helemaal bijv. naamw. diepgaand degelijk bijv. naamw. diepgang diepte zelfst. naamw. diepgang waterverplaatsing zelfst. naamw. diepgevoeld innig bijv. naamw. diepgravend diepgaand bijv. naamw. diepgravend volkomen bijv. naamw. diepgravend totaal bijv. naamw. diepgravend helemaal bijv. naamw. diepgravend grondig bijv. naamw. diepgravend degelijk bijv. naamw. diepliggend diep bijv. naamw. diepliggend hol bijv. naamw. dieplood peillood overig. diepte afgrond zelfst. naamw. diepte diepgang zelfst. naamw. diepte perspectief zelfst. naamw. dieptepunt anticlimax zelfst. naamw. dieptepunt uitschieter zelfst. naamw. dieptepunt laagtepunt zelfst. naamw. diepvrieskist diepvriezer zelfst. naamw. diepvrieskist vriezer zelfst. naamw. diepvrieskist vrieskist zelfst. naamw. diepvriezer diepvrieskist zelfst. naamw. diepvriezer vriezer zelfst. naamw. diepvriezer vrieskist zelfst. naamw. diepzinnig diep bijv. naamw. diepzinnig diepdenkend bijv. naamw. diepzinnig ernstig bijv. naamw. diepzinnigheid zwaarmoedigheid zelfst. naamw. dier beest zelfst. naamw. dier mormel zelfst. naamw. dierbaar favoriete bijv. naamw. dierbaar geliefd bijv. naamw. dierbaar geselecteerd bijv. naamw. dierbaar lievelings bijv. naamw. dierbaar toegenegen bijv. naamw. dierbaar verkoren bijv. naamw. dierbaar lief bijv. naamw. dierbaar bemind bijv. naamw. dierbare geliefde bijv. naamw. dieren beesten zelfst. naamw. dierenarts veearts zelfst. naamw. dierenarts veterinair zelfst. naamw. dierenasiel asiel zelfst. naamw. dierenhuiden huiden zelfst. naamw. dierenhuiden vellen zelfst. naamw. dierenrijk dierenwereld zelfst. naamw. dierenrijk fauna zelfst. naamw. dierenrijk gedierte zelfst. naamw. dierentemmer dressuur zelfst. naamw. dierenvel vel zelfst. naamw. dierenverblijfplaats hok zelfst. naamw. dierenverzorger dierverzorger zelfst. naamw. dierenwereld dierenrijk zelfst. naamw. dierenwink dierenzaak overig. dierenzaak dierenwink overig. diergeneeskun veeartsenijkun overig. dierlijk animaal bijv. naamw. dierlijk barbaars bijv. naamw. dierlijk beestachtig bijv. naamw. dierverzorger dierenverzorger zelfst. naamw. dierverzorger verzorger zelfst. naamw. dies dieselmotor overig. dies dieselolie overig. dies dieselbrandstof overig. dies dieseltrein overig. diesel dieselmotor zelfst. naamw. diesel dieselolie zelfst. naamw. diesel dieseltrein zelfst. naamw. dieselbrandstof dieselolie overig. dieselbrandstof dies overig. dieselmotor diesel zelfst. naamw. dieselmotor dies zelfst. naamw. dieselolie dieselbrandstof overig. dieselolie dies overig. dieseltrein dies overig. diëten lijnen zelfst. naamw. dievegge dief zelfst. naamw. diffamatie laster overig. differentiatie afwisseling zelfst. naamw. diftong tweeklank zelfst. naamw. diggel splinter overig. diggel scherf overig. diggelen gruzelementen zelfst. naamw. dignitaris ambtenaar zelfst. naamw. digressie uitweiding zelfst. naamw. dij bovenbeen zelfst. naamw. dij femur zelfst. naamw. dijk dam zelfst. naamw. dijkgraaf schout zelfst. naamw. dijkhelling talud overig. dijkhelling helling zelfst. naamw. dijkhelling glooiing zelfst. naamw. dijkhelling berm overig. dijkhelling afgang overig. dik bol bijv. naamw. dik gezet bijv. naamw. dik stroperig bijv. naamw. dik droesem zelfst. naamw. dik ruim zelfst. naamw. dik vet bijv. naamw. dik lijvig bijv. naamw. dik zetsel bijv. naamw. dik moer bijv. naamw. dik grondsop bijv. naamw. dik drab bijv. naamw. dik bezinksel bijv. naamw. dik vlaagsgewijs bijv. naamw. dik reclameachtig bijv. naamw. dik pafferig bijv. naamw. dik opgeblazen bijv. naamw. dik kortademig bijv. naamw. dik dof bijv. naamw. dik zwaarlijvig bijv. naamw. dik corpulent bijv. naamw. dik vadsig bijv. naamw. dik flink bijv. naamw. dikdoener patser zelfst. naamw. dikdoener pocher zelfst. naamw. dikdoener poen zelfst. naamw. dikdoener windbuilen zelfst. naamw. dikdoener windbuil zelfst. naamw. dikdoener snoevers zelfst. naamw. dikdoener snoever zelfst. naamw. dikdoener praatjesmakers zelfst. naamw. dikdoener opscheppers zelfst. naamw. dikdoener opschepper zelfst. naamw. dikdoener bluffer zelfst. naamw. dikdoenerig pompeus bijv. naamw. dikdoenerig geaffecteerd bijv. naamw. dikdoenerig bekakt bijv. naamw. dikdoenerig gekunsteld bijv. naamw. dikdoenerig aanstellerig bijv. naamw. dikdoenerij bluf zelfst. naamw. dikdoenerij grootspraak zelfst. naamw. dikdoenerij kapsones zelfst. naamw. dikdoenerij snoeverij zelfst. naamw. dikdoenerij opschepperij zelfst. naamw. dikdoenerij gepoch zelfst. naamw. dikdoenerij gebral zelfst. naamw. dikdoenerij gebluf zelfst. naamw. dikdoenerij branie zelfst. naamw. dikke piet slaag zelfst. naamw. dikker spannenmaken overig. dikkerd dikzak zelfst. naamw. dikkerd prop zelfst. naamw. dikkerd vetzak zelfst. naamw. dikkerd papzak zelfst. naamw. dikkop kikkervisje overig. dikte grootte zelfst. naamw. dikte lijvigheid zelfst. naamw. dikte omvang zelfst. naamw. dikte zwaarte zelfst. naamw. dikte zwelling zelfst. naamw. dikte steenpuist zelfst. naamw. dikte bult zelfst. naamw. dikte buil zelfst. naamw. dikte bolling zelfst. naamw. dikte bobbel zelfst. naamw. dikwerf vaak bijv. naamw. dikwijls frequent bijv. naamw. dikwijls menigmaal bijv. naamw. dikwijls regelmatig bijv. naamw. dikwijls vaak bijv. naamw. dikwijls veelvuldig bijv. naamw. dikwijls herhaaldelijk bijv. naamw. dikwijls meermalen bijv. naamw. dikwijls meestal bijv. naamw. dikwijls veeltijds bijv. naamw. dikwijls veelal bijv. naamw. dikwijls veel bijv. naamw. dikwijls gedurig bijv. naamw. dikwijls meermaals bijv. naamw. dikzak dikkerd zelfst. naamw. dikzak vetzak zelfst. naamw. dikzak papzak zelfst. naamw. dilatatie verwijding zelfst. naamw. dilemma tweestrijd zelfst. naamw. dilettant liefhebber zelfst. naamw. dilettantisch amateuristisch overig. dilettantisme liefhebberij zelfst. naamw. dimensie afmeting zelfst. naamw. dimensie aspect zelfst. naamw. dimensie grootte zelfst. naamw. dimensie proportie zelfst. naamw. dimensie proporties zelfst. naamw. dimensie omvang zelfst. naamw. dimensie maat zelfst. naamw. dimensie formaat zelfst. naamw. dimensie mate van belangrijkheid overig. diner avondeten zelfst. naamw. diner banket zelfst. naamw. diner buffet zelfst. naamw. diner maal zelfst. naamw. diner maaltijd zelfst. naamw. diner avondmaaltijd zelfst. naamw. diner avondmaal zelfst. naamw. diner eten zelfst. naamw. dineren tafelen werkwoord ding iets zelfst. naamw. ding voorwerp zelfst. naamw. ding gek zelfst. naamw. ding zaak zelfst. naamw. ding object zelfst. naamw. ding item zelfst. naamw. ding goed zelfst. naamw. ding artikel zelfst. naamw. dingen afdingen werkwoord dingen ambiëren werkwoord dingen boel zelfst. naamw. dingen spullen zelfst. naamw. dingen huren zelfst. naamw. dingen zaken zelfst. naamw. dingen zaakjes zelfst. naamw. dingen waar zelfst. naamw. dingen goedje zelfst. naamw. dingen pingelen zelfst. naamw. dingen handelen zelfst. naamw. dingen zaken zelfst. naamw. dingetje wissewasje overig. dingetje peulenschil overig. dingetje niemendalletje overig. dingetje kleinigheid overig. dingetje futiliteit overig. dingetje bagatel overig. dingetjes futiliteiten zelfst. naamw. dingetjes prullaria zelfst. naamw. dip inzinking zelfst. naamw. diploma akte zelfst. naamw. diploma bewijs zelfst. naamw. diploma getuigschrift zelfst. naamw. diploma oorkonde zelfst. naamw. diploma papier zelfst. naamw. diploma charter zelfst. naamw. diploma certificaat zelfst. naamw. diplomaat ambtenaar zelfst. naamw. diplomaat onderhandelaar zelfst. naamw. diplomatie tact zelfst. naamw. diplomatiek tactvol overig. diplopie dubbelzien zelfst. naamw. direct aanstonds bijv. naamw. direct gezwind bijv. naamw. direct meteen bijv. naamw. direct ongezouten bijv. naamw. direct primair bijv. naamw. direct acuut bijv. naamw. direct dadelijk bijv. naamw. direct gaarne bijv. naamw. direct gauw bijv. naamw. direct ogenblikkelijk bijv. naamw. direct onmiddellijk bijv. naamw. direct rechtstreeks bijv. naamw. direct recht bijv. naamw. direct live bijv. naamw. direct rechtop bijv. naamw. direct overeind bijv. naamw. direct terstond bijv. naamw. direct regelrecht bijv. naamw. direct duidelijk bijv. naamw. direct gelijk bijv. naamw. direct zo bijv. naamw. directeur baas zelfst. naamw. directeur leider zelfst. naamw. directeur manager zelfst. naamw. directeuren directeurs overig. directeurs directeuren overig. directeurschap directoraat zelfst. naamw. directie bestuur zelfst. naamw. directie leiding zelfst. naamw. directie management zelfst. naamw. directie staf zelfst. naamw. directie beheer zelfst. naamw. directieteam managementteam zelfst. naamw. directoire slip zelfst. naamw. directoraat directeurschap zelfst. naamw. dirigeerstaf bâton overig. dirigeerstok maatstok zelfst. naamw. dirigeerstokjes bâtons zelfst. naamw. dirigent koorlei overig. dirigeren leiden werkwoord Dirk Diederik zelfst. naamw. dirken zich ontlasten werkwoord dis schotel zelfst. naamw. disambigueren desambigueren werkwoord discip volger overig. discip volgeling overig. discip navolger overig. discip aanhanger overig. discipel aanhanger zelfst. naamw. discipel volgeling zelfst. naamw. discipelen volgelingen zelfst. naamw. discipline tucht zelfst. naamw. discipline vakgebied zelfst. naamw. discipline zelfbeheersing zelfst. naamw. discipline orde zelfst. naamw. discipline onderwerping zelfst. naamw. discipline gehoorzaamheid zelfst. naamw. discipline dwang zelfst. naamw. disciplineren tuchtigen werkwoord discjockey presentator overig. discjockey dj overig. discjockey radiojock overig. discjockey platendraaier overig. discjockey muziekverzorger overig. disco bar zelfst. naamw. disco danstent zelfst. naamw. disco discotheek zelfst. naamw. disco dancing zelfst. naamw. discoïd schijfvormig bijv. naamw. discotheek bar zelfst. naamw. discotheek disco zelfst. naamw. discotheek dancing zelfst. naamw. discount discountzaak overig. discount discountwinkel overig. discountwinkel discountzaak overig. discountwinkel discount overig. discountzaak discountwinkel overig. discountzaak discount overig. discreet bescheiden bijv. naamw. discreet discrete bijv. naamw. discreet ingetogen bijv. naamw. discreet kies bijv. naamw. discrepantie verschil zelfst. naamw. discrete discreet bijv. naamw. discrete kies bijv. naamw. discrete ingetogen bijv. naamw. discrete bescheiden bijv. naamw. discretie bescheidenheid zelfst. naamw. discretie geheimhouding zelfst. naamw. discretie kiesheid zelfst. naamw. discriminatie onderscheid zelfst. naamw. discrimineren achterstellen werkwoord discrimineren onderscheiden werkwoord discriminerend scherpzinnig overig. discussie bespreking zelfst. naamw. discussie debat zelfst. naamw. discussie dialoog zelfst. naamw. discussie forum zelfst. naamw. discussie gesprek zelfst. naamw. discussiëren debatteren werkwoord discutabel twijfelachtig bijv. naamw. discuteren bespreken werkwoord disharmonie contrast zelfst. naamw. disharmonie tweedracht zelfst. naamw. disharmonie vete zelfst. naamw. disharmonie verdeeldheid zelfst. naamw. disharmonie twist zelfst. naamw. disharmonie tweestrijd zelfst. naamw. disharmonie tweespalt zelfst. naamw. disharmonie schisma zelfst. naamw. disharmonie scheuring zelfst. naamw. disharmonie onenigheid zelfst. naamw. disharmonie conflict zelfst. naamw. disjockey muziekbegeleider overig. disk diskette zelfst. naamw. diskdrive diskettestation zelfst. naamw. diskette floppy zelfst. naamw. diskettestation diskdrive zelfst. naamw. diskjocky platendraaier overig. diskwalificatie uitsluiting zelfst. naamw. diskwalificatie uitschakeling zelfst. naamw. diskwalificaties uitsluitingen overig. diskwalificeren royeren werkwoord diskwalificeren uitsluiten werkwoord disloqueren ontwrichten werkwoord disloqueren verplaatsen werkwoord disloqueren verzetten werkwoord disloqueren vervoeren werkwoord disloqueren verschuiven werkwoord disloqueren verschikken werkwoord disloqueren verleggen werkwoord disloqueren roeren werkwoord dispensatie ontheffing zelfst. naamw. dispensatie vrijstelling zelfst. naamw. display beeldscherm zelfst. naamw. disponibel beschikbaar bijv. naamw. disponibel vacant bijv. naamw. disponibmaken beschikbaarmaken overig. dispositie stemming zelfst. naamw. dispositie aanleg zelfst. naamw. disputeren redetwisten werkwoord disputeren twisten werkwoord disputeren strijden werkwoord disputeren krakelen werkwoord disputeren argumenteren werkwoord dispuut debat zelfst. naamw. dispuut meningsverschil zelfst. naamw. dispuut polemiek zelfst. naamw. dispuut twistgesprek zelfst. naamw. dispuut verenigingsdispuut zelfst. naamw. dispuut woordenwisseling zelfst. naamw. dispuut woordenstrijd zelfst. naamw. dispuut twist zelfst. naamw. dispuut ruzie zelfst. naamw. dispuut redetwist zelfst. naamw. dispuut redestrijd zelfst. naamw. dispuut geschil zelfst. naamw. dispuut onenigheid zelfst. naamw. dispuut bewering zelfst. naamw. dissectie lijkopening zelfst. naamw. dissemineren uitzaaien zelfst. naamw. dissertatie proefschrift zelfst. naamw. dissident andersdenkende zelfst. naamw. dissociatie uiteenval zelfst. naamw. distantie afstand zelfst. naamw. distantie eindpunt zelfst. naamw. distensie uitrekking zelfst. naamw. distilleer stoker overig. distilleer korenbrander overig. distilleerder stoker zelfst. naamw. distilleren afleiden werkwoord distilleren onttrekken werkwoord distilleren stoken werkwoord distilleren aftrekken zelfst. naamw. distilleren destilleren werkwoord distilleren zuiveren werkwoord distinctie cachet zelfst. naamw. distinctie welgemanierdheid zelfst. naamw. distinctie voornaamheid zelfst. naamw. distinctie gedistingeerdheid zelfst. naamw. distinctie deftigheid zelfst. naamw. distorsie verstuiking zelfst. naamw. distractie afleiding zelfst. naamw. distribiteur distributeur zelfst. naamw. distribiteur verspreider zelfst. naamw. distribueren rantsoeneren werkwoord distribueren ronddelen werkwoord distribueren uitdelen werkwoord distribueren uitreiken werkwoord distribueren verdeel werkwoord distribueren verdelen werkwoord distributeur distribiteur zelfst. naamw. distributeur verspreider zelfst. naamw. distributeur versprei zelfst. naamw. distributeur verdeler zelfst. naamw. distributeur verbreider zelfst. naamw. distributeuse verspreidster overig. distributeuse uitreikster overig. distributeuse afgeefster overig. distributie distributiekantoor zelfst. naamw. distributie rantsoenering zelfst. naamw. distributie verdeling zelfst. naamw. distributiekantoor distributie zelfst. naamw. district kring zelfst. naamw. district rayon zelfst. naamw. district kanton zelfst. naamw. dit deze bijv. naamw. dit die bijv. naamw. dit dat bijv. naamw. dito evenzo bijv. naamw. dito ook bijv. naamw. dito desgelijks bijv. naamw. diva ster zelfst. naamw. divan rustbank zelfst. naamw. divergeren uiteenlopen werkwoord divers allerlei bijv. naamw. divers onderscheiden bijv. naamw. divers uiteenlopend bijv. naamw. divers verschillend bijv. naamw. divers ongelijksoortig bijv. naamw. diverse verscheidene overig. diversiteit differentiatie zelfst. naamw. diversiteit variatie zelfst. naamw. diversiteit variëteit zelfst. naamw. diversiteit variteit zelfst. naamw. dividend winstaandeel overig. dividendbewijs claim zelfst. naamw. divisie afdeling zelfst. naamw. divisie legereenheid zelfst. naamw. divisie onderdeel zelfst. naamw. divisie sectie zelfst. naamw. divisie tak zelfst. naamw. dizzy duizelig bijv. naamw. dj discjockey overig. DJ presentator overig. DJ radiojock overig. dobbelst teerling overig. dobbelsteen teerling zelfst. naamw. dobber zwemmer overig. dobber vlotter overig. dobber drijver overig. dobberen drijven werkwoord dobberen zwerven werkwoord dobeogen viseren overig. doce zaak zelfst. naamw. doce zaak zelfst. naamw. doce zaak zelfst. naamw. docent leerkracht zelfst. naamw. docent leraar zelfst. naamw. docent leermeester zelfst. naamw. docent instructeur zelfst. naamw. docente lerares zelfst. naamw. docenten leraren zelfst. naamw. doceren instrueren werkwoord doceren onderrichten werkwoord doceren onderwijzen werkwoord doceren bijbrengen werkwoord doch echter bijv. naamw. doch maar bijv. naamw. doch niettemin bijv. naamw. doch nochtans bijv. naamw. dochter meisje zelfst. naamw. dociel braaf bijv. naamw. dociel onderworpen bijv. naamw. doctor Dr overig. doctoraat doctorsgraad zelfst. naamw. doctoranda academica overig. doctoren dokters zelfst. naamw. doctorsgraad doctoraat zelfst. naamw. doctrinair dogmatisch bijv. naamw. doctrine dogma zelfst. naamw. doctrine leer zelfst. naamw. doctrine leerstelling zelfst. naamw. doctrine theorie zelfst. naamw. document papier zelfst. naamw. document schriftuur zelfst. naamw. document stuk zelfst. naamw. document script zelfst. naamw. document geschrift zelfst. naamw. documenten bescheiden zelfst. naamw. documenten certificaten zelfst. naamw. documenten stukken zelfst. naamw. documenten aktes zelfst. naamw. documenteren bewijzen werkwoord documenteren staven werkwoord dode lijk zelfst. naamw. dode overledene zelfst. naamw. dode gestorvene zelfst. naamw. dodecafonie 12-stemmig overig. dodelijk fataal bijv. naamw. dodelijk letaal bijv. naamw. dodelijk vermoeiend bijv. naamw. dodelijkheid letaliteit zelfst. naamw. doden afmaken werkwoord doden doodmaken werkwoord doden doodslaan werkwoord doden doorbrengen werkwoord doden liquideren werkwoord doden ombrengen werkwoord doden vermoorden werkwoord doden moorden werkwoord doden afslachten werkwoord doden overledenen overig. dodenakker begraafplaats zelfst. naamw. dodenbezweerder necromantist overig. dodenmis requiem zelfst. naamw. dodenstad begraafplaats zelfst. naamw. doe doen werkwoord doei dag overig. doek foulard zelfst. naamw. doek lap zelfst. naamw. doek scherm zelfst. naamw. doek schilderij zelfst. naamw. doek tableau zelfst. naamw. doek schilderstuk zelfst. naamw. doek schildering zelfst. naamw. doeken lappen zelfst. naamw. doekoe geld zelfst. naamw. doel bedoeling zelfst. naamw. doel beogen zelfst. naamw. doel bestemming zelfst. naamw. doel doeleinde zelfst. naamw. doel einddoel zelfst. naamw. doel mikpunt zelfst. naamw. doel oogmerk zelfst. naamw. doel opzet zelfst. naamw. doel pot zelfst. naamw. doel reisbestemming zelfst. naamw. doel streven zelfst. naamw. doel zin zelfst. naamw. doel eindpunt zelfst. naamw. doel doelwit zelfst. naamw. doel nut zelfst. naamw. doel inzet zelfst. naamw. doel mikken zelfst. naamw. doel trachten zelfst. naamw. doel pogen zelfst. naamw. doel intentie zelfst. naamw. doel azen zelfst. naamw. doel aspiratie zelfst. naamw. doel ambitie zelfst. naamw. doelbewust bewust overig. doelbewust intentioneel overig. doelbewust welbewust overig. doeleinde doel zelfst. naamw. doeleinde inzet zelfst. naamw. doeleinde streven zelfst. naamw. doelen duiden werkwoord doelen munten werkwoord doelen zinspelen werkwoord doelloos lukraak overig. doelloos zinloos overig. doelloos ongegrond overig. doelloos abstract overig. doelman doelverdediger zelfst. naamw. doelman keeper zelfst. naamw. doelmatig doeltreffend bijv. naamw. doelmatig functioneel bijv. naamw. doelmatig praktisch bijv. naamw. doelmatig zakelijk bijv. naamw. doelmatig efficiënt bijv. naamw. doelmatig krachtig bijv. naamw. doelmatig effectief bijv. naamw. doelmatigheid effectiviteit zelfst. naamw. doelmatigheid doeltreffendheid zelfst. naamw. doelpaal paal zelfst. naamw. doelpunt goal zelfst. naamw. doelpunt treffer zelfst. naamw. doeltreffend doelmatig bijv. naamw. doeltreffend krachtig bijv. naamw. doeltreffend werkzaam bijv. naamw. doeltreffend raak bijv. naamw. doeltreffend effectief bijv. naamw. doeltreffend efficiënt bijv. naamw. doeltreffendheid effectiviteit zelfst. naamw. doeltreffendheid doelmatigheid zelfst. naamw. doelverdediger achterhoedespeler zelfst. naamw. doelverdediger doelman zelfst. naamw. doelverdediger keeper zelfst. naamw. doelwit mikpunt zelfst. naamw. doelwit schietschijf zelfst. naamw. doelwit doel zelfst. naamw. doelwit goal zelfst. naamw. doem vloek zelfst. naamw. doem beheksen zelfst. naamw. doen bewerkstelligen werkwoord doen doe werkwoord doen doet werkwoord doen handelen werkwoord doen kosten werkwoord doen leggen werkwoord doen uitrichten werkwoord doen uitvoeren werkwoord doen verrichten werkwoord doen optreden werkwoord doen ageren werkwoord doen toekomen geven overig. doend uitvoerend bijv. naamw. doende actief bijv. naamw. doende bezig bijv. naamw. doenlijk haalbaar bijv. naamw. doerak smiecht zelfst. naamw. doerak vlegel zelfst. naamw. doet doen werkwoord doezel sluimer zelfst. naamw. doezelen dommelen werkwoord doezelen slapen werkwoord doezelen gedommel zelfst. naamw. doezelen sluimeren werkwoord doezelen soezen werkwoord doezelen dutten werkwoord doezelen gesoes werkwoord doezelen gedoezel werkwoord doezelig loom bijv. naamw. doezelig soezerig bijv. naamw. doezelig suf bijv. naamw. dof donker bijv. naamw. dof duf bijv. naamw. dof flauw bijv. naamw. dof flets bijv. naamw. dof glansloos bijv. naamw. dof versuft bijv. naamw. dof mat bijv. naamw. dof beslagen bijv. naamw. dof suf bijv. naamw. dof soezerig bijv. naamw. dof geesteloos bijv. naamw. dof daas bijv. naamw. dof vlaagsgewijs bijv. naamw. dof reclameachtig bijv. naamw. dof pafferig bijv. naamw. dof opgeblazen bijv. naamw. dof kortademig bijv. naamw. dof dik bijv. naamw. dofheid wezenloosheid zelfst. naamw. dofheid lusteloosheid zelfst. naamw. dofheid apathie zelfst. naamw. dogma doctrine zelfst. naamw. dogma geloofsartikel zelfst. naamw. dogma leerbegrip zelfst. naamw. dogma leerstelling zelfst. naamw. dogma vaststaanleerstelling zelfst. naamw. dogmatisch doctrinair bijv. naamw. dogmatisch eigenzinnig bijv. naamw. dogmatisme starheid overig. dogmatisme starheid overig. dogmatisme starheid overig. dok kalfateren overig. dok helling overig. dokken afrekenen werkwoord dokken afschuiven werkwoord dokken lappen werkwoord dokken neerleggen werkwoord dokken offeren werkwoord dokken opdraaien werkwoord dokken schuiven werkwoord dokken betalen zelfst. naamw. dokken voldoen werkwoord dokken uitkeren werkwoord dokken uitbetalen werkwoord dokken storten werkwoord dokter arts zelfst. naamw. dokter medicus zelfst. naamw. dokter geneesheer zelfst. naamw. dokteren sleutelen werkwoord dokteren oplappen werkwoord dokters doctoren zelfst. naamw. doktersbezoek huisbezoek zelfst. naamw. doktersbezoek ziekenbezoek zelfst. naamw. dokterspraktijk praktijk zelfst. naamw. dol bezopen bijv. naamw. dol driest bijv. naamw. dol krankzinnig bijv. naamw. dol woedend bijv. naamw. dol enig bijv. naamw. dol frenetiek bijv. naamw. dol kluchtig bijv. naamw. dol onbesuisd bijv. naamw. dol uitzinnig bijv. naamw. dol zot bijv. naamw. dol mieters bijv. naamw. dol razend bijv. naamw. dol stoeien bijv. naamw. dol dartelen bijv. naamw. dol woest bijv. naamw. dol tierend bijv. naamw. dol nijdig bijv. naamw. dol laaiend bijv. naamw. dol kwaad bijv. naamw. dol hels bijv. naamw. dol furieus bijv. naamw. dol boos bijv. naamw. dolblij inblij overig. doldraaien flippen werkwoord doldriest waaghalzig overig. doldriest vermetel overig. doldriest roekeloos overig. doldriest overmoedig overig. doldriest lichtzinnig overig. dolen dwalen werkwoord dolen ronddwalen werkwoord dolen waren werkwoord doler dwaler zelfst. naamw. dolfijn tuimelaar zelfst. naamw. dolfijn bruinvis zelfst. naamw. dolgelukkig gelukkig overig. dolheid furie zelfst. naamw. dolheid razernij zelfst. naamw. dolhuis krankzinnigeninrichting overig. dolhuis krankzinnigengesticht overig. dolhuis inrichting overig. dolhuis gesticht overig. dolhuis gekkenhuis overig. dolk bajonet zelfst. naamw. dolleman waanzinnige overig. dolleman krankzinnige overig. dolleman gek overig. dolleman geesteszieke overig. dollen ravotten werkwoord dollen schertsen werkwoord dollen spelen werkwoord dollen stoeien werkwoord dollen grappen werkwoord dollen gekscheren werkwoord dolletjes enig bijv. naamw. dom achterlijk bijv. naamw. dom onbenullig bijv. naamw. dom onverstandig bijv. naamw. dom stompzinnig bijv. naamw. dom kathedraal zelfst. naamw. dom munster zelfst. naamw. dom oenig zelfst. naamw. dom schaapachtig zelfst. naamw. dom suf zelfst. naamw. dom zot zelfst. naamw. dom zwakhoofdig zelfst. naamw. dom stom zelfst. naamw. dom bot zelfst. naamw. dom domkerk zelfst. naamw. dom simpel zelfst. naamw. dom onnozel zelfst. naamw. dom flauw zelfst. naamw. dom verstandeloos zelfst. naamw. dom idioot zelfst. naamw. dom breinloos zelfst. naamw. dom afgestompt zelfst. naamw. dom stupide zelfst. naamw. dom hersenloos zelfst. naamw. dom geesteloos zelfst. naamw. dom simpel overig. dom simpel overig. dom simpel overig. domein gebied zelfst. naamw. domein grondgebied zelfst. naamw. domein landgoed zelfst. naamw. domein terrein zelfst. naamw. domein territorium zelfst. naamw. domein stek overig. domheid blunder zelfst. naamw. domheid botheid zelfst. naamw. domheid enormiteit zelfst. naamw. domheid giller zelfst. naamw. domheid onnozelheid zelfst. naamw. domheid misgreep zelfst. naamw. domheid flater zelfst. naamw. domheid blun zelfst. naamw. domheren kanunniken overig. domicilie verblijf zelfst. naamw. domicilie woning zelfst. naamw. dominant dominerend bijv. naamw. dominant vooraanstaande bijv. naamw. dominant overheersend bijv. naamw. dominant toonaangevend bijv. naamw. dominant maatgevend bijv. naamw. dominant gezaghebbend bijv. naamw. dominantie overheersing zelfst. naamw. dominee predikant zelfst. naamw. dominee prediker zelfst. naamw. dominee voorganger zelfst. naamw. dominee zielenherder zelfst. naamw. dominee zielverzorger zelfst. naamw. dominee zielszorger zelfst. naamw. dominee pastor zelfst. naamw. domineren beheersen werkwoord domineren heersen werkwoord domineren overheersen werkwoord dominerend dominant bijv. naamw. domkerk munster zelfst. naamw. domkerk kathedraal zelfst. naamw. domkerk dom zelfst. naamw. domkop domoor zelfst. naamw. domkop dwaas zelfst. naamw. domkop uilskuiken zelfst. naamw. domkop sufferdje zelfst. naamw. domkop sufferd zelfst. naamw. domkop stommeling zelfst. naamw. domkop dommerik zelfst. naamw. domkoppen sukkels overig. domkoppen leeghoofden overig. dommekracht krik zelfst. naamw. dommel sluimer zelfst. naamw. dommel dutje zelfst. naamw. dommelen doezelen werkwoord dommelen sluimeren werkwoord dommelen soezen werkwoord dommelen dutten werkwoord dommelen gesoes werkwoord dommelen gedommel werkwoord dommelen gedoezel werkwoord dommelig versuft overig. dommelig suffig overig. dommelig slaperig overig. dommelig lodderig overig. dommerik simpeziel overig. dommerik onnozelaar overig. dommerik onnozekerel overig. dommerik onbenul overig. dommerik idioot overig. dommerik dwaas overig. dommerik achterlijke overig. dommerik uilskuiken overig. dommerik sufferdje overig. dommerik sufferd overig. dommerik stommeling overig. dommerik domoor overig. dommerik domkop overig. domoor domkop zelfst. naamw. domoor ezel zelfst. naamw. domoor gans zelfst. naamw. domoor oen zelfst. naamw. domoor stommeling zelfst. naamw. domoor sufferd zelfst. naamw. domoor uil zelfst. naamw. domoor uilskuiken zelfst. naamw. domoor sufferdje zelfst. naamw. domoor dommerik zelfst. naamw. dompelen dopen werkwoord dompelen onderdompelen werkwoord dompelen onderduwen werkwoord dompeling onderdompeling zelfst. naamw. dompen kiepen overig. dompen kantelen overig. domper anticlimax zelfst. naamw. domper kaarsendover zelfst. naamw. dompers kaarsendovers overig. dompie breekijzer zelfst. naamw. dompig bedompt bijv. naamw. dompteur leeuwentemmer zelfst. naamw. domweg gewoon overig. domweg klakkeloos overig. donateur schenker zelfst. naamw. donateur begunstiger zelfst. naamw. donatie cadeau zelfst. naamw. donatie dotatie zelfst. naamw. donatie gave zelfst. naamw. donatie gift zelfst. naamw. donatie schenking zelfst. naamw. donatie geschenk zelfst. naamw. donaties giften zelfst. naamw. donder bliksem zelfst. naamw. donder sodemieter zelfst. naamw. donderbui onweer zelfst. naamw. donderen donderjagen werkwoord donderen flikkeren werkwoord donderen onweren werkwoord donderen uitvaren werkwoord donderen tekeergaan werkwoord donderend daverend bijv. naamw. donderjagen donderen werkwoord donderpreek geweldenaar zelfst. naamw. donderpreek bulderenstorm zelfst. naamw. donderpreek preek zelfst. naamw. donders drommels bijv. naamw. donders verdraaid bijv. naamw. donders bliksems bijv. naamw. donders deksels bijv. naamw. donders duivels bijv. naamw. donders verduiveld bijv. naamw. donders verrekte bijv. naamw. donderslagen gedonder overig. dondersteen deugniet zelfst. naamw. donderstenen donderjagen werkwoord donderstraal deugniet zelfst. naamw. donderstraal lamstraal zelfst. naamw. doneren geeft werkwoord doneren geven werkwoord doneren schenken werkwoord donker dof bijv. naamw. donker droevig bijv. naamw. donker dubieus bijv. naamw. donker duister bijv. naamw. donker glibberig bijv. naamw. donker onverlicht bijv. naamw. donker verdacht bijv. naamw. donker donkerte zelfst. naamw. donker duisternis zelfst. naamw. donker obscuriteit bijv. naamw. donker duisterheid bijv. naamw. donker onguur bijv. naamw. donker obscuur bijv. naamw. donkeren schemeren werkwoord donkerheid zwartheid zelfst. naamw. donkerheid zwartgalligheid zelfst. naamw. donkerheid somberheid zelfst. naamw. donkerheid snoodheid zelfst. naamw. donkerheid schandelijkheid zelfst. naamw. donkerte donker zelfst. naamw. donkerte duister zelfst. naamw. donkerte duisternis zelfst. naamw. donkerte obscuriteit zelfst. naamw. donkerte duisterheid zelfst. naamw. donkerte deemstering zelfst. naamw. donor gever zelfst. naamw. dons nesthaar zelfst. naamw. donsdeken deken zelfst. naamw. donzig zacht bijv. naamw. dood gestorven bijv. naamw. dood kassiewijle bijv. naamw. dood overleden bijv. naamw. dood wijlen bijv. naamw. dood doodklap zelfst. naamw. dood einde zelfst. naamw. dood overlijden zelfst. naamw. dood defect zelfst. naamw. dood onbezield zelfst. naamw. dood levenloos zelfst. naamw. dood geesteloos zelfst. naamw. dood heengegaan zelfst. naamw. dood doodgegaan zelfst. naamw. dood afgestorven zelfst. naamw. dood verscheiden zelfst. naamw. doodarm arm bijv. naamw. doodarm straatarm bijv. naamw. doodarm berooid bijv. naamw. doodblijven doodgaan werkwoord dooddoener algemeenheid zelfst. naamw. dooddoener gemeenplaats zelfst. naamw. doodgaan bezwijken werkwoord doodgaan doodblijven werkwoord doodgaan gevallen werkwoord doodgaan heengaan werkwoord doodgaan inslapen werkwoord doodgaan omkomen werkwoord doodgaan overlijden werkwoord doodgaan sterven werkwoord doodgaan vallen werkwoord doodgaan wegvallen werkwoord doodgaan versmachten werkwoord doodgaan verscheiden werkwoord doodgaan ontslapen werkwoord doodgaan kapotgaan werkwoord doodgaan sneuvelen werkwoord doodgegaan overleden bijv. naamw. doodgegaan heengegaan bijv. naamw. doodgegaan gestorven bijv. naamw. doodgegaan dood bijv. naamw. doodgegaan afgestorven bijv. naamw. doodgemoederd doodleuk overig. doodgemoederd brutaalweg overig. doodgemoedereerd doodkalm overig. doodgeschoten geëxecuteerd overig. doodgraver grafdelver zelfst. naamw. doodkalm laconiek bijv. naamw. doodkalm doodgemoedereerd bijv. naamw. doodkist lijkkist zelfst. naamw. doodkisten lijkkisten overig. doodkisten grafkisten overig. doodklap dood zelfst. naamw. doodklap pest zelfst. naamw. doodleuk brutaalweg bijv. naamw. doodleuk leuk bijv. naamw. doodleuk leukweg bijv. naamw. doodleuk doodgemoederd bijv. naamw. doodlopen smoren werkwoord doodlopen stranden werkwoord doodlopen vastlopen werkwoord doodlopen verzanden werkwoord doodmaken doden werkwoord doodmaken vermoorden werkwoord doodmaken ombrengen werkwoord doodmaken liquideren werkwoord doodmaken doodslaan werkwoord doodmaken afmaken werkwoord doodmisselijk kotsmisselijk bijv. naamw. doodmisselijk doodziek bijv. naamw. doodmisselijk beroerd bijv. naamw. doodmoe afgedraaid bijv. naamw. doodmoe afgemat bijv. naamw. doodmoe doodop bijv. naamw. doodmoe kapot bijv. naamw. doodmoe op bijv. naamw. doodmoe uitgeteld bijv. naamw. doodmoe hondsmoe bijv. naamw. doodop afgepeigerd bijv. naamw. doodop doodmoe bijv. naamw. doodop op bijv. naamw. doodop hondsmoe bijv. naamw. doodop afgemat bijv. naamw. doods eenzaam bijv. naamw. doodsangst agonie zelfst. naamw. doodsbleek wit overig. doodsbleek spierwit overig. doodsbleek sneeuwwit overig. doodsbleek lijkwit overig. doodsbleek lijkbleek overig. doodschieten afschieten werkwoord doodschieten neerleggen zelfst. naamw. doodschieten neerschieten zelfst. naamw. doodschieten fusilleren zelfst. naamw. doodschieten afknallen zelfst. naamw. doodschieten vermoorden zelfst. naamw. doodschieten ombrengen zelfst. naamw. doodschieten executeren zelfst. naamw. doodsheid woestmaking zelfst. naamw. doodsheid verwoesting zelfst. naamw. doodsheid vereenzaming zelfst. naamw. doodsheid dorheid zelfst. naamw. doodshemd lijkwade zelfst. naamw. doodshoofd schedel zelfst. naamw. doodsimpel kinderspel zelfst. naamw. doodskleed lijkkleed zelfst. naamw. doodskleed lijkwade zelfst. naamw. doodskleed lijkdoek zelfst. naamw. doodskloppertje kleppertje overig. doodskloppertje houtluis overig. doodslaan doden werkwoord doodslaan meppen werkwoord doodslaan vermoorden werkwoord doodslaan ombrengen werkwoord doodslaan liquideren werkwoord doodslaan doodmaken werkwoord doodslaan afmaken werkwoord doodslaan verslaan werkwoord doodslag moord zelfst. naamw. doodsstrijd zieltoging overig. doodsstrijd stervensnood overig. doodsstrijd agonie overig. doodsteken doorsteken werkwoord doodsteken overhoopsteken werkwoord doodsteken neersteken werkwoord doodstil muisstil overig. doodsvijand aartsvijand zelfst. naamw. doodvallen stikken werkwoord doodwerken beulen zelfst. naamw. doodziek kotsmisselijk bijv. naamw. doodziek doodmisselijk bijv. naamw. doodziek beroerd bijv. naamw. doof gehoorgestoord bijv. naamw. doofheid surditas zelfst. naamw. doofstomheid stomheid zelfst. naamw. dooi detente zelfst. naamw. dooi dooiweer zelfst. naamw. dooier eigeel zelfst. naamw. dooiweer dooi zelfst. naamw. doolhof labyrint zelfst. naamw. doolhof warboel zelfst. naamw. doolhof dwaalweg zelfst. naamw. doolhof warnet zelfst. naamw. doolhof warbo zelfst. naamw. doop doopsel zelfst. naamw. doop inwijding zelfst. naamw. doopgetuige peet zelfst. naamw. doopmoe peettante overig. doopmoe meter overig. doopnaam voornaam zelfst. naamw. doopregister register zelfst. naamw. doopsel doop zelfst. naamw. door doorheen bijv. naamw. door ingevolge bijv. naamw. door langs bijv. naamw. door vanaf bijv. naamw. door van bijv. naamw. door uit bijv. naamw. door sinds bijv. naamw. door sedert bijv. naamw. door op bijv. naamw. door aan bijv. naamw. door middels bijv. naamw. door per bijv. naamw. door met bijv. naamw. door wegens bijv. naamw. door voor bijv. naamw. door vanwege bijv. naamw. doorbakken gaar bijv. naamw. doorbijten doorzetten werkwoord doorbijten volhouden werkwoord doorbijten volharden werkwoord doorbijter doordouwer zelfst. naamw. doorbladeren bladeren werkwoord doorbladeren doornemen werkwoord doorbladeren inzien werkwoord doorboren doorsteken werkwoord doorboren doorslaan werkwoord doorboren perforeren werkwoord doorboring perforatie zelfst. naamw. doorbraak bres zelfst. naamw. doorbraak doorbreking zelfst. naamw. doorbraak omwenteling zelfst. naamw. doorbraak uitval zelfst. naamw. doorbraak doorbreken zelfst. naamw. doorbraakbloeding spotting zelfst. naamw. doorbranden kapotgaan werkwoord doorbreken doorstoten werkwoord doorbreken doorbreking zelfst. naamw. doorbreken doorbraak zelfst. naamw. dóórbreken stukbreken zelfst. naamw. dóórbreken uitbarsten zelfst. naamw. dóórbreken oplaaien zelfst. naamw. doorbreking doorbraak zelfst. naamw. doorbreking doorbreken zelfst. naamw. doorbrengen besteden werkwoord doorbrengen slijten werkwoord doorbuigen doorzakken werkwoord doordacht gegrond bijv. naamw. doordacht ingenieus bijv. naamw. doordacht verstandig bijv. naamw. doordacht weloverwogen bijv. naamw. doordacht afgewogen bijv. naamw. doordacht zinnig bijv. naamw. doordacht wijselijk bijv. naamw. doordacht wijs bijv. naamw. doordacht raadzaam bijv. naamw. doordacht pienter bijv. naamw. doordacht nadenkend bijv. naamw. doordacht correct bijv. naamw. doordacht bedachtzaam bijv. naamw. doordacht weldenkend bijv. naamw. doordat omdat overig. doordouwen doorzetten werkwoord doordouwen drussen werkwoord doordouwer doorbijter zelfst. naamw. doordouwer doorzetter zelfst. naamw. doordouwer dwingeland overig. doordrammen drammen werkwoord doordrammen zeuren werkwoord doordrammen doordrukken werkwoord doordrammen aandringen werkwoord doordrammer aanhouder zelfst. naamw. doordrammer aanhou zelfst. naamw. doordraven raaskallen werkwoord doordrenken doordringen werkwoord doordrenken impregneren werkwoord doordrenken penetreren werkwoord doordrenkt doorweekt bijv. naamw. doordrenkt nat bijv. naamw. doordrijven doordrukken werkwoord doordringbaarheid permeabiliteit zelfst. naamw. doordringen bereiken werkwoord doordringen doen beseffen werkwoord doordringen doordrenken werkwoord doordringen penetreren werkwoord doordringen inprenten werkwoord doordringen infusie werkwoord doordringen aftreksel werkwoord doordringend bijtend bijv. naamw. doordringend penetrant bijv. naamw. doordringend schel bijv. naamw. doordringend strak bijv. naamw. doordringend schklinkend bijv. naamw. doordringend scherp bijv. naamw. doordringend indringend bijv. naamw. doordringend gemeen bijv. naamw. doordringend fel bijv. naamw. doordringend pervasief bijv. naamw. doordringend pervasief overig. doordrongen doortrokken bijv. naamw. doordrongen vervuld bijv. naamw. doordrukken doordrijven werkwoord doordrukken doorzetten werkwoord doordrukken zeuren werkwoord doordrukken doorstoten werkwoord doordrukken drammen werkwoord doordrukken doordrammen werkwoord doordrukken aandringen werkwoord dooreen overhoop overig. dooreengegooid doorelkaargegooid overig. dooreengegooid dooreengeworpen overig. dooreengeworpen doorelkaargegooid overig. dooreengeworpen dooreengegooid overig. dooreengooien dooreenwerpen overig. dooreenmengen vermengen overig. dooreenmengen mengen overig. dooreenwerpen dooreengooien overig. doorelkaargegooid dooreengeworpen overig. doorelkaargegooid dooreengegooid overig. doorgaan aanhouden werkwoord doorgaan blijven werkwoord doorgaan continueren werkwoord doorgaan doorzetten werkwoord doorgaan passeren werkwoord doorgaan verdergaan werkwoord doorgaan vervolgen werkwoord doorgaan volharden werkwoord doorgaan voortgaan werkwoord doorgaan voortzetten werkwoord doorgaan verstrijken werkwoord doorgaan verlopen werkwoord doorgaan vergaan werkwoord doorgaan overgaan werkwoord doorgaan overdrijven werkwoord doorgaan omkomen werkwoord doorgaan aflopen werkwoord doorgaan afleggen werkwoord doorgaan prolongeren werkwoord doorgaan volhouden werkwoord doorgaan standhouden werkwoord doorgaand doorlopend bijv. naamw. doorgaans algemeen bijv. naamw. doorgaans gewoonlijk bijv. naamw. doorgaans meestal bijv. naamw. doorgaans normaliter bijv. naamw. doorgaans veelal bijv. naamw. doorgaans überhaupt bijv. naamw. doorgaans gemeenlijk bijv. naamw. doorgaans vaak bijv. naamw. doorgaans merendeels bijv. naamw. doorgang corridor zelfst. naamw. doorgang doorloop zelfst. naamw. doorgang gangpad zelfst. naamw. doorgang passage zelfst. naamw. doorgang gang zelfst. naamw. doorgangen doortochten overig. doorgangshuis sluis zelfst. naamw. doorgedraaid overspannen bijv. naamw. doorgegeven vergegeven overig. doorgehakt doorkliefd overig. doorgehakt doorgehouwen overig. doorgehouwen doorkliefd overig. doorgehouwen doorgehakt overig. doorgekookt gaar bijv. naamw. doorgekookt gedaan bijv. naamw. doorgekookt gereed bijv. naamw. doorgestreept geschrapt bijv. naamw. doorgeven aangeven werkwoord doorgeven doorvertellen werkwoord doorgeven overbrengen werkwoord doorgeven rondvertellen werkwoord doorgeven rondbrieven werkwoord doorgeven doorspelen werkwoord doorgeven verreiken werkwoord doorgewinterd bekwaam bijv. naamw. doorgewinterd geslepen bijv. naamw. doorgewinterd uitgeslapen bijv. naamw. doorgewinterd geheid bijv. naamw. doorgewinterd geroutineerd bijv. naamw. doorgezet erdoorhgedrukt overig. doorgifte overdracht overig. doorgifte cessie overig. doorgrond doorzien bijv. naamw. doorgronden begrijpen werkwoord doorhakken kloven werkwoord doorhakken klieven werkwoord doorhakken doorklieven werkwoord doorhakken doorhouwen werkwoord doorhalen doorkrassen werkwoord doorhalen schrappen werkwoord doorhaling schreef zelfst. naamw. doorhaling streep zelfst. naamw. doorhaling schrapping zelfst. naamw. doorhaling strijken zelfst. naamw. doorhebben doorzien werkwoord doorhebben vatten werkwoord doorheen door bijv. naamw. doorhouwen kloven overig. doorhouwen klieven overig. doorhouwen doorklieven overig. doorhouwen doorhakken overig. doorjagen verbruiken overig. doorjagen opmaken overig. doorkijken doornemen werkwoord doorkijken inzien werkwoord doorkliefd doorgehouwen overig. doorkliefd doorgehakt overig. doorklieven kloven werkwoord doorklieven klieven werkwoord doorklieven doorhouwen werkwoord doorklieven doorhakken werkwoord doorkneed bedreven overig. doorkomen doorstaan werkwoord doorkomen slagen werkwoord doorkomen klaarspelen werkwoord doorkrassen doorhalen werkwoord doorkrassen schrappen werkwoord doorkrijgen beseffen werkwoord doorkruisen bereizen werkwoord doorkruisen dwarsbomen werkwoord doorlaatpost controlepost zelfst. naamw. doorleven doorstaan werkwoord doorleven meeleven werkwoord doorleven verteren werkwoord doorleven verduren werkwoord doorleven verdragen werkwoord doorlezen doorzien werkwoord doorlezen lezen werkwoord doorlichten analyseren werkwoord doorligwonde decubitus zelfst. naamw. doorloop doorgang zelfst. naamw. doorloop gangpad zelfst. naamw. doorloop passage zelfst. naamw. doorloop gang zelfst. naamw. doorlopen doorkruisen werkwoord doorlopen overkijken werkwoord doorlopen verdergaan werkwoord doorlopen voortgaan werkwoord doorlopen verlopen werkwoord doorlopen avanceren werkwoord doorlopend altijd bijv. naamw. doorlopend altijddurend bijv. naamw. doorlopend doorgaand bijv. naamw. doorlopend onafgebroken bijv. naamw. doorlopend onophoudelijk bijv. naamw. doorlopend voortdurend bijv. naamw. doorlopend steeds bijv. naamw. doorlopend permanent bijv. naamw. doorlopend immer bijv. naamw. doorlopend continu bijv. naamw. doorlopend constant bijv. naamw. doorlopend eeuwig bijv. naamw. doorlopend continue bijv. naamw. doorlopend ononderbroken bijv. naamw. doorlopend aanhoudend bijv. naamw. doorlopend aaneengesloten bijv. naamw. doorlopers schaatsen overig. doorluchtig achtenswaardig bijv. naamw. doorluchtig voornaam bijv. naamw. doorluchtig verheven bijv. naamw. doorluchtig illuster bijv. naamw. doorluchtig hooggeplaatst bijv. naamw. doorluchtig gewichtig bijv. naamw. doorluchtig gedistingeerd bijv. naamw. doorluchtig beroemd bijv. naamw. doorluchtig adelijk bijv. naamw. doorluchtig aanzienlijk bijv. naamw. doormaken doorstaan werkwoord doormaken ondervinden werkwoord doormaken ervaren werkwoord doormaken beleven werkwoord doormeppen doorslaan werkwoord doorn prikkel zelfst. naamw. doorn stekel zelfst. naamw. doorn stek zelfst. naamw. doornat drijfnat bijv. naamw. doornat kledder bijv. naamw. doornat zeiknat bijv. naamw. doornat poedelnat bijv. naamw. doornat kletsnat bijv. naamw. doornat kleddernat bijv. naamw. doornemen doorbladeren werkwoord doornemen lezen werkwoord doornemen voorstellen werkwoord doornemen vertonen werkwoord doornemen spelen werkwoord doornemen presenteren werkwoord doornemen nazeggen werkwoord doornemen indienen werkwoord doornemen herhalen werkwoord doornemen aanbieden werkwoord doornig stekelig bijv. naamw. doornig netelig bijv. naamw. doornstruik wilroos overig. doornstruik heidesoort overig. doorponsen stansen overig. doorponsen ponsen overig. doorpraten doorspreken werkwoord doorpraten bespreken werkwoord doorpraten bepraten werkwoord doorpraten bediscussiëren werkwoord doorpraten verspreken werkwoord doorprikken doorsteken werkwoord doorprikken openprikken werkwoord doorprikking paracentese zelfst. naamw. doorregen doorwassen overig. doorreis doortocht zelfst. naamw. doorroeren roeren overig. doorroeren omroeren overig. doorschemeren schemeren werkwoord doorschieten slippen werkwoord doorschijnend diafaan bijv. naamw. doorschijnend doorzichtig bijv. naamw. doorschijnend transparant bijv. naamw. doorseinen seinen werkwoord doorseinen zenden werkwoord doorsijpelen filteren werkwoord doorsijpelen lekken werkwoord doorsijpelen doorzijpelen werkwoord doorslaan bekennen werkwoord doorslaan bezwijken werkwoord doorslaan doormeppen werkwoord doorslaan overslaan werkwoord doorslaan verklappen werkwoord doorslaan doorboren werkwoord doorslaan verraden werkwoord doorslag afschrift zelfst. naamw. doorslag carbon zelfst. naamw. doorslag duplicaat zelfst. naamw. doorslaggevend bepalend bijv. naamw. doorslaggevend beslissend bijv. naamw. doorslikken inslikken werkwoord doorslikken slikken werkwoord doorsluizen sluizen werkwoord doorsmeren oliën werkwoord doorsnede diameter zelfst. naamw. doorsnede snijvlak zelfst. naamw. doorsneden doorsnijdingen zelfst. naamw. doorsneden gemiddelden zelfst. naamw. doorsneden doorsnedes zelfst. naamw. doorsnedes doorsnijdingen overig. doorsnedes doorsneden overig. doorsnee gemiddeld bijv. naamw. doorsnee gemiddelde zelfst. naamw. doorsnee intersectie zelfst. naamw. doorsnee middelmatigheid zelfst. naamw. doorsnee modaal zelfst. naamw. doorsnee middelmatig zelfst. naamw. doorsnee medium zelfst. naamw. doorsnee middelmaat zelfst. naamw. doorsneeprijs gemiddelprijs overig. doorsnijden afsnijden werkwoord doorsnijding intersectie zelfst. naamw. doorsnijdingen doorsneden zelfst. naamw. doorsnijdingen doorsnedes zelfst. naamw. doorspekken larderen werkwoord doorspelen doorvertellen werkwoord doorspelen sluizen werkwoord doorspelen rondvertellen werkwoord doorspelen rondbrieven werkwoord doorspelen doorgeven werkwoord doorspoelen wegspoelen werkwoord doorspoelen spoelen werkwoord doorspoelen doortrekken werkwoord doorspoeling doorvloeiing zelfst. naamw. doorspreken behandelen werkwoord doorspreken bespreken werkwoord doorspreken doorpraten werkwoord doorspreken bepraten werkwoord doorspreken bediscussiëren werkwoord doorstaan doorkomen werkwoord doorstaan doorleven werkwoord doorstaan uithouden werkwoord doorstaan verdragen werkwoord doorstaan verduren werkwoord doorstaan verteren werkwoord doorstaan velen werkwoord doorstaan uitstaan werkwoord doorstaan tolereren werkwoord doorstaan toelaten werkwoord doorstaan pikken werkwoord doorstaan ondergaan werkwoord doorstaan lijden werkwoord doorstaan dulden werkwoord doorstaan aanzien werkwoord doorstaan harden werkwoord doorstaan volhouden werkwoord doorstaan uitzingen werkwoord doorstaan dragen werkwoord doorsteken afsnijden werkwoord doorsteken doodsteken werkwoord doorsteken doorprikken werkwoord doorstikken naaien werkwoord doorstikken stikken werkwoord doorstoten doorbreken werkwoord doorstoten doordrukken werkwoord doorstrepen doorhalen werkwoord doorstromen circuleren werkwoord doorstroomtempo debiet overig. doorsturen doorzenden werkwoord doortastend drastisch bijv. naamw. doortastend ferm bijv. naamw. doortastend kordaat bijv. naamw. doortastend krachtdadig bijv. naamw. doortastend krachtig bijv. naamw. doortastend sterk bijv. naamw. doortastend beslist bijv. naamw. doortimmerd degelijk bijv. naamw. doortocht doorgang zelfst. naamw. doortocht doorreis zelfst. naamw. doortocht doorvaart zelfst. naamw. doortochten doorgangen overig. doortrapt achterbaks bijv. naamw. doortrapt berekenend bijv. naamw. doortrapt gehaaid bijv. naamw. doortrapt gemeen bijv. naamw. doortrapt geniepig bijv. naamw. doortrapt geraffineerd bijv. naamw. doortrapt geslepen bijv. naamw. doortrapt gewiekst bijv. naamw. doortrapt gluiperig bijv. naamw. doortrapt listig bijv. naamw. doortrapt sluw bijv. naamw. doortrapt snood bijv. naamw. doortrapt stiekem bijv. naamw. doortrapt uitgekookt bijv. naamw. doortrapt slinks bijv. naamw. doortrapt link bijv. naamw. doortrapt leep bijv. naamw. doortrapt arglistig bijv. naamw. doortraptheid gladheid zelfst. naamw. doortraptheid leepheid zelfst. naamw. doortraptheid arglistigheid zelfst. naamw. doortraptheid arglist zelfst. naamw. doortraptheid sluwheid zelfst. naamw. doortraptheid gewiekstheid zelfst. naamw. doortraptheid geslepenheid zelfst. naamw. doortraptheid geraffineerdheid zelfst. naamw. doortraptheid snoodheid zelfst. naamw. doortraptheid listigheid zelfst. naamw. doortrekken afreizen werkwoord doortrekken uitbreiden werkwoord doortrekken wegspoelen werkwoord doortrekken spoelen werkwoord doortrekken doorspoelen werkwoord doortrekken verzadigen werkwoord doortrekker transmigrant zelfst. naamw. doortrokken doordrongen bijv. naamw. doortrokken vervuld bijv. naamw. doorvaart doorgang zelfst. naamw. doorvaart doortocht zelfst. naamw. doorvertellen doorgeven werkwoord doorvertellen doorspelen werkwoord doorvertellen verbreiden werkwoord doorvertellen verklappen werkwoord doorvertellen rondvertellen werkwoord doorvertellen rondbrieven werkwoord doorvloeiing doorspoeling zelfst. naamw. doorvoer transit zelfst. naamw. doorvoer transito zelfst. naamw. doorvoeren verwezenlijken werkwoord doorvoeren bewerkstelligen werkwoord doorvoering uitvoering zelfst. naamw. doorvragen uitvragen werkwoord doorvragen doorzagen werkwoord doorwassen doorregen overig. doorweekt doordrenkt bijv. naamw. doorweven verweven werkwoord doorwrocht degelijk bijv. naamw. doorzagen zagen werkwoord doorzagen uitvragen werkwoord doorzagen doorvragen werkwoord doorzakken bezwijken werkwoord doorzakken doorbuigen werkwoord doorzenden doorsturen werkwoord doorzetten doorbijten werkwoord doorzetten doordrijven werkwoord doorzetten volharden werkwoord doorzetten volhouden werkwoord doorzetten doordouwen werkwoord doorzetten standhouden werkwoord doorzetten doorgaan werkwoord doorzetter aanhouder zelfst. naamw. doorzetter doordouwer zelfst. naamw. doorzetter taaie zelfst. naamw. doorzetter aanhou zelfst. naamw. doorzettingsvermogen vasthoudendheid zelfst. naamw. doorzettingsvermogen volharding zelfst. naamw. doorzicht inzicht zelfst. naamw. doorzicht perspectief zelfst. naamw. doorzichtig doorschijnend bijv. naamw. doorzichtig transparant bijv. naamw. doorzichtigheid transparantie zelfst. naamw. doorzien doorgrond bijv. naamw. doorzien beseffen werkwoord doorzien bevroeden werkwoord doorzien doorhebben werkwoord doorzien doorlezen werkwoord doorzien realiseren werkwoord doorzien onderkennen werkwoord doorzien inzien werkwoord doorzijgen filteren werkwoord doorzijgen filtreren werkwoord doorzijgen zeven werkwoord doorzijgen ziften werkwoord doorzijpelen doorsijpelen werkwoord doorzoeken afzoeken werkwoord doos blik zelfst. naamw. doos opbergdoos zelfst. naamw. doos strafgevangenis zelfst. naamw. doos kut zelfst. naamw. doos strafplaats zelfst. naamw. doos strafinrichting zelfst. naamw. doos spinhuis zelfst. naamw. doos petoet zelfst. naamw. doos nor zelfst. naamw. doos lik zelfst. naamw. doos gevangenis zelfst. naamw. doos bak zelfst. naamw. doos bajes zelfst. naamw. doosje etui zelfst. naamw. doosje pakje zelfst. naamw. doosje vagina zelfst. naamw. doosje schede zelfst. naamw. doosje vierkantje zelfst. naamw. doosje kistje zelfst. naamw. doosje kastje zelfst. naamw. doosje hokje zelfst. naamw. doosje bakje zelfst. naamw. dop bolster zelfst. naamw. dop kapje zelfst. naamw. dop schaal zelfst. naamw. dop sluitdop zelfst. naamw. dop stolp zelfst. naamw. dop schil zelfst. naamw. dop stulpkooi zelfst. naamw. dop stolphuis zelfst. naamw. dop kaasstolp zelfst. naamw. dop deksel zelfst. naamw. dop boerenhuis zelfst. naamw. dope doping zelfst. naamw. dope drug zelfst. naamw. dope drugs zelfst. naamw. dope hard drug zelfst. naamw. dope narcotica zelfst. naamw. dopen dompelen werkwoord dopen noemen werkwoord dopen te water laten werkwoord dopen soppen werkwoord doperwten rolsodemietertjes overig. dophoed bolhoed overig. doping dope zelfst. naamw. doping pepmiddel zelfst. naamw. doping pep zelfst. naamw. doppen pellen zelfst. naamw. dopunt steeg overig. dopunt slop overig. dor afgezaagd bijv. naamw. dor dood bijv. naamw. dor droog bijv. naamw. dor schraal bijv. naamw. dor verdord bijv. naamw. dor zuinig bijv. naamw. dor uitgedroogd bijv. naamw. dor sober bijv. naamw. dor smal bijv. naamw. dor nauw bijv. naamw. dor lek bijv. naamw. dorheid droogte zelfst. naamw. dorheid schraalheid zelfst. naamw. dorheid naaktheid zelfst. naamw. dorheid blootheid zelfst. naamw. dorheid woestmaking zelfst. naamw. dorheid verwoesting zelfst. naamw. dorheid vereenzaming zelfst. naamw. dorheid doodsheid zelfst. naamw. dorp gat zelfst. naamw. dorp kerkdorp zelfst. naamw. dorp buurtschap zelfst. naamw. dorp dremp zelfst. naamw. dorpel drempel zelfst. naamw. dorpeling provinciaal zelfst. naamw. dorpeling dorpsbewoner zelfst. naamw. dorpeling dorpelinge zelfst. naamw. dorpelinge dorpsbewoner overig. dorpelinge dorpeling overig. dorpelingen dorpslui overig. dorpelingen dorpsbewoners overig. dorpels drempels overig. dorpje gehucht zelfst. naamw. dorps boers bijv. naamw. dorps landelijk bijv. naamw. dorps plattelands bijv. naamw. dorpsbevolking dorpsgemeenschap overig. dorpsbewoner dorpelinge overig. dorpsbewoner dorpeling overig. dorpsbewoners dorpslui overig. dorpsbewoners dorpelingen overig. dorpsgemeenschap dorpsbevolking overig. dorpshuis gemeenschapshuis overig. dorpshuis gemeenschapscentrum overig. dorpslui dorpsbewoners overig. dorpslui dorpelingen overig. dorpsplein brink overig. dorst begeerte zelfst. naamw. dorst zucht zelfst. naamw. dorst dorstigheid zelfst. naamw. dorsten hunkeren werkwoord dorstig smachtend bijv. naamw. dorstigheid dorst zelfst. naamw. dorsvloer deel zelfst. naamw. dosering hoeveelheid zelfst. naamw. doses dosissen overig. dosis brok zelfst. naamw. dosis portie zelfst. naamw. dosis hoeveelheid zelfst. naamw. dosissen doses overig. dossier akte zelfst. naamw. dossier file zelfst. naamw. dossier bestand zelfst. naamw. dossier verslag zelfst. naamw. dossiers ordners zelfst. naamw. dossiers opbergmappen zelfst. naamw. dot knot zelfst. naamw. dot pracht zelfst. naamw. dot pot zelfst. naamw. dot opbolling zelfst. naamw. dot kussentje zelfst. naamw. dot scheetje zelfst. naamw. dot schatje zelfst. naamw. dot poepje zelfst. naamw. dot liefje zelfst. naamw. dotatie donatie zelfst. naamw. dotje vlok overig. dottig vertederend overig. dottig snoezig overig. dottig schattig overig. dottig lief overig. dottig enig overig. dottig allerliefst overig. douane douanekantoor zelfst. naamw. douane grenskantoor zelfst. naamw. douanebeambte douanier zelfst. naamw. douanekantoor douane zelfst. naamw. douanekantoor grenskantoor zelfst. naamw. douanier douanebeambte zelfst. naamw. double dubbel zelfst. naamw. double stuntman zelfst. naamw. doubleren verdubbelen zelfst. naamw. douceurtje bedrag zelfst. naamw. douche douchecabine zelfst. naamw. douche stortbad zelfst. naamw. douche nemen zelfst. naamw. douchecabine douche zelfst. naamw. douches stortbaden overig. douw duw zelfst. naamw. doven blussen werkwoord doven smoren werkwoord doven uitblussen werkwoord doven uitdoven werkwoord doven uitmaken werkwoord doven uitdoen werkwoord dovenetel netel overig. dovenetel brandnetel overig. doventaal gebarentaal overig. down depressief bijv. naamw. dozijn twaalf zelfst. naamw. Dr doctor overig. dra spoedig bijv. naamw. dra weldra bijv. naamw. dra gauw bijv. naamw. dra eerstdaags bijv. naamw. draad garen zelfst. naamw. draad kabel zelfst. naamw. draad spinsel zelfst. naamw. draad koord zelfst. naamw. draad hechtdraad zelfst. naamw. draad rijgsnoer zelfst. naamw. draadje pluis zelfst. naamw. draadschaar kniptang zelfst. naamw. draag stutten werkwoord draag uithouden werkwoord draagbaar goedzittend bijv. naamw. draagbaar portable bijv. naamw. draagbaar baar zelfst. naamw. draagbaar brancard zelfst. naamw. draagbaar draagberrie zelfst. naamw. draagbaar berrie zelfst. naamw. draagbaar draagband zelfst. naamw. draagbaarheid verplaatsbaarheid zelfst. naamw. draagbalk latei zelfst. naamw. draagbalk ligger zelfst. naamw. draagbalk steunbalk zelfst. naamw. draagbalk stutbalk zelfst. naamw. draagband mitella zelfst. naamw. draagband draagverband zelfst. naamw. draagband banddoek zelfst. naamw. draagband draagbaar zelfst. naamw. draagband draagriem zelfst. naamw. draagberrie draagbaar overig. draagberrie brancard overig. draagberrie berrie overig. draagbeugel beugel zelfst. naamw. draagbeugel hengsel zelfst. naamw. draagbeugel beug zelfst. naamw. draagkracht laadvermogen zelfst. naamw. draagkracht draagvermogen zelfst. naamw. draagkracht capaciteit zelfst. naamw. draagkracht financiëdraagkracht zelfst. naamw. draagkruik kruik overig. draagkruik amfora overig. draagkruik amfora overig. draaglijk passabel bijv. naamw. draaglijk verdraaglijk bijv. naamw. draagriem draagband overig. draagverband mitella overig. draagverband draagband overig. draagverband banddoek overig. draagvermogen laadvermogen zelfst. naamw. draagvermogen draagkracht zelfst. naamw. draagvermogen capaciteit zelfst. naamw. draagvermogen tonnenmaat zelfst. naamw. draagvlak basis zelfst. naamw. draagvlak ondersteuning overig. draagwijdte portee zelfst. naamw. draagwijdte reikwijdte zelfst. naamw. draagwijdte verspreidingsgebied zelfst. naamw. draagwijdte range zelfst. naamw. draagwijdte bereik zelfst. naamw. draai bocht zelfst. naamw. draai draaiing zelfst. naamw. draai kromming zelfst. naamw. draai kromte zelfst. naamw. draai lel zelfst. naamw. draai omdraaiing zelfst. naamw. draai verdraaiing zelfst. naamw. draai ronding zelfst. naamw. draai kronkel zelfst. naamw. draai aanpak zelfst. naamw. draai twist zelfst. naamw. draai lus zelfst. naamw. draai knoop zelfst. naamw. draai kink zelfst. naamw. draai wending zelfst. naamw. draaibank bank zelfst. naamw. draaibank freesbank zelfst. naamw. draaibeweging draaiing overig. draaiboek filmscenario zelfst. naamw. draaiboek scenario zelfst. naamw. draaiboek werkplan zelfst. naamw. draaiboeken filmscenario`s zelfst. naamw. draaiboeken werkplannen zelfst. naamw. draaiboeken scenario`s zelfst. naamw. draaiboor handboor overig. draaicirk toer overig. draaicirkel toer zelfst. naamw. draaideur tourniquet zelfst. naamw. draaien cirkelen werkwoord draaien kenteren werkwoord draaien keren werkwoord draaien kolken werkwoord draaien omdraaien werkwoord draaien rollen werkwoord draaien rondtollen werkwoord draaien scroll werkwoord draaien wenden werkwoord draaien wentelen werkwoord draaien winden werkwoord draaien zwenken zelfst. naamw. draaien ronddraaien werkwoord draaien roteren werkwoord draaien kantelen werkwoord draaien tollen werkwoord draaiende gaande bijv. naamw. draaier draaikont zelfst. naamw. draaier veinzer zelfst. naamw. draaier draaihals zelfst. naamw. draaierig duizelig bijv. naamw. draaihals draaikont overig. draaihals draaier overig. draaihek hek zelfst. naamw. draaihek tourniquet zelfst. naamw. draaiing buiging zelfst. naamw. draaiing draai zelfst. naamw. draaiing evolutie zelfst. naamw. draaiing omwenteling zelfst. naamw. draaiing rotatie zelfst. naamw. draaiing wending zelfst. naamw. draaiing torsie zelfst. naamw. draaiing wenteling zelfst. naamw. draaiing draaibeweging overig. draaikolk maalstroom zelfst. naamw. draaikolk wieling zelfst. naamw. draaikolk werveling zelfst. naamw. draaikolk kolkgat zelfst. naamw. draaikolk kolk zelfst. naamw. draaikont draaier zelfst. naamw. draaikont draaihals zelfst. naamw. draaikruis tourniquet overig. draaimolen carrousel zelfst. naamw. draaischalm wartel overig. draaischijf kiesschijf overig. draaitafel platenspeler zelfst. naamw. draaitafel pick-up zelfst. naamw. draaitafel grammofoon zelfst. naamw. draaiwiel(tje) scroll wheel werkwoord draak monster zelfst. naamw. drab bezinksel zelfst. naamw. drab droesem zelfst. naamw. drab koffiedik zelfst. naamw. drab viezigheid zelfst. naamw. drab zetsel zelfst. naamw. drab moer zelfst. naamw. drab grondsop zelfst. naamw. drab dik zelfst. naamw. drab grondsoppen zelfst. naamw. drab prut zelfst. naamw. drab zwijnenbo zelfst. naamw. drab vuiligheid zelfst. naamw. drab vuilheid zelfst. naamw. drab vuil zelfst. naamw. drab viespeukerij zelfst. naamw. drab smerigheid zelfst. naamw. drab smeerlapperij zelfst. naamw. drab slonzigheid zelfst. naamw. drab morsigheid zelfst. naamw. drabben droesems overig. drabbig kledderig bijv. naamw. drabbig onzuiver bijv. naamw. drabbig troebel bijv. naamw. drabbig slijkerig bijv. naamw. drabbig slibberig bijv. naamw. drabbig slibachtig bijv. naamw. drabbig pruttig bijv. naamw. drabbig modderig bijv. naamw. drabbig drassig bijv. naamw. drabbig baggerig bijv. naamw. drabbig troebelachtig bijv. naamw. dracht kledij zelfst. naamw. dracht zwangerschap zelfst. naamw. dracht klederdracht zelfst. naamw. dracht verwachting zelfst. naamw. drachtig zwanger bijv. naamw. drachttijd gestatie zelfst. naamw. draconisch streng overig. draderig harig bijv. naamw. draderig vezelig bijv. naamw. dradig vezelig bijv. naamw. dradig stokkerig bijv. naamw. drafjes loopjes overig. drafsport paardensport zelfst. naamw. dragen aanhebben werkwoord dragen opbrengen werkwoord dragen reiken werkwoord dragen schragen werkwoord dragen stutten werkwoord dragen uithouden werkwoord dragen volhouden werkwoord dragen verduren werkwoord dragen verdragen werkwoord dragen uitzingen werkwoord dragen harden werkwoord dragen dulden werkwoord dragen doorstaan werkwoord dragen steunen werkwoord dragen schoren werkwoord dragen ondersteunen werkwoord drager eigenaar zelfst. naamw. drager kruier zelfst. naamw. drager pijler zelfst. naamw. drager vehiculum zelfst. naamw. drager sjouwer zelfst. naamw. drager bagagedrager zelfst. naamw. drager hou zelfst. naamw. drager bezitter zelfst. naamw. drainage ontwatering zelfst. naamw. drainage vochtafvoering zelfst. naamw. drainage drooglegging zelfst. naamw. draineren dehydreren werkwoord drainering afvloeiing zelfst. naamw. dralen aarzelen werkwoord dralen schromen werkwoord dralen talmen werkwoord dralen treuzelen werkwoord dralen zeuren werkwoord dralen zeiken werkwoord dralen zaniken werkwoord dralen teuten werkwoord dralen hannesen werkwoord dralen druilen werkwoord dralen drentelen werkwoord dralend weifelend overig. dralend treuzelend overig. dralend treuzelachtig overig. dralend traag overig. dralend talmend overig. dralend slepend overig. dralend leuterig overig. dralend langzaam overig. dralend besluitloos overig. dralend aarzelend overig. drama catastrofe zelfst. naamw. drama stuk zelfst. naamw. drama toneelstuk zelfst. naamw. drama schouwspel zelfst. naamw. drama`s toneelstukken zelfst. naamw. dramatiek pathos zelfst. naamw. dramatisch aangrijpend bijv. naamw. dramatisch pathetisch bijv. naamw. dramatisch vreselijk overig. dramatiseren aandikken werkwoord drammen dwingen werkwoord drammen zeuren werkwoord drammen doordrukken werkwoord drammen doordrammen werkwoord drammen aandringen werkwoord drammer zanik zelfst. naamw. drang aandrang zelfst. naamw. drang opwelling zelfst. naamw. drang neiging zelfst. naamw. drang stuwing zelfst. naamw. drang impuls zelfst. naamw. drang aandrift zelfst. naamw. drang drift zelfst. naamw. dranghek afzetting zelfst. naamw. drank alcohol zelfst. naamw. drank drankje zelfst. naamw. drank spiritualiën zelfst. naamw. drank opkikkertjes zelfst. naamw. drank gedistilleerd zelfst. naamw. drank alcoholica zelfst. naamw. drank drinken overig. drank drinken overig. drank drinken overig. drankbuffet tapkast zelfst. naamw. drankbuffet toog zelfst. naamw. drankbuffet tap zelfst. naamw. drankbuffet spon zelfst. naamw. drankbuffet buffet zelfst. naamw. drankbuffet bar zelfst. naamw. drankgelegenheid bar zelfst. naamw. drankje afzakkertje zelfst. naamw. drankje huismiddeltje zelfst. naamw. dranklokalen proeflokalen overig. dranklokalen kroegen overig. dranklokalen cafés overig. dranklokalen bars overig. drankmisbruik alcoholisme zelfst. naamw. drankmisbruik alcoholmisbruik zelfst. naamw. drankorgel drinkebroer zelfst. naamw. drankverbod drooglegging overig. drankwinkelier slijter zelfst. naamw. drankzucht alcoholisme zelfst. naamw. drankzucht dronkenschap zelfst. naamw. drankzuchtige elektriciën overig. draperie geplooistof overig. draperie overgordijn overig. draperie versiersel overig. draperie versiering overig. draperie tooi overig. draperie sierwerk overig. draperie ornamentiek overig. draperie opsiering overig. draperie opluistering overig. draperie garnering overig. draperie decoratie overig. draperie decor overig. draperie corsage overig. drasland zomp zelfst. naamw. drasland moeras zelfst. naamw. drasland moer zelfst. naamw. drasland broek zelfst. naamw. drassig moerassig bijv. naamw. drassig nat bijv. naamw. drassig slibachtig bijv. naamw. drassig zompig bijv. naamw. drassig week bijv. naamw. drassig sentimenteel bijv. naamw. drassig kletsnat bijv. naamw. drassig futloos bijv. naamw. drassig slijkerig bijv. naamw. drassig slibberig bijv. naamw. drassig pruttig bijv. naamw. drassig modderig bijv. naamw. drassig drabbig bijv. naamw. drassig baggerig bijv. naamw. drastisch doortastend bijv. naamw. drastisch hard bijv. naamw. drastisch krachtig bijv. naamw. drastisch radicaal bijv. naamw. drastisch rigoureus bijv. naamw. drastisch krachtdadig bijv. naamw. drastisch ferm bijv. naamw. drastisch sterk bijv. naamw. draven dribbelen werkwoord draven hollen werkwoord draven rennen werkwoord draven gedraaf werkwoord draven sprinten werkwoord draven pezen werkwoord draverij paardensport zelfst. naamw. dreef laan zelfst. naamw. dreef landweg zelfst. naamw. dreef allee zelfst. naamw. dreef trekpad zelfst. naamw. dreef pad zelfst. naamw. dreef paadje zelfst. naamw. dreef buitenweg zelfst. naamw. dreg dreghaak overig. dreg dreganker overig. dreganker dreghaak overig. dreganker dreg overig. dreghaak dreganker overig. dreghaak dreg overig. dreigement bedreiging zelfst. naamw. dreigen bedreigen werkwoord dreigen gevaar lopen werkwoord dreigen op handen zijn werkwoord dreigend beangstigend bijv. naamw. dreigend eng bijv. naamw. dreigend imminent bijv. naamw. dreigend sinister bijv. naamw. dreigend angstig bijv. naamw. dreigend onheilspellend bijv. naamw. dreigend luguber bijv. naamw. dreigend huiveringwekkend bijv. naamw. dreigend duister bijv. naamw. dreigend spannend overig. dreiging gevaar zelfst. naamw. drein zeur zelfst. naamw. dreinen jengelen werkwoord dreinen drenzen werkwoord dreinen zeuren overig. drek kak zelfst. naamw. drek mest zelfst. naamw. drek poep zelfst. naamw. drek stront zelfst. naamw. drek faeces zelfst. naamw. drek smurrie zelfst. naamw. drek prut zelfst. naamw. drek angst zelfst. naamw. drek schijt zelfst. naamw. drek vullis zelfst. naamw. drek vuilnis zelfst. naamw. drek voddengoed zelfst. naamw. drek romm zelfst. naamw. drek huisvuil zelfst. naamw. drek huisafval zelfst. naamw. drek grofvuil zelfst. naamw. drek afval zelfst. naamw. dremp dorp overig. drempel belemmering zelfst. naamw. drempel dorpel zelfst. naamw. drempels dorpels overig. drenkeling verdronkene zelfst. naamw. drenken dopen werkwoord drenken laven werkwoord drenken penetreren werkwoord drenken verven werkwoord drenken bezielen werkwoord drentelen flaneren werkwoord drentelen zeuren werkwoord drentelen zeiken werkwoord drentelen zaniken werkwoord drentelen teuten werkwoord drentelen talmen werkwoord drentelen hannesen werkwoord drentelen druilen werkwoord drentelen dralen werkwoord drentelen aarzelen werkwoord drentelen treuzelen werkwoord drentelen slenteren werkwoord drenzen hangen werkwoord drenzen janken werkwoord drenzen jengelen werkwoord drenzen pruilen werkwoord drenzen zaniken werkwoord drenzen zemelen werkwoord drenzen dreinen werkwoord drenzen zeuren overig. dresseren africhten werkwoord dresseren dressuur zelfst. naamw. dresseren opvoeden zelfst. naamw. dresseren opleiden zelfst. naamw. dresseren kweken zelfst. naamw. dresseren grootbrengen zelfst. naamw. dresseren trainen zelfst. naamw. dresseren training zelfst. naamw. dressing saus zelfst. naamw. dressoir buffet zelfst. naamw. dressoir buffetkast zelfst. naamw. dressoir porseleinkast zelfst. naamw. dressoir bureau zelfst. naamw. dressoir glazenkast zelfst. naamw. dressuur dierentemmer zelfst. naamw. dressuur dresseren zelfst. naamw. dressuur paardendresseur zelfst. naamw. dressuur training zelfst. naamw. dreumes hummel zelfst. naamw. dreumes propje zelfst. naamw. dreumes onderkruipsel zelfst. naamw. dreumes drol zelfst. naamw. dreumes wurm zelfst. naamw. dreumes worm zelfst. naamw. dreumes uk zelfst. naamw. dreumes peuter zelfst. naamw. dreumes kleintje zelfst. naamw. dreumes humm zelfst. naamw. dreun mep zelfst. naamw. dreun smak zelfst. naamw. dreun vuistslag zelfst. naamw. dreun kwak zelfst. naamw. dreun knal zelfst. naamw. dreun klap zelfst. naamw. dreun tik zelfst. naamw. dreun lel zelfst. naamw. dreun jens zelfst. naamw. dreun slag zelfst. naamw. dreun slaan zelfst. naamw. dreun beuken zelfst. naamw. dreun uithaal zelfst. naamw. dreun opdon zelfst. naamw. dreunen bulderen werkwoord dreunen denderen werkwoord dreunen bonzen zelfst. naamw. dreunen daveren zelfst. naamw. dreutel treuzelaar zelfst. naamw. dreutelen treuzelen werkwoord drevelen ponsen werkwoord drevels stempels overig. dribbelen draven werkwoord drie drietal zelfst. naamw. drie trio zelfst. naamw. Drie-Eenheid Triniteit overig. Drie-Eenheid Triniteit overig. Drie-Eenheid Triniteit overig. driedubbel drievoudig overig. driehoek triangel zelfst. naamw. driehoek triang zelfst. naamw. driehoekig trigonaal overig. driehoekig triangulair overig. driemaandelijks kwartaalsgewijs overig. driepoot statief zelfst. naamw. driespan narwal overig. driespan eenhoorn overig. driesprong splitsing zelfst. naamw. driesprong wegsplitsing zelfst. naamw. driest onbesuisd bijv. naamw. driest onbescheiden bijv. naamw. driest roekeloos bijv. naamw. driest stout bijv. naamw. driest vermetel bijv. naamw. driestheid brutaliteit zelfst. naamw. driestheid overmoed zelfst. naamw. driestheid vermetelheid zelfst. naamw. driestheid stoutmoedigheid zelfst. naamw. driestheid onverschrokkenheid zelfst. naamw. driestheid koenheid zelfst. naamw. driestheid kloekheid zelfst. naamw. drietal drie zelfst. naamw. drietal triade zelfst. naamw. drietal trio zelfst. naamw. drievoud triplo overig. drievoudig triplo bijv. naamw. drievoudig driedubbel bijv. naamw. drievoudig triplex bijv. naamw. driewaardig trivalent bijv. naamw. drift aandrang zelfst. naamw. drift aandrift zelfst. naamw. drift begeerte zelfst. naamw. drift boosheid zelfst. naamw. drift driftstroom zelfst. naamw. drift lust zelfst. naamw. drift passie zelfst. naamw. drift stroming zelfst. naamw. drift instinct zelfst. naamw. drift vlucht zelfst. naamw. drift troep zelfst. naamw. drift stel zelfst. naamw. drift set zelfst. naamw. drift school zelfst. naamw. drift schare zelfst. naamw. drift kudde zelfst. naamw. drift hoop zelfst. naamw. drift groep zelfst. naamw. drift vuur zelfst. naamw. drift hartstocht zelfst. naamw. drift wellust zelfst. naamw. drift genot zelfst. naamw. drift genoegen zelfst. naamw. drift neiging zelfst. naamw. drift impuls zelfst. naamw. drift drang zelfst. naamw. drift seksuebegeerte zelfst. naamw. driftbui woedeaanval overig. driften aandriften zelfst. naamw. driftig heetgebakerd bijv. naamw. driftig sanguïstisch bijv. naamw. driftig agressief bijv. naamw. driftig heftig bijv. naamw. driftig onbeheerst bijv. naamw. driftig opvliegend bijv. naamw. driftigheid heftigheid zelfst. naamw. driftkikker driftkop zelfst. naamw. driftkikker heethoofd zelfst. naamw. driftkop driftkikker zelfst. naamw. driftkop heethoofd zelfst. naamw. driftkop nijdas zelfst. naamw. driftstroom drift zelfst. naamw. drijfhout wrakhout zelfst. naamw. drijfijs schotsen overig. drijfjacht razzia zelfst. naamw. drijfjacht klopjacht zelfst. naamw. drijfkracht aandrijfkracht zelfst. naamw. drijfkracht stuwkracht zelfst. naamw. drijfnat doornat bijv. naamw. drijfnat kletsnat bijv. naamw. drijfnat zeiknat bijv. naamw. drijfnat poedelnat bijv. naamw. drijfnat kleddernat bijv. naamw. drijfsijs zwaan, eend, meeuw zelfst. naamw. drijfveer beweegreden zelfst. naamw. drijfveer reden zelfst. naamw. drijfveer motivatie zelfst. naamw. drijfveer motief zelfst. naamw. drijfveren beweegredenen zelfst. naamw. drijfveren stimuli zelfst. naamw. drijfveren stimulansen zelfst. naamw. drijfveren prikkels zelfst. naamw. drijfwerk aandrijvingsmechanisme overig. drijfwerk aandrijving overig. drijfwerk aandrijfmechanisme overig. drijven voortdrijven werkwoord drijven opjagen werkwoord drijven aandrijven werkwoord drijver koetsier zelfst. naamw. drijver wagenmenner zelfst. naamw. drijver voerman zelfst. naamw. drijver zwemmer zelfst. naamw. drijver vlotter zelfst. naamw. drijver dobber zelfst. naamw. drilboor klopboor overig. drilpudding gelatinepudding zelfst. naamw. dringen duwen werkwoord dringen aanzetten werkwoord dringend urgent bijv. naamw. dringend spoedeisend bijv. naamw. dringend klemmend bijv. naamw. dringendheid nabijheid zelfst. naamw. drinkbeker mok zelfst. naamw. drinkbeker tuimelaartje zelfst. naamw. drinkbeker pul zelfst. naamw. drinkbeker beker zelfst. naamw. drinkebroers zuiplappen overig. drinkebroers tetteraars overig. drinkebroers innemers overig. drinkebroers dronkelappen overig. drinkebroers drinkers overig. drinken zuipen werkwoord drinken hijsen werkwoord drinken nippen werkwoord drinken pimpelen werkwoord drinken rommel werkwoord drinken borrelen werkwoord drinken drank overig. drinken drank overig. drinken drank overig. drinkers zuiplappen overig. drinkers tetteraars overig. drinkers innemers overig. drinkers dronkelappen overig. drinkers drinkebroers overig. drinkgelag bacchanaal zelfst. naamw. drinkgelag drinkpartij zelfst. naamw. drinkgelag zwelgpartij zelfst. naamw. drinkgelag orgie zelfst. naamw. drinkglas glas zelfst. naamw. drinkpartij drinkgelag overig. drinkpartij bacchanaal overig. droef bedroefd bijv. naamw. droef verdrietig bijv. naamw. droef droevig bijv. naamw. droefenis smart overig. droefenis rouw overig. droefenis pijn overig. droefenis ongeluk overig. droefenis leed overig. droefenis kwel overig. droefenis kruis overig. droefenis tegenspoed overig. droefenis verdriet overig. droefenis treurnis overig. droefenis smart overig. droefenis smart overig. droefenis smart overig. droefgeestig melancholisch bijv. naamw. droefgeestigheid melancholie zelfst. naamw. droesem bezinksel zelfst. naamw. droesem dik zelfst. naamw. droesem drab zelfst. naamw. droesem moer zelfst. naamw. droesem zetsel zelfst. naamw. droesem grondsop zelfst. naamw. droesem grondsoppen zelfst. naamw. droesem sediment zelfst. naamw. droesem residu zelfst. naamw. droesem depot zelfst. naamw. droesem afzetsel zelfst. naamw. droesems drabben overig. droevig bedroefd bijv. naamw. droevig triest bijv. naamw. droevig verdrietig bijv. naamw. droevig droef bijv. naamw. droevig smartelijk bijv. naamw. droevig treurig bijv. naamw. drogbeeld anamorfose zelfst. naamw. drogbeeld waanidee zelfst. naamw. drogbeeld chimère zelfst. naamw. drogbeeld hersenschim zelfst. naamw. drogen droogmaken werkwoord drogen opdrogen werkwoord drogen afdrogen werkwoord drogisten drogisterijen overig. drogisterijen drogisten overig. drol kak zelfst. naamw. drol propje zelfst. naamw. drol onderkruipsel zelfst. naamw. drol dreumes zelfst. naamw. drol uitwerpsel zelfst. naamw. drol keut zelfst. naamw. drol hoop zelfst. naamw. drol poep overig. drol poep overig. drol poep overig. drollenvanger plusfour overig. drom menigte zelfst. naamw. drom mensenmassa zelfst. naamw. drom schare zelfst. naamw. drom massa zelfst. naamw. drom horde zelfst. naamw. drom hoop zelfst. naamw. drom bende zelfst. naamw. drom troep zelfst. naamw. drom tas zelfst. naamw. drom stapel zelfst. naamw. drom boel zelfst. naamw. drom schaar zelfst. naamw. drom kudde zelfst. naamw. dromer fantast zelfst. naamw. dromer utopist zelfst. naamw. dromer suffer overig. dromerig soezend bijv. naamw. dromerig oneirisch bijv. naamw. dromerig suffend bijv. naamw. dromerig mijmerend bijv. naamw. dromm zielenpiet overig. dromm stumper overig. dromm stakker overig. drommel stakker zelfst. naamw. dronk teug zelfst. naamw. dronk slok zelfst. naamw. dronkaard zatlap zelfst. naamw. dronkaard dronkeman zelfst. naamw. dronkaard dronkelap zelfst. naamw. dronkelap zatlap overig. dronkelap dronkeman overig. dronkelap dronkaard overig. dronkelappen zuiplappen overig. dronkelappen tetteraars overig. dronkelappen innemers overig. dronkelappen drinkers overig. dronkelappen drinkebroers overig. dronkeman zatlap overig. dronkeman dronkelap overig. dronkeman dronkaard overig. dronken aangeschoten bijv. naamw. dronken beschonken bijv. naamw. dronken blauw bijv. naamw. dronken zat bijv. naamw. dronken kachel bijv. naamw. dronken laveloos bijv. naamw. dronken beneveld bijv. naamw. dronken ladderzat bijv. naamw. dronken bezopen bijv. naamw. dronken wijnrood bijv. naamw. dronken wijnachtig bijv. naamw. dronken wijn- bijv. naamw. dronkenschap drankzucht overig. droog schraal bijv. naamw. droog verdord bijv. naamw. droog schriel bijv. naamw. droog dor bijv. naamw. droog aride overig. droogautomaat wasdroger overig. drooggeilen opvrijen werkwoord droogheid droogte zelfst. naamw. droogleggen inpolderen werkwoord droogleggen indijken werkwoord drooglegging ontwatering zelfst. naamw. drooglegging drainage overig. drooglegging drankverbod overig. drooglegging ontginning zelfst. naamw. droogmaken afdrogen werkwoord droogmaken drogen werkwoord droogrek rek zelfst. naamw. droogte dorheid zelfst. naamw. droogte droogheid zelfst. naamw. droogte schraalheid zelfst. naamw. droogveld bleek zelfst. naamw. droogzwierder centrifuge zelfst. naamw. droom wens zelfst. naamw. droom wens zelfst. naamw. droom wens zelfst. naamw. droomachtig toverachtig overig. droomachtig sprookjesachtig overig. droomachtig idyllisch overig. droomachtig feeëriek overig. droombeeld ideaalbeeld zelfst. naamw. droombeeld illusie zelfst. naamw. droombeeld waan zelfst. naamw. droombeeld wensdroom zelfst. naamw. droombeeld visioen zelfst. naamw. droombeeld hersenschim zelfst. naamw. droombeeld utopie zelfst. naamw. droombeeld luchtkasteel overig. droombeeld luchtkasteel overig. droombeeld luchtkasteel overig. drop druppel zelfst. naamw. drop drupp zelfst. naamw. droppelen druppelen werkwoord droppen afzetten werkwoord droppen druppen werkwoord droppen druppelen werkwoord droppen druipen werkwoord droppen uitdruppelen werkwoord droppen sijpelen werkwoord droppen afdruipen werkwoord drost hofmaarschalk overig. drug dope zelfst. naamw. drug genotmiddel zelfst. naamw. drugs narcotica overig. drugs dope overig. drugsverslaafde gebruiker zelfst. naamw. drugsverslaafde junk zelfst. naamw. drugsverslaafspuit spuiter overig. druilen zeuren werkwoord druilen zeiken werkwoord druilen zaniken werkwoord druilen teuten werkwoord druilen talmen werkwoord druilen hannesen werkwoord druilen drentelen werkwoord druilen dralen werkwoord druilen aarzelen werkwoord druilen treuzelen werkwoord druilen miezeren werkwoord druilerig miezerig bijv. naamw. druiloor sul overig. druiloor sufferd overig. druiloor schaapskop overig. druiloor oen overig. druiloor gek overig. druiloortjes sufferdjes overig. druiloren sullen werkwoord druiloren sufferds werkwoord druiloren oenen werkwoord druipen druppelen werkwoord druipen druppen werkwoord druipen droppen werkwoord druipen uitdruppelen werkwoord druipen sijpelen werkwoord druipen afdruipen werkwoord druiper gonorroe zelfst. naamw. druiper gonorroea zelfst. naamw. druipring lekbakje overig. druipring druppelvanger overig. druivenat wijn overig. druivenoogst wijnoogst overig. druivenoogst pluk overig. druivenoogst oogst overig. druivensuiker fructose zelfst. naamw. druivensuiker glucose zelfst. naamw. druivensuiker dextrose zelfst. naamw. druivesuiker glucose zelfst. naamw. druk bedrijvig bijv. naamw. druk drukbezet bijv. naamw. druk drukpratend bijv. naamw. druk oplage zelfst. naamw. druk pressie zelfst. naamw. druk tensie zelfst. naamw. druk bezig zelfst. naamw. druk actief zelfst. naamw. druk bezet zelfst. naamw. druk dwang zelfst. naamw. druk wakker zelfst. naamw. druk vief zelfst. naamw. druk tierig zelfst. naamw. druk rap zelfst. naamw. druk opgewekt zelfst. naamw. druk levendig zelfst. naamw. druk kwiek zelfst. naamw. druk kras zelfst. naamw. druk uitgave zelfst. naamw. druk financiëlast zelfst. naamw. druk geanimeerd zelfst. naamw. druk wegen zelfst. naamw. druk zwaartekracht zelfst. naamw. druk zwaarte zelfst. naamw. druk moeilijkheid zelfst. naamw. druk last zelfst. naamw. druk kracht zelfst. naamw. druk bezig zijn inspannen overig. drukbezet bezet bijv. naamw. drukbezet druk bijv. naamw. drukfout erratum zelfst. naamw. drukken knellen werkwoord drukken afdrukken zelfst. naamw. drukken poepen zelfst. naamw. drukken duwen zelfst. naamw. drukken samentrekken zelfst. naamw. drukken omarmen zelfst. naamw. drukkend bedompt bijv. naamw. drukkend muf bijv. naamw. drukkend benauwd bijv. naamw. drukkend zwoel bijv. naamw. drukkend verstikkend bijv. naamw. drukkend broeierig bijv. naamw. drukkend lastig bijv. naamw. drukkend bezwarend bijv. naamw. drukker wegloper zelfst. naamw. drukker deserteur zelfst. naamw. drukkerij boekdrukkerij zelfst. naamw. drukkerij krantendrukkerij zelfst. naamw. drukkers boekdrukkers zelfst. naamw. drukkers plaatdrukkers zelfst. naamw. drukkunst boekdrukkunst overig. drukletter zetletter overig. drukminimum lagedrukgebied overig. drukminimum depressie overig. drukpers pers zelfst. naamw. drukpratend druk bijv. naamw. drukpratend geanimeerd bijv. naamw. drukster lijntrekster overig. drukte chaos zelfst. naamw. drukte gedoe zelfst. naamw. drukte gedrang zelfst. naamw. drukte heisa zelfst. naamw. drukte kak zelfst. naamw. drukte krakeel zelfst. naamw. drukte levendigheid zelfst. naamw. drukte soesa zelfst. naamw. drukte toeloop zelfst. naamw. drukte toevloed zelfst. naamw. drukte tumult zelfst. naamw. drukte rumoer zelfst. naamw. drukte ophef zelfst. naamw. drukte vrolijkheid zelfst. naamw. drukte opgewektheid zelfst. naamw. drukte omhaal zelfst. naamw. drukte pandemonium zelfst. naamw. drukte opschudding zelfst. naamw. drukte leven zelfst. naamw. drukte lawaai zelfst. naamw. drukte heksenket zelfst. naamw. drukte geraas zelfst. naamw. drukte beroering zelfst. naamw. drukte heib zelfst. naamw. drukte vemensen zelfst. naamw. drukte herrie overig. druktemaker zenuwlij overig. druktemaker herrieschopper overig. drummer percussionist zelfst. naamw. drummer slagwerker zelfst. naamw. drumstellen percussie overig. drupp drop overig. druppel drop zelfst. naamw. druppelen afdruipen werkwoord druppelen druipen werkwoord druppelen druppen werkwoord druppelen sijpelen werkwoord druppelen droppelen werkwoord druppelen droppen werkwoord druppelen uitdruppelen werkwoord druppelvanger lekbakje overig. druppelvanger druipring overig. druppen druppelen werkwoord druppen druipen werkwoord druppen droppen werkwoord druppen uitdruppelen werkwoord druppen sijpelen werkwoord druppen afdruipen werkwoord drussen doordouwen overig. dualisme tweeheidsleer zelfst. naamw. dualisme tweeslachtigheid zelfst. naamw. dualisme tweeheid zelfst. naamw. dualisme dichotomie zelfst. naamw. dubbel stuntman zelfst. naamw. dubbel double zelfst. naamw. dubbel verdubbelen zelfst. naamw. dubbel paarsgewijs zelfst. naamw. dubbel gepaard zelfst. naamw. dubbelboot vlerkprauw overig. dubbelboot outrigger overig. dubbelboten vlerkprauwen overig. dubbelboten outriggers overig. dubbelboten catamarans overig. dubbeldekker tweedekker overig. dubbelgeklapt dubbelgevouwen overig. dubbelgevouwen dubbelgeklapt overig. dubbelslachtig dubbelzinnig overig. dubbelzien diplopie zelfst. naamw. dubbelzinnig ambigu bijv. naamw. dubbelzinnig meerduidig bijv. naamw. dubbelzinnig voor tweeërlei uitleg vatbaar bijv. naamw. dubbelzinnig dubbelslachtig bijv. naamw. dubbelzinnigheid eromhdraaien zelfst. naamw. dubben aarzelen werkwoord dubben nasynchroniseren werkwoord dubben weifelen werkwoord dubben talmen werkwoord dubieus aanvechtbaar bijv. naamw. dubieus bedenkelijk bijv. naamw. dubieus donker bijv. naamw. dubieus verdacht bijv. naamw. dubieus onguur bijv. naamw. dubieus obscuur bijv. naamw. dubieus glibberig bijv. naamw. dubieus duister bijv. naamw. dubieus twijfelachtig bijv. naamw. dubieus omstreden bijv. naamw. dubieus kwestieus bijv. naamw. dubieus betwist bijv. naamw. dubieus betwistbaar bijv. naamw. dubieus bestrijdbaar bijv. naamw. dubio tweestrijd overig. duchten vrezen werkwoord duchten schromen werkwoord duchtig danig bijv. naamw. duchtig behoorlijk bijv. naamw. ductus afvoerbuis zelfst. naamw. duel tweegevecht zelfst. naamw. duel tweekamp zelfst. naamw. duel kamp zelfst. naamw. duelleren vechten werkwoord duelleren matten werkwoord duelleren knokken werkwoord duelleren kampen werkwoord duelleren bakkeleien werkwoord duet tweezang zelfst. naamw. duf suf bijv. naamw. duffel fries overig. duffel band overig. duidelijk aanschouwelijk bijv. naamw. duidelijk begrijpelijk bijv. naamw. duidelijk onmiskenbaar bijv. naamw. duidelijk tastbaar bijv. naamw. duidelijk verhelderend bijv. naamw. duidelijk verstaanbaar bijv. naamw. duidelijk evident bijv. naamw. duidelijk helder bijv. naamw. duidelijk onbetwistbaar bijv. naamw. duidelijk onloochenbaar bijv. naamw. duidelijk onomstotelijk bijv. naamw. duidelijk ontegensprekelijk bijv. naamw. duidelijk ontegenzeggenlijk bijv. naamw. duidelijk uitgesproken bijv. naamw. duidelijk klaarblijkelijk bijv. naamw. duidelijk kennelijk bijv. naamw. duidelijk apert bijv. naamw. duidelijk blijkbaar bijv. naamw. duidelijk voelbaar bijv. naamw. duidelijk stoffelijk bijv. naamw. duidelijk konkreet bijv. naamw. duidelijk grijpbaar bijv. naamw. duidelijk concreet bijv. naamw. duidelijk aanraakbaar bijv. naamw. duidelijk overduidelijk bijv. naamw. duidelijk regelrecht bijv. naamw. duidelijk direct bijv. naamw. duidelijk inzichtelijk bijv. naamw. duidelijk bevattelijk bijv. naamw. duidelijk herkenbaar bijv. naamw. duidelijk zonneklaar bijv. naamw. duidelijk flagrant bijv. naamw. duidelijk verstandig bijv. naamw. duidelijk transparant overig. duidelijk transparant overig. duidelijk transparant overig. duidelijkheid begrijpelijkheid zelfst. naamw. duidelijkheid klaarheid zelfst. naamw. duidelijkheid helderheid zelfst. naamw. duiding verklaring zelfst. naamw. duiding verklarenuitleg overig. duiding uitleg overig. duiding interpretatie overig. duif postbezorger zelfst. naamw. duif vredestichter zelfst. naamw. duif woudduif zelfst. naamw. duif ringduif zelfst. naamw. duif houtduif zelfst. naamw. duifje snoes overig. duifje scheetje overig. duifje schatje overig. duifje schat overig. duifje poepje overig. duifje lieve overig. duifje liefste overig. duifje liefje overig. duifje beminde overig. duifje schattebout overig. duik sprong zelfst. naamw. duikboot onderzeeboot zelfst. naamw. duikboot onderzeeër zelfst. naamw. duikboten onderzeeërs overig. duikboten onderzeeboten overig. duikelen buitelen werkwoord duiken vooroverduiken werkwoord duikpak kikvorspak overig. duimstok maatstaf zelfst. naamw. duimstok maatstok zelfst. naamw. duimstokken maatstokken overig. duingras helm overig. duinpan duinvallei overig. duinpan del overig. duinvallei duinpan overig. duinvallei del overig. duister donker bijv. naamw. duister mysterieus bijv. naamw. duister onbetrouwbaar bijv. naamw. duister onverlicht bijv. naamw. duister sinister bijv. naamw. duister onbekendheid zelfst. naamw. duister onduidelijkheid zelfst. naamw. duister obscuriteit bijv. naamw. duister duisternis bijv. naamw. duister duisterheid bijv. naamw. duister donkerte bijv. naamw. duister verdacht bijv. naamw. duister onguur bijv. naamw. duister obscuur bijv. naamw. duister glibberig bijv. naamw. duister dubieus bijv. naamw. duister louche bijv. naamw. duister onheilspellend bijv. naamw. duister luguber bijv. naamw. duister huiveringwekkend bijv. naamw. duister dreigend bijv. naamw. duisterheid onduidelijkheid zelfst. naamw. duisterheid obscuriteit zelfst. naamw. duisterheid duisternis zelfst. naamw. duisterheid duister zelfst. naamw. duisterheid donkerte zelfst. naamw. duisterheid donker zelfst. naamw. duisternis donker zelfst. naamw. duisternis donkerte zelfst. naamw. duisternis hel zelfst. naamw. duisternis obscuriteit zelfst. naamw. duisternis duisterheid zelfst. naamw. duisternis duister zelfst. naamw. duisternis deemstering zelfst. naamw. duisternis valavond overig. duit cent overig. duiten geldstukken overig. duiten centen overig. Duits Duittaal overig. Duitser Westgermaan overig. Duitser Teutoon overig. Duittaal Duits overig. duiv satan overig. duiv kwaad overig. duiv demon overig. duivel kwaad zelfst. naamw. duivel satan zelfst. naamw. duivel lucifer zelfst. naamw. duivel demon zelfst. naamw. duivelachtig kwaadaardig overig. duivelachtig duivels overig. duivelen duvelen werkwoord duivelin demone overig. duivels kwaadaardig bijv. naamw. duivels verdoemd bijv. naamw. duivels demonen bijv. naamw. duivels duivelachtig bijv. naamw. duivelskunst boosheid overig. duivelskunst baldadigheid overig. duivelskunstenaar tovenaar overig. duivelstong adonisroosje overig. duivelstong adonis overig. duivelswerk heksenwerk overig. duivenhok duiventil overig. duivenhouder duivenmelker overig. duivenmelker duivenhouder overig. duiventil duivenhok overig. duizelig draaierig overig. duizeligheden duizelingen overig. duizeligheid vertigo zelfst. naamw. duizelingen duizeligheden overig. duizend mille zelfst. naamw. duizend duizendtal zelfst. naamw. duizendmaal duizendvoudig overig. duizendpoot manusje van alles overig. duizendtal mille overig. duizendtal duizend overig. duizendvoudig duizendmaal bijv. naamw. duku geld zelfst. naamw. dul vlaggenstokknop overig. dul vlaggenstokknop overig. dul vlaggenstokknop overig. duldbaar toelaatbaar bijv. naamw. duldbaar verdraaglijk bijv. naamw. duldbaar tolereerbaar bijv. naamw. duldbaar gedoogbaar bijv. naamw. dulden gedogen werkwoord dulden toestaan werkwoord dulden uithouden werkwoord dulden velen werkwoord dulden uitstaan werkwoord dulden tolereren werkwoord dulden toelaten werkwoord dulden pikken werkwoord dulden ondergaan werkwoord dulden lijden werkwoord dulden doorstaan werkwoord dulden aanzien werkwoord dulden verdragen werkwoord dulden harden werkwoord dulden volhouden werkwoord dulden verduren werkwoord dulden uitzingen werkwoord dulden dragen werkwoord dulden vergunnen werkwoord dulden toestemmen werkwoord dulden permitteren werkwoord dulden laten werkwoord dulden inwilligen werkwoord dulden gunnen werkwoord dulden goedvinden werkwoord dulden goedkeuren werkwoord dulden duren werkwoord dummy zeeanker overig. dummy windzak overig. dummy boei overig. dun fijngebouwd bijv. naamw. dun ijl bijv. naamw. dun schriel bijv. naamw. dun schraal bijv. naamw. dun mager bijv. naamw. dun iel bijv. naamw. dun tenger bijv. naamw. dun slank bijv. naamw. dun rank bijv. naamw. dun fijn bijv. naamw. dundoek vlaggendoek zelfst. naamw. dunheid ijlheid zelfst. naamw. dunken toeschijnen werkwoord dunnen decimeren werkwoord dunnetjes sobertjes bijv. naamw. dunnetjes schraaltjes bijv. naamw. dunnetjes schraal bijv. naamw. dunnetjes magertjes bijv. naamw. duodenum 12 vingerige darm overig. dupe pineut zelfst. naamw. dupe pieneut zelfst. naamw. dupe sigaar zelfst. naamw. dupe lul zelfst. naamw. duperen ontgoochelen werkwoord duperen schaden werkwoord duperen schaberokkenen werkwoord duperen nadetoebrengen werkwoord duperen benadelen werkwoord duperen teleurstellen werkwoord duperen tegenvallen werkwoord duperen frustreren werkwoord duperen afvallen werkwoord duplicaat kopie zelfst. naamw. dupliceren multipliceren werkwoord duren toestaan werkwoord duren voortduren werkwoord duren standhouden werkwoord duren beklijven werkwoord duren aanhouden werkwoord duren vergunnen werkwoord duren toestemmen werkwoord duren toelaten werkwoord duren permitteren werkwoord duren laten werkwoord duren inwilligen werkwoord duren gunnen werkwoord duren goedvinden werkwoord duren goedkeuren werkwoord duren dulden werkwoord durf gewaagdheid zelfst. naamw. durf lef zelfst. naamw. durf moed zelfst. naamw. durven avonturen werkwoord durven riskeren werkwoord durven wagen zelfst. naamw. dus bijgevolg bijv. naamw. dus dientengevolge bijv. naamw. dus uiteraard bijv. naamw. dus derhalve bijv. naamw. dus daarom bijv. naamw. dus zodoende bijv. naamw. dus zo bijv. naamw. dus aldus bijv. naamw. dus zontwijfel bijv. naamw. dus zeker bijv. naamw. dus vanzelfsprekend bijv. naamw. dus onontkomelijk bijv. naamw. dus natuurlijk bijv. naamw. dus logisch bijv. naamw. dus allicht bijv. naamw. dusdanig zulk bijv. naamw. dusdanig zodanig bijv. naamw. dusdanig zo`n bijv. naamw. dusdanig zo bijv. naamw. dusdanig dergelijk bijv. naamw. dusdanig zulke bijv. naamw. dusdanig zoiets bijv. naamw. dusdanig dergelijke bijv. naamw. dusver dusverre overig. dusverre dusver overig. dutje tukje zelfst. naamw. dutje dommel zelfst. naamw. dutje uiltje zelfst. naamw. dutten gedut werkwoord dutten soezen werkwoord dutten sluimeren werkwoord dutten dommelen werkwoord dutten doezelen werkwoord duur hooggeprijsd bijv. naamw. duur prijzig bijv. naamw. duur tijdspanne zelfst. naamw. duur zit zelfst. naamw. duur kostbaar zelfst. naamw. duur tijdsduur zelfst. naamw. duur lengte zelfst. naamw. duurt toestaan werkwoord duurzaam blijvend overig. duurzaamheid bestendigheid zelfst. naamw. duurzaamheid stabiliteit zelfst. naamw. duvelen duivelen werkwoord duw duwtje zelfst. naamw. duw zet zelfst. naamw. duw stootje zelfst. naamw. duw stoot zelfst. naamw. duw por zelfst. naamw. duwen dringen werkwoord duwen voortduwen werkwoord duwen vooruitduwen werkwoord duwen vooruitschuiven werkwoord duwen stompen zelfst. naamw. duwen drukken werkwoord duwen stoten werkwoord duwen voorschuiven werkwoord duwen opschuiven werkwoord duwtje duw zelfst. naamw. duwtje por zelfst. naamw. duwtje stoot zelfst. naamw. duwtje stootje zelfst. naamw. duwtje zet zelfst. naamw. dwaallicht spring-in-`t-veld overig. dwaaltocht zwerftocht zelfst. naamw. dwaaltocht omzwerving zelfst. naamw. dwaalweg labyrint overig. dwaalweg doolhof overig. dwaas gek bijv. naamw. dwaas idioot bijv. naamw. dwaas maf bijv. naamw. dwaas imbeciel zelfst. naamw. dwaas onbenul zelfst. naamw. dwaas onnozelaar zelfst. naamw. dwaas domkop zelfst. naamw. dwaas onbezonnen zelfst. naamw. dwaas simpeziel zelfst. naamw. dwaas onnozekerel zelfst. naamw. dwaas dommerik zelfst. naamw. dwaas achterlijke zelfst. naamw. dwaas lomp zelfst. naamw. dwaas krampachtig zelfst. naamw. dwaas vreemd zelfst. naamw. dwaas typisch zelfst. naamw. dwaas mal zelfst. naamw. dwaas eigenaardig zelfst. naamw. dwaas waanwijs zelfst. naamw. dwaasheid gekkigheid zelfst. naamw. dwaasheid gekte zelfst. naamw. dwaasheid ongerijmdheid zelfst. naamw. dwaasheid geesteszwakheid zelfst. naamw. dwaasheid zotheid zelfst. naamw. dwaasheid idioterie zelfst. naamw. dwaasheid gekheid zelfst. naamw. dwaasheid klucht zelfst. naamw. dwaasheid grap zelfst. naamw. dwaasheid krankzinnigheid zelfst. naamw. dwaasheid onzinnigheid zelfst. naamw. dwaasheid onverstand zelfst. naamw. dwaasheid absurditeit zelfst. naamw. dwalend kronkelend overig. dwalend afwijkend overig. dwaler doler zelfst. naamw. Dwalers Feilbaren overig. dwaling abuis zelfst. naamw. dwaling afdwaling zelfst. naamw. dwaling vergissing zelfst. naamw. dwaling fout zelfst. naamw. dwaling afdwalen zelfst. naamw. dwaling misslag zelfst. naamw. dwaling misgreep zelfst. naamw. dwalingen misstappen overig. dwalingen vergissingen overig. dwalingen misvattingen overig. dwang pressie zelfst. naamw. dwang tucht zelfst. naamw. dwang orde zelfst. naamw. dwang onderwerping zelfst. naamw. dwang gehoorzaamheid zelfst. naamw. dwang discipline zelfst. naamw. dwang aansporing zelfst. naamw. dwang druk zelfst. naamw. dwangbevel bevelschrift zelfst. naamw. dwangbevel consigne zelfst. naamw. dwangbevel opdracht zelfst. naamw. dwangbevel order zelfst. naamw. dwangbevel taak zelfst. naamw. dwanggedachte obsessie zelfst. naamw. dwanggedachte dwangvoorstelling zelfst. naamw. dwangvoorstelling obsessie zelfst. naamw. dwangvoorstelling idee-fixe zelfst. naamw. dwangvoorstelling dwanggedachte zelfst. naamw. dwars overdwars bijv. naamw. dwars scheef bijv. naamw. dwars weerspannig bijv. naamw. dwars stuurs bijv. naamw. dwars kruiselings bijv. naamw. dwars schuin bijv. naamw. dwars weerbarstig bijv. naamw. dwars stijfhoofdig bijv. naamw. dwars koppig bijv. naamw. dwars bokkig bijv. naamw. dwarsbalk dwarshout overig. dwarsbalken balken zelfst. naamw. dwarsbalken binten zelfst. naamw. dwarsbomen tegenwerken werkwoord dwarsbomen dwarsliggen werkwoord dwarsdrijver dwarsligger overig. dwarsdrijver dwarskop overig. dwarshout dwarsbalk overig. dwarskop dwarsligger overig. dwarskop dwarsdrijver overig. dwarsliggen tegenwerken werkwoord dwarsliggen dwarsbomen werkwoord dwarsligger dwarskop overig. dwarsligger dwarsdrijver overig. Dwaze Arre overig. dweepziek dweperig overig. dweper zeloot overig. dweper fanaat overig. dweper ziener overig. dweperig dweepziek overig. dweperij fanatisme overig. dweperij onverdraagzaamheid overig. dwepers zeloten overig. dwepers freaks overig. dwepers fanatici overig. dwerg kabouter overig. dwingeland doordouwer overig. dwingeland tiran overig. dwingen afdwingen werkwoord dwingen drammen werkwoord dwingen forceren werkwoord dwingend imperatief bijv. naamw. dwingend stringent bijv. naamw. dwingend strikt bijv. naamw. dwingend streng bijv. naamw. dwingend bindend bijv. naamw. dwingend vereisend bijv. naamw. dwingend gelastend bijv. naamw. dwingend gebiedend bijv. naamw. dwinger wildedierenkooi overig. dwinger kerker overig. dwinger gevangenis overig. dynamica bewegingsleer overig. dynamiek fiksheid zelfst. naamw. dynamiek voortstuwing zelfst. naamw. dynamiek beweging zelfst. naamw. dynamiek sterkte zelfst. naamw. dynamiek kracht zelfst. naamw. dynamiek felheid zelfst. naamw. dynamiek energie zelfst. naamw. dynamiek stuwkracht zelfst. naamw. dynamisch beweeglijk bijv. naamw. dynamisch daadkrachtig bijv. naamw. dynamisch levendig bijv. naamw. dynamisch energiek bijv. naamw. dynamisch actief bijv. naamw. dynastie geslacht zelfst. naamw. dysartrie uitspraakgebrek zelfst. naamw. dysfagie slikstoornis zelfst. naamw. dysgeusie smaakstoornis zelfst. naamw. dyskinesie bewegingsstoornis zelfst. naamw. dyslexie leesblindheid zelfst. naamw. dyslexie woordblindheid zelfst. naamw. dyspareunie paringspijn zelfst. naamw. dyspnoe kortademigheid zelfst. naamw. dystrofie voedingsstoornis zelfst. naamw. e-mail elektronische post zelfst. naamw. eb laagtij zelfst. naamw. eb ebbe zelfst. naamw. eb laagwater zelfst. naamw. ebbe laagtij overig. ebbe eb overig. ebben afnemen werkwoord ebgetij ebstroom overig. ebstroom ebgetij overig. ecarteren afdanken werkwoord ecarteren wegwerken werkwoord ecarteren wegnemen werkwoord ecarteren weghalen werkwoord ecarteren wegdoen werkwoord ecarteren wegbrengen werkwoord ecarteren verwijderen werkwoord ecarteren vervreemden werkwoord ecarteren verplaatsen werkwoord ecarteren lichten werkwoord ecarteren afzonderen werkwoord ecarteren afnemen werkwoord ecclesia kerkvolk overig. echec mislukking overig. echec pantoffel overig. echec nederlaag overig. echec klap overig. echec flauwte overig. echec misser overig. echec flop overig. echec fiasco overig. echec afgang overig. echelon geleding zelfst. naamw. echelon laag zelfst. naamw. echo geluidsweerkaatsing zelfst. naamw. echo weerklank zelfst. naamw. echo weergalm zelfst. naamw. echoën weerklinken werkwoord echoën naklinken werkwoord echoën galmen werkwoord echoën nazeggen werkwoord echoën napraten werkwoord echoën nabouwen werkwoord echoën herhalen werkwoord echoën weerkaatsen werkwoord echoën terugstoten werkwoord echoën terugkaatsen werkwoord echoën stuiten werkwoord echoën reflecteren werkwoord echoën weerschallen werkwoord echoën weergalmen werkwoord echoën schallen werkwoord echoën resoneren werkwoord echt heus bijv. naamw. echt onvervalst bijv. naamw. echt oprecht bijv. naamw. echt waarlijk bijv. naamw. echt werkelijk bijv. naamw. echt echtverbintenis zelfst. naamw. echt huwelijk zelfst. naamw. echt rechtgeaard bijv. naamw. echt waarachtig bijv. naamw. echt inderdaad bijv. naamw. echt zeker bijv. naamw. echt welzeker bijv. naamw. echt voorzeker bijv. naamw. echt stellig bijv. naamw. echt reëel bijv. naamw. echt gewis bijv. naamw. echt geheid bijv. naamw. echt beslist bijv. naamw. echt warempel bijv. naamw. echt waar bijv. naamw. echt metterdaad bijv. naamw. echt effectief bijv. naamw. echt ronduit bijv. naamw. echt menens bijv. naamw. echt eerlijk bijv. naamw. echtbreken overspplegen overig. echtbreken adultereren overig. echte werkelijke bijv. naamw. echter doch bijv. naamw. echter maar bijv. naamw. echter desalniettemin bijv. naamw. echter nochtans bijv. naamw. echter niettemin bijv. naamw. echter toch bijv. naamw. echter weliswaar bijv. naamw. echter evenwel bijv. naamw. echter edoch overig. echter ook bijv. naamw. echtgenoot eega zelfst. naamw. echtgenoot gemaal zelfst. naamw. echtgenoot levensgezel zelfst. naamw. echtgenoot levenspartner zelfst. naamw. echtgenoot man zelfst. naamw. echtgenoot partner zelfst. naamw. echtgenoot huwelijkspartner zelfst. naamw. echtgenoot levensgez zelfst. naamw. echtgenoot gade zelfst. naamw. echtgenote huwelijkspartner overig. echtgenote vrouw zelfst. naamw. echtheid authenticiteit zelfst. naamw. echtverbintenis echt zelfst. naamw. echtverbintenis huwelijk zelfst. naamw. echtvereniging huwelijk overig. eclampsie stuipen zelfst. naamw. eclatant schitterend overig. eclatant opzienbarend overig. eclatant opvallend overig. eclectisch het beste kiezend bijv. naamw. economie economiestudie zelfst. naamw. economie staathuishoudkunde zelfst. naamw. economie economiestu zelfst. naamw. economie zuinigheid zelfst. naamw. economie landhuishoudkunde zelfst. naamw. economie boerenbedrijf zelfst. naamw. economie volkshuishouding zelfst. naamw. economie staathuishoudkun zelfst. naamw. economiestu economie overig. economiestudie economie zelfst. naamw. economisch spaarzaam bijv. naamw. economisch zuinig bijv. naamw. economisch zuinigjes bijv. naamw. eczeem uitslag zelfst. naamw. edammer kaas zelfst. naamw. ede gelofte overig. edel adellijk bijv. naamw. edel grootmoedig bijv. naamw. edel verheven bijv. naamw. edel eminentie zelfst. naamw. edel nobel bijv. naamw. edel groots bijv. naamw. edel edelmoedig bijv. naamw. edel verhevenheid bijv. naamw. edel verheffing bijv. naamw. edel hoogheid bijv. naamw. edel grootheid bijv. naamw. edel aanzien bijv. naamw. edel hoogstaand bijv. naamw. edelen adelstand zelfst. naamw. edelen adeldom zelfst. naamw. edelen ad zelfst. naamw. edelheid adel zelfst. naamw. edelknaap page zelfst. naamw. edelman aristocraat zelfst. naamw. edelman jonker zelfst. naamw. edelmoedig gul bijv. naamw. edelmoedig nobel bijv. naamw. edelmoedig groots bijv. naamw. edelmoedig grootmoedig bijv. naamw. edelmoedig edel bijv. naamw. edelmoedig vrijgevig bijv. naamw. edelmoedig ruimhartig bijv. naamw. edelmoedig royaal bijv. naamw. edelmoedig mild bijv. naamw. edelmoedig genereus bijv. naamw. edelmoedigheid grootmoedigheid zelfst. naamw. edelmoedigheid generositeit zelfst. naamw. edelsteen juweel zelfst. naamw. edelsteen steen zelfst. naamw. edelstenen sierstenen overig. Eden paradijs zelfst. naamw. edik azijn overig. editie aflevering zelfst. naamw. editie druk zelfst. naamw. editie uitgave zelfst. naamw. edoch maar overig. edoch echter overig. educatie onderwijs zelfst. naamw. educatie scholing zelfst. naamw. educatief onderwijzend bijv. naamw. eed belofte zelfst. naamw. eega echtgenoot zelfst. naamw. eega partner zelfst. naamw. eega man zelfst. naamw. eega levenspartner zelfst. naamw. eega levensgez zelfst. naamw. eega gade zelfst. naamw. eekhoorn eekhoorntje overig. eekhoorntje eekhoorn overig. eelt eeltlaag zelfst. naamw. eelt eeltplek zelfst. naamw. eeltlaag eelt zelfst. naamw. eeltlaag eeltplek zelfst. naamw. eeltplek eeltlaag overig. eeltplek eelt overig. een eentje bijv. naamw. één men bijv. naamw. één iemand bijv. naamw. één enig bijv. naamw. één dezelfde bijv. naamw. een zeker bijv. naamw. eend domkop zelfst. naamw. eend canard zelfst. naamw. eendegesnater gesnater overig. eendegesnater gekwaak overig. eender dezelfde bijv. naamw. eender hetzelfde bijv. naamw. eender identiek bijv. naamw. eender gelijk bijv. naamw. eender gehegelijk bijv. naamw. eender eenvormig bijv. naamw. eender idem bijv. naamw. eendracht eensgezindheid zelfst. naamw. eendracht harmonie zelfst. naamw. eendracht eendrachtigheid zelfst. naamw. eendrachtig eenparig bijv. naamw. eendrachtig eensgezind bijv. naamw. eendrachtig harmonieus bijv. naamw. eendrachtig saamhorig bijv. naamw. eendrachtig unaniem bijv. naamw. eendrachtigheid solidariteit zelfst. naamw. eendrachtigheid harmonie zelfst. naamw. eendrachtigheid eensgezindheid zelfst. naamw. eendrachtigheid eendracht zelfst. naamw. eendrachtigheid saamhorigheid zelfst. naamw. eenduidig ondubbelzinnig bijv. naamw. eenduidig ondubbelzinnig overig. eenduidig consistent overig. eenduidig consistent overig. eenduidig consistent overig. eenheid afdeling zelfst. naamw. eenheid eenstemmigheid zelfst. naamw. eenheid entiteit zelfst. naamw. eenheid gelijkvormigheid zelfst. naamw. eenheid legereenheid zelfst. naamw. eenheid onderdeel zelfst. naamw. eenheid voltalligheid zelfst. naamw. eenheid unita zelfst. naamw. eenheid uniformiteit zelfst. naamw. eenheid eenvormigheid zelfst. naamw. eenheid legeronderdeel zelfst. naamw. eenheid legerafdeling zelfst. naamw. eenheid volledigheid zelfst. naamw. eenheid volkomenheid zelfst. naamw. eenheid totaliteit zelfst. naamw. eenheid totaal zelfst. naamw. eenheid gezamenlijkheid zelfst. naamw. eenheid geheel zelfst. naamw. eenheid alles zelfst. naamw. eenheidsmaat standaard overig. eenhoorn narwal overig. eenhoorn driespan overig. eenkennig teruggetrokken overig. eenkennig mensenschuw overig. eenkennig introvert overig. eenkennig eenzelvig overig. eenkennigheid schuwheid zelfst. naamw. eenkleurig monochroom overig. eenling eenzelvig mens zelfst. naamw. eenling enkeling zelfst. naamw. eenling individu zelfst. naamw. eenmaal weleens overig. eenmaal ooit overig. eenmaal eens overig. eenmalig uniek bijv. naamw. eenmalig precident zelfst. naamw. eenmans eenpersoons bijv. naamw. eenparig algemeen bijv. naamw. eenparig gelijkmatig bijv. naamw. eenparig unaniem bijv. naamw. eenparig eenstemmig bijv. naamw. eenparig eensgezind bijv. naamw. eenparigheid unanimiteit zelfst. naamw. eenpersoons eenmans bijv. naamw. eens weleens overig. eens ooit overig. eens eenmaal overig. eens keer overig. eensgezind eendrachtig bijv. naamw. eensgezind unaniem bijv. naamw. eensgezind saamhorig bijv. naamw. eensgezind harmonieus bijv. naamw. eensgezind eenstemmig bijv. naamw. eensgezind eenparig bijv. naamw. eensgezindheid eendracht zelfst. naamw. eensgezindheid overeenkomst zelfst. naamw. eensgezindheid overeenstemming zelfst. naamw. eensgezindheid saamhorigheid zelfst. naamw. eensgezindheid unanimiteit zelfst. naamw. eensgezindheid harmonie zelfst. naamw. eensgezindheid eendrachtigheid zelfst. naamw. eensgezindheid eenstemmigheid zelfst. naamw. eensgezindheid verbondenheid zelfst. naamw. eensgezindheid solidariteit zelfst. naamw. eensklaps onverwachts overig. eensklaps plotsklaps overig. eensklaps plotseling overig. eensklaps plots overig. eensklaps opeens overig. eensklaps onverwacht overig. eensklaps onverhoeds overig. eensklaps ineens overig. eensklaps abrupt overig. eensklaps schielijk overig. eensklaps bruusk overig. eensluidend gelijk bijv. naamw. eensluidend gelijkluidend bijv. naamw. eenstemmig eendrachtig bijv. naamw. eenstemmig eenparig bijv. naamw. eenstemmig unaniem bijv. naamw. eenstemmig eensgezind bijv. naamw. eenstemmigheid eenheid zelfst. naamw. eenstemmigheid overeenstemming zelfst. naamw. eenstemmigheid unanimiteit zelfst. naamw. eenstemmigheid eensgezindheid zelfst. naamw. eentje een bijv. naamw. eentonig eenvormig bijv. naamw. eentonig geestdodend bijv. naamw. eentonig glansloos bijv. naamw. eentonig saai bijv. naamw. eentonig slaapverwekkend bijv. naamw. eentonig monotoon bijv. naamw. eentonig suf bijv. naamw. eentonig stom bijv. naamw. eentonig afstompend bijv. naamw. eentonig vervelend bijv. naamw. eentonig afgezaagd bijv. naamw. eentonigheid grauwheid zelfst. naamw. eentonigheid monotonie zelfst. naamw. eentonigheid saaiheid zelfst. naamw. eentonigheid uniformiteit zelfst. naamw. eentonigheid eenvormigheid zelfst. naamw. eenvormig eentonig bijv. naamw. eenvormig gelijkvormig bijv. naamw. éénvormig uniform bijv. naamw. eenvormig identiek bijv. naamw. eenvormig hetzelfde bijv. naamw. eenvormig gelijk bijv. naamw. eenvormig gehegelijk bijv. naamw. eenvormig eender bijv. naamw. eenvormigheid monotonie zelfst. naamw. eenvormigheid uniformiteit zelfst. naamw. eenvormigheid gelijkvormigheid zelfst. naamw. eenvormigheid eenheid zelfst. naamw. eenvormigheid saaiheid zelfst. naamw. eenvormigheid eentonigheid zelfst. naamw. eenvoud argeloosheid zelfst. naamw. eenvoud eenvoudigheid zelfst. naamw. eenvoud natuurlijkheid zelfst. naamw. eenvoud ongekunsteldheid zelfst. naamw. eenvoud simpelheid zelfst. naamw. eenvoud soberheid zelfst. naamw. eenvoudig bescheiden bijv. naamw. eenvoudig enkelvoudig bijv. naamw. eenvoudig ongecompliceerd bijv. naamw. eenvoudig ongekunsteld bijv. naamw. eenvoudig sober bijv. naamw. eenvoudig eenvoudigweg bijv. naamw. eenvoudig natuurlijk bijv. naamw. eenvoudig simpel bijv. naamw. eenvoudig nederig bijv. naamw. eenvoudig makkelijk bijv. naamw. eenvoudig licht bijv. naamw. eenvoudig gemakkelijk bijv. naamw. eenvoudig matig bijv. naamw. eenvoudig oprecht bijv. naamw. eenvoudig ordinair bijv. naamw. eenvoudig gewoon bijv. naamw. eenvoudig alledaags bijv. naamw. eenvoudigheid eenvoud zelfst. naamw. eenvoudigheid simpelheid zelfst. naamw. eenvoudigweg eenvoudig overig. eenvoudigweg gewoon overig. eenvoudigweg zomaar overig. eenvoudigweg kortweg overig. eenwording integratie zelfst. naamw. eenzaam afgelegen bijv. naamw. eenzaam afgezonderd bijv. naamw. eenzaam desolaat bijv. naamw. eenzaam verlaten bijv. naamw. eenzaamheid afzondering zelfst. naamw. eenzaamheid stilte zelfst. naamw. eenzaamheid verlatenheid zelfst. naamw. eenzaamheid isolement zelfst. naamw. eenzaamheid afgezonderdheid zelfst. naamw. eenzaat zonderling zelfst. naamw. eenzelfde hetzelfde overig. eenzelfde hetzelfde overig. eenzelfde hetzelfde overig. eenzelvig introvert bijv. naamw. eenzelvig teruggetrokken bijv. naamw. eenzelvig mensenschuw bijv. naamw. eenzelvig eenkennig bijv. naamw. eenzelvigheid uniformiteit zelfst. naamw. eenzijdig bevooroordeeld bijv. naamw. eenzijdig enkelzijdig bijv. naamw. eenzijdig bekrompen bijv. naamw. éénzijdig unilateraal bijv. naamw. eenzijdigheid beperktheid zelfst. naamw. eer voordat bijv. naamw. eer aanzien zelfst. naamw. eer eerbaarheid zelfst. naamw. eer eerbetoon zelfst. naamw. eer eergevoel zelfst. naamw. eer erkenning zelfst. naamw. eer verering zelfst. naamw. eer aleer zelfst. naamw. eer eerder zelfst. naamw. eer veeleer zelfst. naamw. eer roem zelfst. naamw. eer liever zelfst. naamw. eer liefst zelfst. naamw. eer trots zelfst. naamw. eer hul zelfst. naamw. eer voor zelfst. naamw. eer alvorens zelfst. naamw. eer alvoor zelfst. naamw. eerbaar betamelijk bijv. naamw. eerbaar decent bijv. naamw. eerbaar respectabel bijv. naamw. eerbaar zedig bijv. naamw. eerbaar welvoeglijk bijv. naamw. eerbaar netjes bijv. naamw. eerbaar manierlijk bijv. naamw. eerbaar fatsoenlijk bijv. naamw. eerbaar kies bijv. naamw. eerbaar keurig bijv. naamw. eerbaar eerzaam bijv. naamw. eerbaar kuis bijv. naamw. eerbaarheid eer zelfst. naamw. eerbaarheid reinheid zelfst. naamw. eerbaarheid deugdzaamheid zelfst. naamw. eerbaarheid deugdelijkheid zelfst. naamw. eerbaarheid degelijkheid zelfst. naamw. eerbaarheid netheid zelfst. naamw. eerbaarheid kiesheid zelfst. naamw. eerbaarheid keurigheid zelfst. naamw. eerbaarheid gepastheid zelfst. naamw. eerbaarheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. eerbaarheid fatsoen zelfst. naamw. eerbetoon buiging zelfst. naamw. eerbetoon eer zelfst. naamw. eerbetoon hommage zelfst. naamw. eerbetoon hulde zelfst. naamw. eerbetoon huldiging zelfst. naamw. eerbetoon ode zelfst. naamw. eerbetoon huldebetoon zelfst. naamw. eerbewijs eer zelfst. naamw. eerbewijs onderscheiding zelfst. naamw. eerbewijs prijs zelfst. naamw. eerbewijzen honneur zelfst. naamw. eerbewijzen honneurs zelfst. naamw. eerbied achting zelfst. naamw. eerbied ontzag zelfst. naamw. eerbied verering zelfst. naamw. Eerbied Eervurcht zelfst. naamw. eerbied verheffen zelfst. naamw. eerbied verheerlijking zelfst. naamw. eerbied eerbiedigen zelfst. naamw. eerbied aanbidden zelfst. naamw. eerbied respect zelfst. naamw. eerbied hoogachting zelfst. naamw. eerbied eerbiediging zelfst. naamw. eerbiedig heilig bijv. naamw. eerbiedig vreselijk bijv. naamw. eerbiedig ontzagwekkend bijv. naamw. eerbiedig bang bijv. naamw. eerbiedigen eren werkwoord eerbiedigen erkennen werkwoord eerbiedigen hoogachten werkwoord eerbiedigen verering zelfst. naamw. eerbiedigen respecteren werkwoord eerbiedigen opvolgen werkwoord eerbiedigen observeren werkwoord eerbiedigen naleven werkwoord eerbiedigen nakomen werkwoord eerbiedigen gehoorzamen werkwoord eerbiedigen gadeslaan werkwoord eerbiedigen bijhouden werkwoord eerbiedigen bewandelen werkwoord eerbiedigen verheffen werkwoord eerbiedigen verheerlijking werkwoord eerbiedigen eerbied werkwoord eerbiedigen aanbidden werkwoord eerbiedigen hoogschatten werkwoord eerbiedigen achten werkwoord eerbiediging respect overig. eerbiediging hoogachting zelfst. naamw. eerbiediging eerbied overig. eerbiediging achting zelfst. naamw. eerbiediging ontzien overig. eerbiedwaardig achtbaar bijv. naamw. eerbiedwaardig achtenswaardig bijv. naamw. eerbiedwaardig heilig bijv. naamw. eerbiedwaardig respectabel bijv. naamw. eerbiedwaardig statig bijv. naamw. eerbiedwaardig waardig bijv. naamw. eerbiedwaardig deftig bijv. naamw. eerbiedwaardigheid statigheid zelfst. naamw. eerbiedwaardigheid deftigheid zelfst. naamw. eerbiedwekkend indrukwekkend bijv. naamw. eerdaags binnenkort overig. eerder voordien bijv. naamw. eerder eer bijv. naamw. eerder liever bijv. naamw. eerder vroeger bijv. naamw. eerder voorheen bijv. naamw. eerder voorafgaand overig. eergevoel eer zelfst. naamw. eergevoel trots zelfst. naamw. eerherstel genoegdoening zelfst. naamw. eerherstel rehabilitatie zelfst. naamw. eerlijk behoorlijk bijv. naamw. eerlijk betrouwbaar bijv. naamw. eerlijk deugdzaam bijv. naamw. eerlijk eenvoudig bijv. naamw. eerlijk fair bijv. naamw. eerlijk openhartig bijv. naamw. eerlijk oprecht bijv. naamw. eerlijk rechtschapen bijv. naamw. eerlijk trouwhartig bijv. naamw. eerlijk echt bijv. naamw. eerlijk zwaar bijv. naamw. eerlijk vriendelijk bijv. naamw. eerlijk straf bijv. naamw. eerlijk sterk bijv. naamw. eerlijk krachtig bijv. naamw. eerlijk geducht bijv. naamw. eerlijk fiks bijv. naamw. eerlijk dapper bijv. naamw. eerlijk braaf bijv. naamw. eerlijk net bijv. naamw. eerlijk fatsoenlijk bijv. naamw. eerlijk eerzaam bijv. naamw. eerlijk degelijk bijv. naamw. eerlijk open bijv. naamw. eerlijk ronduit bijv. naamw. eerlijk menens bijv. naamw. eerlijk rechtvaardig bijv. naamw. eerlijk rechtgeaard bijv. naamw. eerlijk rondborstig bijv. naamw. eerlijk fideel bijv. naamw. eerlijke rechtschapene zelfst. naamw. eerlijkheid behoorlijkheid zelfst. naamw. eerlijkheid betrouwbaarheid zelfst. naamw. eerlijkheid rechtschapenheid zelfst. naamw. eerlijkheid oprechtheid zelfst. naamw. eerloos gewetenloos bijv. naamw. eerloos infaam bijv. naamw. eerloos roemloos bijv. naamw. eerroof laster zelfst. naamw. eerroof laster overig. eerroof laster overig. eerst aanvankelijk bijv. naamw. eerst allereerst bijv. naamw. eerst in het begin bijv. naamw. eerst pas bijv. naamw. eerst vooreerst bijv. naamw. eerstdaags spoedig bijv. naamw. eerstdaags weldra bijv. naamw. eerstdaags gauw bijv. naamw. eerstdaags dra bijv. naamw. eerste aanvoerend bijv. naamw. eerste belangrijkste zelfst. naamw. eerste leidend zelfst. naamw. Eerste-Kamerlid senator overig. eerstejaars groentje overig. eerstejaars foet overig. eersteklas klasse overig. eersteklas uitstekend overig. eersteklas top overig. eersteklas eersterangs overig. eersteling debuut zelfst. naamw. eersteling eerstgeborene zelfst. naamw. eersterangs top bijv. naamw. eersterangs uitstekend bijv. naamw. eersterangs eersteklas bijv. naamw. eerstgeborene eersteling zelfst. naamw. eerstkomend aanstaand bijv. naamw. eerstvolgend aankomend bijv. naamw. eerstvolgend aanstaande bijv. naamw. eerstvolgend eerstkomend bijv. naamw. eerstvolgend komend bijv. naamw. eerstvolgend aanstaand bijv. naamw. eertijds voorheen overig. eertijds vroeger overig. eertijds voormaals overig. eervol loffelijk bijv. naamw. Eervurcht Eerbied overig. eerwaard achtenswaardig bijv. naamw. eerwaarde majesteit overig. eerwaarde hoogheid overig. eerzaam deugdzaam bijv. naamw. eerzaam respectabel bijv. naamw. eerzaam net bijv. naamw. eerzaam fatsoenlijk bijv. naamw. eerzaam eerlijk bijv. naamw. eerzaam degelijk bijv. naamw. eerzaam zedig bijv. naamw. eerzaam kies bijv. naamw. eerzaam keurig bijv. naamw. eerzaam eerbaar bijv. naamw. eerzucht ambitie zelfst. naamw. eerzuchtig ambitieus bijv. naamw. eerzuchtig streverig bijv. naamw. eetbord bord zelfst. naamw. eetcafé eetgelegenheid zelfst. naamw. eetcafé restauratie zelfst. naamw. eetcafé restaurant zelfst. naamw. eetcafé eethuisje zelfst. naamw. eetcafé eethuis zelfst. naamw. eetgelegenheid eetcafé zelfst. naamw. eetgelegenheid eethuis zelfst. naamw. eetgelegenheid restaurant zelfst. naamw. eetgelegenheid restauratie zelfst. naamw. eetgelegenheid eethuisje zelfst. naamw. eetgerei bestek zelfst. naamw. eetgerei couvert zelfst. naamw. eetgewoonten voedingsgewoonten zelfst. naamw. eethuis cafetaria zelfst. naamw. eethuis eetgelegenheid zelfst. naamw. eethuis restauratie zelfst. naamw. eethuis restaurant zelfst. naamw. eethuis eethuisje zelfst. naamw. eethuis eetcafé zelfst. naamw. eethuisje restauratie overig. eethuisje restaurant overig. eethuisje eethuis overig. eethuisje eetgelegenheid overig. eethuisje eetcafé overig. eetkamer kamer zelfst. naamw. eetkamer eetzaal zelfst. naamw. eetlep lep overig. eetlepel lepel zelfst. naamw. eetlust honger zelfst. naamw. eetlust lust zelfst. naamw. eetlust trek zelfst. naamw. eetlust zin zelfst. naamw. eetservies servies zelfst. naamw. eettafel tafel zelfst. naamw. eettent eetgelegenheid zelfst. naamw. eettent cafetaria zelfst. naamw. eetwaar eten zelfst. naamw. eetwaar levensmiddelen zelfst. naamw. eetwagen restauratiewagen overig. eetwaren voedsel overig. eetwaren voeding overig. eetwaren spijs overig. eetwaren proviand overig. eetwaren eten overig. eetzaal restauratiezaal zelfst. naamw. eetzaal eetkamer zelfst. naamw. eetzaal restauratie zelfst. naamw. eetzak knapzak overig. eeuw centennium zelfst. naamw. eeuw eeuwigheid zelfst. naamw. eeuw periode zelfst. naamw. eeuwenoud archaïsch bijv. naamw. eeuwenoud grijs bijv. naamw. eeuwig altijddurend bijv. naamw. eeuwig continu bijv. naamw. eeuwig eeuwigdurend bijv. naamw. eeuwig levenslang bijv. naamw. eeuwig onvergankelijk bijv. naamw. eeuwig altijd bijv. naamw. eeuwig immer bijv. naamw. eeuwig altoos bijv. naamw. eeuwig doorlopend bijv. naamw. eeuwig continue bijv. naamw. eeuwig constant bijv. naamw. eeuwig eindeloos bijv. naamw. eeuwigdurend eeuwig bijv. naamw. eeuwigdurend eindeloos bijv. naamw. eeuwigdurend onsterfelijk bijv. naamw. eeuwigdurend altijddurend bijv. naamw. eeuwigheid eeuw zelfst. naamw. eeuwigheid eindeloosheid zelfst. naamw. eeuwigheid oneindigheid zelfst. naamw. effect gevolg zelfst. naamw. effect indruk zelfst. naamw. effect resultaat zelfst. naamw. effect uitwerking zelfst. naamw. effecten gevolgen zelfst. naamw. effecten pandbrieven zelfst. naamw. effecten waardepapieren zelfst. naamw. effecten aandelen zelfst. naamw. effectenbeurs beurs zelfst. naamw. effectenbeurs aandelenbeurs zelfst. naamw. effectenhandel papierhandel zelfst. naamw. effectenhandelaar effectenmakelaar overig. effectenmakelaar effectenhandelaar overig. effectief heus bijv. naamw. effectief doeltreffend bijv. naamw. effectief werkelijk bijv. naamw. effectief warempel bijv. naamw. effectief waarachtig bijv. naamw. effectief waar bijv. naamw. effectief reëel bijv. naamw. effectief metterdaad bijv. naamw. effectief echt bijv. naamw. effectief krachtig bijv. naamw. effectief efficiënt bijv. naamw. effectief doelmatig bijv. naamw. effectiviteit doelmatigheid zelfst. naamw. effectiviteit doeltreffendheid zelfst. naamw. effectueren uitvoeren werkwoord effen egaal bijv. naamw. effen koel bijv. naamw. effen uitdrukkingsloos bijv. naamw. effen vlak bijv. naamw. effen gelijk bijv. naamw. effen uni bijv. naamw. effen vlakuit bijv. naamw. effen strak bijv. naamw. effen plat bijv. naamw. effen glad bijv. naamw. effen geslepen bijv. naamw. effenen egaliseren werkwoord effenen gladmaken werkwoord effenen platmaken werkwoord effenen vereffenen werkwoord effenen afplatten werkwoord effenen gelijkmaken werkwoord effenheid vlakheid zelfst. naamw. efficiënt doelmatig bijv. naamw. efficiënt daadwerkelijk bijv. naamw. efficiënt krachtig bijv. naamw. efficiënt effectief bijv. naamw. efficiënt doeltreffend bijv. naamw. effusie uitstorting zelfst. naamw. egaal effen bijv. naamw. egaal gelijkmatig bijv. naamw. egaal vlak bijv. naamw. egaal gelijk bijv. naamw. egaal vlakuit bijv. naamw. egaal strak bijv. naamw. egaal plat bijv. naamw. egaal glad bijv. naamw. egaal geslepen bijv. naamw. egaliseren effenen werkwoord egaliseren frezen werkwoord egaliseren gladmaken werkwoord egaliseren vereffenen werkwoord egaliseren gelijkmaken werkwoord egaliseren gladmaken overig. egard achting zelfst. naamw. ego ik overig. egoïsme zelfst. naamw. overig. egoïsme zelfzuchtigheid overig. egoïsme zelfzucht overig. egoïsmen zelfzuchtigheden overig. egoïstisch zelfzuchtig bijv. naamw. egoïstisch baatzuchtig bijv. naamw. egotisme zelfingenomenheid overig. egotisme zelfgenoegzaamheid overig. egotisme ijdelheid overig. egotisme hoogmoed overig. egotisme eigenwaan overig. egotisme eigendunk overig. egotisme arrogantie overig. Egyptenaar Egyptisch overig. Egyptisch Egyptenaar overig. ei eicel zelfst. naamw. ei kippenei zelfst. naamw. ei ovum zelfst. naamw. eicel ei zelfst. naamw. eierklopper garde overig. eigeel dooier zelfst. naamw. eigen afzonderlijk bijv. naamw. eigen eigenzinnig bijv. naamw. eigen inherent bijv. naamw. eigen natuurlijk bijv. naamw. eigen particulier bijv. naamw. eigen persoonlijk bijv. naamw. eigen vertrouwd bijv. naamw. eigen aangeboren bijv. naamw. eigen zonderling bijv. naamw. eigen vreemd bijv. naamw. eigen bijzonder bijv. naamw. eigen apart bijv. naamw. eigenaar baas zelfst. naamw. eigenaar bezitter zelfst. naamw. eigenaar drager zelfst. naamw. eigenaar houder zelfst. naamw. eigenaar hou zelfst. naamw. eigenaardig afwijkend bijv. naamw. eigenaardig curieus bijv. naamw. eigenaardig maf bijv. naamw. eigenaardig uitheems bijv. naamw. eigenaardig vreemd bijv. naamw. eigenaardig zonderling bijv. naamw. eigenaardig origineel bijv. naamw. eigenaardig singulier bijv. naamw. eigenaardig typisch bijv. naamw. eigenaardig bevreemdend bijv. naamw. eigenaardig wonderlijk bijv. naamw. eigenaardig vreemdsoortig bijv. naamw. eigenaardig raar bijv. naamw. eigenaardig gek bijv. naamw. eigenaardig ongewoon bijv. naamw. eigenaardig merkwaardig bijv. naamw. eigenaardig excentriek bijv. naamw. eigenaardig buitenissig bijv. naamw. eigenaardig bizar bijv. naamw. eigenaardig bijzonder bijv. naamw. eigenaardig apart bijv. naamw. eigenaardig woest bijv. naamw. eigenaardig verlaten bijv. naamw. eigenaardig onhandig bijv. naamw. eigenaardig onbekend bijv. naamw. eigenaardig mal bijv. naamw. eigenaardig dwaas bijv. naamw. eigenaardig particularistische overig. eigenaardige zonderling overig. eigenaardige rare overig. eigenaardigheid afwijking zelfst. naamw. eigenaardigheid eigenheid zelfst. naamw. eigenaardigheid originaliteit zelfst. naamw. eigenaardigheid tic zelfst. naamw. eigenaardigheid vreemdsoortigheid zelfst. naamw. eigenaardigheid merkwaardigheid zelfst. naamw. eigenaardigheid hebbelijkheid zelfst. naamw. eigenbelang berekening zelfst. naamw. eigendom bezit zelfst. naamw. eigendom have zelfst. naamw. eigendom goederen zelfst. naamw. eigendom bezittingen zelfst. naamw. eigendommen bezittingen zelfst. naamw. eigendunk air zelfst. naamw. eigendunk eigenwaan zelfst. naamw. eigendunk zelfingenomenheid zelfst. naamw. eigendunk zelfgenoegzaamheid zelfst. naamw. eigendunk ijdelheid zelfst. naamw. eigendunk hoogmoed zelfst. naamw. eigendunk egotisme zelfst. naamw. eigendunk arrogantie zelfst. naamw. eigengemaakt inlands overig. eigengereid eigenwijs bijv. naamw. eigengereid eigenzinnig bijv. naamw. eigengereidheid eigenzinnigheid zelfst. naamw. eigengereidheid eigenwijsheid zelfst. naamw. eigenhandig zelf bijv. naamw. eigenheid eigenaardigheid zelfst. naamw. eigenheid individualiteit zelfst. naamw. eigenheimer binnenvetter zelfst. naamw. eigenlijk werkelijk bijv. naamw. eigenlijk echt bijv. naamw. eigenlijk in feite bijv. naamw. eigenmachtig autoritair overig. eigenmachtig willekeurig overig. eigenmachtig arbitrair overig. eigenmaken leren werkwoord eigenmaken aanwennen werkwoord eigenschap hoedanigheid zelfst. naamw. eigenschap karakterisering zelfst. naamw. eigenschap karaktertrek zelfst. naamw. eigenschap kenmerk zelfst. naamw. eigenschap merkteken zelfst. naamw. eigenschap merk zelfst. naamw. eigenschap karakteristiek zelfst. naamw. eigenschap stigma zelfst. naamw. eigenschap typering zelfst. naamw. eigentijds contemporain bijv. naamw. eigentijds hedendaags bijv. naamw. eigentijds modern bijv. naamw. eigentijds trendy bijv. naamw. eigenwaan eigendunk zelfst. naamw. eigenwaan hoogmoed zelfst. naamw. eigenwaan zelfoverschatting zelfst. naamw. eigenwaan zelfingenomenheid zelfst. naamw. eigenwaan zelfgenoegzaamheid zelfst. naamw. eigenwaan ijdelheid zelfst. naamw. eigenwaan egotisme zelfst. naamw. eigenwaan arrogantie zelfst. naamw. eigenwaar zelfrespect overig. eigenwaarde zelfrespect zelfst. naamw. eigenwijs curieus bijv. naamw. eigenwijs eigengereid bijv. naamw. eigenwijs eigenzinnig bijv. naamw. eigenwijs hardhoofdig bijv. naamw. eigenwijs koppig overig. eigenwijsheid eigenzinnigheid zelfst. naamw. eigenwijsheid eigengereidheid zelfst. naamw. eigenzinnig balsturig bijv. naamw. eigenzinnig eigen bijv. naamw. eigenzinnig eigenwijs bijv. naamw. eigenzinnig bazig bijv. naamw. eigenzinnig dogmatisch bijv. naamw. eigenzinnig eigengereid bijv. naamw. eigenzinnig hardhoofdig bijv. naamw. eigenzinnigheid eigenwijsheid zelfst. naamw. eigenzinnigheid eigengereidheid zelfst. naamw. eiig halfzacht bijv. naamw. eik eikenboom zelfst. naamw. eik smeerlap zelfst. naamw. eik schoft zelfst. naamw. eik schoelje zelfst. naamw. eik schobbejak zelfst. naamw. eik lul zelfst. naamw. eik klootzak zelfst. naamw. eik hond zelfst. naamw. eikel schoft zelfst. naamw. eikel klootzak zelfst. naamw. eikel klootzak zelfst. naamw. eikel klootzak zelfst. naamw. eikelen zeuren werkwoord eikenboom eik zelfst. naamw. ein kim overig. ein horizon overig. ein gezichtsein overig. eind afloop zelfst. naamw. eind afstand zelfst. naamw. eind eindpunt zelfst. naamw. eind kant zelfst. naamw. eind ontknoping zelfst. naamw. eind brokstuk zelfst. naamw. eind brok zelfst. naamw. eind bonk zelfst. naamw. eind einde zelfst. naamw. eindcijfer slot zelfst. naamw. einddoel doel zelfst. naamw. einde beëindiging zelfst. naamw. einde eind zelfst. naamw. einde finale zelfst. naamw. einde finishlijn zelfst. naamw. einde ontknoping zelfst. naamw. einde sluiting zelfst. naamw. einde slot zelfst. naamw. einde meet zelfst. naamw. einde finish zelfst. naamw. einde eindstreep zelfst. naamw. einde eindpunt zelfst. naamw. eindelijk tenslotte bijv. naamw. eindeloos eeuwig bijv. naamw. eindeloos eeuwigdurend bijv. naamw. eindeloos ellenlang bijv. naamw. eindeloos geweldig bijv. naamw. eindeloos oneindig bijv. naamw. eindeloos buitensporig bijv. naamw. eindeloos altijddurend bijv. naamw. eindeloos zoneind bijv. naamw. eindeloos zoneinde bijv. naamw. eindeloosheid eeuwigheid zelfst. naamw. eindeloosheid oneindigheid zelfst. naamw. einden eindjes werkwoord einden slotsommen werkwoord einden slotbeschouwingen werkwoord einden conclusies werkwoord einden afsluitingen werkwoord einder gezichtseinder zelfst. naamw. einder horizon zelfst. naamw. einder kim zelfst. naamw. eindexamen examen zelfst. naamw. eindfase herfst zelfst. naamw. eindhalte eindstation overig. eindhalte eindpunt overig. eindhalte bestemming overig. eindig begrensd bijv. naamw. eindig vergankelijk bijv. naamw. eindig voorbijgaand bijv. naamw. eindigen aflopen werkwoord eindigen besluiten werkwoord eindigen finishen werkwoord eindigen teneindelopen werkwoord eindigen volbrengen werkwoord eindigen voltooien werkwoord eindigen afhaken zelfst. naamw. eindigen kappen zelfst. naamw. eindigen ophouden zelfst. naamw. eindigen staken zelfst. naamw. eindigen uitscheiden zelfst. naamw. eindigen uitlopen werkwoord eindigen uitgaan werkwoord eindigen terechtkomen werkwoord eindigen arriveren werkwoord eindigen aanlanden werkwoord eindigen aankomen werkwoord eindigen aanbelanden werkwoord eindigen verlopen werkwoord eindigen uitraken werkwoord eindigen stoppen werkwoord eindigen beëindigen werkwoord eindigen afsluiten werkwoord eindigend aflopend bijv. naamw. eindje stukje zelfst. naamw. eindje snippertje zelfst. naamw. eindje partje zelfst. naamw. eindje fragmentje zelfst. naamw. eindje brokje zelfst. naamw. eindjes einden overig. eindoordeel conclusie zelfst. naamw. eindoordeel gevolgtrekking zelfst. naamw. eindopbrengst eindresultaat zelfst. naamw. eindpunt afstand zelfst. naamw. eindpunt bestemming zelfst. naamw. eindpunt eind zelfst. naamw. eindpunt finish zelfst. naamw. eindpunt finishlijn zelfst. naamw. eindpunt reisbestemming zelfst. naamw. eindpunt doel zelfst. naamw. eindpunt eindstation zelfst. naamw. eindpunt eindhalte zelfst. naamw. eindpunt distantie zelfst. naamw. eindpunt meet zelfst. naamw. eindpunt eindstreep zelfst. naamw. eindpunt einde zelfst. naamw. eindresultaat eindopbrengst zelfst. naamw. eindscriptie scriptie zelfst. naamw. eindsom slotsom overig. eindsom gevolgtrekking overig. eindsom conclusie overig. eindstation eindpunt overig. eindstation eindhalte overig. eindstation bestemming overig. eindstation kopstation overig. eindstreep einde zelfst. naamw. eindstreep finish zelfst. naamw. eindstreep meet zelfst. naamw. eindstreep finishlijn zelfst. naamw. eindstreep eindpunt zelfst. naamw. eindstrijd finale zelfst. naamw. einduitkomst som zelfst. naamw. eindwerk thesis overig. eis claim zelfst. naamw. eis conditie zelfst. naamw. eis optie zelfst. naamw. eis pretentie zelfst. naamw. eis rechtsvordering zelfst. naamw. eis requisitoir zelfst. naamw. eis roep zelfst. naamw. eis ultimatum zelfst. naamw. eis voorwaarde zelfst. naamw. eis vordering zelfst. naamw. eis vraag zelfst. naamw. eis voorwaar zelfst. naamw. eis kriterium zelfst. naamw. eis criterium zelfst. naamw. eis beperking zelfst. naamw. eis bepaling zelfst. naamw. eis beding zelfst. naamw. eis verlangen zelfst. naamw. eis vereiste zelfst. naamw. eisen behoeven werkwoord eisen inmanen werkwoord eisen opeisen werkwoord eisen reclameren werkwoord eisen vergen werkwoord eisen vorderen werkwoord eisen rekwireren werkwoord eisen opvorderen werkwoord eisen invorderen werkwoord eisen verlangen werkwoord eisen vereisen werkwoord eisenpartij requirant overig. eisenpartij klager overig. eisenpartij eiser overig. eisenpartij beschuldiger overig. eiser reclamant zelfst. naamw. eiser pretendent zelfst. naamw. eiser requirant zelfst. naamw. eiser klager zelfst. naamw. eiser eisenpartij zelfst. naamw. eiser beschuldiger zelfst. naamw. eisprong ovulatie zelfst. naamw. eivol propvol bijv. naamw. eivormig ovaal bijv. naamw. eivormig elliptisch bijv. naamw. eiwit proteïne zelfst. naamw. eiwitsplitsend proteolytisch bijv. naamw. ejaculatie zaadlozing zelfst. naamw. ejaculeren klaarkomen werkwoord eksteroog likdoorn overig. elan enthousiasme zelfst. naamw. elan gloed zelfst. naamw. elan pit zelfst. naamw. elan vlam zelfst. naamw. elan vuur zelfst. naamw. elan geestdrift zelfst. naamw. elan enthousiasme overig. elan enthousiasme overig. elan enthousiasme overig. elasticiteit rek zelfst. naamw. elasticiteit veerkracht zelfst. naamw. elastiek rubber overig. elastiek gummi overig. elastisch flexibel bijv. naamw. elastisch veerkrachtig bijv. naamw. elastisch rekbaar bijv. naamw. elatiet versteend dennehout zelfst. naamw. elders afwezig overig. elders weg overig. electief verkozen bijv. naamw. electriciteitsdraad elektriciteitsdraad zelfst. naamw. electriciteitsstoring kortsluiting zelfst. naamw. electromotor elektromotor zelfst. naamw. elegance finesse zelfst. naamw. elegance fines zelfst. naamw. elegant bevallig bijv. naamw. elegant chic bijv. naamw. elegant gracieus bijv. naamw. elegant sierlijk bijv. naamw. elegant smaakvol bijv. naamw. elegant modieus bijv. naamw. elegant zwierig bijv. naamw. elegant verfijnd bijv. naamw. elegant stijlvol bijv. naamw. elegant geraffineerd bijv. naamw. elegant esthetisch bijv. naamw. elegantie chic zelfst. naamw. elegantie gratie zelfst. naamw. elegantie zwier zelfst. naamw. elegie treurzang zelfst. naamw. elegie treurdicht zelfst. naamw. elegie klaaglied overig. elegie klaaglied overig. elegie klaaglied overig. elektriciën drankzuchtige overig. elektriciteit stroom zelfst. naamw. elektriciteit voeding zelfst. naamw. elektriciteitsdraad electriciteitsdraad zelfst. naamw. elektriciteitsdraad snoer zelfst. naamw. elektriciteitsdraad snoertje zelfst. naamw. elektriciteitsgeleider geleider zelfst. naamw. elektriciteitsgeleider gelei zelfst. naamw. elektriciteitsnet lichtnet zelfst. naamw. elektriciteitsnet hoogspanningsnet zelfst. naamw. elektriciteitssnoer stroomdraad zelfst. naamw. elektriciteitssnoer stroomkabel zelfst. naamw. elektriciteitssnoeren snoeren zelfst. naamw. elektrocuteren terechtstellen werkwoord elektromotor electromotor zelfst. naamw. elektronische post e-mail zelfst. naamw. element aspect zelfst. naamw. element basisbestanddeel zelfst. naamw. element bestanddeel zelfst. naamw. element bouwdeel zelfst. naamw. element component zelfst. naamw. element factor zelfst. naamw. element onderdeel zelfst. naamw. element stuk zelfst. naamw. element ingrediënt zelfst. naamw. element fractie zelfst. naamw. element deel zelfst. naamw. elementair basis bijv. naamw. elementair basis- bijv. naamw. elementair broodnodig bijv. naamw. elementair essentieel bijv. naamw. elementair fundamenteel bijv. naamw. elementair principieel bijv. naamw. elementair vereist bijv. naamw. elementair noodzakelijk bijv. naamw. elementair cruciaal bijv. naamw. elementair basaal overig. elf dwerg zelfst. naamw. elf elfje zelfst. naamw. elf elftal zelfst. naamw. elfenland fantastisch overig. elfje elf zelfst. naamw. elft meivis overig. elftal team zelfst. naamw. elftal voetbalelftal zelfst. naamw. elftal elf zelfst. naamw. elger aalschaar zelfst. naamw. elger aalvork zelfst. naamw. eliminatie verwijdering zelfst. naamw. elimineren liquideren werkwoord elimineren uitschakelen werkwoord elimineren wegwerken zelfst. naamw. elimineren wegdoen werkwoord elimineren verwijderen werkwoord elimineren uitmaken werkwoord elimineren opdoeken werkwoord elimineren afschaffen werkwoord elite bloem zelfst. naamw. elite keur zelfst. naamw. elixer aftreksel zelfst. naamw. elk elke bijv. naamw. elk elkeen bijv. naamw. elk à bijv. naamw. elk ieder bijv. naamw. elk iegelijk bijv. naamw. elk iedereen bijv. naamw. elk allen bijv. naamw. elk allemaal bijv. naamw. elk alle bijv. naamw. elk al bijv. naamw. elk iedere bijv. naamw. elkaar mekaar bijv. naamw. elkaar elkander bijv. naamw. elkaar bestrijdend antagonistisch overig. elkander elkaar overig. elke elk bijv. naamw. elke iedere bijv. naamw. elkeen allen bijv. naamw. elkeen elk bijv. naamw. elkeen ieder bijv. naamw. elkeen iedereen bijv. naamw. elkeen iegelijk bijv. naamw. elkeen allemaal bijv. naamw. elkeen alle bijv. naamw. elkeen al bijv. naamw. Ellen poedel overig. ellende armoede zelfst. naamw. ellende beroerdigheid zelfst. naamw. ellende getob zelfst. naamw. ellende misère zelfst. naamw. ellende onheil zelfst. naamw. ellende tegenspoed zelfst. naamw. ellende schamelheid zelfst. naamw. ellende nood zelfst. naamw. ellende narigheid zelfst. naamw. ellende armoe zelfst. naamw. ellende gebrek zelfst. naamw. ellende gejammer zelfst. naamw. ellende kwel zelfst. naamw. ellende kommer zelfst. naamw. ellende terugslag zelfst. naamw. ellende tegenslag zelfst. naamw. ellende rampspoed zelfst. naamw. ellende ramp zelfst. naamw. ellende pech zelfst. naamw. ellende onspoed zelfst. naamw. ellende ongeluk zelfst. naamw. ellende moeilijkheden zelfst. naamw. ellende malheur zelfst. naamw. ellende terugslagen zelfst. naamw. ellendeling etter zelfst. naamw. ellendeling judas zelfst. naamw. ellendeling klier zelfst. naamw. ellendeling lammeling zelfst. naamw. ellendeling mispunt zelfst. naamw. ellendeling schoft zelfst. naamw. ellendeling schurk zelfst. naamw. ellendeling smeerlap zelfst. naamw. ellendeling teringlijder zelfst. naamw. ellendeling kreng zelfst. naamw. ellendig armzalig bijv. naamw. ellendig beklagenswaardig bijv. naamw. ellendig belazerd bijv. naamw. ellendig beroerd bijv. naamw. ellendig catastrofaal bijv. naamw. ellendig lamlendig bijv. naamw. ellendig meelijwekkend bijv. naamw. ellendig min bijv. naamw. ellendig ongelukkig bijv. naamw. ellendig rampzalig bijv. naamw. ellendig vervelend bijv. naamw. ellendig deplorabel bijv. naamw. ellendig hartbrekend bijv. naamw. ellendig jammerlijk bijv. naamw. ellendig stumperig bijv. naamw. ellendig schunnig bijv. naamw. ellendig schamel bijv. naamw. ellendig miserabel bijv. naamw. ellendig belabberd bijv. naamw. ellendig bedonderd bijv. naamw. ellendig naar bijv. naamw. ellendig akelig bijv. naamw. ellendig erg bijv. naamw. ellendig erbarmelijk bijv. naamw. ellendig deerniswekkend bijv. naamw. ellendig bar bijv. naamw. ellendig noodlottig bijv. naamw. ellendig funest bijv. naamw. ellendig saai bijv. naamw. ellendig rot bijv. naamw. ellendig melig bijv. naamw. ellendig lastig bijv. naamw. ellendig langwijlig bijv. naamw. ellendig langdraadig bijv. naamw. ellendig afgezaagd bijv. naamw. ellendigheid beroerdheid zelfst. naamw. ellendigheid akeligheid zelfst. naamw. ellenlang eindeloos bijv. naamw. ellips stijlfiguur zelfst. naamw. ellips uitlating zelfst. naamw. ellipsvormig ovaal bijv. naamw. elliptisch ovaal overig. elliptisch eivormig overig. eloge lofschrift werkwoord elongeren uitrekken werkwoord eloquent welsprekend bijv. naamw. elpee album zelfst. naamw. elpee langspeelplaat zelfst. naamw. elpee lp zelfst. naamw. elpee plaat zelfst. naamw. elpee grammofoonplaat zelfst. naamw. elpees platen zelfst. naamw. elpees lp`s zelfst. naamw. emailleren moffelen werkwoord emanatie uitstraling zelfst. naamw. emancipatie roldoorbreking zelfst. naamw. emanciperen vrijmaken werkwoord emanciperen ontvoogden werkwoord emanciperen vrijvechten werkwoord emanciperen verlossen werkwoord emanciperen bevrijden werkwoord emanciperen banen werkwoord emballage verpakking zelfst. naamw. emballeren inpakken werkwoord emballeren verpakken werkwoord emballeren inwikkelen werkwoord embargo beslag zelfst. naamw. embleem herkenningsteken zelfst. naamw. embleem zinnebeeld zelfst. naamw. emblemen zinnebeelden zelfst. naamw. embolie bloedvatverstopping zelfst. naamw. embouchure mondstuk zelfst. naamw. embouchure in de volksmond: amazuur bijv. naamw. embryo foetus zelfst. naamw. emelt larve overig. emelt larve overig. emelt larve overig. emesis braking zelfst. naamw. emeticum braakmiddel zelfst. naamw. emfyseem luchtzucht zelfst. naamw. emigrant landverhuizer zelfst. naamw. emigrant emigrante zelfst. naamw. emigrante emigrant overig. emigratie landverhuizing zelfst. naamw. emigreren uittrekken werkwoord emigreren uitwijken werkwoord emigreren landverhuizen werkwoord eminent excellent overig. eminent voortreffelijk overig. eminentie aanzien zelfst. naamw. eminentie edel zelfst. naamw. eminentie grootheid zelfst. naamw. eminentie hoogheid zelfst. naamw. eminentie verhevenheid zelfst. naamw. eminentie verheffing zelfst. naamw. emissie uitgifte zelfst. naamw. emissie uitstoot zelfst. naamw. emmentaler kaas zelfst. naamw. emmer hengselvat zelfst. naamw. emmer vat zelfst. naamw. emmer ton zelfst. naamw. emmer teil zelfst. naamw. emmer pot zelfst. naamw. emmer kuip zelfst. naamw. emmer fust zelfst. naamw. emmer barr zelfst. naamw. emmer bak zelfst. naamw. emmer aker overig. emmer aker overig. emmer aker overig. emotie aandoening zelfst. naamw. emotie ontroering zelfst. naamw. emotie vertedering zelfst. naamw. emotie gemoedsbeweging zelfst. naamw. emotieloos toonloos overig. emotieloos zielloos overig. emotieloos ongevoelig overig. emotieloos liefdeloos overig. emotieloos harteloos overig. emotieloos hardvochtig overig. emotieloos hard overig. emotieloos gevoelloos overig. emotieloos vlak overig. emotieloosheid ongevoeligheid zelfst. naamw. emotieloosheid meedogenloosheid zelfst. naamw. emotieloosheid gevoelloosheid zelfst. naamw. emoties aandoeningen zelfst. naamw. emoties gevoelens bijv. naamw. emotionaliteit gevoeligheid zelfst. naamw. emotioneel gevoelig bijv. naamw. emotioneel hartroerend bijv. naamw. emotioneel teergevoelig bijv. naamw. emotioneel gevoelsmatig bijv. naamw. emotioneel roerend bijv. naamw. emotioneel ontroerend bijv. naamw. emotioneel hartveroverend bijv. naamw. emotioneel aangrijpend bijv. naamw. emotionespanning spanning zelfst. naamw. emotionespanning gespannenheid overig. emotioneuitval uitval overig. emotioneuitval uitbarsting overig. emotioneuitval uitbarsten overig. empathie inlevingsvermogen bijv. naamw. emplooi betrekking zelfst. naamw. emplooi gebruik zelfst. naamw. employees werknemers zelfst. naamw. empyeem etterophoping zelfst. naamw. en plusteken zelfst. naamw. en plus zelfst. naamw. en omgekeerd vice versa overig. en omgekeerd vice versa overig. en omgekeerd vice versa overig. encefalitis hersenontsteking zelfst. naamw. encefalopathie hersenziekte zelfst. naamw. encoderen rippen werkwoord encyclopedie lexicon zelfst. naamw. endeldarmontsteking proctitis zelfst. naamw. endemisch inheems bijv. naamw. endogamie inteelt zelfst. naamw. endosseren indosseren werkwoord enema lavement zelfst. naamw. energie daadkracht zelfst. naamw. energie fiksheid zelfst. naamw. energie geestkracht zelfst. naamw. energie wilskracht zelfst. naamw. energie werklust zelfst. naamw. energie puf zelfst. naamw. energie momentum zelfst. naamw. energie kracht zelfst. naamw. energie fut zelfst. naamw. energie esprit zelfst. naamw. energie aandrift zelfst. naamw. energie stroom zelfst. naamw. energie hgeluid zelfst. naamw. energie sterkte zelfst. naamw. energie felheid zelfst. naamw. energie dynamiek zelfst. naamw. energiek beweeglijk bijv. naamw. energiek daadkrachtig bijv. naamw. energiek doortastend bijv. naamw. energiek levendig bijv. naamw. energiek vief bijv. naamw. energiek kloek bijv. naamw. energiek kwiek bijv. naamw. energiek dynamisch bijv. naamw. energiek actief bijv. naamw. energiek geanimeerd bijv. naamw. energiek krachtig bijv. naamw. energiek sprankelend overig. energieloos futloos bijv. naamw. energieloos slap bijv. naamw. energieloos lusteloos bijv. naamw. energieloos landerig bijv. naamw. energieloos lamlendig bijv. naamw. enfin zo overig. enfin welnu overig. enfin welaan overig. enfin wel overig. enfin nou overig. eng akelig bijv. naamw. eng angstaanjagend bijv. naamw. eng beangstigend bijv. naamw. eng bekrompen bijv. naamw. eng benauwend bijv. naamw. eng dicht bijv. naamw. eng dreigend bijv. naamw. eng griezelig bijv. naamw. eng nauw bijv. naamw. eng kleingeestig bijv. naamw. eng macaber bijv. naamw. eng vreeswekkend bijv. naamw. eng vreesaanjagend bijv. naamw. eng schrikwekkend bijv. naamw. eng schrikaanjagend bijv. naamw. eng angstwekkend bijv. naamw. eng hemelgeest bijv. naamw. eng krap bijv. naamw. eng engeltje bijv. naamw. eng sinister bijv. naamw. eng smalletjes bijv. naamw. eng smal bijv. naamw. engagement betrokkenheid zelfst. naamw. engagement verbintenis zelfst. naamw. engagement verloving zelfst. naamw. engageren aannemen werkwoord engageren uitnodigen werkwoord engageren verloven werkwoord engageren inviteren werkwoord engdenkendheid engheid zelfst. naamw. engel hemelgeest zelfst. naamw. engel schat zelfst. naamw. engelachtig lief bijv. naamw. engelachtig lieflijk bijv. naamw. Engels Engelsman overig. Engels Engeltaal overig. Engelsman Brit zelfst. naamw. Engelsman Engels zelfst. naamw. Engeltaal Engels overig. engeltje eng overig. engerd griezel zelfst. naamw. engerd griezeltje zelfst. naamw. engerd griez zelfst. naamw. engerling larve zelfst. naamw. engheid engdenkendheid zelfst. naamw. engte landengte overig. engte nauwte overig. engte nauw overig. engte smalte overig. engte smalheid overig. enig alleen bijv. naamw. enig dolletjes bijv. naamw. enig een beetje bijv. naamw. enig enigst bijv. naamw. enig schattig bijv. naamw. enig uitsluitend bijv. naamw. enig dol bijv. naamw. enig een of ander bijv. naamw. enig enige bijv. naamw. enig één bijv. naamw. enig men bijv. naamw. enig iemand bijv. naamw. enig dezelfde bijv. naamw. enig vertederend bijv. naamw. enig snoezig bijv. naamw. enig lief bijv. naamw. enig dottig bijv. naamw. enig allerliefst bijv. naamw. enig exclusief bijv. naamw. enig enkel bijv. naamw. enig uniek bijv. naamw. enig onvergelijkelijk bijv. naamw. enig onvergelijkbaar bijv. naamw. enig bijzonder bijv. naamw. enig apart bijv. naamw. enig wat bijv. naamw. enige sommige bijv. naamw. enige enig bijv. naamw. enige enkele bijv. naamw. enige ettelijke bijv. naamw. enige paar bijv. naamw. enige wat bijv. naamw. enigerlei enig overig. enigermate enigszins bijv. naamw. enigermate iets bijv. naamw. enigermate ietwat bijv. naamw. enigma raadsel zelfst. naamw. enigmatisch raadselachtig overig. enigst enig bijv. naamw. enigszins enigermate bijv. naamw. enigszins weinig bijv. naamw. enigszins wat bijv. naamw. enigszins tamelijk bijv. naamw. enigszins nogal bijv. naamw. enigszins beetje bijv. naamw. enigszins ietwat bijv. naamw. enigszins iets bijv. naamw. enigzins alleen overig. enk voetgewricht overig. enk bouwland overig. enkel enkele bijv. naamw. enkel enkelvoudig bijv. naamw. enkel los bijv. naamw. enkel slechts bijv. naamw. enkel uitsluitend bijv. naamw. enkel voetgewricht zelfst. naamw. enkel allmaar bijv. naamw. enkel exclusief bijv. naamw. enkel enig bijv. naamw. enkel alleen bijv. naamw. enkele enkel bijv. naamw. enkele sommige bijv. naamw. enkele paar zelfst. naamw. enkele enige zelfst. naamw. enkele wat zelfst. naamw. enkeling eenling zelfst. naamw. enkeling individu zelfst. naamw. enkelvoudig eenvoudig bijv. naamw. enkelvoudig enkel bijv. naamw. enkelzijdig eenzijdig bijv. naamw. enorm beduidend bijv. naamw. enorm fameus bijv. naamw. enorm gigantisch bijv. naamw. enorm gruwelijk bijv. naamw. enorm heidens bijv. naamw. enorm machtig bijv. naamw. enorm monumentaal bijv. naamw. enorm ontiegelijk bijv. naamw. enorm reuze bijv. naamw. enorm bovenmatig bijv. naamw. enorm danig bijv. naamw. enorm fantastisch bijv. naamw. enorm monsterachtig bijv. naamw. enorm onwijs bijv. naamw. enorm fors bijv. naamw. enorm flink bijv. naamw. enorm behoorlijk bijv. naamw. enorm aanzienlijk bijv. naamw. enorm aanmerkelijk bijv. naamw. enorm reusachtig bijv. naamw. enorm immens bijv. naamw. enorm onmetelijk bijv. naamw. enorm kolossaal bijv. naamw. enorm hegroot bijv. naamw. enorm heerg bijv. naamw. enorm meesterlijk overig. enorm geweldig bijv. naamw. enorm geweldig bijv. naamw. enorm geweldig bijv. naamw. enormiteit blunder zelfst. naamw. enormiteit blun zelfst. naamw. enough satisfied overig. enquete opinieonderzoek zelfst. naamw. enquête ondervraging zelfst. naamw. enquêteformulier vragenlijst zelfst. naamw. enqueteren vragen werkwoord enqueteren ondervragen overig. ensceneren regelen overig. ensemble geheel zelfst. naamw. ensemble gezelschap zelfst. naamw. ensemble samenspel zelfst. naamw. ensemble toneelgezelschap zelfst. naamw. ensemble theatergroep zelfst. naamw. ensemble theaterensemble zelfst. naamw. ensemble groep zelfst. naamw. ent boomtak zelfst. naamw. ent stek zelfst. naamw. ent tak zelfst. naamw. ent spruit zelfst. naamw. ent spruit zelfst. naamw. ent spruit zelfst. naamw. entameren starten werkwoord entameren opwerpen werkwoord entameren openen werkwoord entameren aansnijden werkwoord entameren aanknopen werkwoord entameren aankaarten werkwoord entameren opperen werkwoord entameren aanvoeren werkwoord entameren beginnen werkwoord enterocolitis darmontsteking zelfst. naamw. entertainen amuseren werkwoord entertainer artiest zelfst. naamw. entertainer gangmaker zelfst. naamw. entertainment amusement zelfst. naamw. enthousiasme bezieling zelfst. naamw. enthousiasme gedrevenheid zelfst. naamw. enthousiasme uitbundigheid zelfst. naamw. enthousiasme geestdrift zelfst. naamw. enthousiasme bevlogenheid zelfst. naamw. enthousiasme uitgelatenheid zelfst. naamw. enthousiasme elan overig. enthousiasme elan overig. enthousiasme elan overig. enthousiasmeren opwinden werkwoord enthousiast bezield bijv. naamw. enthousiast geestdriftig bijv. naamw. enthousiast gedreven bijv. naamw. enthousiast bevlogen bijv. naamw. entiteit eenheid zelfst. naamw. entourage hofhouding zelfst. naamw. entree binnenkomst zelfst. naamw. entree ingang zelfst. naamw. entree intro zelfst. naamw. entree toegang zelfst. naamw. entree toegangsprijs zelfst. naamw. entree vestibule zelfst. naamw. entree voorafje zelfst. naamw. entree intrede zelfst. naamw. entree intocht zelfst. naamw. entree inlaat zelfst. naamw. entree entreeprijs zelfst. naamw. entree voorportaal zelfst. naamw. entree vestibu zelfst. naamw. entree portaal zelfst. naamw. entree overloop zelfst. naamw. entree hal zelfst. naamw. entreebiljet toegangsbewijs overig. entreebiljet ticket overig. entreebiljet plaatsbewijs overig. entreebiljet kaartje overig. entreebiljet kaart overig. entreehal hal zelfst. naamw. entreeprijs toegangsprijs zelfst. naamw. entreeprijs entree zelfst. naamw. entrepot pakhuis zelfst. naamw. entstof vaccin zelfst. naamw. entstof vaccine zelfst. naamw. envelop briefomslag zelfst. naamw. enveloppe couvert zelfst. naamw. enveloppe omslag zelfst. naamw. enveloppe wikkel zelfst. naamw. enveloppe wikk zelfst. naamw. enveloppen couverts zelfst. naamw. enz enzovoorts bijv. naamw. enz etc bijv. naamw. enz enzovoort bijv. naamw. enzovoort etc overig. enzovoort enzovoorts overig. enzovoort enz overig. enzovoorts enz bijv. naamw. enzovoorts enzovoort bijv. naamw. enzovoorts etc bijv. naamw. enzym giststof zelfst. naamw. eolisch van overig. eolisch motor overig. eolisch Aeolisch overig. epateren schokken werkwoord epaulet schouderstuk overig. epauletten schouderstukken overig. epicuriste zinnelijk overig. epicuriste epicuristisch overig. epicuristisch zinnelijk overig. epicuristisch epicuriste overig. epidemie plaag zelfst. naamw. epidemie volksziekte zelfst. naamw. epidemie pest zelfst. naamw. epiek dichtkunst zelfst. naamw. epigoon imitator zelfst. naamw. epigoon navolger zelfst. naamw. epigoon navolger overig. epigram puntdicht zelfst. naamw. epileren ontharen werkwoord epiloog narede zelfst. naamw. epiloog naspel zelfst. naamw. epiloog nawoord zelfst. naamw. epiloog slotrede zelfst. naamw. episode aflevering zelfst. naamw. episode periode zelfst. naamw. episode scene zelfst. naamw. epistaxis neusbloeding zelfst. naamw. epistel brief zelfst. naamw. epistel geschreven zelfst. naamw. epistel schrijven zelfst. naamw. epistel strafpredikatie zelfst. naamw. epistomologisch verhalend overig. epitaaf grafsteen zelfst. naamw. epitaaf grafschrift zelfst. naamw. epitaaf epitafium zelfst. naamw. epitafium grafschrift overig. epitafium epitaaf overig. epitheel dekweefsel zelfst. naamw. epoch tijdvak overig. epoch tijdsverloop overig. epoch tijdsgewricht overig. epoch tijdperk overig. epoch perio overig. epoch era overig. epoch epoche overig. epoche tijdvak overig. epoche tijdsverloop overig. epoche tijdsgewricht overig. epoche tijdperk overig. epoche perio overig. epoche era overig. epoche epoch overig. epos heldendicht zelfst. naamw. epos heldenroman zelfst. naamw. equatie vereffening overig. equatie gelijkmaking overig. equator evenaar overig. equilibrium evenwicht overig. equipage bemanning zelfst. naamw. equipe ploeg zelfst. naamw. equiperen bemannen werkwoord equiperen toerusten werkwoord equivalent soortgelijk bijv. naamw. equivalent omschrijving zelfst. naamw. equivalent gelijkwaardig bijv. naamw. er daar overig. er ginds overig. er ginder overig. er daarginds overig. er aldaar overig. era tijdperk zelfst. naamw. era tijdrekening zelfst. naamw. era jaartelling zelfst. naamw. era tijdvak zelfst. naamw. era tijdsverloop zelfst. naamw. era tijdsgewricht zelfst. naamw. era perio zelfst. naamw. era epoche zelfst. naamw. era epoch zelfst. naamw. erachter achter bijv. naamw. erachter daarachter bijv. naamw. eraf omlaag overig. erafslijpen afslijpen overig. erbarmelijk abominabel bijv. naamw. erbarmelijk armzalig bijv. naamw. erbarmelijk beklagenswaardig bijv. naamw. erbarmelijk droevig bijv. naamw. erbarmelijk ergerlijk bijv. naamw. erbarmelijk jammerlijk bijv. naamw. erbarmelijk lamentabel bijv. naamw. erbarmelijk zielig bijv. naamw. erbarmelijk stakkerig bijv. naamw. erbarmelijk rampzalig bijv. naamw. erbarmelijk erg bijv. naamw. erbarmelijk ellendig bijv. naamw. erbarmelijk deerniswekkend bijv. naamw. erbarmelijk bar bijv. naamw. erbarmen ontfermen werkwoord erbarmen deernis zelfst. naamw. erbij bij bijv. naamw. erbij erop bijv. naamw. erbij erheen bijv. naamw. erboven bovenop overig. erboven boven overig. erbovenuit daarboven overig. erbovenuit boven overig. erdoorhgedrukt doorgezet overig. ere lof overig. erectie stijve zelfst. naamw. erectie oprichting zelfst. naamw. erectie instelling zelfst. naamw. eredienst dienst zelfst. naamw. eredienst kerkdienst zelfst. naamw. eredienst verering zelfst. naamw. eredienst cultus zelfst. naamw. eredienst godsdienstoefening zelfst. naamw. eregeld bedrag zelfst. naamw. eremedaille erepenning overig. eremedaille eremetaal overig. eremetaal erepenning overig. eremetaal eremedaille overig. eren in ere houden werkwoord eren onderscheiden werkwoord eren sieren werkwoord eren achten zelfst. naamw. eren loven zelfst. naamw. eren roemen zelfst. naamw. eren huldigen zelfst. naamw. eren hulbewijzen zelfst. naamw. erepalm lauweren zelfst. naamw. erepenning medaille zelfst. naamw. erepenning eremetaal zelfst. naamw. erepenning eremedaille zelfst. naamw. ereteken ridderorde overig. ereteken onderscheidingsteken overig. ereteken onderscheiding overig. ereteken decoratie overig. erewoord belofte zelfst. naamw. erewoord woord zelfst. naamw. erf boerenerf zelfst. naamw. erf gebied zelfst. naamw. erf grondgebied zelfst. naamw. erf territorium zelfst. naamw. erf terrein zelfst. naamw. erf hof zelfst. naamw. erf heem zelfst. naamw. erfboedel nalatenschap overig. erfboedel legaat overig. erfboedel erfgoed overig. erfboedel erfenis overig. erfboedel boed overig. erfdeel erfenis zelfst. naamw. erfdeel deel zelfst. naamw. erfelijk overdraagbaar bijv. naamw. erfelijk genetisch overig. erfelijkheid herediteit zelfst. naamw. erfenis erfdeel zelfst. naamw. erfenis erfgoed zelfst. naamw. erfenis nalatenschap zelfst. naamw. erfenis vererving zelfst. naamw. erfenis deel zelfst. naamw. erfenis legaat zelfst. naamw. erfenis erfboedel zelfst. naamw. erfenis boed zelfst. naamw. erfgenaam belanghebbende zelfst. naamw. erfgenaam opvolger overig. erfgoed deel zelfst. naamw. erfgoed nalatenschap zelfst. naamw. erfgoed legaat zelfst. naamw. erfgoed erfenis zelfst. naamw. erfgoed erfboedel zelfst. naamw. erfgoed boed zelfst. naamw. erflater legator zelfst. naamw. erg armzalig bijv. naamw. erg behoorlijk bijv. naamw. erg behoorlijke bijv. naamw. erg hevig bijv. naamw. erg onaangenaam bijv. naamw. erg betreurenswaardig bijv. naamw. erg buitengewoon bijv. naamw. erg enorm bijv. naamw. erg ernstig bijv. naamw. erg kwalijk bijv. naamw. erg overdreven bijv. naamw. erg gulzig bijv. naamw. erg bont bijv. naamw. erg begerig bijv. naamw. erg rampzalig bijv. naamw. erg erbarmelijk bijv. naamw. erg ellendig bijv. naamw. erg deerniswekkend bijv. naamw. erg bar bijv. naamw. erg krachtig bijv. naamw. erg heftig bijv. naamw. erg fel bijv. naamw. erg vreselijk bijv. naamw. ergend uitdagend overig. ergend uitdagend overig. ergend uitdagend overig. erger moeilijker bijv. naamw. erger slechter bijv. naamw. ergeren hinderen werkwoord ergeren irriteren werkwoord ergeren bedroeven werkwoord ergeren vervelen werkwoord ergeren vermoeien werkwoord ergeren tegenstaan werkwoord ergeren vernederen werkwoord ergeren kastijden werkwoord ergerlijk bedroevend bijv. naamw. ergerlijk erbarmelijk bijv. naamw. ergerlijk irritant bijv. naamw. ergerlijk vervelend bijv. naamw. ergerlijk aanstotelijk bijv. naamw. ergerlijk lastig bijv. naamw. ergerlijk hinderlijk bijv. naamw. ergernis beproeving zelfst. naamw. ergernis chagrijn zelfst. naamw. ergernis irritatie zelfst. naamw. ergernis overlast zelfst. naamw. ergernis sacherijn zelfst. naamw. ergernis schandaal zelfst. naamw. ergernis wrevel zelfst. naamw. ergernis wrev zelfst. naamw. ergernis temptatie zelfst. naamw. ergernis nood zelfst. naamw. ergernis kwelling zelfst. naamw. ergernis grief zelfst. naamw. ergernis bezoeking zelfst. naamw. ergernis misnoegen zelfst. naamw. ergernis aanstoot zelfst. naamw. ergernis hin zelfst. naamw. ergernis snoei zelfst. naamw. ergernis scheren zelfst. naamw. ergernis pesterij zelfst. naamw. ergernis maaien zelfst. naamw. ergernis vervelendheid zelfst. naamw. ergernis verdrietelijkheid zelfst. naamw. ergernis onaangenaamheid zelfst. naamw. ergo alzo overig. ergonomisch gebruiksvriendelijk bijv. naamw. ergotisme kriebelziekte zelfst. naamw. ergst uiterst bijv. naamw. ergst meest bijv. naamw. ergst maximaal bijv. naamw. ergst hoogst bijv. naamw. ergst grootst bijv. naamw. ergst extreem bijv. naamw. ergst buitengewoon bijv. naamw. ergst bijzonder bijv. naamw. erheen erbij overig. erin daarin bijv. naamw. erin daarbinnen bijv. naamw. erkend bekend bijv. naamw. erkend gerenommeerd bijv. naamw. erkend goedgekeurd bijv. naamw. erkennen aanvaarden werkwoord erkennen inzien werkwoord erkennen honoreren werkwoord erkennen agnosceren werkwoord erkennen bekennen werkwoord erkennen toegeven werkwoord erkenning aanvaarding zelfst. naamw. erkenning goedkeuring zelfst. naamw. erkenning inzicht zelfst. naamw. erkenning toegeving zelfst. naamw. erkentelijk dankbaar bijv. naamw. erkentelijk verplicht bijv. naamw. erkentelijkheid dank zelfst. naamw. erkentelijkheid dankbaarheid zelfst. naamw. erkentelijkheid danken zelfst. naamw. erker uitbouw zelfst. naamw. ermee daarmee bijv. naamw. ernaartoe daarnaar overig. ernaast daarnaast bijv. naamw. ernaast onjuist bijv. naamw. ernaast mis bijv. naamw. ernaast daarnevens bijv. naamw. ernaast verkeerd bijv. naamw. ernaast onwaar bijv. naamw. ernaast foutief bijv. naamw. ernaast fout bijv. naamw. ernst plechtigheid zelfst. naamw. ernst zwaarte zelfst. naamw. ernst deftigheid zelfst. naamw. ernstig bedenkelijk bijv. naamw. ernstig benard bijv. naamw. ernstig oprecht bijv. naamw. ernstig danig bijv. naamw. ernstig echt bijv. naamw. ernstig serieus bijv. naamw. ernstig heerg bijv. naamw. ernstig kwalijk bijv. naamw. ernstig erg bijv. naamw. ernstig peinzend bijv. naamw. ernstig nadenkend bijv. naamw. ernstig zorgwekkend bijv. naamw. ernstig zorgelijk bijv. naamw. ernstig penibel bijv. naamw. ernstig kritiek bijv. naamw. ernstig hachelijk bijv. naamw. ernstig benauwd bijv. naamw. eroderen wegvreten werkwoord erom daarom overig. eromhdraaien dubbelzinnigheid overig. eronder daaronder bijv. naamw. erop erbij bijv. naamw. erop bij bijv. naamw. eropuit bedacht bijv. naamw. erosie verwering zelfst. naamw. erosie verweren zelfst. naamw. erosief uitschurend overig. erotiek zinnelijkheid zelfst. naamw. erotiek wulpsheid zelfst. naamw. erotiek wellust zelfst. naamw. erotiek weelderigheid zelfst. naamw. erotiek sensualiteit zelfst. naamw. erotiek sensualisme zelfst. naamw. erotisch zwoel bijv. naamw. erratum drukfout zelfst. naamw. erts delfstof zelfst. naamw. ertshoudend veomvattend overig. ertshoudend bevattend overig. ertskunde metallogenie overig. ertussen tussenin overig. ertussen daartussen overig. ertussenuit weg bijv. naamw. eructatio oprisping zelfst. naamw. erudiet geleerd bijv. naamw. erudiet gestudeerd bijv. naamw. erudiet intellectueel zelfst. naamw. erudiet intellectue bijv. naamw. erudiet wijs bijv. naamw. erudiet ontwikkeld bijv. naamw. erudiet hooggeleerd bijv. naamw. erudiet geletterd bijv. naamw. erudiet belezen bijv. naamw. eruit uit overig. eruitgaan uitstappen werkwoord eruitspringend opvallend bijv. naamw. eruitspringend uitsteken bijv. naamw. eruitstappen stoppen overig. eruitstappen ophouden overig. eruitstappen opgeven overig. eruitstappen afzeggen overig. eruitstappen afvallen overig. eruitstappen afhaken overig. eruitzien ogen werkwoord eruptie uitbarsting zelfst. naamw. ervandoor ervantussen overig. ervantussen ervandoor overig. ervaren gewaarworden werkwoord ervaren ondervinden werkwoord ervaren bedreven werkwoord ervaren doormaken werkwoord ervaren beleven werkwoord ervaren voelen werkwoord ervarenheid bedrevenheid zelfst. naamw. ervaring belevenis zelfst. naamw. ervaring oefening zelfst. naamw. ervaring routine zelfst. naamw. ervaring praktijk zelfst. naamw. erve erfdeel zelfst. naamw. ervoor daarvoor bijv. naamw. ervoor voor bijv. naamw. erwt erwtje overig. erwtensoep snert zelfst. naamw. erwtensoep soep zelfst. naamw. erwtje erwt overig. erysipelas wondroos zelfst. naamw. es essenboom overig. escadrille squadron zelfst. naamw. escadrilleverband progressie overig. escadrilleverband glijdenschaal overig. escapa uitstapje overig. escapade slippertje zelfst. naamw. escapade uitstapje zelfst. naamw. escort gezelschapsdame overig. escorte begeleiding zelfst. naamw. escorte vergezellen zelfst. naamw. escorte volgstoet zelfst. naamw. escorte stoet zelfst. naamw. escorte geleide zelfst. naamw. escorteren begeleiden werkwoord escorteren bewaken werkwoord escorteren volgen werkwoord escorteren vergezellen werkwoord escorteren meelopen werkwoord escorteren meegaan werkwoord escorteren geleiden werkwoord escorteren chaperonneren werkwoord eskader vlooteskader overig. eskader smaldeel overig. eskadron tankdivisie overig. espressobar theehuis overig. espressobar koffieshop overig. espressobar koffiehuis overig. esprit werklust overig. esprit puf overig. esprit momentum overig. esprit kracht overig. esprit fut overig. esprit energie overig. esprit daadkracht overig. esprit aandrift overig. essay opstel zelfst. naamw. essay verhandeling zelfst. naamw. essayist publicist zelfst. naamw. essayist schrijver zelfst. naamw. essenboom es overig. essence aftreksel zelfst. naamw. essentie hoofdzaak zelfst. naamw. essentie kern zelfst. naamw. essentie midden zelfst. naamw. essentieel cruciaal bijv. naamw. essentieel elementair bijv. naamw. essentieel noodzakelijk bijv. naamw. essentieel onontbeerlijk bijv. naamw. essentieel vereist bijv. naamw. essentieel relevant bijv. naamw. essentieel wezenlijk bijv. naamw. essentieel onmisbaar bijv. naamw. essentieel belangrijk overig. establishment bestel zelfst. naamw. establishment bovenlaag zelfst. naamw. esthetiek schoonheid zelfst. naamw. esthetisch smaakvol bijv. naamw. esthetisch verfijnd bijv. naamw. esthetisch stijlvol bijv. naamw. esthetisch geraffineerd bijv. naamw. esthetisch elegant bijv. naamw. esthetisch chic bijv. naamw. estuarium breriviermond overig. etablissement bedrijf zelfst. naamw. etablissement café zelfst. naamw. etage verdieping zelfst. naamw. etage woonlaag zelfst. naamw. etagewoning behuizing zelfst. naamw. etagewoning flat zelfst. naamw. etalage toonkast zelfst. naamw. etalage uitstalkast zelfst. naamw. etalage uitstalraam zelfst. naamw. etalage etalageruit zelfst. naamw. etalagepop ledenpop zelfst. naamw. etalagepop pop zelfst. naamw. etalagepop mannequin zelfst. naamw. etalageruit uitstalraam overig. etalageruit uitstalkast overig. etalageruit etalage overig. etaleren tentoonstellen werkwoord etaleren tonen werkwoord etaleren uitstallen werkwoord etaleur etaleuse overig. etaleuse etaleur overig. etappe parcoursetappe zelfst. naamw. etappe rit zelfst. naamw. etappe traject zelfst. naamw. etappe weg zelfst. naamw. etappe tournee zelfst. naamw. etappe route zelfst. naamw. etappe ronde zelfst. naamw. etappe pad zelfst. naamw. etappe baanvak zelfst. naamw. etappe baan zelfst. naamw. etappe afstand zelfst. naamw. etc enzovoorts bijv. naamw. etc enzovoort bijv. naamw. etc enz bijv. naamw. eten bikken werkwoord eten gebruiken werkwoord eten nuttigen werkwoord eten opeten werkwoord eten verorberen werkwoord eten eetwaar zelfst. naamw. eten maaltijd zelfst. naamw. eten spijziging zelfst. naamw. eten voeding zelfst. naamw. eten kanen zelfst. naamw. eten vreten zelfst. naamw. eten schransen zelfst. naamw. eten consumeren zelfst. naamw. eten bunkeren zelfst. naamw. eten schrokken zelfst. naamw. eten oppeuzelen zelfst. naamw. eten diner zelfst. naamw. eten voedsel zelfst. naamw. eten spijs zelfst. naamw. eten proviand zelfst. naamw. eten eetwaren zelfst. naamw. eten kost zelfst. naamw. eten nassen overig. eten smikkelen werkwoord eten smikkelen werkwoord eten smikkelen werkwoord etensbak bak zelfst. naamw. etenslift dientafeltje overig. etensresten kliekjes overig. etensresten klieken overig. etenstas knapzak zelfst. naamw. etentje maal zelfst. naamw. eter gast zelfst. naamw. eter tafelgast zelfst. naamw. eter gast overig. eters tafelgasten overig. etherpiraat piraat zelfst. naamw. ethiek moraal zelfst. naamw. ethiek zedenleer zelfst. naamw. ethisch moralistisch bijv. naamw. ethisch moreel bijv. naamw. ethisch zedelijk bijv. naamw. etiket label zelfst. naamw. etiket sticker zelfst. naamw. etiket kenteken zelfst. naamw. etiket kenmerk zelfst. naamw. etiket plakkertje zelfst. naamw. etiket plakker zelfst. naamw. etiketten labels zelfst. naamw. etiketten prijskaartjes zelfst. naamw. etiquette wellevendheid zelfst. naamw. etmaal dag zelfst. naamw. etnologie antropologie zelfst. naamw. etnoloog volkenkundige overig. ets gravure zelfst. naamw. ets plaat zelfst. naamw. etsen graveren werkwoord etszuur scherp overig. etszuur fixeermiddel overig. etszuur bijtmiddel overig. etszuur bijtend overig. ettelijk verscheiden bijv. naamw. ettelijke enige overig. ettelijke menig overig. ettelijke verschillende overig. ettelijke verscheidene overig. ettelijke meerdere overig. etter wondvocht bijv. naamw. etter ellendeling zelfst. naamw. etter etterbak zelfst. naamw. etter pus zelfst. naamw. etterbak etter zelfst. naamw. etterblaasjes pemphigus zelfst. naamw. etterbuil steenpuist zelfst. naamw. etteren klieren werkwoord etteren zweren werkwoord etteren zeiken werkwoord etteren griepen werkwoord etterenwond zweer overig. ettergezwel zweer zelfst. naamw. etterig purulent bijv. naamw. ettering suppuratie zelfst. naamw. etterophoping empyeem zelfst. naamw. etterverwekkend pyogeen zelfst. naamw. etude studie zelfst. naamw. etui doosje zelfst. naamw. etui foedraal zelfst. naamw. etui pennendoosje zelfst. naamw. etui pennenhouder zelfst. naamw. etui pennenhou zelfst. naamw. etui hou zelfst. naamw. etui koker zelfst. naamw. etui pennenkoker zelfst. naamw. etymon stamvorm overig. etymon stam overig. etymonen stamvormen overig. eucalyptus gomboom overig. Eucharistie Avondmaal overig. eufemisme verbloeming zelfst. naamw. eufemistisch verbloemd overig. eufonie welluidendheid zelfst. naamw. euforie welbehagen zelfst. naamw. eureka gevonden bijv. naamw. eureka hebbes bijv. naamw. euro zone eurozone overig. eurozone euro zone overig. euvel brutaal bijv. naamw. euvel fout zelfst. naamw. euvel machinedefect zelfst. naamw. euvel mankement zelfst. naamw. euvel onvolkomenheid zelfst. naamw. euvel gebrek zelfst. naamw. euvel defect zelfst. naamw. euvel fout overig. euvel fout overig. euvel fout overig. evacuatie ontruiming zelfst. naamw. evacuatie ontlediging zelfst. naamw. evacueren leegruimen werkwoord evacueren onderbrengen werkwoord evacueren ontruimen werkwoord evacueren weggaan werkwoord evaluatie taxatie zelfst. naamw. evaluatie beoordeling zelfst. naamw. evalueren beoordelen werkwoord evalueren keuren werkwoord evasie ontsnapping overig. even paar bijv. naamw. even rustig bijv. naamw. even amper bijv. naamw. even een momentje bijv. naamw. even enigszins bijv. naamw. even moeiteloos bijv. naamw. evenaar equator overig. evenaar linie overig. evenals alsmede bijv. naamw. evenals alsook bijv. naamw. evenals ook bijv. naamw. evenals tevens bijv. naamw. evenals mede bijv. naamw. evenals evenzeer bijv. naamw. evenals eveneens bijv. naamw. evenals zowel overig. evenaren lijken werkwoord evenbeeld gelijkenis overig. evenbeeld spiegelbeeld overig. eveneens alsmede bijv. naamw. eveneens zowel bijv. naamw. eveneens tevens bijv. naamw. eveneens ook bijv. naamw. eveneens mede bijv. naamw. eveneens evenzeer bijv. naamw. eveneens evenals bijv. naamw. eveneens alsook bijv. naamw. evenement belevenis zelfst. naamw. evenement gebeurtenis zelfst. naamw. evengoed desondanks bijv. naamw. evengoed even bijv. naamw. evengoed toch bijv. naamw. evengoed niettegenstaande bijv. naamw. evengoed desalniettemin bijv. naamw. evenknie gelijke zelfst. naamw. evenmens medebroeder zelfst. naamw. evenmens medemens zelfst. naamw. evenredig gelijk bijv. naamw. evenredig proportioneel bijv. naamw. evenredig percentsgewijs bijv. naamw. evenredigheid verhouding zelfst. naamw. evenredigheid goeverhouding zelfst. naamw. evenredigheid gelijkmatigheid zelfst. naamw. event feest overig. event feest overig. event feest overig. eventjes even overig. eventjes kort overig. eventueel mogelijk bijv. naamw. eventueel potentieel bijv. naamw. eventueel mogelijkerwijs bijv. naamw. eventueel hoogstens bijv. naamw. eventueel desnoods bijv. naamw. eventueel mogelijk overig. evenveel zozeer overig. evenveel zoveel overig. evenveel zo overig. evenwel niettemin bijv. naamw. evenwel echter bijv. naamw. evenwel toch bijv. naamw. evenwel nochtans bijv. naamw. evenwel desondanks bijv. naamw. evenwel weliswaar bijv. naamw. evenwicht balans zelfst. naamw. evenwicht harmonie zelfst. naamw. evenwicht equilibrium overig. evenwichtig afgewogen bijv. naamw. evenwichtig gelijk bijv. naamw. evenwichtig regelmatig bijv. naamw. evenwichtig bezadigd bijv. naamw. evenwichtigheid rust zelfst. naamw. evenwichtigheid stabiliteit zelfst. naamw. evenwichtstoestand stabilisatie zelfst. naamw. evenwijdig parallel bijv. naamw. evenwijdig gelijklopend bijv. naamw. evenzeer alsmede bijv. naamw. evenzeer evengoed bijv. naamw. evenzeer ook bijv. naamw. evenzeer zowel bijv. naamw. evenzeer tevens bijv. naamw. evenzeer mede bijv. naamw. evenzeer eveneens bijv. naamw. evenzeer evenals bijv. naamw. evenzeer alsook bijv. naamw. evenzo dito bijv. naamw. evenzo ook bijv. naamw. evenzo desgelijks bijv. naamw. evenzo idem overig. ever everzwijn zelfst. naamw. everzwijn ever zelfst. naamw. evident zonneklaar bijv. naamw. evident blijkbaar bijv. naamw. evident duidelijk bijv. naamw. evident vanzelfsprekend bijv. naamw. evident uitgesproken bijv. naamw. evident klaarblijkelijk bijv. naamw. evident kennelijk bijv. naamw. evident apert bijv. naamw. evoceren evoqueren werkwoord evolueren ontwikkelen werkwoord evolutie draaiing zelfst. naamw. evolutie ontwikkeling zelfst. naamw. evoqueren evoceren werkwoord ex voormalig bijv. naamw. ex vroegere bijv. naamw. ex vroeger bijv. naamw. ex vorige bijv. naamw. ex voormalige bijv. naamw. ex voorheen bijv. naamw. ex toenmalig bijv. naamw. ex gewezen bijv. naamw. ex geweest bijv. naamw. exacerbatie verergering zelfst. naamw. exact correct bijv. naamw. exact haarfijn bijv. naamw. exact juist bijv. naamw. exact precies bijv. naamw. exact punctueel bijv. naamw. exact nauwgezet bijv. naamw. exact vlak bijv. naamw. exact scherp bijv. naamw. exact strikt bijv. naamw. exact stipt bijv. naamw. exaltatie extase zelfst. naamw. examen eindexamen zelfst. naamw. examen ondervraging zelfst. naamw. examen proef zelfst. naamw. examen schriftelijk zelfst. naamw. examen test zelfst. naamw. examenkandidaat kandidaat zelfst. naamw. examenkandidaat afgestudeerde zelfst. naamw. examinator tester zelfst. naamw. examinator onderzoeker zelfst. naamw. examineren controleren werkwoord examineren inspecteren werkwoord examineren keuren werkwoord examineren schouwen werkwoord examineren testen werkwoord examineren toetsen werkwoord examineren overhoren werkwoord exantheem huiduitslag zelfst. naamw. excavateur graafwerktuig overig. excavateur graafmachine overig. excellent voortreffelijk bijv. naamw. excellent eminent bijv. naamw. excellent uitstekend bijv. naamw. excellent uitnemend bijv. naamw. excellent uitmuntend bijv. naamw. excellent uitgezocht bijv. naamw. excellent uitgelezen bijv. naamw. excellent superbe bijv. naamw. excellent subliem bijv. naamw. excellent puik bijv. naamw. excellent briljant bijv. naamw. excelleren uitblinken werkwoord excelleren uitsteken werkwoord excelleren uitmunten werkwoord excelleren schitteren werkwoord excelleren overtreffen werkwoord excelleren onderscheiden werkwoord excentriciteit buitenissigheid overig. excentriek apart bijv. naamw. excentriek buitenissig bijv. naamw. excentriek typisch bijv. naamw. excentriek vreemd bijv. naamw. excentriek zonderling bijv. naamw. excentriek extravagant bijv. naamw. excentriek ongewoon bijv. naamw. excentriek merkwaardig bijv. naamw. excentriek eigenaardig bijv. naamw. excentriek curieus bijv. naamw. excentriek bizar bijv. naamw. excentriek bijzonder bijv. naamw. excentriek wankel bijv. naamw. excentriek kronkelend bijv. naamw. excentriek humeurig bijv. naamw. excentriekeling zonderling zelfst. naamw. exceptie uitzondering zelfst. naamw. exceptie uitzondering zelfst. naamw. exceptie uitzondering zelfst. naamw. exceptie uitzondering zelfst. naamw. exceptioneel bijzonder overig. excerperen uittreksmaken werkwoord excerperen samenvatten werkwoord excerpt samenvatting zelfst. naamw. excerpt uittreksel zelfst. naamw. excerpt resumé zelfst. naamw. excerpt extract zelfst. naamw. exces buitensporigheid zelfst. naamw. exces overvloed zelfst. naamw. exces surplus zelfst. naamw. exces uitwas zelfst. naamw. exces uitspatting zelfst. naamw. exces buitenissigheid zelfst. naamw. exces overdaad zelfst. naamw. exces teveel zelfst. naamw. exces rest zelfst. naamw. exces overschot zelfst. naamw. exces agio zelfst. naamw. excessief bijzonder bijv. naamw. excessief buitensporig bijv. naamw. excessief overdreven bijv. naamw. excessief uiterst bijv. naamw. excessief uitermate bijv. naamw. excessief hogelijk bijv. naamw. excessief heerg bijv. naamw. excessief buitengewoon bijv. naamw. excessief buitengemeen bijv. naamw. excessief zeer bijv. naamw. excessief extreem bijv. naamw. excitatie opgewondenheid zelfst. naamw. exclamatie uitroep zelfst. naamw. exclusief besloten bijv. naamw. exclusief bijzonder bijv. naamw. exclusief speciaal bijv. naamw. exclusief uitsluitend bijv. naamw. exclusief enkel bijv. naamw. exclusief enig bijv. naamw. exclusief alleen bijv. naamw. excommunicatie ban zelfst. naamw. excommunicatie banvloek zelfst. naamw. excommunicatie anathema zelfst. naamw. excrement kak zelfst. naamw. excrementen uitwerpselen overig. excrementen uitscheiding overig. excrementen feces overig. excrementen fecaliën overig. excrementen beer overig. excretie uitscheiding zelfst. naamw. excursie dagtocht zelfst. naamw. excursie pleziertocht zelfst. naamw. excursie uitstapje zelfst. naamw. excursie uitweiding zelfst. naamw. excursie werkbezoek zelfst. naamw. excursie trip zelfst. naamw. excursie toer zelfst. naamw. excursie tocht zelfst. naamw. excursie tournee zelfst. naamw. excursie rit zelfst. naamw. excursie reis zelfst. naamw. excursie gang zelfst. naamw. excursie dagreis zelfst. naamw. excursies toeren zelfst. naamw. excuseer pardon overig. excuseren verontschuldigen werkwoord excuseren verschonen werkwoord excuus alibi zelfst. naamw. excuus smoes zelfst. naamw. excuus verontschuldiging zelfst. naamw. excuus verweer zelfst. naamw. excuus voorwendsel zelfst. naamw. excuus pardon zelfst. naamw. excuus uitvlucht zelfst. naamw. excuus verschoning zelfst. naamw. excuus reden zelfst. naamw. executeren doden werkwoord executeren doodschieten werkwoord executeren fusilleren werkwoord executeren liquideren werkwoord executeren terechtstellen werkwoord executeren vermoorden werkwoord executeren ombrengen werkwoord executie moord zelfst. naamw. executie strafuitvoering zelfst. naamw. executie strafvoltrekking zelfst. naamw. executie tenuitvoerlegging zelfst. naamw. executie terechtstelling zelfst. naamw. executie liquidatie zelfst. naamw. executie voltrekking zelfst. naamw. executie volbrengen zelfst. naamw. executie uitvoering zelfst. naamw. executie uitvoeren zelfst. naamw. executiewaarde veilingwaarde zelfst. naamw. exegeet schriftgeleerde zelfst. naamw. exegeet uitlegger zelfst. naamw. exegese bijbelverklaring zelfst. naamw. exegese uitleg zelfst. naamw. exemplaar stuk zelfst. naamw. exerpatie ontvreemding overig. exerpatie afleiding overig. exfoliatie afschilfering zelfst. naamw. exhaustief beperkend bijv. naamw. exhaustief uitputtend bijv. naamw. exhaustief volledig overig. exhaustief uitdovend overig. exhaustief uitdovend overig. exhaustief uitdovend overig. exhibitie tentoonstelling zelfst. naamw. exhibitionist potloodventer overig. existentialist existentialistisch overig. existentialistisch existentialist overig. existentie ben zelfst. naamw. existentie bent zelfst. naamw. existentie bestaan zelfst. naamw. existentie bestaat zelfst. naamw. existentie is zelfst. naamw. existentie leven zelfst. naamw. existentie zijn zelfst. naamw. existeren bestaan werkwoord existeren leven werkwoord existeren zijn werkwoord exit uitgang zelfst. naamw. exodus leegloop zelfst. naamw. exodus uittocht zelfst. naamw. exorbitant buitensporig overig. exorciseren uitbannen werkwoord exotisch uitheems bijv. naamw. expanderen openen werkwoord expanderen uitbouwen werkwoord expanderen uitbreiden werkwoord expanderen uitdijen werkwoord expanderen verbreiden werkwoord expanderen vermeerderen werkwoord expanderen verruimen werkwoord expanderen verwijden werkwoord expansie groei zelfst. naamw. expansie uitbreiding zelfst. naamw. expansie vergroting zelfst. naamw. expansie uitzetting zelfst. naamw. expansie toename zelfst. naamw. expansie aanvulling zelfst. naamw. expansie versterking zelfst. naamw. expansie vermeerdering zelfst. naamw. expansie vermedevuldigen zelfst. naamw. expansie verhoging zelfst. naamw. expansie toeneming zelfst. naamw. expansie stijging zelfst. naamw. expansie aanwinst zelfst. naamw. expansie aanwas zelfst. naamw. expansie aangroei zelfst. naamw. expediëren verzenden werkwoord expediteur vrachtondernemer zelfst. naamw. expediteur vrachtvervoer zelfst. naamw. expediteur vervoer zelfst. naamw. expediteur transporteur zelfst. naamw. expeditie actie zelfst. naamw. expeditie onderneming zelfst. naamw. expeditie onderzoekingstocht zelfst. naamw. expeditie reis zelfst. naamw. expeditie vervoer zelfst. naamw. expeditie verkenningstocht zelfst. naamw. expeditie verzending zelfst. naamw. expeditie trektocht zelfst. naamw. expeditie toer zelfst. naamw. expeditie tocht zelfst. naamw. expeditie rit zelfst. naamw. expeditie mars zelfst. naamw. expeditiebedrijf expeditiefirma overig. expeditiebrief vrachtbrief overig. expeditiebrief vervoersbrief overig. expeditiefirma expeditiebedrijf overig. experiment proef zelfst. naamw. experiment proefneming zelfst. naamw. experimenteel proefondervindelijk bijv. naamw. experimenteren uitproberen werkwoord expert deskundige zelfst. naamw. expert piet zelfst. naamw. expert specialist zelfst. naamw. expert vakman zelfst. naamw. expert vakkundige zelfst. naamw. expertise deskundigheid overig. expiratie uitademing zelfst. naamw. expireren uitademen werkwoord explicatie uitleg zelfst. naamw. expliceren uiteenzetten werkwoord expliceren expliqueren werkwoord expliciet specifiek overig. expliciet uitdrukkelijk overig. expliciets uitdrukkelijks zelfst. naamw. expliciteren toelichten werkwoord expliciteren uitleggen werkwoord expliqueren expliceren werkwoord exploderen klappen werkwoord exploderen ontploffen werkwoord exploderen springen werkwoord exploitant beheerder zelfst. naamw. exploitant uitbater zelfst. naamw. exploitatie exploiteren zelfst. naamw. exploitatie gebruik zelfst. naamw. exploitatie uitbuiting zelfst. naamw. exploitatie gebruiking zelfst. naamw. exploitatie uitzuiging zelfst. naamw. exploiteren beheren werkwoord exploiteren runnen werkwoord exploiteren uitbaten werkwoord exploiteren uitbuiten werkwoord exploiteren uitzuigen werkwoord exploiteren exploitatie zelfst. naamw. exploiteren rantsoeneren werkwoord exploiteren uitmelken werkwoord exploot dagvaarding zelfst. naamw. exploratie onderzoek zelfst. naamw. exploreren doorzoeken werkwoord exploreren navorsen werkwoord explosie explosieve groei zelfst. naamw. explosie knal zelfst. naamw. explosie ontploffing zelfst. naamw. explosie plof zelfst. naamw. explosie bam zelfst. naamw. explosief driftig bijv. naamw. explosief ontplofbaar bijv. naamw. explosief snel bijv. naamw. explosief bom zelfst. naamw. explosief granaat zelfst. naamw. exponent superieur zelfst. naamw. export uitvoer zelfst. naamw. exporteren uitvoeren werkwoord exportverbod uitvoerverbod overig. exposant exposante overig. exposante exposant overig. exposanten tentoonstellers zelfst. naamw. exposé uiteenzetting zelfst. naamw. exposeren tentoonstellen werkwoord exposeren tonen werkwoord exposeren vertonen werkwoord exposeren blootstellen werkwoord expositie beurs zelfst. naamw. expositie tentoonstelling zelfst. naamw. expres moedwillig bijv. naamw. expres opzettelijk bijv. naamw. expres exprestrein zelfst. naamw. expres intentioneel zelfst. naamw. expres juist zelfst. naamw. expres wetens zelfst. naamw. expres voorbedacht zelfst. naamw. expres weloverwogen zelfst. naamw. expres bewust zelfst. naamw. expres met opzet bijv. naamw. expresbestelling spoedbestelling zelfst. naamw. expresbrief spoedstuk overig. expresbrief expresse overig. exprespost koerier zelfst. naamw. expresse spoedstuk overig. expresse expresbrief overig. expressie gezichtsuitdrukking zelfst. naamw. expressie uitdrukking zelfst. naamw. expressie creativiteit zelfst. naamw. expressie gelaatsuitdrukking zelfst. naamw. expressief sprekend bijv. naamw. expressief beeldend bijv. naamw. exprestrein expres zelfst. naamw. exprestrein sneltrein zelfst. naamw. exquis uitgelezen bijv. naamw. exsudaat ontstekingsvocht zelfst. naamw. exta vervoering overig. exta verrukking overig. exta trance overig. exta geestvervoering overig. exta betovering overig. extase exaltatie zelfst. naamw. extase geestvervoering zelfst. naamw. extatisch opgetogen bijv. naamw. extatisch religieus bijv. naamw. extatisch geestdriftig bijv. naamw. extatisch uitbundig bijv. naamw. extatisch uitzinnig bijv. naamw. extensie uitbreiding zelfst. naamw. extensie strekken zelfst. naamw. extensief uitgebreid bijv. naamw. exterieur aanzien zelfst. naamw. exterieur buitenkant zelfst. naamw. extern uitwonend bijv. naamw. extern uitwendig bijv. naamw. extra additioneel bijv. naamw. extra bijkomend bijv. naamw. extra supplementair bijv. naamw. extra toegevoegd bijv. naamw. extraatje fooi zelfst. naamw. extraatje gratificatie zelfst. naamw. extraatje toeslag zelfst. naamw. extraatje tantième zelfst. naamw. extraatje premie zelfst. naamw. extraatje bonus zelfst. naamw. extract aftreksel zelfst. naamw. extract samenvatting zelfst. naamw. extract uittreksel zelfst. naamw. extract resumé zelfst. naamw. extract excerpt zelfst. naamw. extractie uittrekking zelfst. naamw. extraheren onttrekken werkwoord extraheren trekken werkwoord extraheren uittrekken werkwoord extravagant buitensporig bijv. naamw. extravagant overdreven bijv. naamw. extravagant buitenissig bijv. naamw. extravagant buitengewoon bijv. naamw. extravagant vreemd bijv. naamw. extravagant typisch bijv. naamw. extravagant excentriek bijv. naamw. extravagant apart bijv. naamw. extravagant overmatig bijv. naamw. extravagantie buitensporigheid zelfst. naamw. extravagantie uitspatting zelfst. naamw. extravasatie vochtuitstorting zelfst. naamw. extravert mededeelzaam bijv. naamw. extrawaarde overwaarde overig. extreem bijzonder bijv. naamw. extreem bovenmatig bijv. naamw. extreem extremistisch bijv. naamw. extreem buitengewoon bijv. naamw. extreem buitensporig bijv. naamw. extreem exorbitant bijv. naamw. extreem overdreven bijv. naamw. extreem uitzonderlijk bijv. naamw. extreem verregaand bijv. naamw. extreem uiterst bijv. naamw. extreem meest bijv. naamw. extreem maximaal bijv. naamw. extreem hoogst bijv. naamw. extreem grootst bijv. naamw. extreem ergst bijv. naamw. extreem zeer bijv. naamw. extreem uitermate bijv. naamw. extreem hogelijk bijv. naamw. extreem heerg bijv. naamw. extreem excessief bijv. naamw. extreem buitengemeen bijv. naamw. extreem tomeloos bijv. naamw. extreem mateloos bijv. naamw. extreem ultra bijv. naamw. extreme uiterste zelfst. naamw. extreme uitschieter zelfst. naamw. extremist radicaal zelfst. naamw. extremist ultra zelfst. naamw. extremistisch extreem bijv. naamw. extremistisch radicaal bijv. naamw. extremistische radicale overig. extremiteit buitensporigheid zelfst. naamw. ezel brandkast zelfst. naamw. ezel domoor zelfst. naamw. ezel schildersezel zelfst. naamw. ezel winkella zelfst. naamw. ezelen buffelen werkwoord ezelen hard werken werkwoord ezelsbrug geheugensteun zelfst. naamw. ezelsbrug hulpmiddel zelfst. naamw. ezelsbrug geheugensteuntje zelfst. naamw. ezelsbruggetje geheugensteuntje zelfst. naamw. ezelsoor vouw zelfst. naamw. fa stadium overig. fa ontwikkelingsfa overig. fa ontwikkelingsstadium overig. faam naam zelfst. naamw. faam reputatie zelfst. naamw. faam roem zelfst. naamw. faam roep zelfst. naamw. faam roem overig. fabel verdichtsel zelfst. naamw. fabel vertelling zelfst. naamw. fabel verzinsel zelfst. naamw. fabel verdichting zelfst. naamw. fabel sprookje zelfst. naamw. fabel leugen zelfst. naamw. fabel fictie zelfst. naamw. fabel bedenksel zelfst. naamw. fabelachtig legendarisch bijv. naamw. fabelachtig buitengewoon bijv. naamw. fabelachtig fabuleus bijv. naamw. fabelachtig wijs bijv. naamw. fabelachtig waanzinnig bijv. naamw. fabelachtig reuze bijv. naamw. fabelachtig krankzinnig bijv. naamw. fabelachtig gaaf bijv. naamw. fabelachtig fantastisch bijv. naamw. fabricage constructie zelfst. naamw. fabricage vervaardiging zelfst. naamw. fabricage productie zelfst. naamw. fabricage maken zelfst. naamw. fabricagekosten arbeidsloon zelfst. naamw. fabricagekosten maakloon zelfst. naamw. fabriceren vervaardigen werkwoord fabriceren aanmaken zelfst. naamw. fabriceren maakt zelfst. naamw. fabriceren maken zelfst. naamw. fabriceren produceren zelfst. naamw. fabriceren vervaardiging zelfst. naamw. fabriceren fabrikeren werkwoord fabriceren voortbrengen zelfst. naamw. fabricerend producerend overig. fabriek bedrijf zelfst. naamw. fabrieksarbeider arbeider zelfst. naamw. fabrikaat artikel zelfst. naamw. fabrikaat maaksel zelfst. naamw. fabrikaat product zelfst. naamw. fabrikaat produkt zelfst. naamw. fabrikant industrieel zelfst. naamw. fabrikant producent zelfst. naamw. fabrikant vervaardiger zelfst. naamw. fabrikeren fabriceren werkwoord fabuleren fantaseren werkwoord fabuleus fabelachtig overig. faça voorkomen overig. faça schijn overig. faça masker overig. faça dekmant overig. faça schijnvertoning overig. faça voorkant overig. faça vooraanzicht overig. faça front overig. faça voorgev overig. faça pui overig. faça gev overig. façade dekmantel zelfst. naamw. façade pui zelfst. naamw. façade schijnvertoning zelfst. naamw. façade vooraanzicht zelfst. naamw. face-à-main lorgnet overig. facet opzicht zelfst. naamw. facet aspect zelfst. naamw. facet gedeelte overig. facet gedeelte overig. facet gedeelte overig. facie bek zelfst. naamw. faciliteit tegemoetkoming zelfst. naamw. facsimile duplicaat zelfst. naamw. factie groepering overig. factie partij overig. factor element zelfst. naamw. factotum duvelstoejager zelfst. naamw. factotum manusje-van-alles zelfst. naamw. factureren gefactureerd werkwoord factuur nota zelfst. naamw. factuur rekening zelfst. naamw. facultatief onverplicht bijv. naamw. faeces kak zelfst. naamw. faeces uitwerpselen zelfst. naamw. faeces drek zelfst. naamw. failleren buitelen werkwoord failleren bederven werkwoord failliet bankroet bijv. naamw. failliet krach bijv. naamw. failliet faillissement bijv. naamw. failliet geruineerd bijv. naamw. failliet weg bijv. naamw. faillissement bankroet zelfst. naamw. faillissement failliet zelfst. naamw. faillissement krach zelfst. naamw. faillissement Deconfiture overig. fair eerlijk bijv. naamw. fair ridderlijk bijv. naamw. fair sportief bijv. naamw. fair rechtvaardig bijv. naamw. fair billijk bijv. naamw. fairway golfbaan overig. fake nep zelfst. naamw. fakir asceet zelfst. naamw. fakkel flambouw zelfst. naamw. fakkel toorts zelfst. naamw. fakkeldrager toortsdrager overig. falderappes tuig overig. falen feilen werkwoord falen mislukken werkwoord falen ontbreken werkwoord falen stranden werkwoord falen mislopen werkwoord falen misgaan werkwoord falen floppen werkwoord falen afgaan werkwoord falie sodemieter zelfst. naamw. faliekant finaal bijv. naamw. faliekant hartstikke bijv. naamw. faliekant helemaal bijv. naamw. faliekant vierkant bijv. naamw. faliekant volstrekt bijv. naamw. faliekant gans bijv. naamw. faliekant geheel bijv. naamw. faliekant dik overig. faliekant dik overig. faliekant dik overig. falsificatie vervalsing zelfst. naamw. falsificeren logenstraffen werkwoord falsificeren vervalsen werkwoord falsificeren falsifiëren werkwoord falsificeren namaken werkwoord falsificeren nabootsen werkwoord falsificeren kopiëren werkwoord falsifiëren falsificeren werkwoord falus piemel zelfst. naamw. fameus beroemd bijv. naamw. fameus enorm bijv. naamw. fameus fabelachtig bijv. naamw. familiair gemeenzaam overig. familiair vrijpostig overig. familiair tutoyerend overig. familie bloedverwanten zelfst. naamw. familie gezin zelfst. naamw. familie huisgezin zelfst. naamw. familie stamhuis zelfst. naamw. familie verwanten zelfst. naamw. familie geslacht zelfst. naamw. familieband gezinsverband zelfst. naamw. familiegraf graf zelfst. naamw. familieleven huishouding zelfst. naamw. familielid bloedverwant zelfst. naamw. familielid gezinslid zelfst. naamw. familienaam achternaam zelfst. naamw. familienaam geslachtsnaam zelfst. naamw. familietwist vete zelfst. naamw. familievader huisvader zelfst. naamw. fan aanhanger zelfst. naamw. fan bewonderaar zelfst. naamw. fan supporter zelfst. naamw. fan ventilator zelfst. naamw. fan vereer zelfst. naamw. fan supporter overig. fanaat maniakaal bijv. naamw. fanaat bezetene zelfst. naamw. fanaat fanaticus zelfst. naamw. fanaat ijveraar zelfst. naamw. fanaat zeloot zelfst. naamw. fanaat fanatiek zelfst. naamw. fanaat dweper zelfst. naamw. fanaat fanatiekeling zelfst. naamw. fanatici zeloten overig. fanatici freaks overig. fanatici dwepers overig. fanaticus fanaat zelfst. naamw. fanaticus fanatiekeling zelfst. naamw. fanaticus gedrevene zelfst. naamw. fanaticus zeloot zelfst. naamw. fanaticus ijveraar zelfst. naamw. fanatiek bezeten bijv. naamw. fanatiek dweepziek bijv. naamw. fanatiek fanaat bijv. naamw. fanatiek hartstochtelijk bijv. naamw. fanatiek verwoed bijv. naamw. fanatieke bezetene bijv. naamw. fanatiekeling fanaticus zelfst. naamw. fanatiekeling freak zelfst. naamw. fanatiekeling fanaat zelfst. naamw. fanatisme dweperij overig. fancyfair bazaar zelfst. naamw. fanfare harmonie zelfst. naamw. fanfare muziekkorps zelfst. naamw. fanfare kapel zelfst. naamw. fanfare fanfarekorps zelfst. naamw. fanfare blaaskapel zelfst. naamw. fanfarekorps muziekkorps overig. fanfarekorps kapel overig. fanfarekorps harmonie overig. fanfarekorps fanfare overig. fanfarekorps blaaskapel overig. fans supporters zelfst. naamw. fans volgers zelfst. naamw. fans aanhang zelfst. naamw. fantaseren bazelen werkwoord fantaseren bedenken werkwoord fantaseren raaskallen werkwoord fantaseren verzinnen werkwoord fantaseren voorwenden werkwoord fantaseren verdichten werkwoord fantaseren uitdenken werkwoord fantaseren opdissen werkwoord fantasie bedenksel zelfst. naamw. fantasie droombeeld zelfst. naamw. fantasie improvisatie zelfst. naamw. fantasie verbeelding zelfst. naamw. fantasie verbeeldingskracht zelfst. naamw. fantasieloos slaafs bijv. naamw. fantasierijk creatief bijv. naamw. fantasierijk speels bijv. naamw. fantasiewereld fantasierijk overig. fantasmagorie tovenarij zelfst. naamw. fantast dromer zelfst. naamw. fantast utopist zelfst. naamw. fantastisch buitengewoon bijv. naamw. fantastisch formidabel bijv. naamw. fantastisch grandioos bijv. naamw. fantastisch imaginair bijv. naamw. fantastisch onwerkelijk bijv. naamw. fantastisch puik bijv. naamw. fantastisch supergaaf bijv. naamw. fantastisch enorm bijv. naamw. fantastisch prachtig bijv. naamw. fantastisch uniek bijv. naamw. fantastisch schitterend bijv. naamw. fantastisch illusoir bijv. naamw. fantastisch denkbeeldig bijv. naamw. fantastisch elfenland bijv. naamw. fantastisch groots bijv. naamw. fantastisch geweldig bijv. naamw. fantastisch fenomenaal bijv. naamw. fantastisch wijs bijv. naamw. fantastisch waanzinnig bijv. naamw. fantastisch reuze bijv. naamw. fantastisch krankzinnig bijv. naamw. fantastisch gaaf bijv. naamw. fantastisch fabelachtig bijv. naamw. fantastisch super bijv. naamw. fantastisch voortreffelijk bijv. naamw. fantastisch uitstekend bijv. naamw. fantastisch uitnemend bijv. naamw. fantastisch magnifiek bijv. naamw. fantastisch sublieme overig. fantoom droombeeld zelfst. naamw. fantoom geestverschijning zelfst. naamw. fantoom spook zelfst. naamw. farce dwaasheid zelfst. naamw. farce schertsvertoning zelfst. naamw. farce klucht zelfst. naamw. farceren opvullen werkwoord farceren vullen werkwoord farmaceut apotheker overig. farmacie apotheek overig. farmacologisch artsenijkundig bijv. naamw. farmacon geneesmiddel zelfst. naamw. farmer agrariër zelfst. naamw. farmer agrarir zelfst. naamw. faryngitis keelontsteking zelfst. naamw. fasciculatie spiertrillen zelfst. naamw. fascinatie bekoring zelfst. naamw. fascinatie geboeidheid zelfst. naamw. fascinatie betovering zelfst. naamw. fascinatie bekoorlijkheid zelfst. naamw. fascinatie aantrekkelijkheid zelfst. naamw. fascinatie aanlokkelijkheid zelfst. naamw. fascinatie zin zelfst. naamw. fascinatie interes zelfst. naamw. fascinatie belangstelling zelfst. naamw. fascinatie animo zelfst. naamw. fascinatie begeestering zelfst. naamw. fascinatie begeestering zelfst. naamw. fascinatie begeestering zelfst. naamw. fascineren betoveren werkwoord fascineren boeien werkwoord fascineren intrigeren werkwoord fascinerend boeiend bijv. naamw. fascinerend intrigerend bijv. naamw. fascinerende boeiende overig. fase ontwikkelingsfase zelfst. naamw. fase ontwikkelingsstadium zelfst. naamw. fase periode zelfst. naamw. fase stadium overig. fat dandy zelfst. naamw. fat pedant zelfst. naamw. fat kwast zelfst. naamw. fataal dodelijk bijv. naamw. fataal tragisch bijv. naamw. fataal noodlottig bijv. naamw. fataal rampzalig bijv. naamw. fataal fnuikend bijv. naamw. fatje heertje overig. fatsig vet bijv. naamw. fatsoen beschaafdheid zelfst. naamw. fatsoen fatsoenlijkheid zelfst. naamw. fatsoen keurigheid zelfst. naamw. fatsoen omgangsvormen zelfst. naamw. fatsoen welgemanierdheid zelfst. naamw. fatsoen decorum zelfst. naamw. fatsoen gevoeglijkheid zelfst. naamw. fatsoen betamelijkheid zelfst. naamw. fatsoen beleefdheid zelfst. naamw. fatsoen welvoeglijkheid zelfst. naamw. fatsoen netheid zelfst. naamw. fatsoen kiesheid zelfst. naamw. fatsoen gepastheid zelfst. naamw. fatsoen eerbaarheid zelfst. naamw. fatsoen manieren zelfst. naamw. fatsoen gemanierdheid zelfst. naamw. fatsoeneren bijwerken werkwoord fatsoenlijk behoorlijk bijv. naamw. fatsoenlijk beschaafd bijv. naamw. fatsoenlijk christelijk bijv. naamw. fatsoenlijk civiel bijv. naamw. fatsoenlijk decent bijv. naamw. fatsoenlijk deugdzaam bijv. naamw. fatsoenlijk eerbaar bijv. naamw. fatsoenlijk eerlijk bijv. naamw. fatsoenlijk eerzaam bijv. naamw. fatsoenlijk ordentelijk bijv. naamw. fatsoenlijk welgemanierd bijv. naamw. fatsoenlijk keurig bijv. naamw. fatsoenlijk passend bijv. naamw. fatsoenlijk netjes bijv. naamw. fatsoenlijk welvoeglijk bijv. naamw. fatsoenlijk manierlijk bijv. naamw. fatsoenlijk net bijv. naamw. fatsoenlijk degelijk bijv. naamw. fatsoenlijk welopgevoed bijv. naamw. fatsoenlijk ordentelijk overig. fatsoenlijkheid beleefdheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid fatsoen zelfst. naamw. fatsoenlijkheid welgemanierdheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid gevoeglijkheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid decorum zelfst. naamw. fatsoenlijkheid betamelijkheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid beschaafdheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid welvoeglijkheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid netheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid kiesheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid keurigheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid gepastheid zelfst. naamw. fatsoenlijkheid eerbaarheid zelfst. naamw. fatten dandies overig. fatum lot zelfst. naamw. fauna dierenrijk zelfst. naamw. fauna dierenwereld zelfst. naamw. fauna gedierte zelfst. naamw. fauteuil armstoel zelfst. naamw. favoriet geliefkoosd bijv. naamw. favoriet gunsteling zelfst. naamw. favoriet kanshebber zelfst. naamw. favoriet lieveling zelfst. naamw. favoriete dierbaar bijv. naamw. favoriete verkoren bijv. naamw. favoriete toegenegen bijv. naamw. favoriete lievelings bijv. naamw. favoriete geselecteerd bijv. naamw. fax telecopier zelfst. naamw. fbekritiseren omlaaghalen overig. fbekritiseren neerhalen overig. feature eigenschap zelfst. naamw. feature omslagartikel zelfst. naamw. febriel koortsig bijv. naamw. februari schrikkelmaand zelfst. naamw. februari sprokkelmaand zelfst. naamw. fecaliën uitwerpselen zelfst. naamw. fecaliën uitscheiding zelfst. naamw. fecaliën feces zelfst. naamw. fecaliën excrementen zelfst. naamw. fecaliën beer zelfst. naamw. feces fecaliën zelfst. naamw. feces hoop zelfst. naamw. feces uitwerpselen zelfst. naamw. feces uitscheiding zelfst. naamw. feces excrementen zelfst. naamw. feces beer zelfst. naamw. federatie bond zelfst. naamw. federatie pact zelfst. naamw. federatie statenbond zelfst. naamw. federatie verdrag zelfst. naamw. federatie verbond zelfst. naamw. federatie unie zelfst. naamw. federatie liga zelfst. naamw. federatie bondgenootschap zelfst. naamw. federatie binding zelfst. naamw. federatie band zelfst. naamw. federatie akkoord zelfst. naamw. federaties unies overig. federaties liga`s overig. federaties bonden overig. fee tovenaarster zelfst. naamw. fee toverfee zelfst. naamw. feedback terugkoppeling zelfst. naamw. feedback reactie zelfst. naamw. feedback response zelfst. naamw. feedback antwoord zelfst. naamw. feedback commentaar overig. feeëriek toverachtig overig. feeëriek sprookjesachtig overig. feeëriek idyllisch overig. feeëriek droomachtig overig. feeks haaibaai zelfst. naamw. feeks heks zelfst. naamw. feeks viswijf zelfst. naamw. feeks teef zelfst. naamw. feeks loeder zelfst. naamw. feeks helleveeg zelfst. naamw. feeks gemerkt overig. feeks gemerkt overig. feeks gemerkt overig. feeling aanvoelen zelfst. naamw. feeling gevoel zelfst. naamw. feest festijn zelfst. naamw. feest festival zelfst. naamw. feest festiviteit zelfst. naamw. feest partij zelfst. naamw. feest party zelfst. naamw. feest viering zelfst. naamw. feest feestelijkheid zelfst. naamw. feest ceremonie zelfst. naamw. feest fuif zelfst. naamw. feest naamdag zelfst. naamw. feest partijtje zelfst. naamw. feest event overig. feest event overig. feest event overig. feestavond bal zelfst. naamw. feestdag jaarfeest zelfst. naamw. feestdiner banket zelfst. naamw. feestdiner galadiner zelfst. naamw. feestdiner feestmaal zelfst. naamw. feestdiner feestdis zelfst. naamw. feestdiner smulpartij zelfst. naamw. feestdiner souper zelfst. naamw. feestdis galadiner overig. feestdis feestmaal overig. feestdis feestdiner overig. feestdis banket overig. feestelijk gezellig bijv. naamw. feestelijkheid festijn zelfst. naamw. feestelijkheid viering zelfst. naamw. feestelijkheid festiviteit zelfst. naamw. feestelijkheid feest zelfst. naamw. feestelijkheid ceremonie zelfst. naamw. feestelijkheid feestvreug zelfst. naamw. feesten celebreren werkwoord feesten fuiven werkwoord feesten uitspatten werkwoord feesten vieren werkwoord feesten feestvieren werkwoord feesten fêteren overig. feesten fêteren overig. feesten fêteren overig. feestganger feestvierder overig. feestgewaad gala zelfst. naamw. feestje fuif zelfst. naamw. feestje pretje zelfst. naamw. feestje viering zelfst. naamw. feestje party zelfst. naamw. feestleider ceremoniemeester overig. feestmaal banket zelfst. naamw. feestmaal festijn zelfst. naamw. feestmaal galadiner zelfst. naamw. feestmaal feestdis zelfst. naamw. feestmaal feestdiner zelfst. naamw. feestmaal smulpartij zelfst. naamw. feestmalen banketten overig. feestregelaar ceremoniemeester overig. feestvarken jubilaris zelfst. naamw. feestvierder feestganger overig. feestvieren celebreren werkwoord feestvieren fuiven werkwoord feestvieren vieren werkwoord feestvieren feesten werkwoord feestvreug feestelijkheid overig. feestvreugde triomf zelfst. naamw. feil defect zelfst. naamw. feil fout zelfst. naamw. feil gebrek zelfst. naamw. feil tekortkoming zelfst. naamw. feil onjuistheid zelfst. naamw. feil incorrectheid zelfst. naamw. Feilbaren Dwalers overig. feilen falen werkwoord feilen vergissen werkwoord feilen misrekenen werkwoord feilloos foutloos bijv. naamw. feilloos zuiver bijv. naamw. feilloos vlekkeloos bijv. naamw. feilloosheid smetteloosheid zelfst. naamw. feit feitelijkheid zelfst. naamw. feit gebeurtenis zelfst. naamw. feit voorval zelfst. naamw. feit incident zelfst. naamw. feit omstandigheid zelfst. naamw. feitelijk daadwerkelijk bijv. naamw. feitelijk materieel bijv. naamw. feitelijk waarlijk bijv. naamw. feitelijk werkelijk bijv. naamw. feitelijk eigenlijk bijv. naamw. feitelijk zeker bijv. naamw. feitelijk welzeker bijv. naamw. feitelijk waarachtig bijv. naamw. feitelijk voorzeker bijv. naamw. feitelijk vast bijv. naamw. feitelijk stellig bijv. naamw. feitelijk reëel bijv. naamw. feitelijk heus bijv. naamw. feitelijk gewis bijv. naamw. feitelijk geheid bijv. naamw. feitelijk beslist bijv. naamw. feitelijkheid feit zelfst. naamw. feitelijkheid realiteit zelfst. naamw. fel bijtend bijv. naamw. fel brandend bijv. naamw. fel hel bijv. naamw. fel hevig bijv. naamw. fel vinnig bijv. naamw. fel hartstochtelijk bijv. naamw. fel scherp bijv. naamw. fel gemeen bijv. naamw. fel doordringend bijv. naamw. fel krachtig bijv. naamw. fel heftig bijv. naamw. fel erg bijv. naamw. fel verwoed bijv. naamw. fel vlijmend bijv. naamw. fel snibbig bijv. naamw. fel pinnig bijv. naamw. fel hanig bijv. naamw. fel warm bijv. naamw. fel vurig bijv. naamw. fel gloeiend bijv. naamw. fel fonkelend bijv. naamw. felheid fiksheid zelfst. naamw. felheid gedrevenheid zelfst. naamw. felheid hevigheid zelfst. naamw. felheid verbetenheid zelfst. naamw. felheid schrilheid zelfst. naamw. felheid scherpte zelfst. naamw. felheid scherpheid zelfst. naamw. felheid schelheid zelfst. naamw. felheid guurheid zelfst. naamw. felheid kracht zelfst. naamw. felheid intensiteit zelfst. naamw. felheid heftigheid zelfst. naamw. felheid sterkte zelfst. naamw. felheid energie zelfst. naamw. felheid dynamiek zelfst. naamw. felicitatie gelukwens zelfst. naamw. feliciteren gelukwensen werkwoord felonie verraad overig. felonie trouweloosheid overig. femelarij schijnheiligheid zelfst. naamw. feminien vrouwelijk bijv. naamw. femur dij overig. fenomeen iets bijzonders zelfst. naamw. fenomeen natuurverschijnsel zelfst. naamw. fenomeen verschijnsel zelfst. naamw. fenomenaal groots bijv. naamw. fenomenaal lumineus bijv. naamw. fenomenaal puik bijv. naamw. fenomenaal verbazingwekkend bijv. naamw. fenomenaal weergaloos bijv. naamw. fenomenaal geweldig bijv. naamw. fenomenaal fantastisch bijv. naamw. fenomenaal geniaal bijv. naamw. fenomenaal briljant bijv. naamw. fenomenaal wonderlijk bijv. naamw. fenomenaal wonderbaarlijk bijv. naamw. fenomenaal wonderbaar bijv. naamw. fenomenaal verwonderlijk bijv. naamw. fenomenaal verwonderingwekkend bijv. naamw. fenomenaal verbazend bijv. naamw. fenomenaal opzienbarend bijv. naamw. fenomenaal miraculeus bijv. naamw. fenomenaal verwonderend bijv. naamw. fenomenaal verbijsterend bijv. naamw. fenomenaal curieus bijv. naamw. feodalisme leenstelsel zelfst. naamw. ferm dapper bijv. naamw. ferm doortastend bijv. naamw. ferm fiks bijv. naamw. ferm kordaat bijv. naamw. ferm krachtig bijv. naamw. ferm standvastig bijv. naamw. ferm resoluut bijv. naamw. ferm stoer bijv. naamw. ferm krachtdadig bijv. naamw. ferm beslist bijv. naamw. ferm drastisch bijv. naamw. ferm sterk bijv. naamw. ferm moresterk bijv. naamw. ferm moedig bijv. naamw. ferm flink bijv. naamw. ferm stevig bijv. naamw. ferm solide bijv. naamw. ferm robuust bijv. naamw. fermentatie gisting zelfst. naamw. fermentatieproces gistingsproces overig. fermenten fermenteren zelfst. naamw. fermenten gisten zelfst. naamw. fermenteren fermenten zelfst. naamw. fermheid kordaatheid zelfst. naamw. fermheid stevigheid zelfst. naamw. fermheid forsheid zelfst. naamw. fermheid flinkheid zelfst. naamw. fermheid stoerheid zelfst. naamw. Ferro ijzer zelfst. naamw. ferryboot pont zelfst. naamw. fertilisatie bemesting zelfst. naamw. fertilisatie bevruchting zelfst. naamw. fertiliteit vruchtbaarheid zelfst. naamw. fervent fanatiek bijv. naamw. fervent vurig bijv. naamw. fervent geestdriftig bijv. naamw. fervent hartstochtelijk bijv. naamw. fervent verwoed bijv. naamw. fes aangezicht overig. fes aangezicht overig. fes aangezicht overig. festijn feest zelfst. naamw. festijn feestmaal zelfst. naamw. festijn genot zelfst. naamw. festijn party zelfst. naamw. festijn partijtje zelfst. naamw. festijn partij zelfst. naamw. festival feest zelfst. naamw. festival filmfestival zelfst. naamw. festiviteit ceremonie zelfst. naamw. festiviteit evenement zelfst. naamw. festiviteit feest zelfst. naamw. festiviteit festival zelfst. naamw. festiviteit viering zelfst. naamw. festiviteit feestelijkheid zelfst. naamw. festiviteit partij zelfst. naamw. festiviteit fuif zelfst. naamw. fêteren fuiven werkwoord fêteren feesten overig. fêteren feesten overig. fêteren feesten overig. fetisj mascotte zelfst. naamw. feuilleton vervolgverhaal zelfst. naamw. feut groentje zelfst. naamw. fiasco debacle zelfst. naamw. fiasco terugslag zelfst. naamw. fiasco teleurstelling zelfst. naamw. fiasco tegenvaller zelfst. naamw. fiasco sof zelfst. naamw. fiasco slag zelfst. naamw. fiasco misslag zelfst. naamw. fiasco misrekening zelfst. naamw. fiasco flop zelfst. naamw. fiasco misser zelfst. naamw. fiasco mislukking zelfst. naamw. fiasco echec zelfst. naamw. fiasco afgang zelfst. naamw. fiat akkoord zelfst. naamw. fiat autorisatie zelfst. naamw. fiat machtiging zelfst. naamw. fiat permissie zelfst. naamw. fiat volmacht zelfst. naamw. fiat toestemming zelfst. naamw. fiat goedvinden zelfst. naamw. fiat goedkeuring zelfst. naamw. fiatteren autoriseren werkwoord fiatteren goedkeuren werkwoord fiatteren goedvinden werkwoord fiatteren toestaan werkwoord fiatteren permitteren werkwoord fiber vulcaniet overig. fibrillatie woeling zelfst. naamw. fiche kaart zelfst. naamw. fiche muntje zelfst. naamw. fictie fantasie zelfst. naamw. fictie verzinsel zelfst. naamw. fictie verdichtsel zelfst. naamw. fictie verdichting zelfst. naamw. fictie sprookje zelfst. naamw. fictie leugen zelfst. naamw. fictie fabel zelfst. naamw. fictie bedenksel zelfst. naamw. fictief aangenomen bijv. naamw. fictief bedacht bijv. naamw. fictief denkbeeldig bijv. naamw. fictief gefingeerd bijv. naamw. fictief verdicht bijv. naamw. fictief verzonnen bijv. naamw. fictief geveinsd bijv. naamw. fictief overeengekomen bijv. naamw. fictief ingebeeld bijv. naamw. fideel sportief bijv. naamw. fideel sympathiek bijv. naamw. fideel tof bijv. naamw. fideel trouwhartig bijv. naamw. fideel gemoedelijk bijv. naamw. fideel loyaal bijv. naamw. fideel vrolijk bijv. naamw. fideel uitgelaten bijv. naamw. fideel opgewekt bijv. naamw. fideel opgetogen bijv. naamw. fideel monter bijv. naamw. fideel levendig bijv. naamw. fideel kwiek bijv. naamw. fideel jolig bijv. naamw. fideel blijmoedig bijv. naamw. fideel zonnig bijv. naamw. fideel lustig bijv. naamw. fideel rondborstig bijv. naamw. fideel oprecht bijv. naamw. fideel openhartig bijv. naamw. fideel eerlijk bijv. naamw. fiducie confidentie zelfst. naamw. fiducie geloof zelfst. naamw. fiducie vertrouw zelfst. naamw. fiducie vertrouwen zelfst. naamw. fiedel viool overig. fielt gemenerik zelfst. naamw. fielt smiek zelfst. naamw. fielt smiecht zelfst. naamw. fielt smeerlap zelfst. naamw. fielt schoft zelfst. naamw. fielt schoelje zelfst. naamw. fielt stinkerd zelfst. naamw. fielt rotzak zelfst. naamw. fielt naarling zelfst. naamw. fielt mispunt zelfst. naamw. fielt schurk zelfst. naamw. fielt schobbejak zelfst. naamw. fielt boef zelfst. naamw. fier indrukwekkend bijv. naamw. fier prat bijv. naamw. fier trots bijv. naamw. fier parmantig bijv. naamw. fier vorstelijk bijv. naamw. fier statig bijv. naamw. fier plechtstatig bijv. naamw. fier plechtig bijv. naamw. fier parmant bijv. naamw. fier nobel bijv. naamw. fier majestueus bijv. naamw. fier deftig bijv. naamw. fier aanzienlijk bijv. naamw. fier groots bijv. naamw. fier glorieus bijv. naamw. fier flink bijv. naamw. fierheid trots zelfst. naamw. fiets kar zelfst. naamw. fiets rijwiel zelfst. naamw. fiets stalen ros zelfst. naamw. fiets zwijntje zelfst. naamw. fiets velo zelfst. naamw. fiets tweewieler zelfst. naamw. fiets byciclette overig. fietsband band zelfst. naamw. fietsen karren werkwoord fietsen presteren werkwoord fietsen rijden werkwoord fietsenhok rijwielstalling zelfst. naamw. fietser weggebruiker zelfst. naamw. fietser pedaalridder zelfst. naamw. fietser wielrij zelfst. naamw. fietspomp pomp zelfst. naamw. fietsslot slot zelfst. naamw. fietstocht tocht zelfst. naamw. fietstrapper trapper zelfst. naamw. figurant acteur zelfst. naamw. figurant figurante zelfst. naamw. figurante figurant overig. figureren acteren werkwoord figureren optreden werkwoord figuur afbeelding zelfst. naamw. figuur bouw zelfst. naamw. figuur gedaante zelfst. naamw. figuur illustratie zelfst. naamw. figuur lichaamslijn zelfst. naamw. figuur lichaamspostuur zelfst. naamw. figuur model zelfst. naamw. figuur motief zelfst. naamw. figuur personage zelfst. naamw. figuur persoon zelfst. naamw. figuur postuur zelfst. naamw. figuur type zelfst. naamw. figuur gestalte zelfst. naamw. figuur uiterlijk zelfst. naamw. figuur individu zelfst. naamw. figuur verschijning zelfst. naamw. figuur silhouet zelfst. naamw. figuur vorm zelfst. naamw. figuurlijk beeldsprakig bijv. naamw. figuurlijk grote bijv. naamw. figuurlijk metaforisch bijv. naamw. figuurlijk zinnebeeldig bijv. naamw. figuurlijk overdrachtelijk bijv. naamw. figuurnaad naad zelfst. naamw. fijn aangenaam bijv. naamw. fijn fijngebouwd bijv. naamw. fijn kostbaar bijv. naamw. fijn onvermengd bijv. naamw. fijn prettig bijv. naamw. fijn sierlijk bijv. naamw. fijn subtiel bijv. naamw. fijn teer bijv. naamw. fijn heerlijk bijv. naamw. fijn lekker bijv. naamw. fijn gemakkelijk bijv. naamw. fijn plezierig bijv. naamw. fijn plezant bijv. naamw. fijn leuk bijv. naamw. fijn behaaglijk bijv. naamw. fijn voortreffelijk bijv. naamw. fijn puik bijv. naamw. fijn patent bijv. naamw. fijn best bijv. naamw. fijn tenger bijv. naamw. fijn slank bijv. naamw. fijn rank bijv. naamw. fijn dun bijv. naamw. fijn zwak bijv. naamw. fijn teder bijv. naamw. fijn kwetsbaar bijv. naamw. fijn iel bijv. naamw. fijn frèle bijv. naamw. fijn fragiel bijv. naamw. fijn fijngevoelig bijv. naamw. fijn delicaat bijv. naamw. fijn broos bijv. naamw. fijn breekbaar bijv. naamw. fijnbesnaard gevoelig overig. fijnbespraaktheid welsprekendheid zelfst. naamw. fijnbespraaktheid welbespraaktheid zelfst. naamw. fijndrukken pletten overig. fijndrukken platmaken overig. fijndrukken platdrukken overig. fijne kerks bijv. naamw. fijngebouwd dun bijv. naamw. fijngebouwd fijn bijv. naamw. fijngebouwd rank bijv. naamw. fijngebouwd slank bijv. naamw. fijngebouwd tenger bijv. naamw. fijngevoelig kies bijv. naamw. fijngevoelig teer bijv. naamw. fijngevoelig subtiel bijv. naamw. fijngevoelig teergevoelig bijv. naamw. fijngevoelig teerbesnaard bijv. naamw. fijngevoelig fijnzinnig bijv. naamw. fijngevoelig zwak bijv. naamw. fijngevoelig tenger bijv. naamw. fijngevoelig teder bijv. naamw. fijngevoelig kwetsbaar bijv. naamw. fijngevoelig iel bijv. naamw. fijngevoelig frèle bijv. naamw. fijngevoelig fragiel bijv. naamw. fijngevoelig fijn bijv. naamw. fijngevoelig delicaat bijv. naamw. fijngevoelig broos bijv. naamw. fijngevoelig breekbaar bijv. naamw. fijngevoeligheid gevoeligheid zelfst. naamw. fijngevoeligheid tact zelfst. naamw. fijngevoeligheid teergevoeligheid zelfst. naamw. fijnhakken hakken werkwoord fijnhakken kleinhakken werkwoord fijnheid uitgezochtheid zelfst. naamw. fijnmaken malen werkwoord fijnmaken verpletteren werkwoord fijnmaken vermorzelen werkwoord fijnmaken vergruizen werkwoord fijnmaken verbrijzelen werkwoord fijnmaken platdrukken werkwoord fijnmaken stampen overig. fijnmalen pulveriseren werkwoord fijnmalen vermalen werkwoord fijnmalen malen werkwoord fijnproevend gastronomisch overig. fijnproever gastronoom zelfst. naamw. fijnproever lucullus zelfst. naamw. fijnspar sparreboom overig. fijnspar spar overig. fijnstampen stampen werkwoord fijntjes verfijnd bijv. naamw. fijntjes fijnzinnig bijv. naamw. fijntjes slim bijv. naamw. fijntjes teer bijv. naamw. fijnwrijven pulveriseren werkwoord fijnwrijven raspen werkwoord fijnwrijven stukstoten werkwoord fijnzinnig precieus bijv. naamw. fijnzinnig delicaat bijv. naamw. fijnzinnig subtiel bijv. naamw. fijnzinnig teergevoelig bijv. naamw. fijnzinnig teerbesnaard bijv. naamw. fijnzinnig fijngevoelig bijv. naamw. fijnzinnig verfijnd bijv. naamw. fijnzinnig fijntjes bijv. naamw. fijnzinnigheid tact zelfst. naamw. fik brand zelfst. naamw. fik hond zelfst. naamw. fik vuur zelfst. naamw. fikken branden werkwoord fikken handen zelfst. naamw. fikken vingers zelfst. naamw. fiks ferm bijv. naamw. fiks flink bijv. naamw. fiks stevig bijv. naamw. fiks hard bijv. naamw. fiks zwaar bijv. naamw. fiks vriendelijk bijv. naamw. fiks straf bijv. naamw. fiks sterk bijv. naamw. fiks krachtig bijv. naamw. fiks geducht bijv. naamw. fiks eerlijk bijv. naamw. fiks dapper bijv. naamw. fiks braaf bijv. naamw. fiks solide bijv. naamw. fiks robuust bijv. naamw. fiksen klaarspelen werkwoord fiksen repareren werkwoord fiksen rechtzetten werkwoord fiksen maken werkwoord fiksen herstellen werkwoord fiksen goedmaken werkwoord fiksen flikken werkwoord fiksheid dynamiek zelfst. naamw. fiksheid energie zelfst. naamw. fiksheid felheid zelfst. naamw. fiksheid kracht zelfst. naamw. fiksheid sterkte zelfst. naamw. filantroop mensenvriend zelfst. naamw. filantropie liefdadigheid zelfst. naamw. filantropisch menslievend bijv. naamw. file bestand zelfst. naamw. file colonne zelfst. naamw. file dossier zelfst. naamw. file queue zelfst. naamw. file rij zelfst. naamw. file verkeersopstopping zelfst. naamw. file verkeersstremming zelfst. naamw. file opstopping zelfst. naamw. filet haasfilet zelfst. naamw. filet visfilet zelfst. naamw. filet haasje zelfst. naamw. filet filetstuk zelfst. naamw. filetstuk haasje overig. filetstuk haasfilet overig. filetstuk filet overig. filiaal bijkantoor zelfst. naamw. filiaal hulpkantoor zelfst. naamw. filiaal agentschap zelfst. naamw. filippica scheldkanonnade zelfst. naamw. filister bekrompen overig. film filmrolletje zelfst. naamw. film laag zelfst. naamw. film video zelfst. naamw. filmacteur acteur zelfst. naamw. filmdecor set overig. filmdecor set overig. filmdecor set overig. filmfestival festival zelfst. naamw. filmhuis bioscoop zelfst. naamw. filmliefhebber cinefiel overig. filmmontage montage zelfst. naamw. filmpje velletje overig. filmpje schilletje overig. filmpje laagje overig. filmpje huidje overig. filmrolletje film zelfst. naamw. filmscenario draaiboek zelfst. naamw. filmscenario scenario zelfst. naamw. filmscenario`s draaiboeken zelfst. naamw. filmscenario`s scenario`s zelfst. naamw. filmspoel spoel zelfst. naamw. filmster ster zelfst. naamw. filmtheater bioscoop zelfst. naamw. filmzaal bioscoop werkwoord filosofen denkers zelfst. naamw. filosoferen denken werkwoord filosofie levensbeschouwing zelfst. naamw. filosofie wijsbegeerte zelfst. naamw. filosofisch diepzinnig bijv. naamw. filosoof denker zelfst. naamw. filosoof wijsgeer zelfst. naamw. filter filterzakje zelfst. naamw. filter zeef zelfst. naamw. filteren doorsijpelen werkwoord filteren doorzijgen werkwoord filteren ziften werkwoord filteren zeven werkwoord filteren filtreren werkwoord filtering schifting zelfst. naamw. filtering filtratie zelfst. naamw. filterzakje filter zelfst. naamw. filtratie filtering zelfst. naamw. filtreren doorzijgen werkwoord filtreren zuiveren werkwoord filtreren ziften werkwoord filtreren zeven werkwoord filtreren filteren werkwoord finaal achterste bijv. naamw. finaal faliekant bijv. naamw. finaal algeheel bijv. naamw. finaal gewoonweg bijv. naamw. finaal volstrekt bijv. naamw. finaal vierkant bijv. naamw. finaal helemaal bijv. naamw. finaal hartstikke bijv. naamw. finaal laatste bijv. naamw. finale beslissingsstrijd zelfst. naamw. finale einde zelfst. naamw. finale eindstrijd zelfst. naamw. finale slotstuk zelfst. naamw. finale sluitstuk zelfst. naamw. financiëdraagkracht draagkracht overig. financieel geldelijk bijv. naamw. financiëlast druk overig. financiële geldelijke overig. financiëmiddelen kapitaal overig. financiëmiddelen geldmiddelen overig. financier geldmagnaat zelfst. naamw. financier geldschieter zelfst. naamw. financier geldgever zelfst. naamw. financieren betalen werkwoord financieren lenen werkwoord financiesteunen onderhouden overig. fines elegance overig. finesse bijzonderheid zelfst. naamw. finesse elegance zelfst. naamw. fingeren bedenken werkwoord fingeren doen alsof werkwoord fingeren veinzen werkwoord fingeren voorwenden werkwoord fingeren simuleren werkwoord finish eindpunt zelfst. naamw. finish eindstreep zelfst. naamw. finish meet zelfst. naamw. finish finishlijn zelfst. naamw. finish einde zelfst. naamw. finishen aankomen werkwoord finishen aankomende werkwoord finishen eindigen werkwoord finishlijn einde zelfst. naamw. finishlijn eindpunt zelfst. naamw. finishlijn meet zelfst. naamw. finishlijn finish zelfst. naamw. finishlijn eindstreep zelfst. naamw. fiool medicijnflesje zelfst. naamw. fiool flesje zelfst. naamw. fiool flacon zelfst. naamw. firma bedrijf zelfst. naamw. firma onderneming zelfst. naamw. firma vennootschap zelfst. naamw. firma zaak zelfst. naamw. firma maatschappij zelfst. naamw. firma maatschap zelfst. naamw. firma handelshuis zelfst. naamw. firma handelsbedrijf zelfst. naamw. firma coöperatie zelfst. naamw. firmament hemel zelfst. naamw. firmament hemelkoepel zelfst. naamw. firmament zwerk zelfst. naamw. firmament uitspansel zelfst. naamw. firmament hemelkoep zelfst. naamw. firmament hemelgewelf zelfst. naamw. firmament hem zelfst. naamw. fiscaal belastingtechnisch bijv. naamw. fiscus belastingambtenaren zelfst. naamw. fiscus belastingdienst zelfst. naamw. fiscus belastingheffer zelfst. naamw. fissuur kloof zelfst. naamw. fistel gezwel zelfst. naamw. fistel pijpzweer zelfst. naamw. fit getraind bijv. naamw. fit gezond bijv. naamw. fit fris bijv. naamw. fit zonziekte bijv. naamw. fit blakend bijv. naamw. fitter gasfitter zelfst. naamw. fitter waterfitter zelfst. naamw. fitter installateur zelfst. naamw. fixatie vasthechting zelfst. naamw. fixatie gefixeerdheid zelfst. naamw. fixeerbad bad zelfst. naamw. fixeermiddel scherp overig. fixeermiddel etszuur overig. fixeermiddel bijtmiddel overig. fixeermiddel bijtend overig. fixen lappen overig. fixen klaarspelen overig. fixen bewerkstelligen overig. fixen bedingen overig. fixeren aanstaren werkwoord fixeren bepalen werkwoord fixeren vastmaken werkwoord fixeren vaststellen werkwoord fixeren tuigeren werkwoord fixeren bevestigen werkwoord fiziognomika gelaatkunde overig. flaccidus slap bijv. naamw. flacon fles zelfst. naamw. flacon flesje zelfst. naamw. flacon sierfles zelfst. naamw. flacon fiool zelfst. naamw. fladderen flapperen werkwoord fladderen vliegen werkwoord fladderen wapperen werkwoord flagrant onloochenbaar bijv. naamw. flagrant onmiskenbaar bijv. naamw. flagrant zonneklaar bijv. naamw. flagrant overduidelijk bijv. naamw. flagrant duidelijk bijv. naamw. flakker vonk overig. flakker glinstering overig. flakkeren flikkeren werkwoord flakkeren pinkelen werkwoord flakkeren vlammen werkwoord flakkering flikkering zelfst. naamw. flakkering schittering zelfst. naamw. flakkering schijn zelfst. naamw. flakkering geflikker zelfst. naamw. flambouw fakkel zelfst. naamw. flambouw toorts zelfst. naamw. flamboyant vlammend bijv. naamw. flamingant Belg zelfst. naamw. flamoes kut overig. flamoes vagina zelfst. naamw. flanel molton overig. flanelletje hemd zelfst. naamw. flaneren drentelen werkwoord flank zijde zelfst. naamw. flank zijkant zelfst. naamw. flankspeler vleugelspeler overig. flankspeler spits overig. flankspeler rechtsbuiten overig. flankspeler linksbuiten overig. flankspeler buitenspeler overig. flap achterflap zelfst. naamw. flap appelflap zelfst. naamw. flap bankbiljet zelfst. naamw. flapdrol mafkees zelfst. naamw. flapdrol zot zelfst. naamw. flapdrol waanzinnige zelfst. naamw. flapdrol mafkikker zelfst. naamw. flapdrol mafket zelfst. naamw. flapdrol imbeciel zelfst. naamw. flapdrol idioot zelfst. naamw. flapdrol gek zelfst. naamw. flapdrol debi zelfst. naamw. flapdrollen lapzwansen overig. flappen bankbiljetten zelfst. naamw. flapuit spraakzaam overig. flapuit praatziek overig. flapuit praatgraag overig. flapuit mededeelzaam overig. flapuit loslippig overig. flapuit kletsgraag overig. flapuit kletserig overig. flapuit indiscreet overig. flapuit babbelziek overig. flapuit babbelachtig overig. flard deel zelfst. naamw. flard flenter zelfst. naamw. flard vod zelfst. naamw. flard vodje zelfst. naamw. flard prul zelfst. naamw. flard lor zelfst. naamw. flard lap zelfst. naamw. flard homp zelfst. naamw. flash flits zelfst. naamw. flat appartement zelfst. naamw. flat flatgebouw zelfst. naamw. flat schoen zelfst. naamw. flater blunder zelfst. naamw. flater giller zelfst. naamw. flater misgreep zelfst. naamw. flater domheid zelfst. naamw. flater blun zelfst. naamw. flaters blunders overig. flatgebouw flat zelfst. naamw. flats appartementen overig. flatteren verfraaien werkwoord flatteren vleien werkwoord flatteren vlemen werkwoord flatteren kruipen werkwoord flatteren flikflooien werkwoord flatterend vleiend overig. flatterend strelend overig. flatterend complimenteus overig. flatterend flatteus overig. flatterend vleierig overig. flatteus flatterend bijv. naamw. flatteus vleiend bijv. naamw. flatulentie opgeblazenheid zelfst. naamw. flauw bangelijk bijv. naamw. flauw flauwtjes bijv. naamw. flauw flets bijv. naamw. flauw laf bijv. naamw. flauw mat bijv. naamw. flauw melig bijv. naamw. flauw wazig bijv. naamw. flauw futloos bijv. naamw. flauw goedkoop bijv. naamw. flauw lullig bijv. naamw. flauw verschoten bijv. naamw. flauw bleek bijv. naamw. flauw stompzinnig bijv. naamw. flauw simpel bijv. naamw. flauw onnozel bijv. naamw. flauw dom bijv. naamw. flauw zonsmaak bijv. naamw. flauw smakeloos bijv. naamw. flauw zoutloos bijv. naamw. flauw zonzout bijv. naamw. flauw vagelijk bijv. naamw. flauw vaag bijv. naamw. flauw onhelder bijv. naamw. flauw onduidelijk bijv. naamw. flauw nevelachtig bijv. naamw. flauw mistig bijv. naamw. flauw zwakjes bijv. naamw. flauw zwak bijv. naamw. flauw wee overig. flauw wee overig. flauw wee overig. flauw doen miesballen overig. flauwekul kletspraat zelfst. naamw. flauwekul rimram zelfst. naamw. flauwekul nonsens zelfst. naamw. flauwekul kul zelfst. naamw. flauwekul kol zelfst. naamw. flauwekul kletskoek zelfst. naamw. flauwekul humbug zelfst. naamw. flauwekul gezwets zelfst. naamw. flauwekul geleuter zelfst. naamw. flauwekul gebeuzel zelfst. naamw. flauwerd bangerd zelfst. naamw. flauwerik flauwerd zelfst. naamw. flauwheid zouteloosheid zelfst. naamw. flauwheid zonvesmaak zelfst. naamw. flauwiteit aardigheid zelfst. naamw. flauwiteit lafheid zelfst. naamw. flauwiteit zouteloosheid zelfst. naamw. flauwte appelflauwte zelfst. naamw. flauwte bedwelming zelfst. naamw. flauwte katzwijm zelfst. naamw. flauwte windstilte zelfst. naamw. flauwte collaps zelfst. naamw. flauwte zwijm zelfst. naamw. flauwte versuffing zelfst. naamw. flauwte pantoffel zelfst. naamw. flauwte nederlaag zelfst. naamw. flauwte klap zelfst. naamw. flauwte echec zelfst. naamw. flauwtjes flauw bijv. naamw. flauwtjes zwak bijv. naamw. flauwtjes zwakjes bijv. naamw. flauwvallen bezwijmen werkwoord flauwvallen zwijmen werkwoord flauwvallen wegraken werkwoord flebitis aderontsteking zelfst. naamw. flecker vlek overig. flecker sproet overig. flecker spikkel overig. flecker spat overig. flecker bevlekken overig. flecker bespikkelen overig. flegma kalmte zelfst. naamw. flegmatiek onaandoenlijk bijv. naamw. flegmatiek onverstoorbaar bijv. naamw. flegmatiek traag bijv. naamw. flegmatiek kalm bijv. naamw. flegmatisch onverstoorbaar kalm bijv. naamw. flemen flikflooien werkwoord flemer strooplikker zelfst. naamw. flemerig stroperig overig. flemerig slijmerig overig. flemerig flikflooierig overig. flensje pannenkoek zelfst. naamw. flenter flard zelfst. naamw. fles flacon zelfst. naamw. fles kolf zelfst. naamw. fles wijnfles zelfst. naamw. fleseend loopeend overig. fleshals flessenhals overig. flesje flacon zelfst. naamw. flesje fiool zelfst. naamw. flesopener opener zelfst. naamw. flessen bedotten werkwoord flessen oplichten werkwoord flessen afzetten werkwoord flessenhals fleshals overig. flessenhals verkeersknelpunt overig. flessenhals knelpunt overig. flessenhals bottleneck overig. flessentrekker oplichter zelfst. naamw. flessentrekker zwendelaar zelfst. naamw. flessentrekkerij oplichterij zelfst. naamw. flets bleek bijv. naamw. flets dof bijv. naamw. flets flauw bijv. naamw. flets kleurloos bijv. naamw. flets mat bijv. naamw. flets slap bijv. naamw. flets verschoten bijv. naamw. fleur bloei zelfst. naamw. fleur glans zelfst. naamw. fleur kleur zelfst. naamw. fleurig bloeiend bijv. naamw. fleurig bontgekleurd bijv. naamw. fleurig florissant bijv. naamw. fleurig kleurig bijv. naamw. fleurig kleurrijk bijv. naamw. fleurig vrolijk bijv. naamw. fleurig bont bijv. naamw. flexibel buigbaar bijv. naamw. flexibel buigzaam bijv. naamw. flexibel gedwee bijv. naamw. flexibel inschikkelijk bijv. naamw. flexibel plooibaar bijv. naamw. flexibel soepel bijv. naamw. flexibel meegaand bijv. naamw. flexibiliteit buigzaamheid zelfst. naamw. flexibiliteit lenigheid zelfst. naamw. flexibiliteit souplesse zelfst. naamw. flexibiliteit soepelheid zelfst. naamw. flexie buiging zelfst. naamw. flierefluiter losbol zelfst. naamw. flierefluiter luiaard zelfst. naamw. flierefluiter slampamper zelfst. naamw. flierefluiter leegloper zelfst. naamw. flierefluiter lapzwans zelfst. naamw. flierefluiter lanterfanter zelfst. naamw. flierefluiter lanterfant zelfst. naamw. flik pastille zelfst. naamw. flik agent zelfst. naamw. flikdraad verstelgaren overig. flikdraad stopwol overig. flikflooien aanhalen werkwoord flikflooien vlemen werkwoord flikflooien vleien werkwoord flikflooien kruipen werkwoord flikflooien flatteren werkwoord flikflooien flemen werkwoord flikflooierig slijmerig bijv. naamw. flikflooierig stroperig bijv. naamw. flikflooierig flemerig bijv. naamw. flikje chocolaatje zelfst. naamw. flikjes chocolaatjes overig. flikken klaarspelen werkwoord flikken leveren werkwoord flikken lappen werkwoord flikken fiksen werkwoord flikken agenten zelfst. naamw. flikken agenten zelfst. naamw. flikken agenten zelfst. naamw. flikker mietje zelfst. naamw. flikker nicht zelfst. naamw. flikker sodemieter zelfst. naamw. flikker poot zelfst. naamw. flikker homo zelfst. naamw. flikkeren blikkeren werkwoord flikkeren donderen werkwoord flikkeren flakkeren werkwoord flikkeren fonkelen werkwoord flikkeren tuimelen werkwoord flikkeren twinkelen werkwoord flikkeren stralen werkwoord flikkeren sprankelen werkwoord flikkeren schijnen werkwoord flikkeren glanzen werkwoord flikkeren vallen werkwoord flikkeren kieperen werkwoord flikkeren kiepen werkwoord flikkeren kelderen werkwoord flikkeren vlammen werkwoord flikkering flakkering zelfst. naamw. flikkering schijn zelfst. naamw. flikkering trilhaartje zelfst. naamw. flikkering schijnsel zelfst. naamw. flikkering paillette zelfst. naamw. flikkering lovertje zelfst. naamw. flikkering schittering zelfst. naamw. flikkering geflikker zelfst. naamw. flikwerk lapwerk overig. flink aan de maat bijv. naamw. flink beduidend bijv. naamw. flink doortastend bijv. naamw. flink fiks bijv. naamw. flink fors bijv. naamw. flink knap bijv. naamw. flink potig bijv. naamw. flink stoer bijv. naamw. flink trots bijv. naamw. flink aardig bijv. naamw. flink behoorlijk bijv. naamw. flink danig bijv. naamw. flink duchtig bijv. naamw. flink geducht bijv. naamw. flink heftig bijv. naamw. flink enorm bijv. naamw. flink aanzienlijk bijv. naamw. flink aanmerkelijk bijv. naamw. flink moresterk bijv. naamw. flink moedig bijv. naamw. flink ferm bijv. naamw. flink dapper bijv. naamw. flink slank bijv. naamw. flink rank bijv. naamw. flink maairijp bijv. naamw. flink goedgebouwd bijv. naamw. flink bevallig bijv. naamw. flink stevig bijv. naamw. flink sterk bijv. naamw. flink solide bijv. naamw. flink robuust bijv. naamw. flink krachtig bijv. naamw. flink prat bijv. naamw. flink groots bijv. naamw. flink glorieus bijv. naamw. flink fier bijv. naamw. flink dik bijv. naamw. flinke knaap zelfst. naamw. flinkheid moed zelfst. naamw. flinkheid sterkte zelfst. naamw. flinkheid viriliteit zelfst. naamw. flinkheid mannelijkheid zelfst. naamw. flinkheid stevigheid zelfst. naamw. flinkheid forsheid zelfst. naamw. flinkheid fermheid zelfst. naamw. flinter zweem overig. flinter waas overig. flinter vleugje overig. flinter snufje overig. flinter schijntje overig. flinter floers overig. flinterdun dun bijv. naamw. flinterdun ragdun bijv. naamw. flip-over flipover zelfst. naamw. flipover flip-over zelfst. naamw. flippen afknappen werkwoord flippen begeven werkwoord flippen doldraaien werkwoord flippen mislukken werkwoord flirt geflirt zelfst. naamw. flirt flirtation zelfst. naamw. flirtation geflirt overig. flirtation flirt overig. flirten sjansen werkwoord flirten scharrelen werkwoord flirten lonken werkwoord flits bliksemschicht zelfst. naamw. flits flard zelfst. naamw. flits flash zelfst. naamw. flits flitslicht zelfst. naamw. flits fragment zelfst. naamw. flits bliksemslag zelfst. naamw. flits bliksemflits zelfst. naamw. flits bliksem zelfst. naamw. flits snbeeld zelfst. naamw. flitsen lichten werkwoord flitsen oplichten werkwoord flitsend hip bijv. naamw. flitsend trendy bijv. naamw. flitsend vlot bijv. naamw. flitsend snel bijv. naamw. flitsend modieus bijv. naamw. flitslamp flitslampje overig. flitslampje flitslamp overig. flitslicht flits zelfst. naamw. flodder flard zelfst. naamw. flodderen knoeien werkwoord flodderen lubberen werkwoord flodderig lobberig bijv. naamw. flodderig slobberig bijv. naamw. flodderig slonzig bijv. naamw. flodderig verlopen bijv. naamw. flodderig sjofeltjes bijv. naamw. flodderig sjofel bijv. naamw. flodderig schamel bijv. naamw. flodderig pover bijv. naamw. flodderig haveloos bijv. naamw. flodderig armoedig bijv. naamw. flodderig slodderig bijv. naamw. floepen wegglippen werkwoord floepen glippen werkwoord floers sluier zelfst. naamw. floers zweem zelfst. naamw. floers waas zelfst. naamw. floers vleugje zelfst. naamw. floers snufje zelfst. naamw. floers schijntje zelfst. naamw. floers flinter zelfst. naamw. flonkeren blinken werkwoord flop echec zelfst. naamw. flop mislukking zelfst. naamw. flop tegenvaller zelfst. naamw. flop terugslag zelfst. naamw. flop teleurstelling zelfst. naamw. flop sof zelfst. naamw. flop slag zelfst. naamw. flop misslag zelfst. naamw. flop misrekening zelfst. naamw. flop fiasco zelfst. naamw. flop misser zelfst. naamw. flop afgang zelfst. naamw. floppen mislukken werkwoord floppen stranden werkwoord floppen mislopen werkwoord floppen misgaan werkwoord floppen falen werkwoord floppen afgaan werkwoord floppy diskette zelfst. naamw. floppy floppydisk zelfst. naamw. floppydisk diskette zelfst. naamw. floreren bloeien werkwoord florerend welvarend overig. florerend welgesteld overig. floret degen zelfst. naamw. florijn gulden overig. florissant bloeiend bijv. naamw. florissant fleurig bijv. naamw. fluctueren gevarieerd werkwoord fluctueren golven werkwoord fluctueren variëren werkwoord fluctueren varierend werkwoord fluim kwal zelfst. naamw. fluim kwalster zelfst. naamw. fluim sputum zelfst. naamw. fluim kliekje zelfst. naamw. fluim roch zelfst. naamw. fluim kwat zelfst. naamw. fluisteren lispelen werkwoord fluisteren rondvertellen werkwoord fluisteren smiespelen werkwoord fluisteren ademen werkwoord fluisteren smoezen werkwoord fluisteren praten werkwoord fluisteren sissen werkwoord fluisterend sottovoce overig. fluistering gefluister overig. fluit altfluit zelfst. naamw. fluit penis zelfst. naamw. fluit geslachtsorgaan zelfst. naamw. fluiten blazen werkwoord fluiten fluitspelen werkwoord fluiten gieren werkwoord fluiten pijpen werkwoord fluiten plassen werkwoord fluiten roepen werkwoord fluks dadelijk overig. flush blozen zelfst. naamw. flut belabberd bijv. naamw. fluweel chiffon zelfst. naamw. fluweel velours zelfst. naamw. fluweelachtig velours overig. fluweelachtig fluwelen overig. fluwelen velours bijv. naamw. fluwelen fluweelachtig bijv. naamw. fluwelig poezelig bijv. naamw. fluwelig zacht bijv. naamw. fnuiken bekorten werkwoord fnuikend fataal bijv. naamw. fnuikend rampzalig bijv. naamw. fnuikend noodlottig bijv. naamw. fobie angst zelfst. naamw. focus brandpunt zelfst. naamw. foedraal doos zelfst. naamw. foedraal koker zelfst. naamw. foedraal etui zelfst. naamw. foedraal schede zelfst. naamw. foef kunstgreep zelfst. naamw. foefje truc zelfst. naamw. foefje maniertje zelfst. naamw. foefje kunstje zelfst. naamw. foefje kneepje zelfst. naamw. foefje kneep zelfst. naamw. foei! hè! overig. foeilelijk oerlelijk bijv. naamw. foeilelijk monsterlijk bijv. naamw. foeilelijk afzichtelijk bijv. naamw. foerage levensmiddelen zelfst. naamw. foerageren bevoorraden werkwoord foet groentje overig. foet eerstejaars overig. foeteren knorren werkwoord foetsie verdwenen bijv. naamw. foetsie pleite bijv. naamw. foetsie zoek bijv. naamw. foetsie weg bijv. naamw. foetus embryo zelfst. naamw. foezelen frunniken werkwoord foezelen friemelen werkwoord fok teelt zelfst. naamw. fok veefokkerij zelfst. naamw. fok zeil zelfst. naamw. fok bril zelfst. naamw. fok voortplanting zelfst. naamw. fok voortbrenging zelfst. naamw. fok verbouw zelfst. naamw. fok reproductie zelfst. naamw. fok kweken zelfst. naamw. fok fokkerij zelfst. naamw. fok cultuur zelfst. naamw. fok aanplant zelfst. naamw. fok aankweken zelfst. naamw. fok aankweek zelfst. naamw. fok aanfok zelfst. naamw. fok telen zelfst. naamw. fokken aankweken werkwoord fokken kinderen maken werkwoord fokken kweken werkwoord fokken opfokken werkwoord fokken telen werkwoord fokken voortbrengen werkwoord fokken verbouwen werkwoord fokken procreëren werkwoord fokken planten werkwoord fokken opkweken werkwoord fokken genereren werkwoord fokken aanplanten werkwoord fokker teler overig. fokker kweker overig. fokkerij teelt zelfst. naamw. fokkerij veefokkerij zelfst. naamw. fokkerij voortplanting zelfst. naamw. fokkerij voortbrenging zelfst. naamw. fokkerij verbouw zelfst. naamw. fokkerij reproductie zelfst. naamw. fokkerij kweken zelfst. naamw. fokkerij fok zelfst. naamw. fokkerij cultuur zelfst. naamw. fokkerij aanplant zelfst. naamw. fokkerij aankweken zelfst. naamw. fokkerij aankweek zelfst. naamw. fokkerij aanfok zelfst. naamw. fokkerij telen zelfst. naamw. fokstier brilbeer overig. fokstier brilbeer overig. fokstier brilbeer overig. fol vouwblad overig. fol brochure overig. folder brochure zelfst. naamw. folder inlichtingenblad zelfst. naamw. foldertje strooibiljet overig. foliant boek zelfst. naamw. foliant pil zelfst. naamw. folklore overlevering zelfst. naamw. folteren kwellen werkwoord folteren pijnigen werkwoord folteren martelen werkwoord foltering pijniging zelfst. naamw. foltering marteling zelfst. naamw. fondant borstplaat overig. fondement fundament zelfst. naamw. fonds effect zelfst. naamw. fonds geldmiddelen zelfst. naamw. fonds pensioenfonds zelfst. naamw. fonetiek klankleer overig. fonetiek fonologie overig. fonkelen blinken werkwoord fonkelen flikkeren werkwoord fonkelen glanzen werkwoord fonkelen schijnen werkwoord fonkelen sprankelen werkwoord fonkelen stralen werkwoord fonkelen glinsteren werkwoord fonkelen glimmen werkwoord fonkelen schittering werkwoord fonkelen glitter werkwoord fonkelen fonkeling werkwoord fonkelen schitteren werkwoord fonkelen twinkelen werkwoord fonkelen schitteren werkwoord fonkelend schitterend overig. fonkelend glinsterend overig. fonkelend warm overig. fonkelend vurig overig. fonkelend hevig overig. fonkelend gloeiend overig. fonkelend fel overig. fonkelend brandend overig. fonkeling glans zelfst. naamw. fonkeling glinstering zelfst. naamw. fonkeling schittering zelfst. naamw. fonkeling sprankelen zelfst. naamw. fonkeling tinteling zelfst. naamw. fonkeling glitter zelfst. naamw. fonkeling fonkelen zelfst. naamw. fonkeling gefonkel zelfst. naamw. fonkelnieuw nieuw bijv. naamw. fonkelnieuw splinternieuw bijv. naamw. fonkelnieuw spiksplinternieuw bijv. naamw. fonkelnieuw nagelnieuw bijv. naamw. fonologie klankleer overig. fonologie fonetiek overig. fontein fonteintje zelfst. naamw. fonteintje fontein zelfst. naamw. fooi drinkgeld zelfst. naamw. fooi schijntje zelfst. naamw. fooien tips zelfst. naamw. fooien vleiende zelfst. naamw. fooien verval zelfst. naamw. fooien suikergoed zelfst. naamw. foppen bedotten werkwoord foppen beetnemen werkwoord foppen plagen werkwoord fopspeen speen zelfst. naamw. fopspenen spenen zelfst. naamw. forceren afdwingen werkwoord forceren beschadigen werkwoord forceren dwingen werkwoord forceren openbreken werkwoord forceren overbelasten werkwoord forceren verbreken werkwoord forceren opdringen zelfst. naamw. forceren verbrijzelen werkwoord forceren stukmaken werkwoord forceren opheffen werkwoord forceren ontbinden werkwoord forceren beëindigen werkwoord forceren afbreken werkwoord foreest woud overig. foreest bos overig. forens pendelaar zelfst. naamw. forenzen pendelen werkwoord foresthee aangroei van botten overig. formaat belang zelfst. naamw. formaat betekenis zelfst. naamw. formaat grootte zelfst. naamw. formaat omvang zelfst. naamw. formaat maat zelfst. naamw. formaat dimensie zelfst. naamw. formaat afmeting zelfst. naamw. formaliseren regelen werkwoord formalistisch formeel bijv. naamw. formaliteit ceremonie zelfst. naamw. formaliteit hamerstuk zelfst. naamw. formaliteit plichtpleging zelfst. naamw. formateur samensteller zelfst. naamw. formatie colonne zelfst. naamw. formatieplaats arbeidsplaats zelfst. naamw. formeel ambtelijk bijv. naamw. formeel formalistisch bijv. naamw. formeel conventioneel bijv. naamw. formeel officieel bijv. naamw. formeren opstellen werkwoord formeren samenstellen werkwoord formeren scheppen werkwoord formidabel fantastisch bijv. naamw. formidabel geweldig bijv. naamw. formidabel kapitaal bijv. naamw. formidabel prachtig bijv. naamw. formule aanpak zelfst. naamw. formule formulering zelfst. naamw. formuleren verwoorden werkwoord formuleren verbaliseren werkwoord formulering formule zelfst. naamw. formulering woord zelfst. naamw. formulier invulformulier zelfst. naamw. fornuis gasstel zelfst. naamw. fornuis keukenfornuis zelfst. naamw. fornuis kookkachel zelfst. naamw. fornuis oven zelfst. naamw. fornuis stookinrichting zelfst. naamw. fornuis verbrandingsruimte zelfst. naamw. fors aanzienlijk bijv. naamw. fors beduidend bijv. naamw. fors flink bijv. naamw. fors potig bijv. naamw. fors robuust bijv. naamw. fors stevig bijv. naamw. fors zwaargebouwd bijv. naamw. fors enorm bijv. naamw. fors behoorlijk bijv. naamw. fors aanmerkelijk bijv. naamw. fors breed bijv. naamw. fors zwaar bijv. naamw. fors struis bijv. naamw. fors massief bijv. naamw. forsheid stevigheid zelfst. naamw. forsheid flinkheid zelfst. naamw. forsheid fermheid zelfst. naamw. fort bastion zelfst. naamw. fort bolwerk zelfst. naamw. fort sterkte zelfst. naamw. fort kasteel zelfst. naamw. fort citadel zelfst. naamw. fortificatie versterking zelfst. naamw. fortuin geluk zelfst. naamw. fortuin kapitaal zelfst. naamw. fortuin wel en wee zelfst. naamw. fortuin gelukkigheid zelfst. naamw. fortuin gelukkig-zijn zelfst. naamw. fortuinlijk gelukkig bijv. naamw. forum discussie zelfst. naamw. forum markt zelfst. naamw. forum panel zelfst. naamw. forum pan zelfst. naamw. foto afdruk zelfst. naamw. foto kiek zelfst. naamw. foto plaatje zelfst. naamw. foto plaat zelfst. naamw. foto illustratie zelfst. naamw. fotofobie lichtschuwheid zelfst. naamw. fotograferen kieken werkwoord fotohandel fotozaak zelfst. naamw. fotokopie kopie zelfst. naamw. fotokopieerapparaat kopieermachine overig. fotokopieerapparaat kopieerapparaat overig. fotokopiëren reproduceren werkwoord fotomodel model zelfst. naamw. fototoestel camera overig. fototropie heliotroop overig. fotozaak fotohandel zelfst. naamw. fouilleren doorzoeken werkwoord fouilleren visiteren werkwoord foulard doek zelfst. naamw. fourneren storten werkwoord fourneren voorzien werkwoord fout collaborerend bijv. naamw. fout incorrect bijv. naamw. fout onjuist bijv. naamw. fout verkeerd bijv. naamw. fout abuis zelfst. naamw. fout afwijking zelfst. naamw. fout blunder zelfst. naamw. fout feil zelfst. naamw. fout gebrek zelfst. naamw. fout machinedefect zelfst. naamw. fout misstap zelfst. naamw. fout onjuistheid zelfst. naamw. fout tekortkoming zelfst. naamw. fout vergissing zelfst. naamw. fout dwaling zelfst. naamw. fout mankement zelfst. naamw. fout euvel zelfst. naamw. fout defect zelfst. naamw. fout incorrectheid zelfst. naamw. fout misslag zelfst. naamw. fout misgreep zelfst. naamw. fout misverstand zelfst. naamw. fout misser zelfst. naamw. fout misrekening zelfst. naamw. fout blun zelfst. naamw. fout onwaar zelfst. naamw. fout mis zelfst. naamw. fout foutief zelfst. naamw. fout ernaast zelfst. naamw. fout euvel overig. fout euvel overig. fout euvel overig. fouten gebreken zelfst. naamw. fouten onjuistheden zelfst. naamw. fouten ongemakken zelfst. naamw. fouten mankementen zelfst. naamw. foutief onjuist bijv. naamw. foutief fout bijv. naamw. foutief verkeerd bijv. naamw. foutief onwaar bijv. naamw. foutief mis bijv. naamw. foutief ernaast bijv. naamw. foutloos correct bijv. naamw. foutloos feilloos bijv. naamw. foutloos perfect bijv. naamw. foutloos zuiver bijv. naamw. foutloos volmaakt bijv. naamw. foyer koffiekamer zelfst. naamw. foyers koffiekamers overig. fra zin overig. fra zegswijze overig. fra uitdrukking overig. fra gezegde overig. fraai knap bijv. naamw. fraai netjes bijv. naamw. fraai welgevallig bijv. naamw. fraai mooi bijv. naamw. fraai attractief bijv. naamw. fraai goed bijv. naamw. fractie basisbestanddeel zelfst. naamw. fractie deeltje zelfst. naamw. fractie gedeelte zelfst. naamw. fractie deel zelfst. naamw. fractie stuk zelfst. naamw. fractie part zelfst. naamw. fractie onderdeel zelfst. naamw. fractie ingrediënt zelfst. naamw. fractie element zelfst. naamw. fractie component zelfst. naamw. fractie bestanddeel zelfst. naamw. fractuur breuk zelfst. naamw. fractuur beenbreuk zelfst. naamw. fragiel breekbaar bijv. naamw. fragiel kwetsbaar bijv. naamw. fragiel teer bijv. naamw. fragiel zwak bijv. naamw. fragiel broos bijv. naamw. fragiel tenger bijv. naamw. fragiel teder bijv. naamw. fragiel iel bijv. naamw. fragiel frèle bijv. naamw. fragiel fijngevoelig bijv. naamw. fragiel fijn bijv. naamw. fragiel delicaat bijv. naamw. fragile kwetsbaar bijv. naamw. fragiliteit breekbaarheid zelfst. naamw. fragiliteit vergankelijkheid zelfst. naamw. fragment brokstuk zelfst. naamw. fragment deel zelfst. naamw. fragment onderdeel zelfst. naamw. fragmentarisch gedeeltelijk overig. fragmentje stukje overig. fragmentje snippertje overig. fragmentje partje overig. fragmentje eindje overig. fragmentje brokje overig. frak rokjas overig. frame geraamte zelfst. naamw. frame raamwerk zelfst. naamw. frame skelet zelfst. naamw. franc frank zelfst. naamw. franco vrachtvrij bijv. naamw. franco portvrij bijv. naamw. franje bijkomstigheden zelfst. naamw. franje garnering zelfst. naamw. franje poespas zelfst. naamw. frank rechttoe bijv. naamw. frank franc zelfst. naamw. Frank onbeschroomd zelfst. naamw. frank open zelfst. naamw. frankeerkosten porto zelfst. naamw. frankeerkosten briefport zelfst. naamw. frankeerzegel postzegel overig. frankeren beporten werkwoord Frans Fransoos overig. franskiljon Belg zelfst. naamw. Fransoos Frans overig. frapant wonderbaarlijk overig. frappant opvallend bijv. naamw. frappant treffend bijv. naamw. frappant markant bijv. naamw. frappant saillant bijv. naamw. frappant opmerkenswaardig bijv. naamw. frappant opmerkelijk bijv. naamw. frappant merkwaardig bijv. naamw. frapperen opvallen werkwoord frase spreekwijze zelfst. naamw. frase zegswijze zelfst. naamw. fraseologie woordenkeus zelfst. naamw. frater broeder zelfst. naamw. frater broeder-onderwijzer zelfst. naamw. frater kloosterling zelfst. naamw. frater monnik zelfst. naamw. frater broe zelfst. naamw. frats gril zelfst. naamw. frats grimas zelfst. naamw. fraude bedrog zelfst. naamw. fraude malversatie zelfst. naamw. fraude zwend zelfst. naamw. fraude verduistering zelfst. naamw. fraude verduisteren zelfst. naamw. fraude verdonkeremaning zelfst. naamw. fraude ontvreemding zelfst. naamw. fraude onregelmatigheden zelfst. naamw. frauderen bedriegen werkwoord fraudeur bedrieger zelfst. naamw. fraudeur valsspeler zelfst. naamw. fraudeur zwendelaar zelfst. naamw. frauduleus bedrieglijk bijv. naamw. frauduleus onregelmatig bijv. naamw. frauduleus onwetmatig bijv. naamw. freak fanaat zelfst. naamw. freak maniak zelfst. naamw. freaks zeloten overig. freaks fanatici overig. freaks dwepers overig. frees slijpmachine zelfst. naamw. frees slijper zelfst. naamw. freesbank draaibank overig. frèle zwak overig. frèle tenger overig. frèle teer overig. frèle teder overig. frèle kwetsbaar overig. frèle iel overig. frèle fragiel overig. frèle fijngevoelig overig. frèle fijn overig. frèle delicaat overig. frèle broos overig. frèle breekbaar overig. frenetiek bezeten overig. frequent dikwijls bijv. naamw. frequent herhaaldelijk bijv. naamw. frequent veelvuldig bijv. naamw. frequent vaak bijv. naamw. frequent regelmatig bijv. naamw. frequent menigmaal bijv. naamw. frequent meermaals bijv. naamw. frequenter vaker bijv. naamw. frequenteren bezoeken werkwoord frequenteren bezoeken overig. frequentie frequentieband zelfst. naamw. frequentie golflengte zelfst. naamw. frequentieband frequentie zelfst. naamw. fret gitaaraanduiding zelfst. naamw. freule jonkvrouw zelfst. naamw. frezen afschaven werkwoord frezen egaliseren werkwoord fricatief schuringsgeluid overig. fricatief glij overig. frictie onenigheid zelfst. naamw. frictie schuring zelfst. naamw. frictie wrijving zelfst. naamw. friemelen frunniken werkwoord friemelen frutselen werkwoord friemelen foezelen werkwoord fries duffel overig. fries band overig. friet frites zelfst. naamw. friet patat zelfst. naamw. frietpan vetpan overig. friettent vetkot overig. friettent patatkraam overig. frigide ijzig bijv. naamw. frik schoolmeester zelfst. naamw. frikkerig zelfingenomen overig. frikkerig zelfgenoegzaam overig. frikkerig verwaand overig. frikkerig schoolmeesterachtig overig. frikkerig pedant overig. frikkerig ingebeeld overig. frikkerig belerend overig. frikkig pedant overig. frikkig betweterig overig. fris frisjes bijv. naamw. fris hygiënisch bijv. naamw. fris koel bijv. naamw. fris verfrissend bijv. naamw. fris zuiver bijv. naamw. fris frisdrank zelfst. naamw. fris fit zelfst. naamw. fris onbevangen zelfst. naamw. fris luchtig bijv. naamw. fris winderig bijv. naamw. fris joviaal bijv. naamw. frisdrank drank zelfst. naamw. frisdrank fris zelfst. naamw. frisdrank prik zelfst. naamw. frisheid kou zelfst. naamw. frisheid luchtigheid zelfst. naamw. frisheid originaliteit zelfst. naamw. frisheid koelte zelfst. naamw. frisheid kilte zelfst. naamw. frisheid koelheid zelfst. naamw. frisheid nieuwheid zelfst. naamw. frisisme barbarisme zelfst. naamw. frisjes fris bijv. naamw. frisjes kil bijv. naamw. frisjes koel bijv. naamw. frisuur kapsel overig. frisuur coiffure overig. frites friet zelfst. naamw. frites patat zelfst. naamw. frituren bakken werkwoord frituur cafetaria zelfst. naamw. frituur frituurpan zelfst. naamw. frituur patatkraam zelfst. naamw. frituurpan frituur zelfst. naamw. frituurpan pan zelfst. naamw. frivoliteit lichtzinnigheid zelfst. naamw. frivoliteit oppervlakkigheid zelfst. naamw. frivoliteit ondiepte zelfst. naamw. frivoliteit hupsheid zelfst. naamw. frivool lichtzinnig bijv. naamw. frivool losbandig bijv. naamw. frivool loszinnig bijv. naamw. frivool wuft bijv. naamw. frivool hups bijv. naamw. frommel dot zelfst. naamw. frommel kreukel zelfst. naamw. frommelen friemelen werkwoord frommelen verstoppen werkwoord frons plooi zelfst. naamw. front frontje zelfst. naamw. front gevechtslinie zelfst. naamw. front gevelbreedte zelfst. naamw. front koudefront zelfst. naamw. front pui zelfst. naamw. front vooraanzicht zelfst. naamw. front voorkant zelfst. naamw. front voorzijde zelfst. naamw. front vuurlijn zelfst. naamw. front aangezicht zelfst. naamw. front gevel zelfst. naamw. front frontlijn zelfst. naamw. front faça zelfst. naamw. front voorgev zelfst. naamw. front gev zelfst. naamw. frontaal klassikaal overig. frontlijn vuurlijn overig. frontlijn gevechtslinie overig. frontlijn front overig. fructose druivensuiker zelfst. naamw. fruit ooft zelfst. naamw. fruitautomaat gokautomaat zelfst. naamw. fruitautomaat speelautomaat zelfst. naamw. fruiten bakken werkwoord fruitkweker fruitteler zelfst. naamw. fruitteler fruitkweker zelfst. naamw. frunniken friemelen werkwoord frunniken foezelen werkwoord frunniken frutselen werkwoord frunniken futselen werkwoord frustratie onthouding zelfst. naamw. frustratie remming zelfst. naamw. frustreren belemmeren werkwoord frustreren dwarsbomen werkwoord frustreren ontgoochelen werkwoord frustreren teleurstellen werkwoord frustreren tegenvallen werkwoord frustreren duperen werkwoord frustreren benadelen werkwoord frustreren afvallen werkwoord frutsel kleinigheid zelfst. naamw. frutselen friemelen werkwoord frutselen frunniken werkwoord frutsels prullaria zelfst. naamw. fröbelen prutsen werkwoord fröbelen knutselen werkwoord fschijnen stuiten overig. fschijnen stoten overig. fschijnen schokken overig. fschijnen botsen overig. fuif feest zelfst. naamw. fuif partij zelfst. naamw. fuif festiviteit zelfst. naamw. fuifnummer pierewaaier zelfst. naamw. fuifnummer pretmaker zelfst. naamw. fuik val zelfst. naamw. fuiven fêteren werkwoord fuiven feesten werkwoord fuiven fteren werkwoord fuiven trakteren werkwoord fuiven knijpen werkwoord fulltime volledig bijv. naamw. fulmineren foeteren werkwoord fulmineren tieren werkwoord fulmineren tekeergaan werkwoord fulmineren razen werkwoord fulmineren vuilbekken werkwoord fun leuk bijv. naamw. functie activiteit zelfst. naamw. functie ambt zelfst. naamw. functie betrekking zelfst. naamw. functie dienstbetrekking zelfst. naamw. functie waarde zelfst. naamw. functie taak zelfst. naamw. functie positie zelfst. naamw. functie job zelfst. naamw. functie baan zelfst. naamw. functie nut zelfst. naamw. functiebeschrijving taakomschrijving zelfst. naamw. functionaliteit werkzaamheid zelfst. naamw. functionaris ambtenaar zelfst. naamw. functionaris beambte zelfst. naamw. functionaris medewerker zelfst. naamw. functionaris stafmedewerker zelfst. naamw. functionaris officier zelfst. naamw. functioneel bruikbaar bijv. naamw. functioneel zakelijk bijv. naamw. functioneren draaien werkwoord functioneren werken zelfst. naamw. fundament basis zelfst. naamw. fundament bouwfundament zelfst. naamw. fundament fondement zelfst. naamw. fundament grondbeginsel zelfst. naamw. fundament uitgangspunt zelfst. naamw. fundament grondslag zelfst. naamw. fundament principe zelfst. naamw. fundament hoekst zelfst. naamw. fundament grondstelling zelfst. naamw. fundament beginsel zelfst. naamw. fundament basisbeginsel zelfst. naamw. fundament grondreg zelfst. naamw. fundament grondbegrip zelfst. naamw. fundament fundering zelfst. naamw. fundament vertrekpunt zelfst. naamw. fundament veronderstelling zelfst. naamw. fundament uitgangsvorm zelfst. naamw. fundament grondlijn zelfst. naamw. fundament grondgedachte zelfst. naamw. fundament basislijn zelfst. naamw. fundament grond zelfst. naamw. fundamenteel cruciaal bijv. naamw. fundamenteel elementair bijv. naamw. fundamenteel wezenlijk bijv. naamw. fundamenteel diepgaand bijv. naamw. fundamenteel principieel bijv. naamw. fundamenten grondslagen zelfst. naamw. fundamenten onderbouwsels zelfst. naamw. fundamenten bases zelfst. naamw. fundatie stichting zelfst. naamw. fundatie voetstuk zelfst. naamw. funderen baseren werkwoord funderen grondvesten werkwoord funderen onderheien werkwoord funderen gronden werkwoord funderen onderbouwen werkwoord fundering basement zelfst. naamw. fundering bouwfundament zelfst. naamw. fundering uitgangspunt zelfst. naamw. fundering vertrekpunt zelfst. naamw. fundering veronderstelling zelfst. naamw. fundering uitgangsvorm zelfst. naamw. fundering principe zelfst. naamw. fundering grondslag zelfst. naamw. fundering grondgedachte zelfst. naamw. fundering beginsel zelfst. naamw. fundering basis zelfst. naamw. fundering fundament zelfst. naamw. fundering grondstelling zelfst. naamw. fundering grondlijn zelfst. naamw. fundering basislijn zelfst. naamw. funest fataal bijv. naamw. funest rampzalig bijv. naamw. funest ongelukkig bijv. naamw. funest noodlottig bijv. naamw. funest ellendig bijv. naamw. fungeren functioneren werkwoord fungeren zitten werkwoord fungistatisch schimmelwerend bijv. naamw. fungus schimmel zelfst. naamw. furie dolheid zelfst. naamw. furie feeks zelfst. naamw. furie razernij zelfst. naamw. furie wraakgodin zelfst. naamw. furie helleveeg zelfst. naamw. furieus dol bijv. naamw. furieus boos bijv. naamw. furieus woest bijv. naamw. furieus woedend bijv. naamw. furieus tierend bijv. naamw. furieus razend bijv. naamw. furieus nijdig bijv. naamw. furieus laaiend bijv. naamw. furieus kwaad bijv. naamw. furieus hels bijv. naamw. furieus ziedend bijv. naamw. furieus vertoornd bijv. naamw. furieus toornig bijv. naamw. furieus spinnijdig bijv. naamw. furore opgang zelfst. naamw. furore maken opkomen werkwoord furunculose steenpuistziekte zelfst. naamw. fuseren samengaan werkwoord fuseren samensmelten werkwoord fuseren versmelten werkwoord fuseren ineensmelten werkwoord fusie amalgamatie zelfst. naamw. fusie samensmelting zelfst. naamw. fusie versmelting zelfst. naamw. fusies overnames zelfst. naamw. fusilleren doodschieten werkwoord fusilleren afschieten werkwoord fusilleren afknallen werkwoord fust ton zelfst. naamw. fust vat zelfst. naamw. fust verpakking zelfst. naamw. fust teil zelfst. naamw. fust pot zelfst. naamw. fust kuip zelfst. naamw. fust emmer zelfst. naamw. fust barr zelfst. naamw. fust bak zelfst. naamw. fut aandrift zelfst. naamw. fut daadkracht zelfst. naamw. fut pit zelfst. naamw. fut werklust zelfst. naamw. fut puf zelfst. naamw. fut momentum zelfst. naamw. fut kracht zelfst. naamw. fut esprit zelfst. naamw. fut energie zelfst. naamw. futiel armzalig bijv. naamw. futiel weinigzeggend bijv. naamw. futiel triviaal bijv. naamw. futiel onbetekenend bijv. naamw. futiel onbenullig bijv. naamw. futiel onbelangrijk bijv. naamw. futiel onbeduidend bijv. naamw. futiel nietszeggend bijv. naamw. futiel nietsbetekenend bijv. naamw. futiele onbelangrijk overig. futiliteit bagatel zelfst. naamw. futiliteit kleinigheid zelfst. naamw. futiliteit nietigheid zelfst. naamw. futiliteit wissewasje zelfst. naamw. futiliteit peulenschil zelfst. naamw. futiliteit niemendalletje zelfst. naamw. futiliteit dingetje zelfst. naamw. futiliteiten dingetjes zelfst. naamw. futloos dof bijv. naamw. futloos energieloos bijv. naamw. futloos lamlendig bijv. naamw. futloos landerig bijv. naamw. futloos levenloos bijv. naamw. futloos lusteloos bijv. naamw. futloos mat bijv. naamw. futloos slap bijv. naamw. futloos flauw bijv. naamw. futloos week bijv. naamw. futloos sentimenteel bijv. naamw. futloos kletsnat bijv. naamw. futloos drassig bijv. naamw. futloos vervelend bijv. naamw. futloos vruchteloos bijv. naamw. futloos ontoereikend bijv. naamw. futloosheid loomheid zelfst. naamw. futloosheid lusteloosheid zelfst. naamw. futloosheid matheid zelfst. naamw. futloosheid slapheid zelfst. naamw. futselarij beuzelarij zelfst. naamw. futselarij getreuzel zelfst. naamw. futselen friemelen werkwoord futselen frunniken werkwoord futuristisch fantastisch bijv. naamw. fysica natuurkunde zelfst. naamw. fysicus natuurkundige zelfst. naamw. fysiek lijfelijk bijv. naamw. fysiek materieel bijv. naamw. fysiek conditie zelfst. naamw. fysiek lichamelijk zelfst. naamw. fysionomie gelaat zelfst. naamw. fysisch natuurkundig bijv. naamw. fysisch lichamelijk bijv. naamw. ga weggaan werkwoord gaaf intact bijv. naamw. gaaf ongerept bijv. naamw. gaaf puntgaaf bijv. naamw. gaaf tof bijv. naamw. gaaf cool bijv. naamw. gaaf hartstikke leuk bijv. naamw. gaaf wijs bijv. naamw. gaaf waanzinnig bijv. naamw. gaaf reuze bijv. naamw. gaaf krankzinnig bijv. naamw. gaaf fantastisch bijv. naamw. gaaf fabelachtig bijv. naamw. gaaf heel bijv. naamw. gaaf onaangetast bijv. naamw. gaaf schitterend bijv. naamw. gaaf mieters bijv. naamw. gaaf zuiver bijv. naamw. gaaf virginaal bijv. naamw. gaaf puur bijv. naamw. gaaf onaangeraakt bijv. naamw. gaaf maagdelijk bijv. naamw. gaan betreffen werkwoord gaan fietsen werkwoord gaan functioneren werkwoord gaan gebeuren werkwoord gaan kunnen werkwoord gaan `m smeren werkwoord gaan maken werkwoord gaan passen werkwoord gaan weggaan werkwoord gaan stappen werkwoord gaan lopen werkwoord gaan vertrekken werkwoord gaan opstappen werkwoord gaan opbreken werkwoord gaan heengaan werkwoord gaan opvliegen werkwoord gaande aan de gang bijv. naamw. gaande aan de hand bijv. naamw. gaanderij trans zelfst. naamw. gaanderij zuilengang zelfst. naamw. gaanderij torenomgang zelfst. naamw. gaanderij galerij zelfst. naamw. gaandeweg allengs bijv. naamw. gaandeweg geleidelijk bijv. naamw. gaandeweg stapsgewijs bijv. naamw. gaandeweg langzamerhand bijv. naamw. gaap geeuw zelfst. naamw. gaar afgepeigerd bijv. naamw. gaar doorbakken bijv. naamw. gaar doorgekookt bijv. naamw. gaar vermoeid bijv. naamw. gaar stoned bijv. naamw. gaar gereed bijv. naamw. gaar gedaan bijv. naamw. gaard hof zelfst. naamw. gaard tuin zelfst. naamw. gaarne graag bijv. naamw. gaarne direct bijv. naamw. gaarne lief bijv. naamw. gaas harmonikagaas zelfst. naamw. gaas ijzergaas zelfst. naamw. gaasje verband zelfst. naamw. gaasje gaasverband zelfst. naamw. gaasverband gaasje overig. gaat weggaan werkwoord gaatje prik zelfst. naamw. gaatje waterlek zelfst. naamw. gaatje lek zelfst. naamw. gaatje gat zelfst. naamw. gabber handlanger zelfst. naamw. gabber kerel zelfst. naamw. gabber maat zelfst. naamw. gabber makker zelfst. naamw. gabber vriend zelfst. naamw. gabber spitsbroe zelfst. naamw. gabber maatje zelfst. naamw. gabber kompaan zelfst. naamw. gabber kameraad zelfst. naamw. gabber gez zelfst. naamw. gabber compagnon zelfst. naamw. gabber kornuit zelfst. naamw. gabber pal zelfst. naamw. gabber kameraadje zelfst. naamw. gabber vriendje zelfst. naamw. gabbertje vriendje overig. gabbertje makkertje overig. gabbertje maatje overig. gabbertje kameraadje overig. gade vrouw zelfst. naamw. gade man zelfst. naamw. gade eega zelfst. naamw. gade echtgenoot zelfst. naamw. gadeslaan aankijken werkwoord gadeslaan aanschouwen werkwoord gadeslaan bekijken werkwoord gadeslaan observeren werkwoord gadeslaan opnemen werkwoord gadeslaan waarnemen werkwoord gadeslaan gaslaan werkwoord gadeslaan respecteren werkwoord gadeslaan opvolgen werkwoord gadeslaan naleven werkwoord gadeslaan nakomen werkwoord gadeslaan gehoorzamen werkwoord gadeslaan eerbiedigen werkwoord gadeslaan bijhouden werkwoord gadeslaan bewandelen werkwoord gadeslaan toeschouwen werkwoord gadeslaan zien werkwoord gadeslaan voelen werkwoord gadeslaan signaleren werkwoord gadeslaan merken werkwoord gadeslaan horen werkwoord gadeslaan gewaarworden werkwoord gadeslaan kijken werkwoord gadget snufje zelfst. naamw. gadget nieuwtje zelfst. naamw. gadget modeartikel zelfst. naamw. gaffel hooivork zelfst. naamw. gaffel riek zelfst. naamw. gaffel vork zelfst. naamw. gaffelvormig gevorkt bijv. naamw. gage loon zelfst. naamw. gage salaris zelfst. naamw. gage wedde zelfst. naamw. gage verdienste zelfst. naamw. gage traktement zelfst. naamw. gage soldij zelfst. naamw. gage honorarium zelfst. naamw. gage bezoldiging zelfst. naamw. gage arbeidsloon zelfst. naamw. gage inkomen zelfst. naamw. gajes geboefte zelfst. naamw. gajes geteisem zelfst. naamw. gajes schorem zelfst. naamw. gajes slecht volk zelfst. naamw. gajes tuig zelfst. naamw. gajes uitschot zelfst. naamw. gal wrok zelfst. naamw. gala avondtoilet zelfst. naamw. gala bal zelfst. naamw. gala galabal zelfst. naamw. gala hofbal zelfst. naamw. gala hoffeest zelfst. naamw. gala hofkledij zelfst. naamw. gala staatsiekleding zelfst. naamw. gala-avond feestavond zelfst. naamw. galabal bal zelfst. naamw. galabal gala zelfst. naamw. galachtig bitter bijv. naamw. galachtig zuur bijv. naamw. galachtig verbitterd bijv. naamw. Galactie Melkweg overig. galactorroe melkvloed zelfst. naamw. galadiner banket zelfst. naamw. galadiner feestmaal zelfst. naamw. galadiner feestdis zelfst. naamw. galadiner feestdiner zelfst. naamw. galakostuum smoking overig. galant hoffelijk bijv. naamw. galant ridderlijk bijv. naamw. galant beleefd bijv. naamw. galant voorkomend bijv. naamw. galant attent bijv. naamw. galanterie wellevendheid overig. galanterie hoffelijkheid overig. galei galeioven overig. galei slavenleven overig. galei galeistraf overig. galeioven galei overig. galeistraf slavenleven overig. galeistraf galei overig. galenisch natuurlijk bijv. naamw. galerie kunstgalerie overig. galerij loggia zelfst. naamw. galerij omgang zelfst. naamw. galerij omloop zelfst. naamw. galerij passage zelfst. naamw. galerij zuilengang zelfst. naamw. galerij trans zelfst. naamw. galerij torenomgang zelfst. naamw. galerij gaanderij zelfst. naamw. galg strop zelfst. naamw. galgemaal afscheidsmaal zelfst. naamw. galgenbrok snaak overig. galgenbrok galgentronie overig. galgenbrok boef overig. galgentronie snaak overig. galgentronie galgenbrok overig. galgentronie boef overig. gallicisme barbarisme zelfst. naamw. galm klank zelfst. naamw. galm klankweerkaatsing zelfst. naamw. galm weerklank zelfst. naamw. galm resonantie zelfst. naamw. galmen brullen werkwoord galmen echoën werkwoord galmen naklinken werkwoord galmen weergalmen werkwoord galmen weerklinken werkwoord galmen weerschallen werkwoord galmen weerkaatsen werkwoord galmen schallen werkwoord galmen resoneren werkwoord galmend weerklinkend overig. galmend schallend overig. galon boordsel overig. galon bies overig. galon passement overig. galon oplegsel overig. galon omzoming overig. galon tres overig. galop snelgang overig. galop springloop overig. galop springloop overig. galop springloop overig. galsteenziekte cholelithiasis zelfst. naamw. galvaniseren verzinken werkwoord galvanisering verzinking zelfst. naamw. galvanisering verzinken overig. galvet cholesterol zelfst. naamw. gameet kiemcel overig. gameet geslachtscel overig. gamma kleurenspectrum zelfst. naamw. gamma ladder zelfst. naamw. gamma spectrum zelfst. naamw. gamma toonschaal zelfst. naamw. gamma kleurenschaal zelfst. naamw. gamma scala zelfst. naamw. gamma toonladder zelfst. naamw. gamma octaaf zelfst. naamw. gammawetenschappen sociawetenschappen overig. gammel bouwvallig bijv. naamw. gammel krakkemikkig bijv. naamw. gammel ziekig bijv. naamw. gammel ruïneus bijv. naamw. gammel zwak bijv. naamw. gammel wankel bijv. naamw. gang corridor zelfst. naamw. gang doen en laten zelfst. naamw. gang evolutie zelfst. naamw. gang gangpad zelfst. naamw. gang gerecht zelfst. naamw. gang snelheid zelfst. naamw. gang uitstapje zelfst. naamw. gang passage zelfst. naamw. gang doorloop zelfst. naamw. gang doorgang zelfst. naamw. gang tournee zelfst. naamw. gang toer zelfst. naamw. gang tocht zelfst. naamw. gang rit zelfst. naamw. gang reis zelfst. naamw. gang excursie zelfst. naamw. gang dagreis zelfst. naamw. gang vaart zelfst. naamw. gang tempo zelfst. naamw. gang spoed zelfst. naamw. gang loop zelfst. naamw. gang tred overig. gangbaar algemeen erkend bijv. naamw. gangbaar courant bijv. naamw. gangbaar gebruikelijk bijv. naamw. gangbaar gewoon bijv. naamw. gangbaar vigerend bijv. naamw. gangbaar geldig bijv. naamw. gangbaar geldend bijv. naamw. gangbaar normaal bijv. naamw. gangbaar gemeen bijv. naamw. gangbaarheid gebruikelijkheid zelfst. naamw. gangbaarheid algemeenheid zelfst. naamw. gangetje slop zelfst. naamw. ganglion zenuwknoop zelfst. naamw. gangmaker animator zelfst. naamw. gangmaker motor zelfst. naamw. gangmaker oppepper zelfst. naamw. gangmaker entertainer zelfst. naamw. gangmaker pacemaker zelfst. naamw. gangmaker stemmingmaker zelfst. naamw. gangmakers stemmingmakers overig. gangpad doorgang zelfst. naamw. gangpad doorloop zelfst. naamw. gangpad gang zelfst. naamw. gangpad passage zelfst. naamw. gangreen koudvuur zelfst. naamw. Ganja marihuana zelfst. naamw. gans domoor zelfst. naamw. gans geheel zelfst. naamw. gans gansje zelfst. naamw. gansje gans overig. gansje onnozwicht overig. ganzebloem margriet overig. ganzebloem aster overig. ganzenveer pen zelfst. naamw. gapen geeuwen werkwoord gapen kijken werkwoord gapen aangapen werkwoord gapen openstaan werkwoord gaperig slaperig bijv. naamw. gaperig geeuwerig bijv. naamw. gaping hiaat zelfst. naamw. gaping leemte zelfst. naamw. gaping kloof zelfst. naamw. gaping afgrond zelfst. naamw. gappen inpikken werkwoord gappen jatten werkwoord gappen ontvreemden werkwoord gappen snaaien werkwoord gappen stelen werkwoord gappen pikken werkwoord gappen ontfutselen werkwoord gappen grissen werkwoord gappen bietsen werkwoord gappen aftroggelen werkwoord gappen afpakken werkwoord gappen wegpikken werkwoord gappen wegkapen werkwoord gappen vervreemden werkwoord gappen verdonkeremanen werkwoord gappen achteroverdrukken werkwoord gappen wegnemen werkwoord gappen toeëigenen werkwoord gappen ontnemen werkwoord gappen kapen werkwoord gappen wegfutselen werkwoord gappen verduisteren werkwoord gappen achterhouden werkwoord gappen weggraaien werkwoord garage autobedrijf zelfst. naamw. garage autostalling zelfst. naamw. garage box zelfst. naamw. garage schuur zelfst. naamw. garage wagenschuur zelfst. naamw. garage autogarage zelfst. naamw. garages autostallingen zelfst. naamw. garages wagenschuren zelfst. naamw. garages autogarages zelfst. naamw. garanderen beloven werkwoord garanderen verzekeren werkwoord garanderen waarborgen werkwoord garanderen waarborgen overig. garant waarborger zelfst. naamw. garant borger zelfst. naamw. garantie borg zelfst. naamw. garantie garantiebewijs zelfst. naamw. garantie vrijwaring zelfst. naamw. garantie waarborg zelfst. naamw. garantie waarborgsom zelfst. naamw. garantie waarborging zelfst. naamw. garantie pand zelfst. naamw. garantie onderpand zelfst. naamw. garantie cautie zelfst. naamw. garantie obligo zelfst. naamw. garantiebewijs garantie zelfst. naamw. gard hengelstok overig. garde corps zelfst. naamw. garde klopper zelfst. naamw. garde eierklopper zelfst. naamw. garde slagroomklopper zelfst. naamw. garderobe klerenkast zelfst. naamw. garderobe vestiaire zelfst. naamw. garderobe outfit zelfst. naamw. gardist strijder overig. gareel harnas zelfst. naamw. gareel toom zelfst. naamw. gareel tuig zelfst. naamw. garen draad zelfst. naamw. garen hechtdraad zelfst. naamw. garen rijgsnoer zelfst. naamw. garenklos klos zelfst. naamw. garnaal steurgarnaal zelfst. naamw. garneren versieren werkwoord garneren opsmukken werkwoord garneren opmaken werkwoord garneren afwerken werkwoord garnering franje zelfst. naamw. garnering opmaak zelfst. naamw. garnering versiering zelfst. naamw. garnering versiersel zelfst. naamw. garnering tooi zelfst. naamw. garnering sierwerk zelfst. naamw. garnering ornamentiek zelfst. naamw. garnering opsiering zelfst. naamw. garnering opluistering zelfst. naamw. garnering draperie zelfst. naamw. garnering decoratie zelfst. naamw. garnering decor zelfst. naamw. garnering corsage zelfst. naamw. garneringen versieringen zelfst. naamw. garnituur gerechtsdecoratie zelfst. naamw. garnituur stel zelfst. naamw. gasbran bran overig. gasbrander brander zelfst. naamw. gasbrander gasstel zelfst. naamw. gasbuis gasleiding zelfst. naamw. gasfitter fitter zelfst. naamw. gasfitter installateur zelfst. naamw. gasgeiser geiser zelfst. naamw. gashaard gaskachel zelfst. naamw. gashaard haard zelfst. naamw. gashaard kachel zelfst. naamw. gashouder gasreservoir overig. gashouder gasmeter overig. gaskachel gashaard zelfst. naamw. gaslaan gadeslaan werkwoord gaslamp gaslantaarn overig. gaslantaarn gaslamp overig. gasleiding gasbuis zelfst. naamw. gasmeter gasreservoir overig. gasmeter gashouder overig. gaspit gasstel zelfst. naamw. gaspit pit zelfst. naamw. gasreservoir gasmeter overig. gasreservoir gashouder overig. gassen ontgassen werkwoord gasstel fornuis zelfst. naamw. gasstel gasbrander zelfst. naamw. gasstel gaspit zelfst. naamw. gast bezoeker zelfst. naamw. gast figuur zelfst. naamw. gast genodigde zelfst. naamw. gast kerel zelfst. naamw. gast logé zelfst. naamw. gast stamgast zelfst. naamw. gast inspecteur zelfst. naamw. gast invité zelfst. naamw. gast habitué zelfst. naamw. gast vent zelfst. naamw. gast man zelfst. naamw. gast knul zelfst. naamw. gast knakker zelfst. naamw. gast ker zelfst. naamw. gast gozer zelfst. naamw. gast slaper zelfst. naamw. gast slaapgast zelfst. naamw. gast overnachter zelfst. naamw. gast eter overig. gasten bezoek zelfst. naamw. gastenboek hotelregister zelfst. naamw. gastenkamer logeerkamer zelfst. naamw. gastenverblijf hospitium zelfst. naamw. gastheer presentator zelfst. naamw. gasthuis hospitaal zelfst. naamw. gasthuis hospitium zelfst. naamw. gasthuis logement zelfst. naamw. gasthuis ziekenhuis zelfst. naamw. gasthuis herberg zelfst. naamw. gastralgie maagkramp zelfst. naamw. gastritis maagwandontsteking zelfst. naamw. gastronomisch fijnproevend overig. gastronoom fijnproever zelfst. naamw. gastronoom smulpaap zelfst. naamw. gastvrij hartelijk overig. gastvrijheid hartelijkheid zelfst. naamw. gastvrijheid warmte zelfst. naamw. gastvrouw presentator zelfst. naamw. gastvrouw waardin zelfst. naamw. gastvrouw herbergierster zelfst. naamw. gastvrouw hospita zelfst. naamw. gat achterwerk zelfst. naamw. gat anus zelfst. naamw. gat bres zelfst. naamw. gat dorp zelfst. naamw. gat gehucht zelfst. naamw. gat inkeping zelfst. naamw. gat schuld zelfst. naamw. gat waterlek zelfst. naamw. gat aars zelfst. naamw. gat lek zelfst. naamw. gat gaatje zelfst. naamw. gat buurtschap zelfst. naamw. gat uitsparing zelfst. naamw. gat split zelfst. naamw. gat scheur zelfst. naamw. gat reet zelfst. naamw. gat opening zelfst. naamw. gat kloof zelfst. naamw. gat groef zelfst. naamw. gat barst zelfst. naamw. gauw gezwind bijv. naamw. gauw ijlings bijv. naamw. gauw spoedig bijv. naamw. gauw binnenkort bijv. naamw. gauw direct bijv. naamw. gauw rap bijv. naamw. gauw snel bijv. naamw. gauw vlug bijv. naamw. gauw schielijk bijv. naamw. gauw hard bijv. naamw. gauw haastig bijv. naamw. gauw weldra bijv. naamw. gauw eerstdaags bijv. naamw. gauw dra bijv. naamw. gauwigheid haast zelfst. naamw. gave aanleg zelfst. naamw. gave cadeau zelfst. naamw. gave talent zelfst. naamw. gave vernuft zelfst. naamw. gave scherpzinnigheid zelfst. naamw. gave kundigheid zelfst. naamw. gave knobb zelfst. naamw. gave capaciteit zelfst. naamw. gave bekwaamheid zelfst. naamw. gave begaafdheid zelfst. naamw. gazeuse prik zelfst. naamw. gazon grasveld zelfst. naamw. gazon grasperk zelfst. naamw. ge gij overig. ge U overig. ge-olied gesmeerd bijv. naamw. geaardheden inborsten overig. geaardheid aard zelfst. naamw. geaardheid inborst zelfst. naamw. geaardheid natuur zelfst. naamw. geaardheid karakter zelfst. naamw. geaardheid mentaliteit zelfst. naamw. geaardheid inslag zelfst. naamw. geaardheid gemoed zelfst. naamw. geaarzel getreuzel overig. geaarzel getalm overig. geabonneerde abonnee overig. geaccepteerd erkend bijv. naamw. geaccepteerd goedgekeurd bijv. naamw. geaccepteerd reçu bijv. naamw. geaccepteerd accoord bijv. naamw. geaccepteerd aanvaard bijv. naamw. geaccepteerd aangenomen bijv. naamw. geaccrediteerd kredietwaardig bijv. naamw. geacht best bijv. naamw. geacht gerespecteerd bijv. naamw. geacht prominent bijv. naamw. geacht vooraanstaand bijv. naamw. geacht geëerd bijv. naamw. geacht geëerde bijv. naamw. geacht gewaardeerd bijv. naamw. geacht voornaam bijv. naamw. geacht vooraanstaande bijv. naamw. geacht hooggezeten bijv. naamw. geacht hooggeplaatst bijv. naamw. geacht befaamd bijv. naamw. geachte weledelgestelde overig. geadopteerd aangenomen bijv. naamw. geadresseerde bestemming zelfst. naamw. geadresseerde bestemmeling overig. geadresseerde bestemmeling overig. geadresseerde bestemmeling overig. geaffecteerd bekakt bijv. naamw. geaffecteerd gekunsteld bijv. naamw. geaffecteerd precieus bijv. naamw. geaffecteerd dikdoenerig bijv. naamw. geaffecteerd onnatuurlijk bijv. naamw. geaffecteerd gezocht bijv. naamw. geaffecteerd gewrongen bijv. naamw. geaffecteerd gemaakt bijv. naamw. geaffekteerdheid gemaaktheid zelfst. naamw. geaffekteerdheid gekunsteldheid zelfst. naamw. geagiteerd levendig bijv. naamw. geagiteerd verhit bijv. naamw. geagiteerd nerveus bijv. naamw. geallieerde bondgenoot zelfst. naamw. geallieerde medestan zelfst. naamw. geanimeerd gezellig druk overig. geanimeerd vief overig. geanimeerd levendig overig. geanimeerd energiek overig. geanimeerd drukpratend overig. geanimeerd druk overig. geargumenteer geredeneer overig. gearriveerd gezeten bijv. naamw. gearticuleerd verstaanbaar overig. gearticuleerd uitgesproken overig. geautomatiseerd computeriseren werkwoord geavanceerd gevorderd bijv. naamw. geavanceerd hoogstaand bijv. naamw. geavanceerd vooruitstrevend bijv. naamw. geavanceerd vergevorderd bijv. naamw. geavanceerd progressief bijv. naamw. geavanceerde laatste bijv. naamw. geavanceerde allernieuwste bijv. naamw. gebaar daad zelfst. naamw. gebaar geste zelfst. naamw. gebaar handgebaar zelfst. naamw. gebaar lichaamsbeweging zelfst. naamw. gebaar beweging zelfst. naamw. gebabbel gekeuvel zelfst. naamw. gebabbel praatje zelfst. naamw. gebabbel causerie zelfst. naamw. gebabbel babbeltje zelfst. naamw. gebabbel gekwebbel zelfst. naamw. gebabbel geklets zelfst. naamw. gebabbel gepraat zelfst. naamw. gebabbel gekout zelfst. naamw. gebak banket zelfst. naamw. gebak taart zelfst. naamw. gebakje kwarkpunt zelfst. naamw. gebakje taartje zelfst. naamw. gebakje bijesteek zelfst. naamw. gebakjes gebak zelfst. naamw. gebakkelei geruzie overig. gebakkelei gekrakeel overig. gebakkelei gekif overig. gebakkelei gehakketak overig. gebakken gehecht bijv. naamw. gebakken bakken werkwoord gebakken gevangenissen zelfst. naamw. gebakken lucht kouwe drukte overig. gebakken lucht kouwe drukte overig. gebakken lucht kouwe drukte overig. gebaren mimen werkwoord gebarenkunst mimiek zelfst. naamw. gebarenspel mime zelfst. naamw. gebarenspel pantomime zelfst. naamw. gebarentaal doventaal overig. gebarsten beschadigd bijv. naamw. gebarsten schraal bijv. naamw. gebarsten stuk bijv. naamw. gebarsten kapot bijv. naamw. gebaseerd zijn berusten overig. gebazel leuterpraat overig. gebazel gezwets overig. gebazel gezwam overig. gebazel gewauwel overig. gebazel gelul overig. gebazel geleuter overig. gebazel geklets overig. gebazel wartaal overig. gebazel mallepraat overig. gebazel gekkenpraat overig. gebed bede zelfst. naamw. gebed bidden zelfst. naamw. gebed lof zelfst. naamw. gebed godsdienstoefening zelfst. naamw. gebedshuis bedehuis overig. gebeef beving zelfst. naamw. gebeente beenderen zelfst. naamw. gebeente botten zelfst. naamw. gebeente skelet zelfst. naamw. gebeier klokgelui overig. gebeier gelui overig. gebeiteld goed bijv. naamw. gebelgd boos bijv. naamw. gebelgd gekwetst bijv. naamw. gebelgd verontwaardigd bijv. naamw. gebelgd verstoord bijv. naamw. gebelgd ontevreden bijv. naamw. gebelgd misnoegd bijv. naamw. gebelgd vertoornd bijv. naamw. gebelgd verbolgen bijv. naamw. gebelgd nijdig bijv. naamw. gebelgd kwaad bijv. naamw. gebelgd giftig bijv. naamw. gebergte bergketen overig. gebeuk gebons overig. gebeuk gebonk overig. gebeuren geschieden werkwoord gebeuren overkomen werkwoord gebeuren plaatsvinden werkwoord gebeuren voorvallen werkwoord gebeuren ervaring zelfst. naamw. gebeuren voorkomen werkwoord gebeuren plaatshebben werkwoord gebeuren plaatsgrijpen werkwoord gebeuren voordoen werkwoord gebeuren passeren werkwoord gebeurtenis aangelegenheid zelfst. naamw. gebeurtenis belevenis zelfst. naamw. gebeurtenis evenement zelfst. naamw. gebeurtenis feit zelfst. naamw. gebeurtenis incident zelfst. naamw. gebeurtenis voorval zelfst. naamw. gebeurtenis geval zelfst. naamw. gebeurtenis gelegenheid zelfst. naamw. gebeurtenis situatie zelfst. naamw. gebeurtenissen incidenten zelfst. naamw. gebeurtenissen voorvallen zelfst. naamw. gebeuzel rimram overig. gebeuzel nonsens overig. gebeuzel kul overig. gebeuzel kol overig. gebeuzel kletskoek overig. gebeuzel humbug overig. gebeuzel gezwets overig. gebeuzel geleuter overig. gebeuzel flauwekul overig. gebie meester overig. gebie bevelhebber overig. gebie beheerser overig. gebie baas overig. gebied domein zelfst. naamw. gebied gewest zelfst. naamw. gebied kavel zelfst. naamw. gebied landstreek zelfst. naamw. gebied omgeving zelfst. naamw. gebied provincie zelfst. naamw. gebied terrein zelfst. naamw. gebied zone zelfst. naamw. gebied perceel zelfst. naamw. gebied kav zelfst. naamw. gebied bouwterrein zelfst. naamw. gebied streek zelfst. naamw. gebied regio zelfst. naamw. gebied plaats zelfst. naamw. gebied oord zelfst. naamw. gebied gouw zelfst. naamw. gebied ressort zelfst. naamw. gebied rayon zelfst. naamw. gebied rijksonderdeel zelfst. naamw. gebied rechtsgebied zelfst. naamw. gebied territorium zelfst. naamw. gebied gord zelfst. naamw. gebieden bevelen werkwoord gebieden eisen werkwoord gebieden gelasten werkwoord gebieden heersen werkwoord gebieden verordonneren werkwoord gebieden voorschrijven werkwoord gebieden verordenen werkwoord gebieden opdragen werkwoord gebieden decreteren werkwoord gebieden commanderen werkwoord gebieden dicteren werkwoord gebiedend vereisend overig. gebiedend imperatief overig. gebiedend gelastend overig. gebiedend dwingend overig. gebiedenwijs imperatief overig. gebieder baas zelfst. naamw. gebieder beheerser zelfst. naamw. gebieder heer zelfst. naamw. gebieder heerser zelfst. naamw. gebieder koning zelfst. naamw. gebieder machthebber zelfst. naamw. gebieder meester zelfst. naamw. gebiedsdeel kolonie zelfst. naamw. gebiedster meesteres overig. gebiedster bazin overig. gebijteld verankerd overig. gebijteld verankerd overig. gebijteld verankerd overig. gebit kunstgebit zelfst. naamw. gebit tanden zelfst. naamw. geblaat gemekker overig. gebladerte lommer zelfst. naamw. gebladerte loof zelfst. naamw. gebladerte lover zelfst. naamw. geblaf gekef overig. geblaseerd blasé overig. geblesseerd gekrenkt bijv. naamw. geblesseerd gewond bijv. naamw. gebluf grootspraak overig. gebluf bravoure overig. gebluf snoeverij overig. gebluf opschepperij overig. gebluf gepoch overig. gebluf gebral overig. gebluf dikdoenerij overig. gebluf branie overig. geblust uitgeblust overig. gebochelde bultenaar overig. gebod bevel zelfst. naamw. gebod verordening zelfst. naamw. gebod verordening zelfst. naamw. gebod verordening zelfst. naamw. geboden het parool bijv. naamw. geboefte gajes zelfst. naamw. geboefte uitschot zelfst. naamw. geboefte tuig zelfst. naamw. geboefte schorriemorrie zelfst. naamw. geboefte gespuis zelfst. naamw. geboefte gebroed zelfst. naamw. geboeid gefascineerd bijv. naamw. geboeid geketend bijv. naamw. geboeid vastgebonden bijv. naamw. geboeid geïntrigeerd bijv. naamw. geboeidheid animo zelfst. naamw. geboeidheid belangstelling zelfst. naamw. geboeidheid fascinatie zelfst. naamw. geboeidheid interesse zelfst. naamw. geboeidheid zin zelfst. naamw. geboeidheid interes zelfst. naamw. gebogen gebukt bijv. naamw. gebogen gekromd bijv. naamw. gebogen gewelfd bijv. naamw. gebogen voorovergebogen bijv. naamw. gebogen voorover bijv. naamw. gebogen krom bijv. naamw. gebonden smeug bijv. naamw. gebonden smeuïg bijv. naamw. gebondenheid band zelfst. naamw. gebondenheid binding zelfst. naamw. gebondenheid verplichting zelfst. naamw. gebondenheid onderworpenheid zelfst. naamw. gebondenheid onderwerping zelfst. naamw. gebonk gebons overig. gebonk gebeuk overig. gebons gebonk overig. gebons gebeuk overig. geboomte begroeiing zelfst. naamw. geboomte bos zelfst. naamw. geboomte bosland zelfst. naamw. geboorte afkomst zelfst. naamw. geboorte bakermat zelfst. naamw. geboorte baring zelfst. naamw. geboorte bevalling zelfst. naamw. geboorte verlossing zelfst. naamw. geboortebeperking anticonceptie zelfst. naamw. geboortedag geboortedatum zelfst. naamw. geboortedag verjaring zelfst. naamw. geboortedag verjaardag zelfst. naamw. geboortedatum geboortedag zelfst. naamw. geboortejaar jaar zelfst. naamw. geboorteland vaderland zelfst. naamw. geboorteland thuisland zelfst. naamw. geboorteland bakermat zelfst. naamw. geboorteplaats bakermat zelfst. naamw. geboorteregister register zelfst. naamw. geboortig afkomstig bijv. naamw. geboren geschapen bijv. naamw. geborgen beschermd bijv. naamw. geborneerd bekrompen bijv. naamw. geborneerd gelimiteerd bijv. naamw. geborneerd beperkt bijv. naamw. geborneerdheid bekrompenheid zelfst. naamw. geborneerdheid kleinzieligheid zelfst. naamw. geborneerdheid kleingeestigheid zelfst. naamw. geborrel gebubbel overig. geborrel bruisen overig. geborrel borrelen overig. geborrel opbruising overig. gebouw bouwwerk zelfst. naamw. gebouw pand zelfst. naamw. gebouwen panden zelfst. naamw. gebouwen bouwwerken zelfst. naamw. gebouwenbeklimmer geveltoerist overig. gebouwenbeklimmer geveltoerist overig. gebouwenbeklimmer geveltoerist overig. gebrabbel gehakkel zelfst. naamw. gebrabbel brabbelen zelfst. naamw. gebrabbel brabbeltaal zelfst. naamw. gebracht aangerukt bijv. naamw. gebral snoeverij overig. gebral opschepperij overig. gebral grootspraak overig. gebral gepoch overig. gebral gebluf overig. gebral dikdoenerij overig. gebral branie overig. gebrand gestookt bijv. naamw. gebrand gedistilleerd bijv. naamw. gebrek afwijking zelfst. naamw. gebrek armoede zelfst. naamw. gebrek defect zelfst. naamw. gebrek feil zelfst. naamw. gebrek fout zelfst. naamw. gebrek gemis zelfst. naamw. gebrek handicap zelfst. naamw. gebrek lichaamsgebrek zelfst. naamw. gebrek machinedefect zelfst. naamw. gebrek manco zelfst. naamw. gebrek schaarste zelfst. naamw. gebrek tekort zelfst. naamw. gebrek deficit zelfst. naamw. gebrek ellende zelfst. naamw. gebrek mankement zelfst. naamw. gebrek euvel zelfst. naamw. gebrek zwakheid zelfst. naamw. gebrek schaduwzijde zelfst. naamw. gebrek nadeel zelfst. naamw. gebrek verlies zelfst. naamw. gebrek ontbering zelfst. naamw. gebrek schaarsheid zelfst. naamw. gebrek krapte zelfst. naamw. gebrek,ontbering lack overig. gebreken fouten zelfst. naamw. gebreken mankementen zelfst. naamw. gebreken ongemakken zelfst. naamw. gebrekkig defect bijv. naamw. gebrekkig gehandicapt bijv. naamw. gebrekkig ondeugdelijk bijv. naamw. gebrekkig stumperig bijv. naamw. gebrekkig primitief bijv. naamw. gebrekkig slecht bijv. naamw. gebrekkig invalide bijv. naamw. gebrekkig stuntelig bijv. naamw. gebrekkig schutterig bijv. naamw. gebrekkig onhandig bijv. naamw. gebrekkig onbeholpen bijv. naamw. gebrekkig knullig bijv. naamw. gebrekkige invalide zelfst. naamw. gebrekkigheid invaliditeit zelfst. naamw. gebroddel geklungel overig. gebroed gespuis zelfst. naamw. gebroed uitschot zelfst. naamw. gebroed broedsel zelfst. naamw. gebroed broed zelfst. naamw. gebroed broeden zelfst. naamw. gebroed telgen zelfst. naamw. gebroed nakomelingen zelfst. naamw. gebroed nageslacht zelfst. naamw. gebroed kroost zelfst. naamw. gebroed kinderen zelfst. naamw. gebroed tuig zelfst. naamw. gebroed schorriemorrie zelfst. naamw. gebroed geboefte zelfst. naamw. gebroken aan diggelen bijv. naamw. gebroken afgepeigerd bijv. naamw. gebroken diep bedroefd bijv. naamw. gebroken gebrekkig bijv. naamw. gebroken geradbraakt bijv. naamw. gebroken stukgebroken bijv. naamw. gebroken verbroken bijv. naamw. gebroken stuk bijv. naamw. gebroken kapot bijv. naamw. gebroken geruineerd bijv. naamw. gebroken onklaar bijv. naamw. gebroken defect bijv. naamw. gebrom gemopper zelfst. naamw. gebrom geroezemoes zelfst. naamw. gebrom gezoem zelfst. naamw. gebrom gemurmel zelfst. naamw. gebronsd zongebruind overig. gebronsd gebruind overig. gebruik aanwending zelfst. naamw. gebruik bediening zelfst. naamw. gebruik benutting zelfst. naamw. gebruik gewoonte zelfst. naamw. gebruik hantering zelfst. naamw. gebruik toepassing zelfst. naamw. gebruik usance zelfst. naamw. gebruik behandeling zelfst. naamw. gebruik zede zelfst. naamw. gebruik traditie zelfst. naamw. gebruik aanwenden zelfst. naamw. gebruik inzet zelfst. naamw. gebruik rite zelfst. naamw. gebruikelijk bekend bijv. naamw. gebruikelijk gangbaar bijv. naamw. gebruikelijk gemeen bijv. naamw. gebruikelijk gewoon bijv. naamw. gebruikelijk normaal bijv. naamw. gebruikelijk usantieel bijv. naamw. gebruikelijk dagelijks bijv. naamw. gebruikelijk daags bijv. naamw. gebruikelijk alledaags bijv. naamw. gebruikelijk courant bijv. naamw. gebruikelijkheid gangbaarheid zelfst. naamw. gebruikelijkheid algemeenheid zelfst. naamw. gebruiken aanwenden werkwoord gebruiken benutten werkwoord gebruiken bezigen werkwoord gebruiken consumeren werkwoord gebruiken drinken werkwoord gebruiken nuttigen werkwoord gebruiken gewoontes zelfst. naamw. gebruiken mores zelfst. naamw. gebruiken verbruiken werkwoord gebruiken verorberen werkwoord gebruiken oppeuzelen werkwoord gebruiken opeten werkwoord gebruiken eten werkwoord gebruiken utiliseren werkwoord gebruiken toepassen werkwoord gebruiken aangrijpen werkwoord gebruiken hanteren werkwoord gebruiken zeden werkwoord gebruiken usances werkwoord gebruiken tradities werkwoord gebruiker consument zelfst. naamw. gebruiker drugsverslaafde zelfst. naamw. gebruiker drugverslaafde zelfst. naamw. gebruiker verbruiker zelfst. naamw. gebruiker junk zelfst. naamw. gebruikersvriendelijkheid hanteerbaarheid zelfst. naamw. gebruiking exploitatie overig. gebruikmaken bedienen werkwoord gebruikmaken profiteren werkwoord gebruikmaking aanhaling zelfst. naamw. gebruiksaanwijzing aanwijzingen zelfst. naamw. gebruiksaanwijzing bijsluiter zelfst. naamw. gebruiksaanwijzing handboek zelfst. naamw. gebruiksaanwijzing handleiding zelfst. naamw. gebruiksaanwijzing handleidingen zelfst. naamw. gebruiksaanwijzing instructies zelfst. naamw. gebruiksaanwijzing leidraad zelfst. naamw. gebruiksaanwijzingen aanwijzingen zelfst. naamw. gebruiksaanwijzingen instructies zelfst. naamw. gebruiksbelasting verbruiksbelasting zelfst. naamw. gebruiksbelasting accijns overig. gebruiksklaar operationeel bijv. naamw. gebruiksvriendelijk ergonomisch bijv. naamw. gebruikt gedragen bijv. naamw. gebruikt tweedehands bijv. naamw. gebruind zongebruind overig. gebruind gebronsd overig. gebruis bruisen overig. gebrul geschreeuw zelfst. naamw. gebrul gekrijs zelfst. naamw. gebrul gebulder zelfst. naamw. gebrul geraas zelfst. naamw. gebrul geloei zelfst. naamw. gebubbel geborrel overig. gebubbel bruisen overig. gebubbel borrelen overig. gebukt gebogen bijv. naamw. gebulder gelach zelfst. naamw. gebulder geschreeuw zelfst. naamw. gebulder gekrijs zelfst. naamw. gebulder gebrul zelfst. naamw. gebulder geraas zelfst. naamw. gebulder geloei zelfst. naamw. gecamoufleerd verkapt bijv. naamw. gecanoniseerd heilig bijv. naamw. gechargeerd overdreven bijv. naamw. gechargeerd overtrokken bijv. naamw. gecharmeerd bekoord overig. geciteerd aangehaald bijv. naamw. geciviliseerd beschaafd bijv. naamw. geciviliseerd ontwikkeld bijv. naamw. geciviliseerd gecultiveerd bijv. naamw. gecollecteerd ingezameld overig. gecommitteerde afgevaardigde zelfst. naamw. gecommitteerde gedelegeerde zelfst. naamw. gecommitteerde gedeputeerde zelfst. naamw. gecommitteerde lasthebber zelfst. naamw. gecommitteerde zaakgelastigde zelfst. naamw. gecommitteerde vertegenwoordiger zelfst. naamw. gecommitteerde representant zelfst. naamw. gecommitteerde gevolmachtigde zelfst. naamw. gecommitteerde gemachtigde zelfst. naamw. gecompleteerd afgerond bijv. naamw. gecompliceerd complex bijv. naamw. gecompliceerd ingewikkeld bijv. naamw. gecompliceerdheid ingewikkeldheid zelfst. naamw. geconcentreerd dicht bijv. naamw. geconcentreerd ingespannen bijv. naamw. geconcentreerd sterk bijv. naamw. geconcentreerd aandachtig bijv. naamw. geconcentreerd intens bijv. naamw. geconcentreerd nauwlettend bijv. naamw. geconcentreerd verdiept bijv. naamw. geconcentreerdheid concentratie zelfst. naamw. geconcentreerworden stollen overig. geconstateerd constateren werkwoord geconverteerd omgezet overig. gecovered gedekt bijv. naamw. gecovered gezekerd bijv. naamw. gecreëerd gemaakt bijv. naamw. gecreëerd geschapen bijv. naamw. gecultiveerd ontwikkeld overig. gecultiveerd geciviliseerd overig. gecultiveerd beschaafd overig. gedaagde beklaagde zelfst. naamw. gedaagde verdachte zelfst. naamw. gedaagde beschuldigde zelfst. naamw. gedaagde aangeklaagde zelfst. naamw. gedaan af bijv. naamw. gedaan afgelopen bijv. naamw. gedaan doorgekookt bijv. naamw. gedaan volbracht bijv. naamw. gedaan voltooid bijv. naamw. gedaan klaar bijv. naamw. gedaan gereed bijv. naamw. gedaan beëindigd bijv. naamw. gedaan gaar bijv. naamw. gedaan voorbij bijv. naamw. gedaan uit bijv. naamw. gedaan over bijv. naamw. gedaan gepleegd bijv. naamw. gedaan geëindigd bijv. naamw. gedaante figuur zelfst. naamw. gedaante postuur zelfst. naamw. gedaante schim zelfst. naamw. gedaante uiterlijk zelfst. naamw. gedaante verschijning zelfst. naamw. gedaante vorm zelfst. naamw. gedaante voorwendsel zelfst. naamw. gedaante schijn zelfst. naamw. gedaante voorkomen zelfst. naamw. gedaante vertoon zelfst. naamw. gedaante buitenkant zelfst. naamw. gedaante aangezicht zelfst. naamw. gedaante type zelfst. naamw. gedaante aanzien zelfst. naamw. gedaante gelaat zelfst. naamw. gedaante gestalte zelfst. naamw. gedaanteverandering transformatie zelfst. naamw. gedaanteverandering vormverandering zelfst. naamw. gedaanteverandering metamorfo zelfst. naamw. gedaanteverandering gedaanteverwisseling zelfst. naamw. gedaanteverwisseling vormverandering zelfst. naamw. gedaanteverwisseling ongeluk zelfst. naamw. gedaanteverwisseling transformatie zelfst. naamw. gedaanteverwisseling metamorfo zelfst. naamw. gedaanteverwisseling gedaanteverandering zelfst. naamw. gedachte denkbeeld zelfst. naamw. gedachte idee zelfst. naamw. gedachte inzicht zelfst. naamw. gedachte plan zelfst. naamw. gedachte mentavoorstelling zelfst. naamw. gedachtegang denkwijze zelfst. naamw. gedachtegang gedachtengang zelfst. naamw. gedachtegang redenering zelfst. naamw. gedachtegang beredenering zelfst. naamw. gedachtegang gedachteloop zelfst. naamw. gedachtegoed gedachtengoed zelfst. naamw. gedachtelezen gedachtenlezen werkwoord gedachteloop gedachtegang overig. gedachteloos afwezig bijv. naamw. gedachteloos argeloos bijv. naamw. gedachteloos lichtvaardig bijv. naamw. gedachteloos achteloos bijv. naamw. gedachteloos werktuiglijk bijv. naamw. gedachteloos onwillekeurig bijv. naamw. gedachteloos absent bijv. naamw. gedachten herdenken werkwoord gedachtengang gedachtegang zelfst. naamw. gedachtengang redenering zelfst. naamw. gedachtengoed gedachtegoed zelfst. naamw. gedachtenis aandenken zelfst. naamw. gedachtenis nagedachtenis zelfst. naamw. gedachtenis souvenir zelfst. naamw. gedachtenis herinnering zelfst. naamw. gedachtenis memorie zelfst. naamw. gedachtenlezen gedachtelezen werkwoord gedachtenoefening denkoefening zelfst. naamw. gedachtensprong gedachtesprong zelfst. naamw. gedachtenverandering gedachtewisseling zelfst. naamw. gedachtenwolkje ballon zelfst. naamw. gedachtesprong gedachtensprong zelfst. naamw. gedachtewereld denkwereld zelfst. naamw. gedachtewisseling debat zelfst. naamw. gedachtewisseling gesprek zelfst. naamw. gedachtewisseling overleg zelfst. naamw. gedachtewisseling gedachtenverandering zelfst. naamw. gedateerd oud overig. gedecideerd beslist bijv. naamw. gedecideerd besluitvaardig bijv. naamw. gedecideerd vastberaden bijv. naamw. gedecideerd kordaat bijv. naamw. gedecideerd resoluut bijv. naamw. gedecideerdheid vastbeslotenheid zelfst. naamw. gedeclareerde aangegeven bijv. naamw. gedeclareerde vermelde bijv. naamw. gedecoreerd versierd overig. gedeeld meegevoeld bijv. naamw. gedeeld verdeeld bijv. naamw. gedeelte deel zelfst. naamw. gedeelte fractie zelfst. naamw. gedeelte part zelfst. naamw. gedeelte stuk zelfst. naamw. gedeelte portie overig. gedeelte facet overig. gedeelte facet overig. gedeelte facet overig. gedeeltelijk deels bijv. naamw. gedeeltelijk partieel bijv. naamw. gedeeltelijk fragmentarisch bijv. naamw. gedegen doortimmerd bijv. naamw. gedegen deugdelijk bijv. naamw. gedegen degelijk bijv. naamw. gedegenereerd ontaard bijv. naamw. gedegenereerd slecht bijv. naamw. gedegenereerd bedorven bijv. naamw. gedegenereerde ontaarde overig. gedegenereerden ontaarden overig. gedegenheid goekwaliteit zelfst. naamw. gedegenheid deugdelijkheid zelfst. naamw. gedegenheid degelijkheid zelfst. naamw. gedegenheid grondigheid zelfst. naamw. gedeisd bedaard bijv. naamw. gedeisd kalm bijv. naamw. gedeisd rustig bijv. naamw. gedeisd stil bijv. naamw. gedekt gecovered bijv. naamw. gedekt somber bijv. naamw. gedekt gezekerd bijv. naamw. gedelegeerde afgevaardigde zelfst. naamw. gedelegeerde gecommitteerde zelfst. naamw. gedelegeerde gedeputeerde zelfst. naamw. gedelegeerde gemachtigde zelfst. naamw. gedelegeerde representant zelfst. naamw. gedelegeerde vertegenwoordiger zelfst. naamw. gedelegeerde zaakgelastigde zelfst. naamw. gedelegeerde lasthebber zelfst. naamw. gedelegeerde verplegingsofficier zelfst. naamw. gedelegeerde commissaris zelfst. naamw. gedelegeerden gedeputeerden zelfst. naamw. gedemonstreerd betoogd overig. gedempt afgedempt bijv. naamw. gedempt halfluid bijv. naamw. gedempt getemperd bijv. naamw. gedempt zacht bijv. naamw. gedenkdag herdenkingsdag overig. gedenken herdenken werkwoord gedenknaald obelisk overig. gedenknaald grafnaald overig. gedenkpenning medaille zelfst. naamw. gedenkpenning penning zelfst. naamw. gedenkplaat plaquette zelfst. naamw. gedenkschrift memoires zelfst. naamw. gedenkschriften memoires overig. gedenkteken monument zelfst. naamw. gedenktekens monumenten zelfst. naamw. gedenkwaardig heugelijk bijv. naamw. gedenkwaardig heuglijk bijv. naamw. gedenkwaardig memorabel bijv. naamw. gedenkzuil monument zelfst. naamw. gedenkzuil pyloon zelfst. naamw. gedeprimeerd neerslachtig bijv. naamw. gedeprimeerd somber bijv. naamw. gedeprimeerd terneergeslagen bijv. naamw. gedeprimeerdheid zwaarmoedigheid zelfst. naamw. gedeprimeerdheid somberheid zelfst. naamw. gedeprimeerdheid neerslachtigheid zelfst. naamw. gedeputeerde afgevaardigde zelfst. naamw. gedeputeerde gecommitteerde zelfst. naamw. gedeputeerde gedelegeerde zelfst. naamw. gedeputeerde lasthebber zelfst. naamw. gedeputeerde gemachtigde zelfst. naamw. gedeputeerde zaakgelastigde zelfst. naamw. gedeputeerde vertegenwoordiger zelfst. naamw. gedeputeerde representant zelfst. naamw. gedeputeerden gedelegeerden zelfst. naamw. gedesequilibreerd onevenwichtig overig. gedesillusioneerd ontgoocheld bijv. naamw. gedesinfecteerd steriel bijv. naamw. gedetacheerd losmaken werkwoord gedetacheerd tewerkstellen werkwoord gedetacheerd detacheren zelfst. naamw. gedetailleerd breedvoerig bijv. naamw. gedetailleerd nauwgezet bijv. naamw. gedetailleerd omstandig bijv. naamw. gedetailleerd uitgebreid bijv. naamw. gedetailleerd haarfijn bijv. naamw. gedetailleerd minutieus bijv. naamw. gedetailleerd uitvoerig bijv. naamw. gedetailleerd zorgvuldig bijv. naamw. gedetailleerd secuur bijv. naamw. gedetailleerd precies bijv. naamw. gedetailleerd nauwkeurig bijv. naamw. gedetailleerd accuraat bijv. naamw. gedetermineerd bepaald bijv. naamw. gedetineerde gevangene zelfst. naamw. gedicht afgedicht bijv. naamw. gedicht ballade zelfst. naamw. gedicht dichtwerk zelfst. naamw. gedicht vers zelfst. naamw. gedichten poëzie zelfst. naamw. gedichten pozie zelfst. naamw. gedichtenbund bundel overig. gedichtenbundel bundel zelfst. naamw. gedichtje vers zelfst. naamw. gedienstig behulpzaam bijv. naamw. gedienstig bereidwillig bijv. naamw. gedienstig volgzaam bijv. naamw. gedienstig voorkomend bijv. naamw. gedienstig hulpvaardig bijv. naamw. gedienstig inschikkelijk bijv. naamw. gedienstig dienstwillig bijv. naamw. gedienstig slaafs bijv. naamw. gedienstig dienstbaar bijv. naamw. gedienstige meisje zelfst. naamw. gedienstigheid dienstvaardigheid zelfst. naamw. gedienstigheid dienstbaarheid zelfst. naamw. gedienstigheid voorkomendheid zelfst. naamw. gedienstigheid dienst zelfst. naamw. gedierte fauna overig. gedierte dierenrijk overig. gedierte insecten overig. gedijen bloeien werkwoord gedijen tieren werkwoord gedijen toenemen werkwoord gedijen wassen werkwoord gedijen vermeerderen werkwoord gedijen stijgen werkwoord gedijen opzetten werkwoord gedijen omhooggaan werkwoord gedijen groeien werkwoord gedijen aanzwellen werkwoord gedijen aanwinnen werkwoord gedijen aanwassen werkwoord gedijen aangroeien werkwoord geding procedure zelfst. naamw. geding rechtsgeding zelfst. naamw. geding rechtszaak zelfst. naamw. geding proces zelfst. naamw. gediplomeerd gekwalificeerd bijv. naamw. gedistilleerd gestookt bijv. naamw. gedistilleerd alcohol zelfst. naamw. gedistilleerd drank zelfst. naamw. gedistilleerd spiritualiën zelfst. naamw. gedistilleerd opkikkertjes zelfst. naamw. gedistilleerd alcoholica zelfst. naamw. gedistilleerd gebrand zelfst. naamw. gedistingeerd aanzienlijk bijv. naamw. gedistingeerd adelijk bijv. naamw. gedistingeerd beroemd bijv. naamw. gedistingeerd deftig bijv. naamw. gedistingeerd gewichtig bijv. naamw. gedistingeerd hooggeplaatst bijv. naamw. gedistingeerd illuster bijv. naamw. gedistingeerd verheven bijv. naamw. gedistingeerd vooraanstaand bijv. naamw. gedistingeerd voornaam bijv. naamw. gedistingeerd doorluchtig bijv. naamw. gedistingeerdheid welgemanierdheid zelfst. naamw. gedistingeerdheid voornaamheid zelfst. naamw. gedistingeerdheid distinctie zelfst. naamw. gedistingeerdheid deftigheid zelfst. naamw. gedocumenteerd vastgelegd bijv. naamw. gedoe commotie zelfst. naamw. gedoe drukte zelfst. naamw. gedoe gehannes zelfst. naamw. gedoe omhaal zelfst. naamw. gedoezel soezen overig. gedoezel gesoes overig. gedoezel gedommel overig. gedoezel dommelen overig. gedoezel doezelen overig. gedogen accepteren werkwoord gedogen dulden werkwoord gedogen tolereren werkwoord gedomineerd onderworpen bijv. naamw. gedommel doezelen zelfst. naamw. gedommel soezen zelfst. naamw. gedommel gesoes zelfst. naamw. gedommel gedoezel zelfst. naamw. gedommel dommelen zelfst. naamw. gedonder gedonderjaag zelfst. naamw. gedonder donderslagen zelfst. naamw. gedonderjaag gedonder zelfst. naamw. gedonderjaag stoeipartij zelfst. naamw. gedonderjaag stoeierij zelfst. naamw. gedonderjaag gestoei zelfst. naamw. gedonderjaag geravot zelfst. naamw. gedoogbaar verdraaglijk overig. gedoogbaar tolereerbaar overig. gedoogbaar toelaatbaar overig. gedoogbaar duldbaar overig. gedoogd toegelaten bijv. naamw. gedoogde gedulde bijv. naamw. gedoogde verduurde bijv. naamw. gedoogde getolereerde bijv. naamw. gedraaf draven overig. gedraaf gejakker overig. gedraaf gejacht overig. gedraaf gejaag overig. gedraaf gehol overig. gedraaf gehaast overig. gedraaid verwrongen overig. gedraaid slinks overig. gedrag besturing zelfst. naamw. gedrag gedragswijze zelfst. naamw. gedrag handelwijze zelfst. naamw. gedrag houding zelfst. naamw. gedrag leiding zelfst. naamw. gedrag plan zelfst. naamw. gedrag rijrichting zelfst. naamw. gedrag optreden zelfst. naamw. gedrag manier zelfst. naamw. gedrag wandel zelfst. naamw. gedragen gebruikt bijv. naamw. gedragen handelen werkwoord gedragen plechtig werkwoord gedragenheid statigheid zelfst. naamw. gedragenheid vormelijkheid zelfst. naamw. gedragenheid voornaamheid zelfst. naamw. gedragenheid plechtstatigheid zelfst. naamw. gedragenheid plechtigheid zelfst. naamw. gedragslijn houding zelfst. naamw. gedragslijn norm zelfst. naamw. gedragslijn opstelling zelfst. naamw. gedragswijze gedrag zelfst. naamw. gedragswijze handelswijze zelfst. naamw. gedragswijze handelwijze zelfst. naamw. gedragswijze manier zelfst. naamw. gedragswijze optreden zelfst. naamw. gedram gezeur zelfst. naamw. gedram gezanik zelfst. naamw. gedrang drukte zelfst. naamw. gedrang gewoel zelfst. naamw. gedrang toevloed zelfst. naamw. gedrang toeloop zelfst. naamw. gedreven bevlogen bijv. naamw. gedreven fanatiek bijv. naamw. gedreven enthousiast bijv. naamw. gedreven hartstochtelijk bijv. naamw. gedrevene fanaticus zelfst. naamw. gedrevenheid dynamiek zelfst. naamw. gedrevenheid elan zelfst. naamw. gedrevenheid enthousiasme zelfst. naamw. gedrevenheid felheid zelfst. naamw. gedrocht misbaksel zelfst. naamw. gedrocht monster zelfst. naamw. gedrocht mormel zelfst. naamw. gedrocht wangedrocht zelfst. naamw. gedrocht wanschepsel zelfst. naamw. gedrocht miskraam zelfst. naamw. gedrocht misgeboorte zelfst. naamw. gedrochtelijk afstotend bijv. naamw. gedrochtelijk misvormd bijv. naamw. gedrochtelijk monsterachtig bijv. naamw. gedrochtelijk wanstaltig bijv. naamw. gedrochtelijk afzichtelijk bijv. naamw. gedrochtelijk monsterlijk bijv. naamw. gedrongen dicht bijv. naamw. gedrongen kort bijv. naamw. gedruis drukte zelfst. naamw. gedruis rumoer zelfst. naamw. gedruis tumult zelfst. naamw. gedrukt bedrukt bijv. naamw. gedrukt afgedrukt bijv. naamw. gedrukt terneergeslagen bijv. naamw. gedrukt moedeloos bijv. naamw. gedrukt mismoedig bijv. naamw. geducht vervaarlijk bijv. naamw. geducht behoorlijk bijv. naamw. geducht flink bijv. naamw. geducht gevreesd bijv. naamw. geducht vreeswekkend bijv. naamw. geducht angstwekkend bijv. naamw. geducht zwaar bijv. naamw. geducht vriendelijk bijv. naamw. geducht straf bijv. naamw. geducht sterk bijv. naamw. geducht krachtig bijv. naamw. geducht fiks bijv. naamw. geducht eerlijk bijv. naamw. geducht dapper bijv. naamw. geducht braaf bijv. naamw. geduld bedaardheid zelfst. naamw. geduld berusting zelfst. naamw. geduld kalmheid zelfst. naamw. geduld gemak zelfst. naamw. gedulde gedoogde bijv. naamw. gedulde getolereerde bijv. naamw. geduldig lankmoedig bijv. naamw. geduldig lijdzaam bijv. naamw. geduldig berustend bijv. naamw. gedupeerde benadeelde zelfst. naamw. gedurende tijdens bijv. naamw. gedurende bij bijv. naamw. gedurfd boud bijv. naamw. gedurfd gewaagd bijv. naamw. gedurfd pikant bijv. naamw. gedurfd stout bijv. naamw. gedurfd vermetel bijv. naamw. gedurig voortdurend bijv. naamw. gedurig aanhoudend bijv. naamw. gedurig chronisch bijv. naamw. gedurig onophoudelijk bijv. naamw. gedurig veeltijds bijv. naamw. gedurig veelal bijv. naamw. gedurig veel bijv. naamw. gedurig vaak bijv. naamw. gedurig menigmaal bijv. naamw. gedurig dikwijls bijv. naamw. gedurig telkens bijv. naamw. gedurig steeds bijv. naamw. gedurig ononderbroken bijv. naamw. gedurig hetijd bijv. naamw. gedurig continue bijv. naamw. gedurig almaar bijv. naamw. gedurig aldoor bijv. naamw. gedut dutten overig. geduvel ellende zelfst. naamw. geduwd gestoten bijv. naamw. gedwee buigzaam bijv. naamw. gedwee flexibel bijv. naamw. gedwee meegaand bijv. naamw. gedwee onderworpen bijv. naamw. gedwee volgzaam bijv. naamw. gedwee gehoorzaam bijv. naamw. gedwee toegevend bijv. naamw. gedwee toegeeflijk bijv. naamw. gedwee soepel bijv. naamw. gedwee inschikkelijk bijv. naamw. gedwee gewillig bijv. naamw. gedwee tam overig. gedwongen geforceerd bijv. naamw. gedwongen onvrijwillig bijv. naamw. gedwongen onnatuurlijk bijv. naamw. gedwongen gemaakt bijv. naamw. gedwongen verplicht bijv. naamw. geëerd gerespecteerd bijv. naamw. geëerd geacht bijv. naamw. geëerd geëerde bijv. naamw. geëerd gewaardeerd bijv. naamw. geëerde geëerd overig. geëerde gewaardeerd overig. geëerde gerespecteerd overig. geëerde geacht overig. geefster gever overig. geefster deler overig. geefster deelster overig. geeft aanreiken werkwoord geeft doneren werkwoord geeft verstrekken werkwoord geëgaliseerd plat bijv. naamw. geëgaliseerd vlak bijv. naamw. geëigend gepast bijv. naamw. geëigend geschikt bijv. naamw. geëigend passend bijv. naamw. geëindigd af bijv. naamw. geëindigd voltooid bijv. naamw. geëindigd voorbij bijv. naamw. geëindigd uit bijv. naamw. geëindigd over bijv. naamw. geëindigd klaar bijv. naamw. geëindigd gereed bijv. naamw. geëindigd afgelopen bijv. naamw. geëindigd afgedaan bijv. naamw. geëindigd gepleegd bijv. naamw. geëindigd gedaan bijv. naamw. geëindigd beëindigd bijv. naamw. geelkoper messing zelfst. naamw. geelkoper tombak zelfst. naamw. geeltje bankbiljet zelfst. naamw. geelzien xanthopsie zelfst. naamw. geelzucht icterus zelfst. naamw. geëmitteerd uitgeworpen overig. geëmitteerd uitgestoten overig. geëmotioneerd gevoelvol bijv. naamw. geëmotioneerd gepassioneerd bijv. naamw. geëmotioneerd bewogen bijv. naamw. geëmotioneerd getroffen bijv. naamw. geëmotioneerd geroerd bijv. naamw. geëmotioneerd geraakt bijv. naamw. geëmotioneerd aangeslagen bijv. naamw. geëmotioneerd aangegrepen bijv. naamw. geëmotioneerd aangedaan bijv. naamw. geen niemand overig. geen genkele overig. geen genkel overig. geenszins allesbehalve overig. geenszins allerminst overig. geenszins nooit overig. geer schuine strook overig. geërgerd geprikkeld bijv. naamw. geërgerd geïrriteerd bijv. naamw. geërgerd prikkelbaar bijv. naamw. geërgerd pissig bijv. naamw. geërgerd aangebrand bijv. naamw. geest aard zelfst. naamw. geest binnenste zelfst. naamw. geest denker zelfst. naamw. geest denkvermogen zelfst. naamw. geest geestverschijning zelfst. naamw. geest sfeer zelfst. naamw. geest teneur zelfst. naamw. geest verschijning zelfst. naamw. geest spookverschijning zelfst. naamw. geest spook zelfst. naamw. geest schim zelfst. naamw. geest strekking zelfst. naamw. geest verstand zelfst. naamw. geest vernuft zelfst. naamw. geest hersens zelfst. naamw. geest brein zelfst. naamw. geestdodend afstompend bijv. naamw. geestdodend eentonig bijv. naamw. geestdodend saai bijv. naamw. geestdodend stom bijv. naamw. geestdodend suf bijv. naamw. geestdrift bezieling zelfst. naamw. geestdrift elan zelfst. naamw. geestdrift enthousiasme zelfst. naamw. geestdrift bevlogenheid zelfst. naamw. geestdrift animo overig. geestdrift animo overig. geestdrift animo overig. geestdriftig begeesterd bijv. naamw. geestdriftig bevlogen bijv. naamw. geestdriftig enthousiast bijv. naamw. geestdriftig fervent bijv. naamw. geestdriftig opgewonden bijv. naamw. geestdriftig bezield bijv. naamw. geestelijk gelovig bijv. naamw. geestelijk godsdienstig bijv. naamw. geestelijk herderlijk bijv. naamw. geestelijk immaterieel bijv. naamw. geestelijk innerlijk bijv. naamw. geestelijk inwendig bijv. naamw. geestelijk kerkelijk bijv. naamw. geestelijk onstoffelijk bijv. naamw. geestelijk religieus bijv. naamw. geestelijk spiritueel bijv. naamw. geestelijk vroom bijv. naamw. geestelijk psychisch bijv. naamw. geestelijk godvruchtig bijv. naamw. geestelijk psychische bijv. naamw. geestelijke spirituele bijv. naamw. geestelijke broeder zelfst. naamw. geestelijke priester zelfst. naamw. geestelijke zielenherder zelfst. naamw. geestelijke broe zelfst. naamw. geestelijke pater zelfst. naamw. geestelijkheid clerus zelfst. naamw. geesteloos saai bijv. naamw. geesteloos onbezield bijv. naamw. geesteloos levenloos bijv. naamw. geesteloos dood bijv. naamw. geesteloos verstandeloos bijv. naamw. geesteloos stupide bijv. naamw. geesteloos stompzinnig bijv. naamw. geesteloos onverstandig bijv. naamw. geesteloos onnozel bijv. naamw. geesteloos onbenullig bijv. naamw. geesteloos idioot bijv. naamw. geesteloos hersenloos bijv. naamw. geesteloos dom bijv. naamw. geesteloos breinloos bijv. naamw. geesteloos afgestompt bijv. naamw. geesteloos achterlijk bijv. naamw. geesteloos versuft bijv. naamw. geesteloos suf bijv. naamw. geesteloos soezerig bijv. naamw. geesteloos mat bijv. naamw. geesteloos dof bijv. naamw. geesteloos daas bijv. naamw. geestenbezwering uitbanning zelfst. naamw. geestenbezwering bezwering zelfst. naamw. geestenbezwering necromantie overig. geestesgesteldheid gemoedstoestand zelfst. naamw. geestesgesteldheid houding zelfst. naamw. geesteskind geestesproduct overig. geestesproduct geesteskind overig. geestesziek gek bijv. naamw. geestesziek krankzinnig bijv. naamw. geestesziek waanzinnig bijv. naamw. geesteszieke gek zelfst. naamw. geesteszieke krankzinnige zelfst. naamw. geesteszieke waanzinnige zelfst. naamw. geesteszieke dolleman zelfst. naamw. geesteszwakheid dwaasheid zelfst. naamw. geesteszwakte dementie zelfst. naamw. geestig grappig bijv. naamw. geestig vrolijk bijv. naamw. geestig ad rem bijv. naamw. geestig komisch bijv. naamw. geestig snedig bijv. naamw. geestig gevat bijv. naamw. geestig pittig bijv. naamw. geestig gehard bijv. naamw. geestig lollig bijv. naamw. geestig leuk bijv. naamw. geestig lachwekkend bijv. naamw. geestig komiek bijv. naamw. geestig koddig bijv. naamw. geestig geinig bijv. naamw. geestig leuk overig. geestig leuk overig. geestig leuk overig. geestigheid aardigheid zelfst. naamw. geestigheid humor zelfst. naamw. geestigheid zet zelfst. naamw. geestigheid sjiek zelfst. naamw. geestigheid handigheidje zelfst. naamw. geestigheid handig zelfst. naamw. geestigheid geintje zelfst. naamw. geestkracht energie zelfst. naamw. geestkracht moreel zelfst. naamw. geestkracht pit zelfst. naamw. geestkracht wilskracht zelfst. naamw. Geestleider Geestvoerder overig. geestrijk alcoholisch overig. geestverheffend verheffend overig. geestvermogen verstand overig. geestvermogen rede overig. geestvermogen intellect overig. geestvermogen denkvermogen overig. geestverruimend psychedelisch overig. geestverschijning fantoom zelfst. naamw. geestverschijning geest zelfst. naamw. geestverschijning schim zelfst. naamw. geestverschijning spook zelfst. naamw. geestverschijning verschijning zelfst. naamw. geestverschijning spookverschijning zelfst. naamw. geestvervoering extase zelfst. naamw. geestvervoering trance zelfst. naamw. geestvervoering vervoering zelfst. naamw. geestvervoering verrukking zelfst. naamw. geestvervoering exta zelfst. naamw. geestvervoering betovering zelfst. naamw. geestverwant gelijkgezinde zelfst. naamw. geestverwant gelijkgestemde zelfst. naamw. geestverwant medestan zelfst. naamw. geestverwantschap gelijkgestemdheid overig. Geestvoerder Geestleider overig. geeuw gaap zelfst. naamw. geeuwen gapen werkwoord geeuwerig gaperig overig. geëxamineerd getest overig. Geëxecuteerd vermoord overig. geëxecuteerd doodgeschoten overig. geëxploiteerd ontgind overig. geëxploiteerd uitgebuit overig. geëxporteerd uitgevoerd bijv. naamw. gefabriceerd bedacht bijv. naamw. gefactureerd factureren werkwoord gefantaseerd bedacht bijv. naamw. gefantaseerd gefingeerd bijv. naamw. gefascineerd geboeid bijv. naamw. gefascineerd geïntrigeerd bijv. naamw. gefaseerd trapsgewijs overig. Gefeliciteerd Proficiat overig. gefingeerd bedacht bijv. naamw. gefingeerd fictief bijv. naamw. gefingeerd onecht bijv. naamw. gefingeerd vals bijv. naamw. gefingeerd onwaar bijv. naamw. gefingeerd nagemaakt bijv. naamw. gefingeerd bedriegelijk bijv. naamw. gefingeerd verdicht bijv. naamw. gefingeerd geveinsd bijv. naamw. gefingeerd denkbeeldig bijv. naamw. gefingeerd aangenomen bijv. naamw. gefingeerd verzonnen bijv. naamw. gefixeerdheid fixatie zelfst. naamw. geflikflooi gerotzooi overig. geflikker schittering overig. geflikker schijn overig. geflikker flikkering overig. geflikker flakkering overig. geflipt gek bijv. naamw. geflirt flirt zelfst. naamw. geflirt flirtation zelfst. naamw. gefluister fluistering overig. gefoeter scheldpartij overig. gefoeter gescheld overig. gefonkel glinstering overig. gefonkel fonkeling overig. geforceerd gedwongen bijv. naamw. geforceerd onvrijwillig bijv. naamw. geforceerd onnatuurlijk bijv. naamw. geforceerd gemaakt bijv. naamw. geforceerd verplicht bijv. naamw. gefortuneerd bemiddeld bijv. naamw. gefortuneerd rijk bijv. naamw. gefortuneerd vermogend bijv. naamw. gefrustreerd verknipt bijv. naamw. gefundeerd gegrond bijv. naamw. gefundeerd onderbouwd bijv. naamw. gefundeerd weloverwogen bijv. naamw. gefundeerd steekhoudend bijv. naamw. gefundeerd solide bijv. naamw. gefundeerd logisch bijv. naamw. gefundeerd degelijk bijv. naamw. gefundeerd aannemelijk bijv. naamw. gegadigde aspirant zelfst. naamw. gegadigde belangstellende zelfst. naamw. gegadigde geinteresseerde zelfst. naamw. gegadigde kandidaat zelfst. naamw. gegalm luidkeeluitroep overig. gegalm geschal overig. gegarandeerd geheid overig. gegarandeerd onverbiddelijk overig. gegarandeerd subiet overig. gegeneerdheid verlegenheid zelfst. naamw. gegeneerdheid schroom zelfst. naamw. gegeneerdheid gêne zelfst. naamw. gegeven bepaald bijv. naamw. gegeven overhandigd bijv. naamw. gegeven data zelfst. naamw. gegeven onderwerp zelfst. naamw. gegeven gezien zelfst. naamw. gegevens data zelfst. naamw. gegevens informatie zelfst. naamw. gegevensbank databestand overig. gegevensbank databank overig. gegevensbank databa overig. gegevensbestand archief zelfst. naamw. gegevensbestand database zelfst. naamw. gegevensverstrekking verstrekking zelfst. naamw. gegiechel gelach zelfst. naamw. gegil geschreeuw zelfst. naamw. gegil gekrijs zelfst. naamw. gegis veronderstelling overig. geglaceerd geglansd overig. geglaceerd geglazuurd overig. geglansd geglaceerd overig. geglazuurd geglaceerd overig. gegluurd gluurde overig. gegoed bemiddeld bijv. naamw. gegoed welgesteld bijv. naamw. gegoed gezeten bijv. naamw. gegolfd golvend overig. gegomd gelijmd bijv. naamw. gegons gesnor overig. gegoochel goochelarij overig. gegradueerde afgestudeerde overig. gegriefd gekrenkt bijv. naamw. gegriefd gekwetst bijv. naamw. gegriefd verbitterd bijv. naamw. gegriefdheid verstoordheid zelfst. naamw. gegriefdheid wrev zelfst. naamw. gegroefd gekerfd overig. gegroet salueren werkwoord gegroet groeten zelfst. naamw. gegroet vaarwel zelfst. naamw. gegroet hallo zelfst. naamw. gegrond deugdelijk bijv. naamw. gegrond doordacht bijv. naamw. gegrond gefundeerd bijv. naamw. gegrond valide bijv. naamw. gegrond steekhoudend bijv. naamw. gegrond solide bijv. naamw. gegrond logisch bijv. naamw. gegrond degelijk bijv. naamw. gegrond aannemelijk bijv. naamw. gegrond geldig bijv. naamw. gegrondheid gerechtigdheid zelfst. naamw. gegrondvest verankerd bijv. naamw. gegrondvest verankerd bijv. naamw. gegrondvest verankerd bijv. naamw. gehaaid berekenend bijv. naamw. gehaaid doortrapt bijv. naamw. gehaaid gewiekst bijv. naamw. gehaaid leep bijv. naamw. gehaaid stiekem bijv. naamw. gehaaid snood bijv. naamw. gehaaid sluw bijv. naamw. gehaaid slinks bijv. naamw. gehaaid gluiperig bijv. naamw. gehaaid geraffineerd bijv. naamw. gehaaid geniepig bijv. naamw. gehaaid gemeen bijv. naamw. gehaaid achterbaks bijv. naamw. gehaaid uitgeslapen bijv. naamw. gehaaid snedig bijv. naamw. gehaaid gevat bijv. naamw. gehaaid geslepen bijv. naamw. gehaald halen zelfst. naamw. gehaast gejaagd bijv. naamw. gehaast gejakker zelfst. naamw. gehaast jachtig zelfst. naamw. gehaast haastig zelfst. naamw. gehaast gestressed zelfst. naamw. gehaast gejacht zelfst. naamw. gehaast gejaag zelfst. naamw. gehaast gehol zelfst. naamw. gehaast gedraaf zelfst. naamw. gehaastheid spoed zelfst. naamw. gehaastheid overijling zelfst. naamw. gehaastheid ijl zelfst. naamw. gehaastheid haastigheid zelfst. naamw. gehaastheid haast zelfst. naamw. gehakketak geruzie overig. gehakketak gekrakeel overig. gehakketak gekif overig. gehakketak gebakkelei overig. gehaktbal vleesbal overig. gehalte allooi zelfst. naamw. gehamer hamergeklop overig. gehamer getimmer overig. gehandicapt gebrekkig bijv. naamw. gehandicapt invalide bijv. naamw. gehandicapt ongelukkig bijv. naamw. gehandicapt arbeidsongeschikte zelfst. naamw. gehandicapt afgekeurde bijv. naamw. gehandicapte afgedankte zelfst. naamw. gehandicapte invalide zelfst. naamw. gehandicapte afgekeurde zelfst. naamw. gehandicapte WAOer zelfst. naamw. gehandicapten invaliden zelfst. naamw. gehandicapten mindervaliden zelfst. naamw. gehannes gedoe zelfst. naamw. gehannes geknoei zelfst. naamw. gehannes gestuntel zelfst. naamw. gehard taai bijv. naamw. gehard pittig bijv. naamw. gehard geestig bijv. naamw. gehardheid gestaaldheid zelfst. naamw. gehavend beschadigd bijv. naamw. gehavend geschonden bijv. naamw. gehavend onsamenhangend bijv. naamw. gehavend gewond bijv. naamw. gehavend aangeslagen bijv. naamw. gehebevolking totale overig. gehecht gebakken bijv. naamw. gehecht genaaid bijv. naamw. gehecht verknocht bijv. naamw. gehecht gelijmd bijv. naamw. gehechtheid liefde zelfst. naamw. gehechtheid verknochtheid zelfst. naamw. gehechtheid affectie zelfst. naamw. gehechtheid aanhankelijkheid zelfst. naamw. gehedoorzoeken afzoeken overig. gehedoorzoeken afstropen overig. geheel aan één stuk bijv. naamw. geheel totaal bijv. naamw. geheel eenheid zelfst. naamw. geheel voltalligheid zelfst. naamw. geheel faliekant zelfst. naamw. geheel volkomen zelfst. naamw. geheel volledigheid zelfst. naamw. geheel volkomenheid zelfst. naamw. geheel totaliteit zelfst. naamw. geheel gezamenlijkheid zelfst. naamw. geheel alles zelfst. naamw. geheelonthouding afschaffing zelfst. naamw. geheelonthouding onthouding zelfst. naamw. geheelonthouding abstinentie zelfst. naamw. gehegelijk identiek bijv. naamw. gehegelijk hetzelfde bijv. naamw. gehegelijk gelijk bijv. naamw. gehegelijk eenvormig bijv. naamw. gehegelijk eender bijv. naamw. gehehoeveelheid hehoeveelheid zelfst. naamw. gehehoeveelheid alles zelfst. naamw. gehehoeveelheid al zelfst. naamw. geheid absoluut zelfst. naamw. geheid doorgewinterd zelfst. naamw. geheid gegarandeerd zelfst. naamw. geheid muurvast zelfst. naamw. geheid stellig zelfst. naamw. geheid subiet zelfst. naamw. geheid zeker zelfst. naamw. geheid welzeker zelfst. naamw. geheid waarlijk zelfst. naamw. geheid waarachtig zelfst. naamw. geheid voorzeker zelfst. naamw. geheid reëel zelfst. naamw. geheid heus zelfst. naamw. geheid gewis zelfst. naamw. geheid echt zelfst. naamw. geheid beslist zelfst. naamw. geheid ongetwijfeld zelfst. naamw. geheid vast zelfst. naamw. geheid feitelijk zelfst. naamw. geheiligd sacraal bijv. naamw. geheim heimelijkheid zelfst. naamw. geheim clandestien zelfst. naamw. geheim geheimenis zelfst. naamw. geheim verborgenheid zelfst. naamw. geheim stiekemheid zelfst. naamw. geheim verstolen zelfst. naamw. geheim stiekem zelfst. naamw. geheim steels zelfst. naamw. geheim heimelijk zelfst. naamw. geheim verborgen zelfst. naamw. geheim stilzwijgend zelfst. naamw. geheim gesloten zelfst. naamw. geheim vertrouwelijk zelfst. naamw. geheimenis geheim overig. geheimhouden achterhouden werkwoord geheimhouding discretie zelfst. naamw. geheimhouding kiesheid zelfst. naamw. geheimschrift cijfer zelfst. naamw. geheimschrift code zelfst. naamw. geheimschrift co zelfst. naamw. geheimschrift nul zelfst. naamw. geheimschrift monogram zelfst. naamw. geheimschrijver stiekemerd overig. geheimtaal raadsel zelfst. naamw. geheimzinnig duister bijv. naamw. geheimzinnig mysterieus bijv. naamw. geheimzinnig terughoudend bijv. naamw. geheimzinnig onvoorzichtig bijv. naamw. geheimzinnig griezelig bijv. naamw. geheimzinnig angstwekkend bijv. naamw. geheimzinnig raadselachtig bijv. naamw. geheimzinnig terughoudende bijv. naamw. geheimzinnig koel bijv. naamw. geheimzinnig ingetogen bijv. naamw. geheimzinnig gesloten bijv. naamw. geheimzinnig gereserveerd bijv. naamw. geheimzinnigheid mysterie zelfst. naamw. geheten genaamd overig. geheugen herinnering zelfst. naamw. geheugen herinneringsvermogen zelfst. naamw. geheugen intern geheugen zelfst. naamw. geheugen opslagcapaciteit zelfst. naamw. geheugen memorie zelfst. naamw. geheugenis herinnering zelfst. naamw. geheugenis herrinnering zelfst. naamw. geheugenis memorie zelfst. naamw. geheugensteun ezelsbrug zelfst. naamw. geheugensteun hulpmiddel zelfst. naamw. geheugensteun geheugensteuntje zelfst. naamw. geheugensteuntje ezelsbruggetje zelfst. naamw. geheugensteuntje geheugensteun zelfst. naamw. geheugensteuntje ezelsbrug zelfst. naamw. geheugenverlies amnesie zelfst. naamw. gehinnik hinniken overig. gehol gejakker overig. gehol gejacht overig. gehol gejaag overig. gehol gehaast overig. gehol gedraaf overig. gehoor publiek zelfst. naamw. gehoor gevolg zelfst. naamw. gehoorgestoord slechthorend overig. gehoorgestoord hardhorig overig. gehoorgestoord hardhorend overig. gehoororgaan oor zelfst. naamw. gehoorsafstand hoorbereik overig. gehoorzaal auditorium zelfst. naamw. gehoorzaal aula zelfst. naamw. gehoorzaam gedwee overig. gehoorzaamheid onderwerping zelfst. naamw. gehoorzaamheid overgave zelfst. naamw. gehoorzaamheid tucht zelfst. naamw. gehoorzaamheid orde zelfst. naamw. gehoorzaamheid dwang zelfst. naamw. gehoorzaamheid discipline zelfst. naamw. gehoorzamen buigen werkwoord gehoorzamen luisteren werkwoord gehoorzamen respecteren werkwoord gehoorzamen opvolgen werkwoord gehoorzamen observeren werkwoord gehoorzamen naleven werkwoord gehoorzamen nakomen werkwoord gehoorzamen gadeslaan werkwoord gehoorzamen eerbiedigen werkwoord gehoorzamen bijhouden werkwoord gehoorzamen bewandelen werkwoord gehouden aansprakelijk bijv. naamw. gehouden verantwoordelijk bijv. naamw. gehucht buurtschap zelfst. naamw. gehucht gat zelfst. naamw. gehuicheld onoprecht bijv. naamw. gehuicheld geveinsd bijv. naamw. gehuil geblèr zelfst. naamw. gehuil gegier zelfst. naamw. gehuil gejammer zelfst. naamw. gehuil gejank zelfst. naamw. gehuil wolvengehuil zelfst. naamw. gehuil geweeklaag zelfst. naamw. gehuil geween zelfst. naamw. gehum geneurie overig. gehumeurd geluimd bijv. naamw. gehumeurd gestemd bijv. naamw. gehumeurd gemutst bijv. naamw. gehuppel gespring overig. gehuwd getrouwd bijv. naamw. geil gruizig bijv. naamw. geil heet bijv. naamw. geil hitsig bijv. naamw. geil begerig bijv. naamw. geil seksueopgewonden bijv. naamw. geil opgewonden bijv. naamw. geil slonzig bijv. naamw. geil hengstig overig. geil hengstig overig. geil hengstig overig. geilheid lust zelfst. naamw. geilheid opgewondenheid zelfst. naamw. geilheid zin zelfst. naamw. geilheid hitsigheid zelfst. naamw. geilheid wellust zelfst. naamw. geilpompen masturberen werkwoord geïmiteerd nagemaakt overig. geïmiteerd nagebootst overig. geïmporteerd ingevoerd bijv. naamw. geimproviseerd onvoorbereid overig. gein geintje zelfst. naamw. gein grap zelfst. naamw. gein lol zelfst. naamw. gein pret zelfst. naamw. gein aardigheid zelfst. naamw. gein scherts zelfst. naamw. gein pretje zelfst. naamw. gein lolletje zelfst. naamw. gein grapje zelfst. naamw. gein gekheid zelfst. naamw. gein plezier zelfst. naamw. gein leut zelfst. naamw. gein keet zelfst. naamw. gein jolijt zelfst. naamw. geinig grappig bijv. naamw. geinig lachen bijv. naamw. geinig leuk bijv. naamw. geinig lollig bijv. naamw. geinig lachwekkend bijv. naamw. geinig komisch bijv. naamw. geinig komiek bijv. naamw. geinig koddig bijv. naamw. geinig geestig bijv. naamw. geïnstalleerd aangebracht bijv. naamw. geïnteresseerd aandachtig bijv. naamw. geïnteresseerd belangstellend bijv. naamw. geinteresseerde gegadigde zelfst. naamw. geinteresseerde kandidaat zelfst. naamw. geinteresseerde aspirant zelfst. naamw. geïnterneerd vastgezet overig. geïnterneerd opgesloten overig. geïnterneerd gevangen overig. geintje aardigheid zelfst. naamw. geintje gein zelfst. naamw. geintje gekheid zelfst. naamw. geintje grapje zelfst. naamw. geintje pretje zelfst. naamw. geintje scherts zelfst. naamw. geintje streek zelfst. naamw. geintje lolletje zelfst. naamw. geintje sjiek zelfst. naamw. geintje handigheidje zelfst. naamw. geintje handig zelfst. naamw. geintje geestigheid zelfst. naamw. geïntrigeerd gefascineerd overig. geïntrigeerd geboeid overig. geirriteerd stuurs bijv. naamw. geïrriteerd aangebrand bijv. naamw. geïrriteerd geprikkeld bijv. naamw. geïrriteerd prikkelbaar bijv. naamw. geïrriteerd geërgerd bijv. naamw. geïrriteerd pissig bijv. naamw. geiser gasgeiser zelfst. naamw. geiser heetwatergeiser zelfst. naamw. geiser keukengeiser zelfst. naamw. geiser warmwatertoestel overig. geisers heetwatergeisers overig. geïsoleerd vrijstaand overig. geïsoleerd separaat overig. geïsoleerd losstaand overig. geïsoleerd apart overig. geïsoleerd alleenstaand overig. geïsoleerd afzonderlijk overig. geitenbreier zeurpiet overig. geitenbreier zeurkous overig. geitenbreier zeur overig. geitenbreier zemel overig. geitenbreier zeikerd overig. geitenbreier slapkous overig. geitenbreier slampamper overig. geitenbreier nietsnut overig. geitenbreier lijntrekker overig. geitenbreier leegloper overig. geitenbreier lapzwans overig. geitenbreier lanterfanter overig. geitenbreier lamzak overig. geitenbreier lammeling overig. gejaag gejakker overig. gejaag gejacht overig. gejaag gehol overig. gejaag gehaast overig. gejaag gedraaf overig. gejaagd druk bijv. naamw. gejaagd gehaast bijv. naamw. gejaagd gestressed bijv. naamw. gejaagd haastig bijv. naamw. gejaagd hectisch bijv. naamw. gejaagd onrustig bijv. naamw. gejaagd rusteloos bijv. naamw. gejaagd jachtig bijv. naamw. gejaagdheid onrust zelfst. naamw. gejacht gejakker overig. gejacht gejaag overig. gejacht gehol overig. gejacht gehaast overig. gejacht gedraaf overig. gejakker gehaast zelfst. naamw. gejakker gejacht zelfst. naamw. gejakker gejaag zelfst. naamw. gejakker gehol zelfst. naamw. gejakker gedraaf zelfst. naamw. gejammer gehuil zelfst. naamw. gejammer ellende zelfst. naamw. gejammer geweeklaag zelfst. naamw. gejammer gelamenteer zelfst. naamw. gejammer geklaag zelfst. naamw. gejank gesnotter zelfst. naamw. gejank geween zelfst. naamw. gejank gehuil zelfst. naamw. gejoel gejubel overig. gejok gelieg overig. gejubel gejoel overig. gejuich jub overig. gek dwaas bijv. naamw. gek geestesziek bijv. naamw. gek geflipt bijv. naamw. gek geschift bijv. naamw. gek ibbel bijv. naamw. gek maf bijv. naamw. gek tureluurs bijv. naamw. gek geesteszieke zelfst. naamw. gek gestoorde zelfst. naamw. gek kwibus zelfst. naamw. gek mafkees zelfst. naamw. gek malloot zelfst. naamw. gek maniak zelfst. naamw. gek nar zelfst. naamw. gek zot zelfst. naamw. gek zwakzinnige zelfst. naamw. gek bespottelijk zelfst. naamw. gek lijp bijv. naamw. gek gestoord zelfst. naamw. gek krankzinnig zelfst. naamw. gek ding zelfst. naamw. gek waanzinnige zelfst. naamw. gek krankzinnige zelfst. naamw. gek dolleman zelfst. naamw. gek wonderlijk zelfst. naamw. gek vreemdsoortig zelfst. naamw. gek vreemd zelfst. naamw. gek raar zelfst. naamw. gek eigenaardig zelfst. naamw. gek mafkikker zelfst. naamw. gek mafket zelfst. naamw. gek imbeciel zelfst. naamw. gek idioot zelfst. naamw. gek flapdrol zelfst. naamw. gek debi zelfst. naamw. gek stupide zelfst. naamw. gek mesjogge zelfst. naamw. gek krankjorum zelfst. naamw. gek idioterig zelfst. naamw. gek achterlijk zelfst. naamw. gek kwast zelfst. naamw. gek hansworst zelfst. naamw. gek waanzinnig zelfst. naamw. gek zottin zelfst. naamw. gek pias zelfst. naamw. gek mallerd zelfst. naamw. gek typisch zelfst. naamw. gek mal zelfst. naamw. gek geschifte zelfst. naamw. gek achterlijke zelfst. naamw. gek druiloor overig. gekabbel kabbeling zelfst. naamw. gekamd gekuifd bijv. naamw. gekanker geklaag zelfst. naamw. gekanker gescheld zelfst. naamw. gekanker gemekker zelfst. naamw. gekarteld getand bijv. naamw. gekef geblaf overig. gekerfd gegroefd overig. gekerm gesteun overig. gekerm gekreun overig. geketend geboeid bijv. naamw. gekeuvel babbeltje zelfst. naamw. gekeuvel gebabbel zelfst. naamw. gekeuvel gekwebbel zelfst. naamw. gekeuvel geklets zelfst. naamw. gekeuvel praatje zelfst. naamw. gekeuvel kout zelfst. naamw. gekheid aardigheid zelfst. naamw. gekheid dwaasheid zelfst. naamw. gekheid malligheid zelfst. naamw. gekheid zotheid zelfst. naamw. gekheid idioterie zelfst. naamw. gekheid gekte zelfst. naamw. gekheid gekkigheid zelfst. naamw. gekheid scherts zelfst. naamw. gekheid pretje zelfst. naamw. gekheid lolletje zelfst. naamw. gekheid grapje zelfst. naamw. gekheid geintje zelfst. naamw. gekheid gein zelfst. naamw. gekheid grap zelfst. naamw. gekietel gekriebel zelfst. naamw. gekif geruzie overig. gekif gekrakeel overig. gekif gehakketak overig. gekif gebakkelei overig. gekkenhuis krankzinnigeninrichting zelfst. naamw. gekkenhuis mallemolen zelfst. naamw. gekkenhuis krankzinnigengesticht zelfst. naamw. gekkenhuis inrichting zelfst. naamw. gekkenhuis gesticht zelfst. naamw. gekkenhuis dolhuis zelfst. naamw. gekkenpraat wartaal overig. gekkenpraat mallepraat overig. gekkenpraat gebazel overig. gekkigheid dwaasheid zelfst. naamw. gekkigheid zotheid zelfst. naamw. gekkigheid idioterie zelfst. naamw. gekkigheid gekte zelfst. naamw. gekkigheid gekheid zelfst. naamw. geklaag gekanker zelfst. naamw. geklaag gelamenteer zelfst. naamw. geklaag gejammer zelfst. naamw. geklaag gemekker zelfst. naamw. gekladder prulgeschrift overig. gekladder krabbel overig. gekladder hanenpoten overig. gekladder gekrabbel overig. geklap roddels overig. geklap roddelpraat overig. geklap rodd overig. geklap praatjes overig. geklap klets overig. geklap klap overig. geklap geroddel overig. geklap geklets overig. geklap achterklap overig. geklap geklep overig. gekleed aangekleed bijv. naamw. gekleed opgetut bijv. naamw. geklemd knel bijv. naamw. geklemd beklemd bijv. naamw. geklep roddels overig. geklep roddelpraat overig. geklep rodd overig. geklep praatjes overig. geklep klets overig. geklep klap overig. geklep geroddel overig. geklep geklets overig. geklep geklap overig. geklep achterklap overig. geklets quatsch overig. geklets gekwebbel overig. geklets gekeuvel overig. geklets gebabbel overig. geklets leuterpraat overig. geklets gezwets overig. geklets gezwam overig. geklets gewauwel overig. geklets gelul overig. geklets geleuter overig. geklets gebazel overig. geklets roddels overig. geklets roddelpraat overig. geklets rodd overig. geklets praatjes overig. geklets klets overig. geklets klap overig. geklets geroddel overig. geklets geklap overig. geklets achterklap overig. geklets geklep overig. gekletter gerammel overig. gekleurd kleurig bijv. naamw. gekleurd tendentieus bijv. naamw. gekleurd subjectief bijv. naamw. gekleurd vooringenomen bijv. naamw. geklikt verklikt overig. geklikt verklapt overig. geklok hengeklok overig. geklonken vastgeklonken overig. geklooi gerotzooi overig. geklooi gerommel overig. geklos klossen overig. geklots plassen overig. geklots klotsen overig. geklots kletsen overig. geklungel gebroddel overig. geknars geknerp overig. geknerp geknars overig. gekneusd beurs bijv. naamw. gekneveld besnord bijv. naamw. geknoei fraude zelfst. naamw. geknoei gehannes zelfst. naamw. geknoei geklieder zelfst. naamw. geknoei gemodder zelfst. naamw. geknoei gemors zelfst. naamw. geknoei lapmiddel zelfst. naamw. geknoei gesjoemel zelfst. naamw. geknuffel liefkozing zelfst. naamw. geknutsel knutselwerk overig. geknutsel knutselen overig. geknutsel knutselarij overig. gekoeld koel bijv. naamw. gekonkel konkelarij overig. gekonkel intrige overig. gekoppeld aaneengehecht bijv. naamw. gekoppeld conjugatus bijv. naamw. gekoppeld verbonden bijv. naamw. gekoppeld aangevoegd bijv. naamw. gekout gepraat zelfst. naamw. gekout gebabbel zelfst. naamw. gekraak krassen overig. gekrabbel prulgeschrift overig. gekrabbel krabbel overig. gekrabbel hanenpoten overig. gekrabbel gekladder overig. gekrabbel krabbelen overig. gekrakeel ruzie zelfst. naamw. gekrakeel geruzie zelfst. naamw. gekrakeel gekif zelfst. naamw. gekrakeel gehakketak zelfst. naamw. gekrakeel gebakkelei zelfst. naamw. gekras krassen overig. gekrenkt beledigd bijv. naamw. gekreun gesteun overig. gekreun gekerm overig. gekriebel gekietel zelfst. naamw. gekriebel gekrabbel zelfst. naamw. gekrijs geschreeuw zelfst. naamw. gekrijs gebulder zelfst. naamw. gekrijs gebrul zelfst. naamw. gekrijs gegil zelfst. naamw. gekrioel drukte zelfst. naamw. gekrioel gewriemel zelfst. naamw. gekromd gebogen bijv. naamw. gekromd krom bijv. naamw. gekronkeld geslingerd bijv. naamw. gekronkeld slingerend bijv. naamw. gekruid gepeperd bijv. naamw. gekruid hartig bijv. naamw. gekruid heet bijv. naamw. gekruid pikant bijv. naamw. gekruid pittig bijv. naamw. gekruid kruidig bijv. naamw. gekruld krullig overig. gekscheren schertsen werkwoord gekscheren grappen werkwoord gekscheren dollen werkwoord gekte dwaasheid zelfst. naamw. gekte kolder zelfst. naamw. gekte waanzin zelfst. naamw. gekte zotheid zelfst. naamw. gekte idioterie zelfst. naamw. gekte gekkigheid zelfst. naamw. gekte gekheid zelfst. naamw. gekuch kuch overig. gekuier geslenter overig. gekuifd gekamd bijv. naamw. gekuist kuis overig. gekuist zuiver overig. gekuist netjes overig. gekuist gereinigd overig. gekunsteld aanstellerig bijv. naamw. gekunsteld geaffecteerd bijv. naamw. gekunsteld gemaakt bijv. naamw. gekunsteld gewrongen bijv. naamw. gekunsteld gezocht bijv. naamw. gekunsteld kunstmatig bijv. naamw. gekunsteld bestudeerd bijv. naamw. gekunsteld onnatuurlijk bijv. naamw. gekunsteld dikdoenerig bijv. naamw. gekunsteldheid aanstellerij zelfst. naamw. gekunsteldheid gemaaktheid zelfst. naamw. gekunsteldheid geaffekteerdheid zelfst. naamw. gekunsteldheid manier zelfst. naamw. gekwaak gesnater overig. gekwaak eendegesnater overig. gekwakkel gesukkel overig. gekwalificeerd bekwaam bijv. naamw. gekwalificeerd bevoegd bijv. naamw. gekwalificeerd gediplomeerd bijv. naamw. gekwartierd gevierendeeld overig. gekwebbel gekeuvel zelfst. naamw. gekwebbel geklets zelfst. naamw. gekwebbel gebabbel zelfst. naamw. gekweld kommerlijk bijv. naamw. gekweld pijnlijk bijv. naamw. gekweld smartelijk bijv. naamw. gekwetst bitter bijv. naamw. gekwetst gebelgd bijv. naamw. gekwetst geblesseerd bijv. naamw. gekwetst gegriefd bijv. naamw. gekwetst gekrenkt bijv. naamw. gekwetst geraakt bijv. naamw. gekwetst gewond bijv. naamw. gekwetst pijnlijk bijv. naamw. gekwetst verstoord bijv. naamw. gekwetst verontwaardigd bijv. naamw. gekwetst misnoegd bijv. naamw. gekwetter getjilp overig. gelaat aangezicht zelfst. naamw. gelaat uiterlijk zelfst. naamw. gelaat gezicht zelfst. naamw. gelaat vorm zelfst. naamw. gelaat voorkomen zelfst. naamw. gelaat vertoon zelfst. naamw. gelaat verschijning zelfst. naamw. gelaat type zelfst. naamw. gelaat gedaante zelfst. naamw. gelaat buitenkant zelfst. naamw. gelaat aanzien zelfst. naamw. gelaatkunde fiziognomika overig. gelaatskleur kleur zelfst. naamw. gelaatstrek gelaatsuitdrukking overig. gelaatstrek gelaatstrekken overig. gelaatstrekken gelaat zelfst. naamw. gelaatstrekken gelaatsuitdrukking zelfst. naamw. gelaatstrekken gelaatstrek zelfst. naamw. gelaatsuitdrukking gezichtsuitdrukking zelfst. naamw. gelaatsuitdrukking gelaatstrekken zelfst. naamw. gelaatsuitdrukking gelaatstrek zelfst. naamw. gelaatsuitdrukking houding zelfst. naamw. gelaatsuitdrukking uitdrukking zelfst. naamw. gelaatsuitdrukking expressie zelfst. naamw. gelach gebulder zelfst. naamw. geladen nerveus bijv. naamw. gelamenteer geklaag zelfst. naamw. gelamenteer gejammer zelfst. naamw. gelanterfant geluier overig. gelasten bevelen werkwoord gelasten dicteren werkwoord gelasten gebieden werkwoord gelasten verordonneren werkwoord gelasten voorschrijven werkwoord gelasten verordenen werkwoord gelasten opdragen werkwoord gelasten decreteren werkwoord gelasten commanderen werkwoord gelasten verhangen werkwoord gelasten ophangen werkwoord gelasten beschikken werkwoord gelasten behangen werkwoord gelasten bedekken werkwoord gelasten afkondigen werkwoord gelastend vereisend overig. gelastend imperatief overig. gelastend gebiedend overig. gelastend dwingend overig. gelaten berustend bijv. naamw. gelaten lijdelijk bijv. naamw. gelaten lijdzaam bijv. naamw. gelaten stoïcijns bijv. naamw. gelaten bedaard bijv. naamw. gelatenheid bedaardheid zelfst. naamw. gelatenheid berusting zelfst. naamw. gelatenheid lijdzaamheid zelfst. naamw. gelatine gelei zelfst. naamw. gelatinepudding drilpudding zelfst. naamw. gelauwerde laureaat overig. gelazer narigheid zelfst. naamw. gelazer trammelant zelfst. naamw. gelazer gezanik zelfst. naamw. gelazer verstoring zelfst. naamw. geld bankbiljet zelfst. naamw. geld cash zelfst. naamw. geld poen zelfst. naamw. geld centen zelfst. naamw. geld knikkers zelfst. naamw. geld doekoe zelfst. naamw. geld munten zelfst. naamw. geld flappen zelfst. naamw. geld pegels zelfst. naamw. geld duku zelfst. naamw. geld pingping zelfst. naamw. geldbelegging investering zelfst. naamw. geldbelegging belegging zelfst. naamw. geldboete geldstraf overig. geldduivel geldwolf zelfst. naamw. geldelijk financieel bijv. naamw. geldelijke financiële overig. gelden aangaan werkwoord gelden doorgaan voor werkwoord gelden geldig zijn werkwoord gelden geldt werkwoord gelden vigeren werkwoord gelden van kracht zijn werkwoord geldend lopend bijv. naamw. geldend vigerend bijv. naamw. geldend geldig bijv. naamw. geldend gangbaar bijv. naamw. geldgebrek geldschaarste overig. geldgever geldschieter overig. geldgever financier overig. geldgever suikeroom overig. geldig aannemelijk bijv. naamw. geldig toegestaan bijv. naamw. geldig valide bijv. naamw. geldig vigerend bijv. naamw. geldig geldend bijv. naamw. geldig gangbaar bijv. naamw. geldig gegrond bijv. naamw. geldig valabel bijv. naamw. geldigheid gelding zelfst. naamw. geldigheid validiteit zelfst. naamw. geldigheid verdedigbaarheid zelfst. naamw. geldigheidsduur looptijd zelfst. naamw. gelding geldigheid zelfst. naamw. geldkist schatkist zelfst. naamw. geldkistje kas zelfst. naamw. geldlening hypotheek zelfst. naamw. geldlening lening zelfst. naamw. geldmagnaat financier zelfst. naamw. geldmiddelen financiën zelfst. naamw. geldmiddelen fonds zelfst. naamw. geldmiddelen kapitaal zelfst. naamw. geldmiddelen financiëmiddelen zelfst. naamw. geldmiddelen vermogens zelfst. naamw. geldmiddelen vermogen zelfst. naamw. geldmiddelen aanleg zelfst. naamw. geldontwaarding inflatie zelfst. naamw. geldontwaarding prijsstijging zelfst. naamw. geldontwaarding prijsverhoging zelfst. naamw. geldschaarste geldgebrek overig. geldschieter financier zelfst. naamw. geldschieter suikeroom zelfst. naamw. geldschieter geldgever zelfst. naamw. geldsom bedrag zelfst. naamw. geldsoort geldspecie overig. geldsoort valuta overig. geldsoort muntsoort overig. geldspecie geldsoort overig. geldstraf boete zelfst. naamw. geldstraf geldboete zelfst. naamw. geldstuk munt zelfst. naamw. geldstuk muntstuk zelfst. naamw. geldstuk penning zelfst. naamw. geldstukken centen zelfst. naamw. geldstukken duiten zelfst. naamw. geldt gelden werkwoord geldtekorten tekorten zelfst. naamw. gelduitgave besteding zelfst. naamw. gelduitgave uitgave zelfst. naamw. gelduitgave uitgaaf zelfst. naamw. geldwezen financiën zelfst. naamw. geldwolf geldduivel zelfst. naamw. geldzaken financiën zelfst. naamw. geldzending remise zelfst. naamw. geldzending remi zelfst. naamw. geldzucht hebgier overig. geleden ziehier overig. geleden alstublieft overig. gelederen kring zelfst. naamw. geleding echelon zelfst. naamw. geleding tak zelfst. naamw. geleding laag zelfst. naamw. geleding lid zelfst. naamw. geleding knoop zelfst. naamw. geleding gewricht zelfst. naamw. geleding gelid zelfst. naamw. geleed geleedpotig bijv. naamw. geleedpotig geleed bijv. naamw. geleerd belezen bijv. naamw. geleerd geschoold bijv. naamw. geleerd ingewikkeld bijv. naamw. geleerd intelligent bijv. naamw. geleerd slim bijv. naamw. geleerd wetenschappelijk bijv. naamw. geleerd wijs bijv. naamw. geleerd onderwezen bijv. naamw. geleerde deskundige zelfst. naamw. geleerde wetenschapper zelfst. naamw. geleerde wijze zelfst. naamw. geleerdheid kennis zelfst. naamw. gelegen gesitueerd bijv. naamw. gelegen van pas bijv. naamw. gelegen liggend bijv. naamw. gelegenheden uitgaansgelegenheden zelfst. naamw. gelegenheden potentie zelfst. naamw. gelegenheden mogelijkheid zelfst. naamw. gelegenheden kansen zelfst. naamw. gelegenheid aanleiding zelfst. naamw. gelegenheid bar zelfst. naamw. gelegenheid evenement zelfst. naamw. gelegenheid mogelijkheid zelfst. naamw. gelegenheid omstandigheid zelfst. naamw. gelegenheid plaats zelfst. naamw. gelegenheid geval zelfst. naamw. gelegenheid gebeurtenis zelfst. naamw. gelegenheid kans zelfst. naamw. gelegenheidskoopje speciaaanbieding overig. gelegenheidskoopje reclameaanbieding overig. gelei gelatine zelfst. naamw. gelei elektriciteitsgeleider zelfst. naamw. gelei warmtegelei zelfst. naamw. gelei ingedikt sap overig. geleide begeleiding zelfst. naamw. geleide stoet zelfst. naamw. geleide volgstoet zelfst. naamw. geleide escorte zelfst. naamw. geleidelijk allengs bijv. naamw. geleidelijk bij stukjes en beetjes bijv. naamw. geleidelijk gaandeweg bijv. naamw. geleidelijk langzaam bijv. naamw. geleidelijk stilaan bijv. naamw. geleidelijk van lieverlee bijv. naamw. geleidelijk zachtjesaan bijv. naamw. geleidelijk stapsgewijs bijv. naamw. geleidelijk langzamerhand bijv. naamw. geleiden vergezellen werkwoord geleiden volgen werkwoord geleiden meelopen werkwoord geleiden meegaan werkwoord geleiden escorteren werkwoord geleiden chaperonneren werkwoord geleiden begeleiden werkwoord geleiden rondleiden werkwoord geleiden leiden werkwoord geleider elektriciteitsgeleider zelfst. naamw. geleider stroomgeleider zelfst. naamw. geleider warmtegeleider zelfst. naamw. geleider voorman zelfst. naamw. geleider leidsman zelfst. naamw. geleider leider zelfst. naamw. geleider gids zelfst. naamw. geleiding kabelleiding zelfst. naamw. geleiding conductie zelfst. naamw. geleiding leiding zelfst. naamw. geleiding kab zelfst. naamw. geletterd wijs overig. geletterd ontwikkeld overig. geletterd hooggeleerd overig. geletterd gestudeerd overig. geletterd erudiet overig. geletterd belezen overig. geletterde literaat overig. geletterde letterkundige overig. geleuter geklets zelfst. naamw. geleuter gelul zelfst. naamw. geleuter gezwam zelfst. naamw. geleuter leuterpraat zelfst. naamw. geleuter gezwets zelfst. naamw. geleuter gewauwel zelfst. naamw. geleuter gebazel zelfst. naamw. geleuter rimram zelfst. naamw. geleuter nonsens zelfst. naamw. geleuter kul zelfst. naamw. geleuter kol zelfst. naamw. geleuter kletskoek zelfst. naamw. geleuter humbug zelfst. naamw. geleuter gebeuzel zelfst. naamw. geleuter flauwekul zelfst. naamw. geleverd aanleveren werkwoord geleverd leveren zelfst. naamw. geleverde afgifte zelfst. naamw. geleverde bezorging zelfst. naamw. geleverde levering zelfst. naamw. geleverde leverantie zelfst. naamw. gelezen lezen werkwoord gelid linie zelfst. naamw. gelid rang zelfst. naamw. gelid rij zelfst. naamw. gelid lid zelfst. naamw. gelid knoop zelfst. naamw. gelid gewricht zelfst. naamw. gelid geleding zelfst. naamw. gelid rangorde zelfst. naamw. geliefd bemind bijv. naamw. geliefd dierbaar bijv. naamw. geliefd favoriet bijv. naamw. geliefd gezocht bijv. naamw. geliefd lief bijv. naamw. geliefd toegenegen bijv. naamw. geliefde dierbare bijv. naamw. geliefde beminde zelfst. naamw. geliefde lief zelfst. naamw. geliefde minnaar zelfst. naamw. geliefde minnares zelfst. naamw. geliefde uitverkorene zelfst. naamw. geliefde vriendin zelfst. naamw. geliefde snoes zelfst. naamw. geliefde schat zelfst. naamw. geliefde liefste zelfst. naamw. geliefde liefje zelfst. naamw. geliefkoosd favoriet bijv. naamw. geliefpersonen oogappels overig. gelieg gejok overig. gelieve alstublieft overig. gelieve alsjeblieft overig. gelieven plezieren werkwoord gelieven bevallen werkwoord gelieven behagen werkwoord gelieven aanstaan werkwoord gelijk eender bijv. naamw. gelijk hetzelfde bijv. naamw. gelijk identiek bijv. naamw. gelijk meteen bijv. naamw. gelijk soortgelijk bijv. naamw. gelijk vlak bijv. naamw. gelijk als bijv. naamw. gelijk eerlijk bijv. naamw. gelijk effen bijv. naamw. gelijk gelijktijdig bijv. naamw. gelijk onmiddellijk bijv. naamw. gelijk tezamen bijv. naamw. gelijk tevens bijv. naamw. gelijk tegelijkertijd bijv. naamw. gelijk tegelijk bijv. naamw. gelijk samen bijv. naamw. gelijk ineen bijv. naamw. gelijk bijeen bijv. naamw. gelijk aaneen bijv. naamw. gelijk gehegelijk bijv. naamw. gelijk eenvormig bijv. naamw. gelijk idem bijv. naamw. gelijk terstond bijv. naamw. gelijk direct bijv. naamw. gelijk dadelijk bijv. naamw. gelijk vlakuit bijv. naamw. gelijk strak bijv. naamw. gelijk plat bijv. naamw. gelijk glad bijv. naamw. gelijk geslepen bijv. naamw. gelijk egaal bijv. naamw. gelijkaardig gelijksoortig bijv. naamw. gelijkaardig soortgelijk bijv. naamw. gelijkaardig gelijkslachtig bijv. naamw. gelijkaardig analoog bijv. naamw. gelijkaardigheid soortgelijkheid zelfst. naamw. gelijkaardigheid gelijksoortigheid zelfst. naamw. gelijkaardigheid analogie zelfst. naamw. gelijkberechtigd gelijkgerechtigd overig. gelijke evenknie zelfst. naamw. gelijke weerga zelfst. naamw. gelijkelijk evenwichtig bijv. naamw. gelijkelijk gelijk bijv. naamw. gelijkelijk gelijkmatig bijv. naamw. gelijkelijk lijkend bijv. naamw. gelijken lijken werkwoord gelijken overeenkomen werkwoord gelijken overeenstemmen werkwoord gelijkenis analogie zelfst. naamw. gelijkenis overeenkomst zelfst. naamw. gelijkenis parabel zelfst. naamw. gelijkenis evenbeeld zelfst. naamw. gelijkgerechtigd gelijkberechtigd overig. gelijkgestemd gelijkgezind overig. gelijkgestemde gelijkgezinde zelfst. naamw. gelijkgestemde geestverwant zelfst. naamw. gelijkgestemdheid geestverwantschap zelfst. naamw. gelijkgezind gelijkgestemd overig. gelijkgezinde geestverwant zelfst. naamw. gelijkgezinde gelijkgestemde zelfst. naamw. gelijkheid gelijkmatigheid zelfst. naamw. gelijkheid gelijkwaardigheid zelfst. naamw. gelijkheid overeenkomst zelfst. naamw. gelijkheid overeenstemming zelfst. naamw. gelijkheid nabijheid zelfst. naamw. gelijklopend parallel overig. gelijklopend evenwijdig overig. gelijkluidend corresponderend bijv. naamw. gelijkluidend eensluidend bijv. naamw. gelijkluidend naamgenoot bijv. naamw. gelijkluidend overeenstemmend bijv. naamw. gelijkluidend homoloog bijv. naamw. gelijkmaken gladmaken werkwoord gelijkmaken nivelleren zelfst. naamw. gelijkmaken egaliseren zelfst. naamw. gelijkmaken effenen zelfst. naamw. gelijkmaking vereffening zelfst. naamw. gelijkmaking equatie zelfst. naamw. gelijkmatig effen bijv. naamw. gelijkmatig egaal bijv. naamw. gelijkmatig gestaag bijv. naamw. gelijkmatig evenwichtig bijv. naamw. gelijkmatig gelijkelijk bijv. naamw. gelijkmatigheid gelijkheid zelfst. naamw. gelijkmatigheid gelijkmoedigheid zelfst. naamw. gelijkmatigheid stabiliteit zelfst. naamw. gelijkmatigheid goeverhouding zelfst. naamw. gelijkmatigheid evenredigheid zelfst. naamw. gelijkmatigheid onverstoorbaarheid zelfst. naamw. gelijkmatigheid kalmte zelfst. naamw. gelijkmoedig bedaard bijv. naamw. gelijkmoedig kalm bijv. naamw. gelijkmoedig rustig bijv. naamw. gelijkmoedig gelijkmatig bijv. naamw. gelijkmoedig stoïcijns bijv. naamw. gelijkmoedig sereen bijv. naamw. gelijkmoedig onbewogen bijv. naamw. gelijkmoedig kalmpjes bijv. naamw. gelijkmoedigheid gelijkmatigheid zelfst. naamw. gelijkmoedigheid kalmte zelfst. naamw. gelijkmoedigheid rust zelfst. naamw. gelijkmoedigheid onverstoorbaarheid zelfst. naamw. gelijknamig homoniem bijv. naamw. gelijkschakelen afstemmen werkwoord gelijkschakeling synchronisatie zelfst. naamw. gelijkschakeling gelijkstelling zelfst. naamw. gelijkslachtig soortgelijk overig. gelijkslachtig gelijksoortig overig. gelijkslachtig gelijkaardig overig. gelijkslachtig analoog overig. gelijkslachtig homogeen overig. gelijksoortig analoog bijv. naamw. gelijksoortig gelijkaardig bijv. naamw. gelijksoortig soortgelijk bijv. naamw. gelijksoortig homogeen bijv. naamw. gelijksoortig gelijkslachtig bijv. naamw. gelijksoortigheid analogie zelfst. naamw. gelijksoortigheid soortgelijkheid zelfst. naamw. gelijksoortigheid gelijkaardigheid zelfst. naamw. gelijkspel remise zelfst. naamw. gelijkspel remi zelfst. naamw. gelijkstelling synchronisatie overig. gelijkstelling gelijkschakeling zelfst. naamw. gelijktijdig synchroon bijv. naamw. gelijktijdig tegelijkertijd bijv. naamw. gelijktijdig gelijk bijv. naamw. gelijktijdig simultaan bijv. naamw. gelijktijdig tezamen bijv. naamw. gelijktijdig tevens bijv. naamw. gelijktijdig tegelijk bijv. naamw. gelijktijdig samen bijv. naamw. gelijktijdig ineen bijv. naamw. gelijktijdig bijeen bijv. naamw. gelijktijdig aaneen bijv. naamw. gelijktrekken uniformeren werkwoord gelijkvloers parterre zelfst. naamw. gelijkvormig eenvormig bijv. naamw. gelijkvormigheid eenheid zelfst. naamw. gelijkvormigheid gelijkenis zelfst. naamw. gelijkvormigheid uniformiteit zelfst. naamw. gelijkvormigheid eenvormigheid zelfst. naamw. gelijkwaardig equivalent bijv. naamw. gelijkwaardigheid gelijkheid zelfst. naamw. gelijkzetten synchroniseren werkwoord gelijmd gegomd bijv. naamw. gelijmd gehecht bijv. naamw. gelikt gladjanusachtig overig. gelikt tiptop overig. gelikt piekfijn overig. gelikt picobello overig. gelimiteerd geborneerd overig. gelimiteerd beperkt overig. geloei gehuil zelfst. naamw. geloei geraas zelfst. naamw. geloei gebulder zelfst. naamw. geloei gebrul zelfst. naamw. gelofte belofte zelfst. naamw. gelofte toezegging zelfst. naamw. gelofte ede overig. gelofte- votief overig. geloken dicht bijv. naamw. geloof devotie zelfst. naamw. geloof fiducie zelfst. naamw. geloof geloofsovertuiging zelfst. naamw. geloof godsdienst zelfst. naamw. geloof religie zelfst. naamw. geloof gezindte zelfst. naamw. geloof gezindheid zelfst. naamw. geloof confessie zelfst. naamw. geloof vertrouwen zelfst. naamw. geloof confidentie zelfst. naamw. geloofsafscheiding afscheiding zelfst. naamw. geloofsafscheiding schisma zelfst. naamw. geloofsafscheiding scheuring zelfst. naamw. geloofsartikel dogma zelfst. naamw. geloofsartikel leerstuk zelfst. naamw. geloofsbekentenis geloofsbelijdenis overig. geloofsbekentenis belijdenis overig. geloofsbelijdenis belijdenis zelfst. naamw. geloofsbelijdenis geloofsbekentenis zelfst. naamw. geloofsbrief geloofsbrieven overig. geloofsbrief kredietbrief overig. geloofsbrieven geloofsbrief overig. geloofsleer leer zelfst. naamw. geloofsleer leerstelling zelfst. naamw. geloofsleer leerstuk zelfst. naamw. geloofsleer lering zelfst. naamw. geloofsovertuiging confessie zelfst. naamw. geloofsovertuiging geloof zelfst. naamw. geloofsovertuiging gezindheid zelfst. naamw. geloofsovertuiging religie zelfst. naamw. geloofsovertuiging gezindte zelfst. naamw. geloofspunt leerstelling zelfst. naamw. geloofsregel canon zelfst. naamw. geloofsverzaker afvallige zelfst. naamw. geloofsverzaker apostaat zelfst. naamw. geloofwaardig plausibel bijv. naamw. geloofwaardig aannemelijk bijv. naamw. geloofwaardig waarschijnlijk bijv. naamw. geloofwaardig acceptabel bijv. naamw. geloofwaardig clausibel overig. geloofwaardig clausibel overig. geloofwaardig clausibel overig. geloofwaardigheid betrouwbaarheid zelfst. naamw. geloofwaardigheid krediet zelfst. naamw. gelooid sterk bijv. naamw. gelooid stevig bijv. naamw. geloop lopen overig. gelost los bijv. naamw. gelouterd gepokt en gemazeld bijv. naamw. geloven aannemen werkwoord geloven ervan uitgaan werkwoord geloven vertrouwen werkwoord geloven wanen werkwoord gelovig christelijk bijv. naamw. gelovig geestelijk bijv. naamw. gelovig godvrezend bijv. naamw. gelovig religieus bijv. naamw. gelovig godsdienstig bijv. naamw. gelovig vroom bijv. naamw. gelovig kerkelijk bijv. naamw. gelovig godvruchtig bijv. naamw. gelovige aanhanger overig. gelui klokgelui zelfst. naamw. gelui gebeier zelfst. naamw. geluid klank zelfst. naamw. geluid muziek zelfst. naamw. geluid rumoer zelfst. naamw. geluid stem zelfst. naamw. geluid stem overig. geluiddemper demper zelfst. naamw. geluiddemper knaldemper zelfst. naamw. geluiddemper knalpot zelfst. naamw. geluiddempers knaldempers overig. geluiddempers dempers overig. geluiden klanken zelfst. naamw. geluidloos geruisloos bijv. naamw. geluidloos ongemerkt bijv. naamw. geluidloos ongezien bijv. naamw. geluidloos stil bijv. naamw. geluidloos stilletjes bijv. naamw. geluidloos zachtjes bijv. naamw. geluidloos zongeluid bijv. naamw. geluidsband band zelfst. naamw. geluidsband magneetband zelfst. naamw. geluidshinder geluidsoverlast zelfst. naamw. geluidsinstallatie stereo zelfst. naamw. geluidsleer akoestiek overig. geluidsniveau volume zelfst. naamw. geluidsoverlast geluidshinder zelfst. naamw. geluidssein geluidssignaal overig. geluidssignaal geluidssein overig. geluidssterkte geluidsvolume overig. geluidsvolume geluidssterkte overig. geluidsweerkaatsing echo zelfst. naamw. geluidsweerkaatsing weerklank zelfst. naamw. geluidsweerkaatsing weergalm zelfst. naamw. geluier gelanterfant overig. geluier luilakkerij overig. geluimd gehumeurd bijv. naamw. geluimd gestemd bijv. naamw. geluk bof zelfst. naamw. geluk fortuin zelfst. naamw. geluk mazzel zelfst. naamw. geluk gelukkigheid zelfst. naamw. geluk gelukkig-zijn zelfst. naamw. geluk hangertje zelfst. naamw. geluk angst zelfst. naamw. gelukje meevaller zelfst. naamw. gelukje zwijntje zelfst. naamw. gelukken lukken werkwoord gelukken slagen werkwoord gelukkig blij bijv. naamw. gelukkig fortuinlijk bijv. naamw. gelukkig goed bijv. naamw. gelukkig tevreden bijv. naamw. gelukkig voorspoedig bijv. naamw. gelukkig dolgelukkig bijv. naamw. gelukkig voldaan bijv. naamw. gelukkig vergenoegd bijv. naamw. gelukkig zegenrijk bijv. naamw. gelukkig happy overig. gelukkig-zijn gelukkigheid overig. gelukkig-zijn geluk overig. gelukkig-zijn fortuin overig. gelukkige spekkoper overig. gelukkigerwijs gelukkigerwijze overig. gelukkigerwijze gelukkigerwijs overig. gelukkigheid gelukkig-zijn zelfst. naamw. gelukkigheid geluk zelfst. naamw. gelukkigheid fortuin zelfst. naamw. gelukskind goudvink overig. gelukskind geluksvog overig. gelukskind bofkont overig. gelukskind boffer overig. gelukspop talisman overig. gelukspop mascotte overig. geluksspel kansspel overig. geluksspel gokspel overig. gelukstreffer treffer overig. gelukstreffer toevalstreffer overig. gelukstreffer buitenkansje overig. geluksvog goudvink overig. geluksvog gelukskind overig. geluksvog bofkont overig. geluksvog boffer overig. geluksvogel boffer zelfst. naamw. geluksvogel bofkont zelfst. naamw. geluksvogel mazzelaar overig. gelukt lukken zelfst. naamw. gelukwens compliment zelfst. naamw. gelukwens felicitatie zelfst. naamw. gelukwens wens zelfst. naamw. gelukwensen complimenteren werkwoord gelukwensen feliciteren werkwoord gelukzalig hemels bijv. naamw. gelukzalig zalig bijv. naamw. gelukzalig zielsgelukkig bijv. naamw. gelukzalig verrukt bijv. naamw. gelukzaligheid heerlijkheid zelfst. naamw. gelukzoeker avonturier zelfst. naamw. gelul geleuter zelfst. naamw. gelul nonsens zelfst. naamw. gelul leuterpraat zelfst. naamw. gelul gezwets zelfst. naamw. gelul gezwam zelfst. naamw. gelul gewauwel zelfst. naamw. gelul geklets zelfst. naamw. gelul gebazel zelfst. naamw. gemaai maaien zelfst. naamw. gemaakt afkomstig bijv. naamw. gemaakt gecreëerd bijv. naamw. gemaakt geforceerd bijv. naamw. gemaakt gekunsteld bijv. naamw. gemaakt gewild bijv. naamw. gemaakt kunstmatig bijv. naamw. gemaakt onecht bijv. naamw. gemaakt precieus bijv. naamw. gemaakt vervaardigd bijv. naamw. gemaakt geaffecteerd bijv. naamw. gemaakt bestudeerd bijv. naamw. gemaakt onnatuurlijk bijv. naamw. gemaakt gezocht bijv. naamw. gemaakt gewrongen bijv. naamw. gemaakt geschapen bijv. naamw. gemaakt gedwongen bijv. naamw. gemaakt geproduceerd bijv. naamw. gemaakt opgesmukt bijv. naamw. gemaaktheid aanstellerij zelfst. naamw. gemaaktheid gekunsteldheid zelfst. naamw. gemaaktheid geaffekteerdheid zelfst. naamw. gemaal echtgenoot zelfst. naamw. gemaal maalinrichting zelfst. naamw. gemaal pomp zelfst. naamw. gemachtigd bevoegd bijv. naamw. gemachtigde afgevaardigde zelfst. naamw. gemachtigde gedelegeerde zelfst. naamw. gemachtigde gevolmachtigde zelfst. naamw. gemachtigde lasthebber zelfst. naamw. gemachtigde gedeputeerde zelfst. naamw. gemachtigde gecommitteerde zelfst. naamw. gemak gerief bijv. naamw. gemak kalmaan bijv. naamw. gemak bedaardheid zelfst. naamw. gemak comfort zelfst. naamw. gemak gemakkelijkheid zelfst. naamw. gemak hangmat zelfst. naamw. gemak moeiteloosheid zelfst. naamw. gemak kalmheid zelfst. naamw. gemak geduld zelfst. naamw. gemak gemakzucht zelfst. naamw. gemak toilet zelfst. naamw. gemak privaat zelfst. naamw. gemak plee zelfst. naamw. gemak akkertje zelfst. naamw. gemakkelijk comfortabel bijv. naamw. gemakkelijk coulant bijv. naamw. gemakkelijk practisch bijv. naamw. gemakkelijk blindelings bijv. naamw. gemakkelijk eenvoudig bijv. naamw. gemakkelijk gesmeerd bijv. naamw. gemakkelijk vanzelf bijv. naamw. gemakkelijk simpel bijv. naamw. gemakkelijk makkelijk bijv. naamw. gemakkelijk licht bijv. naamw. gemakkelijk geriefelijk bijv. naamw. gemakkelijk aangenaam bijv. naamw. gemakkelijk lekker bijv. naamw. gemakkelijk fijn bijv. naamw. gemakkelijk vlot bijv. naamw. gemakkelijk oppervlakkig bijv. naamw. gemakkelijk meegaand bijv. naamw. gemakkelijk nuttig bijv. naamw. gemakkelijkheid gemak zelfst. naamw. gemakkelijkheid gerieflijkheid zelfst. naamw. gemakkelijkheid soepelheid zelfst. naamw. gemakkelijkheid inschikkelijkheid zelfst. naamw. gemakzucht gemak overig. gemakzuchtig lui overig. gemalen vermalen zelfst. naamw. gemanierd welopgevoed bijv. naamw. gemanierd wellevend bijv. naamw. gemanierd voorkomend bijv. naamw. gemanierd beschaafd bijv. naamw. gemanierd beleefd bijv. naamw. gemanierdheid toneelspel zelfst. naamw. gemanierdheid fatsoen zelfst. naamw. gemaskeerd verkapt bijv. naamw. gemaskeerd verbloemd bijv. naamw. gematigd getemperd overig. gematigdheid bedaardheid zelfst. naamw. gematigdheid ingetogenheid zelfst. naamw. gematigdheid matigheid zelfst. naamw. gematigdheid stemmigheid zelfst. naamw. gematteerd mat bijv. naamw. gemeen algemeen bijv. naamw. gemeen bijtend bijv. naamw. gemeen doortrapt bijv. naamw. gemeen eenvoudig bijv. naamw. gemeen gebruikelijk bijv. naamw. gemeen laaghartig bijv. naamw. gemeen schurkachtig bijv. naamw. gemeen slecht bijv. naamw. gemeen janhagel zelfst. naamw. gemeen akelig zelfst. naamw. gemeen geniepig zelfst. naamw. gemeen normaal bijv. naamw. gemeen gewoon bijv. naamw. gemeen gangbaar bijv. naamw. gemeen stiekem bijv. naamw. gemeen snood bijv. naamw. gemeen sluw bijv. naamw. gemeen slinks bijv. naamw. gemeen gluiperig bijv. naamw. gemeen geraffineerd bijv. naamw. gemeen gehaaid bijv. naamw. gemeen achterbaks bijv. naamw. gemeen uitgekookt bijv. naamw. gemeen listig bijv. naamw. gemeen scherp bijv. naamw. gemeen fel bijv. naamw. gemeen doordringend bijv. naamw. gemeen vals bijv. naamw. gemeen boosaardig bijv. naamw. gemeen boefachtig bijv. naamw. gemeen onedel bijv. naamw. gemeen laag-bij-de-grond bijv. naamw. gemeen laag bijv. naamw. gemeen liederlijk bijv. naamw. gemeen schuimachtig bijv. naamw. gemeen min bijv. naamw. gemeen kwaadwillig bijv. naamw. gemeen vunzig bijv. naamw. gemeen smerig bijv. naamw. gemeend heilig bijv. naamw. gemeend serieus bijv. naamw. gemeend ernstig bijv. naamw. gemeenheid laagheid zelfst. naamw. gemeenheid smeerlapperij zelfst. naamw. gemeenheid valsheid zelfst. naamw. gemeenheid snoodheid zelfst. naamw. gemeenheid slechtheid zelfst. naamw. gemeenheid laaghartigheid zelfst. naamw. gemeenheid slinksheid zelfst. naamw. gemeenheid schurkachtigheid zelfst. naamw. gemeenheid kwaadwilligheid zelfst. naamw. gemeenheid kwaadaardigheid zelfst. naamw. gemeenheid boosaardigheid zelfst. naamw. gemeenheid vuilheid zelfst. naamw. gemeenheid gemwoord zelfst. naamw. gemeenlijk meestal bijv. naamw. gemeenlijk gewoonlijk bijv. naamw. gemeenlijk doorgaans bijv. naamw. gemeenlijk normaliter bijv. naamw. gemeenlijk merendeels bijv. naamw. gemeenlijk algemeen bijv. naamw. gemeenplaats cliché zelfst. naamw. gemeenplaats cliché overig. gemeenschap band zelfst. naamw. gemeenschap burgers zelfst. naamw. gemeenschap maatschappij zelfst. naamw. gemeenschap paring zelfst. naamw. gemeenschap seks zelfst. naamw. gemeenschappelijk algemeen bijv. naamw. gemeenschappelijk tezamen bijv. naamw. gemeenschappelijk collectief bijv. naamw. gemeenschappelijk gezamenlijk bijv. naamw. gemeenschappelijk communaal bijv. naamw. gemeenschappelijkheid overeenkomst zelfst. naamw. gemeenschapsbesef gemeenschapszin overig. gemeenschapsbesef gemeenschapsgeest overig. gemeenschapscentrum gemeenschapshuis overig. gemeenschapscentrum dorpshuis overig. gemeenschapsgeest gemeenschapszin overig. gemeenschapsgeest gemeenschapsbesef overig. gemeenschapshuis gemeenschapscentrum overig. gemeenschapshuis dorpshuis overig. gemeenschapszin gemeenschapsgeest overig. gemeenschapszin gemeenschapsbesef overig. gemeente parochie zelfst. naamw. gemeente stad zelfst. naamw. gemeentebestuur stadsbestuur zelfst. naamw. gemeentegebied grens overig. gemeentehuis raadhuis zelfst. naamw. gemeentehuis stadhuis zelfst. naamw. gemeentelid parochiaan overig. gemeentelijk plaatselijk bijv. naamw. gemeentelijk communaal bijv. naamw. gemeentepark stadspark overig. gemeenteraad stadsbestuur zelfst. naamw. gemeenteraad stadsregering zelfst. naamw. gemeenteraad stadsraad zelfst. naamw. gemeenteraadslid raadslid overig. gemeentewapen stadswapen overig. gemeenzaam populair bijv. naamw. gemeenzaam alledaags bijv. naamw. gemeenzaam familiair bijv. naamw. gemeenzaamheid intimiteit zelfst. naamw. gemekker gemier zelfst. naamw. gemekker gezanik zelfst. naamw. gemekker geblaat zelfst. naamw. gemekker geklaag zelfst. naamw. gemekker gekanker zelfst. naamw. gemekker gezeur zelfst. naamw. gemekker gezever zelfst. naamw. gemelde opgegeven overig. gemêleerd gemengd bijv. naamw. gemêleerd gemixed bijv. naamw. gemelijk knorrig bijv. naamw. gemelijk misnoegd bijv. naamw. gemelijk mopperig bijv. naamw. gemelijk nurks bijv. naamw. gemelijk sikkeneurig bijv. naamw. gemelijk stuurs bijv. naamw. gemelijk balorig bijv. naamw. gemelijk nukkig bijv. naamw. gemelijk humeurig bijv. naamw. gemelijk chagrijnig bijv. naamw. gemelijk somber bijv. naamw. gemelijk wrevelig bijv. naamw. gemelijkheid ontevredenheid zelfst. naamw. gemeneriken slechteriken overig. gemengd bont bijv. naamw. gemengd gemêleerd bijv. naamw. gemengd heterogeen bijv. naamw. gemengd gemixed bijv. naamw. gemerkt feeks overig. gemerkt feeks overig. gemerkt feeks overig. gemiddeld doorsnee bijv. naamw. gemiddeld doorsnee- bijv. naamw. gemiddeld medium bijv. naamw. gemiddeld middelmatig bijv. naamw. gemiddeld modaal bijv. naamw. gemiddeld door de bank bijv. naamw. gemiddeld tussen- bijv. naamw. gemiddeld midden- bijv. naamw. gemiddeld middel bijv. naamw. gemiddelde doorsnee zelfst. naamw. gemiddelde middelmaat zelfst. naamw. gemiddelden doorsneden zelfst. naamw. gemiddelprijs doorsneeprijs overig. gemier gemekker zelfst. naamw. gemier gezeur zelfst. naamw. gemijmer mijmering overig. gemijmer gepeins overig. geminnekoos vrijerij overig. geminnekoos gevrij overig. gemis afwezigheid zelfst. naamw. gemis gebrek zelfst. naamw. gemis deprivatie zelfst. naamw. gemixed gemêleerd overig. gemixed gemengd overig. gemodder geknoei zelfst. naamw. gemoed binnenste zelfst. naamw. gemoed inborst zelfst. naamw. gemoed natuur zelfst. naamw. gemoed mentaliteit zelfst. naamw. gemoed karakter zelfst. naamw. gemoed inslag zelfst. naamw. gemoed geaardheid zelfst. naamw. gemoed aard zelfst. naamw. gemoedelijk joviaal bijv. naamw. gemoedelijk gezellig bijv. naamw. gemoedelijkheid gezelligheid zelfst. naamw. gemoedelijkheid knusheid zelfst. naamw. gemoedsaard temperament overig. gemoedsaard inborst overig. gemoedsaard gemoedsgesteldheid overig. gemoedsbeweging vertedering zelfst. naamw. gemoedsbeweging ontroering zelfst. naamw. gemoedsbeweging emotie overig. gemoedsbezwaar gewetensbezwaar zelfst. naamw. gemoedsbezwaar scrupule zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid humeur zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid inborst zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid temperament zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid gemoedsaard zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid stemming zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid gemoedstoestand zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid gemoedsstemming zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid bui zelfst. naamw. gemoedsgesteldheid instelling zelfst. naamw. gemoedsrust rust zelfst. naamw. gemoedsrust sereniteit zelfst. naamw. gemoedsrust gerustheid zelfst. naamw. gemoedsstemming stemming zelfst. naamw. gemoedsstemming humeur overig. gemoedsstemming gemoedstoestand overig. gemoedsstemming gemoedsgesteldheid overig. gemoedsstemming bui overig. gemoedstoestand geestesgesteldheid zelfst. naamw. gemoedstoestand humeur zelfst. naamw. gemoedstoestand stemming zelfst. naamw. gemoedstoestand gemoedsstemming zelfst. naamw. gemoedstoestand gemoedsgesteldheid zelfst. naamw. gemoedstoestand bui zelfst. naamw. gemoedsuiting ontboezeming zelfst. naamw. gemopper gebrom zelfst. naamw. gemors geknoei zelfst. naamw. gems berggeit zelfst. naamw. gemuggezift haarkloverij overig. gemurmel geroezemoes overig. gemurmel gebrom overig. gemutst gestemd overig. gemutst gehumeurd overig. gemwoord vuilheid overig. gemwoord gemeenheid overig. genaaid gehecht bijv. naamw. genaakbaar aanspreekbaar bijv. naamw. genaakbaar benaderbaar bijv. naamw. genaakbaar open bijv. naamw. genaakbaar toegankelijk bijv. naamw. genaakbaar toeschietelijk bijv. naamw. genaamd geheten overig. genade barmhartigheid zelfst. naamw. genade clementie zelfst. naamw. genade erbarmen zelfst. naamw. genade goedertierenheid zelfst. naamw. genade gratie zelfst. naamw. genade kwijtschelding zelfst. naamw. genade pardon zelfst. naamw. genade vergeving zelfst. naamw. genade vergevingsgezindheid zelfst. naamw. genade vergiffenis zelfst. naamw. genade gunst zelfst. naamw. genade begenadiging zelfst. naamw. genade verschoning zelfst. naamw. genadeloos meedogenloos bijv. naamw. genadeloos ongenadig bijv. naamw. genadeloos spijkerhard bijv. naamw. genadeloos keihard bijv. naamw. genadeloos onbarmhartig bijv. naamw. genaderijk vergevend overig. genaderijk barmhartig overig. genadig vergevingsgezind bijv. naamw. genadig neerbuigend bijv. naamw. genadig soepel bijv. naamw. genadig verzoenend bijv. naamw. genadig clement bijv. naamw. genageld vastgenageld overig. genaken naderen werkwoord genaken naderen werkwoord genaken naderen werkwoord genant pijnlijk bijv. naamw. gendarme veldwachter overig. gendarme rijksveldwachter overig. gêne schroom zelfst. naamw. gêne verlegenheid zelfst. naamw. gêne gegeneerdheid zelfst. naamw. genealogie stamboomonderzoek overig. genealogieën stambomen overig. genealogieën stamboeken overig. genealogieën geslachtsregisters overig. genealogieën geslachtslijsten overig. geneesheer arts zelfst. naamw. geneesheer dokter zelfst. naamw. geneesheer medicus zelfst. naamw. geneesheer behandelaar overig. geneeskrachtig heilzaam bijv. naamw. geneeskrachtig medicinaal bijv. naamw. geneeskun medicijnen overig. geneeskun heelkun overig. geneeskun geneeskunst overig. geneeskunde heelkunde zelfst. naamw. geneeskunde medicijn zelfst. naamw. geneeskunde medicijnen zelfst. naamw. geneeskundig medicinaal bijv. naamw. geneeskundig medisch bijv. naamw. geneeskunst medicijnen overig. geneeskunst heelkun overig. geneeskunst geneeskun overig. geneesmiddel drankje zelfst. naamw. geneesmiddel medicament zelfst. naamw. geneesmiddel medicijn zelfst. naamw. geneesmiddel middel zelfst. naamw. geneesmiddel remedie zelfst. naamw. geneesmiddel farmacon zelfst. naamw. geneesmiddel artsenijmiddel zelfst. naamw. geneesmiddtoedienen verstrekken overig. geneesmiddtoedienen toedienen overig. geneesmiddtoedienen ingeven overig. geneesmiddtoedienen geven overig. geneeswijze therapie zelfst. naamw. genegen bereid bijv. naamw. genegen goedgezind bijv. naamw. genegen gezind bijv. naamw. genegen geneigd bijv. naamw. genegenheid affectie zelfst. naamw. genegenheid liefde zelfst. naamw. genegenheid toegenegenheid zelfst. naamw. genegenheid toewijding zelfst. naamw. genegenheid zorgzaamheid zelfst. naamw. genegenheid trouw zelfst. naamw. genegenheid toegewijdheid zelfst. naamw. genegenheid overgave zelfst. naamw. genegenheid inzet zelfst. naamw. genegenheid ijver zelfst. naamw. genegenheid devotie zelfst. naamw. genegenheid inclinatie zelfst. naamw. genegenheid innigheid zelfst. naamw. geneigd gezind overig. geneigd genegen overig. geneigdheid aanleg zelfst. naamw. geneigdheid gezindheid zelfst. naamw. geneigdheid hang zelfst. naamw. geneigdheid neiging zelfst. naamw. geneigdheid inclinatie zelfst. naamw. geneigdheid trend zelfst. naamw. geneigdheid tendens zelfst. naamw. generaal veldheer zelfst. naamw. generaal globaal zelfst. naamw. generaal algemeen zelfst. naamw. generaal legeraanvoer zelfst. naamw. generaliseren veralgemeniseren werkwoord generaliseren veralgemenen werkwoord generaliseren globaliseren werkwoord generaliteit algemeniteit overig. generarepetitie repetitie overig. generarepetitie proefopvoering overig. generatie geslacht zelfst. naamw. generen schaam werkwoord generen schamen werkwoord genereren telen werkwoord genereren voortbrengen werkwoord genereren verbouwen werkwoord genereren procreëren werkwoord genereren planten werkwoord genereren opkweken werkwoord genereren kweken werkwoord genereren fokken werkwoord genereren aanplanten werkwoord genereren aankweken werkwoord genereus goedgeefs bijv. naamw. genereus gul bijv. naamw. genereus mild bijv. naamw. genereus royaal bijv. naamw. genereus vrijgevig bijv. naamw. genereus scheutig bijv. naamw. genereus rijkelijk bijv. naamw. genereus kwistig bijv. naamw. genereus ruimhartig bijv. naamw. genereus edelmoedig bijv. naamw. generhande generlei overig. generiek generisch overig. generisch generiek overig. generlei generhande overig. generlei genkele overig. generlei genkel overig. generositeit grootmoedigheid overig. generositeit edelmoedigheid overig. genetisch genetische overig. genetisch erfelijk overig. genetische genetisch overig. geneugte genot overig. geneugte genieten overig. geneurie gehum overig. genezen beter bijv. naamw. genezen hersteld bijv. naamw. genezen aankomen werkwoord genezen cureren werkwoord genezen helen werkwoord genezen helpen werkwoord genezen herstellen werkwoord genezen beteren werkwoord genezend medicinaal bijv. naamw. genezend therapeutisch bijv. naamw. genezend helend bijv. naamw. genezer heelmeester zelfst. naamw. genezing baat zelfst. naamw. genezing heling zelfst. naamw. genezing herstel zelfst. naamw. genezing restauratie zelfst. naamw. geniaal begaafd bijv. naamw. geniaal briljant bijv. naamw. geniaal lumineus bijv. naamw. geniaal vernuftig bijv. naamw. geniaal fenomenaal bijv. naamw. genialiteit vernuft overig. genie geniekorps zelfst. naamw. genie intellect zelfst. naamw. genie kei zelfst. naamw. genie licht zelfst. naamw. genie vernuft zelfst. naamw. genie verstand zelfst. naamw. genie intelligentie zelfst. naamw. genie bril zelfst. naamw. geniekorps genie zelfst. naamw. geniepig achterbaks bijv. naamw. geniepig doortrapt bijv. naamw. geniepig gluiperig bijv. naamw. geniepig listig bijv. naamw. geniepig snood bijv. naamw. geniepig stiekem bijv. naamw. geniepig gemeen bijv. naamw. geniepig slinks bijv. naamw. geniepig sluw bijv. naamw. geniepig geraffineerd bijv. naamw. geniepig gehaaid bijv. naamw. geniepig uitgekookt bijv. naamw. geniesoldaat pionier zelfst. naamw. geniesoldaat soldaat zelfst. naamw. geniesoldaat voortrekker zelfst. naamw. geniesoldaat genist zelfst. naamw. geniesoldaat baanbreker zelfst. naamw. genieten beschikken over werkwoord genieten ontvangen werkwoord genieten smullen werkwoord genieten genot zelfst. naamw. genieten amuseren werkwoord genieten geneugte werkwoord genietingen lusten zelfst. naamw. genist voortrekker overig. genist pionier overig. genist geniesoldaat overig. genist baanbreker overig. genitaliën schaamdelen overig. genitaliën geslachtsorganen overig. genitaliën geslachtsdelen overig. genivelleerd vereffend bijv. naamw. genkel niemand overig. genkel genkele overig. genkel geen overig. genkel generlei overig. genkele niemand overig. genkele genkel overig. genkele geen overig. genkele generlei overig. genoci volkerenmoord overig. genoci volkenmoord overig. genodigde gast zelfst. naamw. genodigde invité zelfst. naamw. genoeg basta bijv. naamw. genoeg toereikend bijv. naamw. genoeg voldaan bijv. naamw. genoeg in overvloed bijv. naamw. genoeg stop bijv. naamw. genoeg voldoende bijv. naamw. genoeg moe bijv. naamw. genoeg sufficiënt bijv. naamw. genoeg genoegzaam bijv. naamw. genoeg bevredigend bijv. naamw. genoeg verzadigd bijv. naamw. genoeg vergenoegd bijv. naamw. genoeg tevreden bijv. naamw. genoeg bevredigd bijv. naamw. genoegdoening compensatie zelfst. naamw. genoegen aardigheid zelfst. naamw. genoegen content zelfst. naamw. genoegen lol zelfst. naamw. genoegen lust zelfst. naamw. genoegen plezier zelfst. naamw. genoegen tevredenheid zelfst. naamw. genoegen aannemelijkheid zelfst. naamw. genoegen aangename zelfst. naamw. genoegen wellust zelfst. naamw. genoegen genot zelfst. naamw. genoegen drift zelfst. naamw. genoegen pret zelfst. naamw. genoegen leut zelfst. naamw. genoegen jool zelfst. naamw. genoegen vermaak zelfst. naamw. genoegen toestemming zelfst. naamw. genoeglijk aangenaam bijv. naamw. genoegzaam toereikend bijv. naamw. genoegzaam afdoend bijv. naamw. genoegzaam voldoende bijv. naamw. genoegzaam sufficiënt bijv. naamw. genoegzaam genoeg bijv. naamw. genoegzaam bevredigend bijv. naamw. genoegzaamheid tevredenheid zelfst. naamw. genoemd gezegd bijv. naamw. genoemd verwoord bijv. naamw. genomen beetgenomen bijv. naamw. genoot kameraad zelfst. naamw. genoot gezel zelfst. naamw. genootschap bond zelfst. naamw. genootschap broederschap zelfst. naamw. genootschap instituut zelfst. naamw. genootschap lichaam zelfst. naamw. genootschap organisatie zelfst. naamw. genootschap societeit zelfst. naamw. genootschap verbond zelfst. naamw. genootschap vereniging zelfst. naamw. genot genieten zelfst. naamw. genot genoegen zelfst. naamw. genot lust zelfst. naamw. genot plezier zelfst. naamw. genot geneugte zelfst. naamw. genot verwezenlijking zelfst. naamw. genot vervulling zelfst. naamw. genot wellust zelfst. naamw. genot drift zelfst. naamw. genot pret zelfst. naamw. genot leut zelfst. naamw. genot jool zelfst. naamw. genoteerd opschrijven werkwoord genotmiddel drug overig. genotziek zinnelijk bijv. naamw. genotzucht hedonisme overig. genotzuchtig hedonistisch overig. genre slag zelfst. naamw. genre soort zelfst. naamw. genre stijl zelfst. naamw. genre trant zelfst. naamw. genre type zelfst. naamw. gentle teaching vriendelijk aanleren overig. gentle teaching vriendelijk aanleren overig. gentle teaching vriendelijk aanleren overig. gentleman heer zelfst. naamw. gentleman heer overig. genus geslacht zelfst. naamw. genus sek zelfst. naamw. genus kunne zelfst. naamw. geobsedeerd maniakaal bijv. naamw. geoefend bekwaam bijv. naamw. geoefend ervaren bijv. naamw. geoefend bedreven bijv. naamw. geografie aardrijkskunde zelfst. naamw. geografie aardrijkskun zelfst. naamw. geografisch aardrijkskundig bijv. naamw. geolied gesmeerd overig. geologie aardkunde zelfst. naamw. geologie aardkun zelfst. naamw. geometrie meetkunde zelfst. naamw. geometrie meetkun zelfst. naamw. geometrisch meetkundig overig. geoogst gewonnen bijv. naamw. geoorloofd gepermitteerd bijv. naamw. geoorloofd wettig bijv. naamw. geoorloofd mogelijk bijv. naamw. geoorloofd veroorloofd bijv. naamw. geoorloofd toegestaan bijv. naamw. geoorloofd toegelaten bijv. naamw. geopend aangebroken bijv. naamw. geopend ontsloten bijv. naamw. geopend opengemaakt bijv. naamw. geopend opengelegd bijv. naamw. geordend net bijv. naamw. georganiseerd structureel bijv. naamw. georganiseerd geregeld bijv. naamw. Georgië Groezië overig. geouwehoer gedram zelfst. naamw. gepaard verdubbelen overig. gepaard paarsgewijs overig. gepaard dubbel overig. gepakt beet bijv. naamw. gepakte snelgreep overig. gepakte samengeraapte overig. gepasseerd voorbij bijv. naamw. gepassioneerd gevoelvol bijv. naamw. gepassioneerd hartstochtelijk bijv. naamw. gepassioneerd heftig bijv. naamw. gepassioneerd vurig bijv. naamw. gepassioneerd geestdriftig bijv. naamw. gepassioneerd geëmotioneerd bijv. naamw. gepassioneerd bewogen bijv. naamw. gepassioneerd warmbloedig bijv. naamw. gepassioneerd temperamentvol bijv. naamw. gepassioneerd stormachtig bijv. naamw. gepassioneerd heetbloedig bijv. naamw. gepast adequaat bijv. naamw. gepast afgepast bijv. naamw. gepast bekwaam bijv. naamw. gepast geëigend bijv. naamw. gepast juist bijv. naamw. gepast keurig bijv. naamw. gepast kies bijv. naamw. gepast betamelijk bijv. naamw. gepast netjes bijv. naamw. gepast passend bijv. naamw. gepast geschikt bijv. naamw. gepastheid netheid zelfst. naamw. gepastheid kiesheid zelfst. naamw. gepastheid keurigheid zelfst. naamw. gepastheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. gepastheid fatsoen zelfst. naamw. gepastheid eerbaarheid zelfst. naamw. gepatenteerd patent bijv. naamw. gepeins mijmering overig. gepeins gemijmer overig. gepeins geprakkizeer overig. gepeins gepieker overig. gepeins overpeinzing overig. gepeins overdenking overig. gepeins meditatie overig. gepekeld gezouten bijv. naamw. gepelgerst grutten overig. gepelgerst gort overig. gepensioneerd gewezen bijv. naamw. gepensioneerd rustend bijv. naamw. gepensioneerde vijfenzestigplusser overig. gepensioneerde AOWer overig. gepeperd fiks bijv. naamw. gepeperd pikant bijv. naamw. gepeperd pittig bijv. naamw. gepeperd kruidig bijv. naamw. gepeperd hartig bijv. naamw. gepeperd gekruid bijv. naamw. gepeperd heet bijv. naamw. gepermitteerd geoorloofd bijv. naamw. gepermitteerd toegelaten bijv. naamw. gepermitteerd toegestaan bijv. naamw. gepermitteerd veroorloofd bijv. naamw. gepest pesterij zelfst. naamw. gepest geplaag zelfst. naamw. gepeupel canaille zelfst. naamw. gepeupel grauw zelfst. naamw. gepeupel janhagel zelfst. naamw. gepeupel plebs zelfst. naamw. gepeupel schorremorrie zelfst. naamw. gepeupel schuim zelfst. naamw. gepeupel uitschot zelfst. naamw. gepeupel rapaille zelfst. naamw. gepeupel pak zelfst. naamw. gepeupel gespuis zelfst. naamw. gepeupel bundel zelfst. naamw. gepieker geprakkizeer overig. gepieker gepeins overig. gepiep getjilp zelfst. naamw. gepiept gedaan bijv. naamw. gepiept klaar bijv. naamw. gepigmenteerde zwarte overig. gepijnigd smartelijk bijv. naamw. gepikeerd aangebrand bijv. naamw. gepikeerd beledigd bijv. naamw. gepikeerd wrevelig bijv. naamw. gepikeerd ontstemd bijv. naamw. gepikeerd misnoegd bijv. naamw. gepikeerd geprikkeld bijv. naamw. geplaag pesterij overig. geplaag gepest overig. geplaatst deponeren werkwoord geplaatst leggen werkwoord geplaatst neerleggen werkwoord geplaatst neerzetten werkwoord geplaatst plaatsen werkwoord geplaatst situeren werkwoord geplaatst stationeren werkwoord geplant aangeplant bijv. naamw. geplaveid verhard overig. gepleegd voltooid bijv. naamw. gepleegd voorbij bijv. naamw. gepleegd uit bijv. naamw. gepleegd over bijv. naamw. gepleegd klaar bijv. naamw. gepleegd gereed bijv. naamw. gepleegd gedaan bijv. naamw. gepleegd beëindigd bijv. naamw. gepleegd afgelopen bijv. naamw. gepleegd geëindigd bijv. naamw. gepleegd af bijv. naamw. geploeter gesjouw zelfst. naamw. geploeter gezwoeg zelfst. naamw. geplooistof draperie overig. gepluimd bepluimd overig. gepoch snoeverij overig. gepoch opschepperij overig. gepoch grootspraak overig. gepoch gebral overig. gepoch gebluf overig. gepoch dikdoenerij overig. gepoch branie overig. gepoetst gepolijst bijv. naamw. gepoetst opgepoetst bijv. naamw. gepokt en gemazeld gelouterd bijv. naamw. gepolijst gepoetst bijv. naamw. gepolijst gladgeslepen bijv. naamw. gepolijst opgepoetst bijv. naamw. gepolijst gladgemaakt bijv. naamw. gepolijst geslepen bijv. naamw. geponst gestanst bijv. naamw. geposeerd aanstellerig overig. gepraal praalzucht overig. gepraat gekout zelfst. naamw. gepraat geroddel zelfst. naamw. gepraat klap zelfst. naamw. gepraat praat zelfst. naamw. gepraat praatje zelfst. naamw. gepraat gebabbel zelfst. naamw. geprakkizeer gepieker overig. geprakkizeer gepeins overig. geprefereerd geliefd bijv. naamw. geprefereerde verkozene overig. geprefereerde uitverkorene overig. geprefereerde gewenste overig. gepreoccupeerd afwezig overig. geprezen gezegend bijv. naamw. geprik gesteek overig. geprikkeld geërgerd bijv. naamw. geprikkeld geïrriteerd bijv. naamw. geprikkeld ontstemd bijv. naamw. geprikkeld gerriteerd bijv. naamw. geprikkeld wrevelig bijv. naamw. geprikkeld misnoegd bijv. naamw. geprikkeld gepikeerd bijv. naamw. geprikkeld prikkelbaar bijv. naamw. geprikkeld pissig bijv. naamw. geprikkeld aangebrand bijv. naamw. geprikkeldheid lichtgeraaktheid zelfst. naamw. geprikkeldheid prikkelbaarheid zelfst. naamw. geprikkeldheid geraaktheid zelfst. naamw. geprint afgedrukt overig. geprivilegeerd bevoorrecht bijv. naamw. geproduceerd vervaardigd bijv. naamw. geproduceerd gemaakt bijv. naamw. geprononceerd markant bijv. naamw. geprononceerd ondubbelzinnig bijv. naamw. geprononceerd onmiskenbaar bijv. naamw. geprononceerd uitgesproken bijv. naamw. geprononceerd overduidelijk bijv. naamw. gepruts geknoei zelfst. naamw. gepruts gemodder zelfst. naamw. gepruts gestuntel zelfst. naamw. gepruttel gesputter overig. geraakt aangedaan bijv. naamw. geraakt beledigd bijv. naamw. geraakt getoucheerd bijv. naamw. geraakt geëmotioneerd bijv. naamw. geraakt getroffen bijv. naamw. geraakt geroerd bijv. naamw. geraakt aangeslagen bijv. naamw. geraakt aangegrepen bijv. naamw. geraaktheid prikkelbaarheid zelfst. naamw. geraaktheid lichtgeraaktheid zelfst. naamw. geraaktheid geprikkeldheid zelfst. naamw. geraamte beenderen zelfst. naamw. geraamte chassis zelfst. naamw. geraamte frame zelfst. naamw. geraamte karkas zelfst. naamw. geraamte raamwerk zelfst. naamw. geraamte scharminkel zelfst. naamw. geraamte skelet zelfst. naamw. geraas getier zelfst. naamw. geraas kabaal zelfst. naamw. geraas tumult zelfst. naamw. geraas geloei zelfst. naamw. geraas gebulder zelfst. naamw. geraas gebrul zelfst. naamw. geraas rumoer zelfst. naamw. geraas pandemonium zelfst. naamw. geraas opschudding zelfst. naamw. geraas leven zelfst. naamw. geraas lawaai zelfst. naamw. geraas heksenket zelfst. naamw. geraas drukte zelfst. naamw. geraas beroering zelfst. naamw. geraas heib zelfst. naamw. geradbraakt gebroken bijv. naamw. geradbraakt kapot bijv. naamw. geraden raadzaam bijv. naamw. geraffineerd doortrapt bijv. naamw. geraffineerd listig bijv. naamw. geraffineerd smaakvol bijv. naamw. geraffineerd doorkneed bijv. naamw. geraffineerd geslepen bijv. naamw. geraffineerd inventief bijv. naamw. geraffineerd slinks bijv. naamw. geraffineerd verfijnd bijv. naamw. geraffineerd stijlvol bijv. naamw. geraffineerd esthetisch bijv. naamw. geraffineerd elegant bijv. naamw. geraffineerd chic bijv. naamw. geraffineerd stiekem bijv. naamw. geraffineerd snood bijv. naamw. geraffineerd sluw bijv. naamw. geraffineerd gluiperig bijv. naamw. geraffineerd geniepig bijv. naamw. geraffineerd gemeen bijv. naamw. geraffineerd gehaaid bijv. naamw. geraffineerd achterbaks bijv. naamw. geraffineerd uitgekookt bijv. naamw. geraffineerd link bijv. naamw. geraffineerd leep bijv. naamw. geraffineerd arglistig bijv. naamw. geraffineerdheid sluwheid zelfst. naamw. geraffineerdheid leepheid zelfst. naamw. geraffineerdheid gladheid zelfst. naamw. geraffineerdheid gewiekstheid zelfst. naamw. geraffineerdheid geslepenheid zelfst. naamw. geraffineerdheid doortraptheid zelfst. naamw. geraffineerdheid raffinement zelfst. naamw. geraken belanden werkwoord geraken verzeilen werkwoord geraken terechtkomen werkwoord gerammel gekletter overig. gerangschikt opgeruimd bijv. naamw. gerangschikt ordelijk bijv. naamw. gerante winkelbeheerster overig. geravot stoeipartij overig. geravot stoeierij overig. geravot gestoei overig. geravot gedonderjaag overig. gerealiseerd verwezenlijkt bijv. naamw. gerealiseerd verwerkelijkt bijv. naamw. gerecht dessert zelfst. naamw. gerecht justitie zelfst. naamw. gerecht rechtbank zelfst. naamw. gerecht schotel zelfst. naamw. gerecht tribunaal zelfst. naamw. gerecht hof zelfst. naamw. gerecht gerechtshof zelfst. naamw. gerecht balie zelfst. naamw. gerechtelijk rechterlijk bijv. naamw. gerechtelijk justitieel bijv. naamw. gerechtigd bevoegd bijv. naamw. gerechtigd competent bijv. naamw. gerechtigd gekwalificeerd bijv. naamw. gerechtigd gewettigd bijv. naamw. gerechtigde bevoegde overig. gerechtigdheid gegrondheid zelfst. naamw. gerechtigheid recht zelfst. naamw. gerechtigheid rechtvaardigheid zelfst. naamw. gerechtigheid voorrecht zelfst. naamw. gerechtsdecoratie garnituur zelfst. naamw. gerechtsdeurwaar deurwaar overig. gerechtsdeurwaarder deurwaarder zelfst. naamw. gerechtsdienaar politieagent zelfst. naamw. gerechtsdienaar konstabel zelfst. naamw. gerechtsdienaar dien zelfst. naamw. gerechtsdienaar agent zelfst. naamw. gerechtsgebouw rechtsgebouw overig. gerechtshof hof zelfst. naamw. gerechtshof rechtbank zelfst. naamw. gerechtshof tribunaal zelfst. naamw. gerechtshof gerecht zelfst. naamw. gerechtshof balie zelfst. naamw. gerechtskosten proceskosten overig. gerechtvaardigd billijk bijv. naamw. gerechtvaardigd gegrond bijv. naamw. gerechtvaardigd rechtmatig bijv. naamw. gerechtvaardigd rechtvaardig bijv. naamw. gerechtvaardigd gewettigd bijv. naamw. gered bevrijd bijv. naamw. gered verlost bijv. naamw. gereden verreden overig. geredeneer geargumenteer overig. gereed af bijv. naamw. gereed bereid bijv. naamw. gereed doorgekookt bijv. naamw. gereed paraat bijv. naamw. gereed volbracht bijv. naamw. gereed voltooid bijv. naamw. gereed vaardig bijv. naamw. gereed klaar bijv. naamw. gereed gedaan bijv. naamw. gereed beëindigd bijv. naamw. gereed gaar bijv. naamw. gereed voorbij bijv. naamw. gereed uit bijv. naamw. gereed over bijv. naamw. gereed geëindigd bijv. naamw. gereed afgelopen bijv. naamw. gereed afgedaan bijv. naamw. gereed gepleegd bijv. naamw. gereedheid paraatheid zelfst. naamw. gereedmaken aanmaken werkwoord gereedmaken bereiden werkwoord gereedmaken klaarmaken werkwoord gereedmaken opmaken werkwoord gereedmaken prepareren werkwoord gereedschap benodigdheden zelfst. naamw. gereedschap gereedschappen zelfst. naamw. gereedschap gerei zelfst. naamw. gereedschap instrument zelfst. naamw. gereedschap instrumenten zelfst. naamw. gereedschap materiaal zelfst. naamw. gereedschap werktuig zelfst. naamw. gereedschap werktuigen zelfst. naamw. gereedschap handwerktuig zelfst. naamw. gereedschappen gereedschap zelfst. naamw. gereedschappen werktuigen zelfst. naamw. gereedschappen werktuig zelfst. naamw. gereedschappen instrumenten zelfst. naamw. gereedschappen instrument zelfst. naamw. gereedschappen handwerktuig zelfst. naamw. gereedschappen gerei zelfst. naamw. gereformeerd calvinistisch bijv. naamw. geregeld dagelijks bijv. naamw. geregeld georganiseerd bijv. naamw. geregeld regulier bijv. naamw. geregeld methodisch bijv. naamw. geregeld ordelijk bijv. naamw. geregeld periodiek bijv. naamw. geregeld regelmatig bijv. naamw. geregeld structureel bijv. naamw. geregistreerd opgenomen bijv. naamw. gerei benodigdheden zelfst. naamw. gerei gereedschap zelfst. naamw. gerei tuig zelfst. naamw. gerei werktuigen zelfst. naamw. gerei werktuig zelfst. naamw. gerei instrumenten zelfst. naamw. gerei instrument zelfst. naamw. gerei handwerktuig zelfst. naamw. gerei gereedschappen zelfst. naamw. gereinigd netjes bijv. naamw. gereinigd zuiver bijv. naamw. gereinigd gekuist bijv. naamw. gerelateerd verwant bijv. naamw. geremd ingehouden overig. geren uitlopen werkwoord geren rennen werkwoord gerenommeerd befaamd bijv. naamw. gerenommeerd erkend bijv. naamw. gereserveerd besproken bijv. naamw. gereserveerd opzijgezet bijv. naamw. gereserveerd terughoudend bijv. naamw. gereserveerd afstandelijk bijv. naamw. gereserveerd terughoudende bijv. naamw. gereserveerd koel bijv. naamw. gereserveerd ingetogen bijv. naamw. gereserveerd gesloten bijv. naamw. gereserveerd geheimzinnig bijv. naamw. gereserveerdheid afstandelijkheid zelfst. naamw. gereserveerdheid terughoudendheid zelfst. naamw. gereserveerdheid koelte zelfst. naamw. gereserveerdheid koelheid zelfst. naamw. gereserveerdheid kilte zelfst. naamw. gerespecteerd geacht bijv. naamw. gerespecteerd geëerd bijv. naamw. gerespecteerd gewaardeerd bijv. naamw. gerespecteerd gezien bijv. naamw. gerespecteerd geëerde bijv. naamw. gereutel gerochel overig. geribbeld ribbelig overig. geribbeld geribd overig. geribd ribbelig overig. geribd geribbeld overig. gerichtheid oriëntatie zelfst. naamw. gerief comfort zelfst. naamw. gerief gemak zelfst. naamw. geriefelijk comfortabel bijv. naamw. geriefelijk gemakkelijk bijv. naamw. geriefelijk aangenaam bijv. naamw. geriefelijk gezellig bijv. naamw. geriefelijkheid behaaglijkheid zelfst. naamw. gerieflijk aangenaam bijv. naamw. gerieflijkheid behaaglijkheid zelfst. naamw. gerieflijkheid gemakkelijkheid zelfst. naamw. gerieven bedienen werkwoord gerijmel rijmelarij overig. gerijpt rijp bijv. naamw. gerimpeld rimpelig bijv. naamw. gering beperkt bijv. naamw. gering bescheiden bijv. naamw. gering miniem bijv. naamw. gering onbeduidend bijv. naamw. gering min bijv. naamw. gering onbetekenend bijv. naamw. gering onaanzienlijk bijv. naamw. gering nietig bijv. naamw. gering matig bijv. naamw. gering weinig bijv. naamw. gering minste bijv. naamw. gering minimaal bijv. naamw. gering luttel bijv. naamw. geringer minder bijv. naamw. geringschatten depreciëren werkwoord geringschatten minachten werkwoord geringschatten verachten werkwoord geringschatten taxeren werkwoord geringschatten schatten werkwoord geringschattend smalend bijv. naamw. geringschattend kleinerend bijv. naamw. geringschattend trots bijv. naamw. geringschattend neerbuigend bijv. naamw. geringschattend minachtend bijv. naamw. geringschattend laatdunkend bijv. naamw. geringschattend hooghartig bijv. naamw. geringschatting depreciatie zelfst. naamw. geringschatting verachting zelfst. naamw. geringschatting minachting zelfst. naamw. geringste kleinste bijv. naamw. geringste minst bijv. naamw. geringste minste bijv. naamw. geringste allerminste bijv. naamw. gerinkel spleet overig. gerinkel rinkelen overig. gerinkel Chinees overig. geritsel handjeklap overig. geritsel gesjacher overig. geritsel afpingelarij overig. geritsel afdingen overig. geritsel ritseling overig. germanisme barbarisme zelfst. naamw. gerochel gereutel overig. geroddel achterklap zelfst. naamw. geroddel gepraat zelfst. naamw. geroddel klap zelfst. naamw. geroddel klets zelfst. naamw. geroddel praatje zelfst. naamw. geroddel praatjes zelfst. naamw. geroddel roddel zelfst. naamw. geroddel roddels zelfst. naamw. geroddel roddelpraat zelfst. naamw. geroddel rodd zelfst. naamw. geroddel geklets zelfst. naamw. geroddel geklap zelfst. naamw. geroddel geklep zelfst. naamw. geroddel zwartmaken zelfst. naamw. geroddel lasterpraatje zelfst. naamw. geroddel lastering zelfst. naamw. geroddel laster zelfst. naamw. geroddel kwaadsprekerij zelfst. naamw. geroep geschreeuw zelfst. naamw. geroep roep zelfst. naamw. geroep uitroep zelfst. naamw. geroerd aangedaan bijv. naamw. geroerd ontroerd bijv. naamw. geroerd aandoenlijk bijv. naamw. geroerd bewogen bijv. naamw. geroerd geëmotioneerd bijv. naamw. geroerd getroffen bijv. naamw. geroerd geraakt bijv. naamw. geroerd aangeslagen bijv. naamw. geroerd aangegrepen bijv. naamw. geroezemoes gebrom zelfst. naamw. geroezemoes gemurmel zelfst. naamw. geroffel getrommel zelfst. naamw. gerommel gerotzooi overig. gerommel geklooi overig. geronk gesnurk overig. geronnen gestold bijv. naamw. geronnen gestremd bijv. naamw. gerotzooi gerommel overig. gerotzooi geklooi overig. gerotzooi geflikflooi overig. geroutineerd geoefend bijv. naamw. geroutineerd bedreven bijv. naamw. geroutineerd uitgeslapen bijv. naamw. geroutineerd geslepen bijv. naamw. geroutineerd doorgewinterd bijv. naamw. gerst graan zelfst. naamw. gerst koren zelfst. naamw. gerst mout zelfst. naamw. gerstebier gerstenat overig. gerstenat bier zelfst. naamw. gerstenat gerstebier zelfst. naamw. gerucht mare zelfst. naamw. gerucht sage zelfst. naamw. gerucht praatje zelfst. naamw. geruchtmakend opzienbarend bijv. naamw. geruchtmakend sensationeel bijv. naamw. geruineerd failliet overig. geruineerd bankroet overig. geruineerd stuk overig. geruineerd kapot overig. geruineerd gebroken overig. geruis muziek zelfst. naamw. geruis ruis zelfst. naamw. geruisloos geluidloos bijv. naamw. geruisloos stil bijv. naamw. geruisloos ongemerkt bijv. naamw. geruisloos zachtjes bijv. naamw. geruisloos stilletjes bijv. naamw. geruisloos ongezien bijv. naamw. geruit schots bijv. naamw. geruit kubusvormig bijv. naamw. gerust rustig bijv. naamw. gerust zorgeloos bijv. naamw. gerust veilig bijv. naamw. gerust onbezorgd bijv. naamw. gerust onbesuisd bijv. naamw. gerust onbekommerd bijv. naamw. gerust luchthartig bijv. naamw. gerustheid sereniteit zelfst. naamw. gerustheid rust zelfst. naamw. gerustheid gemoedsrust zelfst. naamw. geruststellen kalmeren werkwoord geruststellen bedaren werkwoord geruststellend rustgevend bijv. naamw. geruststelling kalmering zelfst. naamw. geruststelling opluchting zelfst. naamw. geruststelling rust zelfst. naamw. geruststelling verademing zelfst. naamw. geruzie gekrakeel overig. geruzie gekif overig. geruzie gehakketak overig. geruzie gebakkelei overig. geschakeerd afwisselend bijv. naamw. geschakeerd verdacht bijv. naamw. geschal luidkeeluitroep overig. geschal gegalm overig. geschal geschetter overig. geschapen bedeeld bijv. naamw. geschapen geboren bijv. naamw. geschapen gecreëerd bijv. naamw. geschapen gemaakt bijv. naamw. geschapen gezegend bijv. naamw. geschater gelach zelfst. naamw. gescheiden separaat bijv. naamw. gescheiden vrijstaand bijv. naamw. gescheiden vaneen bijv. naamw. gescheiden terzijde bijv. naamw. gescheiden apart bijv. naamw. gescheiden afzonderlijk bijv. naamw. gescheiden losstaand bijv. naamw. gescheiden alleenstaand bijv. naamw. gescheld scheldpartij overig. gescheld gefoeter overig. gescheld gekanker overig. gescheld getier overig. geschelpt geschulpt bijv. naamw. geschenk cadeau zelfst. naamw. geschenk schenking zelfst. naamw. geschenk gift zelfst. naamw. geschenk donatie zelfst. naamw. geschenk presentje zelfst. naamw. geschenk present zelfst. naamw. geschenk kado zelfst. naamw. geschenk aardigheid zelfst. naamw. geschetter geschal overig. geschetter getrompetter overig. geschetter trompetgeschal overig. gescheurd kapot bijv. naamw. gescheurd stuk bijv. naamw. geschieden gaan werkwoord geschieden gebeuren werkwoord geschieden omgaan werkwoord geschieden overkomen werkwoord geschieden passeren werkwoord geschieden plaatshebben werkwoord geschieden plaatsvinden werkwoord geschieden voorvallen werkwoord geschieden voorkomen werkwoord geschiedenis avontuur zelfst. naamw. geschiedenis historie zelfst. naamw. geschiedenis relaas zelfst. naamw. geschiedenis vertelsel zelfst. naamw. geschiedenis verhaal zelfst. naamw. geschiedenis vertelling zelfst. naamw. geschiedenis verhaaltje zelfst. naamw. geschiedenis verdichtsel zelfst. naamw. geschiedkundig historisch bijv. naamw. geschiedkundige historicus zelfst. naamw. geschiedschrijver historieschrijver overig. geschift achterlijk bijv. naamw. geschift gek bijv. naamw. geschift gestoord bijv. naamw. geschift idioot bijv. naamw. geschift krankzinnig bijv. naamw. geschift maf bijv. naamw. geschift mesjogge bijv. naamw. geschift zot bijv. naamw. geschift stupide bijv. naamw. geschift krankjorum bijv. naamw. geschift idioterig bijv. naamw. geschift knots bijv. naamw. geschift knettergek bijv. naamw. geschift kierewiet bijv. naamw. geschift hoorndol bijv. naamw. geschift getikt bijv. naamw. geschift mal bijv. naamw. geschifte zwakzinnige overig. geschifte waanzinnige overig. geschifte idioot overig. geschifte gek overig. geschifte achterlijke overig. geschikt adequaat bijv. naamw. geschikt arbeidsgeschikt bijv. naamw. geschikt capabel bijv. naamw. geschikt geëigend bijv. naamw. geschikt schappelijk bijv. naamw. geschikt tof bijv. naamw. geschikt aardig bijv. naamw. geschikt bestemd bijv. naamw. geschikt redelijk bijv. naamw. geschikt billijk bijv. naamw. geschikt valide bijv. naamw. geschikt competent bijv. naamw. geschikt bekwaam bijv. naamw. geschikt handig bijv. naamw. geschikt passend bijv. naamw. geschikt gepast bijv. naamw. geschikt juist bijv. naamw. geschikte juiste bijv. naamw. geschiktheid aanleg zelfst. naamw. geschiktheid bekwaamheid zelfst. naamw. geschiktheid capaciteit zelfst. naamw. geschil conflict zelfst. naamw. geschil kwestie zelfst. naamw. geschil onenigheid zelfst. naamw. geschil ruzie zelfst. naamw. geschil twist zelfst. naamw. geschil twistgesprek zelfst. naamw. geschil woordenwisseling zelfst. naamw. geschil woordenstrijd zelfst. naamw. geschil redetwist zelfst. naamw. geschil redestrijd zelfst. naamw. geschil dispuut zelfst. naamw. geschil debat zelfst. naamw. geschil moeilijkheid zelfst. naamw. geschild kaalhoofdige overig. geschild kaal overig. geschilpunt strijdvraag zelfst. naamw. geschilpunt twistappel zelfst. naamw. geschilpunt twistvraag zelfst. naamw. geschilpunt twistpunt zelfst. naamw. geschilpunt strijdpunt zelfst. naamw. geschok geschud overig. geschokt ontzet overig. geschokt ontredderd overig. geschoktheid ontzetting zelfst. naamw. geschonden beschadigd bijv. naamw. geschonden gehavend bijv. naamw. geschoold geleerd bijv. naamw. geschoold onderwezen bijv. naamw. geschop getrap overig. geschrapt doorgestreept bijv. naamw. geschreeuw gebrul zelfst. naamw. geschreeuw gegil zelfst. naamw. geschreeuw gehuil zelfst. naamw. geschreeuw gekrijs zelfst. naamw. geschreeuw geroep zelfst. naamw. geschreeuw misbaar zelfst. naamw. geschreeuw gebulder zelfst. naamw. geschreeuw roep zelfst. naamw. geschrei vergieten zelfst. naamw. geschreven pennen werkwoord geschreven auteurschap zelfst. naamw. geschreven epistel zelfst. naamw. geschreven schriftelijk zelfst. naamw. geschrevene schriftuur zelfst. naamw. geschrevene tekst zelfst. naamw. geschrift artikel zelfst. naamw. geschrift pennenvrucht zelfst. naamw. geschrift schrift zelfst. naamw. geschrift schriftuur zelfst. naamw. geschrift traktaat zelfst. naamw. geschrift script zelfst. naamw. geschrift document zelfst. naamw. geschriften lectuur zelfst. naamw. geschud geschok overig. geschulpt geschelpt bijv. naamw. geschut batterij zelfst. naamw. geschut kanon zelfst. naamw. geschut kanonnen zelfst. naamw. geschutkoep koep overig. geschutkoepel koepel zelfst. naamw. gesel plaag zelfst. naamw. gesel roede zelfst. naamw. geselecteerd dierbaar bijv. naamw. geselecteerd uitgekozen bijv. naamw. geselecteerd verkoren bijv. naamw. geselecteerd toegenegen bijv. naamw. geselecteerd lievelings bijv. naamw. geselecteerd favoriete bijv. naamw. geselecteerd uitgezocht bijv. naamw. geselecteerd verkozen bijv. naamw. geselen afranselen werkwoord geselen kwellen werkwoord geselen tuchtigen werkwoord geselen kastijden werkwoord gesetteld gevestigd bijv. naamw. gesis sissen overig. gesitueerd gelegen bijv. naamw. gesitueerd liggend bijv. naamw. gesjacher afdingen zelfst. naamw. gesjacher handjeklap zelfst. naamw. gesjacher geritsel zelfst. naamw. gesjacher afpingelarij zelfst. naamw. gesjoemel geknoei overig. gesjouw geploeter zelfst. naamw. geslaagd succesvol bijv. naamw. geslacht dynastie zelfst. naamw. geslacht familie zelfst. naamw. geslacht generatie zelfst. naamw. geslacht kunne zelfst. naamw. geslacht sekse zelfst. naamw. geslacht stamhuis zelfst. naamw. geslacht ras zelfst. naamw. geslacht sek zelfst. naamw. geslacht genus zelfst. naamw. geslacht sex overig. geslachtelijk seksueel bijv. naamw. geslachtelijk sexueel bijv. naamw. geslachtloos onzijdig bijv. naamw. geslachtscel kiemcel overig. geslachtscel gameet overig. geslachtsdaad coïtus zelfst. naamw. geslachtsdaad paring zelfst. naamw. geslachtsdeel geslachtsorgaan zelfst. naamw. geslachtsdelen schaamdelen overig. geslachtsdelen geslachtsorganen overig. geslachtsdelen genitaliën overig. geslachtsdrift seksualiteit zelfst. naamw. geslachtsdrift libido zelfst. naamw. geslachtsdrift paringsdrang zelfst. naamw. geslachtsgemeenschap omgang zelfst. naamw. geslachtsgemeenschap verkeer zelfst. naamw. geslachtsgemeenschap sex zelfst. naamw. geslachtsgemeenschap coïtus zelfst. naamw. geslachtsklier gona overig. geslachtslijst stamregister overig. geslachtslijst stamlijst overig. geslachtslijst stamboom overig. geslachtslijst stamboek overig. geslachtslijst geslachtsregister overig. geslachtslijsten stambomen overig. geslachtslijsten stamboeken overig. geslachtslijsten geslachtsregisters overig. geslachtslijsten genealogieën overig. geslachtsnaam familienaam zelfst. naamw. geslachtsnaam achternaam zelfst. naamw. geslachtsorgaan geslachtsdeel zelfst. naamw. geslachtsorgaan fluit zelfst. naamw. geslachtsorganen schaamdelen overig. geslachtsorganen geslachtsdelen overig. geslachtsorganen genitaliën overig. geslachtsregister stamboom zelfst. naamw. geslachtsregister stamregister zelfst. naamw. geslachtsregister stamlijst zelfst. naamw. geslachtsregister stamboek zelfst. naamw. geslachtsregister geslachtslijst zelfst. naamw. geslachtsregisters stambomen overig. geslachtsregisters stamboeken overig. geslachtsregisters geslachtslijsten overig. geslachtsregisters genealogieën overig. geslachtsverkeer seks zelfst. naamw. gesleep gesleur overig. geslenter gekuier overig. geslepen doorgewinterd bijv. naamw. geslepen doortrapt bijv. naamw. geslepen gladgeslepen bijv. naamw. geslepen leep bijv. naamw. geslepen listig bijv. naamw. geslepen scherp bijv. naamw. geslepen sluw bijv. naamw. geslepen uitgekookt bijv. naamw. geslepen vlak bijv. naamw. geslepen geraffineerd bijv. naamw. geslepen uitgeslapen bijv. naamw. geslepen geroutineerd bijv. naamw. geslepen gladgemaakt bijv. naamw. geslepen gepolijst bijv. naamw. geslepen slinks bijv. naamw. geslepen link bijv. naamw. geslepen arglistig bijv. naamw. geslepen slim bijv. naamw. geslepen gewiekst bijv. naamw. geslepen gehaaid bijv. naamw. geslepen vlakuit bijv. naamw. geslepen strak bijv. naamw. geslepen plat bijv. naamw. geslepen glad bijv. naamw. geslepen gelijk bijv. naamw. geslepen egaal bijv. naamw. geslepen effen bijv. naamw. geslepenheid sluwheid zelfst. naamw. geslepenheid leepheid zelfst. naamw. geslepenheid gladheid zelfst. naamw. geslepenheid gewiekstheid zelfst. naamw. geslepenheid geraffineerdheid zelfst. naamw. geslepenheid doortraptheid zelfst. naamw. geslepenheid listigheid zelfst. naamw. geslepenheid linkheid zelfst. naamw. geslepenheid arglistigheid zelfst. naamw. geslepenheid arglist zelfst. naamw. gesleur gesleep overig. geslingerd gekronkeld bijv. naamw. geslingerd slingerend bijv. naamw. geslipt uitgegleden overig. gesloopt afgebroken bijv. naamw. gesloopt weggebroken bijv. naamw. gesloopt vernield bijv. naamw. gesloten aaneengesloten bijv. naamw. gesloten afgesloten bijv. naamw. gesloten dicht bijv. naamw. gesloten taciturn bijv. naamw. gesloten terughoudend bijv. naamw. gesloten gereserveerd bijv. naamw. gesloten toe bijv. naamw. gesloten verborgen bijv. naamw. gesloten stilzwijgend bijv. naamw. gesloten geheim bijv. naamw. gesloten zwijgzaam bijv. naamw. gesloten zwijgend bijv. naamw. gesloten stil bijv. naamw. gesloten terughoudende bijv. naamw. gesloten koel bijv. naamw. gesloten ingetogen bijv. naamw. gesloten geheimzinnig bijv. naamw. gesloten voorzichtig bijv. naamw. gesloten stiekem bijv. naamw. gesloten omzichtig bijv. naamw. geslotenheid verlegenheid zelfst. naamw. geslotenheid timiditeit zelfst. naamw. geslotenheid schuwheid zelfst. naamw. geslotenheid schroom zelfst. naamw. geslotenheid bedeesdheid zelfst. naamw. gesluierd raadselachtig overig. gesluierd onduidelijk overig. gesmeek smeken zelfst. naamw. gesmeerd ge-olied bijv. naamw. gesmeerd gemakkelijk bijv. naamw. gesmoord dof bijv. naamw. gesnater gekwaak overig. gesnater eendegesnater overig. gesniffer gesnuif overig. gesniffer gesnuffel overig. gesnik snikken overig. gesnor gegons overig. gesnotter gegrien zelfst. naamw. gesnuffel gesnuif overig. gesnuffel gesniffer overig. gesnuif gesnuffel overig. gesnuif gesniffer overig. gesnurk geronk overig. gesoes soezen overig. gesoes gedommel overig. gesoes gedoezel overig. gesoes dommelen overig. gesoes doezelen overig. gesoigneerd gedistingeerd bijv. naamw. gesorteerd assorti bijv. naamw. gespaard behouden bijv. naamw. gespannen explosief bijv. naamw. gespannen gestressd bijv. naamw. gespannen nerveus bijv. naamw. gespannen overspannen bijv. naamw. gespannen strak bijv. naamw. gespannen zenuwachtig bijv. naamw. gespannen opgejaagd bijv. naamw. gespannenheid ingespannenheid zelfst. naamw. gespannenheid concentratie zelfst. naamw. gespannenheid spanning zelfst. naamw. gespannenheid emotionespanning zelfst. naamw. gespannenheid strakheid zelfst. naamw. gespartel getrappel overig. gespecialiseerd specialistisch bijv. naamw. gespeel kinderspel overig. gespeeld quasi bijv. naamw. gespeeld spel zelfst. naamw. gespendeerd uitgegeven overig. gespendeerd besteed overig. gespiekt overgeschreven overig. gespiekt afgezien overig. gespiekt afgeschreven overig. gespiekt afgekeken overig. gespierd krachtig bijv. naamw. gespierd pezig bijv. naamw. gespierd potig bijv. naamw. gespierd sterk bijv. naamw. gespikkeld gestippeld bijv. naamw. gespikkeld spikkelig bijv. naamw. gespitst kien bijv. naamw. gespleten gevorkt bijv. naamw. gespleten schizofreen bijv. naamw. gespletenheid schizofrenie zelfst. naamw. gespletenheid verdeeldheid zelfst. naamw. gespletenheid tweespalt zelfst. naamw. gespletenheid tweedracht zelfst. naamw. gespot spotternij overig. gespot spot overig. gespot smaad overig. gespot sarcasme overig. gespot ironie overig. gespot hoon overig. gespot bespotting overig. gespot aanfluiting overig. gesprek conversatie zelfst. naamw. gesprek dialoog zelfst. naamw. gesprek discussie zelfst. naamw. gesprek samenspraak zelfst. naamw. gesprek onderhoud zelfst. naamw. gespreksgroep praatgroep zelfst. naamw. gespring gehuppel overig. gesproken verbaal bijv. naamw. gesprongen sprong overig. gespuis geboefte zelfst. naamw. gespuis gebroed zelfst. naamw. gespuis schorem zelfst. naamw. gespuis schorriemorrie zelfst. naamw. gespuis pak zelfst. naamw. gespuis janhagel zelfst. naamw. gespuis gepeupel zelfst. naamw. gespuis bundel zelfst. naamw. gespuis uitschot zelfst. naamw. gespuis tuig zelfst. naamw. gesputter gepruttel overig. gespuug spuwen zelfst. naamw. gespuug gespuw zelfst. naamw. gespuw spuwen overig. gespuw gespuug overig. gestaag gelijkmatig bijv. naamw. gestaak werkonderbreking overig. gestaak staking overig. gestaak staken overig. gestaaldheid gehardheid zelfst. naamw. gestadig sluipend bijv. naamw. gestadig onafgebroken bijv. naamw. gestadig voortdurend bijv. naamw. gestadig bestendig bijv. naamw. gestalte aanzien zelfst. naamw. gestalte lichaamspostuur zelfst. naamw. gestalte postuur zelfst. naamw. gestalte figuur zelfst. naamw. gestalte vorm zelfst. naamw. gestalte gedaante zelfst. naamw. gestamel gebrabbel zelfst. naamw. gestamp getrappel overig. gestanst geponst bijv. naamw. gestatie drachttijd zelfst. naamw. geste gebaar zelfst. naamw. geste mime zelfst. naamw. gesteek geprik overig. gesteente steen zelfst. naamw. gestel aard zelfst. naamw. gestel constitutie zelfst. naamw. gestel fysiek zelfst. naamw. gesteld pretenderen werkwoord gesteld poneren zelfst. naamw. gesteldheid aard zelfst. naamw. gesteldheid hoedanigheid zelfst. naamw. gesteldheid omstandigheid zelfst. naamw. gesteldheid positie zelfst. naamw. gesteldheid staat zelfst. naamw. gesteldheid stand zelfst. naamw. gesteldheid toestand zelfst. naamw. gesteldheid kwaliteit zelfst. naamw. gestemd gehumeurd bijv. naamw. gestemd gemutst bijv. naamw. gesternte sterrenbeeld overig. gesteun gekreun overig. gesteun gekerm overig. gesticht opgericht bijv. naamw. gesticht instelling zelfst. naamw. gesticht krankzinnigeninrichting zelfst. naamw. gesticht tuchtschool zelfst. naamw. gesticht krankzinnigengesticht zelfst. naamw. gesticht inrichting zelfst. naamw. gesticht gekkenhuis zelfst. naamw. gesticht dolhuis zelfst. naamw. gestippeld bont bijv. naamw. gestippeld gespikkeld bijv. naamw. gestippeld spikkelig bijv. naamw. gestoei stoeipartij overig. gestoei stoeierij overig. gestoei geravot overig. gestoei gedonderjaag overig. gestoelte zet overig. gestoelte sto overig. gestoelte crapaud overig. gestoelte troon overig. gestoffeerd bekleed bijv. naamw. gestold geronnen bijv. naamw. gestold gestremd bijv. naamw. gestolen ontvreemd bijv. naamw. gestookt gebrand bijv. naamw. gestookt gedistilleerd bijv. naamw. gestoord afwijkend bijv. naamw. gestoord geschift bijv. naamw. gestoord gek bijv. naamw. gestoord stupide bijv. naamw. gestoord mesjogge bijv. naamw. gestoord krankzinnig bijv. naamw. gestoord krankjorum bijv. naamw. gestoord idioterig bijv. naamw. gestoord idioot bijv. naamw. gestoord achterlijk bijv. naamw. gestoord zot bijv. naamw. gestoord maf bijv. naamw. gestoorde gek zelfst. naamw. gestoorde mafket zelfst. naamw. gestoordheid zwakzinnigheid zelfst. naamw. gestoordheid imbeciliteit zelfst. naamw. gestoordheid idiotie zelfst. naamw. gestoordheid debiliteit zelfst. naamw. gestoordheid achterlijkheid zelfst. naamw. gestopt opgehouden bijv. naamw. gestopt uitgescheiden bijv. naamw. gestorven dood bijv. naamw. gestorven overleden bijv. naamw. gestorven heengegaan bijv. naamw. gestorven doodgegaan bijv. naamw. gestorven afgestorven bijv. naamw. gestorvene overledene overig. gestorvene dode overig. gestoten geduwd bijv. naamw. gestrafte verwezene overig. gestrafte veroordeelde overig. gestrafte verdoemde overig. gestrafte tuchthuisboef overig. gestrafte gevangene overig. gestrafte penitent overig. gestrafte boeteling overig. gestreel vleien overig. gestreel streling overig. gestreel liefkozing overig. gestreel aanhalen overig. gestreel aaiing overig. gestreel aai overig. gestrekt uitgestrekt overig. gestrekt liggend overig. gestrekt languit overig. gestrekt uitgerekt overig. gestremd gestold overig. gestremd geronnen overig. gestreng streng overig. gestrengheid hardvochtigheid zelfst. naamw. gestrengheid hardheid zelfst. naamw. gestrengheid strengheid zelfst. naamw. gestrengheid onverbiddelijkheid zelfst. naamw. gestressd gespannen bijv. naamw. gestressd opgejaagd bijv. naamw. gestressed gejaagd bijv. naamw. gestressed jachtig bijv. naamw. gestressed haastig bijv. naamw. gestressed gehaast bijv. naamw. gestresst overspannen bijv. naamw. gestroomlijnd aërodynamisch bijv. naamw. gestructureerd overzichtelijk bijv. naamw. gestructureerd overzichtelijk bijv. naamw. gestructureerd overzichtelijk bijv. naamw. gestudeerd belezen bijv. naamw. gestudeerd erudiet bijv. naamw. gestudeerd geleerd bijv. naamw. gestudeerd ontwikkeld bijv. naamw. gestudeerd wijs bijv. naamw. gestudeerd hooggeleerd bijv. naamw. gestudeerd geletterd bijv. naamw. gestuntel gehannes overig. gestut ondersteund overig. gestuurd opsturen werkwoord gestuurd wegzenden werkwoord gestuurd stuurwielen zelfst. naamw. gesuikerd zoet bijv. naamw. gesuis suizing overig. gesukkel gekwakkel overig. getaand tanig bijv. naamw. getal aantal zelfst. naamw. getal cijfer zelfst. naamw. getal waarde zelfst. naamw. getal nummer overig. getalenteerd begaafd bijv. naamw. getalenteerd talentvol bijv. naamw. getalenteerd talentrijk bijv. naamw. getalenteerd begenadigd bijv. naamw. getalm getreuzel overig. getalm geaarzel overig. getalm uitstel overig. getalm verlenging overig. getalsmatig numeriek bijv. naamw. getand gekarteld bijv. naamw. getapt populair bijv. naamw. geteisem gajes zelfst. naamw. geteisem schorem zelfst. naamw. geteisterd getroffen bijv. naamw. getekenafbeelding tekening zelfst. naamw. getekenafbeelding illustratie overig. getekend karakteriseren werkwoord getekend ondertekenen werkwoord getekend portretteren werkwoord getekend uittekenen werkwoord getemd mak bijv. naamw. getemperd gedempt overig. getemperd zacht overig. getemperd gematigd overig. getest geëxamineerd overig. getest uitgeprobeerd overig. getier geraas zelfst. naamw. getier lawaai zelfst. naamw. getier misbaar zelfst. naamw. getier gescheld zelfst. naamw. getier tumult zelfst. naamw. getier spektakel zelfst. naamw. getier rustverstoring zelfst. naamw. getier roerigheid zelfst. naamw. getier rel zelfst. naamw. getier herrie zelfst. naamw. getierelier getjilp overig. getij tij zelfst. naamw. getij getijde zelfst. naamw. getijde tij overig. getijde getij overig. getik klokgetik overig. getikt achterlijk bijv. naamw. getikt krankjorum bijv. naamw. getikt knots bijv. naamw. getikt knettergek bijv. naamw. getikt kierewiet bijv. naamw. getikt hoorndol bijv. naamw. getikt geschift bijv. naamw. getikt mesjogge bijv. naamw. getikt mal bijv. naamw. getikt maf bijv. naamw. getimmer hamergeklop overig. getimmer gehamer overig. getintel tinteling zelfst. naamw. getjilp gepiep zelfst. naamw. getjilp gekwetter zelfst. naamw. getjilp getierelier zelfst. naamw. getjilp tjilpen zelfst. naamw. getob ellende zelfst. naamw. getogen opgevoed bijv. naamw. getolereerde gedulde overig. getolereerde gedoogde overig. getoond vertoond overig. getoucheerd geraakt bijv. naamw. getouw weefgetouw overig. getraind bekwaam bijv. naamw. getraind fit bijv. naamw. getraind geoefend bijv. naamw. getraind zindelijk bijv. naamw. getraind gezond bijv. naamw. getraind blakend bijv. naamw. getrap geschop overig. getrappel gespartel overig. getrappel gestamp overig. getreiter pesterij zelfst. naamw. getreuzel getalm overig. getreuzel geaarzel overig. getreuzel futselarij overig. getreuzel beuzelarij overig. getroffen aangedaan bijv. naamw. getroffen aangeschoten bijv. naamw. getroffen aangetast bijv. naamw. getroffen geraakt bijv. naamw. getroffen onthutst bijv. naamw. getroffen ontsteld bijv. naamw. getroffen geëmotioneerd bijv. naamw. getroffen geroerd bijv. naamw. getroffen aangeslagen bijv. naamw. getroffen aangegrepen bijv. naamw. getroffen perplex bijv. naamw. getroffen paf bijv. naamw. getroffen verschrikt bijv. naamw. getrommel geroffel zelfst. naamw. getrompetter geschetter overig. getrouw loyaal bijv. naamw. getrouw letterlijk bijv. naamw. getrouw trouw bijv. naamw. getrouwd gehuwd bijv. naamw. getrouwe trouwe overig. getrouwe loyale overig. getrouwheid loyaliteit zelfst. naamw. getrouwheid trouw zelfst. naamw. getrouwheid trouwhartigheid zelfst. naamw. getuige omstander zelfst. naamw. getuige toeschouwer zelfst. naamw. getuige omstan zelfst. naamw. getuigen bevestigen werkwoord getuigen prediken werkwoord getuigen tonen werkwoord getuigen certificeren werkwoord getuigenis getuigenverklaring zelfst. naamw. getuigenis oorkonde zelfst. naamw. getuigenis testimonial zelfst. naamw. getuigenis testimonium zelfst. naamw. getuigenis verklaring zelfst. naamw. getuigenverhoor enquête zelfst. naamw. getuigenverklaring getuigenis zelfst. naamw. getuigenverklaring verklaring zelfst. naamw. getuigenverklaring testimonium zelfst. naamw. getuigschrift attest zelfst. naamw. getuigschrift referentie zelfst. naamw. getuigschrift testimonium zelfst. naamw. getuigschriften attesten overig. geul doorvaart zelfst. naamw. geul sloot zelfst. naamw. geul uitholling zelfst. naamw. geul vaargeul zelfst. naamw. geul sleuf zelfst. naamw. geul groef zelfst. naamw. geul goot zelfst. naamw. geur aroma zelfst. naamw. geur geurtje zelfst. naamw. geur lucht zelfst. naamw. geur reuk zelfst. naamw. geur bouquet zelfst. naamw. geuren pralen werkwoord geuren rieken werkwoord geuren ruiken werkwoord geuren stinken werkwoord geuren pronken werkwoord geuren walmen werkwoord geuren meuren werkwoord geurig welriekend bijv. naamw. geurig zoet bijv. naamw. geurloos reukloos overig. geurstof aroma zelfst. naamw. geurtje geur zelfst. naamw. geurtje reuk zelfst. naamw. geurtje lucht zelfst. naamw. geurtje bouquet zelfst. naamw. geurtje aroma zelfst. naamw. geurwater reukwater overig. geurwater parfum overig. geurwater odeur overig. gev voormuur overig. gev voorzijde overig. gev voorgev overig. gev pui overig. gev voorkant overig. gev front overig. gev faça overig. gevaar dreiging zelfst. naamw. gevaar onheilsdreiging zelfst. naamw. gevaar onveiligheid zelfst. naamw. gevaar risico zelfst. naamw. gevaar ramp zelfst. naamw. gevaar onheil zelfst. naamw. gevaarlijk alarmerend bijv. naamw. gevaarlijk angstaanjagend bijv. naamw. gevaarlijk bedreigend bijv. naamw. gevaarlijk gewaagd bijv. naamw. gevaarlijk hachelijk bijv. naamw. gevaarlijk lijp bijv. naamw. gevaarlijk riskant bijv. naamw. gevaarlijk verraderlijk bijv. naamw. gevaarlijk link bijv. naamw. gevaarlijk risicovol bijv. naamw. gevaarlijk verbazend bijv. naamw. gevaarlijk uitgeslapen bijv. naamw. gevaarlijk handig bijv. naamw. gevaarlijk vals bijv. naamw. gevaarloos onschuldig overig. gevaarloos onschadelijk overig. gevaarloos ongevaarlijk overig. gevaarte bakbeest zelfst. naamw. gevaarte kolos zelfst. naamw. gevaarte loei zelfst. naamw. gevaarte kokkerd zelfst. naamw. gevaarte kokker zelfst. naamw. gevaarte knoert zelfst. naamw. gevaarte knaap zelfst. naamw. gevaarte kanjer zelfst. naamw. gevaarte joek zelfst. naamw. geval aangelegenheid zelfst. naamw. geval casus zelfst. naamw. geval ding zelfst. naamw. geval kwestie zelfst. naamw. geval probleemgeval zelfst. naamw. geval situatie zelfst. naamw. geval gelegenheid zelfst. naamw. geval gebeurtenis zelfst. naamw. geval zaak zelfst. naamw. geval affaire zelfst. naamw. geval omstandigheid overig. gevallen doodgaan werkwoord gevallen omlaagstorten werkwoord gevallen tuimelen zelfst. naamw. gevang cachot zelfst. naamw. gevangen in de nor bijv. naamw. gevangen vastgezet bijv. naamw. gevangen opgesloten bijv. naamw. gevangen geïnterneerd bijv. naamw. gevangen zitten brommen werkwoord gevangenbewaar wacht overig. gevangenbewaar cipier overig. gevangenbewaar bewaker overig. gevangenbewaar gevangenisbewaar overig. gevangenbewaarder cipier zelfst. naamw. gevangene arrestant zelfst. naamw. gevangene gedetineerde zelfst. naamw. gevangene veroordeelde zelfst. naamw. gevangene verwezene zelfst. naamw. gevangene verdoemde zelfst. naamw. gevangene tuchthuisboef zelfst. naamw. gevangene gestrafte zelfst. naamw. gevangenen arrestanten overig. gevangenhouden vasthouden overig. gevangenhouden detineren overig. gevangenhouding detentie zelfst. naamw. gevangenhouding hechtenis zelfst. naamw. gevangenhouding opsluiting zelfst. naamw. gevangenis bajes zelfst. naamw. gevangenis cel zelfst. naamw. gevangenis strafgevangenis zelfst. naamw. gevangenis bak zelfst. naamw. gevangenis lik zelfst. naamw. gevangenis nor zelfst. naamw. gevangenis wildedierenkooi zelfst. naamw. gevangenis kerker zelfst. naamw. gevangenis dwinger zelfst. naamw. gevangenis strafplaats zelfst. naamw. gevangenis strafinrichting zelfst. naamw. gevangenis spinhuis zelfst. naamw. gevangenis petoet zelfst. naamw. gevangenis doos zelfst. naamw. gevangenisbewaar gevangenbewaar overig. gevangenisbewaar cipier overig. gevangenisbewaarders cipieren overig. gevangenisboef zebra overig. gevangenisboef boerenpakje overig. gevangenissen bakken zelfst. naamw. gevangenissen gebakken zelfst. naamw. gevangenissen likken zelfst. naamw. gevangenisstraf boete zelfst. naamw. gevangenisstraf hechtenis zelfst. naamw. gevangenisstraf straf zelfst. naamw. gevangenisstraf tuchthuisstraf zelfst. naamw. gevangenisstraf celstraf zelfst. naamw. gevangenkamp kamp zelfst. naamw. gevangenname inhechtenisneming zelfst. naamw. gevangenname inverzekeringstelling zelfst. naamw. gevangenname vrijheidsberoving zelfst. naamw. gevangennemen aanhouden werkwoord gevangennemen arresteren werkwoord gevangennemen inrekenen werkwoord gevangennemen oppakken werkwoord gevangennemen vatten werkwoord gevangenneming arrestatie zelfst. naamw. gevangenschap detentie zelfst. naamw. gevangenschap hechtenis zelfst. naamw. gevarieerd afwisselend bijv. naamw. gevarieerd fluctueren werkwoord gevarieerd uiteenlopen werkwoord gevariëerde verscheidene bijv. naamw. gevariëerde verschillende bijv. naamw. gevarieerdheid afwisseling zelfst. naamw. gevarieerdheid pluraliteit zelfst. naamw. gevat adrem bijv. naamw. gevat gewiekst bijv. naamw. gevat scherpzinnig bijv. naamw. gevat slagvaardig bijv. naamw. gevat spiritueel bijv. naamw. gevat ad rem bijv. naamw. gevat raak bijv. naamw. gevat snedig bijv. naamw. gevat geestig bijv. naamw. gevat bijdehand bijv. naamw. gevat uitgeslapen bijv. naamw. gevat slim bijv. naamw. gevat schrander bijv. naamw. gevat gehaaid bijv. naamw. gevatheid snedigheid zelfst. naamw. gevatheid bijdehandheid zelfst. naamw. gevatheid adremheid zelfst. naamw. gevecht knokpartij zelfst. naamw. gevecht slag zelfst. naamw. gevecht worsteling zelfst. naamw. gevecht ruzie zelfst. naamw. gevecht vechtpartij zelfst. naamw. gevecht strijden zelfst. naamw. gevecht matpartij zelfst. naamw. gevecht kloppartij zelfst. naamw. gevecht handgemeen zelfst. naamw. gevecht strijd zelfst. naamw. gevecht kamp zelfst. naamw. gevechten vechtpartijen overig. gevechtsklaar mobiel bijv. naamw. gevechtslinie front zelfst. naamw. gevechtslinie vuurlijn zelfst. naamw. gevechtslinie frontlijn zelfst. naamw. gevechtstroepen troepen zelfst. naamw. gevederd geveerd overig. gevederte pluimage zelfst. naamw. gevederte veren zelfst. naamw. gevederte vederdos zelfst. naamw. geveerd gevederd overig. geveinsd dubbelhartig bijv. naamw. geveinsd loos bijv. naamw. geveinsd onoprecht bijv. naamw. geveinsd schijnheilig bijv. naamw. geveinsd verdicht bijv. naamw. geveinsd gefingeerd bijv. naamw. geveinsd fictief bijv. naamw. geveinsd denkbeeldig bijv. naamw. geveinsd aangenomen bijv. naamw. geveinsd gehuicheld bijv. naamw. gevel façade zelfst. naamw. gevel pui zelfst. naamw. gevel voorgevel zelfst. naamw. gevel voormuur zelfst. naamw. gevel voorzijde zelfst. naamw. gevel voorkant zelfst. naamw. gevel front zelfst. naamw. gevelbreedte front zelfst. naamw. geveld dood bijv. naamw. geveltoerist dief zelfst. naamw. geveltoerist inbreker zelfst. naamw. geveltoerist binnendringer zelfst. naamw. geveltoerist builderaar overig. geveltoerist gebouwenbeklimmer overig. geveltoerist builderaar overig. geveltoerist gebouwenbeklimmer overig. geveltoerist builderaar overig. geveltoerist gebouwenbeklimmer overig. geven aanbieden werkwoord geven aangeven werkwoord geven aanreiken werkwoord geven bezorgen werkwoord geven doneren werkwoord geven hechten aan werkwoord geven houden werkwoord geven lenen werkwoord geven schenken werkwoord geven verstrekken werkwoord geven doen toekomen werkwoord geven reiken werkwoord geven toesteken werkwoord geven overhandigen werkwoord geven overgeven werkwoord geven afgeven werkwoord geven ingeven werkwoord geven toedienen werkwoord geven geneesmiddtoedienen werkwoord geven verlenen werkwoord gever deler zelfst. naamw. gever donor zelfst. naamw. gever geefster zelfst. naamw. gever deelster zelfst. naamw. gever schenker overig. gevestigd gangbaar bijv. naamw. gevestigd gesetteld bijv. naamw. gevestigd gezeten bijv. naamw. gevestigd woonachtig bijv. naamw. gevestigd zetelend bijv. naamw. gevierd populair bijv. naamw. gevierd vermaard bijv. naamw. gevierendeeld gekwartierd overig. gevleesd bevleesd overig. gevlekt bevuild bijv. naamw. gevlekt bont bijv. naamw. gevlekt groezelig bijv. naamw. gevlekt besmeurd bijv. naamw. gevleugeld gewiekt overig. gevloerd uitgeteld bijv. naamw. gevlucht ontvlucht bijv. naamw. gevlucht uitgeweken bijv. naamw. gevoeglijkheid welgemanierdheid zelfst. naamw. gevoeglijkheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. gevoeglijkheid fatsoen zelfst. naamw. gevoeglijkheid decorum zelfst. naamw. gevoeglijkheid betamelijkheid zelfst. naamw. gevoeglijkheid beschaafdheid zelfst. naamw. gevoeglijkheid beleefdheid zelfst. naamw. gevoel begrip zelfst. naamw. gevoel emotie zelfst. naamw. gevoel feeling zelfst. naamw. gevoel gemoed zelfst. naamw. gevoel gewaarwording zelfst. naamw. gevoel idee zelfst. naamw. gevoel intuïtie zelfst. naamw. gevoel sentiment zelfst. naamw. gevoel tast zelfst. naamw. gevoel opwelling zelfst. naamw. gevoel beweging zelfst. naamw. gevoel aanvoelen zelfst. naamw. gevoel sensatie zelfst. naamw. gevoel instinct zelfst. naamw. gevoelen mening zelfst. naamw. gevoelen oordeel zelfst. naamw. gevoelen opinie zelfst. naamw. gevoelen sensatie zelfst. naamw. gevoelen sentiment zelfst. naamw. gevoelen voelen zelfst. naamw. gevoelen gewaarworden zelfst. naamw. gevoelens emoties bijv. naamw. gevoelig emotioneel bijv. naamw. gevoelig fiks bijv. naamw. gevoelig lichtgeraakt bijv. naamw. gevoelig sensitief bijv. naamw. gevoelig sentimenteel bijv. naamw. gevoelig vatbaar bijv. naamw. gevoelig fijnbesnaard bijv. naamw. gevoelig korzelig bijv. naamw. gevoelig humeurig bijv. naamw. gevoelig aangebrand bijv. naamw. gevoelig gevoelvol bijv. naamw. gevoelig teergevoelig bijv. naamw. gevoeligheid aandoenlijkheid zelfst. naamw. gevoeligheid emotionaliteit zelfst. naamw. gevoeligheid fijngevoeligheid zelfst. naamw. gevoeligheid gevoel zelfst. naamw. gevoeligheid kwetsbaarheid zelfst. naamw. gevoeligheid tederheid zelfst. naamw. gevoeligheid vatbaarheid zelfst. naamw. gevoeligheid teergevoeligheid zelfst. naamw. gevoeligheid zwakte zelfst. naamw. gevoeligheid zachtheid zelfst. naamw. gevoeligheid liefkozing zelfst. naamw. gevoeligheid innigheid zelfst. naamw. gevoeligheid hartelijkheid zelfst. naamw. gevoelloos dood bijv. naamw. gevoelloos hardvochtig bijv. naamw. gevoelloos genadeloos bijv. naamw. gevoelloos zielloos bijv. naamw. gevoelloos ongevoelig bijv. naamw. gevoelloos liefdeloos bijv. naamw. gevoelloos harteloos bijv. naamw. gevoelloos hard bijv. naamw. gevoelloos emotieloos bijv. naamw. gevoelloos niet-voelend bijv. naamw. gevoelloosheid onverschilligheid zelfst. naamw. gevoelloosheid ongeïnteresseerdheid zelfst. naamw. gevoelloosheid ongevoeligheid zelfst. naamw. gevoelloosheid gevoelsarmoede zelfst. naamw. gevoelloosheid afgestomptheid zelfst. naamw. gevoelloosheid meedogenloosheid zelfst. naamw. gevoelloosheid emotieloosheid zelfst. naamw. gevoelloosheid verdoofdheid zelfst. naamw. gevoelsarmoede onverschilligheid overig. gevoelsarmoede ongeïnteresseerdheid overig. gevoelsarmoede ongevoeligheid overig. gevoelsarmoede gevoelloosheid overig. gevoelsarmoede afgestomptheid overig. gevoelslast last zelfst. naamw. gevoelsmatig intuïtief bijv. naamw. gevoelsmatig instinctief bijv. naamw. gevoelsmatig emotioneel bijv. naamw. gevoelswaarde connotatie zelfst. naamw. gevoelszin tastzin overig. gevoelvol bewogen bijv. naamw. gevoelvol geëmotioneerd bijv. naamw. gevoelvol gepassioneerd bijv. naamw. gevoelvol sentimenteel bijv. naamw. gevoelvol gevoelig bijv. naamw. gevogelte vogels zelfst. naamw. gevokrijgen bekruipen overig. gevolg consequentie zelfst. naamw. gevolg effect zelfst. naamw. gevolg hofhouding zelfst. naamw. gevolg resultaat zelfst. naamw. gevolg teweegbrenging zelfst. naamw. gevolg uitkomst zelfst. naamw. gevolg uitvloeisel zelfst. naamw. gevolg uitwerking zelfst. naamw. gevolg voortvloeisel zelfst. naamw. gevolg vrucht zelfst. naamw. gevolg gehoor zelfst. naamw. gevolg personeel zelfst. naamw. gevolg aanhang zelfst. naamw. gevolg teweegbrengen zelfst. naamw. gevolgaanduidend conclusief overig. gevolgen effecten zelfst. naamw. gevolgen resultaten zelfst. naamw. gevolgen uitvloeisels zelfst. naamw. gevolgtrekking conclusie zelfst. naamw. gevolgtrekking slotsom zelfst. naamw. gevolgtrekking inductie zelfst. naamw. gevolgtrekking eindsom zelfst. naamw. gevolgtrekkingen conclusies zelfst. naamw. gevolmachtigde gemachtigde zelfst. naamw. gevolmachtigde lasthebber zelfst. naamw. gevolmachtigde gecommitteerde zelfst. naamw. gevonden eureka bijv. naamw. gevonden onbedekt bijv. naamw. gevonden ontdekt overig. gevorderd geavanceerd bijv. naamw. gevorderd vergevorderd bijv. naamw. gevorkt gaffelvormig bijv. naamw. gevorkt gespleten bijv. naamw. gevreesd geducht overig. gevrij vrijerij overig. gevrij geminnekoos overig. gevuld druk bijv. naamw. gevuld mollig bijv. naamw. gevuld rond bijv. naamw. gevuld vol bijv. naamw. gewaad jurk zelfst. naamw. gewaad kleren zelfst. naamw. gewaad tenue zelfst. naamw. gewaad robe zelfst. naamw. gewaagd dubbelzinnig bijv. naamw. gewaagd gedurfd bijv. naamw. gewaagd gevaarlijk bijv. naamw. gewaagd waaghalzerig bijv. naamw. gewaagd riskant bijv. naamw. gewaagd bedenkelijk bijv. naamw. gewaagd pikant bijv. naamw. gewaagd hachelijk bijv. naamw. gewaagdheid durf zelfst. naamw. gewaagdheid moed zelfst. naamw. gewaagdheid lef zelfst. naamw. gewaagonderneming waagstuk overig. gewaagonderneming risicovolonderneming zelfst. naamw. gewaagonderneming risico overig. gewaagonderneming kans overig. gewaagonderneming gok overig. gewaand denkbeeldig bijv. naamw. gewaardeerd erkend bijv. naamw. gewaardeerd geacht bijv. naamw. gewaardeerd geliefd bijv. naamw. gewaardeerd gerespecteerd bijv. naamw. gewaardeerd geëerde bijv. naamw. gewaardeerd geëerd bijv. naamw. gewaarworden bemerken werkwoord gewaarworden bespeuren werkwoord gewaarworden merken werkwoord gewaarworden onderscheiden werkwoord gewaarworden ondervinden werkwoord gewaarworden ontwaren werkwoord gewaarworden waarnemen werkwoord gewaarworden voelen werkwoord gewaarworden ervaren werkwoord gewaarworden beleven werkwoord gewaarworden gevoelen werkwoord gewaarworden zien werkwoord gewaarworden signaleren werkwoord gewaarworden observeren werkwoord gewaarworden horen werkwoord gewaarworden gadeslaan werkwoord gewaarworden bekijken werkwoord gewaarworden opmerken werkwoord gewaarworden ontdekken werkwoord gewaarwording ervaring zelfst. naamw. gewaarwording gevoel zelfst. naamw. gewaarwording sensatie zelfst. naamw. gewag verwittiging overig. gewag vermelding overig. gewag uitspraak overig. gewag tijding overig. gewag relaas overig. gewag opgave overig. gewag melding overig. gewag mededeling overig. gewag boodschap overig. gewag bericht overig. gewag bekendmaking overig. gewag maken van noemen werkwoord gewapend bewapend overig. gewapend voorbereid overig. gewapend bedacht overig. gewas begroeiing zelfst. naamw. gewas plant zelfst. naamw. gewas teelgewas zelfst. naamw. gewas vegetatie zelfst. naamw. gewas aanplant zelfst. naamw. gewas planten zelfst. naamw. gewassenverbouwing cultuur zelfst. naamw. gewauwel leuterpraat overig. gewauwel gezwets overig. gewauwel gezwam overig. gewauwel gelul overig. gewauwel geleuter overig. gewauwel geklets overig. gewauwel gebazel overig. geweeklaag gejammer overig. geweeklaag gehuil overig. geween gejank overig. geween gehuil overig. geweer penis zelfst. naamw. geweer pistool zelfst. naamw. geweer plasser zelfst. naamw. geweer vuurmond zelfst. naamw. geweer buks zelfst. naamw. geweer blaffer zelfst. naamw. geweer blaffer zelfst. naamw. geweer blaffer zelfst. naamw. geweermagazijn magazijn zelfst. naamw. geweerschot schot zelfst. naamw. geweest voormalig bijv. naamw. geweest vroegere bijv. naamw. geweest vroeger bijv. naamw. geweest vorige bijv. naamw. geweest voormalige bijv. naamw. geweest voorheen bijv. naamw. geweest toenmalig bijv. naamw. geweest gewezen bijv. naamw. geweest ex bijv. naamw. gewei horens zelfst. naamw. gewei hertshoorn zelfst. naamw. geweld agressie zelfst. naamw. geweld geraas zelfst. naamw. geweld kracht zelfst. naamw. geweld schok zelfst. naamw. gewelddaad geweldpleging overig. gewelddaad gewelddadigheid overig. gewelddadig agressief bijv. naamw. gewelddadig bloeddorstig bijv. naamw. gewelddadig destructief bijv. naamw. gewelddadigheid geweld zelfst. naamw. gewelddadigheid agressiviteit zelfst. naamw. gewelddadigheid geweldpleging zelfst. naamw. gewelddadigheid gewelddaad zelfst. naamw. geweldenaar coryfee zelfst. naamw. geweldenaar reus zelfst. naamw. geweldenaar kei zelfst. naamw. geweldenaar crack zelfst. naamw. geweldenaar bulderenstorm zelfst. naamw. geweldenaar donderpreek zelfst. naamw. geweldig fantastisch bijv. naamw. geweldig formidabel bijv. naamw. geweldig grandioos bijv. naamw. geweldig puik bijv. naamw. geweldig buitengewoon bijv. naamw. geweldig heftig bijv. naamw. geweldig groots bijv. naamw. geweldig fenomenaal bijv. naamw. geweldig prachtig bijv. naamw. geweldig voortreffelijk bijv. naamw. geweldig uitstekend bijv. naamw. geweldig uitnemend bijv. naamw. geweldig schitterend bijv. naamw. geweldig magnifiek bijv. naamw. geweldig heerlijk overig. geweldig top overig. geweldig super overig. geweldig enorm bijv. naamw. geweldig enorm bijv. naamw. geweldig enorm bijv. naamw. geweldloos vreedzaam bijv. naamw. geweldpleging molest zelfst. naamw. geweldpleging gewelddadigheid zelfst. naamw. geweldpleging gewelddaad zelfst. naamw. gewelf booggewelf zelfst. naamw. gewelf catacombe zelfst. naamw. gewelf kelder zelfst. naamw. gewelf koepel zelfst. naamw. gewelf plafond zelfst. naamw. gewelf kel zelfst. naamw. gewelf koep zelfst. naamw. gewelfd gebogen bijv. naamw. gewend gewoon bijv. naamw. gewendraken aangepast werkwoord gewendraken aanpassen werkwoord gewendraken aarden werkwoord gewendraken wennen werkwoord gewenning gewoonte zelfst. naamw. gewenning inburgering zelfst. naamw. gewenning verslaving zelfst. naamw. gewenning verslaafdheid zelfst. naamw. gewenning afhankelijkheid zelfst. naamw. gewenst beoogd bijv. naamw. gewenst gunstig bijv. naamw. gewenst wenselijk bijv. naamw. gewenst verlangd bijv. naamw. gewenst gewild bijv. naamw. gewenste geprefereerde overig. gewerveld wervel- overig. gewest contreien zelfst. naamw. gewest gebied zelfst. naamw. gewest landstreek zelfst. naamw. gewest provincie zelfst. naamw. gewest rayon zelfst. naamw. gewest streek zelfst. naamw. gewest regio zelfst. naamw. gewest plaats zelfst. naamw. gewest oord zelfst. naamw. gewest gouw zelfst. naamw. gewest ressort zelfst. naamw. gewest rijksonderdeel zelfst. naamw. gewest rechtsgebied zelfst. naamw. gewestelijk regionaal bijv. naamw. gewestelijk provinciaal bijv. naamw. gewestelijk streeksgewijs bijv. naamw. gewesttaal dialect zelfst. naamw. geweten gemoed zelfst. naamw. gewetenloos eerloos bijv. naamw. gewetenloos doortrapt bijv. naamw. gewetensbezwaar gemoedsbezwaar zelfst. naamw. gewetensbezwaar scrupule zelfst. naamw. gewetenskwestie gewetensvraag zelfst. naamw. gewetensonderzoek bezinning zelfst. naamw. gewetensvol conscintieus overig. gewetensvol scrupuleus overig. gewetensvol consciëntieus overig. gewetensvraag gewetenskwestie zelfst. naamw. gewetenswroeging berouw zelfst. naamw. gewetenswroeging wroeging zelfst. naamw. gewettigd gerechtigd bijv. naamw. gewettigd legitiem bijv. naamw. gewettigd gerechtvaardigd bijv. naamw. gewettigd wettig bijv. naamw. gewettigd wetmatig bijv. naamw. gewettigd rechtvaardig bijv. naamw. gewettigd rechtmatig bijv. naamw. gewettigd billijk bijv. naamw. gewettigd wettelijk bijv. naamw. gewettigd rechtsgeldig bijv. naamw. gewettigd legaal bijv. naamw. gewezen gepensioneerd bijv. naamw. gewezen voormalig bijv. naamw. gewezen vroeger bijv. naamw. gewezen rustend bijv. naamw. gewezen vroegere bijv. naamw. gewezen vorige bijv. naamw. gewezen voormalige bijv. naamw. gewezen voorheen bijv. naamw. gewezen toenmalig bijv. naamw. gewezen geweest bijv. naamw. gewezen ex bijv. naamw. gewicht belang zelfst. naamw. gewicht druk zelfst. naamw. gewicht gram zelfst. naamw. gewicht zwaarte zelfst. naamw. gewicht optillen zelfst. naamw. gewicht zwaartepunt zelfst. naamw. gewicht zwaargewicht zelfst. naamw. gewicht nadruk zelfst. naamw. gewichtig belangrijk bijv. naamw. gewichtig gedistingeerd bijv. naamw. gewichtig significant bijv. naamw. gewichtig beduidend bijv. naamw. gewichtig voornaam bijv. naamw. gewichtig verheven bijv. naamw. gewichtig illuster bijv. naamw. gewichtig hooggeplaatst bijv. naamw. gewichtig doorluchtig bijv. naamw. gewichtig beroemd bijv. naamw. gewichtig adelijk bijv. naamw. gewichtig aanzienlijk bijv. naamw. gewichtigdoenerij pompeusheid overig. gewichtigdoenerij hoogdravendheid overig. gewichtigdoenerij gezwollenheid overig. gewichtigdoenerij gewichtigheid overig. gewichtigdoenerij bombast overig. gewichtigheid belang zelfst. naamw. gewichtigheid pompeusheid zelfst. naamw. gewichtigheid hoogdravendheid zelfst. naamw. gewichtigheid gezwollenheid zelfst. naamw. gewichtigheid gewichtigdoenerij zelfst. naamw. gewichtigheid bombast zelfst. naamw. gewichtigste hoofdzaak zelfst. naamw. gewichtstuk kanon zelfst. naamw. gewichtstuk stuk zelfst. naamw. gewiekst berekenend bijv. naamw. gewiekst doortrapt bijv. naamw. gewiekst gehaaid bijv. naamw. gewiekst gevat bijv. naamw. gewiekst leep bijv. naamw. gewiekst sluw bijv. naamw. gewiekst snedig bijv. naamw. gewiekst uitgekookt bijv. naamw. gewiekst uitgerekend bijv. naamw. gewiekst uitgeslapen bijv. naamw. gewiekst bijdehand bijv. naamw. gewiekst geslepen bijv. naamw. gewiekstheid leepheid zelfst. naamw. gewiekstheid sluwheid zelfst. naamw. gewiekstheid gladheid zelfst. naamw. gewiekstheid geslepenheid zelfst. naamw. gewiekstheid geraffineerdheid zelfst. naamw. gewiekstheid doortraptheid zelfst. naamw. gewiekstheid snoodheid zelfst. naamw. gewiekstheid listigheid zelfst. naamw. gewiekstheid spitsvondigheid zelfst. naamw. gewiekstheid slimmigheid zelfst. naamw. gewiekstheid slimheid zelfst. naamw. gewiekt gevleugeld overig. gewijd heilig bijv. naamw. gewijd sacraal bijv. naamw. gewijd priesterlijk bijv. naamw. gewijplek temp overig. gewijplek heiligdom overig. gewild begeerd bijv. naamw. gewild geforceerd bijv. naamw. gewild gezocht bijv. naamw. gewild wenselijk bijv. naamw. gewild veelgevraagd bijv. naamw. gewild verlangd bijv. naamw. gewild gewenst bijv. naamw. gewildheid gezochtheid zelfst. naamw. gewillig bereidvaardig bijv. naamw. gewillig gehoorzaam bijv. naamw. gewillig handelbaar bijv. naamw. gewillig meegaand bijv. naamw. gewillig plooibaar bijv. naamw. gewillig tam bijv. naamw. gewillig bereidwillig bijv. naamw. gewillig toegevend bijv. naamw. gewillig toegeeflijk bijv. naamw. gewillig soepel bijv. naamw. gewillig inschikkelijk bijv. naamw. gewillig gedwee bijv. naamw. gewilligheid bereidwilligheid zelfst. naamw. gewin aanwinst zelfst. naamw. gewin profijt zelfst. naamw. gewin winst zelfst. naamw. gewin baat zelfst. naamw. gewin voordeel zelfst. naamw. gewis ongetwijfeld bijv. naamw. gewis waarlijk bijv. naamw. gewis onvermijdelijk bijv. naamw. gewis zeker bijv. naamw. gewis welzeker bijv. naamw. gewis waarachtig bijv. naamw. gewis voorzeker bijv. naamw. gewis stellig bijv. naamw. gewis reëel bijv. naamw. gewis heus bijv. naamw. gewis geheid bijv. naamw. gewis echt bijv. naamw. gewis beslist bijv. naamw. gewis vast bijv. naamw. gewis feitelijk bijv. naamw. gewisheid zekerheid zelfst. naamw. gewisheid vastigheid zelfst. naamw. gewisheid vastheid zelfst. naamw. gewisheid stelligheid zelfst. naamw. gewoel drukte zelfst. naamw. gewoel gewroet zelfst. naamw. gewoel onrust zelfst. naamw. gewoel ongedurigheid zelfst. naamw. gewoel beroering zelfst. naamw. gewoel agitatie zelfst. naamw. gewond aangeslagen bijv. naamw. gewond geblesseerd bijv. naamw. gewond gekwetst bijv. naamw. gewond gehavend bijv. naamw. gewonnen geoogst bijv. naamw. gewoon gangbaar bijv. naamw. gewoon gebruikelijk bijv. naamw. gewoon gewend bijv. naamw. gewoon normaal bijv. naamw. gewoon alledaags bijv. naamw. gewoon domweg bijv. naamw. gewoon eenvoudigweg bijv. naamw. gewoon dagelijks bijv. naamw. gewoon daags bijv. naamw. gewoon courant bijv. naamw. gewoon gemeen bijv. naamw. gewoon ordinair bijv. naamw. gewoon eenvoudig bijv. naamw. gewoon normaal overig. gewoonheid platitu zelfst. naamw. gewoonheid alledaagsheid zelfst. naamw. gewoonlijk doorgaans bijv. naamw. gewoonlijk meestal bijv. naamw. gewoonlijk door de bank bijv. naamw. gewoonlijk gemeenlijk bijv. naamw. gewoonlijk normaliter bijv. naamw. gewoonlijk merendeels bijv. naamw. gewoonlijk algemeen bijv. naamw. gewoonte aanwensel zelfst. naamw. gewoonte gebruik zelfst. naamw. gewoonte gewenning zelfst. naamw. gewoonte usance zelfst. naamw. gewoonte traditie zelfst. naamw. gewoonterecht recht zelfst. naamw. gewoontes gebruiken zelfst. naamw. gewoontes tradities zelfst. naamw. gewoontes usances zelfst. naamw. gewoontes zeden zelfst. naamw. gewoontjes plat overig. gewoontjes nietszeggend overig. gewoontjes banaal overig. gewoontjes alledaags overig. gewoontjes afgezaagd overig. gewoonweg gladweg bijv. naamw. gewoonweg klinkklaar bijv. naamw. gewoonweg gewoon bijv. naamw. gewoonweg ronduit bijv. naamw. gewoonweg rechttoe bijv. naamw. gewoonweg regelrecht bijv. naamw. gewoonweg puur bijv. naamw. gewoonweg zomaar bijv. naamw. geworden worden werkwoord geworteld verstokt overig. geworteld vastgegroeid overig. geworteld ingeworteld overig. gewricht lid overig. gewricht knoop overig. gewricht gelid overig. gewricht geleding overig. gewrichtsaandoening artropathie zelfst. naamw. gewrichtsholte kom overig. gewrichtsholte gewrichtskom overig. gewrichtskom kom zelfst. naamw. gewrichtskom gewrichtsholte zelfst. naamw. gewrichtsontsteking artritis zelfst. naamw. gewrichtspijn artralgie zelfst. naamw. gewrichtsreuma reuma overig. gewrichtsreuma gewrichtsreumatiek overig. gewrichtsreumatiek reuma overig. gewrichtsreumatiek gewrichtsreuma overig. gewrichtsvliesontsteking synovitis zelfst. naamw. gewriemel gekrioel zelfst. naamw. gewring wringen zelfst. naamw. gewrocht maaksel zelfst. naamw. gewroet gewoel overig. gewrongen gekunsteld bijv. naamw. gewrongen onnatuurlijk bijv. naamw. gewrongen gezocht bijv. naamw. gewrongen gemaakt bijv. naamw. gewrongen geaffecteerd bijv. naamw. gez partner overig. gez maat overig. gez vriend overig. gez spitsbroe overig. gez makker overig. gez maatje overig. gez kompaan overig. gez kameraad overig. gez gabber overig. gez compagnon overig. gez kornuit overig. gez pal overig. gez kameraadje overig. gez vriendin overig. gez hartsvriendin overig. gezag autoriteit zelfst. naamw. gezag autoriteiten zelfst. naamw. gezag gezaghebbers zelfst. naamw. gezag heerschappij zelfst. naamw. gezag macht zelfst. naamw. gezag regering zelfst. naamw. gezag kabinet zelfst. naamw. gezag gouvernement zelfst. naamw. gezaghebben heersen werkwoord gezaghebben overheersen werkwoord gezaghebben regeren werkwoord gezaghebbend invloedrijk bijv. naamw. gezaghebbend vooraanstaande bijv. naamw. gezaghebbend toonaangevend bijv. naamw. gezaghebbend maatgevend bijv. naamw. gezaghebbend dominant bijv. naamw. gezaghebbenden hogerhand overig. gezaghebbenden gezaghebbers overig. gezaghebber autoriteit zelfst. naamw. gezaghebber gezagsdrager zelfst. naamw. gezaghebbers autoriteiten zelfst. naamw. gezaghebbers gezag zelfst. naamw. gezaghebbers hogerhand zelfst. naamw. gezaghebbers gezaghebbenden zelfst. naamw. gezagsdrager gezaghebber overig. gezagsorgaan autoriteit zelfst. naamw. gezagsorgaan instantie zelfst. naamw. gezagvoer commandant overig. gezagvoer vliegtuigkapitein overig. gezagvoer captain overig. gezagvoerder commandant zelfst. naamw. gezagvoerder schipper zelfst. naamw. gezagvoerder vliegtuigkapitein zelfst. naamw. gezakt verzakt bijv. naamw. gezamenlijk samen bijv. naamw. gezamenlijk tezamen bijv. naamw. gezamenlijk collectief bijv. naamw. gezamenlijk in samenwerking bijv. naamw. gezamenlijk gemeenschappelijk bijv. naamw. gezamenlijkheid voltalligheid zelfst. naamw. gezamenlijkheid volledigheid zelfst. naamw. gezamenlijkheid volkomenheid zelfst. naamw. gezamenlijkheid totaliteit zelfst. naamw. gezamenlijkheid totaal zelfst. naamw. gezamenlijkheid geheel zelfst. naamw. gezamenlijkheid eenheid zelfst. naamw. gezamenlijkheid alles zelfst. naamw. gezang hymne zelfst. naamw. gezang lied zelfst. naamw. gezang zang zelfst. naamw. gezang liedje zelfst. naamw. gezanik geleuter zelfst. naamw. gezanik gemekker zelfst. naamw. gezanik gezeur zelfst. naamw. gezanik herrie zelfst. naamw. gezanik gelazer zelfst. naamw. gezanik gedram zelfst. naamw. gezant afgevaardigde zelfst. naamw. gezant ambassadeur zelfst. naamw. gezant afgezant zelfst. naamw. gezapig bezadigd bijv. naamw. gezapig sloom bijv. naamw. gezapig gemoedelijk bijv. naamw. gezapig saai bijv. naamw. gezegd genoemd bijv. naamw. gezegd verwoord bijv. naamw. gezegde spreuk zelfst. naamw. gezegde uitdrukking zelfst. naamw. gezegde uitspraak zelfst. naamw. gezegde zegswijze zelfst. naamw. gezegde zin zelfst. naamw. gezegde fra zelfst. naamw. gezegend bedeeld bijv. naamw. gezegend geprezen bijv. naamw. gezegend geschapen bijv. naamw. gezegentoestand zegening overig. gezegentoestand zegenen overig. gezegentoestand zegen overig. gezegentoestand zaligheid overig. gezegentoestand voorspoed overig. gezegentoestand heil overig. gezegentoestand wijding overig. gezeglijk gehoorzaam bijv. naamw. gezekerd gecovered bijv. naamw. gezekerd gedekt bijv. naamw. gezel hartsvriendin zelfst. naamw. gezel leerling zelfst. naamw. gezel maat zelfst. naamw. gezel partner zelfst. naamw. gezel vriend zelfst. naamw. gezel genoot zelfst. naamw. gezel kameraad zelfst. naamw. gezellig intiem bijv. naamw. gezellig knus bijv. naamw. gezellig sfeervol bijv. naamw. gezellig sociabel bijv. naamw. gezellig vlot bijv. naamw. gezellig aangenaam bijv. naamw. gezellig huiselijk bijv. naamw. gezellig feestelijk bijv. naamw. gezellig geriefelijk bijv. naamw. gezellig knusjes bijv. naamw. gezellig onderhoudend bijv. naamw. gezelligheid gemoedelijkheid zelfst. naamw. gezelligheid knusheid zelfst. naamw. gezellin partner zelfst. naamw. gezelschap club zelfst. naamw. gezelschap ensemble zelfst. naamw. gezelschap groep zelfst. naamw. gezelschap sociëteit zelfst. naamw. gezelschap stel zelfst. naamw. gezelschap toneelgezelschap zelfst. naamw. gezelschap soos zelfst. naamw. gezelschap theatergroep zelfst. naamw. gezelschap theaterensemble zelfst. naamw. gezelschapsdame escort overig. gezelschapsspel spel zelfst. naamw. gezet corpulent bijv. naamw. gezet dik bijv. naamw. gezet lijvig bijv. naamw. gezet regelmatig bijv. naamw. Gezet Scheppingswet bijv. naamw. gezet zwaarlijvig zelfst. naamw. gezet struis bijv. naamw. gezeten gearriveerd bijv. naamw. gezeten gevestigd bijv. naamw. gezeten zittend bijv. naamw. gezeten welgesteld bijv. naamw. gezeten gegoed bijv. naamw. gezeten bemiddeld bijv. naamw. gezeten zat bijv. naamw. gezetheid zwaarlijvigheid zelfst. naamw. gezetheid lijvigheid zelfst. naamw. gezetheid corpulentie zelfst. naamw. gezeur gedram zelfst. naamw. gezeur gemier zelfst. naamw. gezeur gezanik zelfst. naamw. gezeur gezever zelfst. naamw. gezeur gemekker zelfst. naamw. gezever gezeur zelfst. naamw. gezever gemekker zelfst. naamw. gezicht aanblik zelfst. naamw. gezicht aangezicht zelfst. naamw. gezicht aanzien zelfst. naamw. gezicht blikveld zelfst. naamw. gezicht gelaat zelfst. naamw. gezicht uitzicht zelfst. naamw. gezicht smoel zelfst. naamw. gezicht zicht zelfst. naamw. gezicht vue zelfst. naamw. gezicht vergezicht zelfst. naamw. gezicht prospect zelfst. naamw. gezicht panorama zelfst. naamw. gezicht kijk zelfst. naamw. gezicht snoet overig. gezichtsbedrog zinsbegoocheling zelfst. naamw. gezichtsbepalend toonaangevend bijv. naamw. gezichtsein kim overig. gezichtsein horizon overig. gezichtsein ein overig. gezichtseinder einder zelfst. naamw. gezichtseinder horizon zelfst. naamw. gezichtshoek zienswijs overig. gezichtshoek standpunt overig. gezichtshoek perspectief overig. gezichtshoek oogpunt overig. gezichtshoek invalshoek overig. gezichtshoek gezichtspunt overig. gezichtskring gezichtsveld overig. gezichtskring blikveld overig. gezichtspunt invalshoek zelfst. naamw. gezichtspunt oogpunt zelfst. naamw. gezichtspunt perspectief zelfst. naamw. gezichtspunt standpunt zelfst. naamw. gezichtspunt zienswijze zelfst. naamw. gezichtspunt visie zelfst. naamw. gezichtspunt opvatting zelfst. naamw. gezichtspunt mening zelfst. naamw. gezichtspunt inzicht zelfst. naamw. gezichtspunt interpretatie zelfst. naamw. gezichtspunt idee zelfst. naamw. gezichtspunt denkbeeld zelfst. naamw. gezichtspunt opinie zelfst. naamw. gezichtspunt oordeel zelfst. naamw. gezichtspunt lezing zelfst. naamw. gezichtspunt zienswijs zelfst. naamw. gezichtspunt gezichtshoek zelfst. naamw. gezichtsrimpel rimpel zelfst. naamw. gezichtsuitdrukking expressie zelfst. naamw. gezichtsuitdrukking gelaatsuitdrukking zelfst. naamw. gezichtsuitdrukking uitdrukking zelfst. naamw. gezichtsuitdrukking mimiek zelfst. naamw. gezichtsveld blikveld zelfst. naamw. gezichtsveld gezicht zelfst. naamw. gezichtsveld horizon zelfst. naamw. gezichtsveld zicht zelfst. naamw. gezichtsveld gezichtskring zelfst. naamw. gezichtsverlies blindheid overig. gezien aanzienlijk bijv. naamw. gezien gegeven bijv. naamw. gezien wegens bijv. naamw. geziene welkome overig. gezin familie zelfst. naamw. gezin huisgezin zelfst. naamw. gezind geneigd overig. gezind genegen overig. gezindheid geloofsovertuiging zelfst. naamw. gezindheid geneigdheid zelfst. naamw. gezindheid houding zelfst. naamw. gezindheid overtuiging zelfst. naamw. gezindheid gezindte zelfst. naamw. gezindheid geloof zelfst. naamw. gezindheid confessie zelfst. naamw. gezindheid neiging zelfst. naamw. gezindheid inclinatie zelfst. naamw. gezindheid hang zelfst. naamw. gezindheid vaststaanmening zelfst. naamw. gezindte confessie zelfst. naamw. gezindte gezindheid zelfst. naamw. gezindte geloofsovertuiging zelfst. naamw. gezindte geloof zelfst. naamw. gezinsbijstand gezinshulp zelfst. naamw. gezinshulp gezinsbijstand zelfst. naamw. gezinshulp gezinsverzorging zelfst. naamw. gezinslid familielid zelfst. naamw. gezinsverband familieband zelfst. naamw. gezinsverzorging gezinshulp zelfst. naamw. gezinsvoogd voogd zelfst. naamw. gezocht begeerd bijv. naamw. gezocht gekunsteld bijv. naamw. gezocht gewild bijv. naamw. gezocht onnatuurlijk bijv. naamw. gezocht gewrongen bijv. naamw. gezocht gemaakt bijv. naamw. gezocht geaffecteerd bijv. naamw. gezocht veelgevraagd bijv. naamw. gezochtheid gewildheid zelfst. naamw. gezoem gebrom zelfst. naamw. gezond blakend bijv. naamw. gezond fit bijv. naamw. gezond gezondheidsbevorderend bijv. naamw. gezond heelhuids bijv. naamw. gezond kras bijv. naamw. gezond heilzaam bijv. naamw. gezond zonziekte bijv. naamw. gezond getraind bijv. naamw. gezond vitaal overig. gezondheid constitutie zelfst. naamw. gezondheid welzijn zelfst. naamw. gezondheid proost zelfst. naamw. gezondheid sante zelfst. naamw. gezondheidsattest attest zelfst. naamw. gezondheidsbedreigend ongezond overig. gezondheidsbevorderend gezond bijv. naamw. gezondheidsleer hygiëne zelfst. naamw. gezondheidsoord sanatorium overig. gezondheidsoord kuuroord overig. gezondheidsoord herstellingsoord overig. gezondheidszorg zorg zelfst. naamw. gezondmaking saneren zelfst. naamw. gezondmaking sanering zelfst. naamw. gezouten gepekeld bijv. naamw. gezwam geklets zelfst. naamw. gezwam geleuter zelfst. naamw. gezwam kletskoek zelfst. naamw. gezwam leuterpraat zelfst. naamw. gezwam gezwets zelfst. naamw. gezwam gewauwel zelfst. naamw. gezwam gelul zelfst. naamw. gezwam gebazel zelfst. naamw. gezwel abces zelfst. naamw. gezwel tumor zelfst. naamw. gezwel knobb zelfst. naamw. gezwendel zwendelarij overig. gezwendel zwend overig. gezwendel oplichting overig. gezwendel oplichterij overig. gezwets geklets zelfst. naamw. gezwets leuterpraat zelfst. naamw. gezwets gezwam zelfst. naamw. gezwets gewauwel zelfst. naamw. gezwets gelul zelfst. naamw. gezwets geleuter zelfst. naamw. gezwets gebazel zelfst. naamw. gezwets rimram zelfst. naamw. gezwets nonsens zelfst. naamw. gezwets kul zelfst. naamw. gezwets kol zelfst. naamw. gezwets kletskoek zelfst. naamw. gezwets humbug zelfst. naamw. gezwets gebeuzel zelfst. naamw. gezwets flauwekul zelfst. naamw. gezwind direct bijv. naamw. gezwind gauw bijv. naamw. gezwind snel bijv. naamw. gezwindheid vlugheid zelfst. naamw. gezwindheid vaart zelfst. naamw. gezwindheid spoed zelfst. naamw. gezwindheid snelheid zelfst. naamw. gezwindheid rapheid zelfst. naamw. gezwindheid vlotheid zelfst. naamw. gezwindheid tempo zelfst. naamw. gezwindheid schielijkheid zelfst. naamw. gezwindheid rapiditeit zelfst. naamw. gezwoeg geploeter overig. gezwollen bombastisch bijv. naamw. gezwollen dik bijv. naamw. gezwollen opgezwollen bijv. naamw. gezwollen gedragen bijv. naamw. gezwollen pompeus bijv. naamw. gezwollen opgeblazen bijv. naamw. gezwollen hoogdravend bijv. naamw. gezwollen opgezet bijv. naamw. gezwollenheden hoogdravendheden overig. gezwollenheden bombasten overig. gezwollenheid pathos zelfst. naamw. gezwollenheid pompeusheid zelfst. naamw. gezwollenheid hoogdravendheid zelfst. naamw. gezwollenheid gewichtigheid zelfst. naamw. gezwollenheid gewichtigdoenerij zelfst. naamw. gezwollenheid bombast zelfst. naamw. gezwollenheid opgezetheid zelfst. naamw. gezwollenheid opgeblazenheid zelfst. naamw. gezworene beëdigde overig. gezworene jurylid overig. gids begeleider zelfst. naamw. gids informatieboek zelfst. naamw. gids leider zelfst. naamw. gids leidsman zelfst. naamw. gids leidster zelfst. naamw. gids leidsvrouw zelfst. naamw. gids loods zelfst. naamw. gids mentor zelfst. naamw. gids Poolster zelfst. naamw. gids prospectus zelfst. naamw. gids reisbegeleider zelfst. naamw. gids reisleider zelfst. naamw. gids begelei zelfst. naamw. gids voorman zelfst. naamw. gids geleider zelfst. naamw. gids leidraad zelfst. naamw. gids reisleidster zelfst. naamw. gids reislei zelfst. naamw. gids reisgids zelfst. naamw. gidsing sturing zelfst. naamw. giechelen ginnegappen werkwoord giek kluiver zelfst. naamw. giek laadboom zelfst. naamw. gier mest zelfst. naamw. gier aalt overig. gier aalt overig. gier aalt overig. gieren bulderen werkwoord gieren fluiten werkwoord gieren joelen werkwoord gieren lachen werkwoord gieren loeien werkwoord gieren schateren werkwoord gieren lachen werkwoord gierig hebzuchtig bijv. naamw. gierig vrekkig bijv. naamw. gierig schraperig bijv. naamw. gierig krenterig bijv. naamw. gierig inhalig bijv. naamw. gierig schraal bijv. naamw. gierig behoeftig bijv. naamw. gierig spaarzaam bijv. naamw. gierigaard geldwolf zelfst. naamw. gierigaard kniepert zelfst. naamw. gierigaard krent zelfst. naamw. gierigaard schraper zelfst. naamw. gierigaard vrek zelfst. naamw. gierigaard knar zelfst. naamw. gierigaard krentenweger zelfst. naamw. gierigaard knibbelaar zelfst. naamw. gierigheid schraapzucht zelfst. naamw. gierigheid vrekkigheid zelfst. naamw. gierigheid krenterigheid zelfst. naamw. gierigheid schraperigheid zelfst. naamw. gierput beerput zelfst. naamw. gierst graan zelfst. naamw. gierzwaluw torenzwaluw overig. gierzwaluw steenzwaluw overig. gierzwaluw uitroepteken overig. gietbui stortregen overig. gietbui stortbui overig. gietbui slagregen overig. gietbui plensbui overig. Gieten hozen werkwoord Gieten laten vloeien werkwoord gieten schenken werkwoord gieten stortregenen werkwoord gieten uitstorten werkwoord gieten hard regenen werkwoord gieten wateren werkwoord gieten sproeien werkwoord gieten bevloeien werkwoord gieten besproeien werkwoord gieten begieten werkwoord gieten plenzen werkwoord gieten storten werkwoord gietijzer ruwijzer zelfst. naamw. gietmal vorm zelfst. naamw. gietsel vorm overig. gietsel afgietsel overig. gietsel afgieting overig. gietvorm mal zelfst. naamw. gietvorm matrijs zelfst. naamw. gietvorm modelvorm zelfst. naamw. gietvorm moduul zelfst. naamw. gietvorm vorm zelfst. naamw. gif venijn zelfst. naamw. gif vergif zelfst. naamw. gif vergift zelfst. naamw. gif toxine zelfst. naamw. gifang ang overig. gifangel angel zelfst. naamw. gifstof toxine zelfst. naamw. gift bijdrage zelfst. naamw. gift donatie zelfst. naamw. gift schenking zelfst. naamw. gift geschenk zelfst. naamw. gift cadeau zelfst. naamw. gift kado zelfst. naamw. giften donaties zelfst. naamw. giftig gevaarlijk bijv. naamw. giftig venijnig bijv. naamw. giftig verbolgen bijv. naamw. giftig vergiftigd bijv. naamw. giftig nijdig bijv. naamw. giftig toxisch zelfst. naamw. giftig stinkend bijv. naamw. giftig verpestend bijv. naamw. giftig vergiftig bijv. naamw. giftig vertoornd bijv. naamw. giftig kwaad bijv. naamw. giftig gebelgd bijv. naamw. giftig boos bijv. naamw. giftig kwaadaardig bijv. naamw. giftig woedend bijv. naamw. giftig bitter bijv. naamw. giftigheid razernij zelfst. naamw. giftigheid venijnigheid zelfst. naamw. giftigheid toxiciteit bijv. naamw. giftigheid virulentie zelfst. naamw. giftigheid venijn zelfst. naamw. giftigheid woede zelfst. naamw. giftigheid toorn zelfst. naamw. giftigheid kwaadheid zelfst. naamw. gigant reus zelfst. naamw. gigant titaan zelfst. naamw. gigant joek zelfst. naamw. gigantisch enorm bijv. naamw. gigantisch kolossaal bijv. naamw. gigantisch reusachtig bijv. naamw. gigantisch immens bijv. naamw. gigantisch onmetelijk bijv. naamw. gigantisch hegroot bijv. naamw. gigantisch mega overig. gigolo prostituee overig. gigolo beroepsminnaar zelfst. naamw. gij ge overig. gij u overig. gij het overig. gij de overig. gij jij overig. gij jij overig. gij jij overig. gijn takel zelfst. naamw. gijzelaar kaper zelfst. naamw. gijzelhou gijzelnemer overig. gijzelhou kidnapper overig. gijzeling gijzelname zelfst. naamw. gijzeling lijfsdwang zelfst. naamw. gijzelname gijzeling zelfst. naamw. gijzelnemer gijzelhou overig. gijzelnemer kidnapper overig. gil kreet zelfst. naamw. gil schreeuw zelfst. naamw. gil uitroep zelfst. naamw. gil roep zelfst. naamw. gilde ambachtsgilde zelfst. naamw. gilde beroepsvereniging zelfst. naamw. Gilde Vakverbond zelfst. naamw. gilde vereniging zelfst. naamw. gilde vakgenootschap zelfst. naamw. gilde unie zelfst. naamw. gilde organisatie zelfst. naamw. gilde orde zelfst. naamw. gilde club zelfst. naamw. gilde bond zelfst. naamw. gilde kliek zelfst. naamw. gilde soos zelfst. naamw. gilde societiet zelfst. naamw. gildenmeester meester zelfst. naamw. gildepatroon heilige zelfst. naamw. gillen brullen werkwoord gillen janken werkwoord gillen schreeuwen zelfst. naamw. gillen roepen werkwoord gillen kreten werkwoord gillen krijsen werkwoord gillend schreeuwend bijv. naamw. giller blunder zelfst. naamw. giller domheid zelfst. naamw. giller flater zelfst. naamw. giller misgreep zelfst. naamw. giller blun zelfst. naamw. ginder ginds bijv. naamw. ginder daar bijv. naamw. ginder er bijv. naamw. ginder daarginds bijv. naamw. ginder aldaar bijv. naamw. ginds daar bijv. naamw. ginds daarginds bijv. naamw. ginds ginder bijv. naamw. ginds er bijv. naamw. ginds aldaar bijv. naamw. gingivitis tandvleesontsteking zelfst. naamw. ginnegappen giechelen werkwoord ginnegappen grinniken werkwoord ginnegappen lachen werkwoord ginnegappen gniffelen werkwoord gips pleister zelfst. naamw. gips pleisterkalk overig. gireren overmaken werkwoord gireren storten werkwoord giro girorekening zelfst. naamw. giro postgiro zelfst. naamw. girobetaalkaart girokaart overig. girobetaalkaart girobiljet overig. girobiljet girokaart overig. girobiljet girobetaalkaart overig. girokaart girobiljet overig. girokaart girobetaalkaart overig. giropas pas zelfst. naamw. girorekening giro zelfst. naamw. gis schrander bijv. naamw. gis slim bijv. naamw. gis kien bijv. naamw. gispen afkeuren werkwoord gispen bedillen werkwoord gispen hekelen werkwoord gispen laken werkwoord gispen voorhouden werkwoord gispen verwijten werkwoord gispen blameren werkwoord gispen beschuldigen werkwoord gispen berispen werkwoord gispen aanwrijven werkwoord gispen aanrekenen werkwoord gispen nadragen werkwoord gisping verwijt overig. gisping terechtwijzing zelfst. naamw. gisping standje overig. gisping reprimande overig. gisping lering zelfst. naamw. gisping berisping zelfst. naamw. gissen gokken werkwoord gissen vermoeden werkwoord gissen raden werkwoord gissen raden overig. gissing onderstelling zelfst. naamw. gissing rekening zelfst. naamw. gissing speculatie zelfst. naamw. gisten fermenten zelfst. naamw. gistend schuimend overig. gister gisteren bijv. naamw. gisteren gister bijv. naamw. gisting agitatie zelfst. naamw. gisting fermentatie zelfst. naamw. gistingsproces fermentatieproces overig. giststof enzym zelfst. naamw. gitaaraanduiding fret zelfst. naamw. gitaarspeler gitarist zelfst. naamw. gitarist gitaarspeler zelfst. naamw. gitzwart pikzwart overig. gitzwart koolzwart overig. glaasje borrel zelfst. naamw. glaasje drankje zelfst. naamw. glaasje pils zelfst. naamw. glaasje slokje zelfst. naamw. glaasje opkikkertje zelfst. naamw. glaasje neutje zelfst. naamw. glaasje borreltje zelfst. naamw. glad effen bijv. naamw. glad glibberig bijv. naamw. glad vlak bijv. naamw. glad gemakkelijk bijv. naamw. glad geslepen bijv. naamw. glad helemaal bijv. naamw. glad ongerimpeld bijv. naamw. glad bedaard bijv. naamw. glad vlakuit bijv. naamw. glad strak bijv. naamw. glad plat bijv. naamw. glad gelijk bijv. naamw. glad egaal bijv. naamw. gladakker gluiperd zelfst. naamw. gladakker leperd zelfst. naamw. gladakkers schavuiten overig. gladakkers guiten overig. gladakkers deugnieten overig. gladakkers boefjes overig. gladde klimpaal kokanjemast overig. gladgemaakt gladgeslepen overig. gladgemaakt geslepen overig. gladgemaakt gepolijst overig. gladgeslepen gepolijst bijv. naamw. gladgeslepen geslepen bijv. naamw. gladgeslepen gladgemaakt bijv. naamw. gladheid doortraptheid zelfst. naamw. gladheid glibberigheid zelfst. naamw. gladheid sluwheid zelfst. naamw. gladheid leepheid zelfst. naamw. gladheid gewiekstheid zelfst. naamw. gladheid geslepenheid zelfst. naamw. gladheid geraffineerdheid zelfst. naamw. gladheid snoodheid zelfst. naamw. gladheid listigheid zelfst. naamw. gladijs ijz overig. gladjanus gluiperd zelfst. naamw. gladjanus leperd zelfst. naamw. gladjanusachtig gelikt overig. gladjes gesmeerd overig. gladmaken effenen werkwoord gladmaken egaliseren werkwoord gladmaken gelijkmaken werkwoord gladmaken gladwrijven werkwoord gladmaken egaliseren overig. gladschuren polijsten werkwoord gladschuren schuren werkwoord gladstrijken strijken werkwoord gladvogel slimmerik overig. gladweg gewoonweg bijv. naamw. gladweg ronduit bijv. naamw. gladwrijven gladmaken werkwoord glamour glitter zelfst. naamw. glans fonkeling zelfst. naamw. glans glanslaag zelfst. naamw. glans gloed zelfst. naamw. glans glorie zelfst. naamw. glans praal zelfst. naamw. glans schijnsel zelfst. naamw. glans schitteren zelfst. naamw. glans poel zelfst. naamw. glans blankheid zelfst. naamw. glans luister zelfst. naamw. glans pronk zelfst. naamw. glans pracht zelfst. naamw. glans straling zelfst. naamw. glans schijn zelfst. naamw. glanslaag glans zelfst. naamw. glanslak lakverf overig. glanslak glansverf overig. glansloos beslagen bijv. naamw. glansloos dof bijv. naamw. glansloos eentonig bijv. naamw. glansloos mat bijv. naamw. glansperio hoogtijdagen overig. glansperio hoogtij overig. glansperio glorietijd overig. glansperio bloeitijd overig. glansrijk briljant bijv. naamw. glansrijk schitterend bijv. naamw. glansrijk glorieus bijv. naamw. glansverf lakverf overig. glansverf glanslak overig. glanzen blinken werkwoord glanzen fonkelen werkwoord glanzen glimmen zelfst. naamw. glanzen twinkelen werkwoord glanzen stralen werkwoord glanzen sprankelen werkwoord glanzen schijnen werkwoord glanzen flikkeren werkwoord glanzend helder bijv. naamw. glas drinkglas zelfst. naamw. glas kelk zelfst. naamw. glas pot zelfst. naamw. glas raam zelfst. naamw. glas ruit zelfst. naamw. glas vensterglas zelfst. naamw. glas ruit overig. glas ruit overig. glas ruit overig. glasachtig glazig bijv. naamw. glasachtig vitreus bijv. naamw. glasblazerij glasfabriek zelfst. naamw. glasblazerspijp blaaspijp zelfst. naamw. glasfabriek glasblazerij zelfst. naamw. glasgordijn vitrage zelfst. naamw. glashard keihard overig. glashelder begrijpelijk bijv. naamw. glashelder klaar bijv. naamw. glashelder kristalhelder bijv. naamw. glashelder duidelijk bijv. naamw. glasnost openheid zelfst. naamw. glaspapier schuurpapier overig. glasschilder glazenier zelfst. naamw. glasservies glaswerk zelfst. naamw. glasservies glaswaar zelfst. naamw. glaswaar glaswerk overig. glaswaar glasservies overig. glaswerk glasservies zelfst. naamw. glaswerk glaswaar zelfst. naamw. glaswerker glazenmaker overig. glazenier glasschilder zelfst. naamw. glazenkast porseleinkast overig. glazenkast dressoir overig. glazenkast vitrine overig. glazenkast uitstalkast overig. glazenkast toonkast overig. glazenmaker libel zelfst. naamw. glazenmaker glaswerker zelfst. naamw. glazenwisser trekker zelfst. naamw. glazig glasachtig bijv. naamw. glazig uitdrukkingsloos bijv. naamw. glazig wezenloos bijv. naamw. glazig wazig bijv. naamw. glazig nietszeggend bijv. naamw. glazig leeg bijv. naamw. glazuren verglazen werkwoord glazuur verglaassel zelfst. naamw. glazuur glazuurwerk zelfst. naamw. glazuurwerk verglaassel overig. glazuurwerk glazuur overig. gleuf groef zelfst. naamw. gleuf sleuf zelfst. naamw. gleuf opening zelfst. naamw. gleuf kier zelfst. naamw. gleuf kut overig. gleuven smaluithollingen overig. gleuven sleuven overig. gleuven groeven overig. glibberen glijden werkwoord glibberen glippen werkwoord glibberen slibberen werkwoord glibberen uitglijden werkwoord glibberig donker bijv. naamw. glibberig dubieus bijv. naamw. glibberig glad bijv. naamw. glibberig verdacht bijv. naamw. glibberig onguur bijv. naamw. glibberig obscuur bijv. naamw. glibberig duister bijv. naamw. glibberigheid gladheid zelfst. naamw. glij schuringsgeluid overig. glij fricatief overig. glijbaan glijplank zelfst. naamw. glijbaan roetsjbaan zelfst. naamw. glijden glibberen werkwoord glijden glippen werkwoord glijden roetsjen werkwoord glijdend flexibel bijv. naamw. glijdenschaal progressie overig. glijdenschaal escadrilleverband overig. glijmiddel vaginacrème overig. glijplank glijbaan zelfst. naamw. glijvlucht zweefvlucht overig. glimlach lachje overig. glimlach glimlachje overig. glimlachen glunderen werkwoord glimlachen grijnzen werkwoord glimlachen lachen werkwoord glimlachje lachje overig. glimlachje glimlach overig. glimmen blinken werkwoord glimmen glinsteren werkwoord glimmen stralen werkwoord glimmen glanzen zelfst. naamw. glimmen fonkelen werkwoord glimmend blinkend bijv. naamw. glimmer politieagent overig. glimp flits zelfst. naamw. glimp schijn zelfst. naamw. glimp vleugje zelfst. naamw. glimworm lichtkever overig. glimworm gloeiwormpje overig. glinsteren blinken werkwoord glinsteren glimmen werkwoord glinsteren schitteren werkwoord glinsteren fonkelen werkwoord glinsterend schitterend bijv. naamw. glinsterend fonkelend bijv. naamw. glinstering fonkeling zelfst. naamw. glinstering schittering zelfst. naamw. glinstering vonk zelfst. naamw. glinstering gefonkel zelfst. naamw. glinstering flakker zelfst. naamw. glippen glibberen werkwoord glippen losschieten werkwoord glippen rennen werkwoord glippen slippen werkwoord glippen wegglippen werkwoord glippen glijden werkwoord glippen floepen werkwoord glitter glamour zelfst. naamw. glitter sprankelen zelfst. naamw. glitter schittering zelfst. naamw. glitter fonkeling zelfst. naamw. glitter fonkelen zelfst. naamw. glitter klatergoud zelfst. naamw. glittertje paillet overig. glittertje lovertje overig. globaal bij benadering overig. globaal grof overig. globaal grofweg overig. globaal generaal overig. globaal algemeen overig. globaal wereldomvattend overig. globaliseren veralgemeniseren overig. globaliseren veralgemenen overig. globaliseren generaliseren overig. globe aardbol zelfst. naamw. globe aarde zelfst. naamw. globe bol zelfst. naamw. gloed elan zelfst. naamw. gloed glans zelfst. naamw. gloed hitte zelfst. naamw. gloed passie zelfst. naamw. gloed schijnsel zelfst. naamw. gloed warmte zelfst. naamw. gloed vuur zelfst. naamw. gloed vlam zelfst. naamw. gloed pit zelfst. naamw. gloed vurigheid zelfst. naamw. gloed overgave zelfst. naamw. gloed hartstochtelijkheid zelfst. naamw. gloed hartstocht zelfst. naamw. gloed straling zelfst. naamw. gloed schijn zelfst. naamw. gloednieuw nieuw bijv. naamw. gloednieuw ongebruikt overig. gloedvol zwierig overig. gloedvol bezield overig. gloeien blozen werkwoord gloeien branden werkwoord gloeien fonkelen werkwoord gloeien nasmeulen werkwoord gloeien blaken werkwoord gloeien kleuren werkwoord gloeien smeulen werkwoord gloeiend brandend bijv. naamw. gloeiend heet bijv. naamw. gloeiend roodgloeiend bijv. naamw. gloeiend vurig bijv. naamw. gloeiend verzengend bijv. naamw. gloeiend verterend bijv. naamw. gloeiend warm bijv. naamw. gloeiend hevig bijv. naamw. gloeiend fonkelend bijv. naamw. gloeiend fel bijv. naamw. gloeienoven vuurzee overig. gloeikousje kous zelfst. naamw. gloeilamp lamp zelfst. naamw. gloeilamp peer zelfst. naamw. gloeiwormpje lichtkever overig. gloeiwormpje glimworm overig. glooien hellen werkwoord glooien vervallen werkwoord glooien aflopen werkwoord glooiend aflopend bijv. naamw. glooiend heuvelachtig overig. glooiing glooiingshoek zelfst. naamw. glooiing helling zelfst. naamw. glooiing talud zelfst. naamw. glooiing dijkhelling zelfst. naamw. glooiing berm zelfst. naamw. glooiing afgang zelfst. naamw. glooiingshoek glooiing zelfst. naamw. gloren dagen werkwoord glorie glans zelfst. naamw. glorie heerlijkheid zelfst. naamw. glorie luister zelfst. naamw. glorie roem zelfst. naamw. glorierijk luisterrijk bijv. naamw. glorierijk roemrijk bijv. naamw. glorierijk verheerlijkt bijv. naamw. glorierijk zalig bijv. naamw. glorierijk heilig bijv. naamw. glorierijk roemvol bijv. naamw. glorierijk schitterend bijv. naamw. glorierijk prachtig bijv. naamw. glorierijk magnifiek bijv. naamw. glorierijk lustrijk bijv. naamw. glorietijd hoogtijdagen zelfst. naamw. glorietijd hoogtij zelfst. naamw. glorietijd glansperio zelfst. naamw. glorietijd bloeitijd zelfst. naamw. glorieus trots bijv. naamw. glorieus groots bijv. naamw. glorieus illuster bijv. naamw. glorieus prat bijv. naamw. glorieus flink bijv. naamw. glorieus fier bijv. naamw. glorificatie verheerlijking zelfst. naamw. glos uitleg zelfst. naamw. glossitis tongontsteking zelfst. naamw. glottis stemspleet zelfst. naamw. glucose dextrose zelfst. naamw. glucose druivensuiker zelfst. naamw. glucose druivesuiker zelfst. naamw. gluiperd gemenerik zelfst. naamw. gluiperd gladjanus zelfst. naamw. gluiperig achterbaks bijv. naamw. gluiperig doortrapt bijv. naamw. gluiperig geniepig bijv. naamw. gluiperig glibberig bijv. naamw. gluiperig schurkachtig bijv. naamw. gluiperig gemeen bijv. naamw. gluiperig stiekem bijv. naamw. gluiperig snood bijv. naamw. gluiperig slinks bijv. naamw. gluiperig listig bijv. naamw. gluiperig sluw bijv. naamw. gluiperig geraffineerd bijv. naamw. gluiperig gehaaid bijv. naamw. gluiperig vals bijv. naamw. gluiperig boosaardig bijv. naamw. gluiperig boefachtig bijv. naamw. glunderen glimlachen werkwoord glunderend vergenoegd overig. gluren begluren werkwoord gluren kijken werkwoord gluren piepen werkwoord gluten graanlijm zelfst. naamw. gluton lijm zelfst. naamw. gluur voyeur overig. gluurde gegluurd overig. glycerol oliezoet zelfst. naamw. gniffelen grinniken werkwoord gniffelen ginnegappen werkwoord gnoom aardmannetje zelfst. naamw. gnoom kabouter zelfst. naamw. gnoom kobold zelfst. naamw. gnoom aardgeest zelfst. naamw. goal doelpunt zelfst. naamw. goal treffer zelfst. naamw. goal doelwit zelfst. naamw. gobelin wandtapijt overig. gobelin wandkleed overig. god afgodsbeeld zelfst. naamw. God Almachtige zelfst. naamw. god godheid zelfst. naamw. God heer zelfst. naamw. God schepper zelfst. naamw. God opperwezen zelfst. naamw. god goddelijkheid zelfst. naamw. God Here zelfst. naamw. God Allah overig. goddelijk heerlijk bijv. naamw. goddelijk hemels bijv. naamw. goddelijk paradijselijk bijv. naamw. goddelijk verrukkelijk bijv. naamw. goddelijk zalig bijv. naamw. goddelijk ontzagwekkend bijv. naamw. goddelijkheid godheid zelfst. naamw. goddelijkheid god zelfst. naamw. goddeloos heilloos bijv. naamw. goddeloos afschuwelijk bijv. naamw. goddeloos atheïstisch bijv. naamw. goddeloos godloos bijv. naamw. goddeloos ongodsdienstig bijv. naamw. goddeloos ongoddelijk bijv. naamw. goddeloos verdorven bijv. naamw. goddeloos verderfelijk bijv. naamw. goddeloosheid atheïsme zelfst. naamw. godendom pantheon overig. godendom godenwereld overig. godendrank nectar overig. godenleer mythologie overig. godenspijs ambrozijn zelfst. naamw. godenspijs nectar zelfst. naamw. godenwereld pantheon overig. godenwereld godendom overig. godganselijk heel overig. godgeklaagd navrant bijv. naamw. godgeklaagd hemeltergend bijv. naamw. godgeleerd theologisch bijv. naamw. godgeleerdheid theologie zelfst. naamw. godheid afgod zelfst. naamw. godheid god zelfst. naamw. godheid goddelijkheid zelfst. naamw. godloochenaar paganist zelfst. naamw. godloochenarij godloochening overig. godloochenarij atheïsme overig. godloochening godloochenarij overig. godloochening atheïsme overig. godloos goddeloos overig. godloos atheïstisch overig. godsakker begraafplaats zelfst. naamw. godsbode godsgezant overig. godsdienst belijdenis zelfst. naamw. godsdienst geloof zelfst. naamw. godsdienst religie zelfst. naamw. godsdienstig geestelijk bijv. naamw. godsdienstig puriteins bijv. naamw. godsdienstig religieus bijv. naamw. godsdienstig vroom bijv. naamw. godsdienstig gelovig bijv. naamw. godsdienstig kerkelijk bijv. naamw. godsdienstig godvruchtig bijv. naamw. godsdienstige vrome overig. godsdienstige godvruchtige overig. godsdienstigheid vroomheid zelfst. naamw. godsdienstigheid godvruchtigheid zelfst. naamw. godsdienstigheid godvrezendheid zelfst. naamw. godsdienstoefening dienst zelfst. naamw. godsdienstoefening godsdienstplechtigheid zelfst. naamw. godsdienstoefening kerkdienst zelfst. naamw. godsdienstoefening eredienst zelfst. naamw. godsdienstoefening lof zelfst. naamw. godsdienstoefening gebed zelfst. naamw. godsdienstplechtigheid godsdienstoefening zelfst. naamw. godsgeweiden devoten overig. godsgezant godsbode overig. godsgezant hemelbode overig. godshuis kerkgebouw zelfst. naamw. godshuis tempel zelfst. naamw. godshuis synagoog zelfst. naamw. godshuis synagoge zelfst. naamw. godshuis moskee zelfst. naamw. godshuis kerk zelfst. naamw. godshuis bedehuis zelfst. naamw. godslasterend profaan bijv. naamw. godslasterend ontheiligend bijv. naamw. godslasterend godslasterlijk bijv. naamw. godslasterend blasfemisch bijv. naamw. godslastering blasfemie overig. godslasterlijk profaan bijv. naamw. godslasterlijk ontheiligend bijv. naamw. godslasterlijk godslasterend bijv. naamw. godslasterlijk blasfemisch bijv. naamw. godspraak orakel overig. godsvrucht geloof zelfst. naamw. godsvrucht vroomheid zelfst. naamw. godsvrucht godvruchtigheid zelfst. naamw. godsvrucht godvrezendheid zelfst. naamw. godsvruchtig vroom overig. godsvruchtig devoot overig. godvrezend devoot bijv. naamw. godvrezend gelovig bijv. naamw. godvrezend godsdienstig bijv. naamw. godvrezendheid devotie zelfst. naamw. godvrezendheid geloof zelfst. naamw. godvrezendheid vroomheid zelfst. naamw. godvrezendheid godvruchtigheid zelfst. naamw. godvrezendheid godsvrucht zelfst. naamw. godvrezendheid godsdienstigheid zelfst. naamw. godvruchtig godvrezend bijv. naamw. godvruchtig heilig bijv. naamw. godvruchtig religieus bijv. naamw. godvruchtig gelovig bijv. naamw. godvruchtig vroom bijv. naamw. godvruchtig kerkelijk bijv. naamw. godvruchtig godsdienstig bijv. naamw. godvruchtig geestelijk bijv. naamw. godvruchtige vrome overig. godvruchtige godsdienstige overig. godvruchtigheid devotie zelfst. naamw. godvruchtigheid vroomheid zelfst. naamw. godvruchtigheid godvrezendheid zelfst. naamw. godvruchtigheid godsvrucht zelfst. naamw. godvruchtigheid godsdienstigheid zelfst. naamw. goebuit snuifje overig. goebuit prijs overig. goed aantrekkelijk bijv. naamw. goed bruikbaar bijv. naamw. goed correct bijv. naamw. goed degelijk bijv. naamw. goed flink bijv. naamw. goed klasse bijv. naamw. goed kledingmateriaal zelfst. naamw. goed kleren zelfst. naamw. goed voorwerp zelfst. naamw. goed wasgoed zelfst. naamw. goed dik zelfst. naamw. goed eerlijk zelfst. naamw. goed fiks zelfst. naamw. goed lekker zelfst. naamw. goed landgoed zelfst. naamw. goed boerderij zelfst. naamw. goed bezitting zelfst. naamw. goed zaak zelfst. naamw. goed object zelfst. naamw. goed item zelfst. naamw. goed ding zelfst. naamw. goed artikel zelfst. naamw. goed precies zelfst. naamw. goed juist zelfst. naamw. goed keurig overig. goedaardig aangenaam bijv. naamw. goedaardig aardig bijv. naamw. goedaardig attent bijv. naamw. goedaardig behulpzaam bijv. naamw. goedaardig goedhartig bijv. naamw. goedaardig hulpvaardig bijv. naamw. goedaardig plezierig bijv. naamw. goedaardig voorkomend bijv. naamw. goedaardig vriendelijk bijv. naamw. goedaardig zachtaardig bijv. naamw. goedaardig zacht bijv. naamw. goedaardig benigne bijv. naamw. goedaardig zachtzinnig bijv. naamw. goedaardig zachtmoedig bijv. naamw. goedaardig mild bijv. naamw. goedaardig goeiig bijv. naamw. goedaardig goedmoedig bijv. naamw. goedaardig goedig bijv. naamw. goedaardig veilig bijv. naamw. goedaardig ongevaarlijk bijv. naamw. goedbedoeld welgemeend bijv. naamw. goeddeels overwegend overig. goeddeels merendeels overig. goeddeels grotendeels overig. goeddoen weldoen werkwoord goeddoen helpen werkwoord goeddraaiend goedlopend overig. goeddunken aanstaan werkwoord goeddunken believen zelfst. naamw. goede slag slaan klapper maken overig. goedemorgen goeiemorgen overig. goedendag dag overig. goederen handelsgoederen zelfst. naamw. goederen have zelfst. naamw. goederen koopwaar zelfst. naamw. goederen waar zelfst. naamw. goederen eigendom zelfst. naamw. goederen bezittingen zelfst. naamw. goederen bezit zelfst. naamw. goederen handelswaar zelfst. naamw. goederen waren zelfst. naamw. goederenhand markt overig. goederenhand handel overig. goederenhandel handel zelfst. naamw. goederenhandel markt zelfst. naamw. goederenloods goederenopslagruimte overig. goederenopslagruimte goederenloods overig. goederentransport goederenverkeer zelfst. naamw. goederenverkeer goederentransport zelfst. naamw. goederenvoorraad voorraad zelfst. naamw. goedertieren zachtmoedig bijv. naamw. goedertieren barmhartig bijv. naamw. goedertierenheid clementie zelfst. naamw. goedertierenheid genade zelfst. naamw. goedertierenheid gratie zelfst. naamw. goedertierenheid welwillendheid zelfst. naamw. goedertierenheid mildheid zelfst. naamw. goedertierenheid compassie zelfst. naamw. goedgebouwd slank overig. goedgebouwd rank overig. goedgebouwd maairijp overig. goedgebouwd flink overig. goedgebouwd bevallig overig. goedgebouwd welgevormd overig. goedgebouwd welgeschapen overig. goedgebouwd welgebouwd overig. goedgebouwd goedgevormd overig. goedgeefs genereus bijv. naamw. goedgeefs gul bijv. naamw. goedgeefs mild bijv. naamw. goedgeefs royaal bijv. naamw. goedgeefs scheutig bijv. naamw. goedgeefs vrijgevig bijv. naamw. goedgeefs ruimhartig bijv. naamw. goedgeefsheid royaliteit zelfst. naamw. goedgeefsheid mildheid zelfst. naamw. goedgeefsheid vrijgevigheid zelfst. naamw. goedgeefsheid scheutigheid zelfst. naamw. goedgeefsheid ruimhartigheid zelfst. naamw. goedgeefsheid gulheid zelfst. naamw. goedgehumeurd welgestemd overig. goedgehumeurd welgemoed overig. goedgehumeurd opgewekt overig. goedgehumeurd goedgeluimd overig. goedgekeurd aangenomen bijv. naamw. goedgekeurd aanvaard bijv. naamw. goedgekeurd accoord bijv. naamw. goedgekeurd erkend bijv. naamw. goedgekeurd geaccepteerd bijv. naamw. goedgelovig blind bijv. naamw. goedgelovig lichtgelovig bijv. naamw. goedgelovig naïef bijv. naamw. goedgelovigheid naïviteit zelfst. naamw. goedgelovigheid naïveteit zelfst. naamw. goedgelovigheid lichtgelovigheid zelfst. naamw. goedgeluimd opgewekt bijv. naamw. goedgeluimd welgemoed bijv. naamw. goedgeluimd welgestemd bijv. naamw. goedgeluimd goedgehumeurd bijv. naamw. goedgemutst opgewekt overig. goedgevormd welgevormd overig. goedgevormd welgeschapen overig. goedgevormd welgebouwd overig. goedgevormd goedgebouwd overig. goedgezind genegen bijv. naamw. goedgezind gunstig bijv. naamw. goedgezind welgezind bijv. naamw. goedgunstig genegen bijv. naamw. goedgunstig welwillend bijv. naamw. goedgunstigheid gratie zelfst. naamw. goedgunstigheid welwillendheid zelfst. naamw. goedhartig best bijv. naamw. goedhartig goedaardig bijv. naamw. goedhartig mild bijv. naamw. goedhartig zachtaardig bijv. naamw. goedhartig zachtmoedig bijv. naamw. goedhartig zachtzinnig bijv. naamw. goedhartig goedig bijv. naamw. goedhartig goeiig bijv. naamw. goedhartig goedmoedig bijv. naamw. goedhartig vriendelijk bijv. naamw. goedhartig voorkomend bijv. naamw. goedhartig plezierig bijv. naamw. goedhartig hulpvaardig bijv. naamw. goedhartig behulpzaam bijv. naamw. goedhartig attent bijv. naamw. goedhartig aardig bijv. naamw. goedhartig aangenaam bijv. naamw. goedhartig zacht bijv. naamw. goedhartig welwillend bijv. naamw. goedhartig mak bijv. naamw. goedhartig clement bijv. naamw. goedheiligman sinterklaas zelfst. naamw. goedig goedhartig bijv. naamw. goedig zachtzinnig bijv. naamw. goedig zachtmoedig bijv. naamw. goedig zachtaardig bijv. naamw. goedig mild bijv. naamw. goedig goeiig bijv. naamw. goedig goedmoedig bijv. naamw. goedig goedaardig bijv. naamw. goedje materiaal zelfst. naamw. goedje spul zelfst. naamw. goedje spullen zelfst. naamw. goedje zaken zelfst. naamw. goedje zaakjes zelfst. naamw. goedje waar zelfst. naamw. goedje dingen zelfst. naamw. goedkeuren accepteren werkwoord goedkeuren autoriseren werkwoord goedkeuren bekrachtigen werkwoord goedkeuren billijken werkwoord goedkeuren fiatteren werkwoord goedkeuren toestaan werkwoord goedkeuren permitteren werkwoord goedkeuren goedvinden werkwoord goedkeuren toestemmen werkwoord goedkeuren beamen werkwoord goedkeuren staven werkwoord goedkeuren bevestigen werkwoord goedkeuren homologeren werkwoord goedkeuren bezegelen werkwoord goedkeuren vergunnen werkwoord goedkeuren toelaten werkwoord goedkeuren laten werkwoord goedkeuren inwilligen werkwoord goedkeuren gunnen werkwoord goedkeuren duren werkwoord goedkeuren dulden werkwoord goedkeurend instemmend bijv. naamw. goedkeurend toestemmend bijv. naamw. goedkeuring aanvaarding zelfst. naamw. goedkeuring accoord zelfst. naamw. goedkeuring akkoord zelfst. naamw. goedkeuring instemming zelfst. naamw. goedkeuring permissie zelfst. naamw. goedkeuring toestemming zelfst. naamw. goedkeuring goedvinden zelfst. naamw. goedkeuring fiat zelfst. naamw. goedkoop billijk bijv. naamw. goedkoop flauw bijv. naamw. goedkoopheid goedkoopte zelfst. naamw. goedkoopte goedkoopheid overig. goedleers bevattelijk overig. goedlopend goeddraaiend overig. goedmaken bijleggen werkwoord goedmaken bijspijkeren werkwoord goedmaken compenseren werkwoord goedmaken herstellen werkwoord goedmaken rechttrekken werkwoord goedmaken rechtzetten werkwoord goedmaken repareren werkwoord goedmaken verbeteren werkwoord goedmaken vergoeden werkwoord goedmaken renoveren werkwoord goedmaken herzien werkwoord goedmaken corrigeren werkwoord goedmaken bijwerken werkwoord goedmaken beteren werkwoord goedmaken inhalen werkwoord goedmaken rechtstrijken werkwoord goedmaken maken werkwoord goedmaken fiksen werkwoord goedmoedig zachtzinnig bijv. naamw. goedmoedig zachtmoedig bijv. naamw. goedmoedig zachtaardig bijv. naamw. goedmoedig mild bijv. naamw. goedmoedig goeiig bijv. naamw. goedmoedig goedig bijv. naamw. goedmoedig goedhartig bijv. naamw. goedmoedig goedaardig bijv. naamw. goedpraten verbloemen werkwoord goedpraten vergoelijken werkwoord goedpraten rechtpraten werkwoord goedvinden autoriseren werkwoord goedvinden fiatteren werkwoord goedvinden toestaan werkwoord goedvinden permissie zelfst. naamw. goedvinden permitteren werkwoord goedvinden goedkeuren werkwoord goedvinden toestemming werkwoord goedvinden goedkeuring werkwoord goedvinden fiat werkwoord goedvinden akkoord werkwoord goedvinden toestemmen werkwoord goedvinden toegeven werkwoord goedvinden vergunnen werkwoord goedvinden toelaten werkwoord goedvinden laten werkwoord goedvinden inwilligen werkwoord goedvinden gunnen werkwoord goedvinden duren werkwoord goedvinden dulden werkwoord goedwillendheid welwillendheid zelfst. naamw. goedwillig welwillend bijv. naamw. goedzak goeierd zelfst. naamw. goedzak lobbes zelfst. naamw. goedzak sul zelfst. naamw. goedzittend draagbaar bijv. naamw. goeiemorgen goedemorgen overig. goeierd goedzak zelfst. naamw. goeierd sul zelfst. naamw. goeierd sul overig. goeiig best bijv. naamw. goeiig zachtzinnig bijv. naamw. goeiig zachtmoedig bijv. naamw. goeiig zachtaardig bijv. naamw. goeiig mild bijv. naamw. goeiig goedmoedig bijv. naamw. goeiig goedig bijv. naamw. goeiig goedhartig bijv. naamw. goeiig goedaardig bijv. naamw. goekwaliteit gedegenheid overig. goekwaliteit deugdelijkheid overig. goekwaliteit degelijkheid overig. goenaam goereputatie overig. goereputatie goenaam overig. goeroe wijze zelfst. naamw. goeverhouding gelijkmatigheid overig. goeverhouding evenredigheid overig. gok luifel zelfst. naamw. gok neus zelfst. naamw. gok waagstuk zelfst. naamw. gok risicovolonderneming zelfst. naamw. gok risico zelfst. naamw. gok kans zelfst. naamw. gok gewaagonderneming zelfst. naamw. gokautomaat fruitautomaat zelfst. naamw. gokhal speelhuis overig. gokhuis casino overig. gokken gissen werkwoord gokken raden werkwoord gokken speculeren werkwoord gokker kansspeler zelfst. naamw. gokker speler zelfst. naamw. gokspel kansspel overig. gokspel geluksspel overig. gokster speelster overig. gokster kansspeelster overig. golf bocht zelfst. naamw. golf golving zelfst. naamw. golf roller zelfst. naamw. golf stortvloed zelfst. naamw. golf vloedgolf zelfst. naamw. golf zee zelfst. naamw. golf breker zelfst. naamw. golf undulatie zelfst. naamw. golf ondulatie zelfst. naamw. golf golflijn zelfst. naamw. golf golfbeweging zelfst. naamw. golf baar overig. golf baar overig. golf baar overig. golfbaan links zelfst. naamw. golfbaan course overig. golfbaan fairway overig. golfbeweging undulatie overig. golfbeweging ondulatie overig. golfbeweging golving zelfst. naamw. golfbeweging golflijn overig. golfbeweging golf overig. golfbreker havendam overig. golfclub golfstok overig. golfclub golfstick overig. golfclub club overig. golfje rimpeling overig. golfjongen cad overig. golflengte frequentie zelfst. naamw. golflengte aslengte zelfst. naamw. golflijn undulatie overig. golflijn ondulatie overig. golflijn golving overig. golflijn golfbeweging overig. golflijn golf overig. golfstick club zelfst. naamw. golfstick golfstok zelfst. naamw. golfstick golfclub zelfst. naamw. golfstok club zelfst. naamw. golfstok golfstick zelfst. naamw. golfstok golfclub zelfst. naamw. golven deinen werkwoord golven fluctueren werkwoord golven pulseren werkwoord golven baar zelfst. naamw. golven zee zelfst. naamw. golvend gegolfd overig. golving golf zelfst. naamw. golving rimpel zelfst. naamw. golving slag zelfst. naamw. golving undulatie zelfst. naamw. golving ondulatie zelfst. naamw. golving golflijn zelfst. naamw. golving golfbeweging zelfst. naamw. gom lijm zelfst. naamw. gomboom eucalyptus overig. gona geslachtsklier overig. goniometrie wiskunde zelfst. naamw. gonorroe druiper zelfst. naamw. gonorroe gonorroea zelfst. naamw. gonorroea gonorroe overig. gonorroea druiper overig. gonzen brommen werkwoord gonzen zoemen werkwoord gonzend zoemend overig. goochelaar artiest zelfst. naamw. goochelaar tovenaar zelfst. naamw. goochelaar magier zelfst. naamw. goochelaar kunstenmaker zelfst. naamw. goochelaar illusionist zelfst. naamw. goochelaar goochelaarster zelfst. naamw. goochelaarster magiër overig. goochelaarster kunstenmaker overig. goochelaarster illusionist overig. goochelaarster goochelaar overig. goochelarij gegoochel overig. goochelarij goochelkunst overig. goochelarij hocus-pocus overig. goochelen toveren werkwoord goochelkunst goochelarij overig. goochelkunstje goocheltruc overig. goocheltruc goochelkunstje overig. goochem clever bijv. naamw. goochem schrander bijv. naamw. goochem slim bijv. naamw. goochem uitgekookt bijv. naamw. goochem uitgeslapen bijv. naamw. goochem kien bijv. naamw. goochemerd slimmerik overig. goochemerds slimmeriken overig. goochemerds leperikken overig. goochemerds leperds overig. goochemheid uitgeslapenheid zelfst. naamw. goochemheid schranderheid zelfst. naamw. gooi worp overig. gooien keilen werkwoord gooien kieperen werkwoord gooien slingeren werkwoord Gooien Werpen werkwoord gooien smijten werkwoord gooien smijten werkwoord gooien smijten werkwoord gooier werper overig. goor groezelig bijv. naamw. goor ranzig bijv. naamw. goor smerig bijv. naamw. goor vies bijv. naamw. goor walgelijk bijv. naamw. goor weerzinwekkend bijv. naamw. goor onappetijtelijk bijv. naamw. goor stuitend bijv. naamw. goor onverkwikkelijk bijv. naamw. goorheid smerigheid zelfst. naamw. goorheid vuilheid zelfst. naamw. goorheid groezeligheid zelfst. naamw. goorlap viezerik overig. goorling viezerik overig. goorling smeerlap overig. goorpijp smeerlap zelfst. naamw. goot dakgoot zelfst. naamw. goot vaargeul zelfst. naamw. goot sleuf zelfst. naamw. goot groef zelfst. naamw. goot geul zelfst. naamw. Goot barbaar zelfst. naamw. Goot Gotisch zelfst. naamw. gootlijst kranslijst overig. gootst aanrecht overig. gootsteen aanrecht zelfst. naamw. gord riem overig. gord ceintuur overig. gord vestingmuur overig. gord zone overig. gord territorium overig. gord terrein overig. gord streek overig. gord gebied overig. gordel band zelfst. naamw. gordel ceintuur zelfst. naamw. gordel riem zelfst. naamw. gordel vestingmuur zelfst. naamw. gordel zone zelfst. naamw. gordeldier armadil overig. gordelroos huiduitslag overig. gordijn jaloezie zelfst. naamw. gordijn voorhang zelfst. naamw. gordijnen voorhangen zelfst. naamw. gordijntje valletje overig. gordijnvuren spervuren overig. gorgeldrank spoeldrank overig. gorgelen spoelen werkwoord gorgelen afspoelen werkwoord gorgonzola kaas zelfst. naamw. gors schor zelfst. naamw. gort gortenpap zelfst. naamw. gort grutten zelfst. naamw. gort gepelgerst zelfst. naamw. gort gruzelementen overig. gortenpap gort zelfst. naamw. gortenpap pap zelfst. naamw. gortig bont bijv. naamw. goser vent overig. goser knul overig. goser knakker overig. goser ker overig. goser gozer overig. Gotisch Goot overig. gotspe brutaliteit zelfst. naamw. goud metaal zelfst. naamw. goudbrasem goudvis overig. gouddelver goudzoeker zelfst. naamw. gouden goudkleurig bijv. naamw. gouden goudgeel bijv. naamw. goudgeel goudkleurig overig. goudgeel gouden overig. goudgekleur goudkleur overig. goudgeld goudstuk overig. goudhaantje goudsbloemvogeltje overig. goudkleur goudgekleur overig. goudkleurig gouden bijv. naamw. goudkleurig gulden bijv. naamw. goudkleurig goudgeel bijv. naamw. goudmerk proef zelfst. naamw. goudpleister afkoopsom zelfst. naamw. goudrenet roodbruin overig. goudsbloemvogeltje goudhaantje overig. goudstaaf baar zelfst. naamw. goudstuk goudgeld overig. goudvink vink zelfst. naamw. goudvink geluksvog zelfst. naamw. goudvink gelukskind zelfst. naamw. goudvink bofkont zelfst. naamw. goudvink boffer zelfst. naamw. goudvis goudbrasem overig. goudzoeker gouddelver zelfst. naamw. gourmand smulpaap zelfst. naamw. gourmet lekkerbek zelfst. naamw. gourmet snoeper zelfst. naamw. gourmet smulpaap zelfst. naamw. gourmet likkepot zelfst. naamw. gourmet likkebaard zelfst. naamw. gouvernante kinderjuffrouw zelfst. naamw. gouvernement regering overig. gouvernement kabinet overig. gouvernement gezag overig. gouverneur landvoogd zelfst. naamw. gouverneur stadhou zelfst. naamw. gouverneur rijksbestuurder zelfst. naamw. gouverneur regent zelfst. naamw. gouw landstreek zelfst. naamw. gouw streek zelfst. naamw. gouw regio zelfst. naamw. gouw plaats zelfst. naamw. gouw oord zelfst. naamw. gouw gewest zelfst. naamw. gouw gebied zelfst. naamw. gozer bink zelfst. naamw. gozer kerel zelfst. naamw. gozer knul zelfst. naamw. gozer vent zelfst. naamw. gozer jongen zelfst. naamw. gozer knakker zelfst. naamw. gozer ker zelfst. naamw. gozer goser zelfst. naamw. gozer man zelfst. naamw. gozer gast zelfst. naamw. graad bul zelfst. naamw. graad gradatie zelfst. naamw. graad mate zelfst. naamw. graad peil zelfst. naamw. graad thermometergraad zelfst. naamw. graad niveau zelfst. naamw. graad warmtegraad zelfst. naamw. graadboog hoekmeter overig. graadboog gradenboog overig. graadmeetapparaat graadmeter zelfst. naamw. graadmeetapparaat gradenmeter zelfst. naamw. graadmeter graadmeetapparaat zelfst. naamw. graadmeter indicator zelfst. naamw. graadmeter gradenmeter zelfst. naamw. graaf landgraaf zelfst. naamw. graafmachine graafwerktuig overig. graafmachine excavateur overig. graafwerk grondwerk zelfst. naamw. graafwerktuig graafmachine overig. graafwerktuig excavateur overig. graag gaarne bijv. naamw. graagte gretigheid overig. graaien grabbelen werkwoord graaien snuffelen werkwoord graaien wegkapen werkwoord graaien snaaien werkwoord graaien pikken werkwoord graaien jatten werkwoord graaien grissen werkwoord graaien grijpen werkwoord graaien rommelen werkwoord graan gerst zelfst. naamw. graan koren zelfst. naamw. graanlijm gluten zelfst. naamw. graanoogst graanproductie overig. graanopslag korenschuur overig. graanopslag graansilo overig. graanopslag graanschuur overig. graanopslag graanpakhuis overig. graanpakhuis graansilo zelfst. naamw. graanpakhuis korenschuur zelfst. naamw. graanpakhuis graanschuur zelfst. naamw. graanpakhuis graanopslag zelfst. naamw. graanproductie graanoogst overig. graanschuur korenschuur overig. graanschuur graansilo overig. graanschuur graanpakhuis overig. graanschuur graanopslag overig. graanschuur vergaren overig. graanschuur oogsten overig. graansilo graanpakhuis zelfst. naamw. graansilo korenschuur zelfst. naamw. graansilo graanschuur zelfst. naamw. graansilo graanopslag zelfst. naamw. graansilo silo zelfst. naamw. graansoort tarwe zelfst. naamw. graat visgraat overig. graatachtig graatmager overig. graatmager graatachtig overig. graatrib spitsboog overig. grabbelen graaien werkwoord grabbelen rommelen werkwoord grabbelen snuffelen werkwoord gracht kanaal zelfst. naamw. gracht stadsgracht zelfst. naamw. gracht sing zelfst. naamw. gracht vaart zelfst. naamw. grachtenhuis grachtenpand zelfst. naamw. grachtenpand grachtenhuis zelfst. naamw. gracieus aanvallig bijv. naamw. gracieus elegant bijv. naamw. gracieus rank bijv. naamw. gracieus sierlijk bijv. naamw. gracieus bevallig bijv. naamw. gradatie graad zelfst. naamw. gradatie mate zelfst. naamw. gradaties graderingen zelfst. naamw. gradaties niveaus zelfst. naamw. gradenboog hoekmeter overig. gradenboog graadboog overig. gradenmeter graadmeter overig. gradenmeter graadmeetapparaat overig. graderingen gradaties zelfst. naamw. gradueel subtiel bijv. naamw. gradueel trapsgewijs bijv. naamw. gradueel opklimmend bijv. naamw. graecisme barbarisme zelfst. naamw. graf crypte zelfst. naamw. graf dood zelfst. naamw. graf grafkuil zelfst. naamw. graf grafsteen zelfst. naamw. graf rustplaats zelfst. naamw. graf grafplaats zelfst. naamw. grafdelver doodgraver zelfst. naamw. grafdicht lijkzang overig. grafgewelf graftombe zelfst. naamw. grafgewelf grafkel zelfst. naamw. grafheuv tumulus overig. grafiek diagram zelfst. naamw. grafiek prentkunst zelfst. naamw. grafiet potlood zelfst. naamw. grafkamer catacombe zelfst. naamw. grafkamer graftombe zelfst. naamw. grafkamer grafkel zelfst. naamw. grafkel graftombe overig. grafkel grafkamer overig. grafkel grafgewelf overig. grafkelder graf zelfst. naamw. grafkelder graftombe zelfst. naamw. grafkisten lijkkisten overig. grafkisten doodkisten overig. grafkuil graf zelfst. naamw. grafkuil grafplaats zelfst. naamw. grafmonument grafsteen zelfst. naamw. grafmonument tombe zelfst. naamw. grafmonument grafzerk zelfst. naamw. grafmonument grafst zelfst. naamw. grafnaald obelisk overig. grafnaald gedenknaald overig. grafplaats grafkuil overig. grafplaats graf overig. grafplaats rustplaats overig. grafplaats crypte overig. grafrede lijkrede zelfst. naamw. grafschrift epitafium overig. grafschrift epitaaf overig. grafst grafzerk overig. grafst grafmonument overig. grafsteen epitaaf zelfst. naamw. grafsteen grafzerk zelfst. naamw. graftombe grafgewelf zelfst. naamw. graftombe grafkelder zelfst. naamw. graftombe zerk zelfst. naamw. graftombe grafkel zelfst. naamw. graftombe grafkamer zelfst. naamw. grafzang lijkzang overig. grafzerk grafsteen zelfst. naamw. grafzerk grafst zelfst. naamw. grafzerk grafmonument zelfst. naamw. gram boosheid zelfst. naamw. gram gewicht zelfst. naamw. gram toorn zelfst. naamw. grammatica morfologie zelfst. naamw. grammatica spraakleer zelfst. naamw. grammatica spraakkunst zelfst. naamw. grammofoon pick-up zelfst. naamw. grammofoon platenspeler zelfst. naamw. grammofoon schijf zelfst. naamw. grammofoon draaitafel zelfst. naamw. grammofoonplaat plaat zelfst. naamw. grammofoonplaat schijf zelfst. naamw. grammofoonplaat lp zelfst. naamw. grammofoonplaat elpee zelfst. naamw. grammofoonplaat album zelfst. naamw. gramschap boosheid zelfst. naamw. gramschap toorn zelfst. naamw. gramschap wrevel zelfst. naamw. granaat explosief zelfst. naamw. granaat projectiel zelfst. naamw. granaat bom zelfst. naamw. grandeur indrukwekkendheid zelfst. naamw. grandeur grootsheid zelfst. naamw. grandioos fantastisch bijv. naamw. grandioos geweldig bijv. naamw. grandioos groots bijv. naamw. grandioos magnifiek bijv. naamw. grandioos schitterend bijv. naamw. grandioos uitstekend bijv. naamw. grandioos voortreffelijk bijv. naamw. grandioos enorm bijv. naamw. grandioos uitnemend bijv. naamw. graniet hardsteen zelfst. naamw. grap aardigheid zelfst. naamw. grap bak zelfst. naamw. grap jen zelfst. naamw. grap kwinkslag zelfst. naamw. grap mop zelfst. naamw. grap ui zelfst. naamw. grap scherts zelfst. naamw. grap grol zelfst. naamw. grap canard zelfst. naamw. grap gein zelfst. naamw. grap klucht zelfst. naamw. grap dwaasheid zelfst. naamw. grap gekheid zelfst. naamw. grapjas guit zelfst. naamw. grapjas lolbroek zelfst. naamw. grapjassen schertsen werkwoord grapje geintje zelfst. naamw. grapje gekheid zelfst. naamw. grapje scherts zelfst. naamw. grapje pretje zelfst. naamw. grapje lolletje zelfst. naamw. grapje gein zelfst. naamw. grapje aardigheid zelfst. naamw. grapje spottenopmerking zelfst. naamw. grapje mopje zelfst. naamw. grapjes lolletjes zelfst. naamw. grapjes moppen zelfst. naamw. grapjes schertsen zelfst. naamw. grappen schertsen werkwoord grappen gekscheren werkwoord grappen dollen werkwoord grappen moppen zelfst. naamw. grappenmaker grapjas zelfst. naamw. grappenmaker komiek zelfst. naamw. grappenmaker paljas zelfst. naamw. grappenmaker potsenmaker zelfst. naamw. grappenmaker nar zelfst. naamw. grappenmaker bedrieger zelfst. naamw. grappenmaker uilenspieg zelfst. naamw. grappenmaker snaak zelfst. naamw. grappenmaker pias zelfst. naamw. grappenmaker olijkerd zelfst. naamw. grappenmaker mallerd zelfst. naamw. grappenmaker guit zelfst. naamw. grappenmaker lolbroek zelfst. naamw. grappenmakers paljassen overig. grappenmakers komieken overig. grappenmakers komedianten overig. grappig geestig bijv. naamw. grappig geinig bijv. naamw. grappig koddig bijv. naamw. grappig komiek bijv. naamw. grappig komisch bijv. naamw. grappig lachwekkend bijv. naamw. grappig leuk bijv. naamw. grappig lollig bijv. naamw. grappig hartveroverend bijv. naamw. grappig amusant bijv. naamw. grappig kluchtig bijv. naamw. grappig humoristisch bijv. naamw. grappig raar bijv. naamw. grappigheid vermakelijkheid zelfst. naamw. grappigheid snaaksheid zelfst. naamw. grappigheid koddigheid zelfst. naamw. grappigheid kluchtigheid zelfst. naamw. gras grasmat zelfst. naamw. gras mat zelfst. naamw. graseten weiden overig. graseten grazen overig. graseten afgrazen overig. grasgroen groen bijv. naamw. grashalm grasspriet zelfst. naamw. grasland wei zelfst. naamw. grasland weiland zelfst. naamw. grasland weide zelfst. naamw. grasmaaier grasmaaimachine zelfst. naamw. grasmaaimachine grasmaaier zelfst. naamw. grasmaand april overig. grasmat gras zelfst. naamw. grasmat mat zelfst. naamw. grasmat grastapijt zelfst. naamw. grasperk grasveld overig. grasperk gazon overig. graspieper pieper zelfst. naamw. grasspriet grashalm zelfst. naamw. grastapijt grasmat overig. grasveld gazon zelfst. naamw. grasveld grasperk zelfst. naamw. graszode zode zelfst. naamw. graszode plag zelfst. naamw. gratie bekoorlijkheid zelfst. naamw. gratie elegantie zelfst. naamw. gratie genade zelfst. naamw. gratie goedertierenheid zelfst. naamw. gratie goedgunstigheid zelfst. naamw. gratie kwijtschelding zelfst. naamw. gratie charme zelfst. naamw. gratie bekoring zelfst. naamw. gratie aantrekkingskracht zelfst. naamw. gratie aantrekkelijkheid zelfst. naamw. gratie aanlokkelijkheid zelfst. naamw. gratie welwillendheid zelfst. naamw. gratie amnestie zelfst. naamw. gratie pardon zelfst. naamw. gratie begenadiging zelfst. naamw. gratificatie bonus zelfst. naamw. gratis kosteloos bijv. naamw. gratis noppes bijv. naamw. gratis voor de nop bijv. naamw. gratis zonkosten bijv. naamw. gratuit ongegrond bijv. naamw. grauw grijs bijv. naamw. grauw groezelig bijv. naamw. grauw troosteloos bijv. naamw. grauw vaal bijv. naamw. grauw gepeupel zelfst. naamw. grauw snauw zelfst. naamw. grauw rapaille bijv. naamw. grauw plebs bijv. naamw. grauw grom bijv. naamw. grauw vreugdeloos bijv. naamw. grauw triest bijv. naamw. grauw somber bijv. naamw. grauw mistroostig bijv. naamw. grauwen snauwen werkwoord grauwheid eentonigheid zelfst. naamw. grauwheid somberheid zelfst. naamw. grauwheid kleurloosheid zelfst. naamw. grauwheid grijsheid zelfst. naamw. grauwheid grauwte zelfst. naamw. grauwkleurig grijs bijv. naamw. grauwte somberheid overig. grauwte kleurloosheid overig. grauwte grijsheid overig. grauwte grauwheid overig. graveer plaatsnij overig. graveer graveur overig. graveernaald graveerstift overig. graveerstift graveernaald overig. graveerwerk gravure overig. graveerwerk graveren overig. gravel steengruis overig. gravel gruis overig. gravel grind overig. graven delven werkwoord graven opgraven werkwoord graven speuren werkwoord graven scheppen werkwoord graven opdelven werkwoord graven schrammen werkwoord graver delver zelfst. naamw. graveren etsen werkwoord graveren slijpen werkwoord graveren gravure zelfst. naamw. graveren graveerwerk werkwoord graveren griffen werkwoord graveren griffelen werkwoord graveur plaatsnij overig. graveur graveer overig. graviditeit zwangerschap zelfst. naamw. gravin landgravin zelfst. naamw. gravitatie zwaartekracht zelfst. naamw. gravure ets zelfst. naamw. gravure graveren zelfst. naamw. gravure plaat zelfst. naamw. gravure graveerwerk zelfst. naamw. grazen weiden werkwoord grazen graseten werkwoord grazen afgrazen werkwoord greep beheersing zelfst. naamw. greep handgreep zelfst. naamw. greep handje zelfst. naamw. greep kolf zelfst. naamw. greep vastpakken zelfst. naamw. greep beetpakken zelfst. naamw. greep beetnemen zelfst. naamw. greep hendel zelfst. naamw. greep handvat zelfst. naamw. greep handel zelfst. naamw. grein korrel zelfst. naamw. grein korreltje zelfst. naamw. grein korr zelfst. naamw. greintje zweem zelfst. naamw. grenadier keursoldaat overig. grend schuif overig. grend knip overig. grend tong overig. grend schoot overig. grendel knip zelfst. naamw. grendel schuif zelfst. naamw. grendelen vergrendelen werkwoord grendelen sluiten werkwoord grendelen locken werkwoord grendelen dichtmaken werkwoord grendelen dichtdoen werkwoord grendelen borgen werkwoord grendelen afsluiten werkwoord grendelen afgrendelen werkwoord greneboom denneboom zelfst. naamw. greneboom dennenboom zelfst. naamw. greneboom sparreboom zelfst. naamw. greneboom sparrenboom zelfst. naamw. greneboom mastspar zelfst. naamw. grenen grenenhout zelfst. naamw. grenen pijnboomhout zelfst. naamw. grenenhout grenen zelfst. naamw. grenenhout pijnboomhout zelfst. naamw. grens begrenzing zelfst. naamw. grens grenswaarde zelfst. naamw. grens limiet zelfst. naamw. grens rijksgrens zelfst. naamw. grens uiterst zelfst. naamw. grens uiterste zelfst. naamw. grens gemeentegebied zelfst. naamw. grens grenslijn zelfst. naamw. grens landgrens zelfst. naamw. grens grenswaar zelfst. naamw. grensgebied grensstreek zelfst. naamw. grensgebied randgebied zelfst. naamw. grensgebied zelfkant zelfst. naamw. grenskantoor douanekantoor zelfst. naamw. grenskantoor douane zelfst. naamw. grenslijn demarcatie zelfst. naamw. grenslijn schreef zelfst. naamw. grenslijn grens zelfst. naamw. grenspaal paal zelfst. naamw. grensstreek grensgebied zelfst. naamw. grensverleggend innovatief bijv. naamw. grenswaar limiet overig. grenswaar grens overig. grenswaarde grens zelfst. naamw. grenswaarde limiet zelfst. naamw. grenzeloos onbeperkt bijv. naamw. grenzeloos mateloos bijv. naamw. grenzeloosheid mateloosheid zelfst. naamw. grenzen raken werkwoord grenzen limieten zelfst. naamw. greppel sloot zelfst. naamw. gretig gulzig bijv. naamw. gretig happig bijv. naamw. gretig begerig bijv. naamw. gretigheid graagte zelfst. naamw. gretigheid vraatzuchtigheid zelfst. naamw. gretigheid schrokachtigheid zelfst. naamw. gretigheid gulzigheid zelfst. naamw. gretigheid begerigheid zelfst. naamw. gretigheid hebzucht zelfst. naamw. gretigheid hebberigheid zelfst. naamw. gribus krottenwijk overig. gribus krottenbuurt overig. gribus achterbuurt overig. grief belediging zelfst. naamw. grief beproeving zelfst. naamw. grief bezwaar zelfst. naamw. grief krenking zelfst. naamw. grief kwelling zelfst. naamw. grief temptatie zelfst. naamw. grief nood zelfst. naamw. grief ergernis zelfst. naamw. grief bezoeking zelfst. naamw. grief klagen zelfst. naamw. grief klacht zelfst. naamw. grief verschrikking zelfst. naamw. grief torment zelfst. naamw. grief agonie zelfst. naamw. Griek Helleen overig. grieks gymnasuim overig. Grieks betreffenGriekenland overig. grienen huilen werkwoord grienen snikken werkwoord grienen snotteren werkwoord grienen janken werkwoord griep influenza zelfst. naamw. griepen klieren werkwoord griepen zeiken werkwoord griepen etteren werkwoord griepje kou zelfst. naamw. griet grutto zelfst. naamw. griet meid zelfst. naamw. griet meisje zelfst. naamw. grieven beledigen werkwoord grieven krenken werkwoord grieven kwetsen werkwoord grievend kwetsend bijv. naamw. grievend beledigend bijv. naamw. grievend hatelijk bijv. naamw. grievend krenkend bijv. naamw. griez griezeltje overig. griez engerd overig. griezel engerd zelfst. naamw. griezel rilling zelfst. naamw. griezel huivering zelfst. naamw. griezelen gruwelen werkwoord griezelen gruwen werkwoord griezelen huiveren werkwoord griezelfilm thriller zelfst. naamw. griezelig akelig bijv. naamw. griezelig angstaanjagend bijv. naamw. griezelig angstig bijv. naamw. griezelig benauwend bijv. naamw. griezelig eng bijv. naamw. griezelig sinister bijv. naamw. griezelig macaber bijv. naamw. griezelig spookachtig bijv. naamw. griezelig vreeswekkend bijv. naamw. griezelig vreesaanjagend bijv. naamw. griezelig schrikwekkend bijv. naamw. griezelig schrikaanjagend bijv. naamw. griezelig angstwekkend bijv. naamw. griezelig onvoorzichtig bijv. naamw. griezelig geheimzinnig bijv. naamw. griezeltje griez overig. griezeltje engerd overig. griezelverhaal thriller zelfst. naamw. grif gretig overig. grif vlot overig. grif grifweg overig. griffel schrijfstift overig. griffel grift overig. griffelen griffen werkwoord griffelen graveren werkwoord griffen griffelen werkwoord griffen graveren werkwoord griffie kanselarij zelfst. naamw. grift schrijfstift overig. grift griffel overig. grifweg vlot bijv. naamw. grifweg grif bijv. naamw. grijns grimas zelfst. naamw. grijns sneer zelfst. naamw. grijns grijnslach zelfst. naamw. grijnslach grimas overig. grijnslach grijns overig. grijnslach sneer overig. grijnzen glimlachen werkwoord grijnzen grimassen werkwoord grijnzen meesmuilen werkwoord grijnzen trekkebekken werkwoord grijnzen sneren werkwoord grijpbaar voelbaar overig. grijpbaar tastbaar overig. grijpbaar stoffelijk overig. grijpbaar konkreet overig. grijpbaar duidelijk overig. grijpbaar concreet overig. grijpbaar aanraakbaar overig. grijpen aanrijden werkwoord grijpen beetgrijpen werkwoord grijpen beetpakken werkwoord grijpen graaien werkwoord grijpen klauwen werkwoord grijpen pakken werkwoord grijpen toeslaan werkwoord grijpen toetasten werkwoord grijpen vangen werkwoord grijpen vastpakken werkwoord grijpen vatten werkwoord grijpen verstrikken werkwoord grijpen wegkapen werkwoord grijpen arresteren zelfst. naamw. grijpen vastgrijpen werkwoord grijpen bemachtigen werkwoord grijpen aangrijpen werkwoord grijpen vastnemen werkwoord grijpen beetnemen werkwoord grijpen aanpakken werkwoord grijpen snaaien werkwoord grijpen pikken werkwoord grijpen jatten werkwoord grijpen grissen werkwoord grijpen vastklampen werkwoord grijpen aanklampen werkwoord grijpen toegrijpen werkwoord grijpen ingrijpen werkwoord grijperkraan grijpkraan overig. grijpkraan grijperkraan overig. grijpstuiver bijverdienste zelfst. naamw. grijpstuiver fooi zelfst. naamw. grijpstuiver hand zelfst. naamw. grijpstuiver schnabbel zelfst. naamw. grijs al te erg bijv. naamw. grijs bedekt bijv. naamw. grijs eeuwenoud bijv. naamw. grijs grauw bijv. naamw. grijs grauwkleurig bijv. naamw. grijs grijsharig bijv. naamw. grijsaard patriarch zelfst. naamw. grijsaard grijskop zelfst. naamw. grijsachtig grijzig overig. grijsharig grijs bijv. naamw. grijsheid somberheid zelfst. naamw. grijsheid kleurloosheid zelfst. naamw. grijsheid grauwte zelfst. naamw. grijsheid grauwheid zelfst. naamw. grijskop grijsaard overig. grijzig grijsachtig overig. gril bevlieging zelfst. naamw. gril nuk zelfst. naamw. gril speling zelfst. naamw. gril kuur zelfst. naamw. gril bui zelfst. naamw. gril luim zelfst. naamw. grillen barbecuen werkwoord grillen roosteren werkwoord grillen grilleren werkwoord grilleren roosteren werkwoord grilleren grillen werkwoord grilleren barbecuen werkwoord grillig capricieus bijv. naamw. grillig kronkelend bijv. naamw. grillig wispelturig bijv. naamw. grillig onvoorspelbaar bijv. naamw. grillig onberekenbaar bijv. naamw. grillig nukkig bijv. naamw. grilligheid wispelturigheid zelfst. naamw. grilligheid luimigheid zelfst. naamw. grimas frats zelfst. naamw. grimas grijns zelfst. naamw. grimas smoel zelfst. naamw. grimas grijnslach zelfst. naamw. grimassen grijnzen werkwoord grimassen trekkebekken werkwoord grime cosmetica zelfst. naamw. grime make-up zelfst. naamw. grime maquillage zelfst. naamw. grime schmink zelfst. naamw. grime visagie zelfst. naamw. grime opmaak zelfst. naamw. grimeren maquilleren werkwoord grimeren schminken werkwoord grimeren maquilleren overig. grimmig bedreigend bijv. naamw. grimmig verbeten bijv. naamw. grimmig boosaardig bijv. naamw. grind grindsteen zelfst. naamw. grind steengruis zelfst. naamw. grind gruis zelfst. naamw. grind gravel zelfst. naamw. grind kiezelsteentjes zelfst. naamw. grind kiezels zelfst. naamw. grind keizand zelfst. naamw. grinden grinten werkwoord grindsteen grind zelfst. naamw. grindsteen kiezelsteentjes zelfst. naamw. grindsteen kiezels zelfst. naamw. grindsteen keizand zelfst. naamw. grinniken ginnegappen werkwoord grinniken gniffelen werkwoord grinniken proesten werkwoord grinten grinden werkwoord grip vat zelfst. naamw. grissen graaien werkwoord grissen nemen werkwoord grissen wegkapen werkwoord grissen snaaien werkwoord grissen pikken werkwoord grissen jatten werkwoord grissen grijpen werkwoord grissen ontfutselen werkwoord grissen inpikken werkwoord grissen gappen werkwoord grissen bietsen werkwoord grissen aftroggelen werkwoord grissen afpakken werkwoord groef gleuf zelfst. naamw. groef groeve zelfst. naamw. groef inkeping zelfst. naamw. groef kerf zelfst. naamw. groef lijn zelfst. naamw. groef plooi zelfst. naamw. groef rimpel zelfst. naamw. groef schram zelfst. naamw. groef sleuf zelfst. naamw. groef vaargeul zelfst. naamw. groef goot zelfst. naamw. groef geul zelfst. naamw. groef uitsparing zelfst. naamw. groef split zelfst. naamw. groef scheur zelfst. naamw. groef reet zelfst. naamw. groef opening zelfst. naamw. groef kloof zelfst. naamw. groef gat zelfst. naamw. groef barst zelfst. naamw. groei expansie zelfst. naamw. groei groeiproces zelfst. naamw. groei het opgroeien zelfst. naamw. groei stijging zelfst. naamw. groei toename zelfst. naamw. groei uitbreiding zelfst. naamw. groei wasdom zelfst. naamw. groei groeien zelfst. naamw. groei accres zelfst. naamw. groei ontwikkeling zelfst. naamw. groei ontplooiing zelfst. naamw. groei bloei zelfst. naamw. groei vergroting zelfst. naamw. groei uitzetting zelfst. naamw. groei aanvulling zelfst. naamw. groei versterking zelfst. naamw. groei vermeerdering zelfst. naamw. groei vermedevuldigen zelfst. naamw. groei verhoging zelfst. naamw. groei toeneming zelfst. naamw. groei aanwinst zelfst. naamw. groei aanwas zelfst. naamw. groei aangroei zelfst. naamw. groeien gedijen werkwoord groeien groot worden werkwoord groeien omhooggaan werkwoord groeien opgroeien werkwoord groeien toenemen werkwoord groeien groeiproces zelfst. naamw. groeien groei werkwoord groeien vermeerderen werkwoord groeien stijgen werkwoord groeien opzetten werkwoord groeien aanzwellen werkwoord groeien aanwinnen werkwoord groeien aanwassen werkwoord groeien aangroeien werkwoord groeihormoon somatotrofine zelfst. naamw. groeikracht levensvatbaarheid overig. groeiproces groei zelfst. naamw. groeiproces groeien zelfst. naamw. groeisel poliep zelfst. naamw. groeisel uitwas zelfst. naamw. groen grasgroen bijv. naamw. groen groenkleurig bijv. naamw. groen hard bijv. naamw. groen onervaren bijv. naamw. groen groenvoorziening zelfst. naamw. groen groengekleurd bijv. naamw. groen pril overig. groen pril overig. groen pril overig. groenachtig groenig overig. groengekleurd groenkleurig overig. groengekleurd groen overig. groenig groenachtig overig. groenkleurig groen bijv. naamw. groenkleurig groengekleurd bijv. naamw. groenkoker beginner zelfst. naamw. groente ui zelfst. naamw. groenteboer groenteman zelfst. naamw. groentehandel groentewink overig. groenteman groenteboer zelfst. naamw. groentensoep groentesoep zelfst. naamw. groententuin groentetuin zelfst. naamw. groentesoep bouillon zelfst. naamw. groentesoep groentensoep zelfst. naamw. groentesoep soep zelfst. naamw. groentetuin groententuin zelfst. naamw. groentetuin moestuin zelfst. naamw. groentetuin volkstuin zelfst. naamw. groentewink groentehandel overig. groentje beginner zelfst. naamw. groentje feut zelfst. naamw. groentje lafbek zelfst. naamw. groentje melkmuil zelfst. naamw. groentje nieuweling zelfst. naamw. groentje nieuwkomer zelfst. naamw. groentje zuigeling zelfst. naamw. groentje foet zelfst. naamw. groentje eerstejaars zelfst. naamw. groentje lafaard zelfst. naamw. groenzoeter beginner zelfst. naamw. groep categorie zelfst. naamw. groep club zelfst. naamw. groep horde zelfst. naamw. groep samenscholing zelfst. naamw. groep toneelgezelschap zelfst. naamw. groep troep zelfst. naamw. groep band zelfst. naamw. groep vlucht zelfst. naamw. groep stel zelfst. naamw. groep set zelfst. naamw. groep school zelfst. naamw. groep schare zelfst. naamw. groep kudde zelfst. naamw. groep hoop zelfst. naamw. groep drift zelfst. naamw. groep bende zelfst. naamw. groep accumulatie zelfst. naamw. groep gezelschap zelfst. naamw. groep theatergroep zelfst. naamw. groep theaterensemble zelfst. naamw. groep ensemble zelfst. naamw. groep contingent overig. groeperen indelen werkwoord groeperen ordenen werkwoord groeperen systematiseren werkwoord groeperen arrangeren werkwoord groepering beweging zelfst. naamw. groepering kring zelfst. naamw. groepering partij zelfst. naamw. groepering factie zelfst. naamw. groepje club zelfst. naamw. groepslid lid zelfst. naamw. groepstaal jargon overig. groepstaal bargoens overig. groepstaal jargon overig. groepstaal bargoens overig. groepstaal jargon overig. groepstaal bargoens overig. groet begroeting zelfst. naamw. groet groeten zelfst. naamw. groet handgebaar zelfst. naamw. groet welkomstgroet zelfst. naamw. groet saluut zelfst. naamw. groeten afscheid nemen werkwoord groeten salueren werkwoord groeten gegroet zelfst. naamw. groeten groet zelfst. naamw. groeten begroeten zelfst. naamw. groeten groetjes overig. groeten groetjes overig. groeten groetjes overig. groetjes groeten overig. groetjes groeten overig. groetjes groeten overig. groeve catacombe zelfst. naamw. groeve groef zelfst. naamw. groeve mijngroeve zelfst. naamw. groeve mijnschacht zelfst. naamw. groeve steengroeve zelfst. naamw. groeve mijn zelfst. naamw. groeven inkerven werkwoord groeven insnijden werkwoord groeven smaluithollingen werkwoord groeven sleuven werkwoord groeven gleuven werkwoord groezelig bedoezeld bijv. naamw. groezelig beduimeld bijv. naamw. groezelig morsig bijv. naamw. groezelig gevlekt bijv. naamw. groezelig bevuild bijv. naamw. groezelig besmeurd bijv. naamw. groezelig viezig bijv. naamw. groezelig smoezelig bijv. naamw. groezeligheid vuilheid zelfst. naamw. groezeligheid goorheid zelfst. naamw. Groezië Georgië overig. grof fors bijv. naamw. grof grofgebouwd bijv. naamw. grof platvloers bijv. naamw. grof schunnig bijv. naamw. grof vulgair bijv. naamw. grof cru bijv. naamw. grof plat bijv. naamw. grof ordinair bijv. naamw. grof alledaags bijv. naamw. grof vunzig bijv. naamw. grof triviaal bijv. naamw. grof lomp bijv. naamw. grof laag-bij-de-grond bijv. naamw. grof banaal bijv. naamw. grof ruw bijv. naamw. grof onbeschoft overig. grof onbeschoft overig. grof onbeschoft overig. grofgebouwd grof bijv. naamw. grofgebouwd lomp bijv. naamw. grofgebouwd plomp bijv. naamw. grofgebouwd ruw bijv. naamw. grofheid botheid zelfst. naamw. grofheid schofterigheid zelfst. naamw. grofheid onbeschaafdheid zelfst. naamw. grofvuil afval zelfst. naamw. grofvuil vuilnis zelfst. naamw. grofvuil vullis zelfst. naamw. grofvuil voddengoed zelfst. naamw. grofvuil romm zelfst. naamw. grofvuil huisvuil zelfst. naamw. grofvuil huisafval zelfst. naamw. grofvuil drek zelfst. naamw. grofweg bij benadering overig. grofweg rudimentair overig. grofweg benaderend overig. grol farce zelfst. naamw. grol scherts zelfst. naamw. grol kwinkslag zelfst. naamw. grol grap zelfst. naamw. grol canard zelfst. naamw. grom snauw overig. grom grauw overig. grommen brommen werkwoord grompot brombeer zelfst. naamw. grompot mopperaar zelfst. naamw. grompot knorrepot zelfst. naamw. grompot kankeraar zelfst. naamw. grompot brompot zelfst. naamw. grond aardbodem zelfst. naamw. grond aarde zelfst. naamw. grond aardkorst zelfst. naamw. grond akker zelfst. naamw. grond bodem zelfst. naamw. grond essentie zelfst. naamw. grond grondslag zelfst. naamw. grond uitgangspunt zelfst. naamw. grond vloer zelfst. naamw. grond veld zelfst. naamw. grond bouwland zelfst. naamw. grond bodemoppervlak zelfst. naamw. grond vertrekpunt zelfst. naamw. grond principe zelfst. naamw. grond grondstelling zelfst. naamw. grond grondgedachte zelfst. naamw. grond fundament zelfst. naamw. grond beginsel zelfst. naamw. grond basis zelfst. naamw. grond land zelfst. naamw. grond reden zelfst. naamw. grond reden zelfst. naamw. grond reden zelfst. naamw. grondachtig leemachtig overig. grondbeginsel basis zelfst. naamw. grondbeginsel beginsel zelfst. naamw. grondbeginsel fundament zelfst. naamw. grondbeginsel grondslag zelfst. naamw. grondbeginsel grondstelling zelfst. naamw. grondbeginsel hoeksteen zelfst. naamw. grondbeginsel principe zelfst. naamw. grondbeginsel uitgangspunt zelfst. naamw. grondbeginsel hoekst zelfst. naamw. grondbeginsel basisbeginsel zelfst. naamw. grondbeginsel grondreg zelfst. naamw. grondbeginsel grondbegrip zelfst. naamw. grondbeginselen basisbeginselen overig. grondbeginselen alfabet overig. grondbeginselen ABC overig. grondbegrip beginsel zelfst. naamw. grondbegrip uitgangspunt zelfst. naamw. grondbegrip principe zelfst. naamw. grondbegrip hoekst zelfst. naamw. grondbegrip grondstelling zelfst. naamw. grondbegrip grondslag zelfst. naamw. grondbegrip grondreg zelfst. naamw. grondbegrip grondbeginsel zelfst. naamw. grondbegrip fundament zelfst. naamw. grondbegrip basisbeginsel zelfst. naamw. grondbegrip basis zelfst. naamw. grondbestanddeel hoofdbestanddeel zelfst. naamw. grondbezit landeigendom overig. grondbezit landbezit overig. grondbezit grondeigendom overig. grondbezit huizen overig. grondbezitter landheer zelfst. naamw. grondbezitter landeigenaar zelfst. naamw. grondbezitter landbezitter zelfst. naamw. grondbezitter grondeigenaar zelfst. naamw. grondboor aardboor zelfst. naamw. grondeigenaar landheer overig. grondeigenaar landeigenaar overig. grondeigenaar landbezitter overig. grondeigenaar grondbezitter overig. grondeigendom landeigendom overig. grondeigendom landbezit overig. grondeigendom grondbezit overig. grondeigenschap grondstelling overig. grondeigenschap axioma overig. grondeloos onpeilbaar bijv. naamw. gronden baseren werkwoord gronden funderen werkwoord gronden aarden werkwoord gronden grondvesten werkwoord gronden grondverven werkwoord grondgebied domein zelfst. naamw. grondgebied erf zelfst. naamw. grondgebied terrein zelfst. naamw. grondgebied territorium zelfst. naamw. grondgebieden territoria overig. grondgedachte hoofdgedachte zelfst. naamw. grondgedachte motief zelfst. naamw. grondgedachte uitgangspunt zelfst. naamw. grondgedachte vertrekpunt zelfst. naamw. grondgedachte veronderstelling zelfst. naamw. grondgedachte uitgangsvorm zelfst. naamw. grondgedachte principe zelfst. naamw. grondgedachte grondslag zelfst. naamw. grondgedachte fundering zelfst. naamw. grondgedachte beginsel zelfst. naamw. grondgedachte basis zelfst. naamw. grondgedachte grondstelling zelfst. naamw. grondgedachte grondlijn zelfst. naamw. grondgedachte fundament zelfst. naamw. grondgedachte basislijn zelfst. naamw. grondgedachte grond zelfst. naamw. grondig absoluut bijv. naamw. grondig diepgaand bijv. naamw. grondig gedegen bijv. naamw. grondig helemaal bijv. naamw. grondig totaal bijv. naamw. grondig volkomen bijv. naamw. grondig zorgvuldig bijv. naamw. grondig degelijk bijv. naamw. grondig geducht bijv. naamw. grondig diepgravend bijv. naamw. grondig voornaamste bijv. naamw. grondiger nader overig. grondigheid gedegenheid zelfst. naamw. grondkapitaal stamkapitaal overig. grondlaag grondverf overig. grondlaag onderlaag overig. grondlegger grondvester zelfst. naamw. grondlegger oprichter zelfst. naamw. grondlegger oprichtster zelfst. naamw. grondlegger stamvader zelfst. naamw. grondlegger stichter zelfst. naamw. grondlegger stamva zelfst. naamw. grondlijn hoofdlijn overig. grondlijn basislijn overig. grondlijn vertrekpunt overig. grondlijn veronderstelling overig. grondlijn uitgangsvorm overig. grondlijn uitgangspunt overig. grondlijn principe overig. grondlijn grondstelling overig. grondlijn grondslag overig. grondlijn grondgedachte overig. grondlijn fundering overig. grondlijn fundament overig. grondlijn beginsel overig. grondlijn basis overig. grondoppervlak grondoppervlakte overig. grondoppervlakte grondoppervlak overig. grondorganisatie infrastructuur overig. grondpatroon motief zelfst. naamw. grondplan plattegrond zelfst. naamw. grondplan stadskaart zelfst. naamw. grondreg uitgangspunt overig. grondreg principe overig. grondreg hoekst overig. grondreg grondstelling overig. grondreg grondslag overig. grondreg grondbegrip overig. grondreg grondbeginsel overig. grondreg fundament overig. grondreg beginsel overig. grondreg basisbeginsel overig. grondreg basis overig. grondslag basis zelfst. naamw. grondslag basisprincipe zelfst. naamw. grondslag bouwfundament zelfst. naamw. grondslag grondbeginsel zelfst. naamw. grondslag uitgangspunt zelfst. naamw. grondslag fundament zelfst. naamw. grondslag vertrekpunt zelfst. naamw. grondslag veronderstelling zelfst. naamw. grondslag uitgangsvorm zelfst. naamw. grondslag principe zelfst. naamw. grondslag grondgedachte zelfst. naamw. grondslag fundering zelfst. naamw. grondslag beginsel zelfst. naamw. grondslag hoekst zelfst. naamw. grondslag grondstelling zelfst. naamw. grondslag basisbeginsel zelfst. naamw. grondslag grondreg zelfst. naamw. grondslag grondbegrip zelfst. naamw. grondslag grondlijn zelfst. naamw. grondslag basislijn zelfst. naamw. grondslag grond zelfst. naamw. grondslagen fundamenten zelfst. naamw. grondslagen theorie zelfst. naamw. grondslagen bases zelfst. naamw. grondsoort klei zelfst. naamw. grondsop zetsel overig. grondsop moer overig. grondsop droesem overig. grondsop drab overig. grondsop dik overig. grondsop bezinksel overig. grondsop sediment overig. grondsop residu overig. grondsop depot overig. grondsop afzetsel overig. grondsoppen droesem overig. grondsoppen drab overig. grondstelling axioma zelfst. naamw. grondstelling beginsel zelfst. naamw. grondstelling grondbeginsel zelfst. naamw. grondstelling hoofdstelling zelfst. naamw. grondstelling principe zelfst. naamw. grondstelling uitgangspunt zelfst. naamw. grondstelling grondeigenschap zelfst. naamw. grondstelling hoekst zelfst. naamw. grondstelling grondslag zelfst. naamw. grondstelling fundament zelfst. naamw. grondstelling basisbeginsel zelfst. naamw. grondstelling basis zelfst. naamw. grondstelling grondreg zelfst. naamw. grondstelling grondbegrip zelfst. naamw. grondstelling vertrekpunt zelfst. naamw. grondstelling veronderstelling zelfst. naamw. grondstelling uitgangsvorm zelfst. naamw. grondstelling grondlijn zelfst. naamw. grondstelling grondgedachte zelfst. naamw. grondstelling fundering zelfst. naamw. grondstelling basislijn zelfst. naamw. grondstelling grond zelfst. naamw. grondstof bestanddeel zelfst. naamw. grondstof bouwstof zelfst. naamw. grondstof component zelfst. naamw. grondstof materiaal zelfst. naamw. grondstof materie zelfst. naamw. grondthema leidmotief zelfst. naamw. grondverf verf zelfst. naamw. grondverf grondlaag zelfst. naamw. grondverven gronden werkwoord grondvesten constitueren werkwoord grondvesten funderen werkwoord grondvesten oprichten werkwoord grondvesten stichten werkwoord grondvesten vestigen werkwoord grondvesten gronden werkwoord grondvester grondlegger zelfst. naamw. grondvester stichter zelfst. naamw. grondvester stamva zelfst. naamw. grondvester oprichtster zelfst. naamw. grondvester oprichter zelfst. naamw. grondvesting oprichting zelfst. naamw. grondvlak basis zelfst. naamw. grondvorm hoofdvorm overig. grondvorm basisvorm overig. grondwaterspiegel grondwaterstand zelfst. naamw. grondwaterstand grondwaterspiegel zelfst. naamw. grondwerk graafwerk zelfst. naamw. grondwet constitutie zelfst. naamw. grondwettelijk staatsrechtelijk bijv. naamw. grondwettelijk grondwettig bijv. naamw. grondwettelijk constitutioneel bijv. naamw. grondwettig staatsrechtelijk overig. grondwettig grondwettelijk overig. grondwettig constitutioneel overig. groot aanzienlijk bijv. naamw. groot bijzonder bijv. naamw. groot flink bijv. naamw. groot vermaard bijv. naamw. groot beroemd bijv. naamw. groot belangrijk bijv. naamw. groot bekend bijv. naamw. groot omvangrijk overig. groot gewichig overig. groot gewichig overig. groot gewichig overig. Groot-Brittannië Brittannië overig. grootbedrijf bedrijf zelfst. naamw. grootbrengen opfokken werkwoord grootbrengen opvoeden werkwoord grootbrengen opleiden werkwoord grootbrengen kweken werkwoord grootbrengen dresseren werkwoord grootbrengen vormen werkwoord grootbrengen opvoeden zelfst. naamw. groothandel grossier zelfst. naamw. groothandel grossierderij zelfst. naamw. groothandelaar grossier zelfst. naamw. groothartig grootmoedig bijv. naamw. grootheid eenheid zelfst. naamw. grootheid eminentie zelfst. naamw. grootheid verhevenheid zelfst. naamw. grootheid verheffing zelfst. naamw. grootheid hoogheid zelfst. naamw. grootheid edel zelfst. naamw. grootheid aanzien zelfst. naamw. grootheidswaan grootheidswaanzin zelfst. naamw. grootheidswaan paranoia zelfst. naamw. grootheidswaanzin grootheidswaan zelfst. naamw. groothertog vorst zelfst. naamw. grootje bliksem zelfst. naamw. grootje grootmoeder zelfst. naamw. grootje opoe zelfst. naamw. grootje oma zelfst. naamw. grootje grootmoe zelfst. naamw. grootmama oma zelfst. naamw. grootmoe opoe overig. grootmoe oma overig. grootmoe grootje overig. grootmoeder grootje zelfst. naamw. grootmoeder oma zelfst. naamw. grootmoeder bestje zelfst. naamw. grootmoeder bestemoer zelfst. naamw. grootmoeder best zelfst. naamw. grootmoeder bes zelfst. naamw. grootmoedig edel bijv. naamw. grootmoedig groothartig bijv. naamw. grootmoedig groots bijv. naamw. grootmoedig nobel bijv. naamw. grootmoedig edelmoedig bijv. naamw. grootmoedigheid edelmoedigheid zelfst. naamw. grootmoedigheid generositeit zelfst. naamw. grootpapa opa overig. grootpapa grootva overig. groots fantastisch bijv. naamw. groots grandioos bijv. naamw. groots grootmoedig bijv. naamw. groots grootschalig bijv. naamw. groots grootscheeps bijv. naamw. groots indrukwekkend bijv. naamw. groots puik bijv. naamw. groots trots bijv. naamw. groots veelomvattend bijv. naamw. groots weids bijv. naamw. groots glansrijk bijv. naamw. groots glorieus bijv. naamw. groots koninklijk bijv. naamw. groots massaal bijv. naamw. groots nobel bijv. naamw. groots edelmoedig bijv. naamw. groots edel bijv. naamw. groots geweldig bijv. naamw. groots fenomenaal bijv. naamw. groots reuze bijv. naamw. groots ontzagwekkend bijv. naamw. groots imposant bijv. naamw. groots imponerend bijv. naamw. groots prat bijv. naamw. groots flink bijv. naamw. groots fier bijv. naamw. groots voortreffelijk bijv. naamw. groots uitstekend bijv. naamw. groots uitnemend bijv. naamw. groots schitterend bijv. naamw. groots magnifiek bijv. naamw. groots uitvoerig bijv. naamw. grootschalig groots bijv. naamw. grootschalig veelomvattend bijv. naamw. grootschalig reuze bijv. naamw. grootschalig uitvoerig bijv. naamw. grootschalig grootscheeps bijv. naamw. grootscheeps groots bijv. naamw. grootscheeps veelomvattend bijv. naamw. grootscheeps uitvoerig bijv. naamw. grootscheeps grootschalig bijv. naamw. grootsheid majesteit zelfst. naamw. grootsheid indrukwekkendheid zelfst. naamw. grootsheid grandeur zelfst. naamw. grootspraak dikdoenerij zelfst. naamw. grootspraak gebluf zelfst. naamw. grootspraak bravoure zelfst. naamw. grootspraak snoeverij zelfst. naamw. grootspraak opschepperij zelfst. naamw. grootspraak gepoch zelfst. naamw. grootspraak gebral zelfst. naamw. grootspraak branie zelfst. naamw. grootsprakerig snoevend overig. grootsprakerig pocherig overig. grootsprakerig opschepperig overig. grootsprakerig brallerig overig. grootspreekster zij overig. grootspreekster zegt overig. grootspreekster declamatrice overig. grootspreekster declamator overig. grootspreken bluffen werkwoord grootspreken opscheppen werkwoord grootspreken opsnijden werkwoord grootspreken snoeven werkwoord grootspreker opschepper zelfst. naamw. grootspreker snoever zelfst. naamw. grootst maximaal bijv. naamw. grootst meest bijv. naamw. grootst uiterst bijv. naamw. grootst hoogst bijv. naamw. grootst extreem bijv. naamw. grootst ergst bijv. naamw. grootst buitengewoon bijv. naamw. grootst bijzonder bijv. naamw. grootstedelijk metropolitisch bijv. naamw. grootstedelijk grootsteeds bijv. naamw. grootsteeds metropolitisch overig. grootsteeds grootstedelijk overig. grootte afmeting zelfst. naamw. grootte dimensie zelfst. naamw. grootte formaat zelfst. naamw. grootte maat zelfst. naamw. grootte omvang zelfst. naamw. grootte proportie zelfst. naamw. grootva opa overig. grootva grootpapa overig. grootvader opa zelfst. naamw. grootvader opa overig. grootwinkelbedrijf warenhuis zelfst. naamw. grootwinkelbedrijf markt zelfst. naamw. grootwinkelbedrijf handelscentrum zelfst. naamw. grootzeil zeil zelfst. naamw. gros massa zelfst. naamw. gros merendeel zelfst. naamw. gros meerderheid zelfst. naamw. grossier groothandel zelfst. naamw. grossier groothandelaar zelfst. naamw. grossierderij groothandel zelfst. naamw. grot druipsteengrot zelfst. naamw. grot spelonk zelfst. naamw. grot hol zelfst. naamw. grote figuurlijk bijv. naamw. grote omvangrijke bijv. naamw. grote uitgestrekte bijv. naamw. grote volwassene zelfst. naamw. grote plaats alternatief overig. grotendeels hoofdzakelijk overig. grotendeels overwegend overig. grotendeels merendeels overig. grotendeels goeddeels overig. groter hoger bijv. naamw. groter hogere bijv. naamw. grotesk bizar bijv. naamw. grotesk bespottelijk bijv. naamw. groteske potsierlijk overig. grotonderzoek speleologie overig. groutanker bouwprojecten overig. gruis metselspecie zelfst. naamw. gruis puin zelfst. naamw. gruis pulver zelfst. naamw. gruis steengruis zelfst. naamw. gruis stof zelfst. naamw. gruis grind zelfst. naamw. gruis gravel zelfst. naamw. gruis steenslag zelfst. naamw. gruis split zelfst. naamw. gruis mort zelfst. naamw. gruis macadam zelfst. naamw. gruis bik zelfst. naamw. gruis specie zelfst. naamw. gruizig geil bijv. naamw. grut kriel overig. grut kleingoed overig. grutten gort werkwoord grutten gepelgerst werkwoord grutter kruidenier overig. grutterswaren kruidenierswaren overig. grutto griet zelfst. naamw. gruw verschrikking overig. gruw watergruw overig. gruw wreedheid overig. gruw wandaad overig. gruw gruweldaad overig. gruwel wandaad zelfst. naamw. gruwel watergruwel zelfst. naamw. gruweldaad wandaad zelfst. naamw. gruweldaad wreedheid zelfst. naamw. gruweldaad gruw zelfst. naamw. gruweldaden gruwelstukken overig. gruwelen griezelen werkwoord gruwelen gruwen werkwoord gruwelen wandaden zelfst. naamw. gruwelijk afgrijselijk bijv. naamw. gruwelijk afschuwelijk bijv. naamw. gruwelijk enorm bijv. naamw. gruwelijk verschrikkelijk bijv. naamw. gruwelijk vreselijk bijv. naamw. gruwelstukken gruweldaden overig. gruwen griezelen werkwoord gruwen gruwelen werkwoord gruwen huiveren werkwoord gruwen walging zelfst. naamw. gruwen weerzin werkwoord gruwen afgrijzen werkwoord gruwen walgen overig. gruzelementen diggelen zelfst. naamw. gruzelementen gort overig. gsm mobieltje overig. gsm mobieltje overig. gsm mobieltje overig. guerrilla oorlog zelfst. naamw. guerrilla opstandeling zelfst. naamw. guerrilla partizaan zelfst. naamw. guerrilla strijder zelfst. naamw. guerrillastrij guerrillero overig. guerrillastrij guerrillera overig. guerrillastrij guerrillastrijdster overig. guerrillastrijder guerrillero zelfst. naamw. guerrillastrijdster guerrillero overig. guerrillastrijdster guerrillera overig. guerrillastrijdster guerrillastrij overig. guerrillera guerrillero overig. guerrillera guerrillastrijdster overig. guerrillera guerrillastrij overig. guerrillero guerrillastrijder zelfst. naamw. guerrillero guerrillera zelfst. naamw. guerrillero guerrillastrijdster zelfst. naamw. guerrillero guerrillastrij zelfst. naamw. guillotine valbijl overig. guillotineren terechtstellen werkwoord Guinea Guinee overig. Guinee Guinea overig. guirlande slinger zelfst. naamw. guirlande bloemenslinger zelfst. naamw. guirlande bloemenfestoen zelfst. naamw. guit bengel zelfst. naamw. guit stinkerd zelfst. naamw. guit snaak zelfst. naamw. guit rakker zelfst. naamw. guit deugniet zelfst. naamw. guit uilenspieg zelfst. naamw. guit pias zelfst. naamw. guit paljas zelfst. naamw. guit olijkerd zelfst. naamw. guit mallerd zelfst. naamw. guit komiek zelfst. naamw. guit grappenmaker zelfst. naamw. guiten schavuiten overig. guiten gladakkers overig. guiten deugnieten overig. guiten boefjes overig. guiten olijkerds overig. guitenstreek schelmstuk overig. guitig olijk bijv. naamw. guitig ondeugend bijv. naamw. guitig schalks bijv. naamw. guitig vlot bijv. naamw. guitig spotachtig bijv. naamw. guitig snaaks bijv. naamw. guitig schelms bijv. naamw. guitig schelmachtig bijv. naamw. guitig schalkachtig bijv. naamw. guitig kwajongensachtig bijv. naamw. guitig bengelachtig bijv. naamw. guitigheid ondeugd zelfst. naamw. gul genereus bijv. naamw. gul goedgeefs bijv. naamw. gul vrijgevig bijv. naamw. gul hartelijk bijv. naamw. gul scheutig bijv. naamw. gul royaal bijv. naamw. gul rijkelijk bijv. naamw. gul kwistig bijv. naamw. gul ruimhartig bijv. naamw. gul mild bijv. naamw. gul edelmoedig bijv. naamw. gulden goudkleurig bijv. naamw. gulden bal zelfst. naamw. gulden pegel zelfst. naamw. gulden piek zelfst. naamw. gulden pop zelfst. naamw. gulden florijn overig. guldenmuntstuk piek zelfst. naamw. gulheid vrijgevigheid zelfst. naamw. gulheid scheutigheid zelfst. naamw. gulheid ruimhartigheid zelfst. naamw. gulheid royaliteit zelfst. naamw. gulheid goedgeefsheid zelfst. naamw. gulp broeksgulp zelfst. naamw. gulpen gutsen werkwoord gulzig vraatzuchtig bijv. naamw. gulzig begerig bijv. naamw. gulzig gretig bijv. naamw. gulzig overdreven bijv. naamw. gulzig erg bijv. naamw. gulzig bont bijv. naamw. gulzigaard schrokop zelfst. naamw. gulzigaard slokop zelfst. naamw. gulzigaard veelvraat zelfst. naamw. gulzigaard vreetzak zelfst. naamw. gulzigheid vraatzuchtigheid zelfst. naamw. gulzigheid schrokachtigheid zelfst. naamw. gulzigheid gretigheid zelfst. naamw. gulzigheid begerigheid zelfst. naamw. gulzigheid vraatzucht zelfst. naamw. gummi rubber overig. gummi elastiek overig. gummilaars kaplaars overig. gunnen schenken werkwoord gunnen toebedelen werkwoord gunnen toestaan werkwoord gunnen vergunnen werkwoord gunnen toestemmen werkwoord gunnen toelaten werkwoord gunnen permitteren werkwoord gunnen laten werkwoord gunnen inwilligen werkwoord gunnen goedvinden werkwoord gunnen goedkeuren werkwoord gunnen duren werkwoord gunnen dulden werkwoord gunnen toewijzen werkwoord gunnen toekennen werkwoord gunst aalmoes zelfst. naamw. gunst dienst zelfst. naamw. gunst gratie zelfst. naamw. gunst privilege zelfst. naamw. gunst zegening zelfst. naamw. gunst genade zelfst. naamw. gunsteling favoriet zelfst. naamw. gunsteling lieveling zelfst. naamw. gunsteling uitverkorene zelfst. naamw. gunstig goedgezind bijv. naamw. gunstig positief bijv. naamw. gunstig dienstig bijv. naamw. gunstig bevorderlijk bijv. naamw. gunstige veelbelovende bijv. naamw. gunstige voorspoedige bijv. naamw. guts stroom overig. gutsen druipen werkwoord gutsen gieten werkwoord gutsen gulpen werkwoord guur bar bijv. naamw. guur bitter bijv. naamw. guur boos bijv. naamw. guur kil bijv. naamw. guur koud bijv. naamw. guur onguur bijv. naamw. guur ruw bijv. naamw. guur schraal bijv. naamw. guur schriel bijv. naamw. guur snijdend bijv. naamw. guurheid schrilheid zelfst. naamw. guurheid scherpte zelfst. naamw. guurheid scherpheid zelfst. naamw. guurheid schelheid zelfst. naamw. guurheid felheid zelfst. naamw. guurheid zuurheid zelfst. naamw. guurheid wrangheid zelfst. naamw. guurheid stugheid zelfst. naamw. guurheid strengheid zelfst. naamw. guurheid rinsheid zelfst. naamw. guurheid hardheid zelfst. naamw. guurheid bitterheid zelfst. naamw. gymnasium gymnastieklokaal overig. gymnastieklokaal gymnasium overig. gymnastiekvereniging sportclub zelfst. naamw. gymnasuim grieks overig. gympjes sportschoenen overig. gympjes gymschoenen overig. gymschoen sportschoen zelfst. naamw. gymschoenen sportschoenen zelfst. naamw. gymschoenen gympjes zelfst. naamw. gynaecoloog specialist zelfst. naamw. gzier niks overig. gzier niets overig. gzier niemendal overig. ha hectare zelfst. naamw. ha tjonge zelfst. naamw. ha oh zelfst. naamw. ha och zelfst. naamw. ha o zelfst. naamw. ha allemensen zelfst. naamw. ha allemachtig zelfst. naamw. ha ah zelfst. naamw. ha ach zelfst. naamw. haag heg zelfst. naamw. haag rij zelfst. naamw. haag knik zelfst. naamw. haag knak zelfst. naamw. haag breuk zelfst. naamw. haag barst zelfst. naamw. haag liguster zelfst. naamw. haagappel aardbeiboomvrucht overig. haagdoorn meidoorn overig. haagdoorn hagedoorn overig. haai duitendief zelfst. naamw. haaibaai feeks zelfst. naamw. haaibaai heks zelfst. naamw. haaibaai helleveeg zelfst. naamw. haaibaai ka zelfst. naamw. haaibaai loeder zelfst. naamw. haaibaai teef zelfst. naamw. haaibaai viswijf zelfst. naamw. haaienvin haaievin zelfst. naamw. haaievin haaienvin zelfst. naamw. haaiig pinnig overig. haak accolade zelfst. naamw. haak ophanghaak zelfst. naamw. haak tekenhaak zelfst. naamw. haak trekhaak zelfst. naamw. haakje ophanghaakje zelfst. naamw. haakje spang zelfst. naamw. haakje slot zelfst. naamw. haakje agrafe zelfst. naamw. haakje veiligheidsspeld zelfst. naamw. haaknaald naald zelfst. naamw. haaks loodrecht bijv. naamw. haaks rechthoekig bijv. naamw. haaks taai bijv. naamw. haakwerk handwerk zelfst. naamw. haal klap zelfst. naamw. haal pennekras zelfst. naamw. haal ruk zelfst. naamw. haal kras zelfst. naamw. haal trek zelfst. naamw. haal trekje zelfst. naamw. haal haaltje zelfst. naamw. haalbaar bereikbaar bijv. naamw. haalbaar realistisch bijv. naamw. haalbaar verwezenlijkbaar bijv. naamw. haalbaar realiseerbaar bijv. naamw. haalbaarheid aansturing zelfst. naamw. haaltje trekje overig. haaltje haal overig. haantje branieschopper overig. haantje macho overig. haantje vechter overig. haantje twistzoeker overig. haantje twiststoker overig. haantje ruziezoeker overig. haantje ruziemaker overig. haantje kemphaan overig. haar bos haar zelfst. naamw. haar fractie zelfst. naamw. haar hoofdhaar zelfst. naamw. haar pels zelfst. naamw. haar haarbosje zelfst. naamw. haarband haarlint zelfst. naamw. haarband lint zelfst. naamw. haarband diadeem zelfst. naamw. haarborst borst overig. haarborstel borstel zelfst. naamw. haarbos haardos zelfst. naamw. haarbosje haar overig. haarbosje tuit overig. haarbuisje capillair zelfst. naamw. haarbuisje haarvat zelfst. naamw. haard brandpunt zelfst. naamw. haard gashaard zelfst. naamw. haard haardpartij zelfst. naamw. haard haardstede zelfst. naamw. haard vuurhaard zelfst. naamw. haard stookplaats zelfst. naamw. haard haardstee zelfst. naamw. haard kachel zelfst. naamw. haardhekje haardscherm overig. haardijzer pook overig. haardijzer haardstok overig. haardoek hoofddoek zelfst. naamw. haardos haar zelfst. naamw. haardos haarbos zelfst. naamw. haardos pruik zelfst. naamw. haardracht pony zelfst. naamw. haardscherm haardhekje overig. haardstede haard zelfst. naamw. haardstede stookplaats zelfst. naamw. haardstede vuurhaard zelfst. naamw. haardstede haardstee zelfst. naamw. haardstee vuurhaard overig. haardstee stookplaats overig. haardstee haardstede overig. haardstee haard overig. haardstok pook zelfst. naamw. haardstok haardijzer zelfst. naamw. haardvuur haard zelfst. naamw. haardvuur vuur zelfst. naamw. haarfijn dun bijv. naamw. haarfijn exact bijv. naamw. haarfijn precies bijv. naamw. haarfijn gedetailleerd bijv. naamw. haarfijn nauwkeurig overig. haarkleur haarverf overig. haarkloven chicaneren werkwoord haarkloven muggenziften werkwoord haarkloven vitten werkwoord haarkloven muggeziften werkwoord haarkloven bedillen werkwoord haarklover muggenzifter zelfst. naamw. haarklover scherpslijper zelfst. naamw. haarklover mierenneuker zelfst. naamw. haarkloverij chicane overig. haarkloverij gemuggezift overig. haarkloverij muggezifterij overig. haarknot wrong overig. haarknot vlecht overig. haarknot knotje overig. haarknot knot overig. haarknot knoet overig. haarknot knoedeltje overig. haarknot knoed overig. haarknot kluwen overig. haarkrul krul zelfst. naamw. haarkuif kuif zelfst. naamw. haarlak haarversteviger zelfst. naamw. haarlak hairspray zelfst. naamw. haarlijn haarstijl overig. haarlijn haarsnit overig. haarlijn coupe overig. haarlint haarband zelfst. naamw. haarlint lint zelfst. naamw. haarlok lok overig. haarloos kaal bijv. naamw. haarloosheid kaalte zelfst. naamw. haarloosheid kaalhoofdigheid zelfst. naamw. haarmiddel schoonheidsmiddel overig. haarscherp scherp overig. haarscherp naaldscherp overig. haarsnit coupe overig. haarsnit coiffure overig. haarsnit haarstijl overig. haarsnit haarlijn overig. haarspeld haarspeldje overig. haarspeldje haarspeld overig. haarstijl haarsnit overig. haarstijl haarlijn overig. haarstijl coupe overig. haarstreng streng zelfst. naamw. haarstreng haarvlecht zelfst. naamw. haarstukje pruik zelfst. naamw. haarstukje toupet zelfst. naamw. haartje pluis zelfst. naamw. haaruitval uitval zelfst. naamw. haaruitval alopecie zelfst. naamw. haaruitval kaalhoofdigheid zelfst. naamw. haarvat haarbuisje zelfst. naamw. haarvat capillair zelfst. naamw. haarverf haarkleur overig. haarverf kleurspoeling overig. haarversteviger haarlak zelfst. naamw. haarversteviger hairspray zelfst. naamw. haarvlecht vlecht zelfst. naamw. haarvlecht streng zelfst. naamw. haarvlecht haarstreng zelfst. naamw. haarvlechten vlechten zelfst. naamw. haas lafaard zelfst. naamw. haasfilet filet zelfst. naamw. haasfilet haasje zelfst. naamw. haasfilet filetstuk zelfst. naamw. haasje haasfilet overig. haasje filetstuk overig. haasje filet overig. haast nagenoeg bijv. naamw. haast gehaastheid zelfst. naamw. haast haastigheid zelfst. naamw. haast bijna zelfst. naamw. haast weldra zelfst. naamw. haast welhaast zelfst. naamw. haast schier zelfst. naamw. haast spoed zelfst. naamw. haast overijling zelfst. naamw. haast ijl zelfst. naamw. haasten opjutten werkwoord haasten opschieten werkwoord haasten voortmaken werkwoord haasten spoeden werkwoord haasten overhaasten werkwoord haasten jagen werkwoord haasten ijlen werkwoord haasten aanpoten werkwoord haasten jachten werkwoord haastig gejaagd bijv. naamw. haastig ijlings bijv. naamw. haastig vluchtig bijv. naamw. haastig fluks bijv. naamw. haastig jachtig bijv. naamw. haastig gestressed bijv. naamw. haastig gehaast bijv. naamw. haastig gauw bijv. naamw. haastig vlug bijv. naamw. haastig terloops bijv. naamw. haastig kortstondig bijv. naamw. haastigheid haast zelfst. naamw. haastigheid ijl zelfst. naamw. haastigheid spoed zelfst. naamw. haastigheid overijling zelfst. naamw. haastigheid gehaastheid zelfst. naamw. haat afgunst zelfst. naamw. haat afkeer zelfst. naamw. haatdragend rancuneus bijv. naamw. haatdragend verbeten bijv. naamw. haatdragend wraakzuchtig bijv. naamw. haatdragend onverzoenlijk bijv. naamw. haatdragendheid rancune zelfst. naamw. habbekrats kleinigheid zelfst. naamw. habijt pij zelfst. naamw. habitué stamgast overig. habitué gast overig. hachee prak zelfst. naamw. hachel joint zelfst. naamw. hachelijk benard bijv. naamw. hachelijk gevaarlijk bijv. naamw. hachelijk precair bijv. naamw. hachelijk riskant bijv. naamw. hachelijk link bijv. naamw. hachelijk risicovol bijv. naamw. hachelijk gewaagd bijv. naamw. hachelijk penibel bijv. naamw. hachelijk netelig bijv. naamw. hachelijk lastig bijv. naamw. hachelijk kritiek bijv. naamw. hachelijk delicaat bijv. naamw. hachelijk zorgwekkend bijv. naamw. hachelijk zorgelijk bijv. naamw. hachelijk ernstig bijv. naamw. hachelijk benauwd bijv. naamw. hachelijkheid neteligheid zelfst. naamw. hacker computerkraker overig. haematemesis bloedbraken zelfst. naamw. hag hagelst overig. hag hagelkorr overig. hagedoorn meidoorn overig. hagedoorn haagdoorn overig. hagel hagelbui zelfst. naamw. hagel hagelslag zelfst. naamw. hagel hagelsteen zelfst. naamw. hagel munitie zelfst. naamw. hagelbui bui zelfst. naamw. hagelbui hagel zelfst. naamw. hagelbui hagelvlaag zelfst. naamw. hagelkorr hagelst overig. hagelkorr hag overig. hagelslag hagel zelfst. naamw. hagelst hagelkorr overig. hagelst hag overig. hagelvlaag hagelbui zelfst. naamw. hagenpreek preek zelfst. naamw. haiku gedicht zelfst. naamw. hairspray haarversteviger overig. hairspray haarlak overig. hairstylist kapper zelfst. naamw. hak houw zelfst. naamw. hakbijl bijl zelfst. naamw. hakblok blok zelfst. naamw. hakblokken blokken zelfst. naamw. haken begeren werkwoord haken blijven hangen werkwoord haken aanhaken zelfst. naamw. haken tekenhaken zelfst. naamw. hakenkruis swastika overig. hakhout slaghout overig. hakkelen stamelen werkwoord hakkelen stotteren werkwoord hakkelen haperen werkwoord hakkelend gebroken bijv. naamw. hakkelend stotterig bijv. naamw. hakkelend hakkelig bijv. naamw. hakkelig stotterig overig. hakkelig hakkelend overig. hakken afgeven werkwoord hakken afhakken werkwoord hakken fijnhakken werkwoord hakken kleinhakken werkwoord hakken vellen werkwoord hakken omhakken werkwoord hakken kappen werkwoord hakken houwen werkwoord hakketakken krakelen werkwoord hakketakken twisten werkwoord hakketakken ruzieën werkwoord hakketakken bekvechten werkwoord hakketakken bakkeleien werkwoord hakmes kapmes overig. hal bazaar zelfst. naamw. hal entreehal zelfst. naamw. hal gang zelfst. naamw. hal hall zelfst. naamw. hal ontvangstruimte zelfst. naamw. hal overloop zelfst. naamw. hal ridderzaal zelfst. naamw. hal ruimte zelfst. naamw. hal vestibule zelfst. naamw. hal vishal zelfst. naamw. hal verbindingsgang zelfst. naamw. hal portaal zelfst. naamw. hal salon zelfst. naamw. hal receptiekamer zelfst. naamw. hal voorportaal zelfst. naamw. hal vestibu zelfst. naamw. hal entree zelfst. naamw. halen afhalen werkwoord halen behalen werkwoord halen bereiken werkwoord halen betrekken werkwoord halen erbij halen werkwoord halen pakken werkwoord halen gehaald zelfst. naamw. half demi bijv. naamw. half helft zelfst. naamw. half bijna zelfst. naamw. half voor de helft zelfst. naamw. halfbakken half bijv. naamw. halfbakken halfslachtig bijv. naamw. halfcirkelvormig halfrond bijv. naamw. halfdonker schemer zelfst. naamw. halfdonker schemerdonker zelfst. naamw. halfdonker schemerlicht zelfst. naamw. halfdonker schemering zelfst. naamw. halfdonker schemeren zelfst. naamw. halfdonker deemstering zelfst. naamw. halfdronken aangeschoten bijv. naamw. halfduister schemer zelfst. naamw. halfedelsteen steen zelfst. naamw. halfgaar halfzacht bijv. naamw. halfgaar stapelgek bijv. naamw. halfjaar semester zelfst. naamw. halfjaarlijks zesmaandelijks overig. halfjes helften overig. halfluid gedempt bijv. naamw. halfmaandelijks veertiendaags overig. halfrond halfcirkelvormig bijv. naamw. halfrond hemisfeer zelfst. naamw. halfslachtig aarzelend bijv. naamw. halfslachtig schoorvoetend bijv. naamw. halfslachtig twijfelmoedig bijv. naamw. halfslachtig halfbakken bijv. naamw. halfslachtig weifelend bijv. naamw. halfslachtig wankelmoedig bijv. naamw. halfslachtig onstandvastig bijv. naamw. halfspeler middenspeler overig. halfvet vetarm overig. halfvet mager overig. halfvet laagcalorisch overig. halfvolgroeid halfwassen overig. halfvolgroeid halfwas overig. halfwas halfwassen overig. halfwas halfvolgroeid overig. halfwassen aankomend bijv. naamw. halfwassen halfwas bijv. naamw. halfwassen halfvolgroeid bijv. naamw. halfweg halverwege overig. halfzacht eiig bijv. naamw. halfzacht halfgaar bijv. naamw. halfzacht zoetsappig bijv. naamw. hall hal zelfst. naamw. hallo hoi bijv. naamw. hallo dag bijv. naamw. hallo gegroet bijv. naamw. hallo ho-geroep bijv. naamw. hallo ho bijv. naamw. hallucinatie verbeelding zelfst. naamw. hallucinatie waanidee zelfst. naamw. hallucinatie zinsbegoocheling zelfst. naamw. hallucinatie zinsbedrog zelfst. naamw. hallucineren trippen werkwoord halm stengel zelfst. naamw. halm steng zelfst. naamw. halm ste zelfst. naamw. halo aureool zelfst. naamw. halo heiligenschijn zelfst. naamw. halo lichtkrans zelfst. naamw. halo stralenkroon zelfst. naamw. halo stralenkrans zelfst. naamw. halo mandorla zelfst. naamw. halo lichtkring zelfst. naamw. halo lichtkoker zelfst. naamw. hals keel zelfst. naamw. hals keelgat zelfst. naamw. hals nek zelfst. naamw. hals onnozele zelfst. naamw. hals halsstuk zelfst. naamw. hals strot zelfst. naamw. halsader keelader overig. halsband leiband zelfst. naamw. halsbontje pels zelfst. naamw. halsbrekend levensgevaarlijk overig. halsbrekend waaghalzig overig. halsbrekend vermetel overig. halsbrekend roekeloos overig. halsbrekend overmoedig overig. halsdoek bandana zelfst. naamw. halsdoek das zelfst. naamw. halsdoek shawl zelfst. naamw. halsdoek sjaal zelfst. naamw. halsdoek bouffante zelfst. naamw. halsketting collier zelfst. naamw. halsketting halssnoer zelfst. naamw. halsketting kettinkje zelfst. naamw. halsketting ketting zelfst. naamw. halskraag kraag zelfst. naamw. halskraag boord zelfst. naamw. halskwestie levenskwestie overig. halskwestie halszaak overig. halssieraad keten zelfst. naamw. halssieraad ketting zelfst. naamw. halssnoer halsketting zelfst. naamw. halssnoer ketting zelfst. naamw. halssnoer kettinkje zelfst. naamw. halsstarrig eigenzinnig bijv. naamw. halsstarrig koppig bijv. naamw. halsstarrig onverzettelijk bijv. naamw. halsstarrig stijfhoofdig bijv. naamw. halsstarrig verstokt bijv. naamw. halsstarrig verbeten bijv. naamw. halsstarrig hardnekkig bijv. naamw. halsstarrig stijfkoppig bijv. naamw. halsstarrig onwrikbaar bijv. naamw. halsstarrig onbuigzaam bijv. naamw. halsstarrig hardhoofdig bijv. naamw. halsstarrigheid weerspannigheid zelfst. naamw. halsstarrigheid weerbarstigheid zelfst. naamw. halsstarrigheid stijfkoppigheid zelfst. naamw. halsstarrigheid stijfhoofdigheid zelfst. naamw. halsstarrigheid koppigheid zelfst. naamw. halsstarrigheid hardnekkigheid zelfst. naamw. halsstarrigheid hardhoofdigheid zelfst. naamw. halsstuk hals overig. halster lendestuk overig. halswijdte boordwijdte overig. halszaak levenskwestie overig. halszaak halskwestie overig. halt stop overig. halt houden staan bijv. naamw. halte stopplaats zelfst. naamw. halte pleisterplaats zelfst. naamw. halte halteplaats zelfst. naamw. halteplaats stopplaats overig. halteplaats halte overig. halthouden stoppen werkwoord halve gare malle overig. halverwege halfweg overig. hamer slaghamer zelfst. naamw. hameren beuken werkwoord hameren bonken werkwoord hameren kloppen werkwoord hameren meppen werkwoord hameren timmeren werkwoord hameren slaan werkwoord hameren rammen werkwoord hamergeklop getimmer overig. hamergeklop gehamer overig. hamerstuk formaliteit zelfst. naamw. hamerwerpen kogelslingeren overig. hamster schraper overig. hamsteraar voorraadaanlegger overig. hamsteren oppotten werkwoord hamsteren opslaan werkwoord hamsteren potten werkwoord hamsteren verzamelen werkwoord hamsteren verzamelen werkwoord hamsteren verzamelen werkwoord hamvraag kern zelfst. naamw. hand kant zelfst. naamw. hand klauw zelfst. naamw. hand knuist zelfst. naamw. hand poot zelfst. naamw. hand jat zelfst. naamw. handarbei handwerksman overig. handarbei handwerker overig. handarbei ambachtsman overig. handarbeid handenarbeid overig. handblusser snelblusser overig. handboeien boeien zelfst. naamw. handboeien handijzers zelfst. naamw. handboek gebruiksaanwijzing zelfst. naamw. handboek leerboek zelfst. naamw. handboek leidraad zelfst. naamw. handboek instructies zelfst. naamw. handboek aanwijzingen zelfst. naamw. handboog boog zelfst. naamw. handboor draaiboor overig. handdoek droogdoek zelfst. naamw. handdrijven handelen overig. handdruk poot zelfst. naamw. handel bedoening zelfst. naamw. handel bedrijf zelfst. naamw. handel commercie zelfst. naamw. handel goederenhandel zelfst. naamw. handel handeldrijven zelfst. naamw. handel handelsverkeer zelfst. naamw. handel handgreep zelfst. naamw. handel handvat zelfst. naamw. handel koophandel zelfst. naamw. handel koopwaar zelfst. naamw. handel negotie zelfst. naamw. handel winkelbedrijf zelfst. naamw. handel zaak zelfst. naamw. handel nering zelfst. naamw. handel ruilverkeer zelfst. naamw. handel koophand zelfst. naamw. handel waar zelfst. naamw. handel klandizie zelfst. naamw. handel handelswaar zelfst. naamw. handel hendel zelfst. naamw. handel greep zelfst. naamw. handel markt zelfst. naamw. handel goederenhand zelfst. naamw. handelaar dealer zelfst. naamw. handelaar koopman zelfst. naamw. handelaar handelsman zelfst. naamw. handelaren kooplieden zelfst. naamw. handelbaar buigzaam bijv. naamw. handelbaar gedwee bijv. naamw. handelbaar hanteerbaar bijv. naamw. handeldrijven handel zelfst. naamw. handeldrijven handelsverkeer zelfst. naamw. handeldrijven koophandel zelfst. naamw. handeldrijven nering zelfst. naamw. handeldrijven ruilverkeer zelfst. naamw. handeldrijven koophand zelfst. naamw. handeldrijvend zakendoend overig. handelen ageren werkwoord handelen doen werkwoord handelen gaan over werkwoord handelen handeldrijven werkwoord handelen optreden werkwoord handelen verrichten werkwoord handelen uitvoeren werkwoord handelen uitrichten werkwoord handelen pingelen werkwoord handelen dingen werkwoord handelen handdrijven werkwoord handelen werken werkwoord handelen procederen werkwoord handelen opereren werkwoord handelen manipuleren werkwoord handelen leven werkwoord handeling actie zelfst. naamw. handeling beraadslaging zelfst. naamw. handeling daad zelfst. naamw. handeling gebeurtenis zelfst. naamw. handeling verslag zelfst. naamw. handeling aktie zelfst. naamw. handeling maatregel zelfst. naamw. handeling handelwijze zelfst. naamw. handeling manipulatie zelfst. naamw. handelingsbekwaam capabel bijv. naamw. handelsagent agent zelfst. naamw. handelsagent vertegenwoordiger zelfst. naamw. handelsagent handelsvertegenwoordiger zelfst. naamw. handelsartikel handelsproduct zelfst. naamw. handelsbalans jaarafsluiting overig. handelsbalans balans overig. handelsbank bank zelfst. naamw. handelsbanken banken zelfst. naamw. handelsbedrijf bedrijf zelfst. naamw. handelsbedrijf vennootschap zelfst. naamw. handelsbedrijf onderneming zelfst. naamw. handelsbedrijf maatschappij zelfst. naamw. handelsbedrijf maatschap zelfst. naamw. handelsbedrijf handelshuis zelfst. naamw. handelsbedrijf firma zelfst. naamw. handelsbedrijf coöperatie zelfst. naamw. handelscentrum warenhuis overig. handelscentrum markt overig. handelscentrum grootwinkelbedrijf overig. handelsfirma handelshuis overig. handelsgeest mercantilisme overig. handelsgoederen goederen zelfst. naamw. handelsgoederen koopwaar zelfst. naamw. handelsgoederen handelswaar zelfst. naamw. handelshuis bedrijf zelfst. naamw. handelshuis huis zelfst. naamw. handelshuis handelsfirma zelfst. naamw. handelshuis vennootschap zelfst. naamw. handelshuis onderneming zelfst. naamw. handelshuis maatschappij zelfst. naamw. handelshuis maatschap zelfst. naamw. handelshuis handelsbedrijf zelfst. naamw. handelshuis firma zelfst. naamw. handelshuis coöperatie zelfst. naamw. handelsmaatschappij corporatie zelfst. naamw. handelsmaatschappij handelsonderneming zelfst. naamw. handelsmaatschappij onderneming zelfst. naamw. handelsmaatschappij handelsvereniging zelfst. naamw. handelsmaatschappij handelsvennootschap zelfst. naamw. handelsman koopman overig. handelsman handelaar overig. handelsman ondernemer overig. handelsmerk handelsnaam zelfst. naamw. handelsmerk label zelfst. naamw. handelsmerk merk zelfst. naamw. handelsmerk warenmerk zelfst. naamw. handelsnaam handelsmerk zelfst. naamw. handelsnaam merk zelfst. naamw. handelsnaam warenmerk zelfst. naamw. handelsonderneming handelsmaatschappij zelfst. naamw. handelsonderneming handelszaak zelfst. naamw. handelsonderneming zaak zelfst. naamw. handelsonderneming onderneming zelfst. naamw. handelsonderneming handelsvereniging zelfst. naamw. handelsonderneming handelsvennootschap zelfst. naamw. handelsonderneming corporatie zelfst. naamw. handelsproduct handelsartikel zelfst. naamw. handelsreiziger commis-voyageur zelfst. naamw. handelsreiziger verkoper zelfst. naamw. handelsreiziger vertegenwoordiger zelfst. naamw. handelsscheepvaart koopvaardij zelfst. naamw. handelsvennootschap firma zelfst. naamw. handelsvennootschap onderneming zelfst. naamw. handelsvennootschap handelsvereniging zelfst. naamw. handelsvennootschap handelsonderneming zelfst. naamw. handelsvennootschap handelsmaatschappij zelfst. naamw. handelsvennootschap corporatie zelfst. naamw. handelsvereniging onderneming zelfst. naamw. handelsvereniging handelsvennootschap overig. handelsvereniging handelsonderneming zelfst. naamw. handelsvereniging handelsmaatschappij overig. handelsvereniging corporatie overig. handelsverkeer handel zelfst. naamw. handelsverkeer handeldrijven zelfst. naamw. handelsverkeer ruilverkeer zelfst. naamw. handelsverkeer nering zelfst. naamw. handelsverkeer koophand zelfst. naamw. handelsverkeer negotie zelfst. naamw. handelsvertegenwoordiger vertegenwoordiger zelfst. naamw. handelsvertegenwoordiger handelsagent zelfst. naamw. handelswaar koopwaar overig. handelswaar handelsgoederen overig. handelswaar goederen overig. handelswaar waar overig. handelswaar nering overig. handelswaar koophand overig. handelswaar klandizie overig. handelswaar handel overig. handelswaar waren overig. handelswijk woonwijk overig. handelswijk wijk overig. handelswijk stadswijk overig. handelswijk stadskwartier overig. handelswijk stadsdeel overig. handelswijk sectie overig. handelswijk plein overig. handelswijk centrum overig. handelswijk buurt overig. handelswijk buitenwijk overig. handelswijze gedragswijze zelfst. naamw. handelswijze methode zelfst. naamw. handelszaak bedrijf zelfst. naamw. handelszaak firma zelfst. naamw. handelszaak handelsonderneming zelfst. naamw. handeltje deal zelfst. naamw. handelwijze gedrag zelfst. naamw. handelwijze gedragswijze zelfst. naamw. handelwijze houding zelfst. naamw. handelwijze methode zelfst. naamw. handelwijze optreden zelfst. naamw. handelwijze politiek zelfst. naamw. handelwijze manier zelfst. naamw. handelwijze maatregel zelfst. naamw. handelwijze handeling zelfst. naamw. handelwijze wijze zelfst. naamw. handelwijze wijs zelfst. naamw. handelwijze trant zelfst. naamw. handelwijze procedure zelfst. naamw. handelwijze metho zelfst. naamw. handen fikken zelfst. naamw. handen jatten zelfst. naamw. handen klauwen zelfst. naamw. handenarbeid handarbeid overig. handenbin handenbindertje overig. handenbindertje handenbin overig. handgebaar gebaar zelfst. naamw. handgebaar groet zelfst. naamw. handgeklap applaus zelfst. naamw. handgeklap ovatie zelfst. naamw. handgeklap klappen zelfst. naamw. handgeklap applaudiseren zelfst. naamw. handgemeen handtastelijk bijv. naamw. handgemeen vechtpartij bijv. naamw. handgemeen strijden bijv. naamw. handgemeen matpartij bijv. naamw. handgemeen knokpartij bijv. naamw. handgemeen kloppartij bijv. naamw. handgemeen gevecht bijv. naamw. handgemeen schermutseling bijv. naamw. handgewricht pols zelfst. naamw. handgreep behendigheid zelfst. naamw. handgreep greep zelfst. naamw. handgreep handel zelfst. naamw. handgreep handvat zelfst. naamw. handgreep hendel zelfst. naamw. handhaven aanhouden werkwoord handhaven behouden werkwoord handhaven overleven werkwoord handhaving behoud zelfst. naamw. handhaving instandhouding zelfst. naamw. handhaving conservatie zelfst. naamw. handicap afwijking zelfst. naamw. handicap belemmering zelfst. naamw. handicap gebrek zelfst. naamw. handicap lichaamsgebrek zelfst. naamw. handig behendig bijv. naamw. handig bruikbaar bijv. naamw. handig nuttig bijv. naamw. handig geschikt bijv. naamw. handig verbazend bijv. naamw. handig uitgeslapen bijv. naamw. handig gevaarlijk bijv. naamw. handig vlug bijv. naamw. handig vaardig bijv. naamw. handig kundig bijv. naamw. handig bekwaam bijv. naamw. handig sluw bijv. naamw. handig vlot bijv. naamw. handig aardig bijv. naamw. handig werkbaar bijv. naamw. handig inzetbaar bijv. naamw. handig sjiek bijv. naamw. handig handigheidje bijv. naamw. handig geintje bijv. naamw. handig geestigheid bijv. naamw. handigheid bedrevenheid zelfst. naamw. handigheid foef zelfst. naamw. handigheid kneep zelfst. naamw. handigheid kunst zelfst. naamw. handigheid kunstgreep zelfst. naamw. handigheid toer zelfst. naamw. handigheid truc zelfst. naamw. handigheid vlugheid zelfst. naamw. handigheid vaardigheid zelfst. naamw. handigheid slag zelfst. naamw. handigheid kunstje zelfst. naamw. handigheid behendigheid zelfst. naamw. handigheidje sjiek overig. handigheidje handig overig. handigheidje geintje overig. handigheidje geestigheid overig. handijzers handboeien overig. handijzers boeien overig. handje greep zelfst. naamw. handjeklap gesjacher zelfst. naamw. handjeklap geritsel zelfst. naamw. handjeklap afpingelarij zelfst. naamw. handjeklap afdingen zelfst. naamw. handkar handwagen zelfst. naamw. handkar kar zelfst. naamw. handkoffer valies overig. handkoffer koffer overig. handlanger gabber zelfst. naamw. handlanger maat zelfst. naamw. handlanger medeplichtige zelfst. naamw. handlanger trawant zelfst. naamw. handlanger werktuig zelfst. naamw. handlanger ondergeschikte zelfst. naamw. handlangers trawanten overig. handleiding gebruiksaanwijzing zelfst. naamw. handleiding instructie zelfst. naamw. handleiding uitleg zelfst. naamw. handleiding wegwijzer zelfst. naamw. handleidingen gebruiksaanwijzing zelfst. naamw. handlezer waarzegger zelfst. naamw. handmatig manuaal overig. handomdraai handgreep zelfst. naamw. handophouden bedelen overig. handpalm palm overig. handpalm bal overig. handreiken assisteren overig. handreiking gebaar zelfst. naamw. handreiking hulpbetoon zelfst. naamw. handreiking hulpverlening zelfst. naamw. handreiking hulp zelfst. naamw. handreiking bijstand zelfst. naamw. handreiking assistentie zelfst. naamw. handrem vertragingsmechanisme overig. handschoen want zelfst. naamw. handschrift autograaf zelfst. naamw. handschrift schrift zelfst. naamw. handspaak kaapstanderpaal overig. handsteun leuning overig. handtas damestas zelfst. naamw. handtas tasje zelfst. naamw. handtasje tas zelfst. naamw. handtastelijk handgemeen bijv. naamw. handtastelijk vrijpostig bijv. naamw. handtastelijkheden vuistslagen overig. handtastelijkheden opdonders overig. handtastelijkheden klappen overig. handtekening autogram zelfst. naamw. handtekening krabbel zelfst. naamw. handtekening tekening zelfst. naamw. handtekening signatuur zelfst. naamw. handtekening ondertekening zelfst. naamw. handvaardig handig bijv. naamw. handvaardigheid bedrevenheid zelfst. naamw. handvat aanknopingspunt zelfst. naamw. handvat greep zelfst. naamw. handvat handgreep zelfst. naamw. handvat penis zelfst. naamw. handvat oor zelfst. naamw. handvat hendel zelfst. naamw. handvat handel zelfst. naamw. handveger stoffer overig. handvest charter zelfst. naamw. handvest statuut zelfst. naamw. handvest verklaring zelfst. naamw. handvol greep zelfst. naamw. handvol pluk zelfst. naamw. handvol vuistvol zelfst. naamw. handwagen handkar zelfst. naamw. handwerk ambacht zelfst. naamw. handwerk borduurwerk zelfst. naamw. handwerken naaien werkwoord handwerker handwerksman overig. handwerker handarbei overig. handwerker ambachtsman overig. handwerkje handwerk zelfst. naamw. handwerksgilde ambachtsgilde overig. handwerksman handwerker overig. handwerksman handarbei overig. handwerksman ambachtsman overig. handwerktuig werktuigen overig. handwerktuig werktuig overig. handwerktuig instrumenten overig. handwerktuig instrument overig. handwerktuig gerei overig. handwerktuig gereedschappen overig. handwerktuig gereedschap overig. handzaam gedwee bijv. naamw. handzaam praktisch bijv. naamw. hanebalk hanenbalk zelfst. naamw. hanekam hanenkam zelfst. naamw. hanenbalk hanebalk zelfst. naamw. hanenfokker vertroetelen overig. hanenfokker spaniel overig. hanenkam hanekam zelfst. naamw. hanenkam kuif zelfst. naamw. hanenpoot hanepoot zelfst. naamw. hanenpoten prulgeschrift overig. hanenpoten krabbel overig. hanenpoten gekrabbel overig. hanenpoten gekladder overig. hanepoot hanenpoot zelfst. naamw. hang geneigdheid zelfst. naamw. hang neiging zelfst. naamw. hang inclinatie zelfst. naamw. hang gezindheid zelfst. naamw. hangaar loods zelfst. naamw. hangaar keet zelfst. naamw. hangaar bouwkeet zelfst. naamw. hangaar barak zelfst. naamw. hangconstructie hangwerk zelfst. naamw. hangebast hangop overig. hangen afhangen werkwoord hangen drenzen werkwoord hangen drijven werkwoord hangen gehecht zijn werkwoord hangen haken werkwoord hangen ophangen werkwoord hangen zweven werkwoord hangend zwevend bijv. naamw. hangend hangende bijv. naamw. hangende hangend overig. hanger kleerhanger zelfst. naamw. hanger klerenhanger zelfst. naamw. hanger oorbel zelfst. naamw. hanger knaapje zelfst. naamw. hangerig lamlendig bijv. naamw. hangers oorhangers overig. hangertje geluk overig. hangertje angst overig. hangkast kast zelfst. naamw. hangklok wandklok overig. hanglamp verkeerslicht overig. hangmat gemak zelfst. naamw. hangop hangebast overig. hangslot slot zelfst. naamw. hangwerk hangconstructie zelfst. naamw. hanig vlijmend overig. hanig vinnig overig. hanig snibbig overig. hanig scherp overig. hanig pinnig overig. hanig fel overig. hannes domkop zelfst. naamw. hannes treuzelkous zelfst. naamw. hannes treuzelaar zelfst. naamw. hannes treuzel zelfst. naamw. hannes teut zelfst. naamw. hannes talmer zelfst. naamw. hannes sukkel zelfst. naamw. hannes slak zelfst. naamw. hannes sijsjeslijmer zelfst. naamw. hannesen klunzen werkwoord hannesen zeuren werkwoord hannesen zeiken werkwoord hannesen zaniken werkwoord hannesen teuten werkwoord hannesen talmen werkwoord hannesen druilen werkwoord hannesen drentelen werkwoord hannesen dralen werkwoord hannesen aarzelen werkwoord hannesen treuzelen werkwoord hansome persoon bijv. naamw. hansworst clown zelfst. naamw. hansworst kwibus zelfst. naamw. hansworst paljas zelfst. naamw. hansworst zot zelfst. naamw. hansworst harlekijn zelfst. naamw. hansworst nar zelfst. naamw. hansworst kwast zelfst. naamw. hansworst gek zelfst. naamw. hanteerbaar handelbaar bijv. naamw. hanteerbaarheid gebruikersvriendelijkheid zelfst. naamw. hanteren behandelen werkwoord hanteren bezigen werkwoord hanteren gebruiken werkwoord hantering aanwending zelfst. naamw. hantering behandeling zelfst. naamw. hantering gebruik zelfst. naamw. hap beet zelfst. naamw. hap boeltje zelfst. naamw. hap snack overig. haperen blijven steken werkwoord haperen mankeren werkwoord haperen stokken werkwoord haperen stotteren werkwoord haperen stagneren werkwoord haperen stamelen werkwoord haperen hakkelen werkwoord haperen vastlopen werkwoord hapje mondje zelfst. naamw. hapje snack zelfst. naamw. hapje tussendoortje zelfst. naamw. hapje versnapering zelfst. naamw. happen bijten werkwoord happen erin vliegen werkwoord happen toebijten werkwoord happen toesnauwen werkwoord happen toehappen werkwoord happen dichtbijten werkwoord happening evenement zelfst. naamw. happening voorstelling zelfst. naamw. happening show zelfst. naamw. happening performance zelfst. naamw. happig begerig bijv. naamw. happig belust bijv. naamw. happig gretig bijv. naamw. happy gelukkig bijv. naamw. happy blij bijv. naamw. happy gelukkig overig. hard concreet bijv. naamw. hard hardgekookt bijv. naamw. hard hardhandig bijv. naamw. hard hardop bijv. naamw. hard hardvochtig bijv. naamw. hard moeilijk bijv. naamw. hard schel bijv. naamw. hard stijf bijv. naamw. hard waardevast bijv. naamw. hard fel bijv. naamw. hard ingespannen bijv. naamw. hard luid bijv. naamw. hard snel bijv. naamw. hard zielloos bijv. naamw. hard ongevoelig bijv. naamw. hard liefdeloos bijv. naamw. hard harteloos bijv. naamw. hard gevoelloos bijv. naamw. hard emotieloos bijv. naamw. hard vlug bijv. naamw. hard schielijk bijv. naamw. hard gauw bijv. naamw. hard meedogenloos bijv. naamw. hard afstraffing bijv. naamw. hard ruw bijv. naamw. hard onzacht bijv. naamw. hard snerpend bijv. naamw. hard schril bijv. naamw. hard scherp bijv. naamw. hard hoog bijv. naamw. hard ongenadig bijv. naamw. hard onbarmhartig bijv. naamw. hard werken ezelen werkwoord harddraver loper zelfst. naamw. harddraverij paardenrennen zelfst. naamw. harden drogen werkwoord harden dulden werkwoord harden oefenen werkwoord harden stalen werkwoord harden trainen werkwoord harden uitharden werkwoord harden uithouden werkwoord harden verdragen werkwoord harden uitstaan werkwoord harden doorstaan werkwoord harden volhouden werkwoord harden verduren werkwoord harden uitzingen werkwoord harden dragen werkwoord harden temperen werkwoord harden coachen werkwoord harden bekwamen werkwoord hardgekookt hard bijv. naamw. hardhandig onzacht bijv. naamw. hardhandig ruw bijv. naamw. hardhandig straf bijv. naamw. hardhandig hard bijv. naamw. hardhandigheid ruwheid zelfst. naamw. hardheid kalkgehalte zelfst. naamw. hardheid hardvochtigheid zelfst. naamw. hardheid gestrengheid zelfst. naamw. hardheid strengheid zelfst. naamw. hardheid zuurheid zelfst. naamw. hardheid wrangheid zelfst. naamw. hardheid stugheid zelfst. naamw. hardheid rinsheid zelfst. naamw. hardheid guurheid zelfst. naamw. hardheid bitterheid zelfst. naamw. hardhoofdig eigenzinnig bijv. naamw. hardhoofdig eigenwijs bijv. naamw. hardhoofdig stijfkoppig bijv. naamw. hardhoofdig stijfhoofdig bijv. naamw. hardhoofdig onwrikbaar bijv. naamw. hardhoofdig onverzettelijk bijv. naamw. hardhoofdig onbuigzaam bijv. naamw. hardhoofdig koppig bijv. naamw. hardhoofdig halsstarrig bijv. naamw. hardhoofdigheid weerspannigheid zelfst. naamw. hardhoofdigheid weerbarstigheid zelfst. naamw. hardhoofdigheid stijfkoppigheid zelfst. naamw. hardhoofdigheid stijfhoofdigheid zelfst. naamw. hardhoofdigheid koppigheid zelfst. naamw. hardhoofdigheid hardnekkigheid zelfst. naamw. hardhoofdigheid halsstarrigheid zelfst. naamw. hardhorend slechthorend bijv. naamw. hardhorend hardhorig bijv. naamw. hardhorend gehoorgestoord bijv. naamw. hardhorendheid slechthorendheid zelfst. naamw. hardhorendheid hardhorigheid zelfst. naamw. hardhorig slechthorend overig. hardhorig hardhorend overig. hardhorig gehoorgestoord overig. hardhorigheid hypoacousis zelfst. naamw. hardhorigheid slechthorendheid zelfst. naamw. hardhorigheid hardhorendheid zelfst. naamw. hardleers bot bijv. naamw. hardleers eigenwijs bijv. naamw. hardlijvigheid verstopping zelfst. naamw. hardlijvigheid constipatie zelfst. naamw. hardloopwedstrijd loop zelfst. naamw. hardlopen lopen werkwoord hardlopen hollen zelfst. naamw. hardlopen rennen zelfst. naamw. hardlopen snellen zelfst. naamw. hardlopend snellopend overig. hardloper renner zelfst. naamw. hardloper sprinter zelfst. naamw. hardloper loper zelfst. naamw. hardloper jogger zelfst. naamw. hardloperij race overig. hardnekkig aanhoudend bijv. naamw. hardnekkig eigenzinnig bijv. naamw. hardnekkig mordicus bijv. naamw. hardnekkig verstokt bijv. naamw. hardnekkig verbeten bijv. naamw. hardnekkig stijfhoofdig bijv. naamw. hardnekkig koppig bijv. naamw. hardnekkig halsstarrig bijv. naamw. hardnekkig voortdurend bijv. naamw. hardnekkigheid stijfkoppigheid zelfst. naamw. hardnekkigheid weerspannigheid zelfst. naamw. hardnekkigheid weerbarstigheid zelfst. naamw. hardnekkigheid stijfhoofdigheid zelfst. naamw. hardnekkigheid koppigheid zelfst. naamw. hardnekkigheid hardhoofdigheid zelfst. naamw. hardnekkigheid halsstarrigheid zelfst. naamw. hardop hard bijv. naamw. hardop luid bijv. naamw. hardop luidkeels bijv. naamw. hardop hoorbaar bijv. naamw. hardrijderij snelschaatsen overig. hardrock betonrock zelfst. naamw. hardsolderen solderen werkwoord hardsteen graniet zelfst. naamw. hardvochtig barbaars bijv. naamw. hardvochtig gevoelloos bijv. naamw. hardvochtig hard bijv. naamw. hardvochtig harteloos bijv. naamw. hardvochtig ongenadig bijv. naamw. hardvochtig ongevoelig bijv. naamw. hardvochtig zielloos bijv. naamw. hardvochtig wreed bijv. naamw. hardvochtig liefdeloos bijv. naamw. hardvochtig emotieloos bijv. naamw. hardvochtig onbarmhartig bijv. naamw. hardvochtigheid hardheid zelfst. naamw. hardvochtigheid gestrengheid zelfst. naamw. hardware apparatuur zelfst. naamw. hardwerkend werkzaam bijv. naamw. hare hunne overig. Haren vacht zelfst. naamw. harig behaard bijv. naamw. harig draderig bijv. naamw. harig ruigharig bijv. naamw. harig ruig bijv. naamw. harigheid behaardheid zelfst. naamw. haring tenthaak zelfst. naamw. haring tentharing zelfst. naamw. haring pin zelfst. naamw. hark kinkel zelfst. naamw. hark slungel zelfst. naamw. hark hork zelfst. naamw. harkerig houterig overig. harkerigheid starheid zelfst. naamw. harkerigheid houterigheid zelfst. naamw. harlekijn clown zelfst. naamw. harlekijn pias zelfst. naamw. harlekijn zot zelfst. naamw. harlekijn hansworst zelfst. naamw. harlekijn pierrot zelfst. naamw. harlekijn ledenpop zelfst. naamw. harmonie eendracht zelfst. naamw. harmonie evenwicht zelfst. naamw. harmonie fanfare zelfst. naamw. harmonie muziekkorps zelfst. naamw. harmonie samenklank zelfst. naamw. harmonie eensgezindheid zelfst. naamw. harmonie eendrachtigheid zelfst. naamw. harmonie balans zelfst. naamw. harmonie kapel zelfst. naamw. harmonie fanfarekorps zelfst. naamw. harmonie blaaskapel zelfst. naamw. harmonie overeenstemming zelfst. naamw. harmonieorkest harmonie zelfst. naamw. harmoniëren samenstemmen werkwoord harmoniëren overeenstemmen werkwoord harmonieus eendrachtig bijv. naamw. harmonieus evenwichtig bijv. naamw. harmonieus welluidend bijv. naamw. harmonieus harmonisch bijv. naamw. harmonieus saamhorig bijv. naamw. harmonieus eensgezind bijv. naamw. harmonieus welklinkend bijv. naamw. harmonieus melodieus bijv. naamw. harmonikagaas gaas zelfst. naamw. harmonisatie integratie zelfst. naamw. harmonisatie standaardisatie zelfst. naamw. harmonisch harmonieus overig. harmonisch kalm overig. harmonisch vredig overig. harmonisch vredig overig. harmonisch vredig overig. harmoniseren standaardiseren werkwoord harmonium orgel zelfst. naamw. harmonium orgel zelfst. naamw. harmonium orgel zelfst. naamw. harnas gareel zelfst. naamw. harnas pantser zelfst. naamw. harnas bepantsering zelfst. naamw. harnas tuig zelfst. naamw. harnas toom zelfst. naamw. harnassen bepantseren werkwoord harrewarren kibbelen werkwoord harsachtig harsig overig. harses hoofd zelfst. naamw. harses kop zelfst. naamw. harsig harsachtig overig. harslag klap overig. hart binnenste zelfst. naamw. hart bloedpomp zelfst. naamw. hart boezem zelfst. naamw. hart centrum zelfst. naamw. hart genegenheid zelfst. naamw. hart hartspier zelfst. naamw. hart lef zelfst. naamw. hartaandoening hartafwijking zelfst. naamw. hartaandoening hartziekte zelfst. naamw. hartaanval hartinfarct zelfst. naamw. hartaanval hartverlamming zelfst. naamw. hartader slagader overig. hartader kransslagader overig. hartader kransslagader overig. hartader kransslagader overig. hartafwijking hartaandoening zelfst. naamw. hartbrekend aangrijpend overig. hartbrekend hartverscheurend overig. hartelijk gul bijv. naamw. hartelijk vriendelijk bijv. naamw. hartelijk amicaal bijv. naamw. hartelijk diep bijv. naamw. hartelijk van harte bijv. naamw. hartelijk minnelijk bijv. naamw. hartelijkheid gastvrijheid zelfst. naamw. hartelijkheid jovialiteit zelfst. naamw. hartelijkheid tederheid zelfst. naamw. hartelijkheid vriendschappelijkheid zelfst. naamw. hartelijkheid warmte zelfst. naamw. hartelijkheid zachtheid zelfst. naamw. hartelijkheid liefkozing zelfst. naamw. hartelijkheid innigheid zelfst. naamw. hartelijkheid gevoeligheid zelfst. naamw. harteloos cru bijv. naamw. harteloos hardvochtig bijv. naamw. harteloos gevoelloos bijv. naamw. harteloos gewetenloos bijv. naamw. harteloos koud bijv. naamw. harteloos onmeedogend bijv. naamw. harteloos zielloos bijv. naamw. harteloos ongevoelig bijv. naamw. harteloos liefdeloos bijv. naamw. harteloos hard bijv. naamw. harteloos emotieloos bijv. naamw. hartenklop polsslag zelfst. naamw. hartenleed minnepijn overig. hartenleed liefdesverdriet overig. hartenwens hartewens zelfst. naamw. hartewens hartenwens zelfst. naamw. hartfalen decompensatio cordis zelfst. naamw. hartgeruis souffle zelfst. naamw. hartig duchtig bijv. naamw. hartig gekruid bijv. naamw. hartig niet zoet bijv. naamw. hartig pittig bijv. naamw. hartig kruidig bijv. naamw. hartig gepeperd bijv. naamw. hartig zoutig bijv. naamw. hartig pikant bijv. naamw. hartig heet bijv. naamw. hartig stevig bijv. naamw. hartinfarct hartaanval zelfst. naamw. hartinfarct hartverlamming zelfst. naamw. hartje centrum zelfst. naamw. hartklop polsslag overig. hartklop hartslag overig. hartklopping palpitatie zelfst. naamw. hartklopping klopping zelfst. naamw. hartritmeregelaar anti-arrhythmicum zelfst. naamw. hartroerend aangrijpend bijv. naamw. hartroerend emotioneel bijv. naamw. hartroerend ontroerend bijv. naamw. hartroerend roerend bijv. naamw. hartroerend hartbrekend bijv. naamw. hartroerend hartveroverend bijv. naamw. hartslag polsslag zelfst. naamw. hartslag hartklop zelfst. naamw. hartspecialist cardioloog zelfst. naamw. hartspierziekte cardiomyopathie zelfst. naamw. hartstikke faliekant bijv. naamw. hartstikke volstrekt bijv. naamw. hartstikke vierkant bijv. naamw. hartstikke helemaal bijv. naamw. hartstikke finaal bijv. naamw. hartstilstand asystolie zelfst. naamw. hartstocht begeerte zelfst. naamw. hartstocht liefde zelfst. naamw. hartstocht passie zelfst. naamw. hartstocht vuur zelfst. naamw. hartstocht drift zelfst. naamw. hartstocht vurigheid zelfst. naamw. hartstocht overgave zelfst. naamw. hartstocht hartstochtelijkheid zelfst. naamw. hartstocht gloed zelfst. naamw. hartstochtelijk driftig bijv. naamw. hartstochtelijk gepassioneerd bijv. naamw. hartstochtelijk heetbloedig bijv. naamw. hartstochtelijk stormachtig bijv. naamw. hartstochtelijk temperamentvol bijv. naamw. hartstochtelijk vurig bijv. naamw. hartstochtelijk warmbloedig bijv. naamw. hartstochtelijk bezeten bijv. naamw. hartstochtelijk heftig bijv. naamw. hartstochtelijk verrukt bijv. naamw. hartstochtelijk passioneel overig. hartstochtelijkheid passie zelfst. naamw. hartstochtelijkheid vuur zelfst. naamw. hartstochtelijkheid vurigheid zelfst. naamw. hartstochtelijkheid overgave zelfst. naamw. hartstochtelijkheid hartstocht zelfst. naamw. hartstochtelijkheid gloed zelfst. naamw. hartstochten passies overig. hartsvanger dolk zelfst. naamw. hartsvriend boezemvriend overig. hartsvriendin gezel zelfst. naamw. hartsvriendin maatje zelfst. naamw. hartsvriendin vriendin zelfst. naamw. hartsvriendin kameraadje zelfst. naamw. hartsvriendin gez zelfst. naamw. hartverblijdend hartverwarmend overig. hartverblijdend hartverkwikkend overig. hartvergroting cardiomegalie zelfst. naamw. hartverkwikkend hartverwarmend overig. hartverkwikkend hartverblijdend overig. hartverlamming hartinfarct overig. hartverlamming hartaanval overig. hartveroverend snoezig bijv. naamw. hartveroverend grappig bijv. naamw. hartveroverend roerend bijv. naamw. hartveroverend ontroerend bijv. naamw. hartveroverend hartroerend bijv. naamw. hartveroverend emotioneel bijv. naamw. hartveroverend aangrijpend bijv. naamw. hartverscheurend aangrijpend bijv. naamw. hartverscheurend jammerlijk bijv. naamw. hartverscheurend hartbrekend bijv. naamw. hartversterkend bemoedigend bijv. naamw. hartversterkend opwekkend bijv. naamw. hartversterking opkikkertje overig. hartversterking opkikker overig. hartversterking borreltje overig. hartversterking borr overig. hartverwarmend hartverkwikkend overig. hartverwarmend hartverblijdend overig. hartvliesontsteking pericarditis zelfst. naamw. hartzeer leed zelfst. naamw. hartzeer zielsverdriet zelfst. naamw. hartzeer zielensmart zelfst. naamw. hartziekte hartaandoening zelfst. naamw. hartziekte cardiopathie zelfst. naamw. haschisch wiet overig. haschisch stuff overig. haschisch kiev overig. haschisch hennep overig. haschisch hasjiesj overig. haschisch hasj overig. hasj hasjiesj zelfst. naamw. hasj wiet zelfst. naamw. hasj stuff zelfst. naamw. hasj kiev zelfst. naamw. hasj hennep zelfst. naamw. hasj haschisch zelfst. naamw. hasjiesj hasj zelfst. naamw. hasjiesj hennep zelfst. naamw. hasjiesj wiet zelfst. naamw. hasjiesj stuff zelfst. naamw. hasjiesj kiev zelfst. naamw. hasjiesj haschisch zelfst. naamw. hasp winding overig. hasp winder overig. hasp spoel overig. hasp klos overig. haspelen husselen werkwoord haspelen kibbelen werkwoord haspelen knoeien werkwoord haspelen verwarren werkwoord haspelen opwinden werkwoord haspelen opwikkelen werkwoord haspelen opklossen werkwoord hasses hersens overig. hasses hersenen overig. hasses brein overig. hatelijk stekelig bijv. naamw. hatelijk venijnig bijv. naamw. hatelijk vijandig bijv. naamw. hatelijk gemeen bijv. naamw. hatelijkheid schimpscheut zelfst. naamw. hatelijkheid stekeligheid zelfst. naamw. hatelijkheid sarcasme zelfst. naamw. haten afkeer hebben werkwoord haus hoogconjunctuur overig. haus bloei overig. hautain arrogant bijv. naamw. hautain hoogmoedig bijv. naamw. hautain hooghartig bijv. naamw. hautain aanmatigend bijv. naamw. hautain zelfingenomen bijv. naamw. hautain zelfgenoegzaam bijv. naamw. hautain verwaand bijv. naamw. hautain neerbuigend bijv. naamw. hautain hovaardig bijv. naamw. havanna havannasigaar overig. havannasigaar havanna overig. have bezit zelfst. naamw. have bezittingen zelfst. naamw. have eigendom zelfst. naamw. have goederen zelfst. naamw. haveloos armoedig bijv. naamw. haveloos pover bijv. naamw. haveloos schamel bijv. naamw. haveloos verlopen bijv. naamw. haveloos vunzig bijv. naamw. haveloos voddig bijv. naamw. haveloos viezig bijv. naamw. haveloos slonzig bijv. naamw. haveloos slodderig bijv. naamw. haveloos ranzig bijv. naamw. haveloos morsig bijv. naamw. haveloos sjofeltjes bijv. naamw. haveloos sjofel bijv. naamw. haveloos flodderig bijv. naamw. haveloos slordig overig. haveloosheid sjofelheid zelfst. naamw. haven aanlegplaats zelfst. naamw. haven havenplaats zelfst. naamw. haven toevlucht zelfst. naamw. haven toevluchthaven zelfst. naamw. haven wijkplaats zelfst. naamw. haven vluchtoord zelfst. naamw. haven vluchthaven zelfst. naamw. haven verbergplaats zelfst. naamw. haven uitwijkplaats zelfst. naamw. haven toevluchtsoord zelfst. naamw. haven asiel zelfst. naamw. havenarbeider bootwerker zelfst. naamw. havendam pier zelfst. naamw. havendam golfbreker zelfst. naamw. havendam havenhoofd zelfst. naamw. havenen verknoeien werkwoord havenen toetakelen werkwoord havenen stukmaken werkwoord havenen schenden werkwoord havenen beschadigen werkwoord havenen bederven werkwoord havengeld liggeld zelfst. naamw. havengelden liggelden overig. havenhoofd pier zelfst. naamw. havenhoofd havendam zelfst. naamw. havenmeester havenopzichter zelfst. naamw. havenopzichter havenmeester zelfst. naamw. havenplaats haven zelfst. naamw. havenplaats havenstad zelfst. naamw. havenstad havenplaats overig. haver graan zelfst. naamw. haver koren zelfst. naamw. haverbrij havermoutpap overig. havermeel havervlokken overig. havermeel havermout overig. havermout havervlokken zelfst. naamw. havermout havermeel zelfst. naamw. havermoutpap haverbrij overig. havervlokken havermout zelfst. naamw. havervlokken havermeel zelfst. naamw. haverzak voerzak overig. haverzak voederzak overig. hazelaar hazelstruik overig. hazelaar hazelnotestruik overig. hazelaar hazelnotenboom overig. hazelnotenboom hazelstruik overig. hazelnotenboom hazelnotestruik overig. hazelnotenboom hazelaar overig. hazelnotestruik hazelstruik overig. hazelnotestruik hazelnotenboom overig. hazelnotestruik hazelaar overig. hazelstruik hazelnotestruik overig. hazelstruik hazelnotenboom overig. hazelstruik hazelaar overig. hazenhart bangerd zelfst. naamw. hazenleger lager zelfst. naamw. hazenleger leger zelfst. naamw. hazenslaap dutje zelfst. naamw. hazenslaap hazenslaapje zelfst. naamw. hazenslaapje hazenslaap overig. hazewind windhond overig. hazewind hazewindhond overig. hazewindhond windhond overig. hazewindhond hazewind overig. hè! foei! overig. hè! wel! overig. hearing auditie zelfst. naamw. hearing hoorzitting zelfst. naamw. hebbeding snuisterij overig. hebbelijkheid aanwensel zelfst. naamw. hebbelijkheid vreemdsoortigheid zelfst. naamw. hebbelijkheid merkwaardigheid zelfst. naamw. hebbelijkheid eigenaardigheid zelfst. naamw. hebben beschikken over werkwoord hebben gehoord hebben werkwoord hebben lijden werkwoord hebben pakken werkwoord hebben bezitten werkwoord hebberig hebzuchtig bijv. naamw. hebberig inhalig bijv. naamw. hebberig begerig bijv. naamw. hebberigheid hebzucht zelfst. naamw. hebberigheid gretigheid zelfst. naamw. hebbes eureka overig. hebelangrijk cruciaal overig. hebgier geldzucht overig. Hebreeër joods overig. Hebreeër Hebreeuws overig. Hebreeër Jood overig. Hebreeuws joods overig. Hebreeuws Hebreeër overig. hebzucht schraapzucht zelfst. naamw. hebzucht hebberigheid zelfst. naamw. hebzucht gretigheid zelfst. naamw. hebzuchtig egoïstisch bijv. naamw. hebzuchtig hebberig bijv. naamw. hebzuchtig begerig bijv. naamw. hebzuchtig inhalig bijv. naamw. hecht compact bijv. naamw. hecht duurzaam bijv. naamw. hechtdraad garen overig. hechtdraad draad overig. hechten aanhechten werkwoord hechten binden werkwoord hechten gehecht zijn werkwoord hechten houden werkwoord hechten toekennen werkwoord hechten vastlijmen werkwoord hechten vastmaken werkwoord hechten vastnaaien werkwoord hechten bevestigen werkwoord hechten vastplakken werkwoord hechten vasthechten werkwoord hechten opplakken werkwoord hechten lijmen werkwoord hechtenis arrest zelfst. naamw. hechtenis gevangenhouding zelfst. naamw. hechtenis gevangenisstraf zelfst. naamw. hechtenis gevangenschap zelfst. naamw. hechtenis opsluiting zelfst. naamw. hechtenis detentie zelfst. naamw. hechtenis straf zelfst. naamw. hechtenis celstraf zelfst. naamw. hechtenis boete zelfst. naamw. hechtenis verzekerbewaring zelfst. naamw. hechtheid stevigheid zelfst. naamw. hechtheid vastheid zelfst. naamw. hechtheid soliditeit zelfst. naamw. hechting litteken zelfst. naamw. hechting vasthechting zelfst. naamw. hechtpleister pleister zelfst. naamw. hechtpleister kleefpleister zelfst. naamw. hechttang nietmachine overig. hectare ha zelfst. naamw. hectare bunder overig. hectisch druk bijv. naamw. hectisch koortsachtig bijv. naamw. hectoliter mud zelfst. naamw. heden vandaag zelfst. naamw. heden nu zelfst. naamw. heden thans overig. hedenavond vanavond bijv. naamw. hedendaags contemporain bijv. naamw. hedendaags eigentijds bijv. naamw. hedendaags huidig bijv. naamw. hedendaags modern bijv. naamw. hedendaags tegenwoordig bijv. naamw. hedentendage tegenwoordig bijv. naamw. hedonisme genotzucht overig. hedonist levensgenieter zelfst. naamw. hedonistisch genotzuchtig overig. heek stokvis overig. heel belangrijk bijv. naamw. heel compleet bijv. naamw. heel gaaf bijv. naamw. heel intact bijv. naamw. heel erg bijv. naamw. heel volkomen bijv. naamw. heel volstrekt bijv. naamw. heel godganselijk overig. heelal hemelgewelf zelfst. naamw. heelal universum zelfst. naamw. heelal wereldruimte zelfst. naamw. heelal ruimte zelfst. naamw. heelhuids behouden bijv. naamw. heelhuids ongedeerd bijv. naamw. heelhuids ongeschonden bijv. naamw. heelhuids ongekwetst bijv. naamw. heelkun medicijnen overig. heelkun geneeskunst overig. heelkun geneeskun overig. heelkunde geneeskunde zelfst. naamw. heelkundig chirurgisch bijv. naamw. heelkundig operatief bijv. naamw. heelkundige chirurg overig. heelmeester genezer zelfst. naamw. heelmeester barbier zelfst. naamw. heem boerenerf zelfst. naamw. heem thuis zelfst. naamw. heem hof zelfst. naamw. heem erf zelfst. naamw. heemraadschap waterschap overig. heen ksst bijv. naamw. heen weg bijv. naamw. heen vort bijv. naamw. heengaan afreizen werkwoord heengaan doodgaan werkwoord heengaan overlijden werkwoord heengaan verlaten werkwoord heengaan verlopen werkwoord heengaan weggaan werkwoord heengaan vertrekken zelfst. naamw. heengaan opstappen werkwoord heengaan opbreken werkwoord heengaan gaan werkwoord heengaan verscheiden werkwoord heengaan sterven werkwoord heengaan ontslapen werkwoord heengaan inslapen werkwoord heengaan wegvallen werkwoord heengaan vallen werkwoord heengaan sneuvelen werkwoord heengaan omkomen werkwoord heengaan bezwijken werkwoord heengaan wegtrekken werkwoord heengaan wegreizen werkwoord heengaan verdwijnen werkwoord heengegaan overleden overig. heengegaan gestorven overig. heengegaan doodgegaan overig. heengegaan dood overig. heengegaan afgestorven overig. heenkomen toevluchtsoord overig. heenkomen toevlucht overig. heenkomen toeverlaat overig. heenkomen schuilplaats overig. heenrit heenweg overig. heenweg heenrit overig. heer bezitter zelfst. naamw. heer gebieder zelfst. naamw. heer gentleman zelfst. naamw. heer God zelfst. naamw. heer heerser zelfst. naamw. heer meneer zelfst. naamw. heer opperwezen zelfst. naamw. heer Schepper zelfst. naamw. heer Almachtige zelfst. naamw. heer soeverein zelfst. naamw. heer machthebber zelfst. naamw. heer gentleman overig. heerg uiterst overig. heerg uitermate overig. heerg hogelijk overig. heerg excessief overig. heerg buitensporig overig. heerg buitengewoon overig. heerg buitengemeen overig. heerg bijzonder overig. heerg zeer overig. heerg extreem overig. heerg ernstig overig. heerg oer overig. heerg reuze overig. heerg enorm overig. heerg kras overig. heerlijk goddelijk bijv. naamw. heerlijk groots bijv. naamw. heerlijk lekker bijv. naamw. heerlijk reuzelekker bijv. naamw. heerlijk uitstekend bijv. naamw. heerlijk verrukkelijk bijv. naamw. heerlijk zalig bijv. naamw. heerlijk paradijselijk bijv. naamw. heerlijk hemels bijv. naamw. heerlijk zinnelijk bijv. naamw. heerlijk smakelijk bijv. naamw. heerlijk overheerlijk bijv. naamw. heerlijk kostelijk bijv. naamw. heerlijk voortreffelijk bijv. naamw. heerlijk mieters bijv. naamw. heerlijk wellustig bijv. naamw. heerlijk weelderig bijv. naamw. heerlijk zoet bijv. naamw. heerlijk zachtzinnig bijv. naamw. heerlijk zachtmoedig bijv. naamw. heerlijk zacht bijv. naamw. heerlijk liefelijk bijv. naamw. heerlijk bevallig bijv. naamw. heerlijk aangenaam bijv. naamw. heerlijk geweldig overig. heerlijkheid gelukzaligheid zelfst. naamw. heerlijkheid glans zelfst. naamw. heerlijkheid glorie zelfst. naamw. heerlijkheid lekkernij zelfst. naamw. heerschaar legerschaar zelfst. naamw. heerschap figuur zelfst. naamw. heerschap sujet zelfst. naamw. heerschap vent zelfst. naamw. heerschappij autoriteit zelfst. naamw. heerschappij bestuur zelfst. naamw. heerschappij gezag zelfst. naamw. heerschappij macht zelfst. naamw. heerschappij overheersing zelfst. naamw. heerschappij overhand zelfst. naamw. heersen domineren werkwoord heersen gezaghebben werkwoord heersen regeren werkwoord heersen voorkomen werkwoord heersen overheersen werkwoord heersend algemeen bijv. naamw. heersend regerend bijv. naamw. heersend leidend overig. heersend leidend overig. heersend leidend overig. heerser despoot zelfst. naamw. heerser heer zelfst. naamw. heerser monarch zelfst. naamw. heerser soeverein zelfst. naamw. heerser machthebber zelfst. naamw. heerser vorst zelfst. naamw. heerser koning zelfst. naamw. heerszucht overheersingsdwang overig. heerszucht heerszuchtigheid overig. heerszuchtigheid overheersingsdwang zelfst. naamw. heerszuchtigheid heerszucht zelfst. naamw. heertje meneer zelfst. naamw. heertje fatje zelfst. naamw. hees schor bijv. naamw. hees zonstem bijv. naamw. heesheid schorheid zelfst. naamw. heester struik zelfst. naamw. heester bosje zelfst. naamw. heesters struiken zelfst. naamw. heet brandend bijv. naamw. heet geil bijv. naamw. heet gekruid bijv. naamw. heet gloeiend bijv. naamw. heet hevig bijv. naamw. heet koortsig bijv. naamw. heet seksueopgewonden bijv. naamw. heet opgewonden bijv. naamw. heet hitsig bijv. naamw. heet pittig bijv. naamw. heet pikant bijv. naamw. heet hartig bijv. naamw. heet gepeperd bijv. naamw. heet scherp bijv. naamw. heetbloedig hartstochtelijk bijv. naamw. heetbloedig heet bijv. naamw. heetbloedig heetgebakerd bijv. naamw. heetbloedig heethoofdig bijv. naamw. heetbloedig warmbloedig bijv. naamw. heetbloedig vurig bijv. naamw. heetbloedig temperamentvol bijv. naamw. heetbloedig stormachtig bijv. naamw. heetbloedig gepassioneerd bijv. naamw. heetbloedigheid volbloedigheid zelfst. naamw. heetgebakerd driftig bijv. naamw. heetgebakerd heetbloedig bijv. naamw. heethoofd driftkikker zelfst. naamw. heethoofd driftkop zelfst. naamw. heethoofdig driftig bijv. naamw. heethoofdig heetbloedig bijv. naamw. heetwatergeiser geiser zelfst. naamw. heetwatergeisers geisers overig. hefboom handel zelfst. naamw. hefboom slinger zelfst. naamw. hefboom zwengel zelfst. naamw. hefboom hevel overig. hefbrug autolift zelfst. naamw. heffen eisen werkwoord heffen optillen werkwoord heffen opheffen werkwoord heffen hijsen werkwoord heffen tillen werkwoord heffen omhoogheffen werkwoord heffen lichten werkwoord heffing belasting zelfst. naamw. heffing leges zelfst. naamw. heffing losgeld zelfst. naamw. heffing luistergeld zelfst. naamw. heffing recht zelfst. naamw. heffing schatting zelfst. naamw. heffing kosten zelfst. naamw. heffing tol overig. heffingen belastingen zelfst. naamw. hefschroefvliegtuig helikopter overig. hefschroefvliegtuig heli overig. heft greep zelfst. naamw. heftig gepassioneerd bijv. naamw. heftig hevig bijv. naamw. heftig onbeheerst bijv. naamw. heftig onstuimig bijv. naamw. heftig driftig bijv. naamw. heftig erg bijv. naamw. heftig vurig bijv. naamw. heftig hartstochtelijk bijv. naamw. heftig krachtig bijv. naamw. heftig fel bijv. naamw. heftig intens bijv. naamw. heftig verwoed bijv. naamw. heftigheid driftigheid zelfst. naamw. heftigheid kracht zelfst. naamw. heftigheid intensiteit zelfst. naamw. heftigheid hevigheid zelfst. naamw. heftigheid felheid zelfst. naamw. heftruck vorkheftruck zelfst. naamw. heg haag zelfst. naamw. heg liguster zelfst. naamw. hegemonie overheersing zelfst. naamw. hegemonie overwicht zelfst. naamw. hegemonie suprematie zelfst. naamw. heggenschaar heggeschaar zelfst. naamw. heggeschaar heggenschaar zelfst. naamw. hegroot reusachtig overig. hegroot onmetelijk overig. hegroot kolossaal overig. hegroot immens overig. hegroot gigantisch overig. hegroot enorm overig. hehoeveelheid gehehoeveelheid zelfst. naamw. hehoeveelheid alles zelfst. naamw. hehoeveelheid al zelfst. naamw. hei heidecultuur zelfst. naamw. hei heidegrond zelfst. naamw. hei heide zelfst. naamw. hei heidevlakte zelfst. naamw. heib tumult overig. heib rumoer overig. heib pandemonium overig. heib opschudding overig. heib leven overig. heib lawaai overig. heib heksenket overig. heib geraas overig. heib drukte overig. heib beroering overig. heibel bonje zelfst. naamw. heibel drukte zelfst. naamw. heibel mot zelfst. naamw. heibel onenigheid zelfst. naamw. heibel ruzie zelfst. naamw. heiblok heistelling overig. heiblok heimachine overig. heide heidecultuur zelfst. naamw. heide heidegrond zelfst. naamw. heide hei zelfst. naamw. heide heidevlakte zelfst. naamw. heidebrem stekelbrem overig. heidecultuur hei zelfst. naamw. heidecultuur heide zelfst. naamw. heidegrond hei zelfst. naamw. heidegrond heide zelfst. naamw. heidegrond heidevlakte zelfst. naamw. heidekruid heidestruik overig. heidekruid heideplant overig. heiden barbaar zelfst. naamw. heiden ongelovige zelfst. naamw. heidendom paganisme zelfst. naamw. heidens barbaars bijv. naamw. heidens enorm bijv. naamw. heidens onchristelijk bijv. naamw. heidens goddeloos bijv. naamw. heideplant heidestruik overig. heideplant heidekruid overig. heidesoort wilroos overig. heidesoort doornstruik overig. heidestruik heideplant overig. heidestruik heidekruid overig. heidevlakte heidegrond overig. heidevlakte heide overig. heidevlakte hei overig. heiig mistig bijv. naamw. heiig nevelig bijv. naamw. heiigheid waas zelfst. naamw. heikel delicaat bijv. naamw. heikel netelig overig. heikel netelig overig. heikel netelig overig. heil baat zelfst. naamw. heil behoud zelfst. naamw. heil geluk zelfst. naamw. heil verlossing zelfst. naamw. heil voorspoed zelfst. naamw. heil zegen zelfst. naamw. heil zegening zelfst. naamw. heil zegenen zelfst. naamw. heil zaligheid zelfst. naamw. heil gezegentoestand zelfst. naamw. heil wijding zelfst. naamw. heil welzijn zelfst. naamw. heiland verlosser overig. heiland messias overig. heildronk toost zelfst. naamw. heilen voordelen overig. heilen baten overig. heilig deugdzaam bijv. naamw. heilig dierbaar bijv. naamw. heilig gecanoniseerd bijv. naamw. heilig gemeend bijv. naamw. heilig gewijd bijv. naamw. heilig verheerlijkt bijv. naamw. heilig verheven bijv. naamw. heilig zalig bijv. naamw. heilig glorierijk bijv. naamw. heiligdom tempel zelfst. naamw. heiligdom temp zelfst. naamw. heiligdom gewijplek zelfst. naamw. heilige gildepatroon zelfst. naamw. heiligen eren werkwoord heiligen inzegenen werkwoord heiligen wijden werkwoord heiligen zegenen werkwoord heiligen inwijden werkwoord heiligenkrans stralenkrans overig. heiligenkrans nimbus overig. heiligenkrans aureool overig. heiligenleven legende zelfst. naamw. heiligenschijn aureool zelfst. naamw. heiligenschijn halo zelfst. naamw. heiligenschijn stralenkrans zelfst. naamw. heiligenschijn stralenkroon zelfst. naamw. heiligenschijn mandorla zelfst. naamw. heiligenschijn lichtkrans zelfst. naamw. heiligenvoorstelling icoon overig. heiliging zegening zelfst. naamw. heiliging wijding zelfst. naamw. heiligschennend profaan overig. heiligschennis profanatie zelfst. naamw. heiligschennis sacrilege zelfst. naamw. heiligschennis ontheiliging zelfst. naamw. heiligverklaring canonisatie overig. heilloos goddeloos bijv. naamw. heilloos noodlottig bijv. naamw. heilloos rampspoedig bijv. naamw. heilloos verderfelijk bijv. naamw. heilloos verdorven bijv. naamw. heilstaat utopie zelfst. naamw. heilwens wens zelfst. naamw. heilwens zegen zelfst. naamw. heilwensen zegenwensen overig. heilzaam geneeskrachtig bijv. naamw. heilzaam nuttig bijv. naamw. heilzaam zegenrijk bijv. naamw. heilzaam gezond bijv. naamw. heilzaam curatief bijv. naamw. heilzaamheid zegenrijkheid zelfst. naamw. heimachine heistelling overig. heimachine heiblok overig. heimelijk geheim bijv. naamw. heimelijk onderhands bijv. naamw. heimelijk stiekem bijv. naamw. heimelijk stilletjes bijv. naamw. heimelijk achterbaks bijv. naamw. heimelijk in het geheim bijv. naamw. heimelijk verstolen bijv. naamw. heimelijk steels bijv. naamw. heimelijk verholen bijv. naamw. heimelijk bedekt bijv. naamw. heimelijk tersluiks bijv. naamw. heimelijk steelsgewijze bijv. naamw. heimelijkheid geheim zelfst. naamw. heimelijkheid verborgenheid zelfst. naamw. heimelijkheid stiekemheid zelfst. naamw. heimwee nostalgie zelfst. naamw. heining afscheiding zelfst. naamw. heining haag zelfst. naamw. heining heg zelfst. naamw. heining muur zelfst. naamw. heining omheining zelfst. naamw. heining schutting zelfst. naamw. heipaal paal zelfst. naamw. heir strijdmacht overig. heir legermacht overig. heir leger overig. heir krijgsmacht overig. heisa deining zelfst. naamw. heisa drukte zelfst. naamw. heisa gedoe zelfst. naamw. heisa krakeel zelfst. naamw. heisa toestand zelfst. naamw. heisa ophef overig. heisa ophef overig. heisa ophef overig. heist inbraak overig. heistelling heimachine overig. heistelling heiblok overig. hek afscheiding zelfst. naamw. hek afsluiting zelfst. naamw. hek deur zelfst. naamw. hek hekwerk zelfst. naamw. hek weerzin zelfst. naamw. hek tegenzin zelfst. naamw. hek aversie zelfst. naamw. hek antipathie zelfst. naamw. hek afkeer zelfst. naamw. hek afrastering overig. hekel antipathie zelfst. naamw. hekel aversie zelfst. naamw. hekel pest zelfst. naamw. hekel smoor zelfst. naamw. hekel vlaskam zelfst. naamw. hekel ribbel zelfst. naamw. hekeldicht satire zelfst. naamw. hekeldicht puntdicht zelfst. naamw. hekeldicht hekelvers zelfst. naamw. hekeldicht hekelschrift zelfst. naamw. hekeldicht hekeling zelfst. naamw. hekelen bekritiseren werkwoord hekeling satire overig. hekeling puntdicht overig. hekeling hekelvers overig. hekeling hekelschrift overig. hekeling hekeldicht overig. hekelschrift pamflet zelfst. naamw. hekelschrift satire zelfst. naamw. hekelschrift puntdicht zelfst. naamw. hekelschrift hekelvers zelfst. naamw. hekelschrift hekeling zelfst. naamw. hekelschrift hekeldicht zelfst. naamw. hekelschrift smaadschrift zelfst. naamw. hekelschrift schotschrift zelfst. naamw. hekelschrift schandschrift zelfst. naamw. hekelvers satire overig. hekelvers puntdicht overig. hekelvers hekelschrift overig. hekelvers hekeling overig. hekelvers hekeldicht overig. hekken schuttingen overig. hekken omheiningen overig. hekken beschuttingen overig. hekkensluiter laatste zelfst. naamw. hekkensluiters laatsten overig. hekkesluiter laatste overig. heks feeks zelfst. naamw. heks haaibaai zelfst. naamw. heks kol zelfst. naamw. heks toverkol zelfst. naamw. heks viswijf zelfst. naamw. heks teef zelfst. naamw. heks loeder zelfst. naamw. heks helleveeg zelfst. naamw. heksen toveren werkwoord heksenjacht hetze zelfst. naamw. heksenket tumult overig. heksenket rumoer overig. heksenket pandemonium overig. heksenket opschudding overig. heksenket leven overig. heksenket lawaai overig. heksenket geraas overig. heksenket drukte overig. heksenket beroering overig. heksenket heib overig. heksenket zootje overig. heksenket wanordelijkheid overig. heksenket wanorde overig. heksenket regelloosheid overig. heksenket puinhoop overig. heksenket keet overig. heksenket chaos overig. heksenketel chaos zelfst. naamw. heksenketel tumult zelfst. naamw. heksenkunst tovenarij zelfst. naamw. heksenverbranding ketterverbranding zelfst. naamw. heksenwerk duivelswerk overig. heksenwerk toverij overig. heksenwerk hekserij overig. hekserij toverij overig. hekserij heksenwerk overig. hekwerk balie zelfst. naamw. hekwerk balustrade zelfst. naamw. hekwerk hek zelfst. naamw. hekwerk rasterwerk zelfst. naamw. hekwerk afscheiding zelfst. naamw. hekwerk afrastering overig. hekwerk afrastering overig. hekwerk afrastering overig. hel blinkend bijv. naamw. hel doordringend bijv. naamw. hel duisternis zelfst. naamw. hel hellevuur zelfst. naamw. hel onderwereld zelfst. naamw. hel vagevuur zelfst. naamw. hel schel zelfst. naamw. helaas jammer bijv. naamw. helaas wee bijv. naamw. helaas tot mijn spijt bijv. naamw. helaas spijtig bijv. naamw. helaas sneu bijv. naamw. helaas och bijv. naamw. held hoofdpersoon zelfst. naamw. held uitblinker zelfst. naamw. heldendaad moed overig. heldendicht epos zelfst. naamw. heldendicht heldenroman zelfst. naamw. heldendood dood zelfst. naamw. heldenmoed moed zelfst. naamw. heldenmoed heldhaftigheid zelfst. naamw. heldenroman heldendicht overig. heldenroman epos overig. helder begrijpelijk bijv. naamw. helder blinkend bijv. naamw. helder doorzichtig bijv. naamw. helder klaar bijv. naamw. helder onbewolkt bijv. naamw. helder proper bijv. naamw. helder duidelijk bijv. naamw. helder lucide bijv. naamw. helder scherp bijv. naamw. helder acuut bijv. naamw. helder overduidelijk bijv. naamw. helder inzichtelijk bijv. naamw. helder bevattelijk bijv. naamw. helderheid begrijpelijkheid zelfst. naamw. helderheid lichtsterkte zelfst. naamw. helderheid luciditeit zelfst. naamw. helderheid klaarheid zelfst. naamw. helderheid duidelijkheid zelfst. naamw. helderheid levendigheid zelfst. naamw. helderheid zuiverheid zelfst. naamw. helderheid reinheid zelfst. naamw. helderziend paragnostisch bijv. naamw. helderziende paragnost zelfst. naamw. helderziende waarzegger zelfst. naamw. helderziende ziener zelfst. naamw. helderziendheid paragnostiek overig. heldhaftig dapper bijv. naamw. heldhaftig kloek bijv. naamw. heldhaftig moedig bijv. naamw. heldhaftig onverschrokken bijv. naamw. heldhaftig stout bijv. naamw. heldhaftig stoutmoedig bijv. naamw. heldhaftig heroïsch bijv. naamw. heldhaftigheid moed zelfst. naamw. heldhaftigheid heldenmoed zelfst. naamw. heldin hoofdpersoon zelfst. naamw. heldin protagonist zelfst. naamw. heleboel boel zelfst. naamw. heleboel hoop zelfst. naamw. heleboel massa zelfst. naamw. helemaal faliekant bijv. naamw. helemaal grondig bijv. naamw. helemaal volledig bijv. naamw. helemaal door en door bijv. naamw. helemaal volkomen bijv. naamw. helemaal totaal bijv. naamw. helemaal diepgravend bijv. naamw. helemaal diepgaand bijv. naamw. helemaal degelijk bijv. naamw. helemaal absoluut bijv. naamw. helemaal compleet bijv. naamw. helemaal volstrekt bijv. naamw. helemaal vierkant bijv. naamw. helemaal hartstikke bijv. naamw. helemaal finaal bijv. naamw. helen beteren werkwoord helen genezen werkwoord helend genezend overig. helft half zelfst. naamw. helft tweede zelfst. naamw. helften halfjes overig. helgeworden verhelderd overig. helgeworden opgetrokken overig. helgeworden opgehelderd overig. heli helikopter overig. heli hefschroefvliegtuig overig. helicon contrabastuba overig. helicon contrabastuba overig. helikopter heli overig. helikopter hefschroefvliegtuig overig. heling genezing zelfst. naamw. heling herstel zelfst. naamw. heling verduistering zelfst. naamw. heliotroop fototropie overig. hellebaard lans zelfst. naamw. Helleen Griek overig. hellen aflopen werkwoord hellen overhangen werkwoord hellen overhellen werkwoord hellen buigen werkwoord hellend schuin bijv. naamw. hellend scheef bijv. naamw. hellend wankelend bijv. naamw. hellend neiging bijv. naamw. hellend helling bijv. naamw. hellend achteruitgaand bijv. naamw. hellend steil bijv. naamw. helleveeg feeks zelfst. naamw. helleveeg haaibaai zelfst. naamw. helleveeg furie zelfst. naamw. helleveeg viswijf zelfst. naamw. helleveeg teef zelfst. naamw. helleveeg loeder zelfst. naamw. helleveeg heks zelfst. naamw. hellevuur hel zelfst. naamw. hellevuur vagevuur zelfst. naamw. helling daling zelfst. naamw. helling talud zelfst. naamw. helling vermindering zelfst. naamw. helling rommel zelfst. naamw. helling ontrouw zelfst. naamw. helling afval zelfst. naamw. helling wankelend zelfst. naamw. helling schuin zelfst. naamw. helling neiging zelfst. naamw. helling hellend zelfst. naamw. helling achteruitgaand zelfst. naamw. helling glooiing zelfst. naamw. helling dijkhelling zelfst. naamw. helling berm zelfst. naamw. helling afgang zelfst. naamw. helling kalfateren zelfst. naamw. helling dok zelfst. naamw. hellingen taluds overig. hellingsgraad hellingshoek zelfst. naamw. hellingshoek hellingsgraad zelfst. naamw. helm hoofdbescherming zelfst. naamw. helm duingras zelfst. naamw. helmbos vederbos overig. helmpluim pluim zelfst. naamw. helpen assisteren werkwoord helpen baten werkwoord helpen bedienen werkwoord helpen bijstaan werkwoord helpen castreren werkwoord helpen genezen werkwoord helpen lenen werkwoord helpen ondersteunen werkwoord helpen promoten werkwoord helpen verplegen werkwoord helpen weldoen werkwoord helpen seconderen werkwoord helpen bijspringen werkwoord helpen dienen werkwoord helpen avanceren werkwoord helpen goeddoen werkwoord helper assistent zelfst. naamw. helper hulp zelfst. naamw. helper redder zelfst. naamw. helper schildknaap zelfst. naamw. helper secondant zelfst. naamw. helper hulpkracht zelfst. naamw. helper hulpje zelfst. naamw. hels boosaardig bijv. naamw. hels des duivels bijv. naamw. hels infernaal bijv. naamw. hels woedend bijv. naamw. hels goddeloos bijv. naamw. hels satanisch bijv. naamw. hels woest bijv. naamw. hels tierend bijv. naamw. hels razend bijv. naamw. hels nijdig bijv. naamw. hels laaiend bijv. naamw. hels kwaad bijv. naamw. hels furieus bijv. naamw. hels dol bijv. naamw. hels boos bijv. naamw. hem zwerk overig. hem uitspansel overig. hem hemelkoep overig. hem hemelgewelf overig. hem firmament overig. hem paradijs overig. hem hiernamaals overig. hematoom bloeduitstorting zelfst. naamw. hematurie bloedwateren zelfst. naamw. hemd baai zelfst. naamw. hemd onderhemd zelfst. naamw. hemd overhemd zelfst. naamw. hemd shirt zelfst. naamw. hemel baldakijn zelfst. naamw. hemel firmament zelfst. naamw. hemel hemelkoepel zelfst. naamw. hemel hiernamaals zelfst. naamw. hemel lucht zelfst. naamw. hemelbestormer idealist overig. hemelblauw hemelsblauw overig. hemelblauw azuur overig. hemelblauw azuren overig. hemelbode godsgezant overig. hemelboog hemel zelfst. naamw. hemelgeest engel zelfst. naamw. hemelgeest eng zelfst. naamw. hemelgewelf firmament zelfst. naamw. hemelgewelf heelal zelfst. naamw. hemelgewelf hemel zelfst. naamw. hemelgewelf lucht zelfst. naamw. hemelgewelf uitspansel zelfst. naamw. hemelgewelf zwerk zelfst. naamw. hemelgewelf hemelkoep zelfst. naamw. hemelgewelf hem zelfst. naamw. hemelhoog mijlenhoog overig. hemelkoep zwerk overig. hemelkoep uitspansel overig. hemelkoep hemelgewelf overig. hemelkoep hem overig. hemelkoep firmament overig. hemelkoepel firmament zelfst. naamw. hemelkoepel hemel zelfst. naamw. hemelkoepel uitspansel zelfst. naamw. hemelkoepel zwerk zelfst. naamw. hemellichaam komeet zelfst. naamw. hemellicht noorderlicht overig. hemellicht ster overig. hemelpool pool zelfst. naamw. hemels gelukzalig bijv. naamw. hemels goddelijk bijv. naamw. hemels reuzelekker bijv. naamw. hemels zalig bijv. naamw. hemels verrukkelijk bijv. naamw. hemels paradijselijk bijv. naamw. hemels heerlijk bijv. naamw. hemels smakelijk bijv. naamw. hemels overheerlijk bijv. naamw. hemels lekker bijv. naamw. hemels kostelijk bijv. naamw. hemelsblauw azuren bijv. naamw. hemelsblauw blauw bijv. naamw. hemelsblauw hemelblauw bijv. naamw. hemelsblauw azuur bijv. naamw. hemelsblauw lazuur bijv. naamw. hemelstreek windstreek overig. hemelstreek kompasstreek overig. hemeltergend godgeklaagd overig. hemelvaart hemelvaartsdag zelfst. naamw. hemelvaart stijging zelfst. naamw. hemelvaart oprit zelfst. naamw. hemelvaart oprijden zelfst. naamw. hemelvaartsdag hemelvaart zelfst. naamw. hemelvuur bliksem zelfst. naamw. hemelwater regen zelfst. naamw. hemelwater neerslag zelfst. naamw. hemeralopie nachtblindheid zelfst. naamw. hemisfeer halfrond zelfst. naamw. hemmen hummen werkwoord hemofilie bloedziekte zelfst. naamw. hemofilie bloederziekte zelfst. naamw. hemooi uitgelezen overig. hemopathie bloedziekte zelfst. naamw. hemopoëtisch bloedvormend zelfst. naamw. hemoptoë bloedspuwen zelfst. naamw. hemorragie bloedstorting zelfst. naamw. hemorroïde aambei zelfst. naamw. hemorroïden aambeien overig. hemostase bloedstelping zelfst. naamw. hen hun bijv. naamw. hen hoen zelfst. naamw. hen kip zelfst. naamw. hen kloek zelfst. naamw. hendel deurklink zelfst. naamw. hendel handel zelfst. naamw. hendel handgreep zelfst. naamw. hendel handvat zelfst. naamw. hendel greep zelfst. naamw. hendel kruk zelfst. naamw. hendel klink zelfst. naamw. heng vishengel overig. hengeklok geklok overig. hengel vishengel zelfst. naamw. hengelaar visser overig. hengelaar sportvisser overig. hengelen vissen werkwoord hengelen visvangen werkwoord hengelen hengelsport werkwoord hengelsnoer vissnoer overig. hengelsnoer vislijn overig. hengelsnoer sim overig. hengelsnoer sim overig. hengelsnoer sim overig. hengelsport vissen zelfst. naamw. hengelsport hengelen zelfst. naamw. hengelstok gard overig. hengsel handvat zelfst. naamw. hengsel draagbeugel zelfst. naamw. hengsel beug zelfst. naamw. hengsel scharnier zelfst. naamw. hengselvat emmer zelfst. naamw. hengst klap zelfst. naamw. hengst oplawaai zelfst. naamw. hengst peut zelfst. naamw. hengst schop zelfst. naamw. hengst slag zelfst. naamw. hengst trap zelfst. naamw. hengst stoot zelfst. naamw. hengst opduv zelfst. naamw. hengst opdon zelfst. naamw. hengst muilpeer zelfst. naamw. hengst mep zelfst. naamw. hengst lel zelfst. naamw. hengsten blokken werkwoord hengsten stompen werkwoord hengsten rammen werkwoord hengsten timmeren werkwoord hengsten slaan werkwoord hengsten meppen werkwoord hengstig geil overig. hengstig geil overig. hengstig geil overig. henj contrabastuba overig. henna hennaverf overig. hennaverf henna overig. hennep hasjiesj zelfst. naamw. hennep marihuana zelfst. naamw. hennep wiet zelfst. naamw. hennep stuff zelfst. naamw. hennep kiev zelfst. naamw. hennep hasj zelfst. naamw. hennep haschisch zelfst. naamw. hennep wied zelfst. naamw. hennep weed zelfst. naamw. hens brand zelfst. naamw. hepatitis leverontsteking zelfst. naamw. hepatomegalie leververgroting zelfst. naamw. herademing opluchting zelfst. naamw. heraldiek wapenkun overig. herbenoemen herplaatsen werkwoord herbenoemen herkiezen werkwoord herberg café zelfst. naamw. herberg café-hotel zelfst. naamw. herberg hotel zelfst. naamw. herberg logement zelfst. naamw. herberg gasthuis zelfst. naamw. herbergen bevatten werkwoord herbergen huisvesten werkwoord herbergen onderbrengen werkwoord herbergen huizen werkwoord herbergen accommoderen werkwoord herbergen plaatsen werkwoord herbergier kastelein zelfst. naamw. herbergier waard zelfst. naamw. herbergierster waardin overig. herbergierster gastvrouw overig. herbivoor planteneter zelfst. naamw. herbouw reconstructie zelfst. naamw. herbouwen reconstrueren werkwoord herbouwing restauratie zelfst. naamw. hercirculatie recirculatie overig. hercirculatie hergebruik overig. herdenken gedachten werkwoord herdenken gedenken werkwoord herdenken memoreren werkwoord herdenkingsdag gedenkdag overig. herdenkingsdienst zielemis overig. herdenkingsdienst zielemis overig. herdenkingsdienst zielemis overig. herder pastor zelfst. naamw. herder veehoeder zelfst. naamw. herderin schaapherderin zelfst. naamw. herderlijk arcadisch bijv. naamw. herderlijk geestelijk bijv. naamw. herderlijk gemoedelijk bijv. naamw. herderlijk pastoraal bijv. naamw. herdersfluit schalmei overig. herdershut hut zelfst. naamw. herdersstaf herdersstok overig. herdersstok herdersstaf overig. herdopen omdopen werkwoord herdruk bewerking zelfst. naamw. Here schepper overig. Here God overig. herediteit erfelijkheid zelfst. naamw. heremiet asceet zelfst. naamw. heremiet kluizenaar zelfst. naamw. heremiet anachoreet zelfst. naamw. heremietkreeft kluizenaarskreeft overig. herenboon suikerboon overig. herenboon sperzieboon overig. herenboon snijboon overig. herenboon slaboon overig. herenboon prinsessenboon overig. herenboon boon overig. herendienst lijfeigenschap overig. herendienst vroondienst overig. herendienst leendienst overig. herenfuif bokkenfuif overig. hereniging reünie zelfst. naamw. hereniging reunie zelfst. naamw. hereniging verzoening zelfst. naamw. hereniging weerzien zelfst. naamw. herenkleding herenmode zelfst. naamw. herenknecht kamerdienaar overig. herenknecht kamerbediende overig. herenknecht butler overig. herenkostuum pak zelfst. naamw. herenmode herenkleding zelfst. naamw. heresie ketterij zelfst. naamw. herexamen nagaan overig. herexamen controle overig. herformulering parafrase zelfst. naamw. herfst eindfase zelfst. naamw. herfst najaar zelfst. naamw. herfstachtig herfstig overig. herfstig herfstachtig overig. herfstmaand september zelfst. naamw. herfstmaand slachtmaand zelfst. naamw. herfstmaand november zelfst. naamw. hergebruik recirculatie zelfst. naamw. hergebruik recycling zelfst. naamw. hergebruik hercirculatie zelfst. naamw. herhaald frequent bijv. naamw. herhaaldelijk frequent bijv. naamw. herhaaldelijk herhaald bijv. naamw. herhaaldelijk telkens bijv. naamw. herhaaldelijk veelvuldig bijv. naamw. herhaaldelijk aanhoudend bijv. naamw. herhaaldelijk dikwijls bijv. naamw. herhaaldelijk meermaals bijv. naamw. herhaaloefening repetitie overig. herhaaloefening herhaling zelfst. naamw. herhalen nazeggen werkwoord herhalen overdoen werkwoord herhalen repeteren werkwoord herhalen voorstellen werkwoord herhalen vertonen werkwoord herhalen spelen werkwoord herhalen presenteren werkwoord herhalen indienen werkwoord herhalen doornemen werkwoord herhalen aanbieden werkwoord herhalen napraten werkwoord herhalen nabouwen werkwoord herhalen echoën werkwoord herhalen oefenen werkwoord herhalend nogmaals overig. herhalend repetitief overig. herhaling heruitzending zelfst. naamw. herhaling repetitie zelfst. naamw. herhaling herhaaloefening zelfst. naamw. herhaling terugkeer zelfst. naamw. herhaling repri zelfst. naamw. herhalingscursus opfriscursus overig. herinneren attenderen werkwoord herinneren denken aan werkwoord herinneren doen denken werkwoord herinneren heugen werkwoord herinneren in gedachte hebben werkwoord herinneren memoreren werkwoord herinneren onthouden werkwoord herinnering aandenken zelfst. naamw. herinnering aanmaning zelfst. naamw. herinnering geheugen zelfst. naamw. herinnering geheugenis zelfst. naamw. herinnering heugenis zelfst. naamw. herinnering nagedachtenis zelfst. naamw. herinnering souvenir zelfst. naamw. herinnering gedachtenis zelfst. naamw. herinnering memorie zelfst. naamw. herinneringen memoires zelfst. naamw. herinneringen souvenirs zelfst. naamw. herinneringsvermogen geheugen zelfst. naamw. herinneringsvermogen memorie zelfst. naamw. herkansing revanche zelfst. naamw. herkauwen herhalen werkwoord herkauwen muritatie zelfst. naamw. herkenbaar onmiskenbaar bijv. naamw. herkenbaar waarneembaar bijv. naamw. herkenbaar zichtbaar bijv. naamw. herkenbaar voelbaar bijv. naamw. herkenbaar tastbaar bijv. naamw. herkenbaar merkbaar bijv. naamw. herkenbaar hoorbaar bijv. naamw. herkenbaar bemerkbaar bijv. naamw. herkenbaar duidelijk bijv. naamw. herkennen identificeren werkwoord herkennen thuisbrengen zelfst. naamw. herkennen waarnemen zelfst. naamw. herkenningsteken embleem zelfst. naamw. herkenningsteken symbool zelfst. naamw. herkenningsteken kenteken zelfst. naamw. herkeuren heronderzoeken werkwoord herkiezen herplaatsen werkwoord herkiezen herbenoemen werkwoord herkomst afkomst zelfst. naamw. herkomst afstamming zelfst. naamw. herkomst origine zelfst. naamw. herkomst komaf zelfst. naamw. herkomstig afkomstig bijv. naamw. herkrijgen weerkrijgen overig. herkrijgen terugkrijgen overig. herleiden reduceren werkwoord herleiden terugbrengen werkwoord herleiden terugvoeren werkwoord herleiding reductie zelfst. naamw. herleiding vereenvoudiging zelfst. naamw. herleiding simplificatie zelfst. naamw. herleiding reductie bijv. naamw. herleidingskoers wisselkoers overig. herleidingskoers valuta overig. herleidingskoers koers overig. herleven herrijzen werkwoord herleven opbloeien werkwoord herleven opleven werkwoord herleving Renaissance zelfst. naamw. herleving comeback zelfst. naamw. herleving opleving zelfst. naamw. herleving opbloei zelfst. naamw. herlezen overlezen overig. hermafrodiet tweeslachtig bijv. naamw. hermafrodiet intersexueel bijv. naamw. hermelijn wezel overig. hermetisch dicht bijv. naamw. hermetisch luchtdicht bijv. naamw. hermitage kluizenaarshut overig. hermitage cel overig. hernemen hervatten werkwoord herneming herovering zelfst. naamw. hernemingen hervattingen overig. hernia breuk zelfst. naamw. hernieuwaansluiting hernieuwinschakeling zelfst. naamw. hernieuwen vernieuwen werkwoord hernieuwen verbeteren werkwoord hernieuwen renoveren werkwoord hernieuwen herstellen werkwoord hernieuwen overdoen werkwoord hernieuwinschakeling hernieuwaansluiting zelfst. naamw. heroïsch stoutmoedig overig. heroïsch stout overig. heroïsch onverschrokken overig. heroïsch moedig overig. heroïsch kloek overig. heroïsch heldhaftig overig. heroïsch dapper overig. heronderzoeken herkeuren overig. herontwikkeling herstructurering zelfst. naamw. herovering herneming zelfst. naamw. heroverweging bezinning zelfst. naamw. heroverweging herziening zelfst. naamw. herplaatsen herbenoemen werkwoord herplaatsen herkiezen werkwoord herrie commotie zelfst. naamw. herrie geduvel zelfst. naamw. herrie hommeles zelfst. naamw. herrie kabaal zelfst. naamw. herrie lawaai zelfst. naamw. herrie tumult zelfst. naamw. herrie spektakel zelfst. naamw. herrie rustverstoring zelfst. naamw. herrie roerigheid zelfst. naamw. herrie rel zelfst. naamw. herrie getier zelfst. naamw. herrie rumoer zelfst. naamw. herrie leven zelfst. naamw. herrie drukte overig. herrieschopper ruziemaker zelfst. naamw. herrieschopper schreeuwlelijk zelfst. naamw. herrieschopper zenuwlij zelfst. naamw. herrieschopper druktemaker zelfst. naamw. herrieschopper lawaaimaker zelfst. naamw. herrieschopper kabaalmaker zelfst. naamw. herrieschopper stokebrand zelfst. naamw. herrieschopper rustverstoor zelfst. naamw. herrieschopper oproerkraaier zelfst. naamw. herrieschopper levenmaker overig. herrieschoppers twistzoekers overig. herrieschoppers ruziezoekers overig. herrieschoppers ruziemakers overig. herrieschoppers kemphanen overig. herrieschoppers herriezoekers overig. herriezoekers twistzoekers overig. herriezoekers ruziezoekers overig. herriezoekers ruziemakers overig. herriezoekers kemphanen overig. herriezoekers herrieschoppers overig. herrijzen herleven werkwoord herrijzenis herstel zelfst. naamw. herrijzenis wederopstanding zelfst. naamw. herrijzenis verrijzenis zelfst. naamw. herrinnering aanmaning zelfst. naamw. herrinnering geheugenis zelfst. naamw. herrinnering heugenis zelfst. naamw. herrinnering nagedachtenis zelfst. naamw. herrinnering souvenir zelfst. naamw. herroepbaar herroepelijk overig. herroepelijk herroepbaar bijv. naamw. herroepen intrekken werkwoord herroepen terugnemen werkwoord herroepen opheffen zelfst. naamw. herroepen ontslaan werkwoord herroepen terugroepen werkwoord herroeping intrekking zelfst. naamw. herroeping terugneming zelfst. naamw. herschatting herwaardering zelfst. naamw. herschatting revaluatie zelfst. naamw. herschatting hertaxatie zelfst. naamw. herschrijven bewerken werkwoord herschrijven bewerkt werkwoord hersenaanhangsel hypofy overig. hersenbloeding apoplexie zelfst. naamw. hersenbloeding attaque zelfst. naamw. hersenbloeding beroerte zelfst. naamw. hersenbreker probleem zelfst. naamw. hersenbreker puzzel zelfst. naamw. hersenbreker puzz zelfst. naamw. hersenen cerebellum zelfst. naamw. hersenen hersenpan zelfst. naamw. hersenen hersens zelfst. naamw. hersenen hasses zelfst. naamw. hersenen brein zelfst. naamw. hersenloos verstandeloos overig. hersenloos stupide overig. hersenloos stompzinnig overig. hersenloos onverstandig overig. hersenloos onnozel overig. hersenloos onbenullig overig. hersenloos idioot overig. hersenloos geesteloos overig. hersenloos dom overig. hersenloos breinloos overig. hersenloos afgestompt overig. hersenloos achterlijk overig. hersenontsteking encefalitis zelfst. naamw. hersenpan hersenen zelfst. naamw. hersenpan hersens zelfst. naamw. hersenpan schedel zelfst. naamw. hersenpan cranium zelfst. naamw. hersens brein zelfst. naamw. hersens denkvermogen zelfst. naamw. hersens hersenen zelfst. naamw. hersens intelligentie zelfst. naamw. hersens hasses zelfst. naamw. hersens verstand zelfst. naamw. hersens vernuft zelfst. naamw. hersens geest zelfst. naamw. hersenschim droombeeld zelfst. naamw. hersenschim illusie zelfst. naamw. hersenschim spookbeeld zelfst. naamw. hersenschim waan zelfst. naamw. hersenschim waanidee zelfst. naamw. hersenschim drogbeeld zelfst. naamw. hersenschim schrikbeeld zelfst. naamw. hersenschim utopie zelfst. naamw. hersenschimmen verbeeldingen zelfst. naamw. hersenschimmen inbeeldingen zelfst. naamw. hersenschors schors zelfst. naamw. hersenspinsel fantoom zelfst. naamw. hersenspinsel illusie zelfst. naamw. hersenspinsel waanidee zelfst. naamw. hersenvliesontsteking meningitis zelfst. naamw. hersenwerker intellectueel zelfst. naamw. hersenwerker intellectue zelfst. naamw. hersenwerker hoofdarbei zelfst. naamw. hersenziekte encefalopathie zelfst. naamw. herstel beterschap zelfst. naamw. herstel genezing zelfst. naamw. herstel genoegdoening zelfst. naamw. herstel reparatie zelfst. naamw. herstel heling zelfst. naamw. herstel restauratie zelfst. naamw. herstel herstelling zelfst. naamw. herstelbaar repareerbaar overig. herstelbetaling vergoeding zelfst. naamw. herstelbetaling schadevergoeding zelfst. naamw. herstelbetaling schadeloosstelling zelfst. naamw. herstelbetaling schade-uitkering zelfst. naamw. herstelbetaling indemnisatie overig. hersteld beter bijv. naamw. hersteld genezen bijv. naamw. herstelgroei regeneratie zelfst. naamw. herstellen beter worden werkwoord herstellen corrigeren werkwoord herstellen hervinden werkwoord herstellen renoveren werkwoord herstellen repareren werkwoord herstellen verbeteren werkwoord herstellen vernieuwen werkwoord herstellen herzien werkwoord herstellen goedmaken werkwoord herstellen bijwerken werkwoord herstellen beteren werkwoord herstellen hernieuwen werkwoord herstellen rechtzetten werkwoord herstellen maken werkwoord herstellen fiksen werkwoord hersteller reparateur zelfst. naamw. hersteller lapper zelfst. naamw. herstelling correctie zelfst. naamw. herstelling reparatie zelfst. naamw. herstelling vervanging zelfst. naamw. herstelling herstel zelfst. naamw. herstelling verbetering zelfst. naamw. herstelling rectificatie zelfst. naamw. herstelling verwisseling zelfst. naamw. herstelling verruiling zelfst. naamw. herstelling surrogaat zelfst. naamw. herstelling substitutie zelfst. naamw. herstelling omwisseling zelfst. naamw. herstellingsoord hospitium zelfst. naamw. herstellingsoord sanatorium zelfst. naamw. herstellingsoord revalidatiecentrum zelfst. naamw. herstellingsoord kuuroord zelfst. naamw. herstellingsoord gezondheidsoord zelfst. naamw. herstellingswerk restauratiewerk overig. herstellingswerk reparatiewerk overig. herstelwerkzaamheden restauratie zelfst. naamw. herstructurering herontwikkeling zelfst. naamw. hertaxatie revaluatie overig. hertaxatie herwaardering overig. hertaxatie herschatting overig. hertebok rammelaar zelfst. naamw. hertenleer hertsleer overig. hertenleer daim overig. hertshoorn gewei overig. hertsleer hertenleer overig. hertsleer daim overig. heruitzenden terugwijzen overig. heruitzenden terugsturen overig. heruitzenden terugbezorgen overig. heruitzenden retourneren overig. heruitzending herhaling zelfst. naamw. hervatten herhalen werkwoord hervatten hernemen werkwoord hervatten weer beginnen werkwoord hervattingen hernemingen overig. hervinden herstellen werkwoord hervinden terugvinden werkwoord hervormd protestant bijv. naamw. hervormde protestant zelfst. naamw. hervormen herzien werkwoord hervormen reformeren werkwoord hervormen verbeteren werkwoord hervormer reformateur overig. hervorming protestantisme zelfst. naamw. hervorming reorganisatie zelfst. naamw. hervorming wijziging zelfst. naamw. hervorming wijzigen zelfst. naamw. hervorming wending zelfst. naamw. hervorming verandering zelfst. naamw. hervorming veranderen zelfst. naamw. hervorming transformatie zelfst. naamw. hervorming omwisselen zelfst. naamw. hervorming omschakeling zelfst. naamw. hervorming omkeer zelfst. naamw. hervormingen reorganisaties overig. herwaarderen revalueren werkwoord herwaardering herschatting zelfst. naamw. herwaardering revaluatie zelfst. naamw. herwaardering hertaxatie zelfst. naamw. herwinnen terugwinnen werkwoord herwinning recycling zelfst. naamw. herzien afwisselen werkwoord herzien hervormen werkwoord herzien modificeren werkwoord herzien overdoen werkwoord herzien reformeren werkwoord herzien reviseren werkwoord herzien verbeteren werkwoord herzien repareren werkwoord herzien renoveren werkwoord herzien herstellen werkwoord herzien goedmaken werkwoord herzien corrigeren werkwoord herzien bijwerken werkwoord herzien beteren werkwoord herzien wijzigen werkwoord herzien veranderen werkwoord herzien omwerken werkwoord herzien amenderen werkwoord herzien verwisselen werkwoord herziening amendering zelfst. naamw. herziening revisie zelfst. naamw. herziening amendement zelfst. naamw. herziening heroverweging zelfst. naamw. hes kiel overig. hes boezeroen overig. hessen kielen overig. het u overig. het gij overig. het de overig. het goede doel the good cause zelfst. naamw. het leven laten sterven werkwoord het van pas zijn opportuniteit overig. het verbruik de consumentie overig. heten luiden werkwoord heterogeen gemengd bijv. naamw. hetgeen wat overig. hetijd voortdurend overig. hetijd telkens overig. hetijd steeds overig. hetijd onophoudelijk overig. hetijd ononderbroken overig. hetijd gedurig overig. hetijd continue overig. hetijd almaar overig. hetijd aldoor overig. hetze haatcampagne zelfst. naamw. hetzelfde eender bijv. naamw. hetzelfde gelijk bijv. naamw. hetzelfde idem bijv. naamw. hetzelfde identiek bijv. naamw. hetzelfde onveranderd bijv. naamw. hetzelfde gehegelijk bijv. naamw. hetzelfde eenvormig bijv. naamw. hetzelfde idem overig. hetzelfde eenzelfde overig. hetzelfde idem overig. hetzelfde eenzelfde overig. hetzelfde idem overig. hetzelfde eenzelfde overig. heug heugelhaak overig. heugelhaak heug overig. heugelijk gedenkwaardig bijv. naamw. heugelijk verblijdend bijv. naamw. heugelijk memorabel bijv. naamw. heugelijk heuglijk bijv. naamw. heugen herinneren werkwoord heugenis herinnering zelfst. naamw. heugenis herrinnering zelfst. naamw. heuglijk blij bijv. naamw. heuglijk gedenkwaardig bijv. naamw. heuglijk verblijdend bijv. naamw. heuglijk aangenaam bijv. naamw. heuglijk heugelijk bijv. naamw. heulen collaboreren werkwoord heupdoek lendendoek overig. heupgewricht bekken zelfst. naamw. heupjicht ischias zelfst. naamw. heupjicht sciatica zelfst. naamw. heuppijn coxalgie zelfst. naamw. heus echt bijv. naamw. heus effectief bijv. naamw. heus metterdaad bijv. naamw. heus ongetwijfeld bijv. naamw. heus waar bijv. naamw. heus waarachtig bijv. naamw. heus waarlijk bijv. naamw. heus warempel bijv. naamw. heus werkelijk bijv. naamw. heus beleefd bijv. naamw. heus zeker bijv. naamw. heus welzeker bijv. naamw. heus voorzeker bijv. naamw. heus stellig bijv. naamw. heus reëel bijv. naamw. heus gewis bijv. naamw. heus geheid bijv. naamw. heus beslist bijv. naamw. heus vast bijv. naamw. heus feitelijk bijv. naamw. heuv bult overig. heuvel bult zelfst. naamw. heuvel hoogte zelfst. naamw. heuvelachtig heuvelig overig. heuvelachtig glooiend overig. heuvelig heuvelachtig overig. heuvelkam heuvelrug overig. heuvelland heuvellandschap zelfst. naamw. heuvellandschap heuvelland zelfst. naamw. heuvelrug heuvelkam overig. hev vlotter overig. hevel vlotter zelfst. naamw. hevel hefboom overig. hevig brandend bijv. naamw. hevig erg bijv. naamw. hevig fel bijv. naamw. hevig groot bijv. naamw. hevig heet bijv. naamw. hevig heftig bijv. naamw. hevig intens bijv. naamw. hevig intensief bijv. naamw. hevig krachtig bijv. naamw. hevig verwoed bijv. naamw. hevig geducht bijv. naamw. hevig uitermate bijv. naamw. hevig verslaafd bijv. naamw. hevig overdreven bijv. naamw. hevig warm bijv. naamw. hevig vurig bijv. naamw. hevig gloeiend bijv. naamw. hevig fonkelend bijv. naamw. hevigheid felheid zelfst. naamw. hevigheid intensiteit zelfst. naamw. hevigheid kracht zelfst. naamw. hevigheid heftigheid zelfst. naamw. hezeker beslist overig. hgeluid energie overig. hiaat gaping zelfst. naamw. hiaat leemte overig. hiaat leemte overig. hiaat leemte overig. hielenlikker strooplikker zelfst. naamw. hielenlikker slijmbal zelfst. naamw. hielenlikker kruiper zelfst. naamw. hielenlikkerij bewieroking overig. hielenlikkerij pluimstrijkerij overig. hier alhier bijv. naamw. hier ziezo bijv. naamw. hier ziedaar bijv. naamw. hier kijk bijv. naamw. hier hierzo bijv. naamw. hier alstublieft bijv. naamw. hier alsjeblieft bijv. naamw. hiërarchie pikorde zelfst. naamw. hiërarchie rangorde zelfst. naamw. hiërarchie volgorde zelfst. naamw. hiërarchie rang zelfst. naamw. hierbij bijgaand overig. hierbij hiermee overig. hierbij hiertoe overig. hierbinnen binnen bijv. naamw. hierdoor dientengevolge bijv. naamw. hiermee hierbij overig. hierna hierop bijv. naamw. hierna vervolgens bijv. naamw. hierna later bijv. naamw. hiernaast daarnaast overig. hiernamaals hemel zelfst. naamw. hiernamaals paradijs zelfst. naamw. hiernamaals hem zelfst. naamw. hiernamaals zomerland overig. hierop hierna bijv. naamw. hierop vervolgens bijv. naamw. hierover aangaangenoemde overig. hiertegen tegenstrijdig overig. hiertegen tegengesteld overig. hiertegen tegen overig. hiertegen strijdig overig. hiertegen onverenigbaar overig. hiertegenover tegenoverliggend overig. hiertoe hierbij overig. hiertoe hiervoor overig. hiervoor hiertoe overig. hierzo ziezo overig. hierzo ziedaar overig. hierzo kijk overig. hierzo hier overig. hierzo alstublieft overig. hierzo alsjeblieft overig. hieuwen hieven werkwoord hieven hieuwen overig. hijgen puffen werkwoord hijgen zuchten werkwoord hijgen zwoegen werkwoord hijgen blazen werkwoord hijgerig kortademig overig. hijsarm lichter zelfst. naamw. hijsarm lastarm zelfst. naamw. hijsblok katrol zelfst. naamw. hijsblok takel zelfst. naamw. hijsblok takelblok zelfst. naamw. hijsblok hijstoestel zelfst. naamw. hijsen drinken werkwoord hijsen ophijsen werkwoord hijsen opheffen werkwoord hijsen heffen werkwoord hijsinstallatie hijskraan zelfst. naamw. hijsinstallatie hijstoestel zelfst. naamw. hijskraan hijsinstallatie zelfst. naamw. hijskraan kraan zelfst. naamw. hijskraan hijstoestel zelfst. naamw. hijstoestel hijskraan overig. hijstoestel hijsinstallatie overig. hijstoestel takelblok overig. hijstoestel takel overig. hijstoestel katrol overig. hijstoestel hijsblok overig. hijstoestel lift overig. hijswerktuig lier overig. hik singultus zelfst. naamw. hik snik zelfst. naamw. hikken snikken werkwoord hilarisch lachwekkend overig. hin bemoeilijking overig. hin overlast overig. hin ergernis overig. hin soesa overig. hin moeite overig. hin last overig. hinder belemmering zelfst. naamw. hinder bemoeilijking zelfst. naamw. hinder overlast zelfst. naamw. hinder verlegenheid zelfst. naamw. hinder penarie zelfst. naamw. hinder knelpunt zelfst. naamw. hinder benardheid zelfst. naamw. hinderen belemmeren werkwoord hinderen dwarszitten werkwoord hinderen lastigvallen werkwoord hinderen storen werkwoord hinderen tegenwerken werkwoord hinderlaag val zelfst. naamw. hinderlaag valstrik zelfst. naamw. hinderlijk belemmerend bijv. naamw. hinderlijk lastig bijv. naamw. hinderlijk onaangenaam bijv. naamw. hinderlijk storend bijv. naamw. hinderlijk irritant bijv. naamw. hinderlijk onbehaaglijk bijv. naamw. hinderlijk ergerlijk bijv. naamw. hinderlijk onverkwikkelijk bijv. naamw. hinderlijk onplezierig bijv. naamw. hinderlijk ongelegen bijv. naamw. hinderlijk naar bijv. naamw. hindernis barrageopstakels zelfst. naamw. hindernis barrière zelfst. naamw. hindernis hinderpaal zelfst. naamw. hindernis obstakel zelfst. naamw. hindernis klip zelfst. naamw. hindernis beletsel zelfst. naamw. hindernis belemmering zelfst. naamw. hindernissen obstakels overig. hinderpaal belemmering zelfst. naamw. hinderpaal beletsel zelfst. naamw. hinderpaal bezwaar zelfst. naamw. hinderpaal hindernis zelfst. naamw. hinderpaal obstakel zelfst. naamw. hinkelen hinken werkwoord hinken hinkelen werkwoord hinken mankgaan werkwoord hinken kreuplopen werkwoord hinniken gehinnik werkwoord hint aanwijzing zelfst. naamw. hint wenk zelfst. naamw. hinveroorzakend ongemakkelijk overig. hinveroorzakend lastig overig. hip flitsend bijv. naamw. hip snel bijv. naamw. hip trendy bijv. naamw. hip vlot bijv. naamw. hip modieus bijv. naamw. hippen trippen werkwoord hippodroom renbaan zelfst. naamw. hippopotamus nijlpaard overig. Hispanië Spanje overig. historicus geschiedkundige zelfst. naamw. historie aangelegenheid zelfst. naamw. historie geschiedenis zelfst. naamw. historie levensverhaal zelfst. naamw. historie verhaal zelfst. naamw. historieschrijver geschiedschrijver overig. historisch geschiedkundig bijv. naamw. hit bestseller zelfst. naamw. hit schlager zelfst. naamw. hit succesnummer zelfst. naamw. hit treffer zelfst. naamw. hit raakschot zelfst. naamw. hit succes zelfst. naamw. hit topper zelfst. naamw. hit successtuk zelfst. naamw. hit kraker zelfst. naamw. hit klapper zelfst. naamw. hit kasstuk zelfst. naamw. hitlijst hitparade zelfst. naamw. hitlijst hitpara zelfst. naamw. hitpara hitlijst overig. hitparade hitlijst zelfst. naamw. hits succesnummers overig. hitsig heet bijv. naamw. hitsig geil bijv. naamw. hitsig krols bijv. naamw. hitsig seksueopgewonden bijv. naamw. hitsig opgewonden bijv. naamw. hitsigheid zin zelfst. naamw. hitsigheid opgewondenheid zelfst. naamw. hitsigheid lust zelfst. naamw. hitsigheid geilheid zelfst. naamw. hitte gloed zelfst. naamw. hitte warmte zelfst. naamw. ho stop overig. ho ho-geroep overig. ho hallo overig. ho-geroep ho overig. ho-geroep hallo overig. hobb ongelijkheid overig. hobb oneffenheid overig. hobb bobbel overig. hobbel bobbel zelfst. naamw. hobbel bult zelfst. naamw. hobbel oneffenheid zelfst. naamw. hobbel ongelijkheid zelfst. naamw. hobbelen schokken werkwoord hobbelen stoten werkwoord hobbelig bobbelig bijv. naamw. hobbelig oneffen bijv. naamw. hobbelig ongelijkmatig bijv. naamw. hobbelig wrang bijv. naamw. hobbelig scherp bijv. naamw. hobbelig ruw bijv. naamw. hobbeligheid oneffenheid zelfst. naamw. hobbeligheid ruwheid zelfst. naamw. hobbelsto schommelsto overig. hobby bezigheid zelfst. naamw. hobby liefhebberij zelfst. naamw. hobby stokpaardje zelfst. naamw. hobbyisme amateurisme overig. hobbyist amateur zelfst. naamw. hobbyist doe-het-zelver zelfst. naamw. hobo landloper zelfst. naamw. hocus-pocus hocuspocus zelfst. naamw. hocus-pocus slinksigheid zelfst. naamw. hocus-pocus kunsten zelfst. naamw. hocus-pocus goochelarij zelfst. naamw. hocuspocus hocus-pocus zelfst. naamw. hoe hoedanig overig. hoe pastoor overig. hoe schapenhoeder overig. hoed hoofddeksel overig. hoedanig hoe overig. hoedanigheid aard zelfst. naamw. hoedanigheid eigenschap zelfst. naamw. hoedanigheid functie zelfst. naamw. hoedanigheid gesteldheid zelfst. naamw. hoedanigheid kwaliteit zelfst. naamw. hoede waakzaam bijv. naamw. hoede beheer zelfst. naamw. hoede bescherming zelfst. naamw. hoede surveillance zelfst. naamw. hoede zorg zelfst. naamw. hoede zeggenschap zelfst. naamw. hoede toezicht zelfst. naamw. hoede controle zelfst. naamw. hoede bewaking zelfst. naamw. hoede wakend zelfst. naamw. hoede waaks zelfst. naamw. hoede voorzichtig zelfst. naamw. hoede paraat zelfst. naamw. hoede alert zelfst. naamw. hoeden beschermen werkwoord hoeden oppassen werkwoord hoeden weiden werkwoord hoeden verzorgen werkwoord hoeden bewaren werkwoord hoeden bewaken werkwoord hoeden behartigen werkwoord hoeder schapenhoeder zelfst. naamw. hoeder wachter zelfst. naamw. hoeder wacht zelfst. naamw. hoeder bewaker zelfst. naamw. hoeder bewaarder zelfst. naamw. hoef hoornschoen zelfst. naamw. hoefbeslag hoefijzer zelfst. naamw. hoefgetrappel hoefslag zelfst. naamw. hoefijzer hoefbeslag zelfst. naamw. hoefslag hoefgetrappel zelfst. naamw. hoefsmid smid zelfst. naamw. hoefsmid paardensmid zelfst. naamw. hoek hoekstoot zelfst. naamw. hoek oord zelfst. naamw. hoek plaats zelfst. naamw. hoek schuilhoek zelfst. naamw. hoek streek zelfst. naamw. hoekig kantig bijv. naamw. hoekig schonkig bijv. naamw. hoekje schuilhoekje zelfst. naamw. hoekje tip zelfst. naamw. hoeklijn diagonaal zelfst. naamw. hoekmeter gradenboog overig. hoekmeter graadboog overig. hoekpilaaar ante overig. hoekpilaaar ante overig. hoekpilaaar ante overig. hoekpilaar hoekzuil overig. hoekpilaar hoekpilaster overig. hoekpilaar hoekpilaster overig. hoekpilaar hoekpilaster overig. hoekpilaster hoekpilaar overig. hoekpilaster hoekpilaar overig. hoekpilaster hoekpilaar overig. hoekplaatsje hoekzit overig. hoekschop corner overig. hoekst basisprincipe overig. hoekst uitgangspunt overig. hoekst principe overig. hoekst grondstelling overig. hoekst grondslag overig. hoekst grondbeginsel overig. hoekst fundament overig. hoekst beginsel overig. hoekst basisbeginsel overig. hoekst basis overig. hoekst grondreg overig. hoekst grondbegrip overig. hoekst sluitst overig. hoeksteen grondbeginsel zelfst. naamw. hoeksteen sluitsteen zelfst. naamw. hoekstoot hoek zelfst. naamw. hoektand slagtand zelfst. naamw. hoekzit hoekplaatsje overig. hoekzuil hoekpilaar overig. hoelahoep hoep overig. hoelahoep hoelahoepel overig. hoelahoepel hoep overig. hoelahoepel hoelahoep overig. hoen hen zelfst. naamw. hoen hoenderik zelfst. naamw. hoen kip zelfst. naamw. hoenderhok kippenhok zelfst. naamw. hoenderhok ren zelfst. naamw. hoenderhok pluimveehok zelfst. naamw. hoenderhok hoenderkooi zelfst. naamw. hoenderik hoen overig. hoenderkooi ren overig. hoenderkooi pluimveehok overig. hoenderkooi kippenhok overig. hoenderkooi hoenderhok overig. hoep hoelahoepel overig. hoep hoelahoep overig. hoepelrok crinoline overig. hoepla hopla overig. hoepla hoeplala overig. hoeplala hopla overig. hoeplala hoepla overig. hoer hoertje zelfst. naamw. hoer lichtekooi zelfst. naamw. hoer prostituee zelfst. naamw. hoer slet zelfst. naamw. hoer straatmadeliefje zelfst. naamw. hoer temeie zelfst. naamw. hoer temeier zelfst. naamw. hoer straatwerker overig. hoer meisje van de nacht overig. hoera hoezee overig. hoereer hoerenloper overig. hoereerder hoereloper zelfst. naamw. hoereerder hoerenloper zelfst. naamw. hoereloper hoereerder zelfst. naamw. hoereloper hoerenloper zelfst. naamw. hoeren hoereren werkwoord hoerenbazin madam overig. hoerenjong kuttenkop zelfst. naamw. hoerenjong smeerlap zelfst. naamw. hoerenjong schoft zelfst. naamw. hoerenjong ploert zelfst. naamw. hoerenjong pleurislijer zelfst. naamw. hoerenjong pleurislij zelfst. naamw. hoerenjong loeder zelfst. naamw. hoerenjong klootzak zelfst. naamw. hoerenkast bordeel zelfst. naamw. hoerenkast lusthuis zelfst. naamw. hoerenloper hoereerder zelfst. naamw. hoerenloper hoereloper zelfst. naamw. hoerenloper hoereer zelfst. naamw. hoereren hoeren werkwoord hoereren tippelen werkwoord hoertje hoer zelfst. naamw. hoertje prostituee zelfst. naamw. hoes platenhoes zelfst. naamw. hoes schoener zelfst. naamw. hoes beschermer zelfst. naamw. hoest hoestaanval zelfst. naamw. hoest hoestbui zelfst. naamw. hoestaanval hoest zelfst. naamw. hoestaanval hoestbui zelfst. naamw. hoestbui hoestaanval overig. hoestbui hoest overig. hoesten kuchen werkwoord hoesten ophoesten werkwoord hoestmiddel antitussivum zelfst. naamw. hoeve boerderij zelfst. naamw. hoeve landgoed zelfst. naamw. hoeve boerenhofstede zelfst. naamw. hoeve boerenhoeve zelfst. naamw. hoeveel wat bijv. naamw. hoeveelheid aantal zelfst. naamw. hoeveelheid partij zelfst. naamw. hoeveelheid dosis zelfst. naamw. hoeveelheid kwantiteit zelfst. naamw. hoeveelheid kwantum overig. Hoeven behoren werkwoord hoeven behoeven werkwoord hoewel alhoewel bijv. naamw. hoewel of bijv. naamw. hoewel ofschoon bijv. naamw. hoewel schoon bijv. naamw. hoewel al bijv. naamw. hoezee hoera overig. hoezeer of overig. hoezo waarom overig. hof binnenplaats zelfst. naamw. hof boerenerf zelfst. naamw. hof gerechtshof zelfst. naamw. hof gevolg zelfst. naamw. hof hofzaal zelfst. naamw. hof park zelfst. naamw. hof rechtbank zelfst. naamw. hof tuin zelfst. naamw. hof cour zelfst. naamw. hof heem zelfst. naamw. hof erf zelfst. naamw. hof tribunaal zelfst. naamw. hof gerecht zelfst. naamw. hof balie zelfst. naamw. hofbal gala zelfst. naamw. hofbedienden hofpersoneel overig. hoffeest gala overig. hoffelijk attent bijv. naamw. hoffelijk galant bijv. naamw. hoffelijk ridderlijk bijv. naamw. hoffelijk voorkomend bijv. naamw. hoffelijk beleefd bijv. naamw. hoffelijkheid beleefdheid zelfst. naamw. hoffelijkheid plichtpleging zelfst. naamw. hoffelijkheid wellevendheid zelfst. naamw. hoffelijkheid galanterie zelfst. naamw. hofhouding entourage zelfst. naamw. hofhouding gevolg zelfst. naamw. hofhouding hof zelfst. naamw. hofje patio zelfst. naamw. hofjonker page zelfst. naamw. hofkledij gala zelfst. naamw. hofmaarschalk drost overig. hofnar nar zelfst. naamw. hofpersoneel hofbedienden overig. hofstad residentie zelfst. naamw. hofstede bezitting overig. hogedrukgebied anticycloon overig. hogedrukpan snelkookpan zelfst. naamw. hogelijk uiterst bijv. naamw. hogelijk uitermate bijv. naamw. hogelijk heerg bijv. naamw. hogelijk excessief bijv. naamw. hogelijk buitensporig bijv. naamw. hogelijk buitengewoon bijv. naamw. hogelijk buitengemeen bijv. naamw. hogelijk bijzonder bijv. naamw. hogelijk zeer bijv. naamw. hogelijk extreem bijv. naamw. hogepriester opperpriester overig. hoger beter bijv. naamw. hoger groter bijv. naamw. hoger hogere bijv. naamw. hogere hoger overig. hogere groter overig. hogerhand gezaghebbers overig. hogerhand gezaghebbenden overig. hogeschool academie zelfst. naamw. hogeschool universiteit zelfst. naamw. hoi hallo bijv. naamw. hok berghok zelfst. naamw. hok dierenverblijfplaats zelfst. naamw. hok hokje zelfst. naamw. hok hutje zelfst. naamw. hok kot zelfst. naamw. hok hut zelfst. naamw. hokelebokus hoteldebotel zelfst. naamw. hokje cabine zelfst. naamw. hokje categorie zelfst. naamw. hokje vierkantje zelfst. naamw. hokje kistje zelfst. naamw. hokje kastje zelfst. naamw. hokje doosje zelfst. naamw. hokje bakje zelfst. naamw. hokken haperen werkwoord hokken samenwonen werkwoord hokvast honkvast overig. hol concaaf bijv. naamw. hol diepliggend bijv. naamw. hol ijdel bijv. naamw. hol nietszeggend bijv. naamw. hol grot zelfst. naamw. hol holte zelfst. naamw. hol spelonk zelfst. naamw. hol aars zelfst. naamw. hol kont zelfst. naamw. hol schuilplaats zelfst. naamw. hol leger zelfst. naamw. hol holruimte zelfst. naamw. hol leeg zelfst. naamw. hol inhoudsloos zelfst. naamw. holbewoner troglodiet overig. holbewoner spelonkbewoner overig. hold-up overval zelfst. naamw. holding concern zelfst. naamw. holding concern zelfst. naamw. holheid ledigheid zelfst. naamw. holheid leegheid zelfst. naamw. holheid voosheid zelfst. naamw. holhoogdravendheid declamatie zelfst. naamw. Hollan Nederlan overig. Holland Nederland zelfst. naamw. Hollander Nederlander zelfst. naamw. Hollands Nederlands overig. hollen draven werkwoord hollen op hol slaan werkwoord hollen rennen werkwoord hollen hardlopen zelfst. naamw. hollen sprinten werkwoord hollen pezen werkwoord hollen racen werkwoord hollen snellen werkwoord holoenzym actief enzymcomplex overig. holrond hol bijv. naamw. holrond concaaf bijv. naamw. holruimte hol overig. holte grot zelfst. naamw. holte kuil zelfst. naamw. holte muurnis zelfst. naamw. holte nis zelfst. naamw. holte uitholling zelfst. naamw. hom zaad zelfst. naamw. homecomputer huiscomputer zelfst. naamw. homeostase zelfregulering zelfst. naamw. hommage eerbetoon zelfst. naamw. hommeles herrie zelfst. naamw. hommeles ruzie zelfst. naamw. homo homofiel bijv. naamw. homo homoseksueel zelfst. naamw. homo mietje zelfst. naamw. homo poot zelfst. naamw. homo nicht zelfst. naamw. homo flikker zelfst. naamw. homo zemmel zelfst. naamw. homo sapiens mens zelfst. naamw. homofiel homo bijv. naamw. homofiel homoseksueel bijv. naamw. homofilie homoseksualiteit zelfst. naamw. homogeen gelijkvormig bijv. naamw. homogeen gelijksoortig bijv. naamw. homogeen gelijkslachtig bijv. naamw. homologeren bekrachtigen werkwoord homologeren goedkeuren werkwoord homologeren bezegelen werkwoord homologeren bevestigen werkwoord homoloog overeenstemmend bijv. naamw. homoloog overeenkomstig bijv. naamw. homoloog gelijkluidend bijv. naamw. homoniem gelijknamig bijv. naamw. homoseksualiteit homofilie zelfst. naamw. homoseksueel homofiel bijv. naamw. homoseksueel homo zelfst. naamw. homosexueel nicht zelfst. naamw. homp klomp zelfst. naamw. homp kluit zelfst. naamw. homp vod zelfst. naamw. homp vodje zelfst. naamw. homp prul zelfst. naamw. homp lor zelfst. naamw. homp lap zelfst. naamw. homp flard zelfst. naamw. hond fik zelfst. naamw. hond hondje zelfst. naamw. hond mormel zelfst. naamw. hond schoft zelfst. naamw. hond smeerlap zelfst. naamw. hond schoelje zelfst. naamw. hond schobbejak zelfst. naamw. hond lul zelfst. naamw. hond klootzak zelfst. naamw. hond eik zelfst. naamw. hondenliefhebber kynoloog zelfst. naamw. hondenmand mand zelfst. naamw. hondenvoer hondevoeding overig. hondenweer rotweer zelfst. naamw. hondenweer noodweer zelfst. naamw. honderd honderdtal zelfst. naamw. honderdmaal honderdvoudig overig. honderdtal honderd zelfst. naamw. honderdvoudig honderdmaal bijv. naamw. hondevoeding hondenvoer overig. hondje hond zelfst. naamw. hondje puppie zelfst. naamw. honds grof overig. hondsaap baviaan overig. hondsbrutaal vrijpostig overig. hondsbrutaal brutaal overig. hondsdolheid rabiës zelfst. naamw. hondsgras moeilijkheid overig. hondsmoe op overig. hondsmoe doodop overig. hondsmoe doodmoe overig. hondsmoe afgemat overig. hondsvot ploert zelfst. naamw. honen beledigen werkwoord honen verguizen werkwoord honen beschimpen werkwoord honen spotten werkwoord honen bespotten werkwoord honend schamper bijv. naamw. honend smadelijk bijv. naamw. honend smalend bijv. naamw. honend spottend bijv. naamw. honend hatelijk bijv. naamw. honend sarcastisch bijv. naamw. honend minachtend bijv. naamw. honend hooghartig bijv. naamw. honend smadend bijv. naamw. honenwoorden spot overig. honenwoorden smaad overig. honenwoorden schimp overig. honger begeerte zelfst. naamw. honger eetlust zelfst. naamw. honger hongergevoel zelfst. naamw. honger trek zelfst. naamw. honger hongerigheid zelfst. naamw. hongeren smachten werkwoord hongeren verhongeren werkwoord hongeren uithongeren werkwoord hongeren verrekken werkwoord hongeren hongerlijden werkwoord hongergevoel honger zelfst. naamw. hongergevoel hongerigheid zelfst. naamw. hongergevoel trek zelfst. naamw. hongerig begerig overig. hongerigheid hongergevoel zelfst. naamw. hongerigheid trek zelfst. naamw. hongerigheid honger zelfst. naamw. hongerlijden verhongeren werkwoord hongerlijden verrekken werkwoord hongerlijden hongeren werkwoord honingbij bij zelfst. naamw. honingdrank mede zelfst. naamw. honingraat raat zelfst. naamw. honingzoet mierzoet bijv. naamw. honkballers beroemde honkballers overig. honkvast hokvast overig. honneur eerbewijzen zelfst. naamw. honneur honneurs zelfst. naamw. honneurs honneur zelfst. naamw. honneurs eerbewijzen zelfst. naamw. honorair ere- bijv. naamw. honorair onbezoldigd bijv. naamw. honorarium beloning zelfst. naamw. honorarium salaris zelfst. naamw. honorarium wedde zelfst. naamw. honorarium verdienste zelfst. naamw. honorarium traktement zelfst. naamw. honorarium soldij zelfst. naamw. honorarium loon zelfst. naamw. honorarium gage zelfst. naamw. honorarium bezoldiging zelfst. naamw. honorarium arbeidsloon zelfst. naamw. honoreren belonen werkwoord honoreren betalen werkwoord honoreren bezoldigen werkwoord honoreren erkennen werkwoord honoreren agnosceren werkwoord honoreren salariëren werkwoord hoofd voornaamste bijv. naamw. hoofd aanhef zelfst. naamw. hoofd aanvoerder zelfst. naamw. hoofd bovenkant zelfst. naamw. hoofd chef zelfst. naamw. hoofd gezicht zelfst. naamw. hoofd harses zelfst. naamw. hoofd hersens zelfst. naamw. hoofd hoofdeinde zelfst. naamw. hoofd kop zelfst. naamw. hoofd mens zelfst. naamw. hoofd opperhoofd zelfst. naamw. hoofd schoolhoofd zelfst. naamw. hoofd lei zelfst. naamw. hoofd hoofdman zelfst. naamw. hoofd aanvoer zelfst. naamw. hoofd baas zelfst. naamw. hoofd werkbaas zelfst. naamw. hoofd voorman zelfst. naamw. hoofd bol zelfst. naamw. hoofd schooldirecteur zelfst. naamw. hoofd rector zelfst. naamw. hoofd hoofdonderwijzer zelfst. naamw. hoofd stamhoofd zelfst. naamw. hoofd hoofdlei zelfst. naamw. hoofd tit zelfst. naamw. hoofd leider zelfst. naamw. hoofd- centraal overig. hoofdagent agent zelfst. naamw. hoofdagent hoofdvertegenwoordiger zelfst. naamw. hoofdarbei intellectue overig. hoofdarbei hersenwerker overig. hoofdarbeid denkwerk zelfst. naamw. hoofdartikel feature zelfst. naamw. hoofdartikel hoofdclausule zelfst. naamw. hoofdbedekking hoofddeksel zelfst. naamw. hoofdbeginsel principe zelfst. naamw. hoofdbescherming helm zelfst. naamw. hoofdbestanddeel basis zelfst. naamw. hoofdbestanddeel grondbestanddeel zelfst. naamw. hoofdbezigheid vooroordeel zelfst. naamw. hoofdbezigheid vooringenomenheid zelfst. naamw. hoofdbezigheid verstrooidheid zelfst. naamw. hoofdboek klapper zelfst. naamw. hoofdbureau centrale zelfst. naamw. hoofdcommissaris commissaris zelfst. naamw. hoofddeksel hoofdbedekking zelfst. naamw. hoofddeksel kap zelfst. naamw. hoofddeksel muts zelfst. naamw. hoofddeksel pet zelfst. naamw. hoofddeksel baret zelfst. naamw. hoofddeur hoofdingang overig. hoofddeur centraingang overig. hoofddoek haardoek zelfst. naamw. hoofddoek tulband zelfst. naamw. hoofddoel centradoelstelling overig. hoofdeinde hoofd zelfst. naamw. hoofden koppen zelfst. naamw. hoofdfiguur hoofdpersoon zelfst. naamw. hoofdgedachte grondgedachte zelfst. naamw. hoofdhaar haar zelfst. naamw. hoofdingang poort zelfst. naamw. hoofdingang hoofddeur zelfst. naamw. hoofdingang centraingang zelfst. naamw. hoofdkantoor hoofdzetel zelfst. naamw. hoofdkantoor hoofdzet zelfst. naamw. hoofdkantoor hoofdvestiging zelfst. naamw. hoofdkantoor hoofdkwartier zelfst. naamw. hoofdkraan kraan zelfst. naamw. hoofdkussen kussen zelfst. naamw. hoofdkussen peluw zelfst. naamw. hoofdkwartier hoofdzetel zelfst. naamw. hoofdkwartier hoofdzet zelfst. naamw. hoofdkwartier hoofdvestiging zelfst. naamw. hoofdkwartier hoofdkantoor zelfst. naamw. hoofdlei stamhoofd overig. hoofdlei opperhoofd overig. hoofdlei hoofdman overig. hoofdlei hoofd overig. hoofdletter grote letter zelfst. naamw. hoofdlijn grondlijn overig. hoofdlijn basislijn overig. hoofdlijn centralijn overig. hoofdluis luis zelfst. naamw. hoofdluis piet zelfst. naamw. hoofdman aanvoerder zelfst. naamw. hoofdman hoofd zelfst. naamw. hoofdman lei zelfst. naamw. hoofdman aanvoer zelfst. naamw. hoofdman stamhoofd zelfst. naamw. hoofdman opperhoofd zelfst. naamw. hoofdman hoofdlei zelfst. naamw. hoofdmannen voormannen overig. hoofdmannen leiders overig. hoofdmannen kopmannen overig. hoofdmannen aanvoerders overig. hoofdmannen opperhoofden overig. hoofdonderwijzer schoolhoofd overig. hoofdonderwijzer schooldirecteur overig. hoofdonderwijzer rector overig. hoofdonderwijzer hoofd overig. hoofdpersonage hoofdpersoon zelfst. naamw. hoofdpersonage protagonist zelfst. naamw. hoofdpersonage hoofdrolspeler zelfst. naamw. hoofdpersonage centrafiguur zelfst. naamw. hoofdpersoon held zelfst. naamw. hoofdpersoon hoofdpersonage zelfst. naamw. hoofdpersoon hoofdrolspeler zelfst. naamw. hoofdpersoon centrafiguur zelfst. naamw. hoofdpersoon voorvechter zelfst. naamw. hoofdpersoon protagonist zelfst. naamw. hoofdpijn migraine zelfst. naamw. hoofdpijn pijn zelfst. naamw. hoofdpijn cefalalgie zelfst. naamw. hoofdpijn koppijn zelfst. naamw. hoofdrol titelrol zelfst. naamw. hoofdrolspeelster hoofdpersoon zelfst. naamw. hoofdrolspeler protagonist zelfst. naamw. hoofdrolspeler hoofdpersoon zelfst. naamw. hoofdrolspeler hoofdpersonage zelfst. naamw. hoofdrolspeler centrafiguur zelfst. naamw. hoofdrolspeler centraacteur zelfst. naamw. hoofdrolspeler voorvechter zelfst. naamw. hoofdrolspeler strijder zelfst. naamw. hoofdschotel gerecht zelfst. naamw. hoofdschuddend meewarig bijv. naamw. hoofdsieraad hoofdtooi zelfst. naamw. hoofdsieraad tiara zelfst. naamw. hoofdsieraad koningskroon zelfst. naamw. hoofdslagader aorta zelfst. naamw. hoofdslagader lichaamsslagader zelfst. naamw. hoofdsom bedrag zelfst. naamw. hoofdstad stad zelfst. naamw. hoofdstel hoofdtuig overig. hoofdstelling grondstelling zelfst. naamw. hoofdstuk afdeling zelfst. naamw. hoofdstuk chapiter zelfst. naamw. hoofdstuk kapittel zelfst. naamw. hoofdtooi hoofdsieraad zelfst. naamw. hoofdtooi koningskroon zelfst. naamw. hoofdtooi tiara zelfst. naamw. hoofdtoon nadruk overig. hoofdtoon klemtoon overig. hoofdtoon accent overig. hoofdtuig hoofdstel overig. hoofdverkeersader hoofdverkeersweg overig. hoofdverkeersweg hoofdverkeersader overig. hoofdvertegenwoordiger hoofdagent zelfst. naamw. hoofdvestiging hoofdzetel zelfst. naamw. hoofdvestiging hoofdzet zelfst. naamw. hoofdvestiging hoofdkwartier zelfst. naamw. hoofdvestiging hoofdkantoor zelfst. naamw. hoofdvorm grondvorm overig. hoofdvorm basisvorm overig. hoofdweg voorrangsweg zelfst. naamw. hoofdwoord lemma overig. hoofdzaak belangrijkste zelfst. naamw. hoofdzaak voornaamste zelfst. naamw. hoofdzaak strekking zelfst. naamw. hoofdzaak kern zelfst. naamw. hoofdzakelijk voornamelijk bijv. naamw. hoofdzakelijk grotendeels bijv. naamw. hoofdzakelijk overwegend bijv. naamw. hoofdzakelijk vooral bijv. naamw. hoofdzet hoofdvestiging overig. hoofdzet hoofdkwartier overig. hoofdzet hoofdkantoor overig. hoofdzetel hoofdkantoor zelfst. naamw. hoofdzetel hoofdkwartier zelfst. naamw. hoofdzetel hoofdvestiging zelfst. naamw. hoofs beleefd overig. hoofs ridderlijk overig. hoog aanzienlijk bijv. naamw. hoog edel bijv. naamw. hoog groot bijv. naamw. hoog hooggelegen bijv. naamw. hoog schel bijv. naamw. hoog snerpend bijv. naamw. hoog schril bijv. naamw. hoog scherp bijv. naamw. hoog hard bijv. naamw. hoogachten achten werkwoord hoogachten eerbiedigen werkwoord hoogachten hoogschatten werkwoord hoogachten respecteren werkwoord hoogachting achting zelfst. naamw. hoogachting respect zelfst. naamw. hoogachting eerbiediging zelfst. naamw. hoogachting eerbied zelfst. naamw. hoogbejaard stokoud bijv. naamw. hoogbinden omhoogbinden overig. hoogblond vlasblond overig. hoogblond lichtblond overig. hoogconjunctuur bloei zelfst. naamw. hoogconjunctuur haus zelfst. naamw. hoogdravend bombastisch bijv. naamw. hoogdravend pompeus bijv. naamw. hoogdravend gezwollen bijv. naamw. hoogdravend opgeblazen bijv. naamw. hoogdravendheden gezwollenheden overig. hoogdravendheden bombasten overig. hoogdravendheid pompeusheid zelfst. naamw. hoogdravendheid gezwollenheid zelfst. naamw. hoogdravendheid gewichtigheid zelfst. naamw. hoogdravendheid gewichtigdoenerij zelfst. naamw. hoogdravendheid bombast zelfst. naamw. hooggeacht hooggeëerd overig. hooggeëerd hooggeacht overig. hooggeleerd wijs overig. hooggeleerd ontwikkeld overig. hooggeleerd gestudeerd overig. hooggeleerd geletterd overig. hooggeleerd erudiet overig. hooggeleerd belezen overig. hooggelegen hoog bijv. naamw. hooggeplaatst gedistingeerd bijv. naamw. hooggeplaatst hoog bijv. naamw. hooggeplaatst prominent bijv. naamw. hooggeplaatst vooraanstaand bijv. naamw. hooggeplaatst voornaam bijv. naamw. hooggeplaatst verheven bijv. naamw. hooggeplaatst illuster bijv. naamw. hooggeplaatst gewichtig bijv. naamw. hooggeplaatst doorluchtig bijv. naamw. hooggeplaatst beroemd bijv. naamw. hooggeplaatst adelijk bijv. naamw. hooggeplaatst aanzienlijk bijv. naamw. hooggeplaatst vooraanstaande bijv. naamw. hooggeplaatst hooggezeten bijv. naamw. hooggeplaatst geacht bijv. naamw. hooggeplaatst befaamd bijv. naamw. hooggeprijsd duur bijv. naamw. hooggeprijsd kostbaar bijv. naamw. hooggespannen hooggestemd bijv. naamw. hooggezeten voornaam overig. hooggezeten vooraanstaande overig. hooggezeten vooraanstaand overig. hooggezeten prominent overig. hooggezeten hooggeplaatst overig. hooggezeten geacht overig. hooggezeten befaamd overig. hooghartig hoogmoedig bijv. naamw. hooghartig smalend bijv. naamw. hooghartig trots bijv. naamw. hooghartig verwaand bijv. naamw. hooghartig arrogant bijv. naamw. hooghartig bekakt bijv. naamw. hooghartig hautain bijv. naamw. hooghartig aanmatigend bijv. naamw. hooghartig zelfingenomen bijv. naamw. hooghartig zelfgenoegzaam bijv. naamw. hooghartig neerbuigend bijv. naamw. hooghartig hovaardig bijv. naamw. hooghartig minachtend bijv. naamw. hooghartig laatdunkend bijv. naamw. hooghartig kleinerend bijv. naamw. hooghartig geringschattend bijv. naamw. hooghartig spottend bijv. naamw. hooghartig honend bijv. naamw. hooghartig arrogant overig. hooghartigheid laatdunkendheid zelfst. naamw. hooghartigheid verwaandheid zelfst. naamw. hooghartigheid arrogantie zelfst. naamw. hoogheid eminentie zelfst. naamw. hoogheid majesteit zelfst. naamw. hoogheid eerwaarde zelfst. naamw. hoogheid verhevenheid zelfst. naamw. hoogheid verheffing zelfst. naamw. hoogheid grootheid zelfst. naamw. hoogheid edel zelfst. naamw. hoogheid aanzien zelfst. naamw. hooghouden omhooghouden werkwoord hooghouden ophouden werkwoord hoogland plateau overig. hoogland hoogvlakte overig. hoogleraar geleerde zelfst. naamw. hoogleraar prof zelfst. naamw. hoogleraar professor zelfst. naamw. hoogleraarschap leerstoel zelfst. naamw. hoogmoed eigenwaan zelfst. naamw. hoogmoed zelfingenomenheid zelfst. naamw. hoogmoed zelfgenoegzaamheid zelfst. naamw. hoogmoed ijdelheid zelfst. naamw. hoogmoed eigendunk zelfst. naamw. hoogmoed egotisme zelfst. naamw. hoogmoed arrogantie zelfst. naamw. hoogmoedig arrogant bijv. naamw. hoogmoedig hautain bijv. naamw. hoogmoedig neerbuigend bijv. naamw. hoogmoedig trots bijv. naamw. hoogmoedig verwaand bijv. naamw. hoogmoedig hooghartig bijv. naamw. hoogmoedig laatdunkend bijv. naamw. hoogmoedig zelfingenomen bijv. naamw. hoogmoedig zelfgenoegzaam bijv. naamw. hoogmoedig hovaardig bijv. naamw. hoogmoedig aanmatigend bijv. naamw. hoogmoedigheid trots zelfst. naamw. hoogmoedigheid hovaardigheid zelfst. naamw. hoognodig benodigd bijv. naamw. hoognodig broodnodig bijv. naamw. hoogrokleur vleeskleur overig. hoogrokleur inkarnaat overig. hoogrokleur incarnaat overig. hoogrood scharlakenrood overig. hoogrood scharlaken overig. hoogrood bloedrood overig. hoogschatten achten werkwoord hoogschatten respecteren werkwoord hoogschatten hoogachten werkwoord hoogschatten eerbiedigen werkwoord hoogspanningsnet lichtnet overig. hoogspanningsnet elektriciteitsnet overig. hoogspringen hoogtesprong zelfst. naamw. hoogspringen sprong zelfst. naamw. hoogst allerhoogst bijv. naamw. hoogst buitengemeen bijv. naamw. hoogst optimaal bijv. naamw. hoogst uiterst bijv. naamw. hoogst buitengewoon bijv. naamw. hoogst meest bijv. naamw. hoogst maximaal bijv. naamw. hoogst grootst bijv. naamw. hoogst extreem bijv. naamw. hoogst ergst bijv. naamw. hoogst bijzonder bijv. naamw. hoogst zeer bijv. naamw. hoogst opperst bijv. naamw. hoogst uitermate bijv. naamw. hoogstaand edel bijv. naamw. hoogstaand nobel bijv. naamw. hoogstaand verheven bijv. naamw. hoogstandje stunt zelfst. naamw. hoogstandje kunststuk zelfst. naamw. hoogste maximaal bijv. naamw. hoogste voornaamst bijv. naamw. hoogste meest bijv. naamw. hoogste toppunt bijv. naamw. hoogste hoogtepunt bijv. naamw. hoogste opperste bijv. naamw. hoogstens maximaal bijv. naamw. hoogstens hooguit bijv. naamw. hoogstens eventueel bijv. naamw. hoogstens desnoods bijv. naamw. hoogstens meestal bijv. naamw. hoogte heuvel zelfst. naamw. hoogte niveau zelfst. naamw. hoogtelijn niveaulijn zelfst. naamw. hoogtemeter hoogtepeiler zelfst. naamw. hoogtepeiler hoogtemeter zelfst. naamw. hoogtepunt apotheose zelfst. naamw. hoogtepunt climax zelfst. naamw. hoogtepunt piek zelfst. naamw. hoogtepunt summum zelfst. naamw. hoogtepunt top zelfst. naamw. hoogtepunt toppunt zelfst. naamw. hoogtepunt apogeum zelfst. naamw. hoogtepunt hoogste zelfst. naamw. hoogtepunt zenit zelfst. naamw. hoogtesprong hoogspringen zelfst. naamw. hoogtesprong sprong zelfst. naamw. hoogteverschil niveauverschil zelfst. naamw. hoogtevrees acrofobie overig. hoogtevrees altomanie overig. hoogtij hoogtijdagen overig. hoogtij glorietijd overig. hoogtij glansperio overig. hoogtij bloeitijd overig. hoogtijdagen glorietijd zelfst. naamw. hoogtijdagen hoogtij zelfst. naamw. hoogtijdagen glansperio zelfst. naamw. hoogtijdagen bloeitijd zelfst. naamw. hooguit maximaal bijv. naamw. hooguit hoogstens bijv. naamw. hoogvlakte hoogte zelfst. naamw. hoogvlakte plateau zelfst. naamw. hoogvlakte hoogland zelfst. naamw. hoogvlieger bolleboos zelfst. naamw. hoogwaardig prima bijv. naamw. hoogwaardig perfect bijv. naamw. hoogwater vloed zelfst. naamw. hoogzwanger zwanger bijv. naamw. hooiberg mijt zelfst. naamw. hooien hooiing zelfst. naamw. hooigras maaigras overig. hooiing hooien zelfst. naamw. hooikar hooiwagen zelfst. naamw. hooiland hooiveld zelfst. naamw. hooimaand juli zelfst. naamw. hooimaand hooitijd zelfst. naamw. hooitijd juli overig. hooitijd hooimaand overig. hooiveld hooiland zelfst. naamw. hooivork gaffel zelfst. naamw. hooivork Rijf zelfst. naamw. hooivork vork zelfst. naamw. hooivork riek zelfst. naamw. hooiwagen hooikar zelfst. naamw. hooiwagen spin zelfst. naamw. hoon belediging zelfst. naamw. hoon ironie zelfst. naamw. hoon sarcasme zelfst. naamw. hoon spot zelfst. naamw. hoon spotternij zelfst. naamw. hoon smaad zelfst. naamw. hoon gespot zelfst. naamw. hoon bespotting zelfst. naamw. hoon aanfluiting zelfst. naamw. hoon hoongelach zelfst. naamw. hoon schimp zelfst. naamw. hoon schande zelfst. naamw. hoongelach hoon overig. hoop afwachting zelfst. naamw. hoop berg zelfst. naamw. hoop feces zelfst. naamw. hoop heleboel zelfst. naamw. hoop illusie zelfst. naamw. hoop kluit zelfst. naamw. hoop menigte zelfst. naamw. hoop opeenhoping zelfst. naamw. hoop redding zelfst. naamw. hoop samenscholing zelfst. naamw. hoop stapel zelfst. naamw. hoop schare zelfst. naamw. hoop massa zelfst. naamw. hoop horde zelfst. naamw. hoop drom zelfst. naamw. hoop bende zelfst. naamw. hoop troep zelfst. naamw. hoop tas zelfst. naamw. hoop boel zelfst. naamw. hoop vlucht zelfst. naamw. hoop stel zelfst. naamw. hoop set zelfst. naamw. hoop school zelfst. naamw. hoop kudde zelfst. naamw. hoop groep zelfst. naamw. hoop drift zelfst. naamw. hoop accumulatie zelfst. naamw. hoop verwachting zelfst. naamw. hoop overvloed zelfst. naamw. hoop stap zelfst. naamw. hoop ophoping zelfst. naamw. hoop opeenstapeling zelfst. naamw. hoop opstapeling zelfst. naamw. hoop uitwerpsel zelfst. naamw. hoop keut zelfst. naamw. hoop drol zelfst. naamw. hoop vertrouwen zelfst. naamw. hoopgevend gunstig bijv. naamw. hoopgevend hoopvol bijv. naamw. hoopgevend veelbelovend bijv. naamw. hoopje stapeltje overig. hoopvol hoopgevend bijv. naamw. hoopvol verwachtingsvol bijv. naamw. hoopvol veelbelovend bijv. naamw. hoor waarnemen werkwoord hoor horen zelfst. naamw. hoor! zeg! overig. hoor! nou! overig. hoorbaar luid bijv. naamw. hoorbaar luidkeels bijv. naamw. hoorbaar waarneembaar bijv. naamw. hoorbaar hardop bijv. naamw. hoorbaar merkbaar bijv. naamw. hoorbaar verstaanbaar bijv. naamw. hoorbaar zichtbaar bijv. naamw. hoorbaar voelbaar bijv. naamw. hoorbaar tastbaar bijv. naamw. hoorbaar herkenbaar bijv. naamw. hoorbaar bemerkbaar bijv. naamw. hoorbereik gehoorsafstand overig. hoorn jachthoorns zelfst. naamw. hoornblazer koperspeler overig. hoornblazer koperblazer overig. hoornblazer hoornist overig. hoorndol krankjorum overig. hoorndol knots overig. hoorndol knettergek overig. hoorndol kierewiet overig. hoorndol getikt overig. hoorndol geschift overig. hoorndol mesjogge overig. hoorndol mal overig. hoorndol maf overig. hoornist koperspeler overig. hoornist koperblazer overig. hoornist hoornblazer overig. hoornschoen hoef zelfst. naamw. hoornvlies cornea zelfst. naamw. hoorzitting hearing zelfst. naamw. hoorzitting aanhoren zelfst. naamw. hop bierhop overig. hopeloos uitzichtloos bijv. naamw. hopeloos wanhopig bijv. naamw. hopeloos reddeloos bijv. naamw. hopeloos kansloos bijv. naamw. hopeloos zonhoop bijv. naamw. hopen opeenhopen werkwoord hopen rekenen op werkwoord hopen uitzien werkwoord hopen stapels zelfst. naamw. hopen accumuleren werkwoord hopen verlangen werkwoord hopen spinzen werkwoord hopla hoepla overig. hopla hoeplala overig. hopman hoofdman zelfst. naamw. horde atletiekhekje zelfst. naamw. horde bende zelfst. naamw. horde hindernis zelfst. naamw. horde menigte zelfst. naamw. horde meute zelfst. naamw. horde schare zelfst. naamw. horde barriere zelfst. naamw. horde massa zelfst. naamw. horde hoop zelfst. naamw. horde drom zelfst. naamw. horde troep zelfst. naamw. horde schaar zelfst. naamw. horde kudde zelfst. naamw. horeca horecasector zelfst. naamw. horecasector horeca zelfst. naamw. horen aanhoren werkwoord horen behoren werkwoord horen beluisteren werkwoord horen te horen krijgen werkwoord horen thuishoren werkwoord horen toebehoren werkwoord horen waarnemen werkwoord horen hoor zelfst. naamw. horen voegen werkwoord horen uitkomen werkwoord horen schikken werkwoord horen passen werkwoord horen betamen werkwoord horen zullen werkwoord horen moeten werkwoord horen dienen werkwoord horen vernemen werkwoord horen zien werkwoord horen voelen werkwoord horen signaleren werkwoord horen observeren werkwoord horen merken werkwoord horen gewaarworden werkwoord horen gadeslaan werkwoord horen bekijken werkwoord horendol stapelgek zelfst. naamw. horens gewei zelfst. naamw. horig afhankelijk bijv. naamw. horige lijfeigene zelfst. naamw. horige slaaf zelfst. naamw. horizon begrip zelfst. naamw. horizon einder zelfst. naamw. horizon kim zelfst. naamw. horizon gezichtsein zelfst. naamw. horizon ein zelfst. naamw. horizontaal plat bijv. naamw. horizontaal vlak bijv. naamw. hork hark overig. hork lumm overig. hork boerenlul overig. hork vleg overig. hork proleet overig. hork lomperd overig. hork kink overig. horloge uurwerk zelfst. naamw. horlogezakje bedriegen overig. horrelvoet klompvoet zelfst. naamw. horribel afschuwwekkend overig. horst roofvogelnest overig. hort stoot overig. hort schokkenbeweging overig. hort schok overig. hortbonk paardevlees zelfst. naamw. horten blijven steken werkwoord horten botsen werkwoord horten schokken werkwoord hortend slepend bijv. naamw. hortend stotend bijv. naamw. horticultuur tuinbouw zelfst. naamw. horticultuur hovenierskunst zelfst. naamw. hortoloog tuinbouwkundige overig. hortsik paardevlees zelfst. naamw. hortsik paardenrookvlees zelfst. naamw. hortus tuin zelfst. naamw. hospes kamerverhuurder zelfst. naamw. hospes kamerverhuur zelfst. naamw. hospes huurbaas zelfst. naamw. hospes huisheer zelfst. naamw. hospes huisbaas zelfst. naamw. hospik hospitaalsoldaat overig. hospita kamerverhuurster overig. hospita waardin overig. hospita gastvrouw overig. hospitaal gasthuis zelfst. naamw. hospitaal ziekenhuis zelfst. naamw. hospitaalsoldaat hospik overig. hospitium gastenverblijf zelfst. naamw. hospitium gasthuis zelfst. naamw. hospitium klooster zelfst. naamw. hospitium opvangcentrum zelfst. naamw. hospitium asiel zelfst. naamw. hossen dansen werkwoord hostie offerbroodje overig. hot sexy bijv. naamw. hotel herberg zelfst. naamw. hotel restaurant zelfst. naamw. hotel logement zelfst. naamw. hotelbezitter hotelier overig. hotelbezitter hotelhou overig. hoteldebotel hokelebokus zelfst. naamw. hoteldebotel verward zelfst. naamw. hotelhou hotelier overig. hotelhou hotelbezitter overig. hotelier hotelhou overig. hotelier hotelbezitter overig. hotelregister gastenboek zelfst. naamw. hotelschakelaar hotelschakeling overig. hotelschakeling hotelschakelaar overig. hotelsuite suite zelfst. naamw. hou eigenaar overig. hou drager overig. hou bezitter overig. hou pennenhou overig. hou etui overig. hou penhou overig. houd vasthouden zelfst. naamw. houdbaar conserveerbaar bijv. naamw. houdbaar duurzaam bijv. naamw. houdbaar verdedigbaar bijv. naamw. houdbaar bewaarbaar bijv. naamw. houdbaarheid conserveerbaarheid zelfst. naamw. houdbaarheid bewaarbaarheid zelfst. naamw. houden aanhouden werkwoord houden aanzien werkwoord houden bedwingen werkwoord houden beheren werkwoord houden behouden werkwoord houden beminnen werkwoord houden bijhouden werkwoord houden geven werkwoord houden handhaven werkwoord houden uithouden werkwoord houden vasthouden zelfst. naamw. houden inhouden werkwoord houden achterhouden werkwoord houden van liefhebben overig. houder bezitter zelfst. naamw. houder eigenaar zelfst. naamw. houder penhouder zelfst. naamw. houder pennenhouder zelfst. naamw. houding air zelfst. naamw. Houding attitude zelfst. naamw. houding gedrag zelfst. naamw. houding lichaamshouding zelfst. naamw. houding mentaliteit zelfst. naamw. houding plaatsing zelfst. naamw. houding stellingname zelfst. naamw. houding rijrichting zelfst. naamw. houding plan zelfst. naamw. houding leiding zelfst. naamw. houding besturing zelfst. naamw. houding wandel zelfst. naamw. houding gelaatsuitdrukking zelfst. naamw. houding standje zelfst. naamw. houding stand zelfst. naamw. houding po zelfst. naamw. houding thema zelfst. naamw. houding standpuntbepaling zelfst. naamw. houding standpunt zelfst. naamw. houding positie zelfst. naamw. houding bewering zelfst. naamw. houding instelling zelfst. naamw. houdster pachtster overig. houtaanplant houtaanplanting overig. houtaanplanting houtaanplant overig. houtachtig houtig overig. houtafval spaan zelfst. naamw. houtarbeid houtbewerking overig. houtbewerking houtarbeid overig. houtboor boor zelfst. naamw. houtbrij pulp zelfst. naamw. houtbrij houtpap zelfst. naamw. houtduif woudduif overig. houtduif ringduif overig. houtduif duif overig. Houten houterig bijv. naamw. Houten van hout bijv. naamw. houten hamer sleg overig. houten vloer parket overig. houterig houten bijv. naamw. houterig stram bijv. naamw. houterig onbeholpen bijv. naamw. houterig stroef bijv. naamw. houterig stijf bijv. naamw. houterigheid starheid zelfst. naamw. houterigheid harkerigheid zelfst. naamw. houthakker houtkapper zelfst. naamw. houtig houtachtig overig. houtje katholiek zelfst. naamw. houtkapper houthakker zelfst. naamw. houtkrul spaan overig. houtkrul houtspaander overig. houtloods houtopslag overig. houtluis kleppertje overig. houtluis doodskloppertje overig. houtmeel houtstof overig. houtopslag houtloods overig. houtpap pulp overig. houtpap houtbrij overig. houtrijk bosrijk overig. houtrijk boomrijk overig. houtrijk bebost overig. houtskool amer overig. houtspaander spaan zelfst. naamw. houtspaander houtkrul zelfst. naamw. houtstof houtmeel overig. houtversiering lambrisering zelfst. naamw. houtversiering betimmering zelfst. naamw. houtverwerker timmerman overig. houtverwerker houtwerker overig. houtvesterij bosbouw overig. houtvezelplaat board zelfst. naamw. houtvlot vlot zelfst. naamw. houtvlotter vlotter zelfst. naamw. houtvuur vuur zelfst. naamw. houtwerk timmerwerk zelfst. naamw. houtwerker timmerman zelfst. naamw. houtwerker houtverwerker zelfst. naamw. houtworm termiet overig. houtzaagmolen zaagmolen overig. houtzaagmolen paltrok overig. houtzagerij zagerij zelfst. naamw. houtzagerij zaagfabriek zelfst. naamw. houvast ondersteuning zelfst. naamw. houvast steun zelfst. naamw. houw haal zelfst. naamw. houw hak zelfst. naamw. houw slag zelfst. naamw. houwdegen sabreur overig. houwdegen ijzervreter overig. houwdegen vechtjas overig. houwdegen vechtersbaas overig. houweel klover overig. houwen afhakken werkwoord houwen beitelen werkwoord houwen hakken werkwoord houwen vellen werkwoord houwen omhakken werkwoord houwen kappen werkwoord hovaardig zelfingenomen bijv. naamw. hovaardig zelfgenoegzaam bijv. naamw. hovaardig verwaand bijv. naamw. hovaardig neerbuigend bijv. naamw. hovaardig hoogmoedig bijv. naamw. hovaardig hooghartig bijv. naamw. hovaardig hautain bijv. naamw. hovaardig arrogant bijv. naamw. hovaardig aanmatigend bijv. naamw. hovaardig trots bijv. naamw. hovaardigheid trots zelfst. naamw. hovaardigheid hoogmoedigheid zelfst. naamw. hovaardigheid laatdunkendheid zelfst. naamw. hovaardij hoogmoed zelfst. naamw. hovaardij trots zelfst. naamw. hovenier tuinbaas zelfst. naamw. hovenier tuinier zelfst. naamw. hovenier tuinman zelfst. naamw. hovenieren tuinieren werkwoord hovenierskunst tuinbouw overig. hovenierskunst horticultuur overig. hovercraft luchtkussenvoertuig overig. hoveren zweven overig. hozen gieten werkwoord hozen leeghozen werkwoord hozen leegscheppen werkwoord hozen uithoren werkwoord hozen uitscheppen werkwoord hufter klootzak zelfst. naamw. hufterig onhoffelijk overig. hufterig ongemanierd overig. hufterig onbeschoft overig. hufterig onbeschaafd overig. hufterig onbeleefd overig. hufterig onbehouwen overig. hufterig onbehoorlijk overig. hufterig lomp overig. hufterig boers overig. huichelaar hypocriet zelfst. naamw. huichelaar schijnheilige zelfst. naamw. huichelaar schijnheilige overig. huichelaars schijnheiligen overig. huichelaars hypocrieten overig. huichelachtig dubbelhartig bijv. naamw. huichelachtig schijnheilig bijv. naamw. huichelachtig vals bijv. naamw. huichelachtig achterbaks bijv. naamw. huichelachtig hypocriet bijv. naamw. huichelachtig stiekem bijv. naamw. huichelachtig onoprecht bijv. naamw. huichelachtig toneel- bijv. naamw. huichelarij schijnheiligheid zelfst. naamw. huichelarij valsheid zelfst. naamw. huichelarij hypocrisie zelfst. naamw. huichelen doen alsof werkwoord huichelend voorwendend overig. huichelend veinzend overig. huid pels zelfst. naamw. huid vel zelfst. naamw. huid omhulsel zelfst. naamw. huidademhaling perspiratio zelfst. naamw. huidarts dermatoloog zelfst. naamw. huidcrème smeerseltje overig. huidcrème crème overig. huiden dierenhuiden zelfst. naamw. huiden vellen zelfst. naamw. huidig hedendaags bijv. naamw. huidig lopend bijv. naamw. huidig momenteel bijv. naamw. huidig tegenwoordig bijv. naamw. huidje laagje zelfst. naamw. huidje velletje zelfst. naamw. huidje schilletje zelfst. naamw. huidje filmpje zelfst. naamw. huidkleur vleeskleur zelfst. naamw. huidknobbeltje papel zelfst. naamw. huidontsteking dermatitis zelfst. naamw. huidrimpel lijn zelfst. naamw. huidrimpel rimpel zelfst. naamw. huidskleur teint zelfst. naamw. huidsmeer talg zelfst. naamw. huidstriem stria zelfst. naamw. huiduitslag uitslag zelfst. naamw. huiduitslag exantheem zelfst. naamw. huiduitslag gordelroos zelfst. naamw. huidverdikking lichenificatie zelfst. naamw. huidvet liposoom zelfst. naamw. huidziekte schurft zelfst. naamw. huidziekte dermatose zelfst. naamw. huif muts zelfst. naamw. huifkar huifwagen zelfst. naamw. huifwagen huifkar zelfst. naamw. huig uvula zelfst. naamw. huilebalk schreeuwlelijk zelfst. naamw. huilebalk snottebalk zelfst. naamw. huilebalk jankebalk zelfst. naamw. huilen brullen werkwoord huilen grienen werkwoord huilen janken werkwoord huilen krijsen werkwoord huilen schreien werkwoord huilen wenen werkwoord huilen miepen werkwoord huilen snotteren werkwoord huilen snikken werkwoord huilen tranen werkwoord huiler janker overig. huilerig larmoyant bijv. naamw. huilerig sentimenteel bijv. naamw. huilerig snotterig bijv. naamw. huis dynastie zelfst. naamw. huis firma zelfst. naamw. huis omhulsel zelfst. naamw. huis onderdak zelfst. naamw. huis oord zelfst. naamw. huis optrekje zelfst. naamw. huis pand zelfst. naamw. huis perceel zelfst. naamw. huis stekkie zelfst. naamw. huis stulp zelfst. naamw. huis verblijf zelfst. naamw. huis woning zelfst. naamw. huis kribbe zelfst. naamw. huis woonhuis zelfst. naamw. huis thuis zelfst. naamw. huis residentie zelfst. naamw. huis woning zelfst. naamw. huis-aan-huis-verkopen leuren werkwoord huis-aan-huis-verkopen venten werkwoord huisadres privé-adres overig. huisafval vuilnis zelfst. naamw. huisafval vullis zelfst. naamw. huisafval voddengoed zelfst. naamw. huisafval romm zelfst. naamw. huisafval huisvuil zelfst. naamw. huisafval grofvuil zelfst. naamw. huisafval drek zelfst. naamw. huisafval afval zelfst. naamw. huisbaas kamerverhuurder zelfst. naamw. huisbaas kamerverhuur zelfst. naamw. huisbaas huurbaas zelfst. naamw. huisbaas huisheer zelfst. naamw. huisbaas hospes zelfst. naamw. huisbedekkingen daken zelfst. naamw. huisbediende lakei zelfst. naamw. huisbediende huisjongen zelfst. naamw. huisbewaar huismeester overig. huisbewoner bewoner zelfst. naamw. huisbewoner inwoner zelfst. naamw. huisbezitter woningbezitter overig. huisbezitter huiseigenaar overig. huisbezoek doktersbezoek zelfst. naamw. huisbezoek ziekenbezoek zelfst. naamw. huisbrandolie stookolie overig. huiscomputer homecomputer zelfst. naamw. huisdeur portiek overig. huisdeursleutel huissleut overig. huisdier dier zelfst. naamw. huiseigenaar woningbezitter overig. huiseigenaar huisbezitter overig. huiselijk echtelijk bijv. naamw. huiselijk knus bijv. naamw. huiselijk gezellig bijv. naamw. huiselijk knusjes bijv. naamw. huiselijkheid intimiteit zelfst. naamw. huisgezin familie zelfst. naamw. huisgezin gezin zelfst. naamw. huisgezin huishouding zelfst. naamw. huisheer kamerverhuur overig. huisheer huurbaas overig. huisheer huisbaas overig. huisheer hospes overig. huishouden bende zelfst. naamw. huishouden gezin zelfst. naamw. huishouden huishoudelijk werk zelfst. naamw. huishouden huishouding zelfst. naamw. huishouden huisraad zelfst. naamw. huishouding familieleven zelfst. naamw. huishouding huishouden zelfst. naamw. huishouding inrichting zelfst. naamw. huishoudzeep zeep zelfst. naamw. huishoudzeep basiszeep zelfst. naamw. huishuur huursom zelfst. naamw. huishuur huurprijs zelfst. naamw. huishuur huur zelfst. naamw. huisjasje coin-de-feu overig. huisje hut zelfst. naamw. huisje optrek zelfst. naamw. huisjesslak slak zelfst. naamw. huisjongen huisbediende overig. huiskamer living zelfst. naamw. huiskamer woonkamer zelfst. naamw. huiskamer zitkamer zelfst. naamw. huisknecht bediende zelfst. naamw. huisleraar repetitor zelfst. naamw. huisleraar oefenmeester zelfst. naamw. huismeester huisbewaar overig. huismiddel geneesmiddel zelfst. naamw. huismiddeltje drankje overig. huisraad huishouden zelfst. naamw. huisraad inboedel zelfst. naamw. huisraad inventaris zelfst. naamw. huisraad meubilair zelfst. naamw. huisraad meubels zelfst. naamw. huisraad ameublement zelfst. naamw. huisraad inboed zelfst. naamw. huisraad boed zelfst. naamw. huisschil verver overig. huisschil schil overig. huisschil huisschilderes overig. huisschilder schilder zelfst. naamw. huisschilderes verver overig. huisschilderes schil overig. huisschilderes huisschil overig. huisschilders schilders zelfst. naamw. huisschilders ververs zelfst. naamw. huisschoen muil zelfst. naamw. huisschoen pantoffel zelfst. naamw. huisschoen slof zelfst. naamw. huissleut huisdeursleutel overig. huissloof moeke zelfst. naamw. huissloof sloof zelfst. naamw. huistelefoon intercom zelfst. naamw. huisvader familievader zelfst. naamw. huisvesten herbergen werkwoord huisvesten onderbrengen werkwoord huisvesten huizen werkwoord huisvesten accommoderen werkwoord huisvesten plaatsen werkwoord huisvesting accommodatie zelfst. naamw. huisvesting behuizing zelfst. naamw. huisvesting huisvestingsbureau zelfst. naamw. huisvesting inwoning zelfst. naamw. huisvesting kwartier zelfst. naamw. huisvesting onderdak zelfst. naamw. huisvesting onderkomen zelfst. naamw. huisvesting tehuis zelfst. naamw. huisvesting verblijfplaats zelfst. naamw. huisvestingsbureau huisvesting zelfst. naamw. huisvriend intimus zelfst. naamw. huisvrouw naainecessaire overig. huisvuil afval zelfst. naamw. huisvuil vuilnis zelfst. naamw. huisvuil vullis zelfst. naamw. huisvuil voddengoed zelfst. naamw. huisvuil romm zelfst. naamw. huisvuil huisafval zelfst. naamw. huisvuil grofvuil zelfst. naamw. huisvuil drek zelfst. naamw. huiswerk les zelfst. naamw. huiswerk schoolwerk zelfst. naamw. huiveren beven werkwoord huiveren griezelen werkwoord huiveren terugdeinzen werkwoord huiveren bibberen werkwoord huiveren gruwen werkwoord huiveren rillen werkwoord huiverend sidderend overig. huiverig angstig bijv. naamw. huiverig bang bijv. naamw. huiverig benauwd bijv. naamw. huiverig griezelig bijv. naamw. huivering rilling zelfst. naamw. huivering griezel zelfst. naamw. huivering siddering zelfst. naamw. huiveringen rillingen overig. huiveringwekkend griezelig bijv. naamw. huiveringwekkend ijselijk bijv. naamw. huiveringwekkend ijzingwekkend bijv. naamw. huiveringwekkend angstaanjagend bijv. naamw. huiveringwekkend gruwelijk bijv. naamw. huiveringwekkend afgrijselijk bijv. naamw. huiveringwekkend sinister bijv. naamw. huiveringwekkend onheilspellend bijv. naamw. huiveringwekkend luguber bijv. naamw. huiveringwekkend duister bijv. naamw. huiveringwekkend dreigend bijv. naamw. huizehoog torenhoog bijv. naamw. Huizen leven werkwoord Huizen verblijven werkwoord huizen onderbrengen werkwoord huizen huisvesten werkwoord huizen herbergen werkwoord huizen accommoderen werkwoord huizen grondbezit werkwoord huizenblok blok zelfst. naamw. huizenmakelaar makelaar zelfst. naamw. hul verering overig. hul eer overig. hulbewijzen huldigen overig. hulbewijzen eren overig. hulde eer zelfst. naamw. hulde verering zelfst. naamw. huldebetoon huldiging overig. huldebetoon eerbetoon overig. huldigen aanhangen werkwoord huldigen eren werkwoord huldigen hulbewijzen werkwoord huldiging eerbetoon zelfst. naamw. huldiging huldebetoon zelfst. naamw. hulk schuit overig. hulk pink overig. hulk bark overig. hullen omhullen werkwoord hullen versluieren werkwoord hullen verhullen werkwoord hullen maskeren werkwoord hullen inhullen werkwoord hullen bemantelen werkwoord hullen bedekken werkwoord hulp assistent zelfst. naamw. hulp assistentie zelfst. naamw. hulp bijstand zelfst. naamw. hulp hulpbetoon zelfst. naamw. hulp hulpmiddel zelfst. naamw. hulp ondersteuning zelfst. naamw. hulp schoonmaakster zelfst. naamw. hulp steun zelfst. naamw. hulp verpleger zelfst. naamw. hulp secondant zelfst. naamw. hulp helper zelfst. naamw. hulp hulpverlening zelfst. naamw. hulp handreiking zelfst. naamw. hulp ziekenoppasser zelfst. naamw. hulp ziekenbroe zelfst. naamw. hulp diaken zelfst. naamw. hulp broe zelfst. naamw. hulp werkster zelfst. naamw. hulp poetsvrouw zelfst. naamw. hulp middel zelfst. naamw. hulpbehoevend invalide bijv. naamw. hulpbehoevendheid invaliditeit zelfst. naamw. hulpbehoevendheid nood zelfst. naamw. hulpbehoevendheid behoeftigheid zelfst. naamw. hulpbetoon assistentie zelfst. naamw. hulpbetoon bijstand zelfst. naamw. hulpbetoon handreiking zelfst. naamw. hulpbetoon hulp zelfst. naamw. hulpbetoon hulpverlening zelfst. naamw. hulpbetoon dienstbetoon zelfst. naamw. hulpdienst nooddienst zelfst. naamw. hulpeloos machteloos bijv. naamw. hulpeloos weerloos bijv. naamw. hulpeloos zwak bijv. naamw. hulpeloos ijdel bijv. naamw. hulpeloos onmachtig bijv. naamw. hulpgebouw noodgebouw overig. hulpgeroep alarm zelfst. naamw. hulpgeroep noodkreet zelfst. naamw. hulpgeroep hulpkreet zelfst. naamw. hulpje knecht zelfst. naamw. hulpje hulpkracht zelfst. naamw. hulpje helper zelfst. naamw. hulpjes loopjongens overig. hulpkantoor filiaal overig. hulpkantoor bijkantoor overig. hulpkantoor agentschap overig. hulpkracht hulp zelfst. naamw. hulpkracht hulpje zelfst. naamw. hulpkracht helper zelfst. naamw. hulpkracht noodhulp zelfst. naamw. hulpkracht invaller zelfst. naamw. hulpkreet noodkreet overig. hulpkreet hulpgeroep overig. hulpkreet alarm overig. hulpmiddel ezelsbrug zelfst. naamw. hulpmiddel geneesmiddel zelfst. naamw. hulpmiddel redmiddel zelfst. naamw. hulpmiddel mediator zelfst. naamw. hulpmiddel ressource zelfst. naamw. hulppost hulpstation overig. hulpprediker vicaris overig. hulpprediker kapelaan overig. hulppriester kapelaan zelfst. naamw. hulpprogramma utility zelfst. naamw. hulpstation hulppost overig. hulpstuk prothese zelfst. naamw. hulpvaardig gedienstig bijv. naamw. hulpvaardig goedaardig bijv. naamw. hulpvaardig voorkomend bijv. naamw. hulpvaardig behulpzaam bijv. naamw. hulpvaardig zachtaardig bijv. naamw. hulpvaardig vriendelijk bijv. naamw. hulpvaardig plezierig bijv. naamw. hulpvaardig goedhartig bijv. naamw. hulpvaardig attent bijv. naamw. hulpvaardig aardig bijv. naamw. hulpvaardig aangenaam bijv. naamw. hulpvaardigheid dienstwilligheid zelfst. naamw. hulpvaardigheid behulpzaamheid zelfst. naamw. hulpverlener begeleider zelfst. naamw. hulpverlener opbouwwerker zelfst. naamw. hulpverlening begeleiding zelfst. naamw. hulpverlening hulpbetoon zelfst. naamw. hulpverlening hulp zelfst. naamw. hulpverlening handreiking zelfst. naamw. hulpverlening bijstand zelfst. naamw. hulpverlening assistentie zelfst. naamw. hulpvragend steunzoekend overig. hulpvragend hulpzoekend overig. hulpvrager cliënt overig. hulpzoekend steunzoekend overig. hulpzoekend hulpvragend overig. huls etui zelfst. naamw. huls omhulsel zelfst. naamw. huls patroonhuls zelfst. naamw. huls peul zelfst. naamw. huls omwindsel zelfst. naamw. huls omkleedsel zelfst. naamw. huls buitenkant zelfst. naamw. huls verpakking zelfst. naamw. hum humeur zelfst. naamw. humaan menselijk bijv. naamw. humaan redelijk bijv. naamw. humaan menslievend bijv. naamw. humanitair menselijk bijv. naamw. humanitair menslievend bijv. naamw. humaniteit liefdewerk overig. humaniteit liefdadigheid overig. humbug kletskoek zelfst. naamw. humbug nonsens zelfst. naamw. humbug rimram zelfst. naamw. humbug kul zelfst. naamw. humbug kol zelfst. naamw. humbug gezwets zelfst. naamw. humbug geleuter zelfst. naamw. humbug gebeuzel zelfst. naamw. humbug flauwekul zelfst. naamw. humbug zotteklap zelfst. naamw. humbug onzin zelfst. naamw. humbug larie zelfst. naamw. humeur bui zelfst. naamw. humeur gemoedsgesteldheid zelfst. naamw. humeur gemoedstoestand zelfst. naamw. humeur goede luim zelfst. naamw. humeur stemming zelfst. naamw. humeur gemoedsstemming zelfst. naamw. humeurig balorig bijv. naamw. humeurig sikkeneurig bijv. naamw. humeurig nurks bijv. naamw. humeurig nukkig bijv. naamw. humeurig knorrig bijv. naamw. humeurig gemelijk bijv. naamw. humeurig chagrijnig bijv. naamw. humeurig lichtgeraakt bijv. naamw. humeurig korzelig bijv. naamw. humeurig gevoelig bijv. naamw. humeurig aangebrand bijv. naamw. humeurig wankel bijv. naamw. humeurig kronkelend bijv. naamw. humeurig excentriek bijv. naamw. humeurigheid sacherijn zelfst. naamw. humide nat bijv. naamw. humide vochtig bijv. naamw. humiditeit vochtigheid overig. humiditeit nattigheid overig. humiditeit vochtigheidsgehalte overig. humm wurm overig. humm worm overig. humm uk overig. humm peuter overig. humm kleintje overig. humm dreumes overig. hummel dreumes zelfst. naamw. hummen hemmen werkwoord humor geestigheid zelfst. naamw. humor lichaamsvocht zelfst. naamw. humorist artiest zelfst. naamw. humoristisch geestig bijv. naamw. humoristisch komisch bijv. naamw. humoristisch leuk bijv. naamw. humoristisch komiek bijv. naamw. humoristisch koddig bijv. naamw. humoristisch kluchtig bijv. naamw. humoristisch grappig bijv. naamw. humus aarde zelfst. naamw. humus teelaarde zelfst. naamw. humuslaag compostlaag overig. hun hen bijv. naamw. Hun mof bijv. naamw. hunkeren dorsten werkwoord hunkeren zuchten werkwoord hunkeren smachten zelfst. naamw. hunkeren verlangen zelfst. naamw. hunkeren reikhalzen zelfst. naamw. hunkerend smachtend overig. hunkerend verlangend overig. hunkerend reikhalzend overig. hunkering begeerte zelfst. naamw. hunkering smart zelfst. naamw. hunne hare overig. huppelen dansen werkwoord huppelen dartelen werkwoord huppelkutje troela overig. hups wuft overig. hups losbandig overig. hups lichtzinnig overig. hups frivool overig. hupsheid vrolijkheid zelfst. naamw. hupsheid uitgelatenheid zelfst. naamw. hupsheid lustigheid zelfst. naamw. hupsheid oppervlakkigheid zelfst. naamw. hupsheid ondiepte zelfst. naamw. hupsheid lichtzinnigheid zelfst. naamw. hupsheid frivoliteit zelfst. naamw. huren charteren werkwoord huren engageren werkwoord huren leasen werkwoord huren dingen werkwoord huren inhuren werkwoord hurk hurkzit overig. hurkzit hurk overig. husselen hutselen werkwoord hut chalet zelfst. naamw. hut herdershut zelfst. naamw. hut hutje zelfst. naamw. hut kajuit zelfst. naamw. hut cockpit zelfst. naamw. hut cabine zelfst. naamw. hut hok zelfst. naamw. hut kot zelfst. naamw. hutje hok zelfst. naamw. hutje hut zelfst. naamw. hutje kot zelfst. naamw. hutje krot zelfst. naamw. hutselen husselen werkwoord Hutsport Wortelstamp zelfst. naamw. Hutspot Wortelstamp overig. hutten klompen/schoeisel overig. huur huurprijs zelfst. naamw. huur huursom zelfst. naamw. huur leasing zelfst. naamw. huur huishuur zelfst. naamw. huurbaas kamerverhuur overig. huurbaas huisheer overig. huurbaas huisbaas overig. huurbaas hospes overig. huurbaas verhuur overig. huurling huursoldaat overig. huurling soldenier overig. huurprijs huur zelfst. naamw. huurprijs huursom zelfst. naamw. huurprijs huishuur zelfst. naamw. huursoldaat huurling overig. huursom huishuur zelfst. naamw. huursom huur zelfst. naamw. huursom huurprijs zelfst. naamw. huuske wc overig. huwelijk echt zelfst. naamw. huwelijk huwelijksinzegening zelfst. naamw. huwelijk trouwerij zelfst. naamw. huwelijk echtvereniging zelfst. naamw. huwelijk trouwplechtigheid zelfst. naamw. huwelijk bruiloft zelfst. naamw. huwelijk echtverbintenis zelfst. naamw. huwelijksaanzoek aanzoek zelfst. naamw. huwelijksceremonie huwelijksplechtigheid zelfst. naamw. huwelijksdag trouwdag overig. huwelijksdag bruiloftsdag overig. huwelijksfeest bruiloftsfeest zelfst. naamw. huwelijksfeest trouwerij zelfst. naamw. huwelijksinzegening bruiloft zelfst. naamw. huwelijksinzegening huwelijk zelfst. naamw. huwelijksinzegening trouwplechtigheid zelfst. naamw. huwelijkspartner partij zelfst. naamw. huwelijkspartner echtgenoot zelfst. naamw. huwelijkspartner echtgenote zelfst. naamw. huwelijksplechtigheid huwelijksceremonie zelfst. naamw. huwelijksring trouwring zelfst. naamw. huwelijksuitzet uitzet overig. huwelijkszwendelaar zwendelaar zelfst. naamw. huwen trouwen werkwoord huzarenjas kindermantel overig. huzarenjas damesmantel overig. huzarensla vruchtensla overig. huzarensla mengelmoes overig. hybride bastaard zelfst. naamw. hydra zoetwaterpoliep overig. hydrocephalus waterhoofd zelfst. naamw. hydrofiel wateropslorpend bijv. naamw. hydrofoob waterafstotend bijv. naamw. hyenahond steppehond overig. hygiëne lichaamsverzorging zelfst. naamw. hygienisch kuis bijv. naamw. hygienisch rein bijv. naamw. hygienisch schoon bijv. naamw. hygienisch zuiver bijv. naamw. hymen maagdenvlies overig. hymen maagdenvlies overig. hymen maagdenvlies overig. hymen maagdenvlies overig. hymne gezang zelfst. naamw. hyperbolisch overdrijvend overig. hyperbool stijlfiguur zelfst. naamw. hyperbool overdrijving zelfst. naamw. hyperemie bloedaandrang zelfst. naamw. hypergevoelig overgevoelig bijv. naamw. hyperostose beenuitwas zelfst. naamw. hypnose trance zelfst. naamw. hypnotiseren biologeren werkwoord hypoacousis hardhorigheid zelfst. naamw. hypochonder pessimist zelfst. naamw. hypocriet dubbelhartig bijv. naamw. hypocriet schijnheilig bijv. naamw. hypocriet huichelaar zelfst. naamw. hypocriet huichelachtig zelfst. naamw. hypocriet schijnheilige zelfst. naamw. hypocrieten schijnheiligen overig. hypocrieten huichelaars overig. hypocrisie schijnheiligheid zelfst. naamw. hypocrisie kwezelarij zelfst. naamw. hypocrisie bigotterie zelfst. naamw. hypocrisie huichelarij zelfst. naamw. hypofy hersenaanhangsel overig. hypothe veronderstelling overig. hypothe stelling overig. hypothecaris hypotheekhouder zelfst. naamw. hypotheek bedrag zelfst. naamw. hypotheek geldlening zelfst. naamw. hypotheek krediet zelfst. naamw. hypotheek lening zelfst. naamw. hypotheekhouder hypothecaris zelfst. naamw. hypothermie onderkoeling zelfst. naamw. hypothese aanname zelfst. naamw. hypothese stelling zelfst. naamw. hypothese vooronderstelling zelfst. naamw. hypothese veronderstelling zelfst. naamw. hypothetisch denkbeeldig bijv. naamw. hypothetisch imaginair bijv. naamw. hypothetisch ingebeeld bijv. naamw. hysterisch overspannen bijv. naamw. hysterisch onecht bijv. naamw. ibbel gek bijv. naamw. ibbel tureluurs bijv. naamw. IC-treinen intercities overig. ichthyose visschubbenziekte zelfst. naamw. icoon heiligenvoorstelling overig. icterus geelzucht zelfst. naamw. ideaal volmaakt bijv. naamw. ideaal afgod zelfst. naamw. ideaal droom zelfst. naamw. ideaal prototype zelfst. naamw. ideaal visioen zelfst. naamw. ideaal perfect zelfst. naamw. ideaalbeeld droombeeld zelfst. naamw. idealist hemelbestormer overig. idealist dromer overig. idealist dromer overig. idealist dromer overig. idee begrip zelfst. naamw. idee denkbeeld zelfst. naamw. idee gedachte zelfst. naamw. idee ingeving zelfst. naamw. idee inval zelfst. naamw. idee inzicht zelfst. naamw. idee plan zelfst. naamw. idee zienswijze zelfst. naamw. idee vondst zelfst. naamw. idee visie zelfst. naamw. idee standpunt zelfst. naamw. idee opvatting zelfst. naamw. idee mening zelfst. naamw. idee interpretatie zelfst. naamw. idee gezichtspunt zelfst. naamw. idee opinie zelfst. naamw. idee oordeel zelfst. naamw. idee lezing zelfst. naamw. idee mentavoorstelling zelfst. naamw. idee denkbeeld overig. idee-fixe dwangvoorstelling overig. ideëel denkbeeldig bijv. naamw. idem hetzelfde bijv. naamw. idem gelijk bijv. naamw. idem eender bijv. naamw. idem evenzo overig. idem hetzelfde overig. idem hetzelfde overig. idem hetzelfde overig. identiek eender bijv. naamw. identiek eensluidend bijv. naamw. identiek gelijk bijv. naamw. identiek gelijkvormig bijv. naamw. identiek hetzelfde bijv. naamw. identiek onveranderd bijv. naamw. identiek gehegelijk bijv. naamw. identiek eenvormig bijv. naamw. identificatie vereenzelviging zelfst. naamw. identificeren herkennen werkwoord identificeren vaststellen werkwoord identificeren vereenzelvigen werkwoord identiteit gezicht zelfst. naamw. identiteit zelf zelfst. naamw. identiteitsbewijs legitimatiebewijs zelfst. naamw. identiteitsbewijs paspoort zelfst. naamw. identiteitsbewijs persoonsbewijs zelfst. naamw. identiteitsbewijs legitimatiepapieren zelfst. naamw. identiteitsbewijs legitimatiekaart zelfst. naamw. identiteitsbewijs legitimatie zelfst. naamw. identiteitsbewijs pas zelfst. naamw. identiteitskaart legitimatiebewijs zelfst. naamw. idioom dialect zelfst. naamw. idioom taal zelfst. naamw. idioom taaleigen zelfst. naamw. idioot bezopen bijv. naamw. idioot dol bijv. naamw. idioot dwaas bijv. naamw. idioot geschift bijv. naamw. idioot stompzinnig bijv. naamw. idioot zwakzinnig bijv. naamw. idioot mafkees zelfst. naamw. idioot onbenul zelfst. naamw. idioot onnozelaar zelfst. naamw. idioot zwakzinnige zelfst. naamw. idioot achterlijk zelfst. naamw. idioot belachelijk zelfst. naamw. idioot bespottelijk zelfst. naamw. idioot malloot zelfst. naamw. idioot imbeciel zelfst. naamw. idioot dement zelfst. naamw. idioot debiel zelfst. naamw. idioot onbezonnen zelfst. naamw. idioot zot zelfst. naamw. idioot waanzinnige zelfst. naamw. idioot mafkikker zelfst. naamw. idioot mafket zelfst. naamw. idioot gek zelfst. naamw. idioot flapdrol zelfst. naamw. idioot debi zelfst. naamw. idioot stupide zelfst. naamw. idioot mesjogge zelfst. naamw. idioot krankzinnig zelfst. naamw. idioot krankjorum zelfst. naamw. idioot idioterig zelfst. naamw. idioot gestoord zelfst. naamw. idioot maf zelfst. naamw. idioot simpeziel zelfst. naamw. idioot onnozekerel zelfst. naamw. idioot dommerik zelfst. naamw. idioot achterlijke zelfst. naamw. idioot zwakhoofd zelfst. naamw. idioot verstandeloos zelfst. naamw. idioot onverstandig zelfst. naamw. idioot onnozel zelfst. naamw. idioot onbenullig zelfst. naamw. idioot dom zelfst. naamw. idioot breinloos zelfst. naamw. idioot afgestompt zelfst. naamw. idioot hersenloos zelfst. naamw. idioot geesteloos zelfst. naamw. idioot sul zelfst. naamw. idioot sukkel zelfst. naamw. idioot stommerd zelfst. naamw. idioot schapenkop zelfst. naamw. idioot schaapskop zelfst. naamw. idioot rund zelfst. naamw. idioot onnozele zelfst. naamw. idioot oen zelfst. naamw. idioot geschifte zelfst. naamw. idioterie waanzin zelfst. naamw. idioterie zotheid zelfst. naamw. idioterie gekte zelfst. naamw. idioterie gekkigheid zelfst. naamw. idioterie gekheid zelfst. naamw. idioterie dwaasheid zelfst. naamw. idioterie onzinnigheid zelfst. naamw. idioterie onverstand zelfst. naamw. idioterie ongerijmdheid zelfst. naamw. idioterie absurditeit zelfst. naamw. idioterie krankzinnigheid zelfst. naamw. idioterie achterlijkheid zelfst. naamw. idioterig stupide overig. idioterig mesjogge overig. idioterig krankzinnig overig. idioterig krankjorum overig. idioterig idioot overig. idioterig gestoord overig. idioterig gek overig. idioterig achterlijk overig. idioterig zot overig. idioterig maf overig. idioterig geschift overig. idiotie lachertje zelfst. naamw. idiotie zwakzinnigheid zelfst. naamw. idiotie imbeciliteit zelfst. naamw. idiotie gestoordheid zelfst. naamw. idiotie debiliteit zelfst. naamw. idiotie achterlijkheid zelfst. naamw. idolaat afgodisch overig. idool afgod zelfst. naamw. idool ster zelfst. naamw. idool afgodsbeeld zelfst. naamw. idylle romance zelfst. naamw. idyllisch landelijk bijv. naamw. idyllisch sprookjesachtig bijv. naamw. idyllisch romantisch bijv. naamw. idyllisch lieflijk bijv. naamw. idyllisch toverachtig bijv. naamw. idyllisch feeëriek bijv. naamw. idyllisch droomachtig bijv. naamw. ieder elkeen bijv. naamw. ieder elk bijv. naamw. Ieder Iegelijk bijv. naamw. ieder à bijv. naamw. ieder iedereen bijv. naamw. ieder allen bijv. naamw. ieder allemaal bijv. naamw. ieder alle bijv. naamw. ieder al bijv. naamw. iedere elke bijv. naamw. iedere elk bijv. naamw. iedereen elkeen bijv. naamw. iedereen elk bijv. naamw. iedereen iegelijk bijv. naamw. iedereen ieder bijv. naamw. iedereen allen bijv. naamw. iedereen allemaal bijv. naamw. iedereen alle bijv. naamw. iedereen al bijv. naamw. ieders aller overig. Iegelijk Ieder bijv. naamw. iegelijk iedereen bijv. naamw. iegelijk elkeen bijv. naamw. iegelijk elk bijv. naamw. iegelijk allen bijv. naamw. iegelijk allemaal bijv. naamw. iegelijk alle bijv. naamw. iegelijk al bijv. naamw. iel dun bijv. naamw. iel flets bijv. naamw. iel magertjes bijv. naamw. iel schraal bijv. naamw. iel schriel bijv. naamw. iel teer bijv. naamw. iel minnetjes bijv. naamw. iel mager bijv. naamw. iel zwak bijv. naamw. iel tenger bijv. naamw. iel teder bijv. naamw. iel kwetsbaar bijv. naamw. iel frèle bijv. naamw. iel fragiel bijv. naamw. iel fijngevoelig bijv. naamw. iel fijn bijv. naamw. iel delicaat bijv. naamw. iel broos bijv. naamw. iel breekbaar bijv. naamw. ielheid magerheid zelfst. naamw. ieltjes magertjes bijv. naamw. iemand mens zelfst. naamw. iemand één zelfst. naamw. iemand men zelfst. naamw. iemand enig zelfst. naamw. iemand dezelfde zelfst. naamw. iemand zeker zelfst. naamw. iemand wezen zelfst. naamw. iemand persoon zelfst. naamw. iemand mensenkind zelfst. naamw. iemand individu zelfst. naamw. iemand wie zelfst. naamw. iep olm zelfst. naamw. iepen olmen overig. iet beetje overig. iets enigermate bijv. naamw. iets ding zelfst. naamw. iets wat zelfst. naamw. iets ietwat zelfst. naamw. iets enigszins zelfst. naamw. iets niet weten je schouders ophalen werkwoord ietsje tikkeltje zelfst. naamw. ietwat enigermate bijv. naamw. ietwat beetje bijv. naamw. ietwat iets bijv. naamw. ietwat enigszins bijv. naamw. iglo sneeuwhut overig. ignorant onwetende overig. ijdel hol bijv. naamw. ijdel hoogmoedig bijv. naamw. ijdel koket bijv. naamw. ijdel ongevuld bijv. naamw. ijdel onvruchtbaar bijv. naamw. ijdel overbodig bijv. naamw. ijdel pronkziek bijv. naamw. ijdel snobistisch bijv. naamw. ijdel tevergeefs bijv. naamw. ijdel vruchteloos bijv. naamw. ijdel zelfingenomen bijv. naamw. ijdel zinloos bijv. naamw. ijdel zwak bijv. naamw. ijdel hulpeloos bijv. naamw. ijdel onbeduidend bijv. naamw. ijdel loos bijv. naamw. ijdel leeg bijv. naamw. ijdel zonresultaat bijv. naamw. ijdel vergeefs bijv. naamw. ijdel nutteloos bijv. naamw. ijdel zelfgenoegzaam bijv. naamw. ijdel verwaand bijv. naamw. ijdel ingebeeld bijv. naamw. ijdelheid ijdeltuiterij zelfst. naamw. ijdelheid zelfingenomenheid zelfst. naamw. ijdelheid wuftheid zelfst. naamw. ijdelheid zelfgenoegzaamheid zelfst. naamw. ijdelheid hoogmoed zelfst. naamw. ijdelheid eigenwaan zelfst. naamw. ijdelheid eigendunk zelfst. naamw. ijdelheid egotisme zelfst. naamw. ijdelheid arrogantie zelfst. naamw. ijdeltuit fat zelfst. naamw. ijdeltuit snob zelfst. naamw. ijdeltuiterij ijdelheid zelfst. naamw. ijdeltuiterij wuftheid zelfst. naamw. ijf venijnboom overig. ijf taxus overig. ijk ijking zelfst. naamw. ijk ijkmerk zelfst. naamw. ijk keurmerk zelfst. naamw. ijk merkteken zelfst. naamw. ijken keuren werkwoord ijken afregelen zelfst. naamw. ijken instellen zelfst. naamw. ijking ijk zelfst. naamw. ijkmaat standaardmaat overig. ijkmerk ijk overig. ijkmerken waarmerken zelfst. naamw. ijkmerken keurmerken zelfst. naamw. ijl dun bijv. naamw. ijl haastigheid zelfst. naamw. ijl topsnelheid zelfst. naamw. ijl spoed zelfst. naamw. ijl overijling zelfst. naamw. ijl haast zelfst. naamw. ijl gehaastheid zelfst. naamw. ijl maximumsnelheid zelfst. naamw. ijlbo renbo overig. ijlbo koerier overig. ijlen bazelen werkwoord ijlen dazen werkwoord ijlen fantaseren werkwoord ijlen hollen werkwoord ijlen snellen werkwoord ijlen voortmaken werkwoord ijlen spoeden werkwoord ijlen overhaasten werkwoord ijlen jagen werkwoord ijlen haasten werkwoord ijlen aanpoten werkwoord ijlen vliegen werkwoord ijlen opschieten werkwoord ijlen jakkeren werkwoord ijlen jachten werkwoord ijlen raaskallen werkwoord ijlen kletsen werkwoord ijlen reppen werkwoord ijlheid dunheid zelfst. naamw. ijlings gauw bijv. naamw. ijlings haastig bijv. naamw. ijlkoorts delirium zelfst. naamw. ijlkoorts koorts zelfst. naamw. ijs ijsje overig. ijs ijsco overig. ijs consumptie-ijs overig. ijsbaan baan zelfst. naamw. ijsbaan schaatsbaan zelfst. naamw. ijsbeer beer zelfst. naamw. ijsbeer poolbeer zelfst. naamw. ijsbeker ijscoupe overig. ijsbeker coupe overig. ijsberen lopen werkwoord ijsberen rondlopen werkwoord ijsblok ijsblokje zelfst. naamw. ijsblok ijsklontje zelfst. naamw. ijsblokje ijsblok zelfst. naamw. ijsblokje ijsklontje zelfst. naamw. ijsco ijsje overig. ijsco ijs overig. ijsco consumptie-ijs overig. ijscoupe ijsbeker overig. ijscoupe coupe overig. ijselijk huiveringwekkend bijv. naamw. ijselijk afgrijselijk bijv. naamw. ijselijk angstaanjagend bijv. naamw. ijselijk schrikbarend bijv. naamw. ijselijk ijzingwekkend bijv. naamw. ijshockey wintersport zelfst. naamw. ijsje consumptie-ijs zelfst. naamw. ijsje roomijs zelfst. naamw. ijsje ijsco zelfst. naamw. ijsje ijs zelfst. naamw. ijsjes consumptieijsjes zelfst. naamw. ijskast koelkast zelfst. naamw. ijskasten koelkasten zelfst. naamw. ijskeg peg overig. ijskegel pegel zelfst. naamw. ijsklontje ijsblokje overig. ijsklontje ijsblok overig. ijskoud ijzig bijv. naamw. ijskoud onaangedaan bijv. naamw. ijskoud steenkoud bijv. naamw. ijskoud stervenskoud bijv. naamw. ijskoud bitterkoud bijv. naamw. ijsman ijsventer overig. ijsmuts muts zelfst. naamw. ijspegel pegel zelfst. naamw. ijsschol ijsschots overig. ijsschots schots zelfst. naamw. ijsschots ijsschol zelfst. naamw. ijsventer ijsman overig. ijsvog alcyon overig. ijsvogel alcyon zelfst. naamw. ijswater smeltwater zelfst. naamw. ijver inzet zelfst. naamw. ijver toewijding zelfst. naamw. ijver vlijt zelfst. naamw. ijver zorgzaamheid zelfst. naamw. ijver trouw zelfst. naamw. ijver toegewijdheid zelfst. naamw. ijver overgave zelfst. naamw. ijver genegenheid zelfst. naamw. ijver devotie zelfst. naamw. ijver werkzaamheid zelfst. naamw. ijver werklust zelfst. naamw. ijver vlijtigheid zelfst. naamw. ijver noestigheid zelfst. naamw. ijver nijverheid zelfst. naamw. ijver naarstigheid zelfst. naamw. ijver ijverigheid zelfst. naamw. ijveraar fanaat zelfst. naamw. ijveraar strijder zelfst. naamw. ijveraar zeloot zelfst. naamw. ijveraar scherpslijper zelfst. naamw. ijveraar maniak zelfst. naamw. ijveraar voorvechter zelfst. naamw. ijveraar bepleiter zelfst. naamw. ijveraar fanaticus zelfst. naamw. ijveren ambiren werkwoord ijveren streven werkwoord ijverig vlijtig bijv. naamw. ijverig Naarstig zelfst. naamw. ijverig noest zelfst. naamw. ijverig werkzaam zelfst. naamw. ijverig nijver zelfst. naamw. ijverig arbeidzaam zelfst. naamw. ijverigheid vlijt zelfst. naamw. ijverigheid werkzaamheid zelfst. naamw. ijverigheid werklust zelfst. naamw. ijverigheid vlijtigheid zelfst. naamw. ijverigheid noestigheid zelfst. naamw. ijverigheid nijverheid zelfst. naamw. ijverigheid naarstigheid zelfst. naamw. ijverigheid ijver zelfst. naamw. ijverzucht rivaliteit zelfst. naamw. ijz gladijs overig. ijzen gruwen werkwoord ijzen verstijven werkwoord ijzer Ferro zelfst. naamw. ijzer metaal zelfst. naamw. ijzerbewerking ijzerindustrie overig. ijzergaas gaas zelfst. naamw. ijzergaas kippengaas zelfst. naamw. ijzerhandel ijzerwinkel zelfst. naamw. ijzerhard steenhard overig. ijzerhard staalhard overig. ijzerhard keihard overig. ijzerhard bikkelhard overig. ijzerindustrie ijzerbewerking overig. ijzerlegering staal zelfst. naamw. ijzersmelterij smelterij overig. ijzersmelterijen smelterijen overig. ijzersterk oersterk bijv. naamw. ijzervreter sabreur overig. ijzervreter houwdegen overig. ijzervreter vechtjas overig. ijzervreter vechtersbaas overig. ijzervreter ruziezoeker overig. ijzervreter messentrekker overig. ijzervreter knokker overig. ijzervreter kemphaan overig. ijzerwaren ijzerwerk overig. ijzerwerk ijzerwaren overig. ijzerwinkel ijzerhandel zelfst. naamw. ijzig frigide bijv. naamw. ijzig ijskoud bijv. naamw. ijzig koud bijv. naamw. ijzig steenkoud bijv. naamw. ijzig bitterkoud bijv. naamw. ijzingwekkend huiveringwekkend bijv. naamw. ijzingwekkend schrikbarend bijv. naamw. ijzingwekkend angstig bijv. naamw. ijzingwekkend spookachtig bijv. naamw. ijzingwekkend ijselijk bijv. naamw. ijzingwekkend vreselijk bijv. naamw. ijzingwekkend schrikwekkend bijv. naamw. ijzingwekkend ontzettend bijv. naamw. ik ego overig. ikzelf zelf bijv. naamw. ikzelf zelve bijv. naamw. ill-fated voorbestemd overig. illegaal ondergronds bijv. naamw. illegaal wederrechtelijk bijv. naamw. illegaal clandestien bijv. naamw. illegaal onwettig bijv. naamw. illegaal onrechtmatig bijv. naamw. illegaal verboden bijv. naamw. illegaal onwettelijk bijv. naamw. illegaal onwetmatig bijv. naamw. illegaal ongeoorloofd bijv. naamw. illegaal illegitiem bijv. naamw. illegabewoner kraker overig. illegaliteit ondergrondse zelfst. naamw. illegaliteit onwettigheid zelfst. naamw. illegitiem wederrechtelijk overig. illegitiem verboden overig. illegitiem onwettig overig. illegitiem onwettelijk overig. illegitiem onwetmatig overig. illegitiem ongeoorloofd overig. illegitiem illegaal overig. illumineren verlichten werkwoord illusie droom zelfst. naamw. illusie droombeeld zelfst. naamw. illusie hersenschim zelfst. naamw. illusie hersenspinsel zelfst. naamw. illusie inbeelding zelfst. naamw. illusie luchtspiegeling zelfst. naamw. illusie schijn zelfst. naamw. illusie waan zelfst. naamw. illusie waandenkbeeld zelfst. naamw. illusie waandidee zelfst. naamw. illusie waanidee zelfst. naamw. illusie waanvoorstelling zelfst. naamw. illusie zelfbedrog zelfst. naamw. illusie zelfbegoocheling zelfst. naamw. illusie zinsbegoocheling zelfst. naamw. illusie waanbeeld zelfst. naamw. illusionist magiër overig. illusionist kunstenmaker overig. illusionist goochelaarster overig. illusionist goochelaar overig. illusoir denkbeeldig bijv. naamw. illusoir misleidend bijv. naamw. illusoir bedrieglijk bijv. naamw. illusoir imaginair bijv. naamw. illusoir fantastisch bijv. naamw. illuster gedistingeerd bijv. naamw. illuster bekend bijv. naamw. illuster glorieus bijv. naamw. illuster voornaam bijv. naamw. illuster verheven bijv. naamw. illuster hooggeplaatst bijv. naamw. illuster gewichtig bijv. naamw. illuster doorluchtig bijv. naamw. illuster beroemd bijv. naamw. illuster adelijk bijv. naamw. illuster aanzienlijk bijv. naamw. illustratie figuur zelfst. naamw. illustratie prent zelfst. naamw. illustratie tekening zelfst. naamw. illustratie plaatje zelfst. naamw. illustratie plaat zelfst. naamw. illustratie foto zelfst. naamw. illustratie getekenafbeelding zelfst. naamw. illustraties plaatjes zelfst. naamw. illustrator tekenaar overig. illustreren veraanschouwelijken werkwoord image gezicht zelfst. naamw. imaginair denkbeeldig bijv. naamw. imaginair fantastisch bijv. naamw. imaginair hypothetisch bijv. naamw. imaginair ingebeeld bijv. naamw. imaginair onbestaanbaar bijv. naamw. imaginair illusoir bijv. naamw. imago status overig. imago status overig. imago status overig. imbeciel getikt bijv. naamw. imbeciel zwakzinnig bijv. naamw. imbeciel dwaas zelfst. naamw. imbeciel mafkees zelfst. naamw. imbeciel idioot zelfst. naamw. imbeciel dement zelfst. naamw. imbeciel debiel zelfst. naamw. imbeciel zot zelfst. naamw. imbeciel waanzinnige zelfst. naamw. imbeciel mafkikker zelfst. naamw. imbeciel mafket zelfst. naamw. imbeciel gek zelfst. naamw. imbeciel flapdrol zelfst. naamw. imbeciel debi zelfst. naamw. imbeciel sul zelfst. naamw. imbeciliteit zwakzinnigheid overig. imbeciliteit idiotie overig. imbeciliteit gestoordheid overig. imbeciliteit debiliteit overig. imbeciliteit achterlijkheid overig. imitatie kunst zelfst. naamw. imitatie namaak zelfst. naamw. imitatie pastiche zelfst. naamw. imitatie navolging zelfst. naamw. imitatie nabootsing zelfst. naamw. imitatie nep zelfst. naamw. imitator epigoon zelfst. naamw. imitator navolger zelfst. naamw. imitator vervalser zelfst. naamw. imitator namaker zelfst. naamw. imitator nabootser zelfst. naamw. imiteren mimen werkwoord imiteren nabootsen werkwoord imiteren nadoen werkwoord imiteren namaken werkwoord imiteren navolgen werkwoord imiteren simuleren werkwoord imiteren volgen werkwoord imker bijenhouder zelfst. naamw. imker imme houder overig. imker imme houder overig. imker imme houder overig. immanent intrinsiek bijv. naamw. immaterieel geestelijk bijv. naamw. immaterieel onstoffelijk bijv. naamw. immaterieel spiritueel bijv. naamw. immaturiteit onrijpheid zelfst. naamw. immens kolossaal bijv. naamw. immens onmetelijk bijv. naamw. immens ontzaglijk bijv. naamw. immens onwijs bijv. naamw. immens reusachtig bijv. naamw. immens gigantisch bijv. naamw. immens enorm bijv. naamw. immens hegroot bijv. naamw. immer altijd bijv. naamw. immer immermeer bijv. naamw. immer eeuwig bijv. naamw. immer steeds bijv. naamw. immer altoos bijv. naamw. immer voortdurend bijv. naamw. immer permanent bijv. naamw. immer onophoudelijk bijv. naamw. immer doorlopend bijv. naamw. immer continu bijv. naamw. immer constant bijv. naamw. immermeer immer bijv. naamw. immers namelijk overig. immers zeker overig. immers wel overig. immers toch overig. immers ook overig. immers ongetwijfeld overig. immers bepaald overig. immers tenslotte overig. immigrant nieuwgevestigde overig. imminent dreigend bijv. naamw. immobiel onbeweeglijk bijv. naamw. immobiel statisch bijv. naamw. immobiel vast bijv. naamw. immobiliseren blokkeren werkwoord immoraliteit zedeloosheid overig. immoraliteit onzedelijkheid overig. immoreel onzedelijk bijv. naamw. immoreel schurftig bijv. naamw. immoreel tuchteloos bijv. naamw. immoreel zedenkwetsend bijv. naamw. immoreel zedeloos bijv. naamw. immoreel onzedig bijv. naamw. immoreel amoreel bijv. naamw. immunisatie immuunmaking overig. immuniteit onschendbaarheid overig. immuniteit onkwetsbaarheid overig. immuniteit onvatbaarheid overig. immunosuppressivum afweeronderdrukker zelfst. naamw. immuun onschendbaar bijv. naamw. immuun resistent bijv. naamw. immuun onvatbaar bijv. naamw. immuunmaking immunisatie overig. impact aanslag zelfst. naamw. impasse patstelling overig. impasse patstelling overig. impasse patstelling overig. imperatief dwingend bijv. naamw. imperatief vereisend bijv. naamw. imperatief gelastend bijv. naamw. imperatief gebiedend bijv. naamw. imperatief gebiedenwijs bijv. naamw. imperia keizerrijken overig. imperiaals imperialen overig. imperialen imperiaals overig. imperium land overig. imperium land overig. imperium land overig. impertinent brutaal overig. impertinentie brutaliteit zelfst. naamw. impertinentie vrijpostigheid zelfst. naamw. impertinentie onbeschoftheid zelfst. naamw. impertinentie onbeschaamdheid zelfst. naamw. implantatie inplanting zelfst. naamw. implanteren inplanten werkwoord implementatie invoering zelfst. naamw. implementeren in gebruik nemen overig. implicatie verwikkeling zelfst. naamw. impliceren betekenen werkwoord imploderen instorten werkwoord imponderabilia nietig overig. imponerend ontzagwekkend overig. imponerend indrukwekkend overig. imponerend imposant overig. imponerend groots overig. impopulair onbemind bijv. naamw. import invoer zelfst. naamw. important belangrijk bijv. naamw. importeren invoeren werkwoord importeur invoerder zelfst. naamw. importeur invoer zelfst. naamw. importuun ongelegen bijv. naamw. imposant indrukwekkend bijv. naamw. imposant machtig bijv. naamw. imposant ontzagwekkend bijv. naamw. imposant overdonderend bijv. naamw. imposant imponerend bijv. naamw. imposant groots bijv. naamw. imposant ontzaggelijk bijv. naamw. imposant overweldigend bijv. naamw. impotentie krachteloosheid zelfst. naamw. impotentie onmacht zelfst. naamw. impregneren doordrenken werkwoord impressie indruk zelfst. naamw. impressie schets zelfst. naamw. impressie totaindruk zelfst. naamw. impressie algeheindruk zelfst. naamw. improduktief onproduktief overig. improvisatie fantasie zelfst. naamw. impuls aandrang zelfst. naamw. impuls aandrift zelfst. naamw. impuls behoefte zelfst. naamw. impuls drang zelfst. naamw. impuls luim zelfst. naamw. impuls stimulans zelfst. naamw. impuls neiging zelfst. naamw. impuls stuwing zelfst. naamw. impuls opwelling zelfst. naamw. impuls drift zelfst. naamw. impuls prikk zelfst. naamw. impulsief spontaan bijv. naamw. in snel bijv. naamw. in te bijv. naamw. in over bijv. naamw. in met bijv. naamw. in betreffende bijv. naamw. in aangaande bijv. naamw. in aan bijv. naamw. in van bijv. naamw. in per bijv. naamw. in op bijv. naamw. in binnen bijv. naamw. in aantocht zijn naderen werkwoord in aantocht zijn naderen werkwoord in aantocht zijn naderen werkwoord in de volksmond: amazuur embouchure bijv. naamw. in de wet vastleggen reguleren werkwoord in elkaar zetten assembleren bijv. naamw. in even hoge mate zowel overig. in feite de facto overig. in gebruik nemen implementeren overig. in hoofdzaak overwegend overig. in orde kits bijv. naamw. in orde voor elkaar bijv. naamw. in se op zich overig. in-betweenen neuken overig. inaccuraat onnauwkeurig bijv. naamw. inactief lethargisch bijv. naamw. inactief passief bijv. naamw. inactief onwerkzaam bijv. naamw. inactief apathisch bijv. naamw. inactiviteit lethargie zelfst. naamw. inademen ademhalen werkwoord inademen ruiken werkwoord inademen ademen werkwoord inademen inhaleren werkwoord inademing inspiratie zelfst. naamw. inademing inhalatie zelfst. naamw. inademing ademtocht zelfst. naamw. inademing ademhaling zelfst. naamw. inademing adem zelfst. naamw. inadequaat ongeschikt overig. inauguratie installatie zelfst. naamw. inauguratie inwijding zelfst. naamw. inauguratie wijdingsdienst zelfst. naamw. inauguratie inzegeningsplechtigheid zelfst. naamw. inauguratie inzegening zelfst. naamw. inauguratie inwijdingsplechtigheid zelfst. naamw. inauguratie inhuldiging zelfst. naamw. inaugureren inwijden werkwoord inaugureren inhuldigen werkwoord inbaar opvorderbaar overig. inbaar opeisbaar overig. inbaar incasseerbaar overig. inbakeren opwinden werkwoord inbakeren oprollen werkwoord inbakeren opheffen werkwoord inbakeren omwikkelen werkwoord inbakeren liquideren werkwoord inbakeren inzwachtelen werkwoord inbakeren baken werkwoord inbakeren afwikkelen werkwoord inbakeren inwikkelen werkwoord inbalsemen balsemen overig. inbeelden voorstellen werkwoord inbeelding arrogantie zelfst. naamw. inbeelding hoogmoed zelfst. naamw. inbeelding illusie zelfst. naamw. inbeelding waanidee zelfst. naamw. inbeelding zelfverheffing zelfst. naamw. inbeelding verwaandheid zelfst. naamw. inbeelding aanmatiging zelfst. naamw. inbeelding schaamteloosheid zelfst. naamw. inbeelding onwelgevoegelijkheid zelfst. naamw. inbeelding onkiesheid zelfst. naamw. inbeelding onbeschoftheid zelfst. naamw. inbeelding onbeschaamdheid zelfst. naamw. inbeelding laatdunkendheid zelfst. naamw. inbeelding indiscretie zelfst. naamw. inbeeldingen verbeeldingen overig. inbeeldingen hersenschimmen overig. inbegrepen inclusief bijv. naamw. inbegrepen ingesloten bijv. naamw. inbegrepen incluis bijv. naamw. inbeslagneming confiscatie zelfst. naamw. inbeslagneming zekerheidsstelling zelfst. naamw. inbeslagneming waarborging zelfst. naamw. inbeslagneming vrijwaring zelfst. naamw. inbeslagneming verzekering zelfst. naamw. inbeslagneming vaststelling zelfst. naamw. inbeslagneming beveiliging zelfst. naamw. inbezitname inbezitneming overig. inbezitneming toeëigening werkwoord inbezitneming inbezitname werkwoord inbijten invreten werkwoord inbijtend bijtend bijv. naamw. inbijtend inwerkend bijv. naamw. inbijtend invretend bijv. naamw. inbinden boekbinden werkwoord inbinden terugtrekken werkwoord inbinden binden werkwoord inbinden verdikken werkwoord inbinden inkoken werkwoord inbinden indikken werkwoord inblazen binnenblazen werkwoord inblij dolblij overig. inblikken inmaken werkwoord inboed huisraad overig. inboed boed overig. inboedel boedel zelfst. naamw. inboedel huisraad zelfst. naamw. inboedel meubilair zelfst. naamw. inboedel meubels zelfst. naamw. inboedel ameublement zelfst. naamw. inboeken registreren werkwoord inboezemen ingeven werkwoord inboezemen inspireren werkwoord inboorling autochtoon zelfst. naamw. inboorling inlander zelfst. naamw. inboorling inlan zelfst. naamw. inboorling ingeborene zelfst. naamw. inborduren borduren overig. inborst aard zelfst. naamw. inborst geaardheid zelfst. naamw. inborst gemoed zelfst. naamw. inborst gemoedsgesteldheid zelfst. naamw. inborst inslag zelfst. naamw. inborst karakter zelfst. naamw. inborst mentaliteit zelfst. naamw. inborst natuur zelfst. naamw. inborst temperament zelfst. naamw. inborst gemoedsaard zelfst. naamw. inborsten geaardheden overig. inbraak braak zelfst. naamw. inbraak diefstal zelfst. naamw. inbraak kraak zelfst. naamw. inbraak heist overig. inbraakbeveiliging luik zelfst. naamw. inbranden brandmerken werkwoord inbranden markeren werkwoord inbranden branden werkwoord inbreken kraken werkwoord inbreken beroven werkwoord inbreker dief zelfst. naamw. inbreker geveltoerist zelfst. naamw. inbreker binnendringer zelfst. naamw. inbreng aandeel zelfst. naamw. inbreng bijdrage zelfst. naamw. inbrengen aanbrengen werkwoord inbrengen bijdragen werkwoord inbrengen invoegen werkwoord inbrengen invoeren werkwoord inbrengen instoppen werkwoord inbrengen indoen werkwoord inbrengen invoer werkwoord inbrengen inleiding werkwoord inbrenger spaarder zelfst. naamw. inbreuk aantasting zelfst. naamw. inbreuk schending zelfst. naamw. inbreuk schennis zelfst. naamw. inburgering gewenning zelfst. naamw. incalculeren verdisconteren werkwoord incapabel onbekwaam bijv. naamw. incapabel ongeschikt bijv. naamw. incapabel incompetent bijv. naamw. incapabel onkundig bijv. naamw. incarceratie inklemming zelfst. naamw. incarnaat vleeskleur overig. incarnaat inkarnaat overig. incarnaat hoogrokleur overig. incarnatie belichaming zelfst. naamw. incasseer inner overig. incasseerbaar opvorderbaar bijv. naamw. incasseerbaar opeisbaar bijv. naamw. incasseerbaar inbaar bijv. naamw. incasseren innen werkwoord incasseren opvangen werkwoord incassering vordering zelfst. naamw. incassering invordering zelfst. naamw. incassering inning zelfst. naamw. incassering innen overig. incassering incasso overig. incasseringsvermogen veerkracht zelfst. naamw. incasseringsvermogen weerstand zelfst. naamw. incasseringsvermogen weerstandsvermogen zelfst. naamw. incasso invordering zelfst. naamw. incasso vordering zelfst. naamw. incasso inning zelfst. naamw. incasso innen zelfst. naamw. incasso incassering zelfst. naamw. incest bloedschande zelfst. naamw. incident gebeurtenis zelfst. naamw. incident voorval zelfst. naamw. incident feit zelfst. naamw. incident zaakje zelfst. naamw. incidenteel bijkomstig bijv. naamw. incidenteel soms bijv. naamw. incidenteel sporadisch bijv. naamw. incidenteel weleens bijv. naamw. incidenteel bijkomend bijv. naamw. incidenteel zelden bijv. naamw. incidenten gebeurtenissen zelfst. naamw. incidenten voorvallen zelfst. naamw. incisie snee zelfst. naamw. incisie insnijding zelfst. naamw. incisief snijdend bijv. naamw. inclinatie genegenheid overig. inclinatie neiging overig. inclinatie hang overig. inclinatie gezindheid overig. inclinatie geneigdheid overig. incluis ingesloten overig. incluis inclusief overig. incluis inbegrepen overig. inclusief inbegrepen bijv. naamw. inclusief ingesloten bijv. naamw. inclusief incluis bijv. naamw. incompatibel strijdig bijv. naamw. incompatibel onverenigbaar bijv. naamw. incompetent ongeschikt overig. incompetent onbekwaam overig. incompetent incapabel overig. incompetent onbevoegd overig. incompetentie ongeschiktheid overig. incompetentie onbekwaamheid overig. incompleet onvolledig bijv. naamw. inconsequent tegenstrijdig overig. inconsistent veranderlijk bijv. naamw. inconsistent onsamenhangend bijv. naamw. inconstitutioneel ongrondwettig overig. incorporatie vermenging zelfst. naamw. incorporeren inlijven werkwoord incorrect fout bijv. naamw. incorrect onbehoorlijk bijv. naamw. incorrect verkeerd bijv. naamw. incorrect onjuist bijv. naamw. incorrectheid onjuistheid zelfst. naamw. incorrectheid fout zelfst. naamw. incorrectheid feil zelfst. naamw. incosenatie inbruik leen zelfst. naamw. incrimineren verdenken overig. incrimineren betichten overig. incrimineren beschuldigen overig. incubatie broeiing overig. indammen limiteren werkwoord indammen inperken werkwoord indammen inkapselen werkwoord indammen beperken werkwoord indammen tegengaan werkwoord indammen afdammen werkwoord indammen indijken werkwoord indecent aanstotelijk overig. indelen arrangeren werkwoord indelen detacheren werkwoord indelen groeperen werkwoord indelen onderbrengen werkwoord indelen ordenen werkwoord indelen rangschikken werkwoord indelen systematiseren werkwoord indeling classificatie zelfst. naamw. indeling rangschikking zelfst. naamw. indeling schikking zelfst. naamw. indeling ordening zelfst. naamw. indeling opstelling zelfst. naamw. indeling arrangement zelfst. naamw. indemnisatie vergoeding overig. indemnisatie schadevergoeding overig. indemnisatie schadeloosstelling overig. indemnisatie schade-uitkering overig. indemnisatie herstelbetaling overig. indenken verbeelden werkwoord indenken voorstellen werkwoord inderdaad jawel bijv. naamw. inderdaad ja bijv. naamw. inderdaad eigenlijk bijv. naamw. inderdaad feitelijk bijv. naamw. inderdaad precies bijv. naamw. inderdaad werkelijk bijv. naamw. inderdaad waarlijk bijv. naamw. inderdaad waarachtig bijv. naamw. inderdaad echt bijv. naamw. inderdaad jazeker bijv. naamw. inderhaast terloops overig. indertijd destijds bijv. naamw. indertijd toentertijd bijv. naamw. indertijd toenmaals bijv. naamw. indertijd toen bijv. naamw. indeuken butsen werkwoord index inhoudsopgave zelfst. naamw. index koersindex zelfst. naamw. index register zelfst. naamw. index inhoud zelfst. naamw. indexcijfer indexgetal overig. indexeren registeren werkwoord indexgetal indexcijfer overig. indicatie aanduiding zelfst. naamw. indicatie symptoom zelfst. naamw. indicatie teken zelfst. naamw. indicatie aanwijzing zelfst. naamw. indicatief aanduidend bijv. naamw. indicatief aantonenwijs bijv. naamw. indicaties aanwijzingen zelfst. naamw. indicator graadmeter zelfst. naamw. indicator wijzer zelfst. naamw. indicator aanwijzer zelfst. naamw. indicator richtingaanwijzer zelfst. naamw. indiceren aanwijzen werkwoord indiceren wijzen werkwoord indiceren aangeven werkwoord indiceren aanduiden werkwoord indien als bijv. naamw. indien mits bijv. naamw. indien zo bijv. naamw. indien wanneer bijv. naamw. indien ingeval bijv. naamw. indienen aanbieden werkwoord indienen inzenden werkwoord indienen overhandigen werkwoord indienen presenteren werkwoord indienen voorstellen werkwoord indienen vertonen werkwoord indienen spelen werkwoord indienen nazeggen werkwoord indienen herhalen werkwoord indienen doornemen werkwoord indiening presentatie zelfst. naamw. indiening inlevering zelfst. naamw. indifferent onverschillig bijv. naamw. indifferent ongeïnteresseerd bijv. naamw. indifferent ongevoelig bijv. naamw. indifferent lauw bijv. naamw. indifferent laconiek bijv. naamw. indigestie spijsverteringsstoornissen zelfst. naamw. indijken inpolderen werkwoord indijken droogleggen werkwoord indijken indammen werkwoord indikken stremmen werkwoord indikken verdikken werkwoord indikken inkoken werkwoord indikken inbinden werkwoord indirect zijdelings bijv. naamw. indirect middellijk bijv. naamw. Indisch Indonesisch overig. indiscreet onkies overig. indiscreet onbescheiden overig. indiscreet spraakzaam overig. indiscreet praatziek overig. indiscreet praatgraag overig. indiscreet mededeelzaam overig. indiscreet loslippig overig. indiscreet kletsgraag overig. indiscreet kletserig overig. indiscreet flapuit overig. indiscreet babbelziek overig. indiscreet babbelachtig overig. indiscretie loslippigheid overig. indiscretie onbescheidenheid overig. indiscretie zelfverheffing overig. indiscretie verwaandheid overig. indiscretie schaamteloosheid overig. indiscretie onwelgevoegelijkheid overig. indiscretie onkiesheid overig. indiscretie onbeschoftheid overig. indiscretie onbeschaamdheid overig. indiscretie laatdunkendheid overig. indiscretie inbeelding overig. individu eenling zelfst. naamw. individu enkeling zelfst. naamw. individu mens zelfst. naamw. individu persoon zelfst. naamw. individu type zelfst. naamw. individu ziel zelfst. naamw. individu figuur zelfst. naamw. individu wezen zelfst. naamw. individu mensenkind zelfst. naamw. individu iemand zelfst. naamw. individu sterveling zelfst. naamw. individualistisch eigenzinnig bijv. naamw. individualiteit eigenheid zelfst. naamw. individueel los bijv. naamw. individueel particulier bijv. naamw. individueel personeel bijv. naamw. individueel apart bijv. naamw. individueel persoonlijk bijv. naamw. individueel afzonderlijk bijv. naamw. Indo-europeaan Indo-europees overig. Indo-europees Indo-europeaan overig. indoen instoppen werkwoord indoen inbrengen werkwoord indoen steken werkwoord indoen insteken werkwoord indolent traag bijv. naamw. indolent vadsig bijv. naamw. indolentie lusteloosheid zelfst. naamw. indolentie traagheid zelfst. naamw. indolentie onverschilligheid zelfst. naamw. indolentie laksheid zelfst. naamw. indolentie sloomheid zelfst. naamw. indolentie slapte zelfst. naamw. indolentie luiheid zelfst. naamw. indolentie logheid zelfst. naamw. indolentie langzaamheid zelfst. naamw. indolentie lamlendigheid zelfst. naamw. indolentie inertie zelfst. naamw. indommelen wegzakken werkwoord indommelen insluimeren werkwoord indommelen indutten werkwoord indompelen indopen zelfst. naamw. indompelen onderdompelen zelfst. naamw. Indonesisch Indisch overig. indopen indompelen zelfst. naamw. indosseren endosseren werkwoord indraaien inschroeven werkwoord indringen binnendringen werkwoord indringen infiltreren werkwoord indringen interveniren werkwoord indringen intrekken werkwoord indringen penetreren werkwoord indringend diepgaand bijv. naamw. indringend hel bijv. naamw. indringend penetrant bijv. naamw. indringend schklinkend bijv. naamw. indringend scherp bijv. naamw. indringend doordringend bijv. naamw. indringer insluiper zelfst. naamw. indringer invaller zelfst. naamw. indringer binnendringer zelfst. naamw. indringing penetratie overig. indringing binnendringen overig. indringster infiltrante overig. indrogen drogen werkwoord indrogen verdrogen werkwoord indrogen verdorren werkwoord indrogen uitdrogen werkwoord indrogen opdrogen werkwoord indrogen verschrompelen werkwoord indrogen slinken werkwoord indrogen schrompelen werkwoord indrogen samentrekken werkwoord indroging uitdroging zelfst. naamw. indruisen strijden werkwoord indruk gevoel zelfst. naamw. indrukken induwen werkwoord indrukwekkend aanzienlijk bijv. naamw. indrukwekkend deftig bijv. naamw. indrukwekkend eerbiedwekkend bijv. naamw. indrukwekkend fier bijv. naamw. indrukwekkend groots bijv. naamw. indrukwekkend imposant bijv. naamw. indrukwekkend machtig bijv. naamw. indrukwekkend majestueus bijv. naamw. indrukwekkend monumentaal bijv. naamw. indrukwekkend nobel bijv. naamw. indrukwekkend ontzaglijk bijv. naamw. indrukwekkend ontzagwekkend bijv. naamw. indrukwekkend overweldigend bijv. naamw. indrukwekkend parmantig bijv. naamw. indrukwekkend plechtig bijv. naamw. indrukwekkend plechtstatig bijv. naamw. indrukwekkend respectabel bijv. naamw. indrukwekkend statig bijv. naamw. indrukwekkend trots bijv. naamw. indrukwekkend aangrijpend bijv. naamw. indrukwekkend glorieus bijv. naamw. indrukwekkend verbazend bijv. naamw. indrukwekkend vorstelijk bijv. naamw. indrukwekkend parmant bijv. naamw. indrukwekkend imponerend bijv. naamw. indrukwekkend ontzaggelijk bijv. naamw. indrukwekkendheid grandeur zelfst. naamw. indrukwekkendheid grootsheid zelfst. naamw. indruppeling instillatie zelfst. naamw. inductie gevolgtrekking zelfst. naamw. indult respijt overig. indult respijt overig. indult respijt overig. induratie verharding zelfst. naamw. industrialisatie industrialisering overig. industrialisering industrialisatie overig. industrie fabriek zelfst. naamw. industriebond vakbond zelfst. naamw. industrieel fabrikant zelfst. naamw. industrieel ondernemer zelfst. naamw. industriehoop wereld overig. indutten wegzakken werkwoord indutten insluimeren werkwoord indutten indommelen werkwoord induwen indrukken werkwoord induwen proppen werkwoord ineen tezamen overig. ineen tevens overig. ineen tegelijkertijd overig. ineen tegelijk overig. ineen samen overig. ineen gelijktijdig overig. ineen gelijk overig. ineen bijeen overig. ineen aaneen overig. ineenkrimpen beven werkwoord ineenkrimpen samentrekken werkwoord ineenkrimpen schrompelen werkwoord ineenkrimpen ineenschrompelen werkwoord ineens plotseling bijv. naamw. ineens onverwachts bijv. naamw. ineens pardoes bijv. naamw. ineens opeens bijv. naamw. ineens plotsklaps bijv. naamw. ineens plots bijv. naamw. ineens onverwacht bijv. naamw. ineens onverhoeds bijv. naamw. ineens eensklaps bijv. naamw. ineens abrupt bijv. naamw. ineenschrompelen schrompelen werkwoord ineenschrompelen ineenkrimpen werkwoord ineensmelten versmelten overig. ineensmelten samensmelten overig. ineensmelten fuseren overig. ineenstorten instorten werkwoord ineenstorting bankroet zelfst. naamw. ineenstorting debacle zelfst. naamw. ineenstorting val zelfst. naamw. ineenstorting verderf zelfst. naamw. ineenstorting instorting zelfst. naamw. ineenstorting ineenzakking zelfst. naamw. ineenstortingen instortingen overig. ineenstrengelen verstrengelen werkwoord ineenstrengelen samenvlechten werkwoord ineenvlechten strengelen werkwoord ineenvlechten vlechten werkwoord ineenvlechten verweven werkwoord ineenvlechten vervlechten werkwoord ineenzakken flauwvallen werkwoord ineenzakken neervallen werkwoord ineenzakken ineenzijgen werkwoord ineenzakking instorting zelfst. naamw. ineenzakking ineenstorting zelfst. naamw. ineenzakking debacle overig. ineenzijgen ineenzakken overig. ineffectief onjuist bijv. naamw. ineffectief slecht bijv. naamw. inenten inoculeren werkwoord inenten vaccineren werkwoord inenting vaccinatie zelfst. naamw. inert traag bijv. naamw. inert futloos bijv. naamw. Inert traag overig. inertie traagheid zelfst. naamw. inertie willoosheid zelfst. naamw. inertie lethargie zelfst. naamw. inertie daadloosheid zelfst. naamw. inertie sloomheid zelfst. naamw. inertie slapte zelfst. naamw. inertie luiheid zelfst. naamw. inertie logheid zelfst. naamw. inertie langzaamheid zelfst. naamw. inertie lamlendigheid zelfst. naamw. inertie indolentie zelfst. naamw. infaam eerloos bijv. naamw. infaam schandelijk bijv. naamw. infaam trouweloos bijv. naamw. infaam laaghartig bijv. naamw. infante troonpretendent overig. infante troonopvolger overig. infante succeseur overig. infante prins overig. infante pretendente overig. infante pretendent overig. infante kroonprinses overig. infante kroonprins overig. infanterie voetvolk zelfst. naamw. infanteriesoldaat infanterist overig. infanterist soldaat zelfst. naamw. infanterist infanteriesoldaat zelfst. naamw. infantiel kinderachtig bijv. naamw. infantiel kinderlijk bijv. naamw. infaust ongunstig bijv. naamw. infecteren aansteken werkwoord infecteren besmetten werkwoord infecteren overbrengen werkwoord infecteren vergiftigen werkwoord infecteren vergiftiging zelfst. naamw. infecteren verbitteren werkwoord infecteren aanstoken werkwoord infecteren verpesten werkwoord infecteren verpesting werkwoord infecterend infectieus overig. infectie ontsteking zelfst. naamw. infectie besmetting zelfst. naamw. infectiestof smetstof overig. infectieus besmettelijk bijv. naamw. infectieus infecterend bijv. naamw. inferieur arm bijv. naamw. inferieur minder bijv. naamw. inferieur minderwaardig bijv. naamw. inferieur ondergeschikt bijv. naamw. inferieur ondermaats bijv. naamw. inferieur ondeugdelijk bijv. naamw. inferieur slecht bijv. naamw. inferieur zwak bijv. naamw. inferieur mindere zelfst. naamw. inferieur ondergeschikte zelfst. naamw. inferieur tweederangs bijv. naamw. inferieur onderworpen bijv. naamw. inferieur onderhorig bijv. naamw. inferieur bijkomstig bijv. naamw. inferioriteit minderwaardigheid zelfst. naamw. infernaal hels bijv. naamw. inferno hel zelfst. naamw. infertiel onvruchtbaar bijv. naamw. infiltrant spion zelfst. naamw. infiltrant binnendringer zelfst. naamw. infiltrante indringster overig. infiltratie vochtafzetting zelfst. naamw. infiltratie insluiping zelfst. naamw. infiltratie tersluikbinnendringing zelfst. naamw. infiltreren binnendringen werkwoord infiltreren indringen werkwoord infinitief onbepaalwijs overig. inflammatie ontsteking zelfst. naamw. inflatie geldontwaarding zelfst. naamw. inflatie prijsverhoging zelfst. naamw. inflatie prijsstijging zelfst. naamw. influenza griep zelfst. naamw. influisteren ingeven werkwoord influisteren souffleren werkwoord informant lek zelfst. naamw. informant spion zelfst. naamw. informant tipgever zelfst. naamw. informant zegsman zelfst. naamw. informant bron zelfst. naamw. informatica computerkunde zelfst. naamw. informatica computerkun zelfst. naamw. informatie gegevens zelfst. naamw. informatie inlichting zelfst. naamw. informatie kennisoverdracht zelfst. naamw. informatie verwittiging zelfst. naamw. informatie voorlichting zelfst. naamw. informatie terechtwijzing zelfst. naamw. informatie bericht zelfst. naamw. informatie mededeling zelfst. naamw. informatie kennisgeving zelfst. naamw. informatie convocatie zelfst. naamw. informatieboek gids zelfst. naamw. informatiebron bron zelfst. naamw. informatiebureau inlichtingenbureau overig. informatief leerrijk bijv. naamw. informatief leerzaam bijv. naamw. informatief instructief bijv. naamw. informeel vrijblijvend bijv. naamw. informeel familiair bijv. naamw. informeel gemeenzaam bijv. naamw. informeel gemoedelijk bijv. naamw. informeel officieus bijv. naamw. informeel voorlopig bijv. naamw. informereceptie instuif overig. informereceptie borr overig. informeren inlichten werkwoord informeren rapporteren werkwoord informeren vragen werkwoord informeren kennisgeving zelfst. naamw. informeren voorlichting zelfst. naamw. informeren voorlichten werkwoord informeren verwittigen werkwoord informeren berichten werkwoord informeren melden werkwoord informeren meedelen werkwoord informeren zeggen werkwoord informeren kond doen werkwoord informeren kennisgeven werkwoord informeren aanzeggen werkwoord informeren aankondigen werkwoord informeren navragen werkwoord informeren waarschuwen werkwoord informeren tippen werkwoord informerend navragend bijv. naamw. Infrarood verbinding zelfst. naamw. infrastructuur grondorganisatie overig. infrastructuur wegennet overig. infusie inprenten overig. infusie doordringen overig. infusie aftreksel overig. infusum infuus zelfst. naamw. infuus infusum zelfst. naamw. ingaan beginnen werkwoord ingaan binnentreden werkwoord ingaan reageren werkwoord ingaan binnenstappen werkwoord ingaan binnenlopen werkwoord ingaan binnenkomen werkwoord ingaan binnengaan werkwoord ingaan betreden werkwoord ingaan inkomen werkwoord ingang entree zelfst. naamw. ingang mond zelfst. naamw. ingang poort zelfst. naamw. ingang portaal zelfst. naamw. ingang toegang zelfst. naamw. ingang trefwoord zelfst. naamw. ingang inlaat zelfst. naamw. ingebeeld gewaand bijv. naamw. ingebeeld imaginair bijv. naamw. ingebeeld schoolmeesterachtig bijv. naamw. ingebeeld snobistisch bijv. naamw. ingebeeld verwaand bijv. naamw. ingebeeld zelfingenomen bijv. naamw. ingebeeld arrogant bijv. naamw. ingebeeld pretentieus bijv. naamw. ingebeeld hypothetisch bijv. naamw. ingebeeld denkbeeldig bijv. naamw. ingebeeld overeengekomen bijv. naamw. ingebeeld fictief bijv. naamw. ingebeeld zelfgenoegzaam bijv. naamw. ingebeeld pedant bijv. naamw. ingebeeld frikkerig bijv. naamw. ingebeeld belerend bijv. naamw. ingebeeld ijdel bijv. naamw. ingeblikt ingemaakt bijv. naamw. ingeboren aangeboren bijv. naamw. ingeborene inlan overig. ingeborene inboorling overig. ingeborene autochtoon overig. ingebouwd ingebouwde bijv. naamw. ingebouwde ingebouwd bijv. naamw. ingebrand brandschilderwerk overig. ingebruikneming inwijding zelfst. naamw. ingebruikneming opening zelfst. naamw. ingediend voorgelegd bijv. naamw. ingedikt sap gelei overig. ingehaald binnengehaald bijv. naamw. ingehouden geremd overig. ingekeken ingezien bijv. naamw. ingeklemd beklemd bijv. naamw. ingekort verkort bijv. naamw. ingekrompen beperkt bijv. naamw. ingekrompen verminderd bijv. naamw. ingekrompen ingeslonken bijv. naamw. ingelast ingevoegd bijv. naamw. ingelast tussengeschoven bijv. naamw. ingemaakt ingeblikt bijv. naamw. ingenieus briljant bijv. naamw. ingenieus doordacht bijv. naamw. ingenieus knap bijv. naamw. ingenieus kundig bijv. naamw. ingenieus kunstig bijv. naamw. ingenieus vaardig bijv. naamw. ingenieus vindingrijk bijv. naamw. ingenieus vernuftig bijv. naamw. ingenomen tevreden bijv. naamw. ingenomen voldaan bijv. naamw. ingenomenheid affectie zelfst. naamw. ingenomenheid instemming zelfst. naamw. ingericht inrichten werkwoord ingericht meubileren werkwoord ingericht woninginrichting zelfst. naamw. ingeschakeld aangedaan bijv. naamw. ingeschakeld aangezet bijv. naamw. ingeschapen natuurlijk bijv. naamw. ingeschreven aangemeld bijv. naamw. ingeslonken verminderd overig. ingeslonken ingekrompen overig. ingesloten inbegrepen bijv. naamw. ingesloten omsingeld bijv. naamw. ingesloten bijgaand bijv. naamw. ingesloten inclusief bijv. naamw. ingesloten incluis bijv. naamw. ingespannen geconcentreerd bijv. naamw. ingespannen verdiept bijv. naamw. ingespannen bloedig bijv. naamw. ingespannen hard bijv. naamw. ingespannen intens bijv. naamw. ingespannenheid concentratie zelfst. naamw. ingespannenheid gespannenheid zelfst. naamw. ingesteld instellen werkwoord ingesteld stichten werkwoord ingesteld afregelen zelfst. naamw. ingesteld inregelen zelfst. naamw. ingetoetst ingevoerd bijv. naamw. ingetogen bescheiden bijv. naamw. ingetogen calvinistisch bijv. naamw. ingetogen discreet bijv. naamw. ingetogen modest bijv. naamw. ingetogen stemmig bijv. naamw. ingetogen terughoudend bijv. naamw. ingetogen preuts bijv. naamw. ingetogen zedig bijv. naamw. ingetogen kies bijv. naamw. ingetogen discrete bijv. naamw. ingetogen terughoudende bijv. naamw. ingetogen koel bijv. naamw. ingetogen gesloten bijv. naamw. ingetogen gereserveerd bijv. naamw. ingetogen geheimzinnig bijv. naamw. ingetogenheid bescheidenheid zelfst. naamw. ingetogenheid gematigdheid zelfst. naamw. ingetogenheid zedigheid zelfst. naamw. ingetogenheid stemmigheid zelfst. naamw. ingetogenheid matigheid zelfst. naamw. ingeval wanneer overig. ingeval indien overig. ingeval als overig. ingevallen hol bijv. naamw. ingeven dicteren werkwoord ingeven inboezemen werkwoord ingeven influisteren werkwoord ingeven suggereren werkwoord ingeven raden werkwoord ingeven adviseren werkwoord ingeven verstrekken werkwoord ingeven geven werkwoord ingeven souffleren werkwoord ingeven inspireren werkwoord ingeven toedienen werkwoord ingeven geneesmiddtoedienen werkwoord ingeving idee zelfst. naamw. ingeving inval zelfst. naamw. ingeving inspiratie overig. ingevoegd ingelast bijv. naamw. ingevoegd tussengeschoven bijv. naamw. ingevoerd geïmporteerd bijv. naamw. ingevoerd ingetoetst bijv. naamw. ingevolge door bijv. naamw. ingevolge overeenkomstig bijv. naamw. ingevolge volgens bijv. naamw. ingevolge naar bijv. naamw. ingevolge langs bijv. naamw. ingevolge blijkens bijv. naamw. ingevuld invullen zelfst. naamw. ingewanden darm zelfst. naamw. ingewanden darmen zelfst. naamw. ingewanden pens zelfst. naamw. ingewijd adept bijv. naamw. ingewijde expert zelfst. naamw. ingewijde adept zelfst. naamw. ingewijde insi zelfst. naamw. ingewikkeld gecompliceerd bijv. naamw. ingewikkeld geleerd bijv. naamw. ingewikkeld moeilijk bijv. naamw. ingewikkeld ongemakkelijk bijv. naamw. ingewikkeld raadselachtig bijv. naamw. ingewikkeld warrig bijv. naamw. ingewikkeld complex bijv. naamw. ingewikkeldheid gecompliceerdheid zelfst. naamw. ingewikkeldheid probleem zelfst. naamw. ingewikkeldheid moeilijkheid zelfst. naamw. ingeworteld verstokt overig. ingeworteld vastgegroeid overig. ingeworteld geworteld overig. ingezameld gecollecteerd overig. ingezetene bewoner zelfst. naamw. ingezetene burger zelfst. naamw. ingezien ingekeken bijv. naamw. ingooi inworp zelfst. naamw. ingrediënt basisbestanddeel zelfst. naamw. ingrediënt bestanddeel zelfst. naamw. ingrediënt stuk zelfst. naamw. ingrediënt onderdeel zelfst. naamw. ingrediënt fractie zelfst. naamw. ingrediënt element zelfst. naamw. ingrediënt deel zelfst. naamw. ingrediënt component zelfst. naamw. ingreep operatie zelfst. naamw. ingreep interventie zelfst. naamw. ingreep tussenkomst zelfst. naamw. ingreep inmenging zelfst. naamw. ingrijpen toetasten werkwoord ingrijpen toedoen zelfst. naamw. ingrijpen tussenkomen zelfst. naamw. ingrijpen tussenbeikomen zelfst. naamw. ingrijpen interveniëren zelfst. naamw. ingrijpen interrumperen zelfst. naamw. ingrijpen interfereren zelfst. naamw. ingrijpen bemiddelen zelfst. naamw. ingrijpen toegrijpen zelfst. naamw. ingrijpen grijpen zelfst. naamw. ingrijpen aanpakken zelfst. naamw. ingrijpend verreikend bijv. naamw. ingrijpend verstrekkend bijv. naamw. ingrijpend radicaal bijv. naamw. inhaalcursus stoomcursus zelfst. naamw. inhakken inhouwen werkwoord inhalatie inademing overig. inhalatie ademtocht overig. inhalatie ademhaling overig. inhalatie adem overig. inhalen achterhalen werkwoord inhalen bijkomen werkwoord inhalen bijspijkeren werkwoord inhalen inlopen werkwoord inhalen intrekken werkwoord inhalen passeren werkwoord inhalen verwelkomen werkwoord inhalen goedmaken werkwoord inhalen revisie werkwoord inhalen voorbijrijden werkwoord inhalen voorbijgaan werkwoord inhaleren inademen werkwoord inhalig gierig bijv. naamw. inhalig gulzig bijv. naamw. inhalig hebberig bijv. naamw. inhalig hebzuchtig bijv. naamw. inhalig schraperig bijv. naamw. inhalig schriel bijv. naamw. inhalig vrekkig bijv. naamw. inhalig begerig bijv. naamw. inhalig krenterig bijv. naamw. inhaligheid schraapzucht zelfst. naamw. inham baai zelfst. naamw. inham bocht zelfst. naamw. inham boezem zelfst. naamw. inham insnijding overig. inham zeearm zelfst. naamw. inham insnijding overig. inham zeearm zelfst. naamw. inham insnijding overig. inham zeearm zelfst. naamw. inhameren instampen overig. inhechtenisneming arrestatie zelfst. naamw. inhechtenisneming gevangenname zelfst. naamw. inhechtenisneming vrijheidsberoving zelfst. naamw. inhechtenisneming inverzekeringstelling zelfst. naamw. inheems autochtoon bijv. naamw. inheems inlands bijv. naamw. inheems endemisch bijv. naamw. inheemse inlandse overig. inherent eigen bijv. naamw. inherent samengaand bijv. naamw. inhiberen verhinderen werkwoord inhibitie rem zelfst. naamw. inhibitie remming zelfst. naamw. inhoud betekenis zelfst. naamw. inhoud content zelfst. naamw. inhoud diepte zelfst. naamw. inhoud grootte zelfst. naamw. inhoud inhoudsopgave zelfst. naamw. inhoud maat zelfst. naamw. inhoud strekking zelfst. naamw. inhoud teneur zelfst. naamw. inhoud capaciteit zelfst. naamw. inhoud vermelding zelfst. naamw. inhoud uiteenzetting zelfst. naamw. inhoud volume zelfst. naamw. inhoud register zelfst. naamw. inhoud index zelfst. naamw. inhouden afhouden werkwoord inhouden aftrekken werkwoord inhouden beduiden werkwoord inhouden bedwingen werkwoord inhouden beheersen werkwoord inhouden beknibbelen werkwoord inhouden besluiten werkwoord inhouden bestaan werkwoord inhouden betekenen werkwoord inhouden bevatten werkwoord inhouden behelzen zelfst. naamw. inhouden houden werkwoord inhouden achterhouden werkwoord inhouden verrekenen werkwoord inhouden inslikken werkwoord inhouden stoppen werkwoord inhouden stilstaan werkwoord inhouden stilhouden werkwoord inhoudsloos hol bijv. naamw. inhoudsloos leeg bijv. naamw. inhoudsloos nietszeggend bijv. naamw. inhoudsloos slap bijv. naamw. inhoudsopgave index zelfst. naamw. inhoudsopgave inhoud zelfst. naamw. inhoudsopgave register zelfst. naamw. inhoudsruimte capaciteit zelfst. naamw. inhoudsruimte volume zelfst. naamw. inhouwen inhakken werkwoord inhuldigen huldigen werkwoord inhuldigen investeren werkwoord inhuldigen beleggen werkwoord inhuldigen inwijden werkwoord inhuldigen inaugureren werkwoord inhuldiging inwijdingsplechtigheid zelfst. naamw. inhuldiging wijdingsdienst zelfst. naamw. inhuldiging inzegeningsplechtigheid zelfst. naamw. inhuldiging inzegening zelfst. naamw. inhuldiging inwijding zelfst. naamw. inhuldiging inauguratie zelfst. naamw. inhullen versluieren overig. inhullen verhullen overig. inhullen omhullen overig. inhullen maskeren overig. inhullen hullen overig. inhullen bemantelen overig. inhullen bedekken overig. inhumaan onmenselijk overig. inhumaan wreed overig. inhumaan monsterlijk overig. inhumaan bruut overig. inhumaan beestachtig overig. inhumaan barbaars overig. inhuren contracteren werkwoord inhuren huren werkwoord inhuren kopen werkwoord inhuren aantrekken werkwoord inhuren aannemen werkwoord initiaal beginletter zelfst. naamw. initiaal hoofdletter zelfst. naamw. initiaal paraaf zelfst. naamw. initialen beginletters zelfst. naamw. initialen parafering zelfst. naamw. initialen aftekening zelfst. naamw. initialen voorletters zelfst. naamw. initiatie inwijding zelfst. naamw. initiatief aanzet zelfst. naamw. initiatief beweging zelfst. naamw. initiatief stap zelfst. naamw. initiatief eerste stap overig. initiatief eerste stap overig. initiatief eerste stap overig. initiatiefnemer veroorzaker zelfst. naamw. initiatiefnemer aanstichter zelfst. naamw. injecteren spuiten werkwoord injectie prik zelfst. naamw. injectie shot zelfst. naamw. injectie spuitje zelfst. naamw. injectie inspuiting zelfst. naamw. injectie spuit zelfst. naamw. injectie brandspuit zelfst. naamw. injectienaald spuit zelfst. naamw. injectiespuit spuit overig. injectiespuit injectiespuitje overig. injectiespuitje spuit overig. injectiespuitje injectiespuit overig. inkapselen limiteren werkwoord inkapselen inperken werkwoord inkapselen indammen werkwoord inkapselen beperken werkwoord inkarnaat vleeskleur zelfst. naamw. inkarnaat incarnaat zelfst. naamw. inkarnaat hoogrokleur zelfst. naamw. inkeer berouw zelfst. naamw. inkeer bezinning zelfst. naamw. inkeer inzicht zelfst. naamw. inkeer spijt zelfst. naamw. inkepen kartelen werkwoord inkepen kerven werkwoord inkepen kepen werkwoord inkepen inkerven werkwoord inkeping barst zelfst. naamw. inkeping gat zelfst. naamw. inkeping groef zelfst. naamw. inkeping inkerving zelfst. naamw. inkeping jaap zelfst. naamw. inkeping kartel zelfst. naamw. inkeping kerf zelfst. naamw. inkeping kloof zelfst. naamw. inkeping opening zelfst. naamw. inkeping reet zelfst. naamw. inkeping scheur zelfst. naamw. inkeping snede zelfst. naamw. inkeping snee zelfst. naamw. inkeping split zelfst. naamw. inkeping uitsparing zelfst. naamw. inkeping insnijding zelfst. naamw. inkeping keep zelfst. naamw. inkerven groeven werkwoord inkerven kartelen werkwoord inkerven insnijden werkwoord inkerven kerven werkwoord inkerven kepen werkwoord inkerven inkepen werkwoord inkerving inkeping zelfst. naamw. inkerving keep zelfst. naamw. inkerving kerf zelfst. naamw. inkerving kerfsnede zelfst. naamw. inkerving insnijding zelfst. naamw. inkijken inzien werkwoord inkijken lezen werkwoord inklappen afknappen werkwoord inklappen opvouwen werkwoord inklaren klaren werkwoord inklaren inklaring zelfst. naamw. inklaring inklaren zelfst. naamw. inkleden omkleden werkwoord inklemming incarceratie zelfst. naamw. inklinking klink overig. inkoken verdikken werkwoord inkoken indikken werkwoord inkoken inbinden werkwoord inkomen arbeidsinkomen zelfst. naamw. inkomen bestaan zelfst. naamw. inkomen honorarium zelfst. naamw. inkomen kost zelfst. naamw. inkomen kostwinning zelfst. naamw. inkomen living zelfst. naamw. inkomen loon zelfst. naamw. inkomen salaris zelfst. naamw. inkomen verdienste zelfst. naamw. inkomen ingaan zelfst. naamw. inkomen binnenlopen zelfst. naamw. inkomen binnenkomen zelfst. naamw. inkomen binnengaan zelfst. naamw. inkomen gage zelfst. naamw. inkomen bezoldiging zelfst. naamw. inkomst intocht zelfst. naamw. inkomst intree zelfst. naamw. inkomsten ontvangst zelfst. naamw. inkomsten ontvangsten zelfst. naamw. inkomsten verdiensten zelfst. naamw. inkoop aankoop zelfst. naamw. inkopen aanschaffen werkwoord inkopen winkelen werkwoord inkopen boodschappen zelfst. naamw. inkopen overnemen werkwoord inkopen kopen werkwoord inkopen afnemen werkwoord inkopen aankopen werkwoord inkopen inslaan werkwoord inkorten knippen werkwoord inkorten korten werkwoord inkorten snoeien werkwoord inkorten toppen werkwoord inkorten verkorten werkwoord inkorten bekorten werkwoord inkorting inname zelfst. naamw. inkorting vermindering zelfst. naamw. inkorting verkorting zelfst. naamw. inkorting weglating zelfst. naamw. inkorting verschansing zelfst. naamw. inkorting afsnijding zelfst. naamw. inkrimpen afslanken werkwoord inkrimpen begrenzen werkwoord inkrimpen beperken werkwoord inkrimpen bezuinigen werkwoord inkrimpen slinken werkwoord inkrimpen verminderen werkwoord inkrimpen verkleinen werkwoord inkrimpen minworden werkwoord inkrimpen krimpen werkwoord inkrimpen afnemen werkwoord inkrimpen verlagen werkwoord inkrimpen reduceren werkwoord inkrimpen minderen werkwoord inkrimpen inperken werkwoord inkrimpen verkorten werkwoord inkrimping beperking zelfst. naamw. inkrimping bezuiniging zelfst. naamw. inkrimping reduceren zelfst. naamw. inkrimping verkorting zelfst. naamw. inkrimping kostenbesparing zelfst. naamw. inkrimping besparing zelfst. naamw. inkrimping besnoeiing zelfst. naamw. inkrimping bekorting zelfst. naamw. inktkoker inktpot overig. inktpot inktkoker overig. inktstempel stempel zelfst. naamw. inktstempel zegel zelfst. naamw. inktvis poliep zelfst. naamw. inkuilen opslaan werkwoord inkwartieren legeren werkwoord inlaat toegang zelfst. naamw. inlaat lavement zelfst. naamw. inlaat binnenlopen zelfst. naamw. inlaat ingang zelfst. naamw. inlaat entree zelfst. naamw. inladen laden werkwoord inladen verlading werkwoord inlading inscheping zelfst. naamw. inlan ingeborene overig. inlan inboorling overig. inlan autochtoon overig. inlander inboorling zelfst. naamw. inlands autochtoon bijv. naamw. inlands inheems bijv. naamw. inlands eigengemaakt bijv. naamw. inlandse inheemse overig. inlas invoeging zelfst. naamw. inlassen interpoleren werkwoord inlassen invoegen werkwoord inlassen lassen werkwoord inlassen tussenvoegen werkwoord inlassing tussenvoegsel zelfst. naamw. inlassing tussenvoeging zelfst. naamw. inlassing invoeging zelfst. naamw. inlaten afgeven werkwoord inlaten bemoeien werkwoord inlaten mengen werkwoord inlating inmenging zelfst. naamw. inlating bemoeienis overig. inleg inlegsel zelfst. naamw. inleg inzet zelfst. naamw. inleg zoom zelfst. naamw. inleggen conserveren werkwoord inleggen inzetten werkwoord inleggen pekelen werkwoord inleggen tussenleggen werkwoord inleggen konfijten werkwoord inleggen inmaken werkwoord inleggen invoegen werkwoord inlegger spaarder zelfst. naamw. inlegkapitaal investering zelfst. naamw. inlegsel inleg zelfst. naamw. inlegwerk mozaïek overig. inleiden introduceren werkwoord inleiden openen werkwoord inleidend voorafgaand bijv. naamw. inleidend voorgaand bijv. naamw. inleidend introducerend bijv. naamw. inleidend vooropgaand bijv. naamw. inleider presentator zelfst. naamw. inleiding introductie zelfst. naamw. inleiding ouverture zelfst. naamw. inleiding preambule zelfst. naamw. inleiding prelude zelfst. naamw. inleiding proloog zelfst. naamw. inleiding redevoering zelfst. naamw. inleiding voorspel zelfst. naamw. inleiding voorbode zelfst. naamw. inleiding invoer zelfst. naamw. inleiding inbrengen zelfst. naamw. inleiding opslag zelfst. naamw. inleiding voorwoord zelfst. naamw. inleiding voorbericht zelfst. naamw. inleiding intro overig. inleven invoelen werkwoord inleven voelen werkwoord inleven meeleven werkwoord inleveren afgeven werkwoord inleveren overhandigen werkwoord inleveren overleggen werkwoord inlevering indiening zelfst. naamw. inlevingsvermogen empathie bijv. naamw. inlichten informeren werkwoord inlichten voorlichten werkwoord inlichten verwittigen werkwoord inlichten berichten werkwoord inlichten waarschuwen werkwoord inlichten tippen werkwoord inlichten onderrichten werkwoord inlichting informatie zelfst. naamw. inlichting verwittiging zelfst. naamw. inlichting terechtwijzing zelfst. naamw. inlichting bericht zelfst. naamw. inlichtingen tips zelfst. naamw. inlichtingen toelichtingen zelfst. naamw. inlichtingen ophelderingen zelfst. naamw. inlichtingenblad folder overig. inlichtingenbureau informatiebureau overig. inlichtingendienst veiligheidsdienst overig. inlijsten omlijsten werkwoord inlijven annexeren werkwoord inlijven detacheren werkwoord inlijven incorporeren werkwoord inlijven overnemen werkwoord inlijving annexatie overig. inlopen inhalen werkwoord inlopen instinken werkwoord inlopen intrappen werkwoord inlopen warmlopen zelfst. naamw. inlopen voorbijkomen werkwoord inlopen opzoeken werkwoord inlopen langskomen werkwoord inlopen bezoeken werkwoord inlopen aankomen werkwoord inlopen intuinen werkwoord inlossen aflossen werkwoord inluiden aankondigen werkwoord inluiden beginnen werkwoord inluiden starten werkwoord inluizen instinken werkwoord inmaakfabriek conservenfabriek overig. inmaken conserveren werkwoord inmaken inpekelen werkwoord inmaken kloppen werkwoord inmaken wecken werkwoord inmaken zouten werkwoord inmaken konfijten werkwoord inmaken inleggen werkwoord inmaken inblikken werkwoord inmaken opzouten werkwoord inmaken inzouten werkwoord inmanen eisen werkwoord inmanen invorderen werkwoord inmanen vorderen werkwoord inmasseren masseren overig. inmengen bemoeien werkwoord inmengen interveniëren werkwoord inmengen mengen werkwoord inmenging bemoeienis zelfst. naamw. inmenging interventie zelfst. naamw. inmenging tussenkomst zelfst. naamw. inmenging inlating zelfst. naamw. inmenging ingreep zelfst. naamw. inmiddels alvast bijv. naamw. inmiddels intussen bijv. naamw. inmiddels ondertussen bijv. naamw. inmiddels tussentijds bijv. naamw. inmiddels onderwijl bijv. naamw. inmiddels onderhand bijv. naamw. inmiddels zolang bijv. naamw. inmiddels voorlopig bijv. naamw. inmiddels vast bijv. naamw. inmiddels middelerwijl bijv. naamw. inname inkorting zelfst. naamw. innemen bezetten werkwoord innemen bunkeren werkwoord innemen gebruiken werkwoord innemend sympathiek bijv. naamw. innemend aangenaam bijv. naamw. innemend aardig bijv. naamw. innemend bekoorlijk bijv. naamw. innemend charmant bijv. naamw. innemend lieftallig bijv. naamw. innemend minzaam bijv. naamw. innemendheid bekoorlijkheid zelfst. naamw. innemendheid charme zelfst. naamw. innemers zuiplappen overig. innemers tetteraars overig. innemers dronkelappen overig. innemers drinkers overig. innemers drinkebroers overig. inneming bemachtiging zelfst. naamw. innen nemen werkwoord innen ontvangen werkwoord innen opstrijken werkwoord innen invordering zelfst. naamw. innen incasseren werkwoord innen vordering werkwoord innen inning werkwoord innen incasso werkwoord innen incassering werkwoord inner incasseer overig. innerlijk binnenste bijv. naamw. innerlijk geestelijk bijv. naamw. innerlijk intern bijv. naamw. innerlijk intrinsiek bijv. naamw. innerlijk gemoed zelfst. naamw. innerlijk hart zelfst. naamw. innerlijk psyche zelfst. naamw. innerlijk zelf zelfst. naamw. innerlijk ziel zelfst. naamw. innerlijk inwendig zelfst. naamw. innervatie zenuwwerking zelfst. naamw. innesteling nidatie zelfst. naamw. innig diep bijv. naamw. innig diepgevoeld bijv. naamw. innig intens bijv. naamw. innig intiem bijv. naamw. innig nauw bijv. naamw. innig hartelijk bijv. naamw. innig teder bijv. naamw. innigheid intimiteit zelfst. naamw. innigheid liefde zelfst. naamw. innigheid genegenheid zelfst. naamw. innigheid vertrouwelijkheid zelfst. naamw. innigheid zachtheid zelfst. naamw. innigheid tederheid zelfst. naamw. innigheid liefkozing zelfst. naamw. innigheid hartelijkheid zelfst. naamw. innigheid gevoeligheid zelfst. naamw. inning inzameling zelfst. naamw. inning vordering zelfst. naamw. inning invordering zelfst. naamw. inning innen zelfst. naamw. inning incasso zelfst. naamw. inning incassering zelfst. naamw. innovatief grensverleggend bijv. naamw. innoverend vernieuwend bijv. naamw. inoculeren inenten werkwoord inoculeren vaccineren werkwoord inoliën smeren overig. inoliën oliën overig. inoliën invetten overig. inpakken emballeren werkwoord inpakken inpalmen werkwoord inpakken pakken werkwoord inpakken verpakken werkwoord inpakken inwikkelen werkwoord inpakker verpakker overig. inpakpapier verpakkingspapier zelfst. naamw. inpalmen bepraten werkwoord inpalmen charmeren werkwoord inpalmen inpakken werkwoord inpalmen paaien werkwoord inpalmen vangen werkwoord inpasbaarheid bruikbaarheid zelfst. naamw. inpekelen inmaken werkwoord inpekelen opzouten werkwoord inpekelen inzouten werkwoord inpeperen beduiden werkwoord inpeperen inwrijven werkwoord inpepering inwrijving zelfst. naamw. inperken begrenzen werkwoord inperken beknotten werkwoord inperken beperken werkwoord inperken verminderen werkwoord inperken limiteren werkwoord inperken inkapselen werkwoord inperken indammen werkwoord inperken verlagen werkwoord inperken slinken werkwoord inperken reduceren werkwoord inperken minworden werkwoord inperken minderen werkwoord inperken inkrimpen werkwoord inperken afnemen werkwoord inperken verkorten werkwoord inperken krimpen werkwoord inpikken afpakken werkwoord inpikken gappen werkwoord inpikken ontfutselen werkwoord inpikken ontvreemden werkwoord inpikken pikken werkwoord inpikken stelen werkwoord inpikken wegnemen werkwoord inpikken bietsen werkwoord inpikken grissen werkwoord inpikken aftroggelen werkwoord inpikken wegpikken werkwoord inpikken wegkapen werkwoord inpikken vervreemden werkwoord inpikken verdonkeremanen werkwoord inpikken jatten werkwoord inpikken achteroverdrukken werkwoord inpikken toeëigenen werkwoord inpikken snaaien werkwoord inpikken ontnemen werkwoord inpikken kapen werkwoord inpikken wegfutselen werkwoord inpikken verduisteren werkwoord inpikken achterhouden werkwoord inplanten implanteren werkwoord inplanting implantatie zelfst. naamw. inpolderen droogleggen werkwoord inpolderen indijken werkwoord inpoldering winning zelfst. naamw. inpompen binnenpompen werkwoord inprenten infusie werkwoord inprenten doordringen werkwoord inprenten aftreksel werkwoord inproppen binnenproppen overig. input invoer zelfst. naamw. inregelen afstellen zelfst. naamw. inregelen afstemmen zelfst. naamw. inregelen ingesteld zelfst. naamw. inregelen instellen zelfst. naamw. inregelen regelen zelfst. naamw. inregeling afstelling zelfst. naamw. inregeling instelling zelfst. naamw. inrekenen arresteren werkwoord inrekenen gevangennemen werkwoord inrekenen opbrengen werkwoord inrekenen oprollen werkwoord inrekenen oppakken werkwoord inrekenen aanhouden werkwoord inrekenen vatten werkwoord inrichten aanleggen werkwoord inrichten arrangeren werkwoord inrichten ingericht werkwoord inrichten installeren werkwoord inrichten meubileren werkwoord inrichten opstellen werkwoord inrichten woninginrichting zelfst. naamw. inrichten woningdecoratie werkwoord inrichten inrichting werkwoord inrichting aankleding zelfst. naamw. inrichting dienst zelfst. naamw. inrichting huishouding zelfst. naamw. inrichting instelling zelfst. naamw. inrichting krankzinnigeninrichting zelfst. naamw. inrichting woninginrichting zelfst. naamw. inrichting woningdecoratie zelfst. naamw. inrichting inrichten zelfst. naamw. inrichting versiering zelfst. naamw. inrichting decoratie zelfst. naamw. inrichting onderdeel zelfst. naamw. inrichting meubel zelfst. naamw. inrichting krankzinnigengesticht zelfst. naamw. inrichting gesticht zelfst. naamw. inrichting gekkenhuis zelfst. naamw. inrichting dolhuis zelfst. naamw. inrijden binnenrijden werkwoord inrit oprijlaan zelfst. naamw. inrit oprit zelfst. naamw. inroepen aanroepen werkwoord inroepen inviteren werkwoord inroesten verroesten werkwoord inroesten roesten werkwoord inruil ruil zelfst. naamw. inruilbaar inwisselbaar bijv. naamw. inruilbaar wisselbaar bijv. naamw. inruilbaar ruilbaar bijv. naamw. inrukken afnokken werkwoord inrukken oplazeren werkwoord inrukken opkrassen werkwoord inrukken ophoepelen werkwoord inrukken opdonderen werkwoord inschakelen aandoen werkwoord inschakelen aandraaien werkwoord inschakelen aanmaken werkwoord inschakelen aanzetten werkwoord inschakelen charteren werkwoord inschakelen starten werkwoord inschatten afwegen werkwoord inschatten beoordelen werkwoord inschatten bepaalde werkwoord inschatten bepalen werkwoord inschatten bepalend werkwoord inschatten schatten werkwoord inschatten taxeren werkwoord inschatten waarderen werkwoord inschatting beschouwing zelfst. naamw. inschatting prognose zelfst. naamw. inschenken bijgieten werkwoord inschenken tappen werkwoord inschenken serveren werkwoord inschenken schenken werkwoord inschenken intappen werkwoord inscheping inlading zelfst. naamw. inscheren baljuw overig. inscheuren scheuren werkwoord inschieten intikken werkwoord inschikkelijk behulpzaam bijv. naamw. inschikkelijk buigzaam bijv. naamw. inschikkelijk flexibel bijv. naamw. inschikkelijk gemakkelijk bijv. naamw. inschikkelijk meegaand bijv. naamw. inschikkelijk nederig bijv. naamw. inschikkelijk plooibaar bijv. naamw. inschikkelijk toegeeflijk bijv. naamw. inschikkelijk welwillend bijv. naamw. inschikkelijk gedwee bijv. naamw. inschikkelijk mild bijv. naamw. inschikkelijk gedienstig bijv. naamw. inschikkelijk bereidwillig bijv. naamw. inschikkelijk toegevend bijv. naamw. inschikkelijk soepel bijv. naamw. inschikkelijk gewillig bijv. naamw. inschikkelijkheid consideratie zelfst. naamw. inschikkelijkheid toegeeflijkheid zelfst. naamw. inschikkelijkheid soepelheid zelfst. naamw. inschikkelijkheid gemakkelijkheid zelfst. naamw. inschoppen intrappen werkwoord inschrijfgeld aanmeldingskosten zelfst. naamw. inschrijfgeld inschrijfkosten zelfst. naamw. inschrijfgeld registratierecht zelfst. naamw. inschrijfgeld inschrijvingskosten zelfst. naamw. inschrijfkosten inschrijfgeld zelfst. naamw. inschrijven aangeven werkwoord inschrijven aanmelden werkwoord inschrijven aantekenen werkwoord inschrijven boeken werkwoord inschrijven deponeren werkwoord inschrijven intekenen werkwoord inschrijven kadastreren werkwoord inschrijven opgeven werkwoord inschrijven registreren werkwoord inschrijven subscriberen werkwoord inschrijven aanmonsteren werkwoord inschrijving aanmelden zelfst. naamw. inschrijving aanmelding zelfst. naamw. inschrijving boeking zelfst. naamw. inschrijving registratie zelfst. naamw. inschrijving opgave zelfst. naamw. inschrijvingsformulier aanmeldingsformulier zelfst. naamw. inschrijvingskosten registratierecht overig. inschrijvingskosten inschrijfgeld overig. inschrijvingskosten aanmeldingskosten overig. inschroeven indraaien werkwoord inschuiving tussenschuiving zelfst. naamw. inscriptie opschrift zelfst. naamw. insect beestje overig. insecten gedierte overig. insectoloog isectenkundige overig. insectoloog isectenkundige overig. insectoloog isectenkundige overig. inseminatie bevruchting zelfst. naamw. insertie aanhechting zelfst. naamw. insgelijks mede overig. insi ingewijde overig. insi adept overig. insider adept zelfst. naamw. insigne wapen overig. insigne blazoen overig. insijpelen inzijpelen werkwoord insinuatie aantijging zelfst. naamw. insinuatie verdachtmaking zelfst. naamw. insinuatie zinspeling zelfst. naamw. insinuatie beschuldiging zelfst. naamw. insinuatie zijdelingverdachtmaking zelfst. naamw. insinuatie toespeling zelfst. naamw. insinueren zinspelen werkwoord insinueren aantijgen werkwoord insisteren aandringen werkwoord inslaan bunkeren werkwoord inslaan intikken werkwoord inslaan opslaan werkwoord inslaan stukslaan werkwoord inslaan winkelen werkwoord inslaan verbrijzelen werkwoord inslaan kapotslaan werkwoord inslaan inkopen werkwoord inslag inborst zelfst. naamw. inslag zoom zelfst. naamw. inslag natuur zelfst. naamw. inslag mentaliteit zelfst. naamw. inslag karakter zelfst. naamw. inslag gemoed zelfst. naamw. inslag geaardheid zelfst. naamw. inslag aard zelfst. naamw. inslapen doodgaan werkwoord inslapen overlijden werkwoord inslapen sterven werkwoord inslapen verscheiden werkwoord inslapen ontslapen werkwoord inslapen heengaan werkwoord inslapen wegvallen werkwoord inslapen vallen werkwoord inslapen sneuvelen werkwoord inslapen omkomen werkwoord inslapen bezwijken werkwoord inslikken doorslikken werkwoord inslikken terugnemen werkwoord inslikken verzwelgen werkwoord inslikken inhouden werkwoord inslikken beheersen werkwoord insluimeren wegzakken werkwoord insluimeren indutten werkwoord insluimeren indommelen werkwoord insluiper indringer zelfst. naamw. insluiper binnendringer zelfst. naamw. insluiping infiltratie overig. insluiten begrenzen werkwoord insluiten belegeren werkwoord insluiten bijsluiten werkwoord insluiten omringen werkwoord insluiten omsingelen werkwoord insluiten omsluiten werkwoord insluiten omgeven werkwoord insluiten toevoegen werkwoord insluiten bijvoegen werkwoord insluiting omsingeling zelfst. naamw. insmeren bestrijken werkwoord insmeren oliën werkwoord insmeren zalven werkwoord insnijden kerven werkwoord insnijden creneleren werkwoord insnijden inkerven werkwoord insnijden groeven werkwoord insnijding snee zelfst. naamw. insnijding incisie zelfst. naamw. insnijding snede zelfst. naamw. insnijding jaap zelfst. naamw. insnijding inkeping zelfst. naamw. insnijding inkerving zelfst. naamw. insnijding split zelfst. naamw. insnijding keep zelfst. naamw. insnijding inham overig. insnijding inham overig. insnijding inham overig. insnuiven snuiven werkwoord insnuiven opsnuiven werkwoord insolventie onvermogen zelfst. naamw. insolventie onmacht zelfst. naamw. insomnia slapeloosheid zelfst. naamw. inspannen aanspannen werkwoord inspannen uitsloven werkwoord inspannen druk bezig zijn werkwoord inspannend veeleisend overig. inspanning arbeid zelfst. naamw. inspanning inzet zelfst. naamw. inspanning last zelfst. naamw. inspanning moeite zelfst. naamw. inspanning poging zelfst. naamw. inspanning werk zelfst. naamw. inspanning soesa zelfst. naamw. inspanning werkzaamheid zelfst. naamw. inspanning vak zelfst. naamw. inspanning taak zelfst. naamw. inspanning bezigheid zelfst. naamw. inspanning ambacht zelfst. naamw. inspecteren bekijken werkwoord inspecteren bezichtigen werkwoord inspecteren controleren werkwoord inspecteren examineren werkwoord inspecteren keuren werkwoord inspecteren monsteren werkwoord inspecteren overzien werkwoord inspecteren schouwen werkwoord inspecteur controleur zelfst. naamw. inspecteur gast zelfst. naamw. inspecteur bezoeker zelfst. naamw. inspecteurs toezichthouders overig. inspecteurs surveillanten overig. inspecteurs opzieners overig. inspecteurs opzichters overig. inspecteurschap inspectie overig. inspectie controle zelfst. naamw. inspectie navorsing zelfst. naamw. inspectie parade zelfst. naamw. inspectie schouw zelfst. naamw. inspectie inspecteurschap zelfst. naamw. inspectie onderzoek zelfst. naamw. inspiratie bezieling zelfst. naamw. inspiratie muze zelfst. naamw. inspiratie inademing zelfst. naamw. inspiratie ingeving overig. inspiratiebron bron zelfst. naamw. inspirator spil zelfst. naamw. inspireren animeren werkwoord inspireren drijven werkwoord inspireren inboezemen werkwoord inspireren bezielen werkwoord inspireren ingeven werkwoord inspirerend bezielend overig. inspraak medezeggenschap zelfst. naamw. inspreken opnemen werkwoord inspringen vervangen werkwoord inspringen aflossen werkwoord inspuiting injectie zelfst. naamw. inspuiting spuitje zelfst. naamw. inspuiting prik zelfst. naamw. instabiel onvast bijv. naamw. instabiliteit onbestendigheid zelfst. naamw. installateur gasfitter zelfst. naamw. installateur waterfitter zelfst. naamw. installateur fitter zelfst. naamw. installatie aanleg zelfst. naamw. installatie aanstelling zelfst. naamw. installatie apparaat zelfst. naamw. installatie inauguratie zelfst. naamw. installatie benoeming zelfst. naamw. installeren aanstellen werkwoord installeren inrichten werkwoord installeren plaatsen werkwoord installeren stationeren werkwoord installeren aanleggen werkwoord installeren aanbrengen werkwoord installeren benoemen werkwoord installeren vestigen werkwoord instampen inhameren werkwoord instandhouden conserveren werkwoord instandhouding behoud zelfst. naamw. instandhouding handhaving zelfst. naamw. instandhouding conservatie zelfst. naamw. instantie afdeling zelfst. naamw. instantie gezagsorgaan zelfst. naamw. instantie organisatie zelfst. naamw. instantie autoriteit zelfst. naamw. instantie lichaam zelfst. naamw. instantie instelling zelfst. naamw. instappen instinken werkwoord insteken binnensteken werkwoord insteken steken werkwoord insteken indoen werkwoord instellen afstemmen werkwoord instellen beginnen werkwoord instellen ingesteld werkwoord instellen invoeren werkwoord instellen scherp stellen werkwoord instellen stichten werkwoord instellen afregelen zelfst. naamw. instellen inregelen zelfst. naamw. instellen ijken werkwoord instellen regelen werkwoord instellen afstellen werkwoord instellen oprichten werkwoord instelling attitude zelfst. naamw. instelling gesticht zelfst. naamw. instelling inregeling zelfst. naamw. instelling inrichting zelfst. naamw. instelling mentaliteit zelfst. naamw. instelling organisatie zelfst. naamw. instelling scherpstelling zelfst. naamw. instelling afstelling zelfst. naamw. instelling houding zelfst. naamw. instelling oprichting zelfst. naamw. instelling erectie zelfst. naamw. instelling lichaam zelfst. naamw. instelling instantie zelfst. naamw. instelling stemming zelfst. naamw. instelling gemoedsgesteldheid zelfst. naamw. instelling vestiging zelfst. naamw. instelling stichting zelfst. naamw. instelling stichten zelfst. naamw. instelling ordening overig. instelling ordening overig. instelling ordening overig. instemmen akkoord gaan werkwoord instemmen bereid verklaren werkwoord instemmen steunen werkwoord instemmen rugsteunen werkwoord instemmen bijvallen werkwoord instemmend goedkeurend bijv. naamw. instemmend toestemmend bijv. naamw. instemming adhesie zelfst. naamw. instemming bijval zelfst. naamw. instemming goedkeuring zelfst. naamw. instemming akkoord zelfst. naamw. instigatie aansporing zelfst. naamw. instigator opstoker overig. instigator aanzetter overig. instigator aanstichter overig. instigeren opwekken zelfst. naamw. instigeren provoceren zelfst. naamw. instillatie indruppeling zelfst. naamw. instinct aandrift zelfst. naamw. instinct feeling zelfst. naamw. instinct intuïtie zelfst. naamw. instinct natuurdrift zelfst. naamw. instinct drift zelfst. naamw. instinct gevoel zelfst. naamw. instinctief instinctmatig overig. instinctmatig instinctief overig. instinken getild worden werkwoord instinken inlopen werkwoord instinken intuinen werkwoord instituten diensten zelfst. naamw. instituten bureaus zelfst. naamw. instituut dienst zelfst. naamw. instituut genootschap zelfst. naamw. instituut inrichting zelfst. naamw. instituut instelling zelfst. naamw. instituut subfaculteit zelfst. naamw. instoppen toedekken werkwoord instoppen indoen werkwoord instoppen inbrengen werkwoord instorten afknappen werkwoord instorten imploderen werkwoord instorten ineenstorten werkwoord instorten neerstorten werkwoord instorten vergaan werkwoord instorten zinken werkwoord instorten wegrotten werkwoord instorten verteren werkwoord instorten verrotten werkwoord instorten teruggaan werkwoord instorten tenondergaan werkwoord instorten bezwijken werkwoord instorten achteruitgaan werkwoord instorting debacle zelfst. naamw. instorting inzinking zelfst. naamw. instorting neervallen zelfst. naamw. instorting ineenzakking zelfst. naamw. instorting ineenstorting zelfst. naamw. instortingen ineenstortingen overig. instortingen inzinkingen overig. instroming instroom overig. instroom instroming overig. instructeur leermeester zelfst. naamw. instructeur leraar zelfst. naamw. instructeur opleider zelfst. naamw. instructeur oplei zelfst. naamw. instructeur oefenmeester zelfst. naamw. instructeur docent zelfst. naamw. instructeurs leermeesters overig. instructie aanwijzing zelfst. naamw. instructie briefing zelfst. naamw. instructie onderricht zelfst. naamw. instructie voorschrift zelfst. naamw. instructie order zelfst. naamw. instructie uitleg zelfst. naamw. instructie onderwijs zelfst. naamw. instructie onderrichting zelfst. naamw. instructie les zelfst. naamw. instructie lering zelfst. naamw. instructieboek leerboek zelfst. naamw. instructief educatief bijv. naamw. instructief leerzaam bijv. naamw. instructief leerrijk bijv. naamw. instructief informatief bijv. naamw. instructies gebruiksaanwijzing zelfst. naamw. instructies gebruiksaanwijzingen zelfst. naamw. instructies leidraad zelfst. naamw. instructies handboek zelfst. naamw. instructies aanwijzingen zelfst. naamw. instructrice schooljuffrouw overig. instructrice onderwijzeres overig. instructrice lerares overig. instrueren doceren werkwoord instrueren opdragen werkwoord instrument apparaat zelfst. naamw. instrument gereedschap zelfst. naamw. instrument hulpmiddel zelfst. naamw. instrument muziekinstrument zelfst. naamw. instrument werktuigen zelfst. naamw. instrument werktuig zelfst. naamw. instrument instrumenten zelfst. naamw. instrument handwerktuig zelfst. naamw. instrument gerei zelfst. naamw. instrument gereedschappen zelfst. naamw. instrumentarium apparatuur zelfst. naamw. instrumentatie arrangement zelfst. naamw. instrumentatie orkestratie zelfst. naamw. instrumenten gereedschap zelfst. naamw. instrumenten werktuigen zelfst. naamw. instrumenten werktuig zelfst. naamw. instrumenten instrument zelfst. naamw. instrumenten handwerktuig zelfst. naamw. instrumenten gerei zelfst. naamw. instrumenten gereedschappen zelfst. naamw. instrumentenbord dashboard zelfst. naamw. instrumentenbord schakelbord zelfst. naamw. instrumenteren arrangeren werkwoord instrumenteren orkestreren werkwoord instuderen leren werkwoord instuderen repeteren werkwoord instuderen zich eigen maken overig. instuif bijeenkomst zelfst. naamw. instuif informereceptie zelfst. naamw. instuif borr zelfst. naamw. instulping deuk overig. instulping bluts overig. insturen inzenden werkwoord insturen retourneren werkwoord insubordinatie muiterij zelfst. naamw. insubordinatie ongehoorzaamheid zelfst. naamw. insuikeren besuikeren overig. insult aanval zelfst. naamw. intact gaaf bijv. naamw. intact heel bijv. naamw. intappen tappen overig. intappen serveren overig. intappen schenken overig. intappen inschenken overig. intappen bijgieten overig. inteelt endogamie zelfst. naamw. integer onkreukbaar bijv. naamw. integer rechtschapen bijv. naamw. integer onbesproken bijv. naamw. integraal geheel bijv. naamw. integraal volledig bijv. naamw. integratie eenwording zelfst. naamw. integratie harmonisatie zelfst. naamw. integratie into zelfst. naamw. integreren samengaan werkwoord integreren samenvoegen werkwoord integreren volledig maken werkwoord integreren samenvoegen werkwoord integriteit onkreukbaarheid zelfst. naamw. intekenen abonneren werkwoord intekenen inschrijven werkwoord intekenen invullen werkwoord intekenen subscriberen werkwoord intekenen opgeven werkwoord intekenen aanmelden werkwoord intekening subscriptie zelfst. naamw. intellect denkvermogen zelfst. naamw. intellect genie zelfst. naamw. intellect intelligentie zelfst. naamw. intellect intelligentsia zelfst. naamw. intellect verstand zelfst. naamw. intellect vernuft zelfst. naamw. intellect bril zelfst. naamw. intellect rede zelfst. naamw. intellect geestvermogen zelfst. naamw. intellectue erudiet overig. intellectue hoofdarbei overig. intellectue hersenwerker overig. intellectueel verstandelijk bijv. naamw. intellectueel bolleboos zelfst. naamw. intellectueel erudiet zelfst. naamw. intellectueel hersenwerker zelfst. naamw. intellectuele verstandelijke overig. intelligent doordacht bijv. naamw. intelligent geleerd bijv. naamw. intelligent knap bijv. naamw. intelligent pienter bijv. naamw. intelligent schrander bijv. naamw. intelligent wijs bijv. naamw. intelligent slim bijv. naamw. intelligentie brein zelfst. naamw. intelligentie geest zelfst. naamw. intelligentie hersens zelfst. naamw. intelligentie intellect zelfst. naamw. intelligentie pienterheid zelfst. naamw. intelligentie verstand zelfst. naamw. intelligentie vernuft zelfst. naamw. intelligentie genie zelfst. naamw. intelligentie bril zelfst. naamw. intelligentie slimheid zelfst. naamw. intelligentie schranderheid zelfst. naamw. intelligentsia intellect zelfst. naamw. intendance rentmeesterschap overig. intendant boekhouder zelfst. naamw. intendant kwartiermeester zelfst. naamw. intendant referendaris zelfst. naamw. intendant boekhou zelfst. naamw. intendant beheer zelfst. naamw. intendant administrateur zelfst. naamw. intendant kwartiermaker zelfst. naamw. intens diep gevoeld bijv. naamw. intens hevig bijv. naamw. intens innig bijv. naamw. intens intensief bijv. naamw. intens aandachtig bijv. naamw. intens diep bijv. naamw. intens heftig bijv. naamw. intensief diep bijv. naamw. intensief intens bijv. naamw. intensiteit hevigheid zelfst. naamw. intensiteit sterkte zelfst. naamw. intensiteit kracht zelfst. naamw. intensiteit heftigheid zelfst. naamw. intensiteit felheid zelfst. naamw. intensiveren aanscherpen werkwoord intensiveren heviger maken werkwoord intensiveren toespitsen werkwoord intensiveren verhevigen werkwoord intensiveren versterken werkwoord intensivering verdieping zelfst. naamw. intentie bedoeling zelfst. naamw. intentie beogen zelfst. naamw. intentie voornemen zelfst. naamw. intentie moedwil zelfst. naamw. intentie trachten zelfst. naamw. intentie streven zelfst. naamw. intentie pogen zelfst. naamw. intentie doel zelfst. naamw. intentie azen zelfst. naamw. intentie aspiratie zelfst. naamw. intentie ambitie zelfst. naamw. intentieverklaring beginselverklaring zelfst. naamw. intentioneel bedoeld overig. intentioneel opzettelijk overig. intentioneel expres overig. interactie wisselwerking zelfst. naamw. interactie correlatie zelfst. naamw. interbellum tussentijd overig. intercalatie invoeging zelfst. naamw. intercities IC-treinen overig. intercity expres zelfst. naamw. intercity sneltrein zelfst. naamw. intercity trein zelfst. naamw. intercity intercitytrein zelfst. naamw. intercity`s sneltreinen overig. intercity`s D-treinen overig. intercitytrein intercity overig. intercom huistelefoon zelfst. naamw. interdict verbod overig. interen verarmen werkwoord interes belangstelling overig. interes aandacht overig. interes zin overig. interes geboeidheid overig. interes fascinatie overig. interes animo overig. interessant aanstellerig bijv. naamw. interessant aantrekkelijk bijv. naamw. interessant belangwekkend bijv. naamw. interessant boeiend bijv. naamw. interessant verleidelijk bijv. naamw. interessant wetenswaardig bijv. naamw. interessant aardig bijv. naamw. interesse aandacht zelfst. naamw. interesse belang zelfst. naamw. interesse belangstelling zelfst. naamw. interesse geboeidheid zelfst. naamw. interesse kooplust zelfst. naamw. interesse aandacht werkwoord interesseren aandacht wekken werkwoord interesseren interesse tonen werkwoord interest bedrag zelfst. naamw. interest rente zelfst. naamw. interface koppeling zelfst. naamw. interferentie bemiddeling zelfst. naamw. interferentie verstoring zelfst. naamw. interfereren tussenkomen werkwoord interfereren tussenbeikomen werkwoord interfereren interveniëren werkwoord interfereren interrumperen werkwoord interfereren ingrijpen werkwoord interfereren bemiddelen werkwoord interieur binnenhuis zelfst. naamw. interieur binnenwerk zelfst. naamw. interieur vulling zelfst. naamw. interim tussentijd zelfst. naamw. interim uitkering zelfst. naamw. interim tussenpoos zelfst. naamw. interlinie regelafstand zelfst. naamw. intermediair bemiddelend bijv. naamw. intermediair tussenliggend bijv. naamw. intermediair bemiddelaar zelfst. naamw. intermediair bemiddeling zelfst. naamw. intermediair medium zelfst. naamw. intermediair tussenpersoon zelfst. naamw. intermezzo tussenspel overig. intern binnen het bedrijf bijv. naamw. intern inwonend bijv. naamw. intern binnenshuis bijv. naamw. intern inwendig bijv. naamw. internaat kostschool zelfst. naamw. interne inwonende zelfst. naamw. interneren opsluiten werkwoord interneren isoleren werkwoord interneringskamp kamp zelfst. naamw. internet web zelfst. naamw. internist specialist zelfst. naamw. interpellant vrager zelfst. naamw. interpellant vragensteller zelfst. naamw. interpellant vraagsteller zelfst. naamw. interpellatie vraag zelfst. naamw. interpeteren opvatten overig. interpeteren opvatten overig. interpeteren opvatten overig. interpolatie invoeging zelfst. naamw. interpoleren inlassen werkwoord interpretatie lezing zelfst. naamw. interpretatie vertolking zelfst. naamw. interpretatie zienswijze zelfst. naamw. interpretatie uitleg zelfst. naamw. interpretatie visie zelfst. naamw. interpretatie standpunt zelfst. naamw. interpretatie opvatting zelfst. naamw. interpretatie mening zelfst. naamw. interpretatie inzicht zelfst. naamw. interpretatie idee zelfst. naamw. interpretatie gezichtspunt zelfst. naamw. interpretatie denkbeeld zelfst. naamw. interpretatie opinie zelfst. naamw. interpretatie oordeel zelfst. naamw. interpretatie verklaring zelfst. naamw. interpretatie vertaling zelfst. naamw. interpretatie verklarenuitleg zelfst. naamw. interpretatie duiding zelfst. naamw. interpreteren opvatten werkwoord interpreteren uitvoeren werkwoord interpreteren vertalen werkwoord interpreteren vertolken werkwoord interpunctie leestekengebruik zelfst. naamw. interpunctie punctuatie zelfst. naamw. interrumperen in de rede vallen werkwoord interrumperen tussenkomen werkwoord interrumperen tussenbeikomen werkwoord interrumperen interveniëren werkwoord interrumperen interfereren werkwoord interrumperen ingrijpen werkwoord interrumperen bemiddelen werkwoord interrumperen onderbreken werkwoord interruptie breuk zelfst. naamw. interruptie onderbreking zelfst. naamw. interruptie verbreking zelfst. naamw. intersectie doorsnee zelfst. naamw. intersectie doorsnijding zelfst. naamw. intersectie snijdingspunt zelfst. naamw. intersexueel hermafrodiet overig. interstitieel tussenliggend bijv. naamw. interval pauze zelfst. naamw. interval tussenperiode zelfst. naamw. interveniëren tussenkomen werkwoord interveniëren tussenbeikomen werkwoord interveniëren interrumperen werkwoord interveniëren interfereren werkwoord interveniëren ingrijpen werkwoord interveniëren bemiddelen werkwoord interventie bemoeienis zelfst. naamw. interventie inmenging zelfst. naamw. interventie tussenkomst zelfst. naamw. interventie ingreep zelfst. naamw. interventiebureau bemiddelingsbureau zelfst. naamw. interview gesprek zelfst. naamw. interview vraaggesprek zelfst. naamw. interviewen ondervragen werkwoord interviewer journalist zelfst. naamw. intiem diep bijv. naamw. intiem gezellig bijv. naamw. intiem vertrouwelijk bijv. naamw. intiem gemeenzaam bijv. naamw. intiem huiselijk bijv. naamw. intigrerend fascinerend bijv. naamw. intikken deponeren werkwoord intikken inslaan werkwoord intikken intoetsen werkwoord intikken intypen werkwoord intimidatie afschrikking zelfst. naamw. intimidatie ontmoediging zelfst. naamw. intimidatie vreesaanjaging zelfst. naamw. intimideren afschrikken werkwoord intimideren bang maken werkwoord intimideren ringeloren werkwoord intimideren terroriseren werkwoord intimideren tiranniseren werkwoord intimiteit gemeenzaamheid zelfst. naamw. intimiteit vertrouwelijkheid zelfst. naamw. intimiteit innigheid zelfst. naamw. intimus boezemvriend zelfst. naamw. into integratie zelfst. naamw. intocht aankomst zelfst. naamw. intocht intrede zelfst. naamw. intocht entree zelfst. naamw. intocht binnenkomst zelfst. naamw. intoetsen intikken werkwoord intoetsen intypen werkwoord intolerabel onduldbaar bijv. naamw. intolerant onverdraagzaam bijv. naamw. intomen bedwingen werkwoord intomen beheersen werkwoord intomen beteugelen werkwoord intomen matigen werkwoord intomen bedaren werkwoord intonatie klankkleur zelfst. naamw. intonatie stembuiging zelfst. naamw. intonatie toon zelfst. naamw. intonatie toonval zelfst. naamw. intonatie toonzetting zelfst. naamw. intonatie modulatie zelfst. naamw. intonatie compositie zelfst. naamw. intonatie timbre zelfst. naamw. intonatie klanktint zelfst. naamw. intoxicatie vergiftiging zelfst. naamw. intrappen breken werkwoord intrappen inlopen werkwoord intrappen inschoppen werkwoord intrede binnenkomst zelfst. naamw. intrede entree zelfst. naamw. intrede intree zelfst. naamw. intrede intocht zelfst. naamw. intreden aanvangen werkwoord intreden binnengaan werkwoord intreden monnik worden werkwoord intreden intree zelfst. naamw. intreden inzetten werkwoord intreden beginnen werkwoord intree aanvang zelfst. naamw. intree ambtsaanvaarding zelfst. naamw. intree binnenkomst zelfst. naamw. intrekken afschaffen werkwoord intrekken annuleren werkwoord intrekken binnenbrengen werkwoord intrekken binnenrukken werkwoord intrekken herroepen werkwoord intrekken samenwonen met werkwoord intrekken afzeggen werkwoord intrekken afgelasten werkwoord intrekken afbestellen werkwoord intrekken ontslaan werkwoord intrekken terugnemen werkwoord intrekken opheffen werkwoord intrekking absorptie zelfst. naamw. intrekking afschaffing zelfst. naamw. intrekking herroeping zelfst. naamw. intrekking samentrekking zelfst. naamw. intrekking terugneming zelfst. naamw. intrigant konkelaar zelfst. naamw. intrigant kuiper zelfst. naamw. intrigant stokebrand zelfst. naamw. intrigant tweedrachtzaaier zelfst. naamw. intrigant samenzweer zelfst. naamw. intrigant stoker zelfst. naamw. intrigant opstoker zelfst. naamw. intrigant opruier zelfst. naamw. intrigant agitator zelfst. naamw. intrige complot zelfst. naamw. intrige konkelarij zelfst. naamw. intrige plot zelfst. naamw. intrige gekonkel zelfst. naamw. intrige verwikkeling zelfst. naamw. intrigeren boeien werkwoord intrigeren fascineren werkwoord intrigeren konkelen werkwoord intrigeren kuipen werkwoord intrigerend fascinerend overig. intrigerend boeiend overig. intrigerend sluw overig. intriges plotten zelfst. naamw. intriges verwikkelingen zelfst. naamw. intrinsiek immanent bijv. naamw. intrinsiek wezenlijk bijv. naamw. intro entree zelfst. naamw. intro inleiding overig. introduceren inleiden werkwoord introduceren invoeren werkwoord introduceren voorstellen werkwoord introducerend voorgaand overig. introducerend voorafgaand overig. introducerend inleidend overig. introductie aankondiging zelfst. naamw. introductie invoering zelfst. naamw. introductie proloog zelfst. naamw. introductie voorwoord zelfst. naamw. introductie voorbericht zelfst. naamw. introductie inleiding zelfst. naamw. introvert eenzelvig bijv. naamw. introvert gesloten bijv. naamw. introvert teruggetrokken bijv. naamw. introvert mensenschuw bijv. naamw. introvert eenkennig bijv. naamw. intuinen in tippelen werkwoord intuinen instinken werkwoord intuinen inlopen werkwoord intuïtie gevoel zelfst. naamw. intuïtie instinct zelfst. naamw. intuïtief gevoelsmatig bijv. naamw. intuïtief logisch bijv. naamw. intuïtief natuurlijk bijv. naamw. intussen alvast bijv. naamw. intussen inmiddels bijv. naamw. intussen desondanks bijv. naamw. intussen onderwijl bijv. naamw. intussen ondertussen bijv. naamw. intussen onderhand bijv. naamw. intussen zolang bijv. naamw. intussen voorlopig bijv. naamw. intussen vast bijv. naamw. intussen tussentijds bijv. naamw. intussen middelerwijl bijv. naamw. intypen intikken werkwoord intypen intoetsen werkwoord inval idee zelfst. naamw. inval invasie zelfst. naamw. inval politie-inval zelfst. naamw. inval afstandstocht zelfst. naamw. inval afstandsrit zelfst. naamw. inval bijkomstigheid zelfst. naamw. invalide arbeidsongeschikt bijv. naamw. invalide gehandicapt bijv. naamw. invalide gebrekkige zelfst. naamw. invalide gehandicapte zelfst. naamw. invalide gebrekkig zelfst. naamw. invaliden gehandicapten zelfst. naamw. invaliden mindervaliden zelfst. naamw. invaliditeit gebrekkigheid zelfst. naamw. invaliditeit ongeldigheid zelfst. naamw. invallen binnendringen werkwoord invallen instorten werkwoord invallen meespelen werkwoord invallen binnenvallen zelfst. naamw. invallen inzinken werkwoord invallen inzakken werkwoord invallen vervangen werkwoord invaller indringer zelfst. naamw. invaller noodhulp zelfst. naamw. invaller plaatsvervanger zelfst. naamw. invaller wisselspeler zelfst. naamw. invaller hulpkracht zelfst. naamw. invaller opvulling zelfst. naamw. invaller wissel zelfst. naamw. invalshoek aspect zelfst. naamw. invalshoek benadering zelfst. naamw. invalshoek benaderingswijze zelfst. naamw. invalshoek gezichtspunt zelfst. naamw. invalshoek optiek zelfst. naamw. invalshoek zienswijs zelfst. naamw. invalshoek standpunt zelfst. naamw. invalshoek perspectief zelfst. naamw. invalshoek oogpunt zelfst. naamw. invalshoek gezichtshoek zelfst. naamw. invalster substituut overig. invaren binnenvaren werkwoord invariabel constant bijv. naamw. invariabel onveranderlijk bijv. naamw. invasie intocht zelfst. naamw. invasie inval zelfst. naamw. inventaris boedelbeschrijving zelfst. naamw. inventaris huisraad zelfst. naamw. inventarisatie boedelbeschrijving overig. inventariseren balans opmaken werkwoord inventief creatief bijv. naamw. inventief vindingrijk bijv. naamw. inventief geraffineerd bijv. naamw. inventief vernuftig bijv. naamw. inventiviteit creativiteit zelfst. naamw. inventiviteit vindingrijkheid zelfst. naamw. inventiviteit vernuft zelfst. naamw. inversie omkering zelfst. naamw. inverzekeringstelling gevangenname zelfst. naamw. inverzekeringstelling vrijheidsberoving zelfst. naamw. inverzekeringstelling inhechtenisneming zelfst. naamw. investeer belegger overig. investeerder belegger zelfst. naamw. investeren aandelen kopen werkwoord investeren beleggen werkwoord investeren steken in werkwoord investeren inhuldigen werkwoord investering belegging zelfst. naamw. investering inlegkapitaal zelfst. naamw. investering geldbelegging zelfst. naamw. invetten oliën werkwoord invetten smeren werkwoord invetten inoliën werkwoord invitatie uitnodiging zelfst. naamw. invité genodigde overig. invité gast overig. inviteren inroepen werkwoord inviteren uitnodigen werkwoord inviteren aanroepen werkwoord inviteren engageren werkwoord invliegen instinken werkwoord invloed effect zelfst. naamw. invloed gezag zelfst. naamw. invloed macht zelfst. naamw. invloed binnenstromen zelfst. naamw. invloed sterkte zelfst. naamw. invloed kracht zelfst. naamw. invloedrijk gezaghebbend bijv. naamw. invloedrijk vooraanstaand bijv. naamw. invloedssfeer gebied zelfst. naamw. invoegen inbrengen werkwoord invoegen inlassen werkwoord invoegen tussenleggen werkwoord invoegen inleggen werkwoord invoeging inlas zelfst. naamw. invoeging tussenvoegsel zelfst. naamw. invoeging tussenvoeging zelfst. naamw. invoeging inlassing zelfst. naamw. invoelen inleven werkwoord invoelen meeleven werkwoord invoelen voel werkwoord invoelen voelde werkwoord invoelen voelen werkwoord invoer import zelfst. naamw. invoer input zelfst. naamw. invoer importeur zelfst. naamw. invoer inleiding zelfst. naamw. invoer inbrengen zelfst. naamw. invoerder importeur zelfst. naamw. invoeren binnenbrengen werkwoord invoeren importeren werkwoord invoeren introduceren werkwoord invoeren stichten werkwoord invoeren oprichten werkwoord invoeren instellen werkwoord invoering implementatie zelfst. naamw. invorderen inmanen werkwoord invorderen vorderen werkwoord invorderen eisen werkwoord invordering incasso zelfst. naamw. invordering innen zelfst. naamw. invordering vordering zelfst. naamw. invordering inning zelfst. naamw. invordering incassering zelfst. naamw. invreten inbijten werkwoord invretend inwerkend overig. invretend inbijtend overig. invretend bijtend overig. invriezen bevriezen werkwoord invrijheidstellen loslaten werkwoord invrijheidstellen vrijlaten werkwoord invulformulier formulier zelfst. naamw. invullen intekenen werkwoord invullen uitschrijven werkwoord invullen ingevuld zelfst. naamw. invullen invulling zelfst. naamw. invulling concrete uitwerking zelfst. naamw. invulling invullen zelfst. naamw. inwaarts binnenwaarts overig. inweken weken zelfst. naamw. inwendig geestelijk bijv. naamw. inwendig intern bijv. naamw. inwendig innerlijk bijv. naamw. inwendige boezem zelfst. naamw. inwerken prepareren werkwoord inwerkend invretend overig. inwerkend inbijtend overig. inwerkend bijtend overig. inwerking invloed zelfst. naamw. inwijden inaugureren werkwoord inwijden initiëren werkwoord inwijden inzegenen werkwoord inwijden zegenen werkwoord inwijden wijden werkwoord inwijden heiligen werkwoord inwijden inhuldigen werkwoord inwijding inauguratie zelfst. naamw. inwijding ingebruikneming zelfst. naamw. inwijding initiatie zelfst. naamw. inwijding inwijdingsplechtigheid zelfst. naamw. inwijding wijdingsdienst zelfst. naamw. inwijding inzegeningsplechtigheid zelfst. naamw. inwijding inzegening zelfst. naamw. inwijding inhuldiging zelfst. naamw. inwijdingsplechtigheid inhuldiging zelfst. naamw. inwijdingsplechtigheid inwijding zelfst. naamw. inwijdingsplechtigheid inzegening zelfst. naamw. inwijdingsplechtigheid wijdingsdienst zelfst. naamw. inwijdingsplechtigheid inzegeningsplechtigheid zelfst. naamw. inwijdingsplechtigheid inauguratie zelfst. naamw. inwikkelen verpakken werkwoord inwikkelen inpakken werkwoord inwikkelen emballeren werkwoord inwikkelen inbakeren werkwoord inwilligen honoreren werkwoord inwilligen toestaan werkwoord inwilligen vergunnen werkwoord inwilligen toestemmen werkwoord inwilligen toelaten werkwoord inwilligen permitteren werkwoord inwilligen laten werkwoord inwilligen gunnen werkwoord inwilligen goedvinden werkwoord inwilligen goedkeuren werkwoord inwilligen duren werkwoord inwilligen dulden werkwoord inwilliging fiat zelfst. naamw. inwisselbaar inruilbaar bijv. naamw. inwisselbaar omwisselbaar bijv. naamw. inwisselbaar wisselbaar bijv. naamw. inwisselbaar ruilbaar bijv. naamw. inwisselbaar verwisselbaar bijv. naamw. inwisselen omruilen werkwoord inwisselen omwisselen werkwoord inwisselen ruilen werkwoord inwisselen verruilen werkwoord inwisselen verwisselen werkwoord inwisselen wisselen werkwoord inwonend intern bijv. naamw. inwonende interne zelfst. naamw. inwoner bewoner zelfst. naamw. inwoner burger zelfst. naamw. inwoner huisbewoner zelfst. naamw. inwoners bevolking zelfst. naamw. inwoning huisvesting zelfst. naamw. inworp ingooi zelfst. naamw. inwrijven besmeren werkwoord inwrijven inpeperen werkwoord inwrijving inpepering zelfst. naamw. inzaaien zaaien werkwoord inzaaien bezaaien werkwoord inzake aangaande overig. inzake betreffende overig. inzakken dalen werkwoord inzakken instorten werkwoord inzakken inzinken werkwoord inzakken invallen werkwoord inzakken terugvallen werkwoord inzakken kelderen werkwoord inzakken vallen werkwoord inzakken teruglopen werkwoord inzamelaar sprokkelaar overig. inzamelaar lezer overig. inzamelen binnenhalen werkwoord inzamelen vergaren werkwoord inzamelen verzamel werkwoord inzamelen verzamelen werkwoord inzameling collecte zelfst. naamw. inzegenen consacreren werkwoord inzegenen heiligen werkwoord inzegenen inwijden werkwoord inzegenen zegenen werkwoord inzegenen wijden werkwoord inzegening doop zelfst. naamw. inzegening inwijding zelfst. naamw. inzegening inwijdingsplechtigheid zelfst. naamw. inzegening wijdingsdienst zelfst. naamw. inzegening inzegeningsplechtigheid zelfst. naamw. inzegening inhuldiging zelfst. naamw. inzegening inauguratie zelfst. naamw. inzegeningsplechtigheid wijdingsdienst zelfst. naamw. inzegeningsplechtigheid inzegening zelfst. naamw. inzegeningsplechtigheid inwijdingsplechtigheid zelfst. naamw. inzegeningsplechtigheid inwijding zelfst. naamw. inzegeningsplechtigheid inhuldiging zelfst. naamw. inzegeningsplechtigheid inauguratie zelfst. naamw. inzenden indienen werkwoord inzenden insturen werkwoord inzepen zepen werkwoord inzet aanvang zelfst. naamw. inzet aanwending zelfst. naamw. inzet bod zelfst. naamw. inzet doeleinde zelfst. naamw. inzet enthousiasme zelfst. naamw. inzet speelgeld zelfst. naamw. inzet toewijding zelfst. naamw. inzet zorgzaamheid zelfst. naamw. inzet trouw zelfst. naamw. inzet toegewijdheid zelfst. naamw. inzet overgave zelfst. naamw. inzet ijver zelfst. naamw. inzet genegenheid zelfst. naamw. inzet devotie zelfst. naamw. inzet streven zelfst. naamw. inzet doel zelfst. naamw. inzet start zelfst. naamw. inzet opening zelfst. naamw. inzet begin zelfst. naamw. inzet poule zelfst. naamw. inzet pot zelfst. naamw. inzet toepassing zelfst. naamw. inzet gebruik zelfst. naamw. inzetbaar bruikbaar bijv. naamw. inzetbaar mobiel bijv. naamw. inzetbaar werkbaar bijv. naamw. inzetbaar nuttig bijv. naamw. inzetbaar handig bijv. naamw. inzetten aanbrengen werkwoord inzetten beginnen werkwoord inzetten bieden werkwoord inzetten inleggen werkwoord inzetten verwedden werkwoord inzetten aanheffen zelfst. naamw. inzetten intreden werkwoord inzetten wedden werkwoord inzetter bie overig. inzetting ordening zelfst. naamw. inzetting ordening zelfst. naamw. inzetting ordening zelfst. naamw. inzicht begrijpen zelfst. naamw. inzicht begrip zelfst. naamw. inzicht beschouwing zelfst. naamw. inzicht doorzicht zelfst. naamw. inzicht idee zelfst. naamw. inzicht inkeer zelfst. naamw. inzicht verstand zelfst. naamw. inzicht visie zelfst. naamw. inzicht zienswijze zelfst. naamw. inzicht rede zelfst. naamw. inzicht brein zelfst. naamw. inzicht bewustzijn zelfst. naamw. inzicht standpunt zelfst. naamw. inzicht opvatting zelfst. naamw. inzicht mening zelfst. naamw. inzicht interpretatie zelfst. naamw. inzicht gezichtspunt zelfst. naamw. inzicht denkbeeld zelfst. naamw. inzicht opinie zelfst. naamw. inzicht oordeel zelfst. naamw. inzicht lezing zelfst. naamw. inzicht zienswijze werkwoord inzichtelijk begrijpelijk bijv. naamw. inzichtelijk helder bijv. naamw. inzichtelijk duidelijk bijv. naamw. inzichtelijk bevattelijk bijv. naamw. inzien begrijpen werkwoord inzien bekijken werkwoord inzien beoordelen werkwoord inzien beseffen werkwoord inzien inkijken werkwoord inzien snappen werkwoord inzien realiseren werkwoord inzien onderkennen werkwoord inzien doorzien werkwoord inzijpelen insijpelen werkwoord inzinken bezwijken werkwoord inzinken dalen werkwoord inzinken wegzakken in werkwoord inzinken inzakken werkwoord inzinken invallen werkwoord inzinken wegzinken werkwoord inzinken wegglijden werkwoord inzinken vervallen werkwoord inzinken afzakken werkwoord inzinken aftakelen werkwoord inzinken afglijden werkwoord inzinking achteruitgang zelfst. naamw. inzinking depressie zelfst. naamw. inzinking dip zelfst. naamw. inzinkingen instortingen overig. inzitten piekeren werkwoord inzittende passagier zelfst. naamw. inzittende reiziger zelfst. naamw. inzittenden passagiers overig. inzonderheid voornamelijk zelfst. naamw. inzonderheid overjas zelfst. naamw. inzonderheid jas zelfst. naamw. inzonderheid vooral zelfst. naamw. inzouten conserveren werkwoord inzouten opzouten werkwoord inzouten inpekelen werkwoord inzouten inmaken werkwoord inzuigen absorberen werkwoord inzwachtelen opwinden werkwoord inzwachtelen oprollen werkwoord inzwachtelen opheffen werkwoord inzwachtelen omwikkelen werkwoord inzwachtelen liquideren werkwoord inzwachtelen inbakeren werkwoord inzwachtelen baken werkwoord inzwachtelen afwikkelen werkwoord iritis regenboogvliesontsteking zelfst. naamw. ironie hoon zelfst. naamw. ironie spot zelfst. naamw. ironie spotternij zelfst. naamw. ironie smaad zelfst. naamw. ironie sarcasme zelfst. naamw. ironie gespot zelfst. naamw. ironie bespotting zelfst. naamw. ironie aanfluiting zelfst. naamw. ironiseren bespotten werkwoord irrationeel metafysisch bijv. naamw. irrationeel redeloos bijv. naamw. irrationeel onberedeneerd bijv. naamw. irreëel onwerkelijk bijv. naamw. irreëel onwezenlijk bijv. naamw. irrelevant onbelangrijk overig. irreversibel onomkeerbaar bijv. naamw. irrigatie besproeiing zelfst. naamw. irrigatie uitspoeling zelfst. naamw. irrigatie bevloeiing zelfst. naamw. irrigeren bevloeien werkwoord irritant ergerlijk bijv. naamw. irritant vervelend bijv. naamw. irritatie aanstoot zelfst. naamw. irritatie branderigheid zelfst. naamw. irritatie ergernis zelfst. naamw. irritatie korzeligheid zelfst. naamw. irritatie kriebels zelfst. naamw. irritatie misnoegen zelfst. naamw. irritatie wrevel zelfst. naamw. irritatie prikkeling zelfst. naamw. irritatie wrev zelfst. naamw. irritatie prikkels zelfst. naamw. irriteren boos maken werkwoord irriteren ergeren werkwoord irriteren prikkelen werkwoord irriteren agaceren werkwoord irriterend prikkelend bijv. naamw. is zijn bijv. naamw. is bestaan werkwoord is existentie zelfst. naamw. ischias heupjicht zelfst. naamw. isectenkundige insectoloog overig. isectenkundige insectoloog overig. isectenkundige insectoloog overig. isolatie afsluiting zelfst. naamw. isolatie bescherming zelfst. naamw. isolatiemateriaal isolerend overig. isolator antigeleiding overig. isolement afzondering zelfst. naamw. isolement verlatenheid zelfst. naamw. isolement eenzaamheid zelfst. naamw. isolement afgezonderdheid zelfst. naamw. isoleren afschermen werkwoord isoleren afzonderen werkwoord isoleren afsluiten werkwoord isoleren afsplitsen werkwoord isoleren afscheiden werkwoord isoleren opsluiten werkwoord isoleren interneren werkwoord isolerend isolatiemateriaal overig. isolering afzondering zelfst. naamw. isolering afscheiding zelfst. naamw. issue item zelfst. naamw. issue kwestie zelfst. naamw. issue punt zelfst. naamw. Italiaandeegwaren pasta overig. Italisch Cursief overig. item issue zelfst. naamw. item post zelfst. naamw. item voorwerp zelfst. naamw. item onderwerp zelfst. naamw. item zaak zelfst. naamw. item object zelfst. naamw. item goed zelfst. naamw. item ding zelfst. naamw. item artikel zelfst. naamw. ja inderdaad overig. jaagpad paadje zelfst. naamw. jaagpad pad zelfst. naamw. jaagpad trekpad zelfst. naamw. jaagpartij wildjacht overig. jaagpartij jachtpartij overig. jaagpartij jacht overig. jaap haal zelfst. naamw. jaap inkeping zelfst. naamw. jaap snee zelfst. naamw. jaap snede zelfst. naamw. jaap insnijding zelfst. naamw. jaar bouwjaar zelfst. naamw. jaar kalenderjaar zelfst. naamw. jaar schooljaar zelfst. naamw. jaar tijdsperiode zelfst. naamw. jaar wijnjaar zelfst. naamw. jaarafsluiting balans zelfst. naamw. jaarafsluiting handelsbalans zelfst. naamw. jaarbeurs jaarmarkt zelfst. naamw. jaarbeurs markt zelfst. naamw. jaarbeurs kermis zelfst. naamw. jaarboek almanak zelfst. naamw. jaarboek annalen zelfst. naamw. jaarboek jaaroverzicht zelfst. naamw. jaarfeest feestdag zelfst. naamw. jaargetijde herfst zelfst. naamw. jaargetijde seizoen zelfst. naamw. jaarkaart abonnement zelfst. naamw. jaarlijkcontributie bijdrage overig. jaarlijks jaarlijkse bijv. naamw. jaarlijkse jaarlijks bijv. naamw. jaarloon jaarsalaris zelfst. naamw. jaarmarkt jaarbeurs zelfst. naamw. jaaroverzicht jaarboek zelfst. naamw. jaarsalaris jaarloon zelfst. naamw. jaartelling era zelfst. naamw. jaartelling tijdrekening zelfst. naamw. jacht achtervolging zelfst. naamw. jacht jachtpartij zelfst. naamw. jacht jagen zelfst. naamw. jacht motorjacht zelfst. naamw. jacht wildjacht zelfst. naamw. jacht jaagpartij zelfst. naamw. jachtdelict stroperij overig. jachten jagen werkwoord jachten jakkeren werkwoord jachten opjagen werkwoord jachten spoeden werkwoord jachten haasten werkwoord jachten voortjagen werkwoord jachten ophitsen werkwoord jachten opdrijven werkwoord jachten vliegen werkwoord jachten snellen werkwoord jachten opschieten werkwoord jachten ijlen werkwoord jachten reppen werkwoord jachtgebied jachtterrein zelfst. naamw. jachthaven haven zelfst. naamw. jachthond stoffer overig. jachthoorns hoorn zelfst. naamw. jachtig druk bijv. naamw. jachtig gejaagd bijv. naamw. jachtig haastig bijv. naamw. jachtig gestressed bijv. naamw. jachtig gehaast bijv. naamw. jachtliefhebber jager zelfst. naamw. jachtpartij jacht zelfst. naamw. jachtpartij wildjacht zelfst. naamw. jachtpartij jaagpartij zelfst. naamw. jachtseizoen jachttijd overig. jachtterrein jachtgebied zelfst. naamw. jachttijd jachtseizoen overig. jack jak zelfst. naamw. jacquet kostuum zelfst. naamw. jacquet pandjesjas zelfst. naamw. jacuzzi bubbelbad zelfst. naamw. jagen jachten werkwoord jagen najagen werkwoord jagen razen werkwoord jagen jacht zelfst. naamw. jagen voortmaken werkwoord jagen spoeden werkwoord jagen overhaasten werkwoord jagen ijlen werkwoord jagen haasten werkwoord jagen aanpoten werkwoord jagen vliegen werkwoord jagen snellen werkwoord jagen opschieten werkwoord jagen jakkeren werkwoord jagen reppen werkwoord jager jachtliefhebber zelfst. naamw. jaggernaut moloch zelfst. naamw. jajem jenever zelfst. naamw. jak buis zelfst. naamw. jak jack zelfst. naamw. jakkeren drijven werkwoord jakkeren jachten werkwoord jakkeren reppen werkwoord jakkeren spoeden werkwoord jakkeren vliegen werkwoord jakkeren snellen werkwoord jakkeren opschieten werkwoord jakkeren jagen werkwoord jakkeren ijlen werkwoord jaknikken knikken werkwoord jaloers afgunstig bijv. naamw. jaloers scheef bijv. naamw. jaloers nijdig bijv. naamw. jaloersheid afgunst zelfst. naamw. jaloersheid jaloezie zelfst. naamw. jaloezie afgunst zelfst. naamw. jaloezie luxaflex zelfst. naamw. jaloezie kinnesinne zelfst. naamw. jaloezie kif zelfst. naamw. jaloezie zonneblind zelfst. naamw. jaloezielat lamel zelfst. naamw. jalon baak overig. jam beleg zelfst. naamw. jam vruchtengelei zelfst. naamw. jammer betreurenswaardig bijv. naamw. jammer helaas bijv. naamw. jammer onbevredigend bijv. naamw. jammer sneu bijv. naamw. jammer spijtig bijv. naamw. jammer erg bijv. naamw. jammer teleurstellend bijv. naamw. jammer onvoldoende bijv. naamw. jammer ontoereikend bijv. naamw. jammer jammerlijk bijv. naamw. jammeren jeremiëren werkwoord jammeren weeklagen werkwoord jammerend jeremiërend bijv. naamw. jammerend klagerig bijv. naamw. jammerend klaaglijk bijv. naamw. jammerend weeklagend bijv. naamw. jammerend lamenterend bijv. naamw. jammerend klagend bijv. naamw. jammerend klagelijk bijv. naamw. jammerklacht jeremiade zelfst. naamw. jammerklacht weeklacht zelfst. naamw. jammerlijk beklagenswaardig bijv. naamw. jammerlijk erbarmelijk bijv. naamw. jammerlijk hartverscheurend bijv. naamw. jammerlijk onbevredigend bijv. naamw. jammerlijk rampzalig bijv. naamw. jammerlijk bedroevend bijv. naamw. jammerlijk zielig bijv. naamw. jammerlijk stakkerig bijv. naamw. jammerlijk teleurstellend bijv. naamw. jammerlijk spijtig bijv. naamw. jammerlijk sneu bijv. naamw. jammerlijk onvoldoende bijv. naamw. jammerlijk ontoereikend bijv. naamw. jammerlijk jammer bijv. naamw. jammerlijk betreurenswaardig bijv. naamw. janboel bende zelfst. naamw. janboel rommeltje zelfst. naamw. janboel slachthuis zelfst. naamw. janboel rotzooi zelfst. naamw. janboel bloedbad zelfst. naamw. jandoedel factotum zelfst. naamw. janhagel gemeen zelfst. naamw. janhagel pak zelfst. naamw. janhagel gespuis zelfst. naamw. janhagel gepeupel zelfst. naamw. janhagel bundel zelfst. naamw. jank snik overig. jankebalk snottebalk overig. jankebalk huilebalk overig. janken brullen werkwoord janken dreinen werkwoord janken gillen werkwoord janken huilen werkwoord janken schreeuwen werkwoord janken krijsen werkwoord janken wenen werkwoord janken snotteren werkwoord janken snikken werkwoord janken grienen werkwoord janker huiler overig. janmaat matroos zelfst. naamw. januari louwmaand overig. Japans Japantaal overig. Japantaal Japans overig. japen sneden werkwoord japon avondjurk zelfst. naamw. japon robe overig. japon jurk overig. japon jurk overig. japon jurk overig. jargon Bargoens zelfst. naamw. jargon groepstaal zelfst. naamw. jargon vaktaal zelfst. naamw. jargon groepstaal overig. jargon groepstaal overig. jargon groepstaal overig. jarretel kousophou overig. jarretel kousenband overig. jas blazer zelfst. naamw. jas jekker zelfst. naamw. jas mantel zelfst. naamw. jas overjas zelfst. naamw. jas voornamelijk zelfst. naamw. jas inzonderheid zelfst. naamw. jas jasje zelfst. naamw. jas mant zelfst. naamw. jasje buis zelfst. naamw. jasje colbert zelfst. naamw. jasje jas zelfst. naamw. jasje jekker zelfst. naamw. jassen piepen werkwoord jassen schillen werkwoord jassen pellen werkwoord jaszak zak zelfst. naamw. jat poot zelfst. naamw. jat knuist zelfst. naamw. jat klauw zelfst. naamw. jat hand zelfst. naamw. jatten gappen werkwoord jatten ontvreemden werkwoord jatten stelen werkwoord jatten wegkapen werkwoord jatten handen zelfst. naamw. jatten snaaien werkwoord jatten pikken werkwoord jatten grissen werkwoord jatten grijpen werkwoord jatten graaien werkwoord jatten wegpikken werkwoord jatten vervreemden werkwoord jatten verdonkeremanen werkwoord jatten inpikken werkwoord jatten achteroverdrukken werkwoord jatten wegfutselen werkwoord jatten verduisteren werkwoord jatten achterhouden werkwoord jawel inderdaad bijv. naamw. jawel wel bijv. naamw. jawel jazeker bijv. naamw. jazeker waarlijk bijv. naamw. jazeker zeker bijv. naamw. jazeker jawel bijv. naamw. jazeker inderdaad bijv. naamw. je jou bijv. naamw. je jouw bijv. naamw. je jij bijv. naamw. je schouders ophalen iets niet weten werkwoord jeans spijkerbroek zelfst. naamw. jee tjonge overig. jeetje tjonge overig. jegens tegenover overig. jegens versus overig. jegens tegenaan overig. jegens tegen overig. jegens met overig. jekker jack zelfst. naamw. jekker jas zelfst. naamw. jekker jasje zelfst. naamw. jen grap zelfst. naamw. jen leugen zelfst. naamw. jenever borrel zelfst. naamw. jenever jajem zelfst. naamw. jeneverbes jeneverbessevrucht zelfst. naamw. jeneverbes jeneverbesstruik zelfst. naamw. jeneverbessevrucht jeneverbes zelfst. naamw. jeneverbesstruik jeneverbessestruik zelfst. naamw. jeneverbesstruik jeneverbes zelfst. naamw. jengelen dreinen werkwoord jengelen drenzen werkwoord jennen pesten werkwoord jennen zieken werkwoord jennen uitdagen werkwoord jennen treiteren werkwoord jennen tergen werkwoord jennen tarten werkwoord jennen stangen werkwoord jennen sarren werkwoord jennen plagen werkwoord jens tik overig. jens mep overig. jens lel overig. jens knal overig. jens klap overig. jens dreun overig. jeremiade jammerklacht zelfst. naamw. jeremiëren weeklagen werkwoord jeremiëren jammeren werkwoord jeremiërend jammerend bijv. naamw. jeremiërend klagend bijv. naamw. jeremiërend klagerig bijv. naamw. jeremiërend klaaglijk bijv. naamw. jeremiërend weeklagend bijv. naamw. jeremiërend lamenterend bijv. naamw. jeremiërend klagelijk bijv. naamw. jerrycan tank zelfst. naamw. jetsers borsten overig. jeu variatie zelfst. naamw. jeugd jeugdigheid zelfst. naamw. jeugd jeugdjaren zelfst. naamw. jeugd jongelui zelfst. naamw. jeugd kindertijd zelfst. naamw. jeugd kinderjaren zelfst. naamw. jeugd jongeren zelfst. naamw. jeugdig jong bijv. naamw. jeugdig mal bijv. naamw. jeugdig pril overig. jeugdig pril overig. jeugdig pril overig. jeugdigheid jeugd zelfst. naamw. jeugdliefde kalverliefde zelfst. naamw. jeuk gekriebel zelfst. naamw. jeuk irritatie zelfst. naamw. jeuk jeukerigheid zelfst. naamw. jeuk pruritus zelfst. naamw. jeuk krieb zelfst. naamw. jeuken kriebelen werkwoord jeukend prurigineus zelfst. naamw. jeukerigheid jeuk zelfst. naamw. jeukerigheid kriebel zelfst. naamw. jeukerigheid krieb zelfst. naamw. jeukwerend antiprurigineus bijv. naamw. Jezus Christus zelfst. naamw. Jezus Jezus-Christus zelfst. naamw. Jezus-Christus Jezus overig. Jezus-Christus Christus overig. jichtig stijf bijv. naamw. jichtknobbel tofus zelfst. naamw. Jiddisch joods overig. jij je overig. jij gij overig. jij gij overig. jij gij overig. jijen tutoyeren werkwoord jingle tune zelfst. naamw. Job baan zelfst. naamw. Job betrekking zelfst. naamw. job dienstbetrekking zelfst. naamw. job karwei zelfst. naamw. Job werk zelfst. naamw. job arbeid zelfst. naamw. job positie zelfst. naamw. job functie zelfst. naamw. joch jochie zelfst. naamw. joch jongen zelfst. naamw. jochie joch zelfst. naamw. jochie knaap zelfst. naamw. jochie jongetje zelfst. naamw. jockey berijder zelfst. naamw. jodenhater antisemiet overig. jodium jodiumtinctuur zelfst. naamw. jodiumtinctuur jodium zelfst. naamw. Joegoslavië Zuid-Slavië overig. joek loei overig. joek kokkerd overig. joek kokker overig. joek knoert overig. joek knaap overig. joek kanjer overig. joek gevaarte overig. joek titaan overig. joek reus overig. joek gigant overig. joekel kanjer zelfst. naamw. joekel knaap zelfst. naamw. joelen gieren werkwoord joelen juichen werkwoord joelen uitjouwen werkwoord joelend schreeuwend overig. joetje bankbiljet zelfst. naamw. joetje tientje zelfst. naamw. jofel sympathiek bijv. naamw. jogger loper zelfst. naamw. jogger renner zelfst. naamw. jogger sprinter zelfst. naamw. jogger hardloper zelfst. naamw. joghurt yoghurt zelfst. naamw. joint baap zelfst. naamw. joint bats zelfst. naamw. joint hachel zelfst. naamw. joint jonko zelfst. naamw. joint pretsigaret zelfst. naamw. joint stick zelfst. naamw. joint piet zelfst. naamw. joker wild card zelfst. naamw. jokkebrok leugenaar zelfst. naamw. jokkebrok leugenbeest zelfst. naamw. jokken liegen werkwoord jolig dartel bijv. naamw. jolig uitgelaten bijv. naamw. jolig vrolijk bijv. naamw. jolig opgewekt bijv. naamw. jolig opgetogen bijv. naamw. jolig monter bijv. naamw. jolig levendig bijv. naamw. jolig kwiek bijv. naamw. jolig fideel bijv. naamw. jolig blijmoedig bijv. naamw. jolig zonnig bijv. naamw. jolig lustig bijv. naamw. joligheid jool zelfst. naamw. jolijt pret zelfst. naamw. jolijt pretmakerij zelfst. naamw. jolijt vreugde zelfst. naamw. jolijt plezier zelfst. naamw. jolijt lol zelfst. naamw. jolijt leut zelfst. naamw. jolijt keet zelfst. naamw. jolijt gein zelfst. naamw. jolijt vreug zelfst. naamw. jolijt jool zelfst. naamw. jong jeugdig bijv. naamw. jong kinder- bijv. naamw. jong klein bijv. naamw. jong nieuw bijv. naamw. jong joch zelfst. naamw. jong welp zelfst. naamw. jongedame meid zelfst. naamw. jongedame meisje zelfst. naamw. jongedame juffer zelfst. naamw. jongeheer penis zelfst. naamw. jongeheer piemel zelfst. naamw. jongeheer plasser zelfst. naamw. jongeheer jongeling zelfst. naamw. jongeheer borst zelfst. naamw. jongeling jongeman zelfst. naamw. jongeling jongeheer zelfst. naamw. jongeling borst zelfst. naamw. jongelui jeugd zelfst. naamw. jongeman adolescent zelfst. naamw. jongeman jongmens zelfst. naamw. jongeman jongere zelfst. naamw. jongeman jongeling zelfst. naamw. jongen werpen werkwoord jongen baas zelfst. naamw. jongen kind zelfst. naamw. jongen rakker zelfst. naamw. jongen zoon zelfst. naamw. jongen bink zelfst. naamw. jongen gozer zelfst. naamw. jongen welp zelfst. naamw. jongen kwajongen zelfst. naamw. jongen joch zelfst. naamw. jongens rakkers overig. jonger minoud overig. jongere adolescent zelfst. naamw. jongere jongmens zelfst. naamw. jongere jongeman zelfst. naamw. jongere junior zelfst. naamw. jongeren jeugd zelfst. naamw. jongeren jeugd zelfst. naamw. jongeren adolescenten zelfst. naamw. jongetje joch zelfst. naamw. jongetje jochie zelfst. naamw. jonggeborene kraamkind overig. jongmaat maatje zelfst. naamw. jongmaat pupil zelfst. naamw. jongmaat leerknecht zelfst. naamw. jongmens knaap zelfst. naamw. jongmens jongere zelfst. naamw. jongmens jongeman zelfst. naamw. jongmens adolescent zelfst. naamw. jongste laatstgeborene zelfst. naamw. jongste benjamin zelfst. naamw. jongstgeleden laatst overig. jongstgeleden achterste overig. jongstleden laatstleden bijv. naamw. jonker edelman zelfst. naamw. jonker jonkheer zelfst. naamw. jonkheer jonker zelfst. naamw. jonkheid jeugd zelfst. naamw. Jonkheid architect zelfst. naamw. jonko joint zelfst. naamw. jonkvrouw freule zelfst. naamw. jonkvrouw maagd zelfst. naamw. jonkvrouw vrouwe zelfst. naamw. Jood Hebreeër overig. joods Hebreeër overig. joods Hebreeuws overig. joods Jiddisch overig. jool joligheid zelfst. naamw. jool pret zelfst. naamw. jool plezier zelfst. naamw. jool lust zelfst. naamw. jool leut zelfst. naamw. jool genot zelfst. naamw. jool genoegen zelfst. naamw. jool pretmakerij zelfst. naamw. jool lol zelfst. naamw. jool keet zelfst. naamw. jool jolijt zelfst. naamw. joren skaen zelfst. naamw. jou je bijv. naamw. journaal dagboek zelfst. naamw. journaal dagregister zelfst. naamw. journaal nieuws zelfst. naamw. journaal nieuwsjournaal zelfst. naamw. journaal dagboek overig. journalist dagbladschrijver zelfst. naamw. journalist reporter zelfst. naamw. journalist verslaggever zelfst. naamw. journalist referent zelfst. naamw. journalist rapporteur zelfst. naamw. journalist correspondent zelfst. naamw. journalist commentator zelfst. naamw. journalist berichtgever zelfst. naamw. journaliste verslaggeefster overig. journaliste reportster overig. journalisten pers zelfst. naamw. jouw je bijv. naamw. jouwe uwe overig. jouwen joelen werkwoord joviaal gemoedelijk bijv. naamw. joviaal gul bijv. naamw. joviaal winderig bijv. naamw. joviaal fris bijv. naamw. jovialiteit hartelijkheid zelfst. naamw. jub gejuich overig. jubelen joelen werkwoord jubelen juichen werkwoord jubelend juichend overig. jubelkreet vreugdeschreeuw overig. jubelkreet vreugdekreet overig. jubelkreten vreugdeschreeuwen overig. jubelkreten vreugdekreten overig. jubelkreten jubels overig. jubels vreugdeschreeuwen overig. jubels vreugdekreten overig. jubels jubelkreten overig. jubilaris feestvarken zelfst. naamw. judas ellendeling zelfst. naamw. judas plaaggeest zelfst. naamw. judas pestkop zelfst. naamw. judicium vonnis overig. judicium uitspraak overig. judicium sententie overig. judo vechtsport zelfst. naamw. judomat tatami overig. judomat tatami overig. juf juffrouw zelfst. naamw. juf schooljuffrouw zelfst. naamw. juf onderwijzeres zelfst. naamw. juffer juffrouw zelfst. naamw. juffer jongedame zelfst. naamw. juffer waterjuffer zelfst. naamw. juffer libel zelfst. naamw. juffrouw dame zelfst. naamw. juffrouw juf zelfst. naamw. juffrouw mejuffrouw zelfst. naamw. juffrouw ongehuwde vrouw zelfst. naamw. juffrouw schooljuffrouw zelfst. naamw. juffrouw onderwijzeres zelfst. naamw. juichen joelen werkwoord juichen jubelen werkwoord juichend jubelend overig. juist adequaat bijv. naamw. juist correct bijv. naamw. juist daarnet bijv. naamw. juist gepast bijv. naamw. juist kloppend bijv. naamw. juist krek bijv. naamw. juist precies bijv. naamw. juist zoëven bijv. naamw. juist billijk bijv. naamw. juist met name bijv. naamw. juist net bijv. naamw. juist schielijk bijv. naamw. juist pas bijv. naamw. juist meteen bijv. naamw. juist dadelijk bijv. naamw. juist daarstraks bijv. naamw. juist aanstonds bijv. naamw. juist secuur bijv. naamw. juist scherp bijv. naamw. juist punctueel bijv. naamw. juist prompt bijv. naamw. juist nauwkeurig bijv. naamw. juist nauwgezet bijv. naamw. juist minutieus bijv. naamw. juist accuraat bijv. naamw. juist zonet bijv. naamw. juist zojuist bijv. naamw. juist zo-even bijv. naamw. juist straks bijv. naamw. juist vlak bijv. naamw. juist exact bijv. naamw. juist goed bijv. naamw. juist onberispelijk bijv. naamw. juist passend bijv. naamw. juist geschikt bijv. naamw. juist waar bijv. naamw. juist uitgerekend bijv. naamw. juiste correct bijv. naamw. juiste geschikte bijv. naamw. juiste passende bijv. naamw. juister nader overig. juistheid echtheid zelfst. naamw. juistheid precisie zelfst. naamw. juistheid stiptheid zelfst. naamw. juistheid waarheid zelfst. naamw. juistheid preciesheid zelfst. naamw. juli hooimaand zelfst. naamw. juli hooitijd zelfst. naamw. jullie u overig. jumbo olifant zelfst. naamw. jumper trui zelfst. naamw. jumper pullover zelfst. naamw. jungle brei zelfst. naamw. jungle oerwoud zelfst. naamw. jungle rimboe zelfst. naamw. jungles rimboes overig. jungles oerwouden overig. junior jongere overig. junk druggebruiker zelfst. naamw. junk drugsverslaafde zelfst. naamw. junk prullaria zelfst. naamw. junk gebruiker zelfst. naamw. junk romm zelfst. naamw. junkie drugverslaafde zelfst. naamw. junkie junk zelfst. naamw. junta bewind zelfst. naamw. Jupijn Jupiter overig. Jupiter Jupijn overig. juridisch rechtsgeleerd bijv. naamw. juridisch rechtelijk bijv. naamw. jurisdictie bevoegdheid zelfst. naamw. jurisdictie gezagsgebied zelfst. naamw. jurisdictie rechtsbevoegdheid zelfst. naamw. jurisdictie rechtsgebied zelfst. naamw. jurisdictie departement zelfst. naamw. jurisprudentie rechtspraak zelfst. naamw. jurist pleiter zelfst. naamw. jurist rechtenstudent zelfst. naamw. jurist rechtsgeleerde zelfst. naamw. jurist verdediger zelfst. naamw. jurist raadsman zelfst. naamw. jurist pleitbezorger zelfst. naamw. jurist advocaat zelfst. naamw. jurist meester zelfst. naamw. jurk gewaad zelfst. naamw. jurk japon zelfst. naamw. jurk robe zelfst. naamw. jurk japon overig. jurk japon overig. jurk japon overig. jury panel zelfst. naamw. jury speljury zelfst. naamw. jurylid gezworene overig. jus sap zelfst. naamw. jus saus zelfst. naamw. jus vruchtensap zelfst. naamw. jus sapje zelfst. naamw. juskom sauskom zelfst. naamw. juslepel lepel zelfst. naamw. justificatie rechtvaardiging zelfst. naamw. justitie gerecht zelfst. naamw. justitie rechtspraak zelfst. naamw. justitie rechtswezen zelfst. naamw. justitieel rechterlijk bijv. naamw. justitieel gerechtelijk bijv. naamw. juweel diamant zelfst. naamw. juweel kleinood zelfst. naamw. juweel oogappel zelfst. naamw. juweel pracht zelfst. naamw. juweel sieraad zelfst. naamw. juweel bijou zelfst. naamw. juweel kleinood overig. juwelen sieraden zelfst. naamw. juwelen bijouterieën zelfst. naamw. juwelen juwelierswerk zelfst. naamw. juwelenkistje bijouteriekistje overig. juwelierswerk juwelen overig. juwelierswink juwelierszaak overig. juwelierszaak juwelierswink overig. juwezetting zetting zelfst. naamw. ka feeks zelfst. naamw. ka bazige vrouw overig. kaai kade zelfst. naamw. kaai walkant zelfst. naamw. kaai walkant zelfst. naamw. kaai walkant zelfst. naamw. kaak schandpaal zelfst. naamw. kaak scheepsbeschuit zelfst. naamw. kaakgestel kinnebak overig. kaakje biscuit zelfst. naamw. kaakje biskwietje zelfst. naamw. kaakje koekje zelfst. naamw. kaakje koek zelfst. naamw. kaakje biscuitje zelfst. naamw. kaakkramp trismus zelfst. naamw. kaakslag muilpeer overig. kaal afgesleten bijv. naamw. kaal arm bijv. naamw. kaal dor bijv. naamw. kaal haarloos bijv. naamw. kaal onbehaard bijv. naamw. kaal onherbergzaam bijv. naamw. kaal schraal bijv. naamw. kaal armoedig bijv. naamw. kaal sjofel bijv. naamw. kaal kaalhoofdige bijv. naamw. kaal geschild bijv. naamw. kaal zonhaar bijv. naamw. kaal steriel bijv. naamw. kaal ruig bijv. naamw. kaal ongastvrij bijv. naamw. kaalhoofdig kaal bijv. naamw. kaalhoofdige kaal overig. kaalhoofdige geschild overig. kaalhoofdige kale overig. kaalhoofdige kaalkop overig. kaalhoofdigheid haaruitval zelfst. naamw. kaalhoofdigheid alopecie zelfst. naamw. kaalhoofdigheid kaalte zelfst. naamw. kaalhoofdigheid haarloosheid zelfst. naamw. kaalkop kale zelfst. naamw. kaalkop skinhead zelfst. naamw. kaalkop kaalhoofdige zelfst. naamw. kaalkoppen kamensen overig. kaalte kaalhoofdigheid overig. kaalte haarloosheid overig. kaap voorgebergte overig. kaap landtong overig. kaapstander spil zelfst. naamw. kaapstanderpaal handspaak overig. kaar korf zelfst. naamw. kaarde kaardmachine overig. kaarde kaarden overig. kaarde roskam overig. kaarden kaardmachine werkwoord kaarden kaarde werkwoord kaardmachine kaarden overig. kaardmachine kaarde overig. kaars toorts zelfst. naamw. kaarsendover domper zelfst. naamw. kaarsendovers dompers overig. kaarsenhandelaar kruidenier overig. kaarsenhandelaar kaarsenmaker overig. kaarsenhouder kandelaar overig. kaarsenhouder kaarsenstandaard overig. kaarsenmaker kruidenier overig. kaarsenmaker kaarsenhandelaar overig. kaarsenpit lemmet zelfst. naamw. kaarsenpit pit zelfst. naamw. kaarsenstandaard kandelaar zelfst. naamw. kaarsenstandaard kaarsenhouder zelfst. naamw. kaarsrecht lijnrecht bijv. naamw. kaarsrecht loodrecht bijv. naamw. kaarsrecht stokstijf bijv. naamw. kaarsrecht recht bijv. naamw. kaart ansicht zelfst. naamw. kaart fiche zelfst. naamw. kaart landkaart zelfst. naamw. kaart plattegrond zelfst. naamw. kaart speelkaart zelfst. naamw. kaart toegangsbewijs zelfst. naamw. kaart ticket zelfst. naamw. kaart plaatsbewijs zelfst. naamw. kaart kaartje zelfst. naamw. kaart entreebiljet zelfst. naamw. kaartcontrole controle zelfst. naamw. kaarten kaartspel zelfst. naamw. kaartenbak kaartendoos overig. kaartendoos kaartenbak overig. kaartenhut kaartenkamer overig. kaartenhut cartotheek overig. kaartenkamer kaartenhut overig. kaartenkamer cartotheek overig. kaartenmaker cartograaf overig. kaartje biljet zelfst. naamw. kaartje toegangsbewijs zelfst. naamw. kaartje ticket zelfst. naamw. kaartje plaatsbewijs zelfst. naamw. kaartje kaart zelfst. naamw. kaartje entreebiljet zelfst. naamw. kaartjeskniptang kniptang zelfst. naamw. kaartlegster waarzegger zelfst. naamw. kaartregister kaartsysteem overig. kaartregisters kaartsystemen overig. kaartspel kaarten zelfst. naamw. kaartsysteem register zelfst. naamw. kaartsysteem kaartregister zelfst. naamw. kaartsystemen kaartregisters overig. kaas brie zelfst. naamw. kaas edammer zelfst. naamw. kaasachtig kazig overig. kaasstolp stulpkooi overig. kaasstolp stolphuis overig. kaasstolp stolp overig. kaasstolp dop overig. kaasstolp deksel overig. kaasstolp boerenhuis overig. kaasstremsel stremsel zelfst. naamw. kaasstremsel renet zelfst. naamw. kaatsen butsen werkwoord kaatsen springen werkwoord kaatser kaatsspeler overig. kaatsspeler kaatser overig. kab leiding overig. kab kabelleiding overig. kab geleiding overig. kab scheepskabel overig. kab kabeltouw overig. kabaal drukte zelfst. naamw. kabaal geraas zelfst. naamw. kabaal heibel zelfst. naamw. kabaal herrie zelfst. naamw. kabaal lawaai zelfst. naamw. kabaal leven zelfst. naamw. kabaal misbaar zelfst. naamw. kabaal pandemonium zelfst. naamw. kabaal rel zelfst. naamw. kabaal trammelant zelfst. naamw. kabaal spektakel zelfst. naamw. kabaal rumoer zelfst. naamw. kabaal tekeergaan zelfst. naamw. kabaalmaker lawaaimaker overig. kabaalmaker herrieschopper overig. kabbelen ruisen werkwoord kabbeling gekabbel zelfst. naamw. kabel kabelleiding zelfst. naamw. kabel scheepskabel zelfst. naamw. kabel streng zelfst. naamw. kabeldraad kabelgaren overig. kabelgaren kabeldraad overig. kabelleiding geleiding zelfst. naamw. kabelleiding kabel zelfst. naamw. kabelleiding leiding zelfst. naamw. kabelleiding kab zelfst. naamw. kabelspoor kabelspoorweg overig. kabelspoorweg kabelspoor overig. kabeltouw scheepskabel overig. kabeltouw kab overig. kabinet kabinetkast zelfst. naamw. kabinet kantoor zelfst. naamw. kabinet ministers zelfst. naamw. kabinet regering zelfst. naamw. kabinet kamer zelfst. naamw. kabinet gouvernement zelfst. naamw. kabinet gezag zelfst. naamw. kabinetje kastje overig. kabinetje kast overig. kabinetjes kastjes overig. kabinetkast kabinet zelfst. naamw. kabinetten kasten overig. kabouter aardmannetje zelfst. naamw. kabouter gnoom zelfst. naamw. kabouter aardgeest zelfst. naamw. kabouter dwerg zelfst. naamw. kabouter kobold zelfst. naamw. kabouter plaaggeest zelfst. naamw. kabouter wicht zelfst. naamw. kabouter schurk zelfst. naamw. kachel beschonken bijv. naamw. kachel allesbrander zelfst. naamw. kachel verwarming zelfst. naamw. kachel dronken zelfst. naamw. kachel vuur zelfst. naamw. kachel stoken zelfst. naamw. kachel oven zelfst. naamw. kachel brandstof zelfst. naamw. kachel haard zelfst. naamw. kadaster kadasterbureau zelfst. naamw. kadasterbureau kadaster zelfst. naamw. kadastreren inschrijven werkwoord kadaver kreng zelfst. naamw. kadaver lijk zelfst. naamw. kade aanlegplaats zelfst. naamw. kade kaai zelfst. naamw. kade walkant zelfst. naamw. kader context zelfst. naamw. kader leidinggevenden zelfst. naamw. kader lijst zelfst. naamw. kader omlijsting zelfst. naamw. kader omranding zelfst. naamw. kader rand zelfst. naamw. kader raam zelfst. naamw. kader staf zelfst. naamw. kaderlid staflid zelfst. naamw. kaderspel biljartspel overig. kadetje bol zelfst. naamw. kadetje broodje zelfst. naamw. kadetje puntje zelfst. naamw. kado cadeau zelfst. naamw. kado presentje zelfst. naamw. kado present zelfst. naamw. kado geschenk zelfst. naamw. kado aardigheid zelfst. naamw. kado pakje zelfst. naamw. kado gift zelfst. naamw. kaduuk bouwvallig bijv. naamw. kaffer oen zelfst. naamw. kaffer klootzak zelfst. naamw. kaffer snertvent zelfst. naamw. kaffer rotvent zelfst. naamw. kaffer lomperik overig. kaft boekomslag zelfst. naamw. kaft omslag zelfst. naamw. kaft kap zelfst. naamw. kaft deksel zelfst. naamw. kaft bedekking zelfst. naamw. kaften omslagen werkwoord kaften boekomslagen werkwoord Kaïn broedermoordenaar overig. kajuit cabine zelfst. naamw. kajuit hut zelfst. naamw. kajuit roef zelfst. naamw. kajuit cockpit zelfst. naamw. kajuitsjongen scheepsjongen overig. kak afgang zelfst. naamw. kak beer zelfst. naamw. kak bolus zelfst. naamw. kak drek zelfst. naamw. kak drol zelfst. naamw. kak drukte zelfst. naamw. kak excrement zelfst. naamw. kak faeces zelfst. naamw. kak poep zelfst. naamw. kak schijt zelfst. naamw. kak stront zelfst. naamw. kak darmafscheiding zelfst. naamw. kaka uitwerpsel zelfst. naamw. kakatoe kaketoe overig. kakelbont veelkleurig overig. kakelbont kleurrijk overig. kakelbont bont overig. kakelen kletsen werkwoord kakelen kwaken werkwoord kakelen praten werkwoord kakelen snateren werkwoord kakelen kwetteren werkwoord kakelen zwammen werkwoord kakelen wauwelen werkwoord kakelen spreken werkwoord kakelen kwekken werkwoord kakelen kwebbelen werkwoord kakelen klappen werkwoord kakelen babbelen werkwoord kakelvers kersvers overig. kaken uitsnijden werkwoord kaketoe papegaai zelfst. naamw. kaketoe kakatoe zelfst. naamw. kakken drukken werkwoord kakken beffen werkwoord kakken scheten werkwoord kakker lullo zelfst. naamw. kakker pauper overig. kakkerlak bakkerstor overig. kalander korenworm overig. kalbas pompoen overig. kalbas kalebas overig. kale kaalkop zelfst. naamw. kale kaalhoofdige zelfst. naamw. kalebas pompoen zelfst. naamw. kalebas kalbas zelfst. naamw. kalefateren kalfateren werkwoord kaleidoscoop caleidoscoop overig. kalenderjaar jaar zelfst. naamw. kalfateren kalefateren werkwoord kalfateren helling werkwoord kalfateren dok werkwoord kalfskarbonade kalfskotelet overig. kalfskotelet kalfskarbonade overig. kali kalium zelfst. naamw. kaliber capaciteiten zelfst. naamw. kaliber formaat zelfst. naamw. kalium kali zelfst. naamw. kalkachtig kalkhoudend overig. kalken kladden werkwoord kalken schrijven werkwoord kalken pennen werkwoord kalken witten werkwoord kalken sausen werkwoord kalkgehalte hardheid zelfst. naamw. kalkhoudend kalkachtig overig. kalkoen kalkoenvlees zelfst. naamw. kalkoenvlees kalkoen zelfst. naamw. kalkspecie pleister zelfst. naamw. kalligrafie schrijfkunst overig. kalligrafie schoonschrijfkunst overig. kalligrafie calligrafie overig. kalligrafie schoonschrift overig. kalm bedaard bijv. naamw. kalm gedeisd bijv. naamw. kalm gelaten bijv. naamw. kalm gelijkmoedig bijv. naamw. kalm kalmpjes bijv. naamw. kalm koelbloedig bijv. naamw. kalm onbewogen bijv. naamw. kalm onverstoorbaar bijv. naamw. kalm rustig bijv. naamw. kalm sereen bijv. naamw. kalm beheerst bijv. naamw. kalm leuk bijv. naamw. kalm zachtjes bijv. naamw. kalm stil bijv. naamw. kalm vreedzaam bijv. naamw. kalm vredig bijv. naamw. kalmaan gemak bijv. naamw. kalmaan akkertje bijv. naamw. kalmeren afkoelen werkwoord kalmeren sussen werkwoord kalmeren geruststellen werkwoord kalmeren bedaren werkwoord kalmerend rustgevend bijv. naamw. kalmerend sedatief bijv. naamw. kalmerend rustgevend overig. kalmering geruststelling zelfst. naamw. kalmeringsmiddel sedatief zelfst. naamw. kalmheid gemak zelfst. naamw. kalmheid geduld zelfst. naamw. kalmheid bedaardheid zelfst. naamw. kalmpjes kalm bijv. naamw. kalmpjes sereen bijv. naamw. kalmpjes rustig bijv. naamw. kalmpjes onbewogen bijv. naamw. kalmpjes gelijkmoedig bijv. naamw. kalmpjes bedaard bijv. naamw. kalmpjes vreedzaam bijv. naamw. kalmpjes vredig bijv. naamw. kalmpjes stil bijv. naamw. kalmte bedaardheid zelfst. naamw. kalmte gelijkmoedigheid zelfst. naamw. kalmte rust zelfst. naamw. kalmte rustigheid zelfst. naamw. kalmte stilte zelfst. naamw. kalmte vredigheid zelfst. naamw. kalmte onverstoorbaarheid zelfst. naamw. kalmte gelijkmatigheid zelfst. naamw. kalmte vrede zelfst. naamw. kalmte stilheid zelfst. naamw. kalverliefde jeugdliefde zelfst. naamw. kam bergrug zelfst. naamw. kam rug zelfst. naamw. kam bergkam zelfst. naamw. kamenier kamermeisje overig. kamenier kamenierster overig. kamenierster kamermeisje overig. kamenierster kamenier overig. kamenierstertje kamermeisje overig. kamensen kaalkoppen overig. kamer achterkamer zelfst. naamw. kamer eerste kamer zelfst. naamw. kamer kabinet zelfst. naamw. kamer kamertje zelfst. naamw. kamer vertrekken zelfst. naamw. kamer vertrek zelfst. naamw. kamer suite zelfst. naamw. kameraad maat zelfst. naamw. kameraad makker zelfst. naamw. kameraad vriend zelfst. naamw. kameraad kompel zelfst. naamw. kameraad spitsbroe zelfst. naamw. kameraad maatje zelfst. naamw. kameraad kompaan zelfst. naamw. kameraad gez zelfst. naamw. kameraad gabber zelfst. naamw. kameraad compagnon zelfst. naamw. kameraad kornuit zelfst. naamw. kameraad pal zelfst. naamw. kameraad kameraadje zelfst. naamw. kameraad vriendje zelfst. naamw. kameraad genoot zelfst. naamw. kameraad gezel zelfst. naamw. kameraadje vriendje overig. kameraadje makkertje overig. kameraadje maatje overig. kameraadje gabbertje overig. kameraadje vriend overig. kameraadje spitsbroe overig. kameraadje pal overig. kameraadje makker overig. kameraadje maat overig. kameraadje kornuit overig. kameraadje kompaan overig. kameraadje kameraad overig. kameraadje gez overig. kameraadje gabber overig. kameraadje compagnon overig. kameraadje vriendin overig. kameraadje hartsvriendin overig. kameraadschap vriendschap zelfst. naamw. kameraadschappelijk hartelijk bijv. naamw. kameraadschappelijk vriendschappelijk bijv. naamw. kameraadschappelijk amicaal bijv. naamw. kamerbediende kamerdienaar overig. kamerbediende herenknecht overig. kamerbediende butler overig. kamerdienaar butler zelfst. naamw. kamerdienaar kamerbediende zelfst. naamw. kamerdienaar herenknecht zelfst. naamw. kamerjapon negligé zelfst. naamw. kamerjas ochtendjas zelfst. naamw. kamermeisje kamenierster overig. kamermeisje kamenier overig. kamermeisje kamenierstertje overig. kamerplant plant zelfst. naamw. kamers vertrekken zelfst. naamw. kamerscherm scherm zelfst. naamw. kamertje cabine zelfst. naamw. kamertje hokje zelfst. naamw. kamertje kamer zelfst. naamw. kamerverhuur huurbaas overig. kamerverhuur huisheer overig. kamerverhuur huisbaas overig. kamerverhuur hospes overig. kamerverhuurder hospes zelfst. naamw. kamerverhuurder huisbaas zelfst. naamw. kamerverhuurster hospita overig. kamerwand wand zelfst. naamw. kamizool hemd zelfst. naamw. kamp aanhang zelfst. naamw. kamp bivak zelfst. naamw. kamp concentratiekamp zelfst. naamw. kamp gevecht zelfst. naamw. kamp kampement zelfst. naamw. kamp tweegevecht zelfst. naamw. kamp vakantiekamp zelfst. naamw. kamp woonwagenkamp zelfst. naamw. kamp worsteling zelfst. naamw. kamp kampeerterrein zelfst. naamw. kamp camping zelfst. naamw. kamp tweekamp zelfst. naamw. kamp duel zelfst. naamw. kamp strijd zelfst. naamw. kamp legerkamp zelfst. naamw. kamp legering zelfst. naamw. kamp tentenkamp zelfst. naamw. kampanje scheepskampanje zelfst. naamw. kampeerauto camper zelfst. naamw. kampeerauto kampeerwagen zelfst. naamw. kampeerauto kampeerbus zelfst. naamw. kampeerauto motorhome overig. kampeerauto motorhome overig. kampeerauto motorhome overig. kampeerbus kampeerwagen overig. kampeerbus kampeerauto overig. kampeerbus camper overig. kampeerder trekker zelfst. naamw. kampeerplaats camping zelfst. naamw. kampeerplaats campingplek zelfst. naamw. kampeertent tent zelfst. naamw. kampeerterrein camping zelfst. naamw. kampeerterrein kamp zelfst. naamw. kampeerwagen kampeerbus overig. kampeerwagen kampeerauto overig. kampeerwagen camper overig. kampement kamp zelfst. naamw. kampement legering zelfst. naamw. kampement legerkamp zelfst. naamw. kampement legerplaats zelfst. naamw. kampement tentenkamp zelfst. naamw. kampen knokken werkwoord Kampen strijden werkwoord kampen vechten werkwoord kampen matten werkwoord kampen duelleren werkwoord kampen bakkeleien werkwoord kamperen tentslapen werkwoord kampioen strijder zelfst. naamw. kampioen titelhouder zelfst. naamw. kampioen winnaar zelfst. naamw. kampplaats strijdperk zelfst. naamw. kampplaats strijdtoneel zelfst. naamw. kampplaats arena zelfst. naamw. kamprechter scheidsrechter overig. kamprechter scheidsman overig. kampvechter vechter zelfst. naamw. kamwiel kettingrad zelfst. naamw. kamwiel kettingwiel zelfst. naamw. kamwiel tandwiel zelfst. naamw. kamwielen kettingwielen zelfst. naamw. kamwielen kettingraderen zelfst. naamw. kan karaf zelfst. naamw. kan schenkkan zelfst. naamw. kanaal gracht zelfst. naamw. kanaal nauw zelfst. naamw. kanaal vaart zelfst. naamw. kanalen vaarten overig. kanarie piet zelfst. naamw. kanariegeel knalgeel overig. kandelaar kaarsenstandaard zelfst. naamw. kandelaar kandelaber zelfst. naamw. kandelaar luchter zelfst. naamw. kandelaar kaarsenhouder zelfst. naamw. kandelaber kandelaar zelfst. naamw. kandelaber luchter zelfst. naamw. kandidaat deelnemer zelfst. naamw. kandidaat examenkandidaat zelfst. naamw. kandidaat gegadigde zelfst. naamw. kandidaat geinteresseerde zelfst. naamw. kandidaat aspirant zelfst. naamw. kandidaat-notaris kandidaatnotaris zelfst. naamw. kandidaatnotaris kandidaat-notaris zelfst. naamw. kandidaatsstelling kandidatuur zelfst. naamw. kandidatuur kandidaatsstelling zelfst. naamw. kanen eten werkwoord kanibaal antopofaag overig. kanis kop zelfst. naamw. kanis waffel zelfst. naamw. kanjer joekel zelfst. naamw. kanjer knaap zelfst. naamw. kanjer spetter zelfst. naamw. kanjer knoepert zelfst. naamw. kanjer topper zelfst. naamw. kanjer uitblinker zelfst. naamw. kanjer loei zelfst. naamw. kanjer kokkerd zelfst. naamw. kanjer kokker zelfst. naamw. kanjer knoert zelfst. naamw. kanjer joek zelfst. naamw. kanjer gevaarte zelfst. naamw. kanjer stuk zelfst. naamw. kankeraar zuurpruim zelfst. naamw. kankeraar mopperaar zelfst. naamw. kankeraar knorrepot zelfst. naamw. kankeraar grompot zelfst. naamw. kankeraar brompot zelfst. naamw. kankeraar brombeer zelfst. naamw. kankeren afkraken werkwoord kankeren zeuren werkwoord kankeren pruttelen werkwoord kankeren morren werkwoord kankeren mopperen werkwoord kankeren klagen werkwoord kankeren brommen werkwoord kankergezwel gezwel zelfst. naamw. kankergezwel carcinoom zelfst. naamw. kankerpit mopperaar zelfst. naamw. kankerverwekkend carcinogeen bijv. naamw. kannetje schenkkannetje overig. kannibaal barbaar zelfst. naamw. kannibaal menseneter zelfst. naamw. kano bootje overig. kanoën kanovaren werkwoord kanon gewichtstuk zelfst. naamw. kanon geschut zelfst. naamw. kanon vuurmond zelfst. naamw. kanon stuk zelfst. naamw. kanon ster zelfst. naamw. kanon kei zelfst. naamw. kanon crack zelfst. naamw. kanonna kanonvuur overig. kanonnen geschut overig. kanonneren bestoken werkwoord kanonschot schot zelfst. naamw. kanonvuur kanonna overig. kanovaren kanoën werkwoord kans bof zelfst. naamw. kans mogelijkheid zelfst. naamw. kans vooruitzicht zelfst. naamw. kans waagstuk zelfst. naamw. kans risicovolonderneming zelfst. naamw. kans risico zelfst. naamw. kans gok zelfst. naamw. kans gewaagonderneming zelfst. naamw. kans gelegenheid zelfst. naamw. kans spreekgestoelte zelfst. naamw. kans preeksto zelfst. naamw. kans toekomst zelfst. naamw. kans perspectief zelfst. naamw. kansberekening kansrekening zelfst. naamw. kansbrief lot zelfst. naamw. kansel preekstoel zelfst. naamw. kanselarij griffie zelfst. naamw. kanselrede predikatie zelfst. naamw. kanselrede preek zelfst. naamw. kansen mogelijkheden zelfst. naamw. kansen potentie zelfst. naamw. kansen mogelijkheid zelfst. naamw. kansen gelegenheden zelfst. naamw. kanshebber favoriet zelfst. naamw. kansloos uitzichtloos bijv. naamw. kansloos hopeloos bijv. naamw. kansrekening kansberekening zelfst. naamw. kansspeelster speelster overig. kansspeelster gokster overig. kansspel loterij zelfst. naamw. kansspel spel zelfst. naamw. kansspel gokspel zelfst. naamw. kansspel geluksspel zelfst. naamw. kansspeler gokker zelfst. naamw. kansspeler speler zelfst. naamw. kant grens zelfst. naamw. kant kantkloswerk zelfst. naamw. kant richting zelfst. naamw. kant vlak zelfst. naamw. kant zij zelfst. naamw. kant zijkant zelfst. naamw. kant kantwerk zelfst. naamw. kant rand zelfst. naamw. kant zijde zelfst. naamw. kanteel tinne zelfst. naamw. kanteel trans zelfst. naamw. kanteldeur valdeur overig. kanteldeur tuimeldeur overig. kantelen kapseizen werkwoord kantelen omkeren werkwoord kantelen wentelen werkwoord kantelen roteren werkwoord kantelen ronddraaien werkwoord kantelen rollen werkwoord kantelen draaien werkwoord kantelen omvergooien werkwoord kantelen omgooien werkwoord kantelen omkantelen werkwoord kantelen kiepen werkwoord kantelen dompen werkwoord kanten marges zelfst. naamw. kanten randen zelfst. naamw. kanten richels zelfst. naamw. kantiek loflied overig. kantiek canticum overig. kantig hoekig bijv. naamw. kantine bedrijfsrestaurant zelfst. naamw. kantine schaftlokaal zelfst. naamw. kantkloswerk kant zelfst. naamw. kantkloswerk kantwerk zelfst. naamw. kantlijn marge zelfst. naamw. kanton district overig. kantoor administratie zelfst. naamw. kantoor kantoorgebouw zelfst. naamw. kantoorbediende bediende zelfst. naamw. kantoorbediende klerk zelfst. naamw. kantoorgebouw kantoor zelfst. naamw. kantoorstoel bureaustoel zelfst. naamw. kantoortijden kantooruren zelfst. naamw. kantoortijden werktijden zelfst. naamw. kantooruren kantoortijden zelfst. naamw. kantooruren werktijden zelfst. naamw. kantoren bureaus overig. kanttekening aantekening zelfst. naamw. kanttekening commentaar zelfst. naamw. kanttekening opmerking zelfst. naamw. kantwerk kantkloswerk overig. kantwerk kant overig. kanunniken domheren overig. kap hoofddeksel zelfst. naamw. kap korst zelfst. naamw. kap mantel zelfst. naamw. kap muts zelfst. naamw. kap overkapping zelfst. naamw. kap omslag zelfst. naamw. kap kaft zelfst. naamw. kap deksel zelfst. naamw. kap bedekking zelfst. naamw. kap overdekking zelfst. naamw. kap koep zelfst. naamw. kap dak zelfst. naamw. kap afdekkap zelfst. naamw. kapel harmonie zelfst. naamw. kapel kerk zelfst. naamw. kapel muziekkorps zelfst. naamw. kapel fanfarekorps zelfst. naamw. kapel fanfare zelfst. naamw. kapel blaaskapel zelfst. naamw. kapelaan hulppriester zelfst. naamw. kapelaan pastor zelfst. naamw. kapelaan vicaris zelfst. naamw. kapelaan hulpprediker zelfst. naamw. kapelaan plaatsvervanger zelfst. naamw. kapellen bedehuizen zelfst. naamw. kapellen muziekgezelschappen zelfst. naamw. kapellen kerken zelfst. naamw. kapen gappen werkwoord kapen stelen werkwoord kapen wegnemen werkwoord kapen verdonkeremanen werkwoord kapen toeëigenen werkwoord kapen snaaien werkwoord kapen pikken werkwoord kapen ontnemen werkwoord kapen inpikken werkwoord kaper gijzelaar zelfst. naamw. kaper zeerover zelfst. naamw. kaper piraat zelfst. naamw. kaperschepen piratenschepen overig. kaperschip roverschip overig. kaperschip piratenschip overig. kaperschip zeerover overig. kapitaal aanzienlijk bijv. naamw. kapitaal formidabel bijv. naamw. kapitaal bezit zelfst. naamw. kapitaal fortuin zelfst. naamw. kapitaal geldmiddelen zelfst. naamw. kapitaal financiëmiddelen zelfst. naamw. kapitaalkrachtig rijk bijv. naamw. kapitalist plutocraat zelfst. naamw. kapitein bevelhebber zelfst. naamw. kapitein scheepsgezagvoerder zelfst. naamw. kapitein schipper zelfst. naamw. kapitein commandant zelfst. naamw. kapitein aanvoer zelfst. naamw. kapitein scheepskapitein zelfst. naamw. kapiteins schippers overig. kapiteins scheepskapiteins overig. kapiteins scheepsgezagvoerders overig. kapittel hoofdstuk zelfst. naamw. kapittel chapiter zelfst. naamw. kapittelen berispen werkwoord kapje dop zelfst. naamw. kapje samentrekkingsteken zelfst. naamw. kapje kapjesteken zelfst. naamw. kapje circumflex zelfst. naamw. kapje keppel overig. kapjesteken samentrekkingsteken overig. kapjesteken kapje overig. kapjesteken circumflex overig. kaplaars gummilaars overig. kapmeeuw kokmeeuw overig. kapmes mes zelfst. naamw. kapmes hakmes zelfst. naamw. kapoets monnikskap overig. kapok matras zelfst. naamw. kapot afgepeigerd bijv. naamw. kapot beschadigd bijv. naamw. kapot buiten dienst bijv. naamw. kapot diep bedroefd bijv. naamw. kapot opgetogen bijv. naamw. kapot te barsten bijv. naamw. kapot tebarst bijv. naamw. kapot stuk bijv. naamw. kapot defect bijv. naamw. kapot gebarsten bijv. naamw. kapot geruineerd bijv. naamw. kapot gebroken bijv. naamw. kapot onklaar bijv. naamw. kapotbreken breken werkwoord kapotgaan stukgaan overig. kapotgaan sterven overig. kapotgaan overlijden overig. kapotgaan omkomen overig. kapotgaan doodgaan overig. kapotgooien stukgooien overig. kapotje condoom zelfst. naamw. kapotje preservatief zelfst. naamw. kapotmaken moeren werkwoord kapotmaken mollen werkwoord kapotmaken nekken werkwoord kapotmaken vernielen werkwoord kapotslaan afbreken werkwoord kapotslaan stukslaan werkwoord kapotslaan verbrijzelen werkwoord kapotslaan inslaan werkwoord kapottrekken stuktrekken overig. kapotwerken sloven overig. kapotwerken pezen overig. kapotwerken buffelen overig. kapotwerken afbeulen overig. kapotwerken aanpoten overig. kappen coifferen werkwoord kappen knippen werkwoord kappen nokken werkwoord kappen eindigen zelfst. naamw. kappen omhakken zelfst. naamw. kappen vellen werkwoord kappen houwen werkwoord kappen hakken werkwoord kappen uitscheiden werkwoord kappen staken werkwoord kappen ophouden werkwoord kappen afhaken werkwoord kapper barbier zelfst. naamw. kapper coiffeur zelfst. naamw. kapper kapperszaak zelfst. naamw. kapper kappertjesstruik zelfst. naamw. kappers coiffeurs overig. kapperssalon kapsalon overig. kapperszaak kapper zelfst. naamw. kapsalon salon zelfst. naamw. kapsalon kapperssalon zelfst. naamw. kapseizen kantelen werkwoord kapsel frisuur overig. kapsel coiffure overig. kapsones dikdoenerij zelfst. naamw. kapsones kouwe drukte zelfst. naamw. kapsones praatjes zelfst. naamw. kapsones pretentie zelfst. naamw. kapsones kouwe drukte overig. kapsones kouwe drukte overig. kapsones kouwe drukte overig. kapspieg toiletspieg overig. kapster coiffeu overig. kapstok kledingstandaard overig. kaptafel toilettafel overig. kar auto zelfst. naamw. kar fiets zelfst. naamw. kar handkar zelfst. naamw. kar vehikel zelfst. naamw. kar wagen zelfst. naamw. kar voertuig zelfst. naamw. kar rijtuig zelfst. naamw. karabijn buks overig. karaf kan zelfst. naamw. karakter aard zelfst. naamw. karakter inborst zelfst. naamw. karakter letterteken zelfst. naamw. karakter persoonlijkheid zelfst. naamw. karakter symbool zelfst. naamw. karakter geaardheid zelfst. naamw. karakter letter zelfst. naamw. karakter natuur zelfst. naamw. karakter mentaliteit zelfst. naamw. karakter inslag zelfst. naamw. karakter gemoed zelfst. naamw. karakterbeschrijving karakterisering zelfst. naamw. karakterbeschrijving karakterschets zelfst. naamw. karakterbeschrijving karaktertekening zelfst. naamw. karakterbeschrijving karakterschildering zelfst. naamw. karaktereigenschap karaktertrek zelfst. naamw. karaktereigenschap kwalititeit zelfst. naamw. karaktereigenschap kenmerk zelfst. naamw. karakteriseren getekend werkwoord karakteriseren kenmerken werkwoord karakteriseren kenschetsen werkwoord karakteriseren tekenen werkwoord karakteriseren typeren werkwoord karakterisering classificatie zelfst. naamw. karakterisering eigenschap zelfst. naamw. karakterisering karakterbeschrijving zelfst. naamw. karakterisering karakteristiek zelfst. naamw. karakterisering kenmerk zelfst. naamw. karakterisering kenschets zelfst. naamw. karakterisering typering zelfst. naamw. karakterisering karaktertekening zelfst. naamw. karakterisering karakterschildering zelfst. naamw. karakterisering karakterschets zelfst. naamw. karakteristiek kenmerkend bijv. naamw. karakteristiek tekenend bijv. naamw. karakteristiek typerend bijv. naamw. karakteristiek typisch bijv. naamw. karakteristiek beeld zelfst. naamw. karakteristiek karakterisering zelfst. naamw. karakteristiek karaktertrek zelfst. naamw. karakteristiek kenmerk zelfst. naamw. karakteristiek eigenschap zelfst. naamw. karakteristiek stigma zelfst. naamw. karakteristiek typering zelfst. naamw. karakterloos halfslachtig bijv. naamw. karakterloos nietszeggend bijv. naamw. karakterloos slap bijv. naamw. karakterloos zonkarakter bijv. naamw. karakters letters zelfst. naamw. karakterschets karakterbeschrijving zelfst. naamw. karakterschets karaktertekening zelfst. naamw. karakterschets karakterschildering zelfst. naamw. karakterschets karakterisering zelfst. naamw. karakterschildering karaktertekening zelfst. naamw. karakterschildering karakterschets overig. karakterschildering karakterisering zelfst. naamw. karakterschildering karakterbeschrijving zelfst. naamw. karaktertekening karakterschildering zelfst. naamw. karaktertekening karakterschets overig. karaktertekening karakterisering zelfst. naamw. karaktertekening karakterbeschrijving zelfst. naamw. karaktertrek eigenschap zelfst. naamw. karaktertrek karaktereigenschap zelfst. naamw. karaktertrek karakteristiek zelfst. naamw. karaktertrek kenmerk zelfst. naamw. karaktertrek stigma zelfst. naamw. karaktertrek trek zelfst. naamw. karaktertrek kwalititeit zelfst. naamw. karaktertrekje trekje zelfst. naamw. karate vechtsport zelfst. naamw. karater legendarische overig. karbona kotelet overig. karbonade kotelet zelfst. naamw. karbonkel puist zelfst. naamw. karbouw buffel zelfst. naamw. karbouw buff zelfst. naamw. kardinaal cruciaal bijv. naamw. kardinaal kerkvorst zelfst. naamw. kardinaal voornaamst zelfst. naamw. kardinaalshoed kardinaalsmijter overig. kardinaalsmijter kardinaalshoed overig. karig gierig bijv. naamw. karig pover bijv. naamw. karig schraal bijv. naamw. karig magertjes bijv. naamw. karig krap bijv. naamw. karig mager bijv. naamw. karig berooid bijv. naamw. karig schamel bijv. naamw. karig armzalig bijv. naamw. karigheid schamelheid zelfst. naamw. karigheid schraalheid zelfst. naamw. karigheid poverheid zelfst. naamw. karigheid armzaligheid zelfst. naamw. karikatuur spotprent zelfst. naamw. karikatuur spottekening zelfst. naamw. karkas beenderen zelfst. naamw. karkas geraamte zelfst. naamw. karmijn karmijnrood bijv. naamw. karmijn karmozijnrood bijv. naamw. karmijnrood karmijn bijv. naamw. karmijnrood karmozijnrood bijv. naamw. karmozijnrood karmijnrood overig. karmozijnrood karmijn overig. karn boterton overig. karn botervat overig. karonje kreng zelfst. naamw. karonje kwaad wijf zelfst. naamw. karos koets zelfst. naamw. karpet kleed zelfst. naamw. karpet tapijt zelfst. naamw. karpet vloerkleed zelfst. naamw. karren fietsen werkwoord karren kruien werkwoord karren rijden werkwoord karrenpaard paard zelfst. naamw. karretje fiets zelfst. naamw. karretje wagentje zelfst. naamw. karretje autootje zelfst. naamw. kartel inkeping zelfst. naamw. kartel karteling zelfst. naamw. kartel pool zelfst. naamw. kartel syndicaat zelfst. naamw. kartelen inkepen werkwoord karteling kartel zelfst. naamw. karton doos zelfst. naamw. karton pak zelfst. naamw. karwats zweep zelfst. naamw. karwats zweep overig. karwei arbeid zelfst. naamw. karwei job zelfst. naamw. karwei kluif zelfst. naamw. karwei klus zelfst. naamw. karwei misdaad zelfst. naamw. karwei werk zelfst. naamw. karwei taak zelfst. naamw. karweitje bezigheid zelfst. naamw. karweitje klusje zelfst. naamw. kas broeikas zelfst. naamw. kas contanten zelfst. naamw. kas geldkistje zelfst. naamw. kas kassa zelfst. naamw. kasgeld cash zelfst. naamw. kasgeld kasmiddelen zelfst. naamw. kasmiddelen kasgeld overig. kasplant plant zelfst. naamw. kasregister kas zelfst. naamw. kasregister kassa zelfst. naamw. kassa kas zelfst. naamw. kassa kasregister zelfst. naamw. kassa loket zelfst. naamw. kassabon bon zelfst. naamw. kassabonnen bonnen zelfst. naamw. kassajuffrouw caissière overig. kassajuffrouw penningmeesteresse overig. kassei kinderhoofdje zelfst. naamw. kasserol steelpan overig. kasserol kastrol overig. kasserol braadpan overig. kassier penningmeester zelfst. naamw. kassier thesaurier zelfst. naamw. kassier schatmeester zelfst. naamw. kassière caissière zelfst. naamw. kassière kassierster zelfst. naamw. kassierster caissière zelfst. naamw. kassierster kassière zelfst. naamw. kasstuk kassucces zelfst. naamw. kasstuk succesnummer zelfst. naamw. kasstuk treffer zelfst. naamw. kasstuk topper zelfst. naamw. kasstuk successtuk zelfst. naamw. kasstuk succes zelfst. naamw. kasstuk schlager zelfst. naamw. kasstuk kraker zelfst. naamw. kasstuk klapper zelfst. naamw. kasstuk hit zelfst. naamw. kassucces kasstuk zelfst. naamw. kassucces topper zelfst. naamw. kast bergmeubel zelfst. naamw. kast gevangenis zelfst. naamw. kast kastje zelfst. naamw. kast kabinetje zelfst. naamw. kast kuip zelfst. naamw. kast kom zelfst. naamw. kast bak zelfst. naamw. kastanje kastanjeboom zelfst. naamw. kastanjebomen kastanjes zelfst. naamw. kastanjeboom kastanje zelfst. naamw. kastanjebruin roodbruin overig. kastanjes kastanjebomen zelfst. naamw. kasteel burcht zelfst. naamw. kasteel citadel zelfst. naamw. kasteel slot zelfst. naamw. kasteel ridderslot zelfst. naamw. kasteel ridderkasteel zelfst. naamw. kasteel sterkte zelfst. naamw. kasteel fort zelfst. naamw. kasteel chateau zelfst. naamw. kasteelheer slotheer overig. kasteelheer burchtheer overig. kasteeltoren slottoren overig. kasteeltoren burchttoren overig. kastelein caféhouder zelfst. naamw. kastelein herbergier zelfst. naamw. kastelein kroeghouder zelfst. naamw. kastelein slotvoogd zelfst. naamw. kastelein kroeghou zelfst. naamw. kastelein waard zelfst. naamw. kastelein kroegbaas zelfst. naamw. kastelein caféhou zelfst. naamw. kastelen sloten zelfst. naamw. kastelen vestingen zelfst. naamw. kastelen burchten zelfst. naamw. kasteloze paria zelfst. naamw. kasten kabinetten overig. kastijden geselen werkwoord kastijden tuchtigen werkwoord kastijden vernederen werkwoord kastijden ergeren werkwoord kastijding plaag zelfst. naamw. kastijding tuchtiging zelfst. naamw. kastijding straf zelfst. naamw. kastijding bestraffing zelfst. naamw. kastje kast zelfst. naamw. kastje schrijn zelfst. naamw. kastje kabinetje zelfst. naamw. kastje vierkantje zelfst. naamw. kastje kistje zelfst. naamw. kastje hokje zelfst. naamw. kastje doosje zelfst. naamw. kastje bakje zelfst. naamw. kastjes kabinetjes overig. kastrol steelpan overig. kastrol kasserol overig. kastrol braadpan overig. kat boskat zelfst. naamw. kat kattenkop zelfst. naamw. kat rotopmerking zelfst. naamw. katabolisme weefselafbraak zelfst. naamw. katapult slinger zelfst. naamw. katastrofaal uitzichtloos overig. katastrofaal uitzichtloos overig. katastrofaal uitzichtloos overig. kater kat zelfst. naamw. kater mannetjespoes zelfst. naamw. katheder leerstoel zelfst. naamw. kathedraal dom zelfst. naamw. kathedraal kerk zelfst. naamw. kathedraal domkerk zelfst. naamw. katholiek paaps bijv. naamw. katholiek rooms bijv. naamw. katholiek houtje zelfst. naamw. katjang pindanoot overig. katjang pinda overig. katje poesje overig. katoen boomwol zelfst. naamw. katoen denim zelfst. naamw. katoen katoengaren zelfst. naamw. katoen katoenstof zelfst. naamw. katoen kous zelfst. naamw. katoen katoendraad zelfst. naamw. katoendraad katoengaren overig. katoendraad katoen overig. katoengaren katoen zelfst. naamw. katoengaren katoendraad zelfst. naamw. katoenstof katoen overig. katrol hijsblok zelfst. naamw. katrol takel zelfst. naamw. katrol takelblok zelfst. naamw. katrol hijstoestel zelfst. naamw. kattebak kattenbak zelfst. naamw. kattebelletje schrijfsel overig. kattebelletje krabbel overig. kattebelletje kladje overig. kattebelletje kladbriefje overig. kattebelletje briefje overig. kattebelletje aantekening overig. kattebelletje krabbelbriefje overig. kattekwaad kattenkwaad zelfst. naamw. katten kritiseren werkwoord katten kraken werkwoord katten afkraken werkwoord kattenbak bak zelfst. naamw. kattenbak kattebak zelfst. naamw. kattenbak poezenbak zelfst. naamw. kattenkop kat zelfst. naamw. kattenkwaad baldadigheid zelfst. naamw. kattenkwaad kattekwaad zelfst. naamw. kattenkwaad uitsteker zelfst. naamw. kattenkwaad schelmerij zelfst. naamw. kattenkwaad schelmenstreek zelfst. naamw. kattenkwaad ondeugendheid zelfst. naamw. kattenkwaad kwajongensstreek zelfst. naamw. kattenstaart kattestaart zelfst. naamw. kattestaart kattenstaart zelfst. naamw. kattestaart amarant zelfst. naamw. kattig bits bijv. naamw. kattig pinnig bijv. naamw. kattig snibbig bijv. naamw. kattig vinnig bijv. naamw. kattig spinnig bijv. naamw. kattig snauwerig bijv. naamw. kattig onvriendelijk bijv. naamw. kattigheid vinnigheid zelfst. naamw. kattigheid bitsheid zelfst. naamw. katzwijm flauwte zelfst. naamw. katzwijm zwijm zelfst. naamw. kauwen bijten werkwoord kav terrein overig. kav perceel overig. kav gebied overig. kav bouwterrein overig. kavalje krot overig. kavel gebied zelfst. naamw. kavel perceel zelfst. naamw. kavel terrein zelfst. naamw. kavelen verkavelen werkwoord kavelen verdelen werkwoord kaveling verkaveling zelfst. naamw. kaviaar steurkuit overig. kazemat bunker overig. kazig kaasachtig overig. keel hals zelfst. naamw. keel keelgat zelfst. naamw. keel strot zelfst. naamw. keelader halsader overig. keelgat hals zelfst. naamw. keelgat keel zelfst. naamw. keelgat strot zelfst. naamw. keelgaten strotten overig. keelontsteking angina zelfst. naamw. keelontsteking keelpijn zelfst. naamw. keelontsteking faryngitis zelfst. naamw. keelpijn keelontsteking zelfst. naamw. keelpijn pijn zelfst. naamw. keep inkerving zelfst. naamw. keep vink zelfst. naamw. keep kerf zelfst. naamw. keep inkeping zelfst. naamw. keep sponning zelfst. naamw. keep insnijding zelfst. naamw. keeper doelverdediger zelfst. naamw. keeper doelman zelfst. naamw. keer gelegenheid zelfst. naamw. keer keerpunt zelfst. naamw. keer kentering zelfst. naamw. keer maal zelfst. naamw. keer ommekeer zelfst. naamw. keer verandering zelfst. naamw. keer wijziging zelfst. naamw. keer ombuiging zelfst. naamw. keer wending zelfst. naamw. keer omslag zelfst. naamw. keer ommezwaai zelfst. naamw. keer omkeer zelfst. naamw. keer eens zelfst. naamw. keerdam dam zelfst. naamw. keerdam stuw zelfst. naamw. keerdam stuwdam zelfst. naamw. keerdam waterkering zelfst. naamw. keerpunt keer zelfst. naamw. keerpunt ommekeer zelfst. naamw. keerpunt wending zelfst. naamw. keerrijm refrein overig. keerzijde achterkant zelfst. naamw. keerzijde ommezijde zelfst. naamw. keerzijde schaduwzijde zelfst. naamw. keerzijde rugzijde zelfst. naamw. keerzijde achterzijde zelfst. naamw. keeshond fik zelfst. naamw. keet barak zelfst. naamw. keet bende zelfst. naamw. keet bouwkeet zelfst. naamw. keet bouwvakkersonderkomen zelfst. naamw. keet chaos zelfst. naamw. keet pret zelfst. naamw. keet pretmakerij zelfst. naamw. keet loods zelfst. naamw. keet hangaar zelfst. naamw. keet plezier zelfst. naamw. keet lol zelfst. naamw. keet leut zelfst. naamw. keet jolijt zelfst. naamw. keet gein zelfst. naamw. keet jool zelfst. naamw. keet zootje zelfst. naamw. keet wanordelijkheid zelfst. naamw. keet wanorde zelfst. naamw. keet regelloosheid zelfst. naamw. keet puinhoop zelfst. naamw. keet heksenket zelfst. naamw. keffen blaffen werkwoord keg wig zelfst. naamw. keg alcolholadem zelfst. naamw. keg pilon zelfst. naamw. keg keil zelfst. naamw. kegel alcolholadem zelfst. naamw. kegel pilon zelfst. naamw. kegelbal kegelspelbal overig. kegelsnede kegelvormig overig. kegelspelbal kegelbal overig. kegelvormig conisch bijv. naamw. kegelvormig taps bijv. naamw. kegelvormig kegelsnede bijv. naamw. kei bolleboos zelfst. naamw. kei coryfee zelfst. naamw. kei kassei zelfst. naamw. kei rolsteen zelfst. naamw. kei slimmerd zelfst. naamw. kei geweldenaar zelfst. naamw. kei crack zelfst. naamw. kei ster zelfst. naamw. kei kanon zelfst. naamw. kei ronkeisteen zelfst. naamw. kei kinderkopje zelfst. naamw. kei kinderhoofdje zelfst. naamw. kei steen zelfst. naamw. kei rolst zelfst. naamw. keihard bikkelhard bijv. naamw. keihard oorverdovend bijv. naamw. keihard spijkerhard bijv. naamw. keihard steenhard bijv. naamw. keihard verbitterd bijv. naamw. keihard glashard bijv. naamw. keihard knalhard bijv. naamw. keihard staalhard bijv. naamw. keihard ijzerhard bijv. naamw. keil wig zelfst. naamw. keil keg zelfst. naamw. keilen gooien werkwoord keilen smijten werkwoord keisteen vuursteen overig. keisteen kiezelsteen overig. keisteen kiezel overig. keizand kiezelsteentjes overig. keizand kiezels overig. keizand grindsteen overig. keizand grind overig. keizer heerser zelfst. naamw. keizer monarch zelfst. naamw. keizer vorst zelfst. naamw. keizer tsaar zelfst. naamw. keizerin monarch zelfst. naamw. keizerrijken imperia overig. kel gewelf overig. kelder gewelf zelfst. naamw. kelderen duikelen werkwoord kelderen tuimelen werkwoord kelderen vallen werkwoord kelderen zakken werkwoord kelderen zinken werkwoord kelderen terugvallen werkwoord kelderen inzakken werkwoord kelderen kieperen werkwoord kelderen kiepen werkwoord kelderen flikkeren werkwoord kelen vermoorden werkwoord kelk bokaal zelfst. naamw. kelken bloemkronen overig. kelkenbakje onderzetter zelfst. naamw. kelner bediende zelfst. naamw. kelner ober zelfst. naamw. kelner tafelbediende zelfst. naamw. kelnerin bediende zelfst. naamw. kelnerin serveerster zelfst. naamw. kelnerin dienster zelfst. naamw. keloïd littekengezwel zelfst. naamw. kemphaan vechtjas overig. kemphaan vechtersbaas overig. kemphaan ruziezoeker overig. kemphaan messentrekker overig. kemphaan knokker overig. kemphaan ijzervreter overig. kemphaan vechter overig. kemphaan twistzoeker overig. kemphaan twiststoker overig. kemphaan ruziemaker overig. kemphaan haantje overig. kemphanen twistzoekers overig. kemphanen ruziezoekers overig. kemphanen ruziemakers overig. kemphanen herriezoekers overig. kemphanen herrieschoppers overig. ken kennen werkwoord kenau ka zelfst. naamw. kenbaar merkelijk overig. kencijfer kengetal overig. kengetal netnummer zelfst. naamw. kengetal kencijfer zelfst. naamw. kenmerk aanduiding zelfst. naamw. kenmerk bewijs zelfst. naamw. kenmerk eigenschap zelfst. naamw. kenmerk karakterisering zelfst. naamw. kenmerk karakteristiek zelfst. naamw. kenmerk karaktertrek zelfst. naamw. kenmerk merkteken zelfst. naamw. kenmerk parameter zelfst. naamw. kenmerk merk zelfst. naamw. kenmerk kwalititeit zelfst. naamw. kenmerk karaktereigenschap zelfst. naamw. kenmerk stigma zelfst. naamw. kenmerk typering zelfst. naamw. kenmerk kenteken zelfst. naamw. kenmerk etiket zelfst. naamw. kenmerken karakteriseren werkwoord kenmerken kenschetsen werkwoord kenmerken tekenen werkwoord kenmerken merken werkwoord kenmerken aangeven werkwoord kenmerken aanduiden werkwoord kenmerken typeren werkwoord kenmerkend karakteristiek bijv. naamw. kenmerkend typisch bijv. naamw. kenmerkend specifiek bijv. naamw. kenmerkend typerend bijv. naamw. kenmerkend tekenend bijv. naamw. kennel pension zelfst. naamw. kennelijk apert bijv. naamw. kennelijk ogenschijnlijk bijv. naamw. kennelijk blijkbaar bijv. naamw. kennelijk klaarblijkelijk bijv. naamw. kennelijk merkelijk bijv. naamw. kennelijk onmiskenbaar bijv. naamw. kennelijk uitgesproken bijv. naamw. kennelijk evident bijv. naamw. kennelijk duidelijk bijv. naamw. kennelijk schijnbaar bijv. naamw. kennen beheersen werkwoord kennen ken werkwoord kenner connaisseur zelfst. naamw. kenner deskundige zelfst. naamw. kennis bekende zelfst. naamw. kennis bewustzijn zelfst. naamw. kennis geleerdheid zelfst. naamw. kennis informatie zelfst. naamw. kennis weten zelfst. naamw. kennis sjoege zelfst. naamw. kennis bekenpersoon zelfst. naamw. kennisgeven kennisgeving zelfst. naamw. kennisgeven kond doen zelfst. naamw. kennisgeven informeren zelfst. naamw. kennisgeven aanzeggen zelfst. naamw. kennisgeven aankondigen zelfst. naamw. kennisgeving aankondigen zelfst. naamw. kennisgeving aankondiging zelfst. naamw. kennisgeving aanzeggen zelfst. naamw. kennisgeving aanzegging zelfst. naamw. kennisgeving deurwaardersexploot zelfst. naamw. kennisgeving informeren zelfst. naamw. kennisgeving kennisgeven zelfst. naamw. kennisgeving mededeling zelfst. naamw. kennisgeving proclamatie zelfst. naamw. kennisgeving verwittiging zelfst. naamw. kennisgeving verkondiging zelfst. naamw. kennisgeving melding zelfst. naamw. kennisgeving bekendmaking zelfst. naamw. kennisgeving afkondiging zelfst. naamw. kennisgeving sommatie zelfst. naamw. kennisgeving aanschrijving zelfst. naamw. kennisgeving informatie zelfst. naamw. kennisgeving convocatie zelfst. naamw. kennisgeving kond doen zelfst. naamw. kennisoverdracht informatie zelfst. naamw. kennissenkring vriendenkring zelfst. naamw. kenschets karakterisering zelfst. naamw. kenschets typering zelfst. naamw. kenschetsen karakteriseren werkwoord kenschetsen kenmerken werkwoord kenschetsen typeren werkwoord kenschetsen tekenen werkwoord kenschetsend typerend bijv. naamw. kenschetsend tekenend bijv. naamw. kenspreuk zinspreuk overig. kenspreuk motto overig. kenspreuk devies overig. kenteken merk zelfst. naamw. kenteken merkteken zelfst. naamw. kenteken nummerplaat zelfst. naamw. kenteken nestveren zelfst. naamw. kenteken livrei zelfst. naamw. kenteken lakeien zelfst. naamw. kenteken dienstkleding zelfst. naamw. kenteken bedienden zelfst. naamw. kenteken symbool zelfst. naamw. kenteken herkenningsteken zelfst. naamw. kenteken kenmerk zelfst. naamw. kenteken etiket zelfst. naamw. kenteken onderscheidingsteken zelfst. naamw. kentekenplaat nummerbord zelfst. naamw. kenteren draaien werkwoord kenteren keren werkwoord kentering keer zelfst. naamw. kentering ombuiging zelfst. naamw. kentering omkeer zelfst. naamw. kentering ommekeer zelfst. naamw. kentering omslag zelfst. naamw. kentering ommezwaai zelfst. naamw. kentering verandering zelfst. naamw. kenteringen ommekeren overig. kenteringen omkeringen overig. kenteringen wendingen overig. kenteringen veranderingen overig. kepen kerven werkwoord kepen inkerven werkwoord kepen inkepen werkwoord keper keperstof zelfst. naamw. keperstof keper zelfst. naamw. keppel kapje overig. ker vent overig. ker knul overig. ker knakker overig. ker gozer overig. ker goser overig. ker man overig. ker gast overig. ker manspersoon overig. keramiek aardewerkproduct zelfst. naamw. keramiek pottenbakkerskunst zelfst. naamw. keramist pottenbakker overig. keratitis oogbindvliesontsteking zelfst. naamw. kerel bink zelfst. naamw. kerel gast zelfst. naamw. kerel gozer zelfst. naamw. kerel knul zelfst. naamw. kerel man zelfst. naamw. kerel manspersoon zelfst. naamw. kerel vent zelfst. naamw. kerel patroon zelfst. naamw. kerel knaap zelfst. naamw. kerel beschermer zelfst. naamw. kereltje baasje zelfst. naamw. kereltje broekvent zelfst. naamw. kereltje broekie zelfst. naamw. kereltje mannetje zelfst. naamw. keren afwenden werkwoord keren draaien werkwoord keren kenteren werkwoord keren omdraaien werkwoord keren omkeren werkwoord keren wenden werkwoord keren zwenken werkwoord keren wentelen werkwoord keren ronddraaien werkwoord keren teruggaan werkwoord kerf groef zelfst. naamw. kerf inkerving zelfst. naamw. kerf keep zelfst. naamw. kerf inkeping zelfst. naamw. kerfsnede inkerving overig. kering omkering zelfst. naamw. kering ommedraai zelfst. naamw. kering wenteling overig. kerk basiliek zelfst. naamw. kerk gezindte zelfst. naamw. kerk kerkgebouw zelfst. naamw. kerk kerkgemeenschap zelfst. naamw. kerk tempel zelfst. naamw. kerk synagoog zelfst. naamw. kerk synagoge zelfst. naamw. kerk moskee zelfst. naamw. kerk godshuis zelfst. naamw. kerk bedehuis zelfst. naamw. kerk parochie zelfst. naamw. kerkban ban zelfst. naamw. kerkbank bank zelfst. naamw. kerkdienaar koster overig. kerkdienst eredienst zelfst. naamw. kerkdienst godsdienstoefening zelfst. naamw. kerkdienst dienst zelfst. naamw. kerkdorp dorp zelfst. naamw. kerkekamer sacristie overig. kerkekamer consistorie overig. kerkelijk geestelijk bijv. naamw. kerkelijk kerksgezind bijv. naamw. kerkelijk godsdienstig bijv. naamw. kerkelijk vroom bijv. naamw. kerkelijk religieus bijv. naamw. kerkelijk godvruchtig bijv. naamw. kerkelijk gelovig bijv. naamw. kerkelijk kerks bijv. naamw. kerkelijk recht tucht overig. kerken bedehuizen zelfst. naamw. kerken kapellen zelfst. naamw. kerkenraad kerkvergadering zelfst. naamw. kerker cel overig. kerker cachot overig. kerker wildedierenkooi overig. kerker gevangenis overig. kerker dwinger overig. kerker onderaardgevangenis overig. kerker kerkergevangenis overig. kerkergevangenis onderaardgevangenis overig. kerkergevangenis kerker overig. kerkgebouw bedehuis zelfst. naamw. kerkgebouw godshuis zelfst. naamw. kerkgebouw kerk zelfst. naamw. kerkgebouw tempel zelfst. naamw. kerkgebouw synagoog zelfst. naamw. kerkgebouw synagoge zelfst. naamw. kerkgebouw moskee zelfst. naamw. kerkgebruik rite zelfst. naamw. kerkgemeenschap kerk zelfst. naamw. kerkgemeenschap parochie zelfst. naamw. kerkgenootschap gezindte zelfst. naamw. kerkgenootschap kerk zelfst. naamw. kerkgezang kerkzang zelfst. naamw. kerkhof begraafplaats zelfst. naamw. kerkhoven begraafplaatsen overig. kerkklok uurwerk zelfst. naamw. kerkliederen psalmen overig. kerks fijne bijv. naamw. kerks godsdienstig bijv. naamw. kerks kerksgezind bijv. naamw. kerks kerkelijk bijv. naamw. kerksgezind kerkelijk bijv. naamw. kerksgezind kerks bijv. naamw. kerksgezindheid kerksheid zelfst. naamw. kerksheid kerksgezindheid zelfst. naamw. kerktoren toren zelfst. naamw. kerkuil torenuil zelfst. naamw. kerkuil uil zelfst. naamw. kerkvergadering concilie zelfst. naamw. kerkviering mis zelfst. naamw. kerkviering dienst zelfst. naamw. kerkvolk ecclesia overig. kerkvoogd opperpriester overig. kerkvorst aartsbisschop zelfst. naamw. kerkzang kerkgezang zelfst. naamw. kermen jammeren werkwoord kermen kreunen werkwoord kermen lamenteren werkwoord Kermis lunapark zelfst. naamw. kermis markt zelfst. naamw. kermis jaarbeurs zelfst. naamw. kermisgast kermisklant overig. kermisklant kermisgast overig. kern binnenste zelfst. naamw. kern dorp zelfst. naamw. kern essentie zelfst. naamw. kern middelpunt zelfst. naamw. kern midden zelfst. naamw. kern centrum zelfst. naamw. kern strekking zelfst. naamw. kern hoofdzaak zelfst. naamw. kernachtig raak bijv. naamw. kernachtig bondig bijv. naamw. kernachtig gezegde aforisme zelfst. naamw. kernbom atoombom zelfst. naamw. kernenergie atoomenergie overig. kernspreuk aforisme zelfst. naamw. kernspreuk motto zelfst. naamw. kernwapen atoomwapen zelfst. naamw. kerosine olie zelfst. naamw. kerosine petroleum zelfst. naamw. kerseboom kersenboom zelfst. naamw. kersenboom kerseboom zelfst. naamw. kerserood kersrood overig. kerspel parochie zelfst. naamw. kersrood kerserood overig. kerstenen bekeren werkwoord kerstversiering piek zelfst. naamw. kersvers nieuw bijv. naamw. kersvers net bijv. naamw. kersvers kakelvers bijv. naamw. kerven inkepen werkwoord kerven uitsnijden werkwoord kerven kepen werkwoord kerven inkerven werkwoord ket kookket overig. ketel kookketel zelfst. naamw. ketel tank zelfst. naamw. ketelbinkie scheepsjongen overig. ketelhuis ketelruimte overig. ketelruimte ketelhuis overig. keteltje waterstoof overig. keteltje waterkruik overig. keteltrom pauk overig. keten donderjagen werkwoord keten aaneenschakeling zelfst. naamw. keten bergschuren zelfst. naamw. keten boei zelfst. naamw. keten halssieraad zelfst. naamw. keten ketting zelfst. naamw. keten reeks zelfst. naamw. keten winkelketen zelfst. naamw. keten rij zelfst. naamw. keten tracé zelfst. naamw. keten kluister zelfst. naamw. keten serie zelfst. naamw. keten loodsen zelfst. naamw. keten snoer zelfst. naamw. ketenen binden werkwoord ketenen boeien werkwoord ketenen kluisteren werkwoord ketenen knevels werkwoord ketenen kluisters werkwoord ketjap sojasaus overig. ketoeknijpen wurgen overig. ketsen afstoten werkwoord ketsen neuken werkwoord ketsen palen werkwoord ketsen weggaan werkwoord ketter afvallige zelfst. naamw. ketter ketters zelfst. naamw. ketter afvallig zelfst. naamw. kettergericht ketterverbranding overig. kettergericht auto-da-fe overig. ketterij dwaalleer zelfst. naamw. ketterij heresie zelfst. naamw. ketters ketter overig. ketters afvallig overig. ketters onrechtzinnig overig. ketterverbranding heksenverbranding zelfst. naamw. ketterverbranding kettergericht zelfst. naamw. ketterverbranding auto-da-fe zelfst. naamw. ketting aaneenschakeling zelfst. naamw. ketting collier zelfst. naamw. ketting halssieraad zelfst. naamw. ketting halssnoer zelfst. naamw. ketting keten zelfst. naamw. ketting snoer zelfst. naamw. ketting kluister zelfst. naamw. ketting boei zelfst. naamw. ketting kettinkje zelfst. naamw. ketting halsketting zelfst. naamw. kettingrad kamwiel zelfst. naamw. kettingrad kettingwiel zelfst. naamw. kettingraderen kettingwielen overig. kettingraderen kamwielen overig. kettingwiel kettingrad overig. kettingwiel kamwiel overig. kettingwielen kamwielen zelfst. naamw. kettingwielen kettingraderen zelfst. naamw. kettinkje ketting overig. kettinkje halssnoer overig. kettinkje halsketting overig. keu biljartstok zelfst. naamw. keu biljartstok overig. keu biljartstok overig. keu biljartstok overig. keukendoek theedoek zelfst. naamw. keukendoek theedoeken zelfst. naamw. keukenfornuis fornuis zelfst. naamw. keukengeiser geiser zelfst. naamw. keukengerei keukenuitrusting zelfst. naamw. keukenmeester kok overig. keukenmeid keukenprinses zelfst. naamw. keukenmeid meid zelfst. naamw. keukenmes mes zelfst. naamw. keukenprinses keukenmeid zelfst. naamw. keukenprinses meid zelfst. naamw. keukenuitrusting keukengerei zelfst. naamw. keukenzout zout zelfst. naamw. Keulen Köln overig. keur assortiment zelfst. naamw. keur elite zelfst. naamw. keur overvloed zelfst. naamw. keur waarborg zelfst. naamw. keur sortering zelfst. naamw. keur keuze zelfst. naamw. keur collectie zelfst. naamw. keuren beoordelen werkwoord keuren beproeven werkwoord keuren examineren werkwoord keuren proeven werkwoord keuren schouwen werkwoord keuren inspecteren werkwoord keuren controleren werkwoord keuren monsteren werkwoord keuren testen werkwoord keuren onderzoeken werkwoord keuren proberen werkwoord keurig beschaafd bijv. naamw. keurig braaf bijv. naamw. keurig gepast bijv. naamw. keurig net bijv. naamw. keurig netjes bijv. naamw. keurig onberispelijk bijv. naamw. keurig proper bijv. naamw. keurig respectabel bijv. naamw. keurig correct bijv. naamw. keurig mooi bijv. naamw. keurig kies bijv. naamw. keurig eerzaam bijv. naamw. keurig eerbaar bijv. naamw. keurig onbesproken bijv. naamw. keurig zorgvuldig bijv. naamw. keurig goed overig. keurigheid fatsoen zelfst. naamw. keurigheid netheid zelfst. naamw. keurigheid kiesheid zelfst. naamw. keurigheid gepastheid zelfst. naamw. keurigheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. keurigheid eerbaarheid zelfst. naamw. keurigheid smetteloosheid zelfst. naamw. keurigheid properheid zelfst. naamw. keurigheid ordelijkheid zelfst. naamw. keurigheid opgeruimdheid zelfst. naamw. keurigheid onberispelijkheid zelfst. naamw. keuring beoordeling zelfst. naamw. keurkorps elite zelfst. naamw. keurmerk ijk zelfst. naamw. keurmerk keurstempel zelfst. naamw. keurmerken waarmerken overig. keurmerken ijkmerken overig. keurslijf korset zelfst. naamw. keurslijf benauwentoestand zelfst. naamw. keurslijf lijfje zelfst. naamw. keurslijf lijf zelfst. naamw. keurslijfjes keurslijven overig. keurslijven keurslijfjes overig. keursoldaat grenadier overig. keurstempel keurmerk zelfst. naamw. keurtroepen keurkorps zelfst. naamw. keus keuzemogelijkheid zelfst. naamw. keus optie zelfst. naamw. keus variëteit zelfst. naamw. keus keuze zelfst. naamw. keut uitwerpsel overig. keut hoop overig. keut drol overig. keutel dreumes zelfst. naamw. keutel drol zelfst. naamw. keuvelaar theetante overig. keuvelaar prater overig. keuvelaar kouter overig. keuvelaar klapekster overig. keuvelaar babbelaar overig. keuvelen babbelen werkwoord keuvelen kouten werkwoord keuvelen kletsen werkwoord keuze alternatief zelfst. naamw. keuze assortiment zelfst. naamw. keuze bloemlezing zelfst. naamw. keuze eerste keus zelfst. naamw. keuze keuzemogelijkheid zelfst. naamw. keuze selectie zelfst. naamw. keuze variatie zelfst. naamw. keuze verkiezing zelfst. naamw. keuze voorkeur zelfst. naamw. keuze sortering zelfst. naamw. keuze keur zelfst. naamw. keuze collectie zelfst. naamw. keuze keus zelfst. naamw. keuze verandering zelfst. naamw. keuze variëteit zelfst. naamw. keuze afwisseling zelfst. naamw. keuze uitverkiezing zelfst. naamw. keuze voorlief zelfst. naamw. keuze smaak zelfst. naamw. keuzemogelijkheid alternatief zelfst. naamw. keuzemogelijkheid keus zelfst. naamw. keuzemogelijkheid keuze zelfst. naamw. kever tor zelfst. naamw. keveren slapen werkwoord kezen neuken werkwoord kibbelen bekvechten werkwoord kidnappen ontvoeren werkwoord kidnappen roven werkwoord kidnapper ontvoerder zelfst. naamw. kidnapper gijzelnemer zelfst. naamw. kidnapper gijzelhou zelfst. naamw. kidnapper ontvoer zelfst. naamw. kidnapping ontvoering zelfst. naamw. kiek foto zelfst. naamw. kieken fotograferen werkwoord kiekje foto zelfst. naamw. kiel hes overig. kiel boezeroen overig. kiel penneschacht overig. kiel pen overig. kielen hessen werkwoord kielwater zog zelfst. naamw. kielwater kielzog zelfst. naamw. kielzog kielwater overig. kielzog zog overig. kiem haard zelfst. naamw. kiem zaad zelfst. naamw. kiemcel geslachtscel overig. kiemcel gameet overig. kiemcel spore overig. kiemen ontkiemen werkwoord kiemvrij bacteriënvrij overig. kiemvrijheid asepsis zelfst. naamw. kien attent bijv. naamw. kien bijdehand bijv. naamw. kien pienter bijv. naamw. kien slim bijv. naamw. kien spits bijv. naamw. kien uitgekookt bijv. naamw. kien uitgeslapen bijv. naamw. kien snugger bijv. naamw. kien schrander bijv. naamw. kien clever bijv. naamw. kien goochem bijv. naamw. kienspel bingo zelfst. naamw. kienspel lotto zelfst. naamw. kiepauto stortkar overig. kiepauto stortkar overig. kiepauto stortkar overig. kiepen gooien werkwoord kiepen kantelen werkwoord kiepen kippen werkwoord kiepen tuimelen werkwoord kiepen dompen werkwoord kiepen vallen werkwoord kiepen kieperen werkwoord kiepen kelderen werkwoord kiepen flikkeren werkwoord kieperen buitelen werkwoord kieperen gooien werkwoord kieperen vallen werkwoord kieperen tuimelen werkwoord kieperen kiepen werkwoord kieperen kelderen werkwoord kieperen flikkeren werkwoord kiepkar lorrie zelfst. naamw. kier reet zelfst. naamw. kier sleuf zelfst. naamw. kier opening zelfst. naamw. kier gleuf zelfst. naamw. kier spleet overig. kieren openstaan werkwoord kierewiet krankjorum overig. kierewiet knots overig. kierewiet knettergek overig. kierewiet hoorndol overig. kierewiet getikt overig. kierewiet geschift overig. kierewiet mesjogge overig. kierewiet mal overig. kierewiet maf overig. kies discreet bijv. naamw. kies fijngevoelig bijv. naamw. kies respectabel bijv. naamw. kies tactvol bijv. naamw. kies zedig bijv. naamw. kies ingetogen bijv. naamw. kies discrete bijv. naamw. kies bescheiden bijv. naamw. kies keurig bijv. naamw. kies eerzaam bijv. naamw. kies eerbaar bijv. naamw. kies maaltand bijv. naamw. kiesbaarheid verkiesbaarheid zelfst. naamw. kiesdistrict stemdistrict zelfst. naamw. kiesdistrict kieskring zelfst. naamw. kiesgerechtigde kiesman zelfst. naamw. kiesgerechtigde kiezer zelfst. naamw. kiesheid discretie zelfst. naamw. kiesheid geheimhouding zelfst. naamw. kiesheid netheid zelfst. naamw. kiesheid keurigheid zelfst. naamw. kiesheid gepastheid zelfst. naamw. kiesheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. kiesheid fatsoen zelfst. naamw. kiesheid eerbaarheid zelfst. naamw. kieskeurig moeilijk bijv. naamw. kieskring stemdistrict overig. kieskring kiesdistrict overig. kiesman kiesgerechtigde zelfst. naamw. kiesman kiezer zelfst. naamw. kiespijn pijn zelfst. naamw. kiespijn tandpijn zelfst. naamw. kiesrecht stemrecht zelfst. naamw. kiesrecht vrijlaten zelfst. naamw. kiesrecht bevrijden zelfst. naamw. kiesschijf draaischijf overig. kiesstem stem zelfst. naamw. kietelaar clitoris zelfst. naamw. kietelaar kittelaar zelfst. naamw. kietelen kittelen werkwoord kietelen kriebelen werkwoord kietelend kittelachtig overig. kiev wiet overig. kiev stuff overig. kiev hennep overig. kiev hasjiesj overig. kiev hasj overig. kiev haschisch overig. kiezel kiezelsteen zelfst. naamw. kiezel vuursteen zelfst. naamw. kiezel keisteen zelfst. naamw. kiezel kiezelst zelfst. naamw. kiezels kiezelsteentjes overig. kiezels keizand overig. kiezels grindsteen overig. kiezels grind overig. kiezelst kiezel overig. kiezelsteen kiezel zelfst. naamw. kiezelsteen steen zelfst. naamw. kiezelsteen vuursteen zelfst. naamw. kiezelsteen keisteen zelfst. naamw. kiezelsteentjes grindsteen zelfst. naamw. kiezelsteentjes kiezels zelfst. naamw. kiezelsteentjes keizand zelfst. naamw. kiezelsteentjes grind zelfst. naamw. kiezen selecteren werkwoord kiezen stem uitbrengen werkwoord kiezen opteren werkwoord kiezen stemmen werkwoord kiezen balloteren werkwoord kiezen ziften werkwoord kiezen uitzoeken werkwoord kiezen uitpikken werkwoord kiezen uitkiezen werkwoord kiezen schiften werkwoord kiezen verkiezen werkwoord kiezen uitlezen werkwoord kiezer kiesman overig. kiezer kiesgerechtigde overig. kiezers kiezersvolk overig. kiezers kiezerskorps overig. kiezerskorps kiezersvolk overig. kiezerskorps kiezers overig. kiezersvolk kiezerskorps overig. kiezersvolk kiezers overig. kif kinnesinne overig. kif jaloezie overig. kif afgunst overig. kiften bakkeleien werkwoord kiften twisten werkwoord kiften ruziën werkwoord kiften krakelen werkwoord kiften kijven werkwoord kijk idee zelfst. naamw. kijk inzicht zelfst. naamw. kijk uitzicht zelfst. naamw. kijk visie zelfst. naamw. kijk ziezo zelfst. naamw. kijk ziedaar zelfst. naamw. kijk hierzo zelfst. naamw. kijk hier zelfst. naamw. kijk alstublieft zelfst. naamw. kijk alsjeblieft zelfst. naamw. kijk overzicht zelfst. naamw. kijk blik zelfst. naamw. kijk aanblik zelfst. naamw. kijk zicht zelfst. naamw. kijk vue zelfst. naamw. kijk vergezicht zelfst. naamw. kijk prospect zelfst. naamw. kijk panorama zelfst. naamw. kijk gezicht zelfst. naamw. kijk zienswijze zelfst. naamw. kijk opvatting zelfst. naamw. kijk opinie zelfst. naamw. kijk oordeel zelfst. naamw. kijk mening zelfst. naamw. kijk denkbeeld zelfst. naamw. kijk! zie! overig. kijken aanschouwen werkwoord kijken bestuderen werkwoord kijken gluren werkwoord kijken observeren werkwoord kijken schouwen werkwoord kijken zien werkwoord kijken turen werkwoord kijken staren werkwoord kijken toeschouwen werkwoord kijken waarnemen werkwoord kijken gadeslaan werkwoord kijken bekijken werkwoord kijken opmerken werkwoord kijken ontwaren werkwoord kijken onderscheiden werkwoord kijker televisiekijker zelfst. naamw. kijker verrekijker zelfst. naamw. kijker binocle zelfst. naamw. kijkers publiek zelfst. naamw. kijkers ogen zelfst. naamw. kijkgat spiekgaatje overig. kijkgraag kijklustig overig. kijkkast teevee zelfst. naamw. kijkkast tv zelfst. naamw. kijklustig kijkgraag overig. kijven bekvechten werkwoord kijven twisten werkwoord kijven ruziën werkwoord kijven krakelen werkwoord kijven kiften werkwoord kijven uitvaren werkwoord kijven kwaadspreken werkwoord kikker kikvors zelfst. naamw. kikkervisje dikkop overig. kikvors kikker zelfst. naamw. kikvorspak duikpak overig. kil afgemeten bijv. naamw. kil frisjes bijv. naamw. kil guur bijv. naamw. kil koeltjes bijv. naamw. kilo gewicht zelfst. naamw. kilometerpaaltjes wegmarkering overig. kilometerpaaltjes wegbebakening overig. kilometerpaaltjes verkeersstrepen overig. kilometerpaaltjes railing overig. kilometerteller snelheidsmeter zelfst. naamw. kilometerteller kilometerwijzer zelfst. naamw. kilometerwijzer snelheidsmeter overig. kilometerwijzer kilometerteller overig. kilte kou zelfst. naamw. kilte koelte zelfst. naamw. kilte koelheid zelfst. naamw. kilte gereserveerdheid zelfst. naamw. kilte afstandelijkheid zelfst. naamw. kilte frisheid zelfst. naamw. kilte ongezelligheid zelfst. naamw. kim einder zelfst. naamw. kim horizon zelfst. naamw. kim gezichtsein zelfst. naamw. kim ein zelfst. naamw. kina China overig. kina kinabast overig. kinabast kina overig. kinbaardje sik overig. kinbaardje sik overig. kinbaardje sik overig. kind baby zelfst. naamw. kind grom, grommetje zelfst. naamw. kind kleintje zelfst. naamw. kind kleuter zelfst. naamw. kind kroost zelfst. naamw. kind zuigeling zelfst. naamw. kind wicht zelfst. naamw. kind nakomeling overig. kinder-dagverblijf toevluchtsoord overig. kinder-dagverblijf toevlucht overig. kinder-dagverblijf steun overig. kinder-dagverblijf schat overig. kinder-dagverblijf bolwerk overig. kinderachtig flauw bijv. naamw. kinderachtig infantiel bijv. naamw. kinderachtig zoetelijk bijv. naamw. kinderachtig kinderlijk bijv. naamw. kinderachtigheid spel zelfst. naamw. kinderachtigheid peuleschil zelfst. naamw. kinderachtigheid kinderspel zelfst. naamw. kinderachtigheid beuzelarij zelfst. naamw. kinderaftrek aftrek zelfst. naamw. kinderbad pierebad zelfst. naamw. kinderbed kinderledikantje zelfst. naamw. kinderbewaarplaats peuterspeelzaal overig. kinderbewaarplaats creche overig. kinderdagverblijf crèche zelfst. naamw. kinderen nageslacht zelfst. naamw. kinderen telgen zelfst. naamw. kinderen nakomelingen zelfst. naamw. kinderen kroost zelfst. naamw. kinderen gebroed zelfst. naamw. kinderen broed zelfst. naamw. kinderhoofdje ronkeisteen overig. kinderhoofdje kinderkopje overig. kinderhoofdje kei overig. kinderjaren kindertijd overig. kinderjaren jeugd overig. kinderjuffrouw gouvernante zelfst. naamw. kinderkamer kamer zelfst. naamw. kinderkamer speelkamer zelfst. naamw. kinderkamer speelruimte zelfst. naamw. kinderkopje ronkeisteen overig. kinderkopje kinderhoofdje overig. kinderkopje kei overig. kinderledikantje kinderbed zelfst. naamw. kinderlijk klein bijv. naamw. kinderlijk onvolwassen bijv. naamw. kinderlijk pueriel bijv. naamw. kinderlijk infantiel bijv. naamw. kinderlijk kinderachtig bijv. naamw. kinderlijkheid simpelheid zelfst. naamw. kinderlijkheid onnozelheid zelfst. naamw. kinderlijkheid naïviteit zelfst. naamw. kinderlijkheid naïveteit zelfst. naamw. kindermantel huzarenjas overig. kindermantel damesmantel overig. kindermeisje oppas zelfst. naamw. kinderoppas babysitter zelfst. naamw. kinderoppas oppas zelfst. naamw. kinderoppas babyoppas zelfst. naamw. kinderschooltje kleuterschool overig. kinderspeeltje rammelaar zelfst. naamw. kinderspel doodsimpel zelfst. naamw. kinderspel gespeel zelfst. naamw. kinderspel spel zelfst. naamw. kinderspel peuleschil zelfst. naamw. kinderspel kinderachtigheid zelfst. naamw. kinderspel beuzelarij zelfst. naamw. kindertijd jeugd zelfst. naamw. kindertijd kinderjaren zelfst. naamw. kindje baby zelfst. naamw. kindje peuter zelfst. naamw. kindouman sufferd overig. kinds dement bijv. naamw. kindschap verwantschap overig. kindschap tak overig. kindschap afstamming overig. kindsheid aderverkalking zelfst. naamw. kindskind kleinkind overig. kink lus overig. kink kronkel overig. kink knoop overig. kink draai overig. kink vleg overig. kink proleet overig. kink lomperd overig. kink hork overig. kink pumm overig. kink lumm overig. kinkel boerenpummel zelfst. naamw. kinkhoest pertussis zelfst. naamw. kinnebak kaakgestel overig. kinnesinne kif overig. kinnesinne jaloezie overig. kinnesinne afgunst overig. kiosk verkoophuisje overig. kip agent zelfst. naamw. kip hen zelfst. naamw. kip kloek zelfst. naamw. kip hoen zelfst. naamw. kiplekker gezond bijv. naamw. kiplekker prima bijv. naamw. kiplekker mieters bijv. naamw. kippen kiepen werkwoord kippenboutje kippenpoot zelfst. naamw. kippenei ei zelfst. naamw. kippengaas ijzergaas zelfst. naamw. kippenhok hoenderhok zelfst. naamw. kippenhok kippenren zelfst. naamw. kippenhok kippenloop zelfst. naamw. kippenhok ren zelfst. naamw. kippenhok pluimveehok zelfst. naamw. kippenhok hoenderkooi zelfst. naamw. kippenhokken neuken werkwoord kippenloop kippenren overig. kippenloop kippenhok overig. kippenpoot kippenboutje zelfst. naamw. kippenrek kippestok overig. kippenren kippenhok zelfst. naamw. kippenren kippenloop zelfst. naamw. kippensoep kippesoep zelfst. naamw. kippenvel kippevel zelfst. naamw. kippenvoer zaad zelfst. naamw. kippesoep kippensoep zelfst. naamw. kippestok kippenrek overig. kippevel kippenvel zelfst. naamw. kirren koeren werkwoord kismet noodlot overig. kissebissen bekvechten werkwoord kist bak zelfst. naamw. kist krat zelfst. naamw. kist schrijn zelfst. naamw. kisten laarzen zelfst. naamw. kistje cassette zelfst. naamw. kistje doos zelfst. naamw. kistje vierkantje zelfst. naamw. kistje kastje zelfst. naamw. kistje hokje zelfst. naamw. kistje doosje zelfst. naamw. kistje bakje zelfst. naamw. kistje kratje zelfst. naamw. kistjes schoenen zelfst. naamw. kistjes schrijnen zelfst. naamw. kistjes schoeisel zelfst. naamw. kit kolenkit zelfst. naamw. kit lijm zelfst. naamw. kit kolenemmer zelfst. naamw. kit kolenbak zelfst. naamw. kit plaksel zelfst. naamw. kit plak zelfst. naamw. kit kleefstof zelfst. naamw. kits in orde bijv. naamw. kits voor elkaar zelfst. naamw. kitsch glitter zelfst. naamw. kitsch prullaria zelfst. naamw. kitsch clichékunst zelfst. naamw. kitschstuk smartlap overig. kittelaar clitoris zelfst. naamw. kittelaar kietelaar zelfst. naamw. kittelachtig kietelend overig. kittelen kietelen werkwoord kittelorig lichtgeraakt bijv. naamw. kittelorig overgevoelig bijv. naamw. kittelorig prikkelbaar bijv. naamw. kittig bijdehand bijv. naamw. klaaglied treurlied zelfst. naamw. klaaglied treurzang zelfst. naamw. klaaglied treurdicht zelfst. naamw. klaaglied elegie overig. klaaglied elegie overig. klaaglied elegie overig. klaaglijk klagerig bijv. naamw. klaaglijk jeremiërend bijv. naamw. klaaglijk jammerend bijv. naamw. klaaglijk weeklagend bijv. naamw. klaaglijk lamenterend bijv. naamw. klaaglijk klagend bijv. naamw. klaaglijk klagelijk bijv. naamw. klaagschrift rekest zelfst. naamw. klaagzang treurzang zelfst. naamw. klaagzang lijkzang zelfst. naamw. klaar af bijv. naamw. klaar duidelijk bijv. naamw. klaar gereed bijv. naamw. klaar onbewolkt bijv. naamw. klaar paraat bijv. naamw. klaar volbracht bijv. naamw. klaar voltooid bijv. naamw. klaar vaardig bijv. naamw. klaar verricht bijv. naamw. klaar gedaan bijv. naamw. klaar beëindigd bijv. naamw. klaar helder bijv. naamw. klaar voorbij bijv. naamw. klaar uit bijv. naamw. klaar over bijv. naamw. klaar geëindigd bijv. naamw. klaar afgelopen bijv. naamw. klaar afgedaan bijv. naamw. klaar gepleegd bijv. naamw. klaarblijkelijk overduidelijk bijv. naamw. klaarblijkelijk blijkbaar bijv. naamw. klaarblijkelijk duidelijk bijv. naamw. klaarblijkelijk kennelijk bijv. naamw. klaarblijkelijk uitgesproken bijv. naamw. klaarblijkelijk evident bijv. naamw. klaarblijkelijk apert bijv. naamw. klaarblijkelijk onmiskenbaar bijv. naamw. klaarblijkelijkheid blijkbaarheid zelfst. naamw. klaarheid helderheid zelfst. naamw. klaarheid duidelijkheid zelfst. naamw. klaarheid begrijpelijkheid zelfst. naamw. klaarheid lichtsterkte zelfst. naamw. klaarkomen ejaculeren werkwoord klaarkrijgen voltooien werkwoord klaarkrijgen volmaken werkwoord klaarkrijgen volbrengen werkwoord klaarkrijgen klaarmaken werkwoord klaarkrijgen completeren werkwoord klaarkrijgen beëindigen werkwoord klaarkrijgen afwerken werkwoord klaarkrijgen afronden werkwoord klaarkrijgen afmaken werkwoord klaarkrijgen afkrijgen werkwoord klaarleggen klaarzetten werkwoord klaarmaken afwerken werkwoord klaarmaken klaarspelen werkwoord klaarmaken toebereiden werkwoord klaarmaken voltooien werkwoord klaarmaken bereiden zelfst. naamw. klaarmaken prepareren werkwoord klaarmaken brouwen werkwoord klaarmaken volmaken werkwoord klaarmaken volbrengen werkwoord klaarmaken klaarkrijgen werkwoord klaarmaken completeren werkwoord klaarmaken beëindigen werkwoord klaarmaken afronden werkwoord klaarmaken afmaken werkwoord klaarmaken afkrijgen werkwoord klaarspelen bolwerken werkwoord klaarspelen flikken werkwoord klaarspelen slagen werkwoord klaarspelen doorkomen werkwoord klaarspelen lappen werkwoord klaarspelen fixen werkwoord klaarspelen bewerkstelligen werkwoord klaarspelen bedingen werkwoord klaarspelen fiksen werkwoord klaarzetten klaarleggen werkwoord klabak smeris zelfst. naamw. klacht aandoening zelfst. naamw. klacht beklag zelfst. naamw. klacht klagen zelfst. naamw. klacht grief zelfst. naamw. klacht bezwaar zelfst. naamw. klad concept zelfst. naamw. klad proefversie zelfst. naamw. klad kladwerk zelfst. naamw. kladbriefje krabbel zelfst. naamw. kladbriefje schrijfsel zelfst. naamw. kladbriefje kladje zelfst. naamw. kladbriefje kattebelletje zelfst. naamw. kladbriefje briefje zelfst. naamw. kladbriefje aantekening zelfst. naamw. kladbriefje krabbelbriefje zelfst. naamw. kladden kliederen werkwoord kladden kalken werkwoord kladden vlekken werkwoord kladden morsen werkwoord kladden knoeien werkwoord kladder knoeier overig. kladder klie overig. kladder kladderaar overig. kladder broddelaar overig. kladderaar knoeier overig. kladderaar klie overig. kladderaar kladder overig. kladderaar broddelaar overig. kladderen klodderen werkwoord kladderen kliederen werkwoord kladders vloeiblokken overig. kladje schrijfsel overig. kladje krabbel overig. kladje kladbriefje overig. kladje kattebelletje overig. kladje briefje overig. kladje aantekening overig. kladje krabbelbriefje overig. kladjes schrijfsels overig. kladwerk prutswerk overig. kladwerk knutselwerk overig. kladwerk knoeiwerk overig. kladwerk broddelwerk overig. kladwerk proefversie overig. kladwerk klad overig. klagelijk weeklagend bijv. naamw. klagelijk lamenterend bijv. naamw. klagelijk klagend bijv. naamw. klagelijk klaaglijk bijv. naamw. klagelijk jeremiërend bijv. naamw. klagelijk jammerend bijv. naamw. klagen jammeren werkwoord klagen klacht indienen werkwoord klagen zeuren werkwoord klagen pruttelen werkwoord klagen morren werkwoord klagen mopperen werkwoord klagen kankeren werkwoord klagen brommen werkwoord klagen klacht werkwoord klagen grief werkwoord klagen bezwaar werkwoord klagen lamenteren overig. klagend jeremiërend bijv. naamw. klagend larmoyant bijv. naamw. klagend weeklagend bijv. naamw. klagend lamenterend bijv. naamw. klagend klagelijk bijv. naamw. klagend klaaglijk bijv. naamw. klagend jammerend bijv. naamw. klager requirant overig. klager eiser overig. klager eisenpartij overig. klager beschuldiger overig. klagerig klaaglijk overig. klagerig jeremiërend overig. klagerig jammerend overig. klakkeloos lichtvaardig bijv. naamw. klakkeloos blindelings bijv. naamw. klakkeloos lukraak bijv. naamw. klakkeloos zomaar bijv. naamw. klakken kleppen werkwoord klakken klikken werkwoord klakken kletteren werkwoord klakken klappen werkwoord klam klef bijv. naamw. klam nattig bijv. naamw. klamp klamplaag zelfst. naamw. klamp koeklauw zelfst. naamw. klamp mijt zelfst. naamw. klamplaag klamp zelfst. naamw. klandizie clientele zelfst. naamw. klandizie klante zelfst. naamw. klandizie klanten zelfst. naamw. klandizie klantenkring zelfst. naamw. klandizie nering zelfst. naamw. klandizie waar zelfst. naamw. klandizie koopwaar zelfst. naamw. klandizie koophand zelfst. naamw. klandizie handelswaar zelfst. naamw. klandizie handel zelfst. naamw. klank galm zelfst. naamw. klank geluid zelfst. naamw. klank klankgeluid zelfst. naamw. klank toon zelfst. naamw. klank toonschaal overig. klank- akoestisch overig. klankdemper demper zelfst. naamw. klankdemper sourdine zelfst. naamw. klankdempers sourdines overig. klankdempers dempers overig. klanken geluiden zelfst. naamw. klankgeluid klank zelfst. naamw. klankgeluid toon zelfst. naamw. klankkleur intonatie zelfst. naamw. klankkleur timbre zelfst. naamw. klankkleur toon zelfst. naamw. klankkleur klanktint zelfst. naamw. klankleer fonologie overig. klankleer fonetiek overig. klankrijk sonoor overig. klanktint timbre overig. klanktint klankkleur overig. klanktint intonatie overig. klankweerkaatsing galm zelfst. naamw. klankweerkaatsing resonantie zelfst. naamw. klant afnemer zelfst. naamw. klant cliënt zelfst. naamw. klant gast zelfst. naamw. klant koper zelfst. naamw. klant consument zelfst. naamw. klante bezoekers zelfst. naamw. klante klandizie zelfst. naamw. klante klanten zelfst. naamw. klanten bezoekers zelfst. naamw. klanten klandizie zelfst. naamw. klanten klante zelfst. naamw. klanten klantenkring zelfst. naamw. klanten clientèle zelfst. naamw. klantendienst klantenservice overig. klantenkaart klantenpas zelfst. naamw. klantenkring klandizie zelfst. naamw. klantenkring klanten zelfst. naamw. klantenkring clientèle zelfst. naamw. klantenlokker stoepier overig. klantenlokker runner overig. klantenlokker aanlokker overig. klantenlokker aanbrenger overig. klantenlokkers stoepiers overig. klantenlokkers runners overig. klantenlokkers aanbrengers overig. klantenpas klantenkaart zelfst. naamw. klantenservice klantendienst overig. klantgericht klantvriendelijk overig. klantvriendelijk klantgericht bijv. naamw. klap beuk zelfst. naamw. klap bonk zelfst. naamw. klap dreun zelfst. naamw. klap gepraat zelfst. naamw. klap geroddel zelfst. naamw. klap hengst zelfst. naamw. klap mekajem zelfst. naamw. klap oplawaai zelfst. naamw. klap opstopper zelfst. naamw. klap optater zelfst. naamw. klap slag zelfst. naamw. klap smak zelfst. naamw. klap kwak zelfst. naamw. klap knal zelfst. naamw. klap tik zelfst. naamw. klap mep zelfst. naamw. klap lel zelfst. naamw. klap jens zelfst. naamw. klap harslag zelfst. naamw. klap pantoffel zelfst. naamw. klap nederlaag zelfst. naamw. klap flauwte zelfst. naamw. klap echec zelfst. naamw. klap stoot zelfst. naamw. klap peut zelfst. naamw. klap roddels zelfst. naamw. klap roddelpraat zelfst. naamw. klap rodd zelfst. naamw. klap praatjes zelfst. naamw. klap klets zelfst. naamw. klap geklets zelfst. naamw. klap geklap zelfst. naamw. klap achterklap zelfst. naamw. klap geklep zelfst. naamw. klap klop zelfst. naamw. klap opduv zelfst. naamw. klap opdon zelfst. naamw. klap muilpeer zelfst. naamw. klap praatje zelfst. naamw. klapbes kruisbes overig. klapbrug ophaalbrug overig. klapekster theetante overig. klapekster prater overig. klapekster kouter overig. klapekster keuvelaar overig. klapekster babbelaar overig. klaphek valhek overig. klaplopen parasiteren werkwoord klaplopen uitvreten werkwoord klaploper nietsnut zelfst. naamw. klaploper uitvreter zelfst. naamw. klaploper bedelaar zelfst. naamw. klaploper profiteur zelfst. naamw. klaploper parasiet zelfst. naamw. klaplopers profiteurs zelfst. naamw. klaplopers parasieten zelfst. naamw. klappen applaudisseren werkwoord klappen exploderen werkwoord klappen praten werkwoord klappen springen werkwoord klappen applaus zelfst. naamw. klappen knallen zelfst. naamw. klappen ransel zelfst. naamw. klappen vuistslagen zelfst. naamw. klappen ovatie zelfst. naamw. klappen handgeklap zelfst. naamw. klappen applaudiseren zelfst. naamw. klappen opdonders zelfst. naamw. klappen handtastelijkheden zelfst. naamw. klappen klikken zelfst. naamw. klappen kletteren zelfst. naamw. klappen klakken zelfst. naamw. klappen smakken zelfst. naamw. klappen ontploffen zelfst. naamw. klappen zwammen zelfst. naamw. klappen wauwelen zelfst. naamw. klappen spreken zelfst. naamw. klappen snateren zelfst. naamw. klappen kwetteren zelfst. naamw. klappen kwekken zelfst. naamw. klappen kwebbelen zelfst. naamw. klappen kletsen zelfst. naamw. klappen kakelen zelfst. naamw. klappen babbelen zelfst. naamw. klapper applaudisseur zelfst. naamw. klapper hoofdboek zelfst. naamw. klapper hoogtepunt zelfst. naamw. klapper knalbonbon zelfst. naamw. klapper kokos zelfst. naamw. klapper map zelfst. naamw. klapper succesnummer zelfst. naamw. klapper telefoonklapper zelfst. naamw. klapper zevenklapper zelfst. naamw. klapper topper zelfst. naamw. klapper rotje zelfst. naamw. klapper treffer zelfst. naamw. klapper successtuk zelfst. naamw. klapper succes zelfst. naamw. klapper schlager zelfst. naamw. klapper kraker zelfst. naamw. klapper kasstuk zelfst. naamw. klapper hit zelfst. naamw. klapper maken goede slag slaan overig. klapperboom koskosnoteboom overig. klapperboom kokospalm overig. klapperboom kokosboom overig. klapperen fladderen werkwoord klapperen slaan werkwoord klappernoot kokosnoot overig. klappertanden bibberen werkwoord klappertanden koulijden werkwoord klappertanden kleumen werkwoord klappervezel kokosvezel overig. klaproos korenroos overig. klapsto vouwsto overig. klapsto opklapstoel overig. klapstoel vouwstoel zelfst. naamw. klapwieken kleppen werkwoord klapzoen kus zelfst. naamw. klapzoen pakkerd zelfst. naamw. klapzoenen pakkerds overig. klaren inklaren werkwoord klaren regelen werkwoord klaren afdoen werkwoord klaren reinigen werkwoord klaren louteren werkwoord klaren kuisen werkwoord klaroen trompet overig. klaroen toeter overig. klaroen piston overig. klaroen blaasinstrument overig. klaroen bazuin overig. klas categorie zelfst. naamw. klas schooljaar zelfst. naamw. klas schoolklas zelfst. naamw. klas classificatie zelfst. naamw. klas onderverdeling zelfst. naamw. klas aard zelfst. naamw. klas stand zelfst. naamw. klas slag zelfst. naamw. klas rang zelfst. naamw. klas orde zelfst. naamw. klaslokaal schoollokaal overig. klaslokaal klassenlokaal overig. klasse goed bijv. naamw. klasse cachet zelfst. naamw. klasse categorie zelfst. naamw. klasse onderverdeling zelfst. naamw. klasse best zelfst. naamw. klasse gaaf zelfst. naamw. klasse eersteklas zelfst. naamw. klassement klassering zelfst. naamw. klassen schoolklassen zelfst. naamw. klassenlokaal schoollokaal overig. klassenlokaal klaslokaal overig. klassenverdeling classificatie zelfst. naamw. klassering klassement zelfst. naamw. klassiek antiek bijv. naamw. klassiek conventioneel bijv. naamw. klassiek kwaliteits- bijv. naamw. klassiek ouderwets bijv. naamw. klassieken antieken zelfst. naamw. klassieker oudje overig. klassikaal frontaal overig. klateren plassen werkwoord klatergoud glitter overig. klatergoud lovertje overig. klauteraar klimmer overig. klauteraar bergbeklimmer overig. klauteren klimmen werkwoord klauw hand zelfst. naamw. klauw poot zelfst. naamw. klauw knuist zelfst. naamw. klauw jat zelfst. naamw. klauwen grijpen werkwoord klauwen handen zelfst. naamw. klauwen verstrikken zelfst. naamw. klauwen vatten zelfst. naamw. klauwen vangen zelfst. naamw. klauwen pakken zelfst. naamw. klavecimbel clavecimbel zelfst. naamw. klaverblad verkeersplein zelfst. naamw. klavier piano zelfst. naamw. klavier toetsenbord zelfst. naamw. kled lik overig. kled kwak overig. kled klod overig. kledder doornat bijv. naamw. kledder klodder zelfst. naamw. kledderen kliederen werkwoord kledderig drabbig bijv. naamw. kleddernat doorweekt bijv. naamw. kleddernat klets bijv. naamw. kleddernat zeiknat bijv. naamw. kleddernat poedelnat bijv. naamw. kleddernat kletsnat bijv. naamw. kleddernat drijfnat bijv. naamw. kleddernat doornat bijv. naamw. kledders kwakken overig. kleden uitdossen werkwoord kleden aandoen zelfst. naamw. kleden aankleden zelfst. naamw. kleden aantrekken zelfst. naamw. kleden uitmonsteren zelfst. naamw. klederdracht dracht overig. kledij dracht zelfst. naamw. kledij kleding zelfst. naamw. kledij kloffie zelfst. naamw. kledij tenue zelfst. naamw. kleding goed zelfst. naamw. kleding kleren zelfst. naamw. kleding kloffie zelfst. naamw. kleding tenue zelfst. naamw. kleding outfit zelfst. naamw. kleding plunje zelfst. naamw. kleding toilet zelfst. naamw. kleding omhulsel zelfst. naamw. kleding bedekking zelfst. naamw. kledingmateriaal goed zelfst. naamw. kledingstandaard kapstok overig. kledingstuk onderkleed zelfst. naamw. kledingwink kledingzaak overig. kledingwink boetiek overig. kledingwinkel boetiek zelfst. naamw. kledingwinkel kledingzaak zelfst. naamw. kledingzaak kledingwinkel zelfst. naamw. kledingzaak kledingwink zelfst. naamw. kledingzaak boetiek zelfst. naamw. kleed karpet zelfst. naamw. kleedcabine cabine zelfst. naamw. kleedhokje kleedkamer zelfst. naamw. kleedhokje paskamer zelfst. naamw. kleedhokje badhokje zelfst. naamw. kleedhokje pashokje zelfst. naamw. kleedkamer kleedhokje zelfst. naamw. kleedkamer badhokje zelfst. naamw. kleefmiddel plakmiddel overig. kleefmiddel kleefpasta overig. kleefpasta lijm zelfst. naamw. kleefpasta plakmiddel zelfst. naamw. kleefpasta kleefmiddel zelfst. naamw. kleefpleister pleister overig. kleefpleister hechtpleister overig. kleefstof plaksel overig. kleefstof plak overig. kleefstof lijm overig. kleefstof kit overig. kleerhanger hanger zelfst. naamw. kleerhanger knaapje zelfst. naamw. kleermaakster tailleu overig. kleermaker tailleur zelfst. naamw. kleermakerskrijt speksteen zelfst. naamw. klef aanhalig bijv. naamw. klef bekrompen bijv. naamw. klef kleverig bijv. naamw. klef plakkerig bijv. naamw. klei aarde zelfst. naamw. klei grondsoort zelfst. naamw. klei leem zelfst. naamw. kleiaarde kleigrond overig. kleiachtig leemachtig overig. kleien boetseren werkwoord kleigrond kleiaarde overig. klein beperkt bijv. naamw. klein jong bijv. naamw. klein kort bijv. naamw. klein min bijv. naamw. klein petite bijv. naamw. klein popperig bijv. naamw. klein ondermaats bijv. naamw. klein nietig overig. klein nietig overig. klein nietig overig. klein formaat mini overig. kleinbedrijf bedrijf zelfst. naamw. kleinburgerlijk bekrompen bijv. naamw. kleinburgerlijk bourgeois bijv. naamw. kleinburgerlijk burgerlijk bijv. naamw. kleinburgerlijk kneuterig bijv. naamw. kleinburgerlijk provinciaal bijv. naamw. kleinburgerlijk kleinhartig bijv. naamw. kleiner minder bijv. naamw. kleineren denigreren werkwoord kleineren minimaliseren werkwoord kleineren vernederen werkwoord kleinerend denigrerend bijv. naamw. kleinerend geringschattend bijv. naamw. kleinerend trots bijv. naamw. kleinerend neerbuigend bijv. naamw. kleinerend minachtend bijv. naamw. kleinerend laatdunkend bijv. naamw. kleinerend hooghartig bijv. naamw. kleinerend vernederend bijv. naamw. kleinering denigrering zelfst. naamw. kleingeestig bekrompen bijv. naamw. kleingeestig benepen bijv. naamw. kleingeestig geborneerd bijv. naamw. kleingeestig kleinzielig bijv. naamw. kleingeestig kortzichtig bijv. naamw. kleingeestig pietluttig bijv. naamw. kleingeestig provinciaal bijv. naamw. kleingeestig kleinzerig bijv. naamw. kleingeestigheid kleinzieligheid zelfst. naamw. kleingeestigheid geborneerdheid zelfst. naamw. kleingeestigheid bekrompenheid zelfst. naamw. kleingeld muntgeld zelfst. naamw. kleingeld pasmunt zelfst. naamw. kleingeld wisselgeld zelfst. naamw. kleingelovige wantrouwende overig. kleingoed kriel overig. kleingoed grut overig. kleinhakken hakken overig. kleinhakken fijnhakken overig. kleinhand detailhand overig. kleinhandel detailhandel zelfst. naamw. kleinhandelaar middenstan overig. kleinhandelaar detaillist overig. kleinhandelaar detailhandelaar overig. kleinhandelaren detaillisten overig. kleinhandelaren detailhandelaren overig. kleinhandelares middenstan overig. kleinhandelares detailliste overig. kleinhandelares detailhandelaarster overig. kleinhartig kneuterig overig. kleinhartig kleinburgerlijk overig. kleinhartigheid lafheid zelfst. naamw. kleinheid bekrompenheid zelfst. naamw. kleinigheden bagatellen overig. kleinigheden akkefietjes overig. kleinigheid aardigheidje zelfst. naamw. kleinigheid akkefietje zelfst. naamw. kleinigheid bagatel zelfst. naamw. kleinigheid beetje zelfst. naamw. kleinigheid bijna niets zelfst. naamw. kleinigheid futiliteit zelfst. naamw. kleinigheid snuisterij zelfst. naamw. kleinigheid wissewasje zelfst. naamw. kleinigheid detail zelfst. naamw. kleinigheid peulenschil zelfst. naamw. kleinigheid niemendalletje zelfst. naamw. kleinigheid dingetje zelfst. naamw. kleinkind kindskind overig. kleinkunst cabaret zelfst. naamw. kleinkunsttheater cabaret overig. kleinmaken breken werkwoord kleinmoedig laf bijv. naamw. kleinood juweel zelfst. naamw. kleinood juweel overig. kleinste geringste bijv. naamw. kleinste miniemste bijv. naamw. kleinste minst bijv. naamw. kleinste minimum zelfst. naamw. kleinste minste bijv. naamw. kleinste allerminste bijv. naamw. kleinsteeds kleingeestig overig. kleinsteeds kneuterig overig. kleintje baby zelfst. naamw. kleintje hummel zelfst. naamw. kleintje jonkie zelfst. naamw. kleintje kind zelfst. naamw. kleintje onderkruiper zelfst. naamw. kleintje peuter zelfst. naamw. kleintje ukkepuk zelfst. naamw. kleintje kleuter zelfst. naamw. kleintje wurm zelfst. naamw. kleintje worm zelfst. naamw. kleintje uk zelfst. naamw. kleintje humm zelfst. naamw. kleintje dreumes zelfst. naamw. kleinzerig kleingeestig overig. kleinzielig benepen bijv. naamw. kleinzielig kleingeestig bijv. naamw. kleinzielig bekrompen bijv. naamw. kleinzieligheid kleingeestigheid zelfst. naamw. kleinzieligheid geborneerdheid zelfst. naamw. kleinzieligheid bekrompenheid zelfst. naamw. klem in de knoei bijv. naamw. klem knel bijv. naamw. klem aandrang zelfst. naamw. klem klemhaak zelfst. naamw. klem pin zelfst. naamw. klem tang zelfst. naamw. klem tetanus zelfst. naamw. klem pen zelfst. naamw. klemgereden klemgezet overig. klemgezet klemgereden overig. klemhaak klem zelfst. naamw. klemmen blijven steken werkwoord klemmen knellen werkwoord klemmen omklemmen werkwoord klemmend knellend overig. klemmend klemzittend overig. klemmend urgent overig. klemmend spoedeisend overig. klemmend dringend overig. klemmend uitdrukkelijk overig. klemmend nadrukkelijk overig. klemmend overtuigend overig. klemmend afdoend overig. klemrijden vastrijden werkwoord klemtoon accent zelfst. naamw. klemtoon nadruk zelfst. naamw. klemtoon hoofdtoon zelfst. naamw. klemzitten vastzitten werkwoord klemzittend knellend overig. klemzittend klemmend overig. klens zever overig. klens zeef overig. klens vergiet overig. klep deksel zelfst. naamw. klep kwebbel zelfst. naamw. klep ratel zelfst. naamw. klep kleppel zelfst. naamw. klep zwetser zelfst. naamw. klep zwammer zelfst. naamw. klep leuteraar zelfst. naamw. klep kletsmajoor zelfst. naamw. klep kletskous zelfst. naamw. klep kletskop zelfst. naamw. klep babbelaar zelfst. naamw. klepels vogelbekken overig. klepels snavels overig. klepje valvula zelfst. naamw. kleppel klep overig. kleppen babbelen werkwoord kleppen klakken werkwoord kleppen klapwieken werkwoord klepper ratel overig. klepper kwebbel overig. klepperen kleppen werkwoord klepperen rammelen werkwoord klepperen ratelen werkwoord kleppertje houtluis overig. kleppertje doodskloppertje overig. klepstoter stamper overig. klerelijer klootzak zelfst. naamw. kleren gewaad zelfst. naamw. kleren goed zelfst. naamw. kleren kleding zelfst. naamw. kleren plunje zelfst. naamw. kleren tenue zelfst. naamw. klerenhanger hanger zelfst. naamw. klerenhanger knaapje zelfst. naamw. klerenkast garderobe zelfst. naamw. klerk ambtenaar zelfst. naamw. klerk bediende zelfst. naamw. klerk kantoorbediende zelfst. naamw. klerk personeelslid zelfst. naamw. klerk schrijver zelfst. naamw. klerk werknemer zelfst. naamw. klerk werkkracht zelfst. naamw. klerk medewerker zelfst. naamw. klerk arbeidskracht zelfst. naamw. klerk arbei zelfst. naamw. klessebessen keuvelen werkwoord klessebessen kouten werkwoord klets kleddernat bijv. naamw. klets flauwekul zelfst. naamw. klets geroddel zelfst. naamw. klets kletskoek zelfst. naamw. klets kletspraat zelfst. naamw. klets kwak zelfst. naamw. klets lel zelfst. naamw. klets roddels zelfst. naamw. klets roddelpraat zelfst. naamw. klets rodd zelfst. naamw. klets praatjes zelfst. naamw. klets klap zelfst. naamw. klets geklets zelfst. naamw. klets geklap zelfst. naamw. klets achterklap zelfst. naamw. klets geklep zelfst. naamw. klets quatsch zelfst. naamw. kletsen bomen werkwoord kletsen gooien werkwoord kletsen keuvelen werkwoord kletsen kwaadspreken werkwoord kletsen kwebbelen werkwoord kletsen onzin verkopen werkwoord kletsen praten werkwoord kletsen babbelen werkwoord kletsen ratelen werkwoord kletsen raaskallen werkwoord kletsen ijlen werkwoord kletsen plassen werkwoord kletsen klotsen werkwoord kletsen geklots werkwoord kletsen zwammen werkwoord kletsen wauwelen werkwoord kletsen spreken werkwoord kletsen snateren werkwoord kletsen kwetteren werkwoord kletsen kwekken werkwoord kletsen klappen werkwoord kletsen kakelen werkwoord kletsen ouwehoeren overig. kletsen ouwehoeren overig. kletsen ouwehoeren overig. kletser babbelaar zelfst. naamw. kletser zwamneus zelfst. naamw. kletser ouwehoer zelfst. naamw. kletser leuterkous zelfst. naamw. kletserig loslippig bijv. naamw. kletserig spraakzaam bijv. naamw. kletserig praatziek bijv. naamw. kletserig praatgraag bijv. naamw. kletserig mededeelzaam bijv. naamw. kletserig kletsgraag bijv. naamw. kletserig indiscreet bijv. naamw. kletserig flapuit bijv. naamw. kletserig babbelziek bijv. naamw. kletserig babbelachtig bijv. naamw. kletsgraag spraakzaam overig. kletsgraag praatziek overig. kletsgraag praatgraag overig. kletsgraag mededeelzaam overig. kletsgraag loslippig overig. kletsgraag kletserig overig. kletsgraag indiscreet overig. kletsgraag flapuit overig. kletsgraag babbelziek overig. kletsgraag babbelachtig overig. kletskoek geklets zelfst. naamw. kletskoek gezwam zelfst. naamw. kletskoek humbug zelfst. naamw. kletskoek klets zelfst. naamw. kletskoek kolder zelfst. naamw. kletskoek kul zelfst. naamw. kletskoek nonsens zelfst. naamw. kletskoek waanzin zelfst. naamw. kletskoek rimram zelfst. naamw. kletskoek kol zelfst. naamw. kletskoek gezwets zelfst. naamw. kletskoek geleuter zelfst. naamw. kletskoek gebeuzel zelfst. naamw. kletskoek flauwekul zelfst. naamw. kletskoek onzin zelfst. naamw. kletskop zwetser overig. kletskop zwammer overig. kletskop leuteraar overig. kletskop kwebbel overig. kletskop kletsmajoor overig. kletskop kletskous overig. kletskop klep overig. kletskop babbelaar overig. kletskous kletsmajoor zelfst. naamw. kletskous kletstante zelfst. naamw. kletskous kwebbel zelfst. naamw. kletskous zwetser zelfst. naamw. kletskous zwammer zelfst. naamw. kletskous leuteraar zelfst. naamw. kletskous kletskop zelfst. naamw. kletskous klep zelfst. naamw. kletskous babbelaar zelfst. naamw. kletskous leuterkous zelfst. naamw. kletskous leuteraarster zelfst. naamw. kletskous babbelaarster zelfst. naamw. kletsmajoor kletskous zelfst. naamw. kletsmajoor kwebbel zelfst. naamw. kletsmajoor zwetser zelfst. naamw. kletsmajoor zwammer zelfst. naamw. kletsmajoor leuteraar zelfst. naamw. kletsmajoor kletskop zelfst. naamw. kletsmajoor klep zelfst. naamw. kletsmajoor babbelaar zelfst. naamw. kletsmajoor leuterkous overig. kletsmeier leuteraar zelfst. naamw. kletsmeier slijmerd zelfst. naamw. kletsnat doorweekt bijv. naamw. kletsnat drijfnat bijv. naamw. kletsnat zeiknat bijv. naamw. kletsnat poedelnat bijv. naamw. kletsnat kleddernat bijv. naamw. kletsnat doornat bijv. naamw. kletsnat week bijv. naamw. kletsnat sentimenteel bijv. naamw. kletsnat futloos bijv. naamw. kletsnat drassig bijv. naamw. kletspraat flauwekul zelfst. naamw. kletspraat klets zelfst. naamw. kletspraat leuterpraat zelfst. naamw. kletspraat mythe zelfst. naamw. kletspraat prietpraat zelfst. naamw. kletspraat quatsch zelfst. naamw. kletstante kletskous zelfst. naamw. kletstante babbelaarster zelfst. naamw. kletstante leuterkous zelfst. naamw. kletstante leuteraarster zelfst. naamw. kletteren rammelen werkwoord kletteren rinkelen werkwoord kletteren klikken werkwoord kletteren klappen werkwoord kletteren klakken werkwoord kletteren tingelen werkwoord kletteren klingelen werkwoord kletteren snorren werkwoord kletteren smakken werkwoord kletteren slingeren werkwoord kleum slaag zelfst. naamw. kleum slag zelfst. naamw. kleumen blauwbekken werkwoord kleumen koulijden werkwoord kleumen klappertanden werkwoord kleumen bibberen werkwoord kleun slag zelfst. naamw. kleunen slaan werkwoord kleur blos zelfst. naamw. kleur gezindheid zelfst. naamw. kleur kleurtje zelfst. naamw. kleur nuance zelfst. naamw. kleur tint zelfst. naamw. kleur toon zelfst. naamw. kleuren blozen werkwoord kleuren schilderen werkwoord kleuren tinten werkwoord kleuren gloeien werkwoord kleurenband spectrum zelfst. naamw. kleurend blozend overig. kleurenschaal kleurenspectrum overig. kleurenschaal gamma overig. kleurenschalen kleurenspectra overig. kleurenspectra kleurenschalen overig. kleurenspectrum gamma zelfst. naamw. kleurenspectrum kleurenschaal zelfst. naamw. kleurenspel schakering zelfst. naamw. kleurig bloeiend bijv. naamw. kleurig bont bijv. naamw. kleurig bontgekleurd bijv. naamw. kleurig fleurig bijv. naamw. kleurig gekleurd bijv. naamw. kleurig vrolijk bijv. naamw. kleurigheid fleur zelfst. naamw. kleurling zwarte zelfst. naamw. kleurling neger zelfst. naamw. kleurloos blank bijv. naamw. kleurloos bleek bijv. naamw. kleurloos flets bijv. naamw. kleurloos saai bijv. naamw. kleurloos vaal bijv. naamw. kleurloos vervelend bijv. naamw. kleurloos ongekleurd bijv. naamw. kleurloosheid somberheid zelfst. naamw. kleurloosheid grauwheid zelfst. naamw. kleurloosheid grijsheid zelfst. naamw. kleurloosheid grauwte zelfst. naamw. kleurnuance tint overig. kleurnuance nuance overig. kleurnuance kleurschakering overig. kleurpotlood potlood zelfst. naamw. kleurrijk bont bijv. naamw. kleurrijk decoratief bijv. naamw. kleurrijk fleurig bijv. naamw. kleurrijk kleurig bijv. naamw. kleurrijk veelkleurig bijv. naamw. kleurrijk kakelbont bijv. naamw. kleurschakering nuance zelfst. naamw. kleurschakering palet zelfst. naamw. kleurschakering tint zelfst. naamw. kleurschakering kleurnuance zelfst. naamw. kleurspoeling haarverf overig. kleurstift viltstift zelfst. naamw. kleurstof pigment zelfst. naamw. kleurtje kleur zelfst. naamw. kleurtje toon zelfst. naamw. kleurtje tint zelfst. naamw. kleurtjes tinten overig. kleuter kind zelfst. naamw. kleuter kleintje zelfst. naamw. kleuterschool school zelfst. naamw. kleuterschool kinderschooltje zelfst. naamw. kleven kleverig zijn werkwoord kleven lijmen zelfst. naamw. kleven plakken zelfst. naamw. kleven vastplakken zelfst. naamw. kleven klitten zelfst. naamw. kleven aaneenplakken zelfst. naamw. kleven vastlijmen zelfst. naamw. kleven vastkleven zelfst. naamw. kleverig klef bijv. naamw. kleverig plakkerig bijv. naamw. kleverig klonterig bijv. naamw. kleverigheid viscositeit zelfst. naamw. klie knoeier overig. klie kladderaar overig. klie kladder overig. klie broddelaar overig. kliederbo knoeierij overig. kliederen kledderen werkwoord kliederen klodderen werkwoord kliederen kladderen werkwoord kliederig morsig bijv. naamw. kliederig vuil bijv. naamw. kliederig knoeierig bijv. naamw. kliek bende zelfst. naamw. kliek overschot zelfst. naamw. kliek gilde zelfst. naamw. kliek onderonsje zelfst. naamw. klieken aaneensluiten werkwoord klieken kliekjes werkwoord klieken etensresten werkwoord kliekje fluim overig. kliekjes klieken overig. kliekjes etensresten overig. klier ellendeling zelfst. naamw. klier etter zelfst. naamw. klier mispunt zelfst. naamw. klier zak zelfst. naamw. klier smeerlap zelfst. naamw. klier schurk zelfst. naamw. klier schoft zelfst. naamw. klier kreng zelfst. naamw. klierachtig scrofuleus overig. klieren de beest uithangen werkwoord klieren griepen werkwoord klieren zeiken werkwoord klieren etteren werkwoord klierig zakkerig overig. klierontsteking adenitis zelfst. naamw. klierweefsel parenchym zelfst. naamw. klieven uiteensplijten werkwoord klieven kloven werkwoord klieven doorklieven werkwoord klieven doorhouwen werkwoord klieven doorhakken werkwoord klieven splitsen werkwoord klieven splijten werkwoord klif steibodemverheffing overig. klikken boteren werkwoord klikken verklappen werkwoord klikken verklikken werkwoord klikken aanbrengen zelfst. naamw. klikken overbrengen zelfst. naamw. klikken kletteren werkwoord klikken klappen werkwoord klikken klakken werkwoord klikken verraden werkwoord klikken verlinken werkwoord klim beklimming zelfst. naamw. klim bestijging zelfst. naamw. klimaat weer zelfst. naamw. klimaat weersgesteldheid zelfst. naamw. klimaat weersomstandigheden zelfst. naamw. klimaatgord luchtstreek overig. klimaatgordel luchtstreek zelfst. naamw. klimijzer klimspoor overig. klimladder ladder zelfst. naamw. klimladder leer zelfst. naamw. klimmen bestijgen werkwoord klimmen omhoogklimmen werkwoord klimmen opklimmen werkwoord klimmen rijzen werkwoord klimmen opstijgen zelfst. naamw. klimmen wassen werkwoord klimmen verrijzen werkwoord klimmen stijgen werkwoord klimmen opstaan werkwoord klimmen opkomen werkwoord klimmen opgaan werkwoord klimmen opklauteren werkwoord klimmen omhoogstijgen werkwoord klimmen stijging werkwoord klimmen omhoogkomen werkwoord klimmend oplopend bijv. naamw. klimmend stijgend bijv. naamw. klimmend toenemend bijv. naamw. klimmend verheffend bijv. naamw. klimmend rijzend bijv. naamw. klimmend omhooggaand bijv. naamw. klimmer klauteraar overig. klimmer bergbeklimmer overig. klimpaal klimstok overig. klimplant slingerplant overig. klimspoor klimijzer overig. klimstok klimpaal overig. kling lemmet zelfst. naamw. kling lemmer zelfst. naamw. klingelen rinkelen werkwoord klingelen tingelen werkwoord klingelen kletteren werkwoord klingelen tinkelen werkwoord kliniek hospitaal zelfst. naamw. klink deurklink zelfst. naamw. klink inklinking zelfst. naamw. klink kruk zelfst. naamw. klink hendel zelfst. naamw. klinkbout klinknagel zelfst. naamw. klinkbout klinknag zelfst. naamw. klinken aandoen werkwoord klinken drinken werkwoord klinken hoorbaar zijn werkwoord klinken spijkeren werkwoord klinken vastklinken werkwoord klinken luiden werkwoord klinken vastspijkeren werkwoord klinken vastslaan werkwoord klinken vastnagelen werkwoord klinken timmeren werkwoord klinkend luid bijv. naamw. klinker kei zelfst. naamw. klinker steen zelfst. naamw. klinker vocaal zelfst. naamw. klinker straatsteen zelfst. naamw. klinkers vocalen overig. klinkklaar baar bijv. naamw. klinkklaar gewoonweg bijv. naamw. klinkklaar puur bijv. naamw. klinkklaar rechttoe bijv. naamw. klinkklaar baarlijk bijv. naamw. klinkklaar zuiver bijv. naamw. klinkklaar ronduit bijv. naamw. klinkklaar regelrecht bijv. naamw. klinkklaar rein overig. klinknag klinkbout overig. klinknag spijker overig. klinknag nag overig. klinknagel klinkbout zelfst. naamw. klinknagel spijker zelfst. naamw. klip gevaar zelfst. naamw. klip obstakel zelfst. naamw. klip rif zelfst. naamw. klip hindernis zelfst. naamw. klip beletsel zelfst. naamw. klip belemmering zelfst. naamw. klip uitstekenrots zelfst. naamw. klip scheer zelfst. naamw. klisteer lavement zelfst. naamw. klisteer darmspoeling zelfst. naamw. klitteband klittenband zelfst. naamw. klitten aaneenplakken werkwoord klitten kleven werkwoord klitten plakken werkwoord klitten samenplakken werkwoord klitten vastplakken werkwoord klitten vastlijmen werkwoord klittenband klitteband zelfst. naamw. klod lik overig. klod kwak overig. klod kled overig. klodder kledder zelfst. naamw. klodder klonter zelfst. naamw. klodder lik zelfst. naamw. klodderen kliederen werkwoord klodderen kladderen werkwoord kloek fors bijv. naamw. kloek heldhaftig bijv. naamw. kloek hen zelfst. naamw. kloek energiek zelfst. naamw. kloek stoutmoedig zelfst. naamw. kloek stout zelfst. naamw. kloek onverschrokken zelfst. naamw. kloek moedig zelfst. naamw. kloek heroïsch zelfst. naamw. kloek dapper zelfst. naamw. kloekheid vermetelheid zelfst. naamw. kloekheid stoutmoedigheid zelfst. naamw. kloekheid onverschrokkenheid zelfst. naamw. kloekheid koenheid zelfst. naamw. kloekheid driestheid zelfst. naamw. kloekmoedig manmoedig bijv. naamw. kloffie kledij zelfst. naamw. kloffie kleding zelfst. naamw. kloffie kostuum zelfst. naamw. klok bel zelfst. naamw. klok koekoeksklok zelfst. naamw. klok uurwerk zelfst. naamw. klok pendule zelfst. naamw. klokgelui gelui zelfst. naamw. klokgelui gebeier zelfst. naamw. klokgetik getik overig. klokje polshorloge zelfst. naamw. klokje schel zelfst. naamw. klokje zakuurwerk zelfst. naamw. klokken klotsen werkwoord klokken tijd opnemen werkwoord klokken timen werkwoord klokkenspel beiaard zelfst. naamw. klokkenspel carillon zelfst. naamw. klokkentoren toren zelfst. naamw. klokluiden luiden werkwoord klomp brok zelfst. naamw. klompje klontje overig. klompje klontertje overig. klompvoet horrelvoet zelfst. naamw. klont brok zelfst. naamw. klont klomp zelfst. naamw. klont klonter zelfst. naamw. klont suikerklontje zelfst. naamw. klonter klodder zelfst. naamw. klonter klont zelfst. naamw. klonteren coaguleren werkwoord klonteren schiften werkwoord klonterig kleverig overig. klontertje klontje zelfst. naamw. klontertje klompje zelfst. naamw. klontje klontertje zelfst. naamw. klontje suikerklontje zelfst. naamw. klontje klompje zelfst. naamw. kloof afgrond zelfst. naamw. kloof afstand zelfst. naamw. kloof barst zelfst. naamw. kloof bergkloof zelfst. naamw. kloof inkeping zelfst. naamw. kloof tussenruimte zelfst. naamw. kloof fissuur zelfst. naamw. kloof gaping zelfst. naamw. kloof rotskloof zelfst. naamw. kloof bergspleet zelfst. naamw. kloof spleet zelfst. naamw. kloof scheur zelfst. naamw. kloof uitsparing zelfst. naamw. kloof split zelfst. naamw. kloof reet zelfst. naamw. kloof opening zelfst. naamw. kloof groef zelfst. naamw. kloof gat zelfst. naamw. kloofbaar splitsbaar overig. kloofbaar splijtbaar overig. klooien donderjagen werkwoord klooien rotzooien werkwoord klooien aanklooien werkwoord klooien pielen werkwoord klooster hospitium zelfst. naamw. klooster kloostergebouw zelfst. naamw. klooster nonnenklooster zelfst. naamw. kloosterbroe lekenbroe overig. kloosterbroeder kloosterling zelfst. naamw. kloosterbroeders kloosterlingen overig. kloosterbroeders broeders overig. kloostergebouw klooster zelfst. naamw. kloosterkerk munster zelfst. naamw. kloosterlijk monastiek bijv. naamw. kloosterling broeder zelfst. naamw. kloosterling frater zelfst. naamw. kloosterling kloosterbroeder zelfst. naamw. kloosterling monnik zelfst. naamw. kloosterling broe zelfst. naamw. kloosterlinge non zelfst. naamw. kloosterlinge zuster zelfst. naamw. kloosterlinge kloosterzuster zelfst. naamw. kloosterlingen broeders zelfst. naamw. kloosterlingen kloosterbroeders zelfst. naamw. kloosteroverste moeoverste overig. kloosterzuster kloosterling zelfst. naamw. kloosterzuster non zelfst. naamw. kloosterzuster kloosterlinge zelfst. naamw. kloot bal zelfst. naamw. kloot kogel zelfst. naamw. klootjesvolk canaille zelfst. naamw. klootzak hufter zelfst. naamw. klootzak klerelijer zelfst. naamw. klootzak kuttenkop zelfst. naamw. klootzak schoft zelfst. naamw. klootzak kaffer zelfst. naamw. klootzak smeerlap zelfst. naamw. klootzak schoelje zelfst. naamw. klootzak schobbejak zelfst. naamw. klootzak lul zelfst. naamw. klootzak hond zelfst. naamw. klootzak eik zelfst. naamw. klootzak ploert zelfst. naamw. klootzak pleurislijer zelfst. naamw. klootzak pleurislij zelfst. naamw. klootzak loeder zelfst. naamw. klootzak hoerenjong zelfst. naamw. klootzak eikel zelfst. naamw. klootzak eikel zelfst. naamw. klootzak eikel zelfst. naamw. klop tik overig. klop mep overig. klop lel overig. klop klap overig. klopboor drilboor overig. klopgeest geest zelfst. naamw. klopgeest poltergeist zelfst. naamw. klopjacht drijfjacht overig. klopjacht razzia overig. klopje tikje overig. kloppartij vechtpartij overig. kloppartij strijden overig. kloppartij matpartij overig. kloppartij knokpartij overig. kloppartij handgemeen overig. kloppartij gevecht overig. kloppen aantikken werkwoord kloppen bonzen werkwoord kloppen inmaken werkwoord kloppen juist zijn werkwoord kloppen klutsen werkwoord kloppen lillen werkwoord kloppen tikken werkwoord kloppen aankloppen werkwoord kloppen overeenstemmen werkwoord kloppen slaan werkwoord kloppen trillen werkwoord kloppend juist bijv. naamw. kloppend precies bijv. naamw. kloppend uitgerekend bijv. naamw. kloppend waar bijv. naamw. klopper garde zelfst. naamw. klopper mattenklopper zelfst. naamw. klopping palpitatie zelfst. naamw. klopping pulsatie zelfst. naamw. klopping hartklopping zelfst. naamw. klos garenklos zelfst. naamw. klos winding zelfst. naamw. klos winder zelfst. naamw. klos spoel zelfst. naamw. klos hasp zelfst. naamw. klos bobijn overig. klossen sjokken werkwoord klossen geklos werkwoord kloten testikels zelfst. naamw. kloten ballen zelfst. naamw. klots biljartballenbosting overig. klotsen klokken werkwoord klotsen plassen werkwoord klotsen kletsen werkwoord klotsen geklots werkwoord kloven uiteensplijten werkwoord kloven bergkloven zelfst. naamw. kloven klieven zelfst. naamw. kloven doorklieven zelfst. naamw. kloven doorhouwen zelfst. naamw. kloven doorhakken zelfst. naamw. kloven spleten zelfst. naamw. kloven splitsen zelfst. naamw. kloven splijten zelfst. naamw. klover houweel overig. klucht blijspel zelfst. naamw. klucht farce zelfst. naamw. klucht grap zelfst. naamw. klucht dwaasheid zelfst. naamw. klucht parodiëren zelfst. naamw. klucht parodie zelfst. naamw. klucht koddig zelfst. naamw. kluchtig koddig bijv. naamw. kluchtig potsierlijk bijv. naamw. kluchtig boertig bijv. naamw. kluchtig leuk bijv. naamw. kluchtig komisch bijv. naamw. kluchtig komiek bijv. naamw. kluchtig humoristisch bijv. naamw. kluchtig grappig bijv. naamw. kluchtigheid vermakelijkheid zelfst. naamw. kluchtigheid snaaksheid zelfst. naamw. kluchtigheid koddigheid zelfst. naamw. kluchtigheid grappigheid zelfst. naamw. kluchtspeler potsenmaker overig. kluif karwei zelfst. naamw. kluis bewaarkluis zelfst. naamw. kluis brandkast zelfst. naamw. kluis safe zelfst. naamw. kluister boei zelfst. naamw. kluister keten zelfst. naamw. kluister ketting zelfst. naamw. kluisteren binden werkwoord kluisteren ketenen werkwoord kluisteren boeien werkwoord kluisters knevels overig. kluisters ketenen overig. kluit berg zelfst. naamw. kluit brok zelfst. naamw. kluit hoop zelfst. naamw. kluiven knauwen werkwoord kluiven sabbelen werkwoord kluiven smikkelen werkwoord kluiver giek zelfst. naamw. kluiver laadboom zelfst. naamw. kluizen brandkasten zelfst. naamw. kluizen safes zelfst. naamw. kluizenaar anachoreet zelfst. naamw. kluizenaar heremiet zelfst. naamw. kluizenaarshut cel zelfst. naamw. kluizenaarshut hermitage zelfst. naamw. kluizenaarskreeft heremietkreeft overig. klungel kluns zelfst. naamw. klungel kruk zelfst. naamw. klungel lapzwans zelfst. naamw. klungel stumper zelfst. naamw. klungel stuntel zelfst. naamw. klungel stoethasp zelfst. naamw. klungel klungelaar zelfst. naamw. klungelaar stumper overig. klungelaar stoethasp overig. klungelaar kruk overig. klungelaar klungel overig. klungelen knoeien werkwoord klungelen morrelen werkwoord klungelen pielen werkwoord klungelen prutsen werkwoord klungelen stuntelen werkwoord klungelen klunzen werkwoord klungelen rondslenteren werkwoord klungelig stumperig bijv. naamw. klungelig links bijv. naamw. klungelig lullig bijv. naamw. kluns klojo zelfst. naamw. kluns knoeier zelfst. naamw. klunzen stuntelen werkwoord klunzen prutsen werkwoord klunzen knoeien werkwoord klunzen klungelen werkwoord klunzig knullig overig. kluppelen knuppelen werkwoord klus karwei zelfst. naamw. klus klussen zelfst. naamw. klus onderneming zelfst. naamw. klus schnabbel zelfst. naamw. klus sjouw zelfst. naamw. klus toer zelfst. naamw. klus werk zelfst. naamw. klusje karweitje zelfst. naamw. klussen klus zelfst. naamw. klutsen kloppen werkwoord kluwen bol zelfst. naamw. kluwen chaos zelfst. naamw. kluwen wrong zelfst. naamw. kluwen vlecht zelfst. naamw. kluwen knotje zelfst. naamw. kluwen knot zelfst. naamw. kluwen knoet zelfst. naamw. kluwen knoedeltje zelfst. naamw. kluwen knoed zelfst. naamw. kluwen haarknot zelfst. naamw. klysma lavement zelfst. naamw. knaap flinke zelfst. naamw. knaap jochie zelfst. naamw. knaap joekel zelfst. naamw. knaap piemel zelfst. naamw. knaap loei zelfst. naamw. knaap kokkerd zelfst. naamw. knaap kokker zelfst. naamw. knaap knoert zelfst. naamw. knaap kanjer zelfst. naamw. knaap joek zelfst. naamw. knaap gevaarte zelfst. naamw. knaap patroon zelfst. naamw. knaap kerel zelfst. naamw. knaap beschermer zelfst. naamw. knaapje hanger zelfst. naamw. knaapje kleerhanger zelfst. naamw. knaapje klerenhanger zelfst. naamw. knabbelen kauwen werkwoord knabbelen peuzelen werkwoord knabbelen smikkelen werkwoord knagen kauwen werkwoord knagen knauwen werkwoord knagen vreten werkwoord knak knik zelfst. naamw. knak breuk zelfst. naamw. knak scheur zelfst. naamw. knak kreupelhout zelfst. naamw. knak haag zelfst. naamw. knak barst zelfst. naamw. knakken breken werkwoord knakker snoeshaan zelfst. naamw. knakker vent zelfst. naamw. knakker knul zelfst. naamw. knakker ker zelfst. naamw. knakker gozer zelfst. naamw. knakker goser zelfst. naamw. knakker man zelfst. naamw. knakker gast zelfst. naamw. knal explosie zelfst. naamw. knal ontploffing zelfst. naamw. knal schot zelfst. naamw. knal smak zelfst. naamw. knal aanslag zelfst. naamw. knal plof zelfst. naamw. knal bam zelfst. naamw. knal kwak zelfst. naamw. knal klap zelfst. naamw. knal dreun zelfst. naamw. knal tik zelfst. naamw. knal mep zelfst. naamw. knal lel zelfst. naamw. knal jens zelfst. naamw. knal meppen zelfst. naamw. knalbonbon klapper zelfst. naamw. knalbonbon rotje zelfst. naamw. knaldemper geluiddemper overig. knaldemper demper overig. knaldempers geluiddempers overig. knaldempers dempers overig. knalgeel kanariegeel overig. knalhard keihard overig. knalkruit knalpoeder overig. knalkruit buskruit overig. knallen exploderen werkwoord knallen schieten werkwoord knallen smijten werkwoord knallen klappen zelfst. naamw. knallen smakken zelfst. naamw. knaller klapper zelfst. naamw. knalpoeder knalkruit overig. knalpoeder buskruit overig. knalpot uitlaat zelfst. naamw. knalpot geluiddemper zelfst. naamw. knalpotten uitlaten zelfst. naamw. knalvol tjokvol overig. knalvol stampvol overig. knalvol propvol overig. knalvol overvol overig. knap aantrekkelijk bijv. naamw. knap bedreven bijv. naamw. knap begaafd bijv. naamw. knap behoorlijk bijv. naamw. knap bekoorlijk bijv. naamw. knap ingenieus bijv. naamw. knap intelligent bijv. naamw. knap mooi bijv. naamw. knap appetijtelijk bijv. naamw. knap scherpzinnig bijv. naamw. knap charmant bijv. naamw. knap bevallig bijv. naamw. knap attractief bijv. naamw. knap aanlokkelijk bijv. naamw. knap vindingrijk bijv. naamw. knap vaardig bijv. naamw. knap kunstig bijv. naamw. knap kundig bijv. naamw. knap briljant bijv. naamw. knap mollig bijv. naamw. knap welgevallig bijv. naamw. knap fraai bijv. naamw. knap welgemaakt bijv. naamw. knap schoon bijv. naamw. knapheid slimheid zelfst. naamw. knapheid schoonheid zelfst. naamw. knaphouden schoonhouden overig. knaphouden nethouden overig. knappen barsten werkwoord knappen knakken werkwoord knappend croquant overig. knappend attractief overig. knappend aantrekkelijk overig. knapperd baas zelfst. naamw. knapperd hoogvlieger zelfst. naamw. knapperd licht zelfst. naamw. knapperd piet zelfst. naamw. knapperd uitblinker zelfst. naamw. knapperen knetteren werkwoord knapperen knisperen werkwoord knapperig bros bijv. naamw. knapperig croquant bijv. naamw. knapzak ransel zelfst. naamw. knapzak eetzak zelfst. naamw. knapzak rans zelfst. naamw. knapzak etenstas zelfst. naamw. knar gierigaard overig. knarsen kraken werkwoord knarsen piepen werkwoord knarsen krassen werkwoord knauw beet zelfst. naamw. knauw deuk zelfst. naamw. knauwen kauwen werkwoord knauwen kluiven werkwoord knauwen knagen werkwoord knecht bediende zelfst. naamw. knecht boerenknecht zelfst. naamw. knecht dienstknecht zelfst. naamw. knecht hulpje zelfst. naamw. knecht dienaar zelfst. naamw. knechten breken werkwoord knechts slaafs overig. knechts serviel overig. knechts onderworpen overig. knechts onderdanig overig. knechtschap afhankelijkheid zelfst. naamw. kneden vormen werkwoord kneden vervaardigen werkwoord kneden modelleren werkwoord kneden maken werkwoord kneedbaar plastisch bijv. naamw. kneedbaar vormbaar bijv. naamw. kneep foef zelfst. naamw. kneep handigheid zelfst. naamw. kneep knijpen zelfst. naamw. kneep truc zelfst. naamw. kneep toer zelfst. naamw. kneep kunst zelfst. naamw. kneep maniertje zelfst. naamw. kneep kunstje zelfst. naamw. kneep kneepje zelfst. naamw. kneep foefje zelfst. naamw. kneepje truc overig. kneepje maniertje overig. kneepje kunstje overig. kneepje kneep overig. kneepje foefje overig. knekel been zelfst. naamw. knekel bot zelfst. naamw. knel bekneld bijv. naamw. knel knoei zelfst. naamw. knel beklemming overig. knellen drukken werkwoord knellen omklemmen werkwoord knellen vastklemmen werkwoord knellen klemmen werkwoord knellen vastknellen werkwoord knellen vasthouden werkwoord knellend klemzittend overig. knellend klemmend overig. knellend smartelijk overig. knellend nijpend overig. knellend beklemmend overig. knelpunt verkeersknelpunt zelfst. naamw. knelpunt verlegenheid zelfst. naamw. knelpunt penarie zelfst. naamw. knelpunt hinder zelfst. naamw. knelpunt benardheid zelfst. naamw. knelpunt flessenhals zelfst. naamw. knelpunt bottleneck zelfst. naamw. knetteren knapperen werkwoord knettergek knots bijv. naamw. knettergek stapelgek bijv. naamw. knettergek krankjorum bijv. naamw. knettergek kierewiet bijv. naamw. knettergek hoorndol bijv. naamw. knettergek getikt bijv. naamw. knettergek geschift bijv. naamw. kneu vlasvink overig. kneusje mislukkeling overig. kneuswond bult zelfst. naamw. kneuswond kneuzing zelfst. naamw. kneuswond letsel zelfst. naamw. kneuswond buil zelfst. naamw. kneuterig kleinburgerlijk overig. kneuterig kleinhartig overig. kneuterig burgermannetjesachtig overig. kneuterig burgerlijk overig. kneuterig bourgeois overig. kneuzing kneuswond zelfst. naamw. kneuzing contusie zelfst. naamw. kneuzing letsel zelfst. naamw. kneuzing bult zelfst. naamw. kneuzing buil zelfst. naamw. knevel snor zelfst. naamw. knevel snorbaard zelfst. naamw. knevelaar uitzuiger zelfst. naamw. knevelarij afpersing zelfst. naamw. knevelen binden werkwoord knevelen knechten werkwoord knevelen knopen werkwoord knevelen strikken werkwoord knevelen vastbinden werkwoord knevelen vastmaken werkwoord knevels kluisters overig. knevels ketenen overig. knevels snorren overig. knevels snorbaarden overig. knibbelaar vrek overig. knibbelaar schraper overig. knibbelaar krentenweger overig. knibbelaar krent overig. knibbelaar gierigaard overig. knibbelarij afpingelarij overig. knibbelen schrapen werkwoord knibbelen knijpen werkwoord knibbelen beknibbelen werkwoord knickerbocker kniebroek overig. kniebroek knickerbocker overig. kniekous kous zelfst. naamw. knielen buigen werkwoord knieling voetval overig. kniepen neuken werkwoord kniepert gierigaard zelfst. naamw. knieschijf meniscus zelfst. naamw. knieschijf patella zelfst. naamw. knieschijf patella zelfst. naamw. knieschijf patella zelfst. naamw. knieschijf patella zelfst. naamw. kniesoor sacherijn zelfst. naamw. kniesoor zuurpruim zelfst. naamw. kniesoor brompot zelfst. naamw. knieval buiging zelfst. naamw. kniezen mokken werkwoord knijp klem bijv. naamw. knijpbril lorgnet zelfst. naamw. knijpen beknibbelen werkwoord knijpen drukken werkwoord knijpen klemmen werkwoord knijpen knellen werkwoord knijpen kneep zelfst. naamw. knijpen schrapen werkwoord knijpen knibbelen werkwoord knijpen fuiven werkwoord knijper pin zelfst. naamw. knijper wasknijper zelfst. naamw. knijptang nijptang zelfst. naamw. knik knak zelfst. naamw. knik strubbeling zelfst. naamw. knik haag zelfst. naamw. knik breuk zelfst. naamw. knik barst zelfst. naamw. knikken buigen werkwoord knikken jaknikken werkwoord knikken knakken werkwoord knikker stuiter zelfst. naamw. knikkers geld overig. knip beurs zelfst. naamw. knip deurknip zelfst. naamw. knip grendel zelfst. naamw. knip knipsluiting zelfst. naamw. knip portemonnaie zelfst. naamw. knip schuif zelfst. naamw. knip grend zelfst. naamw. knip knipslot zelfst. naamw. knip portemonnee zelfst. naamw. knip portefeuil zelfst. naamw. knip schaarsnede zelfst. naamw. knip schaarsnede zelfst. naamw. knip schaarsnede zelfst. naamw. knipmes stiletto zelfst. naamw. knipmes valmes zelfst. naamw. knipoog lonk zelfst. naamw. knipoog oogwenk zelfst. naamw. knipoog seintje zelfst. naamw. knippatroon patroon zelfst. naamw. knippen afknippen werkwoord knippen coifferen werkwoord knippen inkorten werkwoord knippen knipperen werkwoord knippen snoeien werkwoord knippen knipsluitingen zelfst. naamw. knippen kappen werkwoord knippen couperen werkwoord knippen knipsloten werkwoord knippen trimmen werkwoord knippen besnoeien werkwoord knipperen knippen werkwoord knipsel uitknipsel overig. knipslot knipsluiting overig. knipslot knip overig. knipsloten knipsluitingen overig. knipsloten knippen overig. knipsluiting knip zelfst. naamw. knipsluiting knipslot zelfst. naamw. knipsluitingen knippen zelfst. naamw. knipsluitingen knipsloten zelfst. naamw. kniptang draadschaar zelfst. naamw. kniptang kaartjeskniptang zelfst. naamw. knisperen knapperen werkwoord knisperen ritselen werkwoord knobb bult overig. knobb buil overig. knobb bobbel overig. knobb vernuft overig. knobb talent overig. knobb scherpzinnigheid overig. knobb kundigheid overig. knobb gave overig. knobb capaciteit overig. knobb bekwaamheid overig. knobb begaafdheid overig. knobb aanleg overig. knobb kwast overig. knobb knoest overig. knobb tumor overig. knobb gezwel overig. knobbel bobbel zelfst. naamw. knobbel buil zelfst. naamw. knobbel knoest zelfst. naamw. knobbel talent zelfst. naamw. knobbel tumor zelfst. naamw. knobbel knol zelfst. naamw. knobbelen knobelen werkwoord knobbelig nodeus bijv. naamw. knobbelig knoestig bijv. naamw. knobbels bobbels overig. knobelen knobbelen werkwoord knoed wrong overig. knoed vlecht overig. knoed knotje overig. knoed knot overig. knoed knoet overig. knoed knoedeltje overig. knoed kluwen overig. knoed haarknot overig. knoedels pasta zelfst. naamw. knoedels noedels zelfst. naamw. knoedeltje wrong overig. knoedeltje vlecht overig. knoedeltje knotje overig. knoedeltje knot overig. knoedeltje knoet overig. knoedeltje knoed overig. knoedeltje kluwen overig. knoedeltje haarknot overig. knoei knel zelfst. naamw. knoeibo zootje overig. knoeibo warwink overig. knoeibo warhoop overig. knoeibo warbo overig. knoeibo troep overig. knoeibo romm overig. knoeiboel rotzooi overig. knoeien aanrotzooien werkwoord knoeien bedrog plegen werkwoord knoeien kliederen werkwoord knoeien klungelen werkwoord knoeien morsen werkwoord knoeien scharrelen werkwoord knoeien rotzooien werkwoord knoeien aanrommelen werkwoord knoeien verprutsen werkwoord knoeien verknoeien werkwoord knoeien verhaspelen werkwoord knoeien modderen werkwoord knoeien beunhazen werkwoord knoeien stuntelen werkwoord knoeien prutsen werkwoord knoeien klunzen werkwoord knoeien vlekken werkwoord knoeien kladden werkwoord knoeier fraudeur zelfst. naamw. knoeier frutselaar zelfst. naamw. knoeier kruk zelfst. naamw. knoeier smeerpoes zelfst. naamw. knoeier sukkel zelfst. naamw. knoeier kluns zelfst. naamw. knoeier lulhannes zelfst. naamw. knoeier klie zelfst. naamw. knoeier kladderaar zelfst. naamw. knoeier kladder zelfst. naamw. knoeier broddelaar zelfst. naamw. knoeier koekhakker zelfst. naamw. knoeier koekenbakker zelfst. naamw. knoeier prutser zelfst. naamw. knoeier beunhaas zelfst. naamw. knoeierig vuil overig. knoeierig morsig overig. knoeierig kliederig overig. knoeierij bedriegerij zelfst. naamw. knoeierij zwendelarij zelfst. naamw. knoeierij oplichterij zelfst. naamw. knoeierij nep zelfst. naamw. knoeierij bedrog zelfst. naamw. knoeierij kliederbo zelfst. naamw. knoeiers morsers overig. knoeiers knoeipotten overig. knoeipot smeerpoes zelfst. naamw. knoeipot viezerik zelfst. naamw. knoeipot morser zelfst. naamw. knoeipotten morsers overig. knoeipotten knoeiers overig. knoeiwerk prutswerk overig. knoeiwerk knutselwerk overig. knoeiwerk kladwerk overig. knoeiwerk broddelwerk overig. knoepert kanjer overig. knoert piemel overig. knoert loei overig. knoert kokkerd overig. knoert kokker overig. knoert knaap overig. knoert kanjer overig. knoert joek overig. knoert gevaarte overig. knoest knobbel zelfst. naamw. knoest kwast zelfst. naamw. knoest knol zelfst. naamw. knoest knobb zelfst. naamw. knoest war overig. knoest war overig. knoest war overig. knoesten kwasten zelfst. naamw. knoesten boomknoesten zelfst. naamw. knoesterig kwastig overig. knoesterig knoestig overig. knoestig knobbelig overig. knoestig kwastig overig. knoestig knoesterig overig. knoet knuppel zelfst. naamw. knoet zweep zelfst. naamw. knoet knupp zelfst. naamw. knoet wrong zelfst. naamw. knoet vlecht zelfst. naamw. knoet knotje zelfst. naamw. knoet knot zelfst. naamw. knoet knoedeltje zelfst. naamw. knoet knoed zelfst. naamw. knoet kluwen zelfst. naamw. knoet haarknot zelfst. naamw. knoflook look zelfst. naamw. knokig scharminkelig overig. knokkelkoorts tropenkoorts overig. knokken kampen werkwoord knokken matten werkwoord knokken vechten werkwoord knokken strijden werkwoord knokken duelleren werkwoord knokken bakkeleien werkwoord knokker vechtjas overig. knokker vechtersbaas overig. knokker ruziezoeker overig. knokker messentrekker overig. knokker kemphaan overig. knokker ijzervreter overig. knokpartij gevecht zelfst. naamw. knokpartij strijden zelfst. naamw. knokpartij vechtpartij zelfst. naamw. knokpartij matpartij zelfst. naamw. knokpartij kloppartij zelfst. naamw. knokpartij handgemeen zelfst. naamw. knol paard zelfst. naamw. knol knoest zelfst. naamw. knol knobbel zelfst. naamw. knolneus kokkerd overig. knolraap raap zelfst. naamw. knolselderij selderijknol overig. knook been zelfst. naamw. knook bonk zelfst. naamw. knook bot zelfst. naamw. knoop plot zelfst. naamw. knoop lid zelfst. naamw. knoop gewricht zelfst. naamw. knoop gelid zelfst. naamw. knoop geleding zelfst. naamw. knoop lus zelfst. naamw. knoop kronkel zelfst. naamw. knoop kink zelfst. naamw. knoop draai zelfst. naamw. knooppunt verkeersknooppunt zelfst. naamw. knooppunt kruispunt zelfst. naamw. knop bloemknop zelfst. naamw. knop bot zelfst. naamw. knop handgreep zelfst. naamw. knop handvat zelfst. naamw. knop lichtknop zelfst. naamw. knop schakelaar zelfst. naamw. knop uitspruitsel zelfst. naamw. knop schakelknop zelfst. naamw. knop uitbotten zelfst. naamw. knopen knevelen werkwoord knopen samenknopen werkwoord knopen strikken werkwoord knopen vastknopen werkwoord knopen vastmaken werkwoord knopen vastbinden werkwoord knopen binden werkwoord knopen verbinden werkwoord knopen bevestigen werkwoord knoppen bliksem zelfst. naamw. knoppen schakelaars zelfst. naamw. knoppen uitlopers zelfst. naamw. knoppen scheuten zelfst. naamw. knorren brommen werkwoord knorren ronken werkwoord knorren zagen werkwoord knorren snorren werkwoord knorrepot mopperaar overig. knorrepot kankeraar overig. knorrepot grompot overig. knorrepot brompot overig. knorrepot brombeer overig. knorrig chagrijnig bijv. naamw. knorrig gemelijk bijv. naamw. knorrig nors bijv. naamw. knorrig sikkeneurig bijv. naamw. knorrig balorig bijv. naamw. knorrig nurks bijv. naamw. knorrig nukkig bijv. naamw. knorrig humeurig bijv. naamw. knorrig korzelig bijv. naamw. knorrig somber bijv. naamw. knorrig wrevelig bijv. naamw. knorrig stuurs bijv. naamw. knorrigheid kregelheid zelfst. naamw. knot bal zelfst. naamw. knot bol zelfst. naamw. knot dot zelfst. naamw. knot kluwen zelfst. naamw. knot wrong zelfst. naamw. knot vlecht zelfst. naamw. knot knotje zelfst. naamw. knot knoet zelfst. naamw. knot knoedeltje zelfst. naamw. knot knoed zelfst. naamw. knot haarknot zelfst. naamw. knotje wrong overig. knotje vlecht overig. knotje knot overig. knotje knoet overig. knotje knoedeltje overig. knotje knoed overig. knotje kluwen overig. knotje haarknot overig. knots knettergek bijv. naamw. knots krankjorum bijv. naamw. knots kanjer zelfst. naamw. knots ploertendoder zelfst. naamw. knots kierewiet zelfst. naamw. knots hoorndol zelfst. naamw. knots getikt zelfst. naamw. knots geschift zelfst. naamw. knots mesjogge zelfst. naamw. knots mal zelfst. naamw. knots maf zelfst. naamw. knots ploertendo zelfst. naamw. knots knupp zelfst. naamw. knotten fnuiken werkwoord knudde beneden peil bijv. naamw. knuff liefkozing overig. knuffel liefkozing zelfst. naamw. knuffelbeest knuffeldier zelfst. naamw. knuffelbeest troeteldier zelfst. naamw. knuffeldier knuffelbeest zelfst. naamw. knuffeldier troeteldier zelfst. naamw. knuffelen kussen werkwoord knuffelen liefkozen werkwoord knuffelen troetelen werkwoord knuffelen zoenen werkwoord knuffeltje beestje zelfst. naamw. knuist hand zelfst. naamw. knuist vuist zelfst. naamw. knuist poot zelfst. naamw. knuist klauw zelfst. naamw. knuist jat zelfst. naamw. knul gozer zelfst. naamw. knul jong zelfst. naamw. knul kerel zelfst. naamw. knul knaap zelfst. naamw. knul slungel zelfst. naamw. knul vent zelfst. naamw. knul knakker zelfst. naamw. knul ker zelfst. naamw. knul goser zelfst. naamw. knul man zelfst. naamw. knul gast zelfst. naamw. knullig prullig bijv. naamw. knullig stumperig bijv. naamw. knullig amateuristisch bijv. naamw. knullig stuntelig bijv. naamw. knullig schutterig bijv. naamw. knullig onhandig bijv. naamw. knullig onbeholpen bijv. naamw. knullig gebrekkig bijv. naamw. knupp knoet overig. knupp ploertendo overig. knupp knots overig. knuppel knoet zelfst. naamw. knuppel ploertendoder zelfst. naamw. knuppel wapen zelfst. naamw. knuppelen kluppelen werkwoord knus behaaglijk bijv. naamw. knus gezellig bijv. naamw. knus huiselijk bijv. naamw. knus aangenaam bijv. naamw. knus knusjes bijv. naamw. knusheid gezelligheid zelfst. naamw. knusheid gemoedelijkheid zelfst. naamw. knusjes knus overig. knusjes huiselijk overig. knusjes gezellig overig. knutselaar hobbyist zelfst. naamw. knutselarij knutselen zelfst. naamw. knutselarij knutselwerk zelfst. naamw. knutselarij geknutsel zelfst. naamw. knutselen fröbelen werkwoord knutselen peuteren werkwoord knutselen prutsen werkwoord knutselen sleutelen werkwoord knutselen knutselarij zelfst. naamw. knutselen knutselwerk werkwoord knutselen geknutsel werkwoord knutselwerk broddelwerk zelfst. naamw. knutselwerk knutselarij zelfst. naamw. knutselwerk prutswerk zelfst. naamw. knutselwerk knoeiwerk zelfst. naamw. knutselwerk kladwerk zelfst. naamw. knutselwerk knutselen zelfst. naamw. knutselwerk geknutsel zelfst. naamw. kobaltblauw blauw bijv. naamw. kobold gnoom zelfst. naamw. kobold kabouter zelfst. naamw. kobold aardmannetje zelfst. naamw. kobold wicht zelfst. naamw. kobold schurk zelfst. naamw. kocht aankopen werkwoord kocht aankoop zelfst. naamw. koddig clownesk bijv. naamw. koddig grappig bijv. naamw. koddig komisch bijv. naamw. koddig kluchtig bijv. naamw. koddig luimig bijv. naamw. koddig olijk bijv. naamw. koddig snaaks bijv. naamw. koddig schattig bijv. naamw. koddig leuk bijv. naamw. koddig komiek bijv. naamw. koddig humoristisch bijv. naamw. koddig lollig bijv. naamw. koddig lachwekkend bijv. naamw. koddig geinig bijv. naamw. koddig geestig bijv. naamw. koddig parodiëren bijv. naamw. koddig parodie bijv. naamw. koddig klucht bijv. naamw. koddigheid vermakelijkheid zelfst. naamw. koddigheid snaaksheid zelfst. naamw. koddigheid kluchtigheid zelfst. naamw. koddigheid grappigheid zelfst. naamw. koe rund zelfst. naamw. koe koebeest zelfst. naamw. koebeest rund overig. koebeest koe overig. koedrijver koewachter overig. koedrijver koeherder overig. koedrijver cowboy overig. koeherder koewachter overig. koeherder koedrijver overig. koeherder cowboy overig. koehuid koeiehuid zelfst. naamw. koeiehuid koehuid zelfst. naamw. koeieuier uier zelfst. naamw. koeioneren commanderen werkwoord koeioneren treiteren werkwoord koeioneren tergen werkwoord koeioneren tarten werkwoord koeioneren sarren werkwoord koeioneren plagen werkwoord koeioneren pesten werkwoord koeioneren narren werkwoord koeioneren kwellen werkwoord koek biscuit zelfst. naamw. koek biscuitje zelfst. naamw. koek klomp zelfst. naamw. koek koekje zelfst. naamw. koek kaakje zelfst. naamw. koekbakker taartenbakker overig. koekbakker suikerbakker overig. koekbakker banketbakker overig. koekeloeren piepen werkwoord koekenbakker beunhaas overig. koekenbakker koekhakker overig. koekenbakker knoeier overig. koekenpan bakpan zelfst. naamw. koekenpan koekepan zelfst. naamw. koekepan koekenpan zelfst. naamw. koekhakker koekenbakker overig. koekhakker knoeier overig. koekje biscuit zelfst. naamw. koekje biscuitje zelfst. naamw. koekje mop zelfst. naamw. koekje koek zelfst. naamw. koekje kaakje zelfst. naamw. koeklauw klamp zelfst. naamw. koekoeksklok klok zelfst. naamw. koektrommel trommel zelfst. naamw. koel afstandelijk bijv. naamw. koel fris bijv. naamw. koel gekoeld bijv. naamw. koel koudmakend bijv. naamw. koel luchtig bijv. naamw. koel onaangedaan bijv. naamw. koel terughoudend bijv. naamw. koel zakelijk bijv. naamw. koel beheerst bijv. naamw. koel frisjes bijv. naamw. koel koud bijv. naamw. koel onbewogen bijv. naamw. koel onberoerd bijv. naamw. koel terughoudende bijv. naamw. koel ingetogen bijv. naamw. koel gesloten bijv. naamw. koel gereserveerd bijv. naamw. koel geheimzinnig bijv. naamw. koel nuchter bijv. naamw. koelbak koelketel zelfst. naamw. koelbak koelvat zelfst. naamw. koelbloedig beheerst bijv. naamw. koelbloedig onverschrokken bijv. naamw. koelbloedig onverschillig bijv. naamw. koelbloedig onbewogen bijv. naamw. koelcel koelruimte overig. koelen afkoelen werkwoord koelen verkoelen werkwoord koelen verkillen werkwoord koelheid koelte zelfst. naamw. koelheid kilte zelfst. naamw. koelheid gereserveerdheid zelfst. naamw. koelheid afstandelijkheid zelfst. naamw. koelheid frisheid zelfst. naamw. koelinrichting koelinstallatie zelfst. naamw. koelinstallatie koelinrichting zelfst. naamw. koelkast ijskast zelfst. naamw. koelkasten ijskasten zelfst. naamw. koelketel koelbak zelfst. naamw. koelketel koelvat zelfst. naamw. koelmant radiator overig. koelmant radiateur overig. koelruimte koelcel overig. koelte koelheid overig. koelte kilte overig. koelte gereserveerdheid overig. koelte afstandelijkheid overig. koelte frisheid overig. koeltjes kil bijv. naamw. koeltjes koel bijv. naamw. koeltjes laconiek bijv. naamw. koelvat koelketel overig. koelvat koelbak overig. koen dapper bijv. naamw. koen onbevreesd bijv. naamw. koen onvervaard bijv. naamw. koen manhaftig bijv. naamw. koen vermetel bijv. naamw. koen stoutmoedig bijv. naamw. koen onverschrokken bijv. naamw. koen onbeducht bijv. naamw. koen manmoedig bijv. naamw. koen kranig bijv. naamw. koenheid onversaagdheid zelfst. naamw. koenheid moed zelfst. naamw. koenheid dapperheid zelfst. naamw. koenheid vermetelheid zelfst. naamw. koenheid stoutmoedigheid zelfst. naamw. koenheid onverschrokkenheid zelfst. naamw. koenheid kloekheid zelfst. naamw. koenheid driestheid zelfst. naamw. koep overkapping overig. koep overdekking overig. koep kap overig. koep dak overig. koep afdekkap overig. koep geschutkoep overig. koep plafond overig. koep gewelf overig. koepel geschutkoepel zelfst. naamw. koepel gewelf zelfst. naamw. koepel overkapping zelfst. naamw. koeren kirren werkwoord koerier bediende zelfst. naamw. koerier exprespost zelfst. naamw. koerier loopjongen zelfst. naamw. koerier postiljon zelfst. naamw. koerier renbode zelfst. naamw. koerier rondbrenger zelfst. naamw. koerier bo zelfst. naamw. koerier bezorger zelfst. naamw. koerier besteller zelfst. naamw. koerier renbo zelfst. naamw. koerier ijlbo zelfst. naamw. koerier boodschappenjongen zelfst. naamw. koeriers bezorgers zelfst. naamw. koeriers rondbrengers zelfst. naamw. koeriers bodes zelfst. naamw. koers richting zelfst. naamw. koers route zelfst. naamw. koers vaarroute zelfst. naamw. koers wisselkoers zelfst. naamw. koers zeeroute zelfst. naamw. koers valuta zelfst. naamw. koers herleidingskoers zelfst. naamw. koersdaling koersverlaging zelfst. naamw. koersen aandelenkoersen zelfst. naamw. koersen zeeroutes zelfst. naamw. koersen zeewegen zelfst. naamw. koersindex index zelfst. naamw. koerspaard renpaard overig. koersverlaging koersdaling zelfst. naamw. koerswaarde beurswaarde zelfst. naamw. koerswijziging ombuiging zelfst. naamw. koesteren baden werkwoord koesteren troetelen werkwoord koesteren zonnen werkwoord koesteren koestering zelfst. naamw. koesteren broeden werkwoord koesteren verwennen werkwoord koesteren vertroetelen werkwoord koestering koesteren zelfst. naamw. koestering reminiscent overig. koeterwaals gebrabbel zelfst. naamw. koeterwaals jargon zelfst. naamw. koeterwaals brabbeltaal zelfst. naamw. koets karos zelfst. naamw. koets rijtuig zelfst. naamw. koetsier drijver zelfst. naamw. koetsier wagenmenner zelfst. naamw. koetsier voerman zelfst. naamw. koetswerk carrosserie overig. koevoet breekijzer zelfst. naamw. koewachter koeherder overig. koewachter koedrijver overig. koewachter cowboy overig. koffer kofferbak zelfst. naamw. koffer valies zelfst. naamw. koffer handkoffer zelfst. naamw. koffer kofferruimte zelfst. naamw. koffer bagageruimte zelfst. naamw. koffer achterbak zelfst. naamw. kofferbak achterbak zelfst. naamw. kofferbak koffer zelfst. naamw. kofferbak kofferruimte zelfst. naamw. kofferbak bagageruimte zelfst. naamw. kofferbakken achterbakken overig. kofferruimte kofferbak zelfst. naamw. kofferruimte koffer zelfst. naamw. kofferruimte bagageruimte zelfst. naamw. kofferruimte achterbak zelfst. naamw. kofferruimtes bagageruimtes overig. koffertje cassette zelfst. naamw. koffie leut zelfst. naamw. koffie leut overig. koffie-extract oploskoffie zelfst. naamw. koffieautomaat koffiemachine zelfst. naamw. koffiedik drab zelfst. naamw. koffiedik prut zelfst. naamw. koffiedikkijker waarzegger zelfst. naamw. koffiehuis café zelfst. naamw. koffiehuis koffieshop zelfst. naamw. koffiehuis theehuis zelfst. naamw. koffiehuis espressobar zelfst. naamw. koffiehuizen cafés overig. koffiekamer foyer zelfst. naamw. koffiekamers foyers overig. koffiekan koffiepot zelfst. naamw. koffiekop kop zelfst. naamw. koffiemaaltijd lunch zelfst. naamw. koffiemachine koffieautomaat zelfst. naamw. koffiepot koffiekan zelfst. naamw. koffieshop koffiehuis zelfst. naamw. koffieshop theehuis zelfst. naamw. koffieshop espressobar zelfst. naamw. koffietafel lunch zelfst. naamw. koffiezetapparaat koffiezetmachine zelfst. naamw. koffiezetapparaat koffiezetter zelfst. naamw. koffiezetmachine koffiezetapparaat zelfst. naamw. koffiezetmachine koffiezetter zelfst. naamw. koffiezetter koffiezetmachine zelfst. naamw. koffiezetter koffiezetapparaat zelfst. naamw. kogel patroon zelfst. naamw. kogel projectiel zelfst. naamw. kogel schot zelfst. naamw. kogel kloot zelfst. naamw. kogelpatronen patronen zelfst. naamw. kogelpatroon patroon zelfst. naamw. kogelrond bol bijv. naamw. kogelrond rond bijv. naamw. kogelrond sferisch bijv. naamw. kogels munitie zelfst. naamw. kogels scherp zelfst. naamw. kogelslingeren hamerwerpen overig. kogeltje balletje zelfst. naamw. kogelvorm bolvorm overig. kogelvormig bolvormig overig. kogelvormig bol overig. koilonychie lepeltjesnagels zelfst. naamw. kok keukenmeester overig. kokanjemast gladde klimpaal overig. koken borrelen werkwoord koken gaarkoken werkwoord koken klaarmaken werkwoord koken woedend zijn werkwoord koken kokerij zelfst. naamw. koken zieden zelfst. naamw. koken kokkerellen zelfst. naamw. koken kokkerellen overig. kokend ziedend overig. koker etui zelfst. naamw. koker pennendoosje zelfst. naamw. koker waterkoker zelfst. naamw. koker dekmantel zelfst. naamw. koker beschermenmantel zelfst. naamw. koker foedraal zelfst. naamw. koker pennenkoker zelfst. naamw. koker rol overig. koker rol overig. koker rol overig. kokerij koken zelfst. naamw. kokerworm stekaas overig. koket ijdel bijv. naamw. koket charmant bijv. naamw. koketteren pronken werkwoord koketterie behaagzucht overig. kokhalzen boeren werkwoord kokker loei overig. kokker kokkerd overig. kokker knoert overig. kokker knaap overig. kokker kanjer overig. kokker joek overig. kokker gevaarte overig. kokkerd loei overig. kokkerd kokker overig. kokkerd knoert overig. kokkerd knaap overig. kokkerd kanjer overig. kokkerd joek overig. kokkerd gevaarte overig. kokkerd knolneus overig. kokkerellen koken werkwoord kokkerellen koken overig. kokkie kookster overig. kokmeeuw kapmeeuw overig. kokos klapper zelfst. naamw. kokos kokosmeel zelfst. naamw. kokosboom koskosnoteboom overig. kokosboom kokospalm overig. kokosboom klapperboom overig. kokosmeel kokos zelfst. naamw. kokosnoot klapper zelfst. naamw. kokosnoot klappernoot zelfst. naamw. kokospalm koskosnoteboom overig. kokospalm kokosboom overig. kokospalm klapperboom overig. kokosvezel klappervezel overig. kol heks zelfst. naamw. kol tovenaarster zelfst. naamw. kol rimram zelfst. naamw. kol nonsens zelfst. naamw. kol kul zelfst. naamw. kol kletskoek zelfst. naamw. kol humbug zelfst. naamw. kol gezwets zelfst. naamw. kol geleuter zelfst. naamw. kol gebeuzel zelfst. naamw. kol flauwekul zelfst. naamw. kol wambuis zelfst. naamw. kolder apekool zelfst. naamw. kolder gekte zelfst. naamw. kolder kletskoek zelfst. naamw. kolder wambuis zelfst. naamw. kolderiek clownesk bijv. naamw. kolderiek belachelijk bijv. naamw. kolderiek kluchtig bijv. naamw. kolen steenkolen zelfst. naamw. kolenbak kolenkit overig. kolenbak kolenemmer overig. kolenbak kit overig. kolenemmer kolenkit overig. kolenemmer kolenbak overig. kolenemmer kit overig. kolengroeve steenkoolgroeve overig. kolengroeve steenkolenmijn overig. kolengroeve kolenmijn overig. kolenhaard haard zelfst. naamw. kolenkar ten overig. kolenkar kolenwagen overig. kolenkit kit zelfst. naamw. kolenkit kolenemmer zelfst. naamw. kolenkit kolenbak zelfst. naamw. kolenmijn steenkoolgroeve overig. kolenmijn steenkolenmijn overig. kolenmijn kolengroeve overig. kolenwagen tender zelfst. naamw. kolenwagen ten zelfst. naamw. kolenwagen kolenkar zelfst. naamw. kolf erlenmeyer zelfst. naamw. kolf greep zelfst. naamw. kolfspel maliebaan overig. koliek maagkramp overig. kolk maalstroom zelfst. naamw. kolk poel zelfst. naamw. kolk wieling zelfst. naamw. kolk werveling zelfst. naamw. kolk kolkgat zelfst. naamw. kolk draaikolk zelfst. naamw. kolken draaien werkwoord kolken ronddraaien werkwoord kolken wielen werkwoord kolken wervelen werkwoord kolkend ziedend bijv. naamw. kolkgat wieling overig. kolkgat werveling overig. kolkgat maalstroom overig. kolkgat kolk overig. kolkgat draaikolk overig. kolom column zelfst. naamw. kolom pijler zelfst. naamw. kolom paginagedeelte zelfst. naamw. kolomnist columnist overig. kolonie gebiedsdeel zelfst. naamw. kolonie vestiging zelfst. naamw. koloniseren settelen werkwoord koloniseren vestigen werkwoord kolos gevaarte zelfst. naamw. kolos reus zelfst. naamw. kolos bakbeest zelfst. naamw. kolossaal gigantisch bijv. naamw. kolossaal immens bijv. naamw. kolossaal reusachtig bijv. naamw. kolossaal geweldig bijv. naamw. kolossaal onmetelijk bijv. naamw. kolossaal hegroot bijv. naamw. kolossaal enorm bijv. naamw. kom bak zelfst. naamw. kom bassin zelfst. naamw. kom gewrichtskom zelfst. naamw. kom vijver zelfst. naamw. kom stroomgebied zelfst. naamw. kom kuip zelfst. naamw. kom kast zelfst. naamw. kom gewrichtsholte zelfst. naamw. komaf afkomst zelfst. naamw. komaf afstamming zelfst. naamw. komaf geboorte zelfst. naamw. komaf origine zelfst. naamw. komaf herkomst zelfst. naamw. kombuis scheepskeuken zelfst. naamw. komediant komediespeler overig. komediant aansteller overig. komedianten paljassen overig. komedianten komieken overig. komedianten grappenmakers overig. komedie aanstellerij zelfst. naamw. komedie poppenkast zelfst. naamw. komedie theater zelfst. naamw. komedie blijspel zelfst. naamw. komediespelen aanstellen werkwoord komediespeler komediant overig. komediespeler aansteller overig. komeet staartster zelfst. naamw. komen aanbreken werkwoord komen aankomen werkwoord komen arriveren zelfst. naamw. komend aanstaand overig. komend aankomend overig. komend eerstvolgend overig. komentijd voorlopig overig. komespelen toneelspelen overig. komespelen acteren overig. komfoor rechaud overig. komfoor kookplaat overig. komiek geestig bijv. naamw. komiek grappig bijv. naamw. komiek komisch bijv. naamw. komiek cabaretier zelfst. naamw. komiek grappenmaker zelfst. naamw. komiek uilenspieg bijv. naamw. komiek snaak bijv. naamw. komiek pias bijv. naamw. komiek paljas bijv. naamw. komiek olijkerd bijv. naamw. komiek mallerd bijv. naamw. komiek guit bijv. naamw. komiek leuk bijv. naamw. komiek koddig bijv. naamw. komiek kluchtig bijv. naamw. komiek humoristisch bijv. naamw. komiek lollig bijv. naamw. komiek lachwekkend bijv. naamw. komiek geinig bijv. naamw. komiek raar bijv. naamw. komiek lolbroek bijv. naamw. komieken paljassen overig. komieken komedianten overig. komieken grappenmakers overig. komijn komijnzaad zelfst. naamw. komijn kumm zelfst. naamw. komijnzaad komijn zelfst. naamw. komijnzaad kummel zelfst. naamw. komijnzaad kumm zelfst. naamw. komisch geestig bijv. naamw. komisch grappig bijv. naamw. komisch humoristisch bijv. naamw. komisch koddig bijv. naamw. komisch komiek bijv. naamw. komisch leuk bijv. naamw. komisch snaaks bijv. naamw. komisch kluchtig bijv. naamw. komisch lollig bijv. naamw. komisch lachwekkend bijv. naamw. komisch geinig bijv. naamw. kommapunt puntkomma overig. kommer bezorgdheid zelfst. naamw. kommer ellende zelfst. naamw. kommer misère zelfst. naamw. kommer zorg zelfst. naamw. kommer verontrusting zelfst. naamw. kommer ongerustheid zelfst. naamw. kommer bekommernis zelfst. naamw. kommer kwel zelfst. naamw. kommerlijk armoedig bijv. naamw. kommerlijk onvermogend bijv. naamw. kommerlijk noodlijdend bijv. naamw. kommerlijk minvermogend bijv. naamw. kommerlijk behoeftig bijv. naamw. kommerlijk armelijk bijv. naamw. kommerlijk arm bijv. naamw. kommerlijk bezorgd bijv. naamw. kommerlijk bekommerd bijv. naamw. komp mijnwerker overig. kompaan trawant zelfst. naamw. kompaan vriend zelfst. naamw. kompaan spitsbroe zelfst. naamw. kompaan makker zelfst. naamw. kompaan maatje zelfst. naamw. kompaan maat zelfst. naamw. kompaan kameraad zelfst. naamw. kompaan gez zelfst. naamw. kompaan gabber zelfst. naamw. kompaan compagnon zelfst. naamw. kompaan kornuit zelfst. naamw. kompaan pal zelfst. naamw. kompaan kameraadje zelfst. naamw. kompaan vriendje zelfst. naamw. kompasstreek windstreek zelfst. naamw. kompasstreek hemelstreek zelfst. naamw. kompel kameraad overig. kompels mijnwerkers overig. kompleet algeheel bijv. naamw. kompleet plenair bijv. naamw. kompleet voltallig bijv. naamw. kompleet volslagen bijv. naamw. kompleet volledig bijv. naamw. kompleet volkomen bijv. naamw. kompleet compleet bijv. naamw. komplotteren samenzweren werkwoord kompres omslag zelfst. naamw. kompres kompresverband zelfst. naamw. kompresverband kompres overig. komst aankomst zelfst. naamw. komst overkomst zelfst. naamw. komt arriveren zelfst. naamw. kond doen aanzeggen overig. kond doen aanschrijven overig. kond doen kennisgeving overig. kond doen kennisgeven overig. kond doen informeren overig. kond doen aankondigen overig. konfijten conserveren werkwoord konfijten inmaken werkwoord konfijten inleggen werkwoord konijnehok konijnenhok zelfst. naamw. konijnenhok konijnehok zelfst. naamw. koning gebieder zelfst. naamw. koning monarch zelfst. naamw. koning vorst zelfst. naamw. koning soeverein zelfst. naamw. koning heerser zelfst. naamw. koning baas zelfst. naamw. koning baas zelfst. naamw. koning baas zelfst. naamw. koningin moederbij zelfst. naamw. koningin monarch zelfst. naamw. koningin reine overig. koningsapp rijksapp overig. koningsappel rijksappel zelfst. naamw. koningschap monarchie zelfst. naamw. koningschap troon zelfst. naamw. koningschap koninkrijk zelfst. naamw. koningsdochter prinses zelfst. naamw. koningsgezind monarchistisch bijv. naamw. koningsgezind royalistisch bijv. naamw. koningsgezinde royalist overig. koningshuis dynastie zelfst. naamw. koningskroon hoofdtooi zelfst. naamw. koningskroon kroon zelfst. naamw. koningskroon tiara zelfst. naamw. koningskroon hoofdsieraad zelfst. naamw. koningsstaf scepter zelfst. naamw. koningstroon troon zelfst. naamw. koningszoon prins zelfst. naamw. koninklijk aristocratisch bijv. naamw. koninklijk majestueus bijv. naamw. koninklijk vorstelijk bijv. naamw. koninklijk groots bijv. naamw. koninkrijk monarchie zelfst. naamw. koninkrijk koningschap zelfst. naamw. konkelaar intrigant zelfst. naamw. konkelaar samenzweer zelfst. naamw. konkelaar kuiper zelfst. naamw. konkelarij intrige zelfst. naamw. konkelarij gekonkel zelfst. naamw. konkelen complotteren werkwoord konkelen intrigeren werkwoord konkelen kuipen werkwoord konkelfoezen konkelen werkwoord konkelfoezen smoezelen werkwoord konkreet tastbaar bijv. naamw. konkreet voelbaar bijv. naamw. konkreet stoffelijk bijv. naamw. konkreet grijpbaar bijv. naamw. konkreet duidelijk bijv. naamw. konkreet concreet bijv. naamw. konkreet aanraakbaar bijv. naamw. konstabel politieagent overig. konstabel gerechtsdienaar overig. konstabel dien overig. konstabel agent overig. kont achterste zelfst. naamw. kont bibs zelfst. naamw. kont hol zelfst. naamw. kont achterwerk zelfst. naamw. kont zitwerk zelfst. naamw. kont zitvlak zelfst. naamw. kont billen zelfst. naamw. kontgat anus overig. konvooi begeleiding zelfst. naamw. konvooi transport zelfst. naamw. konvooi begeleiden zelfst. naamw. kooi bed zelfst. naamw. kooi hok zelfst. naamw. kooi vogelkooi zelfst. naamw. kooitje vogelkooitje overig. kookkachel fornuis zelfst. naamw. kookket ket overig. kookketel ketel zelfst. naamw. kookpan pan zelfst. naamw. kookplaat rechaud zelfst. naamw. kookplaat komfoor zelfst. naamw. kookpot pot zelfst. naamw. kookster kokkie overig. kooktoestel fornuis zelfst. naamw. kool bloemkool zelfst. naamw. kool bruinkool zelfst. naamw. kool steenkool zelfst. naamw. koolsoortziekte koolziekte overig. koolzaad raapzaad overig. koolziekte koolsoortziekte overig. koolzwart pikzwart overig. koolzwart gitzwart overig. koon wang zelfst. naamw. koop aankoop zelfst. naamw. koop aanschaf zelfst. naamw. koop deal zelfst. naamw. koop boodschap zelfst. naamw. koop acquisitie zelfst. naamw. koop aanwinst zelfst. naamw. koop aangekochte zelfst. naamw. koop verwerving zelfst. naamw. koop verkrijging zelfst. naamw. koop kopen zelfst. naamw. koop afname zelfst. naamw. koopakte koopcontract zelfst. naamw. koopakte verkoopcontract zelfst. naamw. koopavond winkelavond overig. koopcontract koopakte zelfst. naamw. koopcontract verkoopcontract zelfst. naamw. koopgraag kooplustig overig. koophand ruilverkeer overig. koophand nering overig. koophand handelsverkeer overig. koophand handeldrijven overig. koophand handel overig. koophand waar overig. koophand koopwaar overig. koophand klandizie overig. koophand handelswaar overig. koophand negotie overig. koophandel handel zelfst. naamw. koophandel handeldrijven zelfst. naamw. koophandel koopwaar zelfst. naamw. koophandel zakenleven zelfst. naamw. koopje aanbieding zelfst. naamw. koopje buitenkans zelfst. naamw. koopje speciaaanbieding zelfst. naamw. koopkracht bestedingsvermogen zelfst. naamw. kooplieden handelaren zelfst. naamw. kooplust interesse zelfst. naamw. kooplust vraag zelfst. naamw. kooplustig koopgraag overig. koopman handelaar zelfst. naamw. koopman kramer zelfst. naamw. koopman handelsman zelfst. naamw. koopmansbeurs beurs zelfst. naamw. koopovereenkomst koopverdrag overig. kooppenningen koopsom zelfst. naamw. koopprijs aankoopprijs zelfst. naamw. koopprijs prijs zelfst. naamw. koopsom kooppenningen zelfst. naamw. koopster opkoper overig. koopster opkoopster overig. koopster koper overig. koopvaardij handelsscheepvaart zelfst. naamw. koopverdrag koopovereenkomst overig. koopvrouw zakenvrouw zelfst. naamw. koopwaar goederen zelfst. naamw. koopwaar handel zelfst. naamw. koopwaar koophandel zelfst. naamw. koopwaar negotie zelfst. naamw. koopwaar nering zelfst. naamw. koopwaar waar zelfst. naamw. koopwaar waarden zelfst. naamw. koopwaar waren zelfst. naamw. koopwaar handelswaar zelfst. naamw. koopwaar handelsgoederen zelfst. naamw. koopwaar koophand zelfst. naamw. koopwaar klandizie zelfst. naamw. koopwaar voorwerpen zelfst. naamw. koopwaar artikelen zelfst. naamw. koor zangkoor zelfst. naamw. koor zanggroep overig. koord draad zelfst. naamw. koorddanser artiest zelfst. naamw. koorden snoeren zelfst. naamw. koordirigent koorlei overig. koordirigente koorleidster overig. koordirigenten koorleiders overig. koordje touwtje zelfst. naamw. koordjes lijntjes zelfst. naamw. koordjes touwtjes zelfst. naamw. koordjes snoertjes zelfst. naamw. koorhemd zilverpopulier overig. koorhemd blei overig. koorhemden koorkleden overig. koorkap pluviale zelfst. naamw. koorkleden koorhemden overig. koorknaap koraal zelfst. naamw. koorknaap koorzanger zelfst. naamw. koorlei dirigent overig. koorlei koordirigent overig. koorleiders koordirigenten overig. koorleidster koordirigente overig. koorts bezetenheid zelfst. naamw. koorts ijlkoorts zelfst. naamw. koorts pyrexie zelfst. naamw. koorts verhoogtemperatuur zelfst. naamw. koortsachtig verhit bijv. naamw. koortsachtig gejaagd bijv. naamw. koortsig heet bijv. naamw. koortsig verhit bijv. naamw. koortsig ziek bijv. naamw. koortsig febriel bijv. naamw. koortsverwekkend pyrogeen bijv. naamw. koorzanger koraal overig. koorzanger koorknaap overig. koosjer betrouwbaar bijv. naamw. koosjer ritueel bijv. naamw. kop bek zelfst. naamw. kop bol zelfst. naamw. kop harses zelfst. naamw. kop hersens zelfst. naamw. kop koffiekop zelfst. naamw. kop kom zelfst. naamw. kop kopzin zelfst. naamw. kop krantenkop zelfst. naamw. kop plaatkoek zelfst. naamw. kopen aankopen werkwoord kopen contracteren werkwoord kopen aankoop zelfst. naamw. kopen overnemen werkwoord kopen inkopen werkwoord kopen afnemen werkwoord kopen aanschaffen werkwoord kopen verwerving werkwoord kopen verkrijging werkwoord kopen koop werkwoord kopen afname werkwoord kopen acquisitie werkwoord kopen aanschaf werkwoord kopen verwerven werkwoord kopen verkrijgen werkwoord koper aankoper zelfst. naamw. koper afnemer zelfst. naamw. koper cliënt zelfst. naamw. koper opkoper zelfst. naamw. koper roodkoper zelfst. naamw. koper klant zelfst. naamw. koper opkoopster zelfst. naamw. koper koopster zelfst. naamw. koperblazer koperspeler overig. koperblazer hoornist overig. koperblazer hoornblazer overig. koperen schel werkwoord koperen brutaal werkwoord kopergeld koperstuk overig. koperslager kopersmid overig. kopersmid koperslager overig. koperspeler koperblazer overig. koperspeler hoornist overig. koperspeler hoornblazer overig. koperstuk kopergeld overig. kopie afschrift zelfst. naamw. kopie duplicaat zelfst. naamw. kopie fotokopie zelfst. naamw. kopie transcriptie zelfst. naamw. kopieerapparaat kopieermachine zelfst. naamw. kopieerapparaat fotokopieerapparaat zelfst. naamw. kopieermachine kopieerapparaat zelfst. naamw. kopieermachine fotokopieerapparaat zelfst. naamw. kopiëren nabootsen werkwoord kopiëren overschrijven werkwoord kopiëren stencilen werkwoord kopiëren vervalsen werkwoord kopiëren namaken werkwoord kopiëren falsificeren werkwoord kopij handschrift zelfst. naamw. kopijrecht auteursrecht overig. koplamp koplicht overig. koplicht koplamp overig. koploper lijstaanvoerder zelfst. naamw. kopmannen voormannen overig. kopmannen leiders overig. kopmannen hoofdmannen overig. kopmannen aanvoerders overig. koppel levenspaar zelfst. naamw. koppel paar zelfst. naamw. koppel stelletje zelfst. naamw. koppel tweetal zelfst. naamw. koppel stel zelfst. naamw. koppel span zelfst. naamw. koppelen aaneenschakelen werkwoord koppelen paren werkwoord koppelen samenkoppelen werkwoord koppelen samenvoegen werkwoord koppelen verbinden werkwoord koppelen koppeling zelfst. naamw. koppeling aaneenkoppeling zelfst. naamw. koppeling aaneenschakeling zelfst. naamw. koppeling aaneensluiting zelfst. naamw. koppeling koppelen zelfst. naamw. koppeling koppelstuk zelfst. naamw. koppeling associatie zelfst. naamw. koppeling verbinding zelfst. naamw. koppelingspedaal ontkoppelingspedaal overig. koppelriem leis zelfst. naamw. koppels spannen zelfst. naamw. koppelstuk koppeling zelfst. naamw. koppelteken verbindingsteken zelfst. naamw. koppelwoord voegwoord zelfst. naamw. koppelwoorden voegwoorden overig. koppen hoofden zelfst. naamw. koppen man zelfst. naamw. koppig bokkig bijv. naamw. koppig dwars bijv. naamw. koppig halsstarrig bijv. naamw. koppig stijfhoofdig bijv. naamw. koppig weerbarstig bijv. naamw. koppig weerspannig bijv. naamw. koppig mordicus bijv. naamw. koppig stuurs bijv. naamw. koppig verstokt bijv. naamw. koppig verbeten bijv. naamw. koppig hardnekkig bijv. naamw. koppig stijfkoppig bijv. naamw. koppig onwrikbaar bijv. naamw. koppig onverzettelijk bijv. naamw. koppig onbuigzaam bijv. naamw. koppig hardhoofdig bijv. naamw. koppig recalcitrant bijv. naamw. koppig tegendraads bijv. naamw. koppig onwillig bijv. naamw. koppig eigenwijs overig. koppigheid zwijnerij zelfst. naamw. koppigheid varkensstal zelfst. naamw. koppigheid varkensfokkerij zelfst. naamw. koppigheid weerspannigheid zelfst. naamw. koppigheid weerbarstigheid zelfst. naamw. koppigheid stijfkoppigheid zelfst. naamw. koppigheid stijfhoofdigheid zelfst. naamw. koppigheid hardnekkigheid zelfst. naamw. koppigheid hardhoofdigheid zelfst. naamw. koppigheid halsstarrigheid zelfst. naamw. koppijn migraine zelfst. naamw. koppijn hoofdpijn zelfst. naamw. kopschuw angstig bijv. naamw. kopschuw schuw bijv. naamw. kopspijker spijkertje overig. kopstation eindstation overig. kopstoot pilsje met borrel overig. kopstuk bons zelfst. naamw. kopstuk voorzitter zelfst. naamw. kopstuk manager zelfst. naamw. kopstuk bestuur zelfst. naamw. koptelefoon oortelefoon zelfst. naamw. kopzin kop zelfst. naamw. kor net zelfst. naamw. kor sleepnet zelfst. naamw. kor sleepnet zelfst. naamw. kor sleepnet zelfst. naamw. koraal koorknaap zelfst. naamw. koraal koorzanger zelfst. naamw. koraalbank rif zelfst. naamw. koraaleiland zwzvebn overig. koraalsteen koraliet overig. koraliet koraalsteen overig. kordaat beslist bijv. naamw. kordaat dapper bijv. naamw. kordaat doortastend bijv. naamw. kordaat ferm bijv. naamw. kordaat krachtdadig bijv. naamw. kordaat krachtig bijv. naamw. kordaat gedecideerd bijv. naamw. kordaat kloek bijv. naamw. kordaat resoluut bijv. naamw. kordaat stoer bijv. naamw. kordaat standvastig bijv. naamw. kordaat vastberaden bijv. naamw. kordaat besluitvaardig bijv. naamw. kordaatheid fermheid zelfst. naamw. koren gerst zelfst. naamw. koren zangkoren zelfst. naamw. korenaar aar zelfst. naamw. korenafval kaf zelfst. naamw. korenakker korenveld zelfst. naamw. korenbrander stoker overig. korenbrander distilleer overig. korenroos klaproos overig. korenschuur graansilo overig. korenschuur graanschuur overig. korenschuur graanpakhuis overig. korenschuur graanopslag overig. korenveld korenakker zelfst. naamw. korenworm kalander overig. korf ben zelfst. naamw. korf mand zelfst. naamw. korhoen berghoen overig. korhoen sneeuwhoen overig. korhoen meerkoet overig. kornak olifantenoppasser overig. kornet vaandrig overig. kornuit handlanger zelfst. naamw. kornuit vriend zelfst. naamw. kornuit spitsbroe zelfst. naamw. kornuit makker zelfst. naamw. kornuit maat zelfst. naamw. kornuit kompaan zelfst. naamw. kornuit kameraad zelfst. naamw. kornuit gez zelfst. naamw. kornuit gabber zelfst. naamw. kornuit compagnon zelfst. naamw. kornuit pal zelfst. naamw. kornuit maatje zelfst. naamw. kornuit kameraadje zelfst. naamw. korps apparaat zelfst. naamw. korr korreltje overig. korr grein overig. korre schrobnet zelfst. naamw. korre schrobnet zelfst. naamw. korre schrobnet zelfst. naamw. korrel grein zelfst. naamw. korreltje korr overig. korreltje grein overig. korset keurslijf zelfst. naamw. korsetbalein balein overig. korst bast zelfst. naamw. korst wondkorst zelfst. naamw. korst roof zelfst. naamw. korstdeeg bladerdeeg zelfst. naamw. kort bondig bijv. naamw. kort gedrongen bijv. naamw. kort beknopt bijv. naamw. kort eventjes bijv. naamw. kort neuswarmertje bijv. naamw. kortaangebonden driftig bijv. naamw. kortademig hijgerig overig. kortademig vlaagsgewijs overig. kortademig reclameachtig overig. kortademig pafferig overig. kortademig opgeblazen overig. kortademig dof overig. kortademig dik overig. kortademigheid dyspnoe zelfst. naamw. kortaf bits bijv. naamw. kortaf bruusk bijv. naamw. kortaf snauwend bijv. naamw. kortaf afgemeten bijv. naamw. kortaf koel bijv. naamw. kortaf stijfjes bijv. naamw. kortaf vinnig bijv. naamw. kortaf abrupt bijv. naamw. kortaf onzacht bijv. naamw. kortaf nors bijv. naamw. kortaf zonomhaal bijv. naamw. kortaf bot bijv. naamw. kortaf wrevelig bijv. naamw. kortaf korzelig bijv. naamw. korteafstandloper sprinter zelfst. naamw. kortelings onlangs overig. kortelings recentelijk overig. kortelings pas overig. kortelings laatstelijk overig. kortelings laatst overig. kortelings kortgeleden overig. korten aftrekken werkwoord korten bezuinigen werkwoord korten doden werkwoord korten inkorten werkwoord korten minderen zelfst. naamw. korten snoeien zelfst. naamw. korten matigen werkwoord korten besparen werkwoord korten krimpen werkwoord korten verlagen overig. kortgeleden recentelijk overig. kortgeleden pas overig. kortgeleden onlangs overig. kortgeleden laatstelijk overig. kortgeleden laatst overig. kortgeleden kortelings overig. kortheid bondigheid zelfst. naamw. kortheid beknoptheid zelfst. naamw. korting aftrek zelfst. naamw. korting prijsverlaging zelfst. naamw. korting prijsvermindering zelfst. naamw. korting reductie zelfst. naamw. korting vermindering zelfst. naamw. korting afstrijksel zelfst. naamw. korting afgestrekene zelfst. naamw. kortsluiting electriciteitsstoring zelfst. naamw. kortstondig tijdelijk bijv. naamw. kortstondig vluchtig bijv. naamw. kortstondig kort bijv. naamw. kortstondig zolang bijv. naamw. kortstondig voorlopig bijv. naamw. kortstondig voorbijgaand bijv. naamw. kortstondig tussentijds bijv. naamw. kortstondig temporeel bijv. naamw. kortstondig provisorisch bijv. naamw. kortstondig aards bijv. naamw. kortstondig terloops bijv. naamw. kortstondig haastig bijv. naamw. kortweg botweg overig. kortweg gewoonweg overig. kortweg eenvoudigweg overig. kortweg zonomhaal overig. kortzichtig beperkt bijv. naamw. kortzichtig ongenuanceerd bijv. naamw. kortzichtig stompzinnig bijv. naamw. korven manden werkwoord korzelig humeurig bijv. naamw. korzelig kortaf bijv. naamw. korzelig lichtgeraakt bijv. naamw. korzelig nors bijv. naamw. korzelig ontstemd bijv. naamw. korzelig snauwend bijv. naamw. korzelig chagrijnig bijv. naamw. korzelig stekelig bijv. naamw. korzelig wrevelig bijv. naamw. korzelig nurks bijv. naamw. korzelig knorrig bijv. naamw. korzelig gevoelig bijv. naamw. korzelig aangebrand bijv. naamw. korzeligheid irritatie zelfst. naamw. korzeligheid lichtgeraaktheid zelfst. naamw. koskosnoteboom kokospalm overig. koskosnoteboom kokosboom overig. koskosnoteboom klapperboom overig. kosmonaut astronaut zelfst. naamw. kosmonaut ruimtevaarder zelfst. naamw. kosmopoliet wereldburger zelfst. naamw. kosmos heelal zelfst. naamw. kosmos wereld zelfst. naamw. kost brood zelfst. naamw. kost eten zelfst. naamw. kost onderhoudsgeld zelfst. naamw. kost onkosten zelfst. naamw. kost spijziging zelfst. naamw. kost uitgaven zelfst. naamw. kost uitgaaf zelfst. naamw. kost kosten zelfst. naamw. kost voedsel zelfst. naamw. kost onderhoud zelfst. naamw. kost voeding zelfst. naamw. kostbaar duur bijv. naamw. kostbaar hooggeprijsd bijv. naamw. kostbaar prachtig bijv. naamw. kostbaar prijzig bijv. naamw. kostbaar waardevol bijv. naamw. kostbaarheid juweel zelfst. naamw. kostbaarheid prijzigheid zelfst. naamw. kostelijk heerlijk bijv. naamw. kostelijk reuzelekker bijv. naamw. kostelijk uitstekend bijv. naamw. kostelijk delicieus bijv. naamw. kostelijk onverbeterlijk bijv. naamw. kostelijk vermakelijk bijv. naamw. kostelijk zalig bijv. naamw. kostelijk verrukkelijk bijv. naamw. kostelijk smakelijk bijv. naamw. kostelijk overheerlijk bijv. naamw. kostelijk lekker bijv. naamw. kostelijk hemels bijv. naamw. kostelijk voortreffelijk bijv. naamw. kosteloos gratis bijv. naamw. kosteloos zonkosten bijv. naamw. kosten doen werkwoord kosten zijn werkwoord kosten leges zelfst. naamw. kosten onkosten zelfst. naamw. kosten uitgave zelfst. naamw. kosten verschuldigde zelfst. naamw. kosten tarief zelfst. naamw. kosten rechten zelfst. naamw. kosten betamelijkheid zelfst. naamw. kosten betamelijke zelfst. naamw. kosten heffing zelfst. naamw. kosten belasting zelfst. naamw. kosten uitgaven zelfst. naamw. kosten uitgaaf zelfst. naamw. kosten kost zelfst. naamw. kostenbesparing bezuiniging zelfst. naamw. kostenbesparing verkorting zelfst. naamw. kostenbesparing inkrimping zelfst. naamw. kostenbesparing besparing zelfst. naamw. kostenbesparing besnoeiing zelfst. naamw. kostenbesparing bekorting zelfst. naamw. kostenvergoeding vergoeding zelfst. naamw. kostenverlaging bezuiniging zelfst. naamw. koster pedel overig. koster conciërge overig. koster bode overig. koster kerkdienaar overig. koster sacrista overig. koster stafdrager overig. kostganger pensiongast overig. kostgangster pensiongaste overig. kostgeld pension zelfst. naamw. kostprijs productiekosten zelfst. naamw. kostprijs vervaardigingskosten zelfst. naamw. kostschool internaat zelfst. naamw. kostumeren verkleden werkwoord kostuum complet zelfst. naamw. kostuum kloffie zelfst. naamw. kostuum maatpak zelfst. naamw. kostuum pak zelfst. naamw. kostuumpop paspop zelfst. naamw. kostuumpop ledenpop zelfst. naamw. kostwinner broodwinner zelfst. naamw. kostwinning bestaansmiddel zelfst. naamw. kostwinning broodwinning zelfst. naamw. kot hok zelfst. naamw. kot krot zelfst. naamw. kot hutje zelfst. naamw. kot hut zelfst. naamw. kotelet karbonade zelfst. naamw. kotelet karbona zelfst. naamw. kots braaksel zelfst. naamw. kotsen gruwen werkwoord kotsen overgeven werkwoord kotsen spugen werkwoord kotsen spuwen werkwoord kotsen vomeren werkwoord kotsen braken zelfst. naamw. kotsen uitbraken werkwoord kotsmiddel spuugmiddel overig. kotsmiddel braakmiddel overig. kotsmisselijk beroerd bijv. naamw. kotsmisselijk doodziek bijv. naamw. kotsmisselijk doodmisselijk bijv. naamw. kou frisheid zelfst. naamw. kou griepje zelfst. naamw. kou koude zelfst. naamw. koud afstandelijk bijv. naamw. koud fris bijv. naamw. koud onaangedaan bijv. naamw. koud amper bijv. naamw. koud harteloos bijv. naamw. koud koel bijv. naamw. koud onbewogen bijv. naamw. koud onberoerd bijv. naamw. koude kou zelfst. naamw. koudefront front zelfst. naamw. koudmaken liquideren overig. koudmaken afmaken overig. koudmakend koel bijv. naamw. koudvuur gangreen zelfst. naamw. koukleum koulijder overig. koulijden kleumen overig. koulijden klappertanden overig. koulijden bibberen overig. koulijder koukleum overig. kous gloeikousje zelfst. naamw. kous kniekous zelfst. naamw. kous sok overig. kouseband kousenband zelfst. naamw. kousen nylonkousen zelfst. naamw. kousenband kouseband zelfst. naamw. kousenband kousophou zelfst. naamw. kousenband jarretel zelfst. naamw. kousje lampenkousje zelfst. naamw. kousophou kousenband overig. kousophou jarretel overig. kout praatje overig. kout gekeuvel overig. kout babbeltje overig. kouten babbelen werkwoord kouten keuvelen werkwoord kouten praten werkwoord kouten kwekken werkwoord kouter theetante overig. kouter prater overig. kouter klapekster overig. kouter keuvelaar overig. kouter babbelaar overig. kouwe drukte gebakken lucht overig. kouwe drukte kapsones overig. kouwe drukte gebakken lucht overig. kouwe drukte kapsones overig. kouwe drukte gebakken lucht overig. kouwe drukte kapsones overig. koworden afkoelen overig. kozijn raam zelfst. naamw. kozijn vensterkozijn zelfst. naamw. kozijn neef zelfst. naamw. kraag boord zelfst. naamw. kraag halskraag zelfst. naamw. kraagje boordje overig. kraaiennest uitkijk zelfst. naamw. kraak braak zelfst. naamw. kraak inbraak zelfst. naamw. kraakhelder brandschoon bijv. naamw. kraakhelder brandhelder bijv. naamw. kraam stalletje zelfst. naamw. kraam stand zelfst. naamw. kraam verlossing zelfst. naamw. kraam bevalling zelfst. naamw. kraambed puerperium zelfst. naamw. kraamhulp kraamverpleegster zelfst. naamw. kraaminrichting kraamkliniek zelfst. naamw. kraaminrichting kraamvrouwenkliniek zelfst. naamw. kraamkind jonggeborene overig. kraamkliniek kraaminrichting zelfst. naamw. kraamkliniek kraamvrouwenkliniek zelfst. naamw. kraampjes stands overig. kraampjes stalletjes overig. kraamverpleegster kraamhulp zelfst. naamw. kraamvloed lochia zelfst. naamw. kraamvrouwenkliniek kraamkliniek overig. kraamvrouwenkliniek kraaminrichting overig. kraan afsluitkraan zelfst. naamw. kraan hijskraan zelfst. naamw. kraan waterkraan zelfst. naamw. kraan tap zelfst. naamw. kraanwagen takelwagen zelfst. naamw. kraanwagen takelauto zelfst. naamw. kraanwater leidingwater overig. krab kras zelfst. naamw. krab schram zelfst. naamw. krab zoetwaterkreeft zelfst. naamw. krab rivierkreeft zelfst. naamw. krab kreeft zelfst. naamw. krab krabwond zelfst. naamw. krabbel aantekening zelfst. naamw. krabbel handtekening zelfst. naamw. krabbel kladbriefje zelfst. naamw. krabbel paraaf zelfst. naamw. krabbel poot zelfst. naamw. krabbel schrijfsel zelfst. naamw. krabbel kladje zelfst. naamw. krabbel kattebelletje zelfst. naamw. krabbel briefje zelfst. naamw. krabbel krabbelbriefje zelfst. naamw. krabbel prulgeschrift zelfst. naamw. krabbel hanenpoten zelfst. naamw. krabbel gekrabbel zelfst. naamw. krabbel gekladder zelfst. naamw. krabbelaar krabber overig. krabbelbriefje schrijfsel overig. krabbelbriefje krabbel overig. krabbelbriefje kladje overig. krabbelbriefje kladbriefje overig. krabbelbriefje kattebelletje overig. krabbelen klauteren werkwoord krabbelen krabben werkwoord krabbelen scharrelen werkwoord krabbelen schrappen werkwoord krabbelen gekrabbel werkwoord krabben krabbelen werkwoord krabber krabbelaar overig. krabber krasser overig. krabber krabijzer overig. krabijzer krasser overig. krabijzer krabber overig. krabwond schram overig. krabwond kras overig. krabwond krab overig. krach beurskrach zelfst. naamw. krach faillissement zelfst. naamw. krach failliet zelfst. naamw. krach bankroet zelfst. naamw. kracht arbeidskracht zelfst. naamw. kracht daadkracht zelfst. naamw. kracht energie zelfst. naamw. kracht fiksheid zelfst. naamw. kracht hevigheid zelfst. naamw. kracht macht zelfst. naamw. kracht moed zelfst. naamw. kracht sterkte zelfst. naamw. kracht vermogen zelfst. naamw. kracht potentie zelfst. naamw. kracht werklust zelfst. naamw. kracht puf zelfst. naamw. kracht momentum zelfst. naamw. kracht fut zelfst. naamw. kracht esprit zelfst. naamw. kracht aandrift zelfst. naamw. kracht intensiteit zelfst. naamw. kracht heftigheid zelfst. naamw. kracht felheid zelfst. naamw. kracht dynamiek zelfst. naamw. kracht invloed zelfst. naamw. kracht scherpzinnigheid zelfst. naamw. kracht capaciteit zelfst. naamw. kracht zwaarte zelfst. naamw. kracht last zelfst. naamw. kracht druk zelfst. naamw. krachtdadig doortastend bijv. naamw. krachtdadig kordaat bijv. naamw. krachtdadig krachtig bijv. naamw. krachtdadig ferm bijv. naamw. krachtdadig beslist bijv. naamw. krachtdadig drastisch bijv. naamw. krachtdadig sterk bijv. naamw. krachteloos afgeleefd bijv. naamw. krachteloos lam bijv. naamw. krachteloos lens bijv. naamw. krachteloos machteloos bijv. naamw. krachteloos mat bijv. naamw. krachteloos slap bijv. naamw. krachteloos zwak bijv. naamw. krachteloos futloos bijv. naamw. krachteloosheid impotentie zelfst. naamw. krachteloosheid onmacht zelfst. naamw. krachteloosheid slapte zelfst. naamw. krachteloosheid asthenie zelfst. naamw. krachteloosheid zwakheid zelfst. naamw. krachteloosheid zwakte zelfst. naamw. krachteloosheid zachtheid zelfst. naamw. krachteloosheid weekheid zelfst. naamw. krachteloosheid sulligheid zelfst. naamw. krachteloosheid slapheid zelfst. naamw. krachteloosheid laksheid zelfst. naamw. krachten machten zelfst. naamw. krachtig doeltreffend bijv. naamw. krachtig doortastend bijv. naamw. krachtig drastisch bijv. naamw. krachtig ferm bijv. naamw. krachtig fors bijv. naamw. krachtig hevig bijv. naamw. krachtig kordaat bijv. naamw. krachtig krachtdadig bijv. naamw. krachtig nadrukkelijk bijv. naamw. krachtig voedzaam bijv. naamw. krachtig duchtig bijv. naamw. krachtig fiks bijv. naamw. krachtig geweldig bijv. naamw. krachtig hard bijv. naamw. krachtig heftig bijv. naamw. krachtig lustig bijv. naamw. krachtig sterk bijv. naamw. krachtig beslist bijv. naamw. krachtig zwaar bijv. naamw. krachtig vriendelijk bijv. naamw. krachtig straf bijv. naamw. krachtig geducht bijv. naamw. krachtig eerlijk bijv. naamw. krachtig dapper bijv. naamw. krachtig braaf bijv. naamw. krachtig efficiënt bijv. naamw. krachtig effectief bijv. naamw. krachtig doelmatig bijv. naamw. krachtig fel bijv. naamw. krachtig erg bijv. naamw. krachtig energiek bijv. naamw. krachtig stevig bijv. naamw. krachtig flink bijv. naamw. krachtinstallatie centrale zelfst. naamw. krachtpatser rouwdouwer overig. krachtterm schuttingwoord zelfst. naamw. krachttoer toer overig. krachttoer stunt overig. krachttoer prestatie overig. krachtwerktuig motor zelfst. naamw. krak scheur overig. krak breuk overig. krak barst overig. krakeel drukte zelfst. naamw. krakeel heisa zelfst. naamw. krakelen hakketakken werkwoord krakelen twisten werkwoord krakelen strijden werkwoord krakelen redetwisten werkwoord krakelen disputeren werkwoord krakelen ruziën werkwoord krakelen kijven werkwoord krakelen kiften werkwoord kraken afbreken werkwoord kraken binnendringen werkwoord kraken kermen werkwoord kraken kritiseren werkwoord kraken openbreken werkwoord kraken katten werkwoord kraken afkraken werkwoord kraken krassen werkwoord kraken knarsen werkwoord kraken losbreken werkwoord kraker dief zelfst. naamw. kraker succesnummer zelfst. naamw. kraker illegabewoner zelfst. naamw. kraker treffer zelfst. naamw. kraker topper zelfst. naamw. kraker successtuk zelfst. naamw. kraker succes zelfst. naamw. kraker schlager zelfst. naamw. kraker klapper zelfst. naamw. kraker kasstuk zelfst. naamw. kraker hit zelfst. naamw. krakkemikkig aftands bijv. naamw. krakkemikkig bouwvallig bijv. naamw. krakkemikkig gammel bijv. naamw. krakkemikkig krom bijv. naamw. krakkemikkig wankel bijv. naamw. krakkemikkig zwak bijv. naamw. krakken barsten zelfst. naamw. kralen parelen werkwoord kralenkrans krans zelfst. naamw. kralenkrans kransje zelfst. naamw. kramer koopman zelfst. naamw. kramp spiersamentrekking zelfst. naamw. kramp stuip zelfst. naamw. kramp stuiptrekking zelfst. naamw. kramp spasme zelfst. naamw. kramp samentrekking zelfst. naamw. kramp convulsie zelfst. naamw. krampachtig geforceerd bijv. naamw. krampachtig stijf bijv. naamw. krampachtig spastisch bijv. naamw. krampachtig verkrampt bijv. naamw. krampachtig lomp bijv. naamw. krampachtig dwaas bijv. naamw. krampen spiersamentrekkingen overig. kranen tappen zelfst. naamw. kranig flink bijv. naamw. kranig vermetel bijv. naamw. kranig stoutmoedig bijv. naamw. kranig onvervaard bijv. naamw. kranig onverschrokken bijv. naamw. kranig onbevreesd bijv. naamw. kranig onbeducht bijv. naamw. kranig manmoedig bijv. naamw. kranig koen bijv. naamw. kranigheid branie zelfst. naamw. krankjorum knots bijv. naamw. krankjorum maf bijv. naamw. krankjorum mal bijv. naamw. krankjorum mesjogge bijv. naamw. krankjorum stupide bijv. naamw. krankjorum krankzinnig bijv. naamw. krankjorum idioterig bijv. naamw. krankjorum idioot bijv. naamw. krankjorum gestoord bijv. naamw. krankjorum gek bijv. naamw. krankjorum achterlijk bijv. naamw. krankjorum zot bijv. naamw. krankjorum geschift bijv. naamw. krankjorum knettergek bijv. naamw. krankjorum kierewiet bijv. naamw. krankjorum hoorndol bijv. naamw. krankjorum getikt bijv. naamw. krankzinnig achterlijk bijv. naamw. krankzinnig geestesziek bijv. naamw. krankzinnig geschift bijv. naamw. krankzinnig belachelijk bijv. naamw. krankzinnig zinneloos bijv. naamw. krankzinnig gek zelfst. naamw. krankzinnig wijs bijv. naamw. krankzinnig waanzinnig bijv. naamw. krankzinnig reuze bijv. naamw. krankzinnig gaaf bijv. naamw. krankzinnig fantastisch bijv. naamw. krankzinnig fabelachtig bijv. naamw. krankzinnig stupide bijv. naamw. krankzinnig mesjogge bijv. naamw. krankzinnig krankjorum bijv. naamw. krankzinnig idioterig bijv. naamw. krankzinnig idioot bijv. naamw. krankzinnig gestoord bijv. naamw. krankzinnig zot bijv. naamw. krankzinnig maf bijv. naamw. krankzinnige geesteszieke zelfst. naamw. krankzinnige waanzinnige zelfst. naamw. krankzinnige gek zelfst. naamw. krankzinnige dolleman zelfst. naamw. krankzinnigengesticht krankzinnigeninrichting overig. krankzinnigengesticht inrichting overig. krankzinnigengesticht gesticht overig. krankzinnigengesticht gekkenhuis overig. krankzinnigengesticht dolhuis overig. krankzinnigeninrichting gekkenhuis zelfst. naamw. krankzinnigeninrichting gesticht zelfst. naamw. krankzinnigeninrichting inrichting zelfst. naamw. krankzinnigeninrichting krankzinnigengesticht zelfst. naamw. krankzinnigeninrichting dolhuis zelfst. naamw. krankzinnigheid razernij zelfst. naamw. krankzinnigheid waanzin zelfst. naamw. krankzinnigheid dementia zelfst. naamw. krankzinnigheid dwaasheid zelfst. naamw. krankzinnigheid idioterie zelfst. naamw. krankzinnigheid achterlijkheid zelfst. naamw. krans kralenkrans zelfst. naamw. krans ring zelfst. naamw. krans kransje zelfst. naamw. krans kroon zelfst. naamw. kransje krans overig. kransje kralenkrans overig. kranslijst gootlijst overig. kransslagader hartader overig. kransslagader hartader overig. kransslagader hartader overig. krant avondblad zelfst. naamw. krant courant zelfst. naamw. krant dagblad zelfst. naamw. krantenbericht nieuwsbericht zelfst. naamw. krantenbezorger krantenjongen overig. krantendrukkerij drukkerij zelfst. naamw. krantenjongen krantenbezorger overig. krantenkop kop zelfst. naamw. krantenwinkel ochtendpapierpooier overig. krap klein bijv. naamw. krap schaars bijv. naamw. krap maar net bijv. naamw. krap nauw bijv. naamw. krap eng bijv. naamw. krap karig bijv. naamw. krap boekslot overig. krapaan plusminus overig. krapaan plusminus overig. krapaan plusminus overig. krapte schaarste zelfst. naamw. krapte tekort zelfst. naamw. krapte schaarsheid zelfst. naamw. krapte gebrek zelfst. naamw. kras bont bijv. naamw. kras flink bijv. naamw. kras beschadiging zelfst. naamw. kras pennekras zelfst. naamw. kras schram zelfst. naamw. kras wakker zelfst. naamw. kras vief zelfst. naamw. kras tierig zelfst. naamw. kras rap zelfst. naamw. kras opgewekt zelfst. naamw. kras levendig zelfst. naamw. kras kwiek zelfst. naamw. kras druk zelfst. naamw. kras haal zelfst. naamw. kras heerg zelfst. naamw. kras krabwond zelfst. naamw. kras krab zelfst. naamw. krassen raspen werkwoord krassen schrappen werkwoord krassen zagen werkwoord krassen kraken werkwoord krassen knarsen werkwoord krassen gekraak werkwoord krassen gekras werkwoord krassen schrapen werkwoord krassen schrabben werkwoord krassen uitwissen werkwoord krassen schenden werkwoord krassen ontsieren werkwoord krasser krabijzer overig. krasser krabber overig. krat kist zelfst. naamw. kratje kistje overig. krats grijpstuiver zelfst. naamw. krats kleinigheid zelfst. naamw. krats prik zelfst. naamw. krats schijntje zelfst. naamw. krats spotprijs zelfst. naamw. krauwen krabben werkwoord krediet aanzien zelfst. naamw. krediet afbetalingsregeling zelfst. naamw. krediet credit zelfst. naamw. kredietbank kredietinstelling overig. kredietbrief geloofsbrief overig. kredietgever leningverstrekker overig. kredietinstelling kredietbank overig. kredietnota creditnota zelfst. naamw. kredietverlening lening zelfst. naamw. kredietwaardig geaccrediteerd bijv. naamw. kredietwaardig solvabel bijv. naamw. kredietwaardig solvent bijv. naamw. kreeft langoustine zelfst. naamw. kreeft zoetwaterkreeft zelfst. naamw. kreeft rivierkreeft zelfst. naamw. kreeft krab zelfst. naamw. kreek beek zelfst. naamw. kreet brul zelfst. naamw. kreet leus zelfst. naamw. kreet loze kreet zelfst. naamw. kreet schreeuw zelfst. naamw. kreet slagzin zelfst. naamw. kreet strijdkreet zelfst. naamw. kreet gil zelfst. naamw. kreet yell zelfst. naamw. kreet slogan zelfst. naamw. kreet reclamezin zelfst. naamw. kreet reclameleus zelfst. naamw. kreet uitroep zelfst. naamw. kreet roep zelfst. naamw. kregel boos bijv. naamw. kregel knorrig bijv. naamw. kregel prikkelbaar bijv. naamw. kregelheid knorrigheid zelfst. naamw. kregelig kribbig overig. krek juist bijv. naamw. krek net bijv. naamw. krek precies bijv. naamw. kreng feeks zelfst. naamw. kreng kadaver zelfst. naamw. kreng karonje zelfst. naamw. kreng loeder zelfst. naamw. kreng smeerlap zelfst. naamw. kreng schurk zelfst. naamw. kreng schoft zelfst. naamw. kreng mispunt zelfst. naamw. kreng klier zelfst. naamw. kreng ellendeling zelfst. naamw. krenken beledigen werkwoord krenken benadelen werkwoord krenken grieven werkwoord krenken kwetsen werkwoord krenken pijnigen werkwoord krenkend kwetsend overig. krenkend grievend overig. krenking belediging zelfst. naamw. krenking grief zelfst. naamw. krenking kwetsing zelfst. naamw. krent achterste zelfst. naamw. krent gat zelfst. naamw. krent gierigaard zelfst. naamw. krent vrek zelfst. naamw. krent schraper zelfst. naamw. krent krentenweger zelfst. naamw. krent knibbelaar zelfst. naamw. krentenweger vrek overig. krentenweger schraper overig. krentenweger krent overig. krentenweger knibbelaar overig. krentenweger gierigaard overig. krenterig gierig bijv. naamw. krenterig vrekkig bijv. naamw. krenterig schraperig bijv. naamw. krenterig inhalig bijv. naamw. krenterigheid vrekkigheid zelfst. naamw. krenterigheid gierigheid zelfst. naamw. kreten slogans overig. kreten slagzinnen overig. kreten leuzen overig. kreten schreeuwen overig. kreten roepen overig. kreten gillen overig. kreuk plooi zelfst. naamw. kreuk rimpel zelfst. naamw. kreukel frommel zelfst. naamw. kreukel valvouw zelfst. naamw. kreukelen verkreukelen werkwoord kreukelen verfrommelen werkwoord kreukelig verkreukeld overig. kreukelig verfomfaaid overig. kreunen kermen werkwoord kreunen steunen zelfst. naamw. kreunen zuchten zelfst. naamw. kreupel gebrekkig bijv. naamw. kreupel hinkend bijv. naamw. kreupel lam bijv. naamw. kreupel mank bijv. naamw. kreupel manke bijv. naamw. kreupel kreupele bijv. naamw. kreupelbos kreupelhout overig. kreupele manke overig. kreupele mank overig. kreupele kreupel overig. kreupelheid lamlegging zelfst. naamw. kreupelheid mankheid zelfst. naamw. kreupelhout begroeiing zelfst. naamw. kreupelhout scheur zelfst. naamw. kreupelhout knak zelfst. naamw. kreupelhout breuk zelfst. naamw. kreupelhout kreupelbos zelfst. naamw. kreupelhout struikgewas zelfst. naamw. kreuplopen mankgaan overig. kreuplopen hinken overig. krib pier zelfst. naamw. kribbe huis overig. kribbe wieg overig. kribbig nijdig bijv. naamw. kribbig kregelig bijv. naamw. krieb jeukerigheid overig. krieb jeuk overig. kriebel jeukerigheid zelfst. naamw. kriebel prikkeling zelfst. naamw. kriebelen jeuken werkwoord kriebelen prikkelen werkwoord kriebelen kietelen werkwoord kriebelig peuterig bijv. naamw. kriebelig geprikkeld bijv. naamw. kriebelig prikkelig bijv. naamw. kriebeling prikkeling zelfst. naamw. kriebels irritatie zelfst. naamw. kriebels prikkels zelfst. naamw. kriebelziekte ergotisme zelfst. naamw. kriegel geprikkeld overig. krieken lichten werkwoord kriel kleingoed overig. kriel grut overig. krielen zwermen werkwoord krielen wriemelen werkwoord krielen wemelen werkwoord krielen krioelen werkwoord krieuwelen jeuken werkwoord krijg oorlog zelfst. naamw. krijgen cadeau krijgen werkwoord krijgen opstrijken werkwoord krijgen ontvangen werkwoord krijger strijder zelfst. naamw. krijger soldaat zelfst. naamw. krijger strij zelfst. naamw. krijgertje tikkertje zelfst. naamw. krijgsdienst dienst zelfst. naamw. krijgshaftig dapper bijv. naamw. krijgshaftig strijdzuchtig bijv. naamw. krijgshaftig oorlogszuchtig bijv. naamw. krijgshaftig militant bijv. naamw. krijgskunde tactiek zelfst. naamw. krijgskunde strategie zelfst. naamw. krijgsmacht dienst zelfst. naamw. krijgsmacht leger zelfst. naamw. krijgsmacht legermacht zelfst. naamw. krijgsmacht strijdmacht zelfst. naamw. krijgsmacht troepenmacht zelfst. naamw. krijgsmacht heir zelfst. naamw. krijgsman soldaat zelfst. naamw. krijgsman strijder zelfst. naamw. krijsen blèren werkwoord krijsen blren werkwoord krijsen huilen werkwoord krijsen schreeuwen werkwoord krijsen janken werkwoord krijsen brullen werkwoord krijsen gillen werkwoord krijserig schreeuwerig overig. krijt krijtje zelfst. naamw. krijt tekenkrijt zelfst. naamw. krijten blèren werkwoord krijtje krijt zelfst. naamw. krijtje tekenkrijt zelfst. naamw. krijtrotsen witte rotsen overig. krijtwit bleek bijv. naamw. krik dommekracht zelfst. naamw. krimp krimping zelfst. naamw. krimpen draaien werkwoord krimpen schrompelen werkwoord krimpen slinken werkwoord krimpen verminderen werkwoord krimpen werken werkwoord krimpen minderen zelfst. naamw. krimpen verkleinen werkwoord krimpen minworden werkwoord krimpen inkrimpen werkwoord krimpen afnemen werkwoord krimpen korten werkwoord krimpen verlagen werkwoord krimpen verkorten werkwoord krimpen reduceren werkwoord krimpen inperken werkwoord krimpen beperken werkwoord krimpend slinkend overig. krimping krimp zelfst. naamw. kring cirkel zelfst. naamw. kring cirkelvorm zelfst. naamw. kring cyclus zelfst. naamw. kring district zelfst. naamw. kring gelederen zelfst. naamw. kring kringvormig zelfst. naamw. kring cirk zelfst. naamw. kring rondje zelfst. naamw. kring kringel zelfst. naamw. kring- retorisch overig. kring- periodiek overig. kringel kringvormig overig. kringel kring overig. kringloop cyclus zelfst. naamw. kringloop kring zelfst. naamw. kringloop recycling zelfst. naamw. kringproces cyclus zelfst. naamw. kringproces kring zelfst. naamw. kringvormig rond bijv. naamw. kringvormig kringel bijv. naamw. kringvormig kring bijv. naamw. krioelen kruipen werkwoord krioelen stikken werkwoord krioelen wemelen werkwoord krioelen zwermen werkwoord krioelen wriemelen werkwoord krioelen krielen werkwoord kristalhelder glashelder bijv. naamw. kristallisatie kristalvorming zelfst. naamw. kristalvorming kristallisatie zelfst. naamw. kriterium voorwaar overig. kriterium eis overig. kriterium criterium overig. kriterium conditie overig. kriterium beperking overig. kriterium bepaling overig. kriterium beding overig. kritiek benard bijv. naamw. kritiek dreigend bijv. naamw. kritiek precair bijv. naamw. kritiek aanmerking zelfst. naamw. kritiek afkeuring zelfst. naamw. kritiek beoordeling zelfst. naamw. kritiek commentaar zelfst. naamw. kritiek opmerking zelfst. naamw. kritiek recensie zelfst. naamw. kritiek penibel zelfst. naamw. kritiek netelig zelfst. naamw. kritiek lastig zelfst. naamw. kritiek hachelijk zelfst. naamw. kritiek delicaat zelfst. naamw. kritiek bespreking zelfst. naamw. kritiek zorgwekkend zelfst. naamw. kritiek zorgelijk zelfst. naamw. kritiek ernstig zelfst. naamw. kritiek benauwd zelfst. naamw. kritiekloos blind bijv. naamw. kritiekloos blindelings bijv. naamw. kritiekloos klakkeloos bijv. naamw. kritisch moeilijk bijv. naamw. kritisch problematisch bijv. naamw. kritiseren aanmerken werkwoord kritiseren afkeuren werkwoord kritiseren afkraken werkwoord kritiseren berispen werkwoord kritiseren katten werkwoord kritiseren kraken werkwoord kritiseren recenseren werkwoord kroeg bar zelfst. naamw. kroeg café zelfst. naamw. kroeg herberg zelfst. naamw. kroeg taveerne zelfst. naamw. kroeg tapperij zelfst. naamw. kroeg lokaliteit zelfst. naamw. kroegbaas waard overig. kroegbaas kastelein overig. kroegbaas caféhou overig. kroegbaas café-eigenaar overig. kroegen bars zelfst. naamw. kroegen cafés zelfst. naamw. kroegen proeflokalen zelfst. naamw. kroegen dranklokalen zelfst. naamw. kroeghou kastelein overig. kroeghouder kastelein zelfst. naamw. kroes beker zelfst. naamw. kroes mok zelfst. naamw. kroes pot zelfst. naamw. kroes pul zelfst. naamw. kroes kroezig zelfst. naamw. kroeskop krullenbol overig. kroestang krultang zelfst. naamw. kroezig kroes overig. krokant bros bijv. naamw. krokodil slang overig. krokus crocus zelfst. naamw. krols bronstig bijv. naamw. krols hitsig bijv. naamw. krols loops bijv. naamw. krolsheid tochtigheid zelfst. naamw. krolsheid loopsheid zelfst. naamw. krolsheid bronst zelfst. naamw. krom gebogen bijv. naamw. krom gebrekkig bijv. naamw. krom gekromd bijv. naamw. krom onjuist bijv. naamw. krombuigen buigen werkwoord krombuigen kromtrekken werkwoord krommen buigen werkwoord krommen welven werkwoord kromming bocht zelfst. naamw. kromming buiging zelfst. naamw. kromming draai zelfst. naamw. kromming kromte zelfst. naamw. kromming kronkel zelfst. naamw. kromming ronding zelfst. naamw. kromming verbuiging zelfst. naamw. kromming winding zelfst. naamw. kromming schroefdraad zelfst. naamw. kromming kronkeling zelfst. naamw. krompraten brabbelen werkwoord kromstaf bisschopsstaf overig. kromte bocht zelfst. naamw. kromte draai zelfst. naamw. kromte kromming zelfst. naamw. kromtrekken krombuigen werkwoord kromtrekken uitzetten werkwoord kronen lauweren werkwoord kroniek jaarboek zelfst. naamw. kroniek schets zelfst. naamw. kroning troonsbestijging zelfst. naamw. kronkel kromming zelfst. naamw. kronkel verdraaiing zelfst. naamw. kronkel ronding zelfst. naamw. kronkel draai zelfst. naamw. kronkel bocht zelfst. naamw. kronkel twist zelfst. naamw. kronkel lus zelfst. naamw. kronkel knoop zelfst. naamw. kronkel kink zelfst. naamw. kronkelen slieren werkwoord kronkelen slingeren werkwoord kronkelend dwalend overig. kronkelend afwijkend overig. kronkelend bochtig overig. kronkelend kronkelig overig. kronkelend wankel overig. kronkelend humeurig overig. kronkelend excentriek overig. kronkelig kronkelend overig. kronkeling winding zelfst. naamw. kronkeling schroefdraad overig. kronkeling kromming zelfst. naamw. kronkeling bocht overig. kroon koningskroon zelfst. naamw. kroon krans zelfst. naamw. kroonprins troonpretendent zelfst. naamw. kroonprins troonopvolger zelfst. naamw. kroonprins succeseur zelfst. naamw. kroonprins prins zelfst. naamw. kroonprins pretendente zelfst. naamw. kroonprins pretendent zelfst. naamw. kroonprins kroonprinses zelfst. naamw. kroonprins infante zelfst. naamw. kroonprinses troonpretendent overig. kroonprinses troonopvolger overig. kroonprinses succeseur overig. kroonprinses prins overig. kroonprinses pretendente overig. kroonprinses pretendent overig. kroonprinses kroonprins overig. kroonprinses infante overig. kroontje appelkroontje zelfst. naamw. kroontjespen pen zelfst. naamw. kroost kind zelfst. naamw. kroost nageslacht zelfst. naamw. kroost telgen zelfst. naamw. kroost nakomelingen zelfst. naamw. kroost kinderen zelfst. naamw. kroost gebroed zelfst. naamw. kroost broed zelfst. naamw. kroot biet zelfst. naamw. kroot wortel zelfst. naamw. kroot mangelwortel zelfst. naamw. kroot beetwortel zelfst. naamw. kroot wort zelfst. naamw. krop kropgezwel zelfst. naamw. krop slakrop zelfst. naamw. krop struma zelfst. naamw. kropgezwel krop zelfst. naamw. kropgezwel struma zelfst. naamw. krossen lopen werkwoord krot bouwval zelfst. naamw. krot hok zelfst. naamw. krot kot zelfst. naamw. krot krotwoning zelfst. naamw. krot hutje zelfst. naamw. krot kavalje zelfst. naamw. krottenbuurt krottenwijk overig. krottenbuurt armenwijk overig. krottenbuurt gribus overig. krottenbuurt achterbuurt overig. krottenwijk achterbuurt zelfst. naamw. krottenwijk armenwijk zelfst. naamw. krottenwijk krottenbuurt zelfst. naamw. krottenwijk gribus zelfst. naamw. krotwoning krot zelfst. naamw. kruid plant zelfst. naamw. kruid specerij zelfst. naamw. kruid kruiderij zelfst. naamw. kruiden kruiderij zelfst. naamw. kruiden smaakstoffen zelfst. naamw. kruiden specerijen zelfst. naamw. kruidenier grutter overig. kruidenier kaarsenmaker overig. kruidenier kaarsenhandelaar overig. kruidenierswaren grutterswaren overig. kruidenierswink levensmiddelenwink overig. kruiderij kruiden zelfst. naamw. kruiderij specerij zelfst. naamw. kruiderij kruid zelfst. naamw. kruiderij wijnruit overig. kruiderij wijnruit overig. kruiderij wijnruit overig. kruidig gekruid bijv. naamw. kruidig pittig bijv. naamw. kruidig hartig bijv. naamw. kruidig gepeperd bijv. naamw. kruidnoot nootmuskaat overig. kruidnoot muskaat overig. kruien karren werkwoord kruier bagagedrager zelfst. naamw. kruier drager zelfst. naamw. kruier sjouwer zelfst. naamw. kruier wagenmaker zelfst. naamw. kruier achterpaard zelfst. naamw. kruik amfora zelfst. naamw. kruik pul zelfst. naamw. kruik stopfles zelfst. naamw. kruik waterkruik zelfst. naamw. kruik draagkruik zelfst. naamw. kruik voetenwarmer overig. kruikenzeiker tilburger overig. kruimeldief dief zelfst. naamw. kruimeldief stofzuigertje zelfst. naamw. kruimelen brokkelen werkwoord kruimelend kruimig overig. kruimelend brokkelig overig. kruimig kruimelend overig. kruimig brokkelig overig. kruin schedel zelfst. naamw. kruin top zelfst. naamw. kruin schuur zelfst. naamw. kruin pluk zelfst. naamw. kruin kuif zelfst. naamw. kruin bosje zelfst. naamw. kruipen klauteren werkwoord kruipen krioelen werkwoord kruipen sluipen werkwoord kruipen vlemen werkwoord kruipen vleien werkwoord kruipen flikflooien werkwoord kruipen flatteren werkwoord kruipen wemelen werkwoord kruiper strooplikker overig. kruiper hielenlikker overig. kruiperig stroperig bijv. naamw. kruiperig serviel bijv. naamw. kruiperig slaafs bijv. naamw. kruiperij strooplikkerij overig. kruis beproeving zelfst. naamw. kruis crucifix zelfst. naamw. kruis kruisvorm zelfst. naamw. kruis kwel zelfst. naamw. kruis smart zelfst. naamw. kruis rouw zelfst. naamw. kruis pijn zelfst. naamw. kruis ongeluk zelfst. naamw. kruis leed zelfst. naamw. kruis droefenis zelfst. naamw. kruisband wikkel overig. kruisband banderol overig. kruisbeeld crucifix zelfst. naamw. kruisbeeld kruis zelfst. naamw. kruisbes klapbes overig. kruisboog boog zelfst. naamw. kruiselings overdwars overig. kruiselings dwars overig. kruisen patrouilleren werkwoord kruisen snijden werkwoord kruisen laveren werkwoord kruisgang kruisweg zelfst. naamw. kruishout ritshout overig. kruising asbakkenras zelfst. naamw. kruising kruispunt zelfst. naamw. kruising wegkruising zelfst. naamw. kruising wegsplitsing zelfst. naamw. kruising splitsing zelfst. naamw. kruispunt kruising zelfst. naamw. kruispunt verkeersknooppunt zelfst. naamw. kruispunt wegkruising zelfst. naamw. kruispunt wegsplitsing zelfst. naamw. kruispunt splitsing zelfst. naamw. kruispunt knooppunt zelfst. naamw. kruistocht veldtocht zelfst. naamw. kruistocht kruisvaart zelfst. naamw. kruisvaar pelgrim overig. kruisvaarder pelgrim zelfst. naamw. kruisvaart kruistocht overig. kruisverhoor verhoor zelfst. naamw. kruisvorm kruis zelfst. naamw. kruisweg bezoeking zelfst. naamw. kruisweg kruisgang zelfst. naamw. kruiswoordpuzzel puzzel zelfst. naamw. kruit lading zelfst. naamw. kruit poeder zelfst. naamw. kruit schot zelfst. naamw. kruiwagen connectie zelfst. naamw. kruiwagen contact zelfst. naamw. kruk barkruk zelfst. naamw. kruk deurklink zelfst. naamw. kruk deurkruk zelfst. naamw. kruk klungel zelfst. naamw. kruk knoeier zelfst. naamw. kruk taboeret zelfst. naamw. kruk zwengel zelfst. naamw. kruk klink zelfst. naamw. kruk hendel zelfst. naamw. kruk stumper zelfst. naamw. kruk stoethasp zelfst. naamw. kruk klungelaar zelfst. naamw. kruk poef zelfst. naamw. kruk pianokrukje zelfst. naamw. kruk krukje zelfst. naamw. kruk prul zelfst. naamw. kruk broddelaar zelfst. naamw. kruk zweng zelfst. naamw. kruk slinger zelfst. naamw. krukas trapas zelfst. naamw. krukje taboeret zelfst. naamw. krukje poef zelfst. naamw. krukje pianokrukje zelfst. naamw. krukje kruk zelfst. naamw. krukje voetenbankje zelfst. naamw. krukkig klunzig overig. krukkig stuntelig overig. krukkig sukkelig overig. krukkig stumperig overig. krukkig slungelig overig. krukkig schutterig overig. krukkig onhandig overig. krukkig onbeholpen overig. krul haarkrul zelfst. naamw. krul krulvorm zelfst. naamw. krul omhaal zelfst. naamw. krul urinoir zelfst. naamw. krul zwier zelfst. naamw. krul krulletje zelfst. naamw. krul krullenhaarlok zelfst. naamw. krul ringetje zelfst. naamw. krul ring zelfst. naamw. krul waterplaats zelfst. naamw. krul vespasienne zelfst. naamw. krul straaturinoir zelfst. naamw. krulhaar krullen zelfst. naamw. krulhaar permanent zelfst. naamw. krulhaar krulletjes zelfst. naamw. krulijzer krultang zelfst. naamw. krullen krulhaar zelfst. naamw. krullen krollen werkwoord krullen permanent zelfst. naamw. krullen krulletjes zelfst. naamw. krullenbol kroeskop overig. krullenhaarlok krulletje overig. krullenhaarlok krul overig. krullenkapsel permanent zelfst. naamw. krullenkapsel schapenbol zelfst. naamw. krullenkapsel schapenbol zelfst. naamw. krullenkapsel schapenbol zelfst. naamw. krulletje krullenhaarlok overig. krulletje krul overig. krulletjes permanent overig. krulletjes krullen overig. krulletjes krulhaar overig. krullig gekruld overig. krulspeld krulstaaf zelfst. naamw. krulspeld roller zelfst. naamw. krulspeld papillot zelfst. naamw. krulstaaf krulspeld zelfst. naamw. krulstaaf papillot zelfst. naamw. krultang kroestang zelfst. naamw. krultang krulijzer zelfst. naamw. krulvorm krul zelfst. naamw. ksst heen bijv. naamw. ksst weg bijv. naamw. ksst vort bijv. naamw. kubusvormig geruit overig. kuch gekuch overig. kuchen hoesten werkwoord kuchen schrapen werkwoord kudde groep zelfst. naamw. kudde schare zelfst. naamw. kudde troep zelfst. naamw. kudde zwerm zelfst. naamw. kudde vlucht zelfst. naamw. kudde stel zelfst. naamw. kudde set zelfst. naamw. kudde school zelfst. naamw. kudde hoop zelfst. naamw. kudde drift zelfst. naamw. kudde schaar zelfst. naamw. kudde massa zelfst. naamw. kudde horde zelfst. naamw. kudde drom zelfst. naamw. kuier wandeltocht overig. kuier wandeling overig. kuier uitje overig. kuier tochtje overig. kuier ommetje overig. kuier omloop overig. kuier loopje overig. kuieraar slenteraar overig. kuieren flaneren werkwoord kuieren lopen werkwoord kuieren slenteren werkwoord kuieren wandelen werkwoord kuieren rondslenteren werkwoord kuiergang slentergangetje overig. kuiergang slentergang overig. kuiergangen slentergangetjes overig. kuiertjes rondwandelingetjes overig. kuiertjes ommetjes overig. kuif haarkuif zelfst. naamw. kuif hanenkam zelfst. naamw. kuif schuur zelfst. naamw. kuif pluk zelfst. naamw. kuif kruin zelfst. naamw. kuif bosje zelfst. naamw. kuiken uil overig. kuiken schaapskop overig. kuiken schaap overig. kuiken onnozohals overig. kuiken onnozele overig. kuiken onnozelaar overig. kuil gat zelfst. naamw. kuil holte zelfst. naamw. kuil put zelfst. naamw. kuil uitholling zelfst. naamw. kuip vat zelfst. naamw. kuip waskuip zelfst. naamw. kuip kom zelfst. naamw. kuip kast zelfst. naamw. kuip bak zelfst. naamw. kuip tobbe zelfst. naamw. kuip ton zelfst. naamw. kuip teil zelfst. naamw. kuip pot zelfst. naamw. kuip fust zelfst. naamw. kuip emmer zelfst. naamw. kuip barr zelfst. naamw. kuipen intrigeren werkwoord kuipen samenspannen werkwoord kuipen konkelen werkwoord kuiper intrigant zelfst. naamw. kuiper stropdas zelfst. naamw. kuiper binder zelfst. naamw. kuiper samenzweer zelfst. naamw. kuiper konkelaar zelfst. naamw. kuis hygienisch bijv. naamw. kuis maagdelijk bijv. naamw. kuis preuts bijv. naamw. kuis rein bijv. naamw. kuis zedig bijv. naamw. kuis reiniging zelfst. naamw. kuis zuiver bijv. naamw. kuis schoon bijv. naamw. kuis eerbaar bijv. naamw. kuis gekuist bijv. naamw. kuis puur bijv. naamw. kuis onschuldig bijv. naamw. kuis onbevlekt bijv. naamw. kuis zuivering bijv. naamw. kuis schoonmaken bijv. naamw. kuis schoonmaak bijv. naamw. kuis reinigen bijv. naamw. kuis kuising bijv. naamw. kuis net bijv. naamw. kuisen censureren werkwoord kuisen reinigen werkwoord kuisen louteren werkwoord kuisen klaren werkwoord kuisheid eer zelfst. naamw. kuisheid onbevlektheid zelfst. naamw. kuisheid reinheid zelfst. naamw. kuisheid zedigheid zelfst. naamw. kuisheid onschuldigheid zelfst. naamw. kuisheid onbezoedeldheid zelfst. naamw. kuising zuivering zelfst. naamw. kuising schoonmaken overig. kuising schoonmaak overig. kuising reiniging zelfst. naamw. kuising reinigen overig. kuising kuis overig. kuising opruiming zelfst. naamw. kukelen vallen werkwoord kul kletskoek zelfst. naamw. kul nonsens zelfst. naamw. kul larie zelfst. naamw. kul rimram zelfst. naamw. kul kol zelfst. naamw. kul humbug zelfst. naamw. kul gezwets zelfst. naamw. kul geleuter zelfst. naamw. kul gebeuzel zelfst. naamw. kul flauwekul zelfst. naamw. kul zotteklap zelfst. naamw. kul onzin zelfst. naamw. kumm komijnzaad overig. kumm komijn overig. kummel komijnzaad zelfst. naamw. kun kundigheid overig. kunde kundigheid zelfst. naamw. kundig bedreven bijv. naamw. kundig behendig bijv. naamw. kundig ingenieus bijv. naamw. kundig vaardig bijv. naamw. kundig handig bijv. naamw. kundig bekwaam bijv. naamw. kundig vindingrijk bijv. naamw. kundig kunstig bijv. naamw. kundig knap bijv. naamw. kundig briljant bijv. naamw. kundigheid bedrevenheid zelfst. naamw. kundigheid kunde zelfst. naamw. kundigheid talent zelfst. naamw. kundigheid vernuft zelfst. naamw. kundigheid scherpzinnigheid zelfst. naamw. kundigheid knobb zelfst. naamw. kundigheid gave zelfst. naamw. kundigheid capaciteit zelfst. naamw. kundigheid bekwaamheid zelfst. naamw. kundigheid begaafdheid zelfst. naamw. kundigheid aanleg zelfst. naamw. kundigheid kun zelfst. naamw. kunne geslacht zelfst. naamw. kunne sekse zelfst. naamw. kunne sek zelfst. naamw. kunne genus zelfst. naamw. kunnen beheersen werkwoord kunnen bestaan werkwoord kunnen gaan werkwoord kunnen mogen werkwoord kunnen opgaan werkwoord kunnen bij machte zijn werkwoord kunnen vermogen werkwoord kunst behendigheid zelfst. naamw. kunst frats zelfst. naamw. kunst handigheid zelfst. naamw. kunst imitatie zelfst. naamw. kunst kunstgreep zelfst. naamw. kunst truc zelfst. naamw. kunst kunstje zelfst. naamw. kunst toer zelfst. naamw. kunst kneep zelfst. naamw. kunstarm prothese zelfst. naamw. kunstboter margarine overig. kunsten slinksigheid overig. kunsten hocus-pocus overig. kunstenaar artiest zelfst. naamw. kunstenaar schilder zelfst. naamw. kunstenaars artiesten zelfst. naamw. kunstenaarschap kunstzinnigheid overig. kunstenaarschap kunstenaarstalent overig. kunstenaarstalent kunstzinnigheid overig. kunstenaarstalent kunstenaarschap overig. kunstenares zigeunerin overig. kunstenmaker magiër overig. kunstenmaker illusionist overig. kunstenmaker goochelaarster overig. kunstenmaker goochelaar overig. kunstenmaker kwakzalver overig. kunstgalerie galerie overig. kunstgebit gebit zelfst. naamw. kunstgebit prothese zelfst. naamw. kunstgeschiedenis geesteswetenschap zelfst. naamw. kunstgreep behendigheid zelfst. naamw. kunstgreep foef zelfst. naamw. kunstgreep handigheid zelfst. naamw. kunstgreep kunst zelfst. naamw. kunstgreep list zelfst. naamw. kunstgreep truc zelfst. naamw. kunstgreep kunstje zelfst. naamw. kunstgreep manoeuvre zelfst. naamw. kunstgrepen ongeoorloofpraktijken overig. kunstgrepen kwade overig. kunstig ingenieus bijv. naamw. kunstig geraffineerd bijv. naamw. kunstig vindingrijk bijv. naamw. kunstig vaardig bijv. naamw. kunstig kundig bijv. naamw. kunstig knap bijv. naamw. kunstig briljant bijv. naamw. kunstje truc overig. kunstje kunstgreep overig. kunstje kunst overig. kunstje handigheid overig. kunstje behendigheid overig. kunstje maniertje overig. kunstje kneepje overig. kunstje kneep overig. kunstje foefje overig. kunstleer skai zelfst. naamw. kunstmaan satelliet overig. kunstmatig gekunsteld bijv. naamw. kunstmatig gemaakt bijv. naamw. kunstmatig artificieel bijv. naamw. kunstmatig onecht bijv. naamw. kunstmatig nagebootst bijv. naamw. kunstnierbehandeling dialyse zelfst. naamw. kunstproduct museumstuk overig. kunstproduct kunststuk overig. kunstrijden kunstschaatsen zelfst. naamw. kunstschaatsen kunstrijden zelfst. naamw. kunstschat meesterstuk zelfst. naamw. kunstschilder schilder zelfst. naamw. kunststuk kunst zelfst. naamw. kunststuk meesterstuk zelfst. naamw. kunststuk stunt zelfst. naamw. kunststuk hoogstandje zelfst. naamw. kunststuk museumstuk zelfst. naamw. kunststuk kunstproduct zelfst. naamw. kunstvoorwerp kunstwerk zelfst. naamw. kunstwerk kunstvoorwerp zelfst. naamw. kunstwerk meesterwerk zelfst. naamw. kunstwerk object zelfst. naamw. kunstwerk schepping zelfst. naamw. kunstwerk werk zelfst. naamw. kunstzaal museumzaal overig. kunstzijde rayon zelfst. naamw. kunstzijde zijde zelfst. naamw. kunstzin smaak zelfst. naamw. kunstzinnig artistiek bijv. naamw. kunstzinnigheid kunstenaarstalent zelfst. naamw. kunstzinnigheid kunstenaarschap zelfst. naamw. kunstzinnigheid artisticiteit zelfst. naamw. kuras borstharnas zelfst. naamw. kuras pantser zelfst. naamw. kuren frats zelfst. naamw. kuren luim zelfst. naamw. kurk stop zelfst. naamw. kurk stopdop zelfst. naamw. kurkdroog droog bijv. naamw. kurkdroog uitgedroogd bijv. naamw. kurkentrekker kurketrekker zelfst. naamw. kurketrekker kurkentrekker zelfst. naamw. kursus stu overig. kursus leergang overig. kursus cursus overig. kurven bochten zelfst. naamw. kus klapzoen zelfst. naamw. kus zoen zelfst. naamw. kushand kushandje overig. kushandje kushand overig. kussen een pakkerd geven werkwoord kussen zoenen werkwoord kussen hoofdkussen zelfst. naamw. kussen peluw zelfst. naamw. kussensloop sloop zelfst. naamw. kussentje pot overig. kussentje opbolling overig. kussentje dot overig. kust kustrand zelfst. naamw. kust land zelfst. naamw. kust zeekust zelfst. naamw. kust kustlijn zelfst. naamw. kustgebied kuststreek overig. kustlijn zeekust overig. kustlijn kust overig. kustmeer lagune overig. kustrand kust zelfst. naamw. kuststreek kustgebied overig. kut doos overig. kut flamoes overig. kut poesje overig. kut snee overig. kut vagina overig. kut vulva overig. kut gleuf overig. kuttekop kuttenkop zelfst. naamw. kuttenkop hoerenjong zelfst. naamw. kuttenkop klootzak zelfst. naamw. kuttenkop kuttekop zelfst. naamw. kuttenkop loeder zelfst. naamw. kuttenkop ploert zelfst. naamw. kuttenkop schoft zelfst. naamw. kuttenkop smeerlap zelfst. naamw. kuttenkop pleurislijer zelfst. naamw. kuttenkop pleurislij zelfst. naamw. kuur gril zelfst. naamw. kuur kunst zelfst. naamw. kuur nuk zelfst. naamw. kuur streek zelfst. naamw. kuur speling zelfst. naamw. kuur bui zelfst. naamw. kuur bevlieging zelfst. naamw. kuur luim zelfst. naamw. kuuroord sanatorium zelfst. naamw. kuuroord herstellingsoord zelfst. naamw. kuuroord gezondheidsoord zelfst. naamw. kwaad boos bijv. naamw. kwaad slecht bijv. naamw. kwaad verbolgen bijv. naamw. kwaad vertoornd bijv. naamw. kwaad woedend bijv. naamw. kwaad afbreuk zelfst. naamw. kwaad duivel zelfst. naamw. kwaad ongeluk zelfst. naamw. kwaad zonde zelfst. naamw. kwaad agressief zelfst. naamw. kwaad grimmig zelfst. naamw. kwaad vuil zelfst. naamw. kwaad satan zelfst. naamw. kwaad duiv zelfst. naamw. kwaad demon zelfst. naamw. kwaad woest zelfst. naamw. kwaad tierend zelfst. naamw. kwaad razend zelfst. naamw. kwaad nijdig zelfst. naamw. kwaad laaiend zelfst. naamw. kwaad hels zelfst. naamw. kwaad furieus zelfst. naamw. kwaad dol zelfst. naamw. kwaad giftig zelfst. naamw. kwaad gebelgd zelfst. naamw. kwaad ziedend zelfst. naamw. kwaad toornig zelfst. naamw. kwaad spinnijdig zelfst. naamw. kwaad bitter zelfst. naamw. kwaad woest werkwoord kwaad blij werkwoord kwaad woest werkwoord kwaad blij werkwoord kwaad woest werkwoord kwaad blij werkwoord kwaadaardig agressief bijv. naamw. kwaadaardig duivels bijv. naamw. kwaadaardig gevaarlijk bijv. naamw. kwaadaardig venijnig bijv. naamw. kwaadaardig maligne bijv. naamw. kwaadaardig duivelachtig bijv. naamw. kwaadaardig giftig bijv. naamw. kwaadaardigheid slechtheid zelfst. naamw. kwaadaardigheid kwaadwilligheid zelfst. naamw. kwaadaardigheid gemeenheid zelfst. naamw. kwaadaardigheid boosaardigheid zelfst. naamw. kwaadheid boosheid zelfst. naamw. kwaadheid razernij zelfst. naamw. kwaadheid woede zelfst. naamw. kwaadheid toorn zelfst. naamw. kwaadheid giftigheid zelfst. naamw. kwaadspreken belasteren werkwoord kwaadspreken kletsen werkwoord kwaadspreken lasteren werkwoord kwaadspreken roddelen werkwoord kwaadspreken smaden werkwoord kwaadspreken uitvaren werkwoord kwaadspreken kijven werkwoord kwaadsprekend lasterlijk overig. kwaadsprekend lasterend overig. kwaadsprekend smadend overig. kwaadspreker lasteraar zelfst. naamw. kwaadspreker vuilspuiter zelfst. naamw. kwaadspreker slangentong zelfst. naamw. kwaadsprekerij achterklap zelfst. naamw. kwaadsprekerij laster zelfst. naamw. kwaadsprekerij roddel zelfst. naamw. kwaadsprekerij zwartmaken zelfst. naamw. kwaadsprekerij roddelpraat zelfst. naamw. kwaadsprekerij rodd zelfst. naamw. kwaadsprekerij lasterpraatje zelfst. naamw. kwaadsprekerij lastering zelfst. naamw. kwaadsprekerij geroddel zelfst. naamw. kwaadwillig boos bijv. naamw. kwaadwillig malafide bijv. naamw. kwaadwillig moedwillig bijv. naamw. kwaadwillig vals bijv. naamw. kwaadwillig slecht bijv. naamw. kwaadwillig gemeen bijv. naamw. kwaadwilligheid boosheid zelfst. naamw. kwaadwilligheid moedwil zelfst. naamw. kwaadwilligheid onheilbrengeninvloed zelfst. naamw. kwaadwilligheid slechtheid zelfst. naamw. kwaadwilligheid kwaadaardigheid zelfst. naamw. kwaadwilligheid gemeenheid zelfst. naamw. kwaadwilligheid boosaardigheid zelfst. naamw. kwaal aandoening zelfst. naamw. kwaal stoornis zelfst. naamw. kwaal slepenziekte zelfst. naamw. kwaal ziekte zelfst. naamw. kwab lob zelfst. naamw. kwab lobus zelfst. naamw. kwab lel zelfst. naamw. kwabbig lillend overig. kwade ongeoorloofpraktijken overig. kwade kunstgrepen overig. kwajongen bengel zelfst. naamw. kwajongen boefje zelfst. naamw. kwajongen deugniet zelfst. naamw. kwajongen ondeugd zelfst. naamw. kwajongen vlegel zelfst. naamw. kwajongen vleg zelfst. naamw. kwajongen schelm zelfst. naamw. kwajongen schavuit zelfst. naamw. kwajongen beng zelfst. naamw. kwajongen werpen zelfst. naamw. kwajongen welp zelfst. naamw. kwajongen jongen zelfst. naamw. kwajongensachtig spotachtig overig. kwajongensachtig snaaks overig. kwajongensachtig schelms overig. kwajongensachtig schelmachtig overig. kwajongensachtig schalks overig. kwajongensachtig schalkachtig overig. kwajongensachtig ondeugend overig. kwajongensachtig guitig overig. kwajongensachtig bengelachtig overig. kwajongensstreek schelmerij overig. kwajongensstreek schelmenstreek overig. kwajongensstreek ondeugendheid overig. kwajongensstreek kattenkwaad overig. kwajongensstreek baldadigheid overig. kwak klets zelfst. naamw. kwak smak zelfst. naamw. kwak knal zelfst. naamw. kwak klap zelfst. naamw. kwak dreun zelfst. naamw. kwak lik zelfst. naamw. kwak klod zelfst. naamw. kwak kled zelfst. naamw. kwaken kakelen werkwoord kwaken kwetteren werkwoord kwaken snateren werkwoord kwaken kwekken werkwoord kwaker quaker zelfst. naamw. kwakkel kwartel zelfst. naamw. kwakkelen sukkelen werkwoord kwakkelen tobben werkwoord kwakkelig ziek bijv. naamw. kwakkelig ziekelijk bijv. naamw. kwakken gooien werkwoord kwakken kletsen werkwoord kwakken smijten werkwoord kwakken kledders werkwoord kwakken smakken werkwoord kwakken neerkwakken werkwoord kwakzalver charlatan zelfst. naamw. kwakzalver kunstenmaker zelfst. naamw. kwakzalver wonderdokter zelfst. naamw. kwakzalvers wonderdokters overig. kwakzalvers charlatans overig. kwal drol zelfst. naamw. kwal fluim zelfst. naamw. kwal slijmerd zelfst. naamw. kwalificatie ui zelfst. naamw. kwalijk bezwaarlijk bijv. naamw. kwalijk negatief bijv. naamw. kwalijk snood bijv. naamw. kwalijk erg bijv. naamw. kwalijk nadelig bijv. naamw. kwalijk ternauwernood bijv. naamw. kwalijk nauwelijks bijv. naamw. kwalijk amper bijv. naamw. kwalijk ernstig bijv. naamw. kwalijkriekend stinkend overig. kwalitatief qualitatief overig. kwaliteit capaciteit zelfst. naamw. kwaliteit deugdelijkheid zelfst. naamw. kwaliteit functie zelfst. naamw. kwaliteit hoedanigheid zelfst. naamw. kwaliteit bekwaamheid zelfst. naamw. kwaliteit gesteldheid zelfst. naamw. kwaliteitsartikel kwaliteitsproduct zelfst. naamw. kwaliteitsmerk keurmerk zelfst. naamw. kwaliteitsmerk waarmerk zelfst. naamw. kwaliteitsproduct kwaliteitsartikel zelfst. naamw. kwalititeit kenmerk overig. kwalititeit karaktertrek overig. kwalititeit karaktereigenschap overig. kwalster fluim zelfst. naamw. kwam arriveren zelfst. naamw. kwansuit quasi overig. kwant sinjeur zelfst. naamw. kwant snaak zelfst. naamw. kwantiteit aantal zelfst. naamw. kwantiteit mate zelfst. naamw. kwantiteit hoeveelheid zelfst. naamw. kwantum quantum zelfst. naamw. kwantum hoeveelheid overig. kwareuk stank overig. kwartaalsgewijs driemaandelijks overig. kwartair quartair overig. kwartel kwakkel zelfst. naamw. kwartet viertal zelfst. naamw. kwartier huisvesting zelfst. naamw. kwartier verblijfplaats zelfst. naamw. kwartier tehuis zelfst. naamw. kwartier onderkomen zelfst. naamw. kwartier onderdak zelfst. naamw. kwartier behuizing zelfst. naamw. kwartier accommodatie zelfst. naamw. kwartiermaker kwartiermeester zelfst. naamw. kwartiermaker intendant zelfst. naamw. kwartiermeester intendant zelfst. naamw. kwartiermeester kwartiermaker zelfst. naamw. kwasi zogenaamde bijv. naamw. kwasi quasi bijv. naamw. kwasi pseudo- bijv. naamw. kwast dandy zelfst. naamw. kwast figuur zelfst. naamw. kwast knoest zelfst. naamw. kwast kwibus zelfst. naamw. kwast penseel zelfst. naamw. kwast aansteller zelfst. naamw. kwast pedant zelfst. naamw. kwast fat zelfst. naamw. kwast zot zelfst. naamw. kwast nar zelfst. naamw. kwast hansworst zelfst. naamw. kwast gek zelfst. naamw. kwast knobb zelfst. naamw. kwasten boomknoesten zelfst. naamw. kwasten knoesten zelfst. naamw. kwasten kwibussen zelfst. naamw. kwastenreiniger peut zelfst. naamw. kwasterig nuffig bijv. naamw. kwasterig verwaand bijv. naamw. kwastig knoestig overig. kwastig knoesterig overig. kwat roch overig. kwat fluim overig. kwatrijn gedicht zelfst. naamw. kwebbel babbelaar zelfst. naamw. kwebbel klep zelfst. naamw. kwebbel kletskous zelfst. naamw. kwebbel kletsmajoor zelfst. naamw. kwebbel zwetser zelfst. naamw. kwebbel zwammer zelfst. naamw. kwebbel leuteraar zelfst. naamw. kwebbel kletskop zelfst. naamw. kwebbel ratel zelfst. naamw. kwebbel klepper zelfst. naamw. kwebbelen babbelen werkwoord kwebbelen kletsen werkwoord kwebbelen praten werkwoord kwebbelen ratelen werkwoord kwebbelen zwammen werkwoord kwebbelen wauwelen werkwoord kwebbelen spreken werkwoord kwebbelen snateren werkwoord kwebbelen kwetteren werkwoord kwebbelen kwekken werkwoord kwebbelen klappen werkwoord kwebbelen kakelen werkwoord kweek bouw zelfst. naamw. kweek cultuur zelfst. naamw. kweekbed broeibak overig. kweekplaats bakermat zelfst. naamw. kweekplaats kwekerij zelfst. naamw. kweekplaats broedplaats overig. kweekplaats broedplaats overig. kweekplaats broedplaats overig. kweektuin kwekerij zelfst. naamw. kwekeling leerjongen overig. kweken bevorderen werkwoord kweken fokken werkwoord kweken teelt zelfst. naamw. kweken telen zelfst. naamw. kweken opvoeden zelfst. naamw. kweken opleiden zelfst. naamw. kweken grootbrengen zelfst. naamw. kweken dresseren zelfst. naamw. kweken opfokken zelfst. naamw. kweken voortbrengen zelfst. naamw. kweken verbouwen zelfst. naamw. kweken procreëren zelfst. naamw. kweken planten zelfst. naamw. kweken opkweken zelfst. naamw. kweken genereren zelfst. naamw. kweken aanplanten zelfst. naamw. kweken aankweken zelfst. naamw. kweken voortplanting zelfst. naamw. kweken voortbrenging zelfst. naamw. kweken verbouw zelfst. naamw. kweken reproductie zelfst. naamw. kweken fokkerij zelfst. naamw. kweken fok zelfst. naamw. kweken cultuur zelfst. naamw. kweken aanplant zelfst. naamw. kweken aankweek zelfst. naamw. kweken aanfok zelfst. naamw. kweker agrariër zelfst. naamw. kweker teler zelfst. naamw. kweker tuinder zelfst. naamw. kweker fokker zelfst. naamw. kwekerij kweektuin zelfst. naamw. kwekerij tuinbouwbedrijf zelfst. naamw. kwekerij tuinderij zelfst. naamw. kwekerij kweekplaats zelfst. naamw. kwekken kakelen werkwoord kwekken kletsen werkwoord kwekken kwebbelen werkwoord kwekken snateren werkwoord kwekken kwetteren werkwoord kwekken kwaken werkwoord kwekken praten werkwoord kwekken kouten werkwoord kwekken zwammen werkwoord kwekken wauwelen werkwoord kwekken spreken werkwoord kwekken klappen werkwoord kwekken babbelen werkwoord kwel kruis zelfst. naamw. kwel leed zelfst. naamw. kwel misère zelfst. naamw. kwel ongeluk zelfst. naamw. kwel pijn zelfst. naamw. kwel rouw zelfst. naamw. kwel smart zelfst. naamw. kwel droefenis zelfst. naamw. kwel kommer zelfst. naamw. kwel ellende zelfst. naamw. kwelder schor zelfst. naamw. kwelduiv plaaggeest overig. kwelduivel plaaggeest zelfst. naamw. kwelduivels plaaggeesten overig. kwelen zingen werkwoord kwellen benauwen werkwoord kwellen folteren werkwoord kwellen martelen werkwoord kwellen treiteren werkwoord kwellen verontrusten werkwoord kwellen pijnigen werkwoord kwellen tergen werkwoord kwellen tarten werkwoord kwellen sarren werkwoord kwellen plagen werkwoord kwellen pesten werkwoord kwellen narren werkwoord kwellen koeioneren werkwoord kwellend pijnlijk overig. kwellend martelend overig. kwelling agonie zelfst. naamw. kwelling beproeving zelfst. naamw. kwelling grief zelfst. naamw. kwelling nood zelfst. naamw. kwelling plaag zelfst. naamw. kwelling straf zelfst. naamw. kwelling verschrikking zelfst. naamw. kwelling temptatie zelfst. naamw. kwelling ergernis zelfst. naamw. kwelling bezoeking zelfst. naamw. kwelling torment zelfst. naamw. kwellingen plagen zelfst. naamw. kwellingen rampen zelfst. naamw. kwellingen verschrikkingen zelfst. naamw. kwelzucht sadisme zelfst. naamw. kwestie aangelegenheid zelfst. naamw. kwestie casus zelfst. naamw. kwestie geschil zelfst. naamw. kwestie geval zelfst. naamw. kwestie issue zelfst. naamw. kwestie onderwerp zelfst. naamw. kwestie onenigheid zelfst. naamw. kwestie opgave zelfst. naamw. kwestie probleem zelfst. naamw. kwestie zaak zelfst. naamw. kwestie affaire zelfst. naamw. kwestie punt zelfst. naamw. kwestie vraagstuk zelfst. naamw. kwestie twist zelfst. naamw. kwestie ruzie zelfst. naamw. kwestie zwaarte zelfst. naamw. kwestie opgaaf zelfst. naamw. kwesties problemen overig. kwesties problematiek overig. kwestieus aanvechtbaar bijv. naamw. kwestieus bedenkelijk bijv. naamw. kwestieus verdacht bijv. naamw. kwestieus twijfelachtig bijv. naamw. kwestieus omstreden bijv. naamw. kwestieus dubieus bijv. naamw. kwestieus betwist bijv. naamw. kwestieus betwistbaar bijv. naamw. kwestieus bestrijdbaar bijv. naamw. kwetsbaar breekbaar bijv. naamw. kwetsbaar broos bijv. naamw. kwetsbaar fragiel bijv. naamw. kwetsbaar teer bijv. naamw. kwetsbaar zwak bijv. naamw. kwetsbaar fragile bijv. naamw. kwetsbaar tenger bijv. naamw. kwetsbaar teder bijv. naamw. kwetsbaar iel bijv. naamw. kwetsbaar frèle bijv. naamw. kwetsbaar fijngevoelig bijv. naamw. kwetsbaar fijn bijv. naamw. kwetsbaar delicaat bijv. naamw. kwetsbaarheid gevoeligheid zelfst. naamw. kwetsbaarheid zwakheid zelfst. naamw. kwetsen beledigen werkwoord kwetsen bezeren werkwoord kwetsen grieven werkwoord kwetsen krenken werkwoord kwetsen verwonden werkwoord kwetsen beschadigen zelfst. naamw. kwetsen pijnigen werkwoord kwetsen schaden werkwoord kwetsen blesseren werkwoord kwetsen bezeren werkwoord kwetsen bezeren werkwoord kwetsen bezeren werkwoord kwetsend grievend bijv. naamw. kwetsend krenkend bijv. naamw. kwetsing belediging zelfst. naamw. kwetsing krenking zelfst. naamw. kwetsuren wonden overig. kwetsuren verwondingen overig. kwetsuur letsel zelfst. naamw. kwetsuur verwonding zelfst. naamw. kwetsuur wond zelfst. naamw. kwetteren kwaken werkwoord kwetteren kwinkeleren werkwoord kwetteren praten werkwoord kwetteren schetteren werkwoord kwetteren snateren werkwoord kwetteren kakelen werkwoord kwetteren kwekken werkwoord kwetteren zwammen werkwoord kwetteren wauwelen werkwoord kwetteren spreken werkwoord kwetteren kwebbelen werkwoord kwetteren kletsen werkwoord kwetteren klappen werkwoord kwetteren babbelen werkwoord kwetteren tjilpen werkwoord kwezelarij schijnheiligheid overig. kwezelarij hypocrisie overig. kwezelarij bigotterie overig. kwibus gek zelfst. naamw. kwibus hansworst zelfst. naamw. kwibus kwast zelfst. naamw. kwibus nar zelfst. naamw. kwibus pias zelfst. naamw. kwibus sinjeur zelfst. naamw. kwibus zot zelfst. naamw. kwibussen kwasten zelfst. naamw. kwiek actief bijv. naamw. kwiek kittig bijv. naamw. kwiek levendig bijv. naamw. kwiek vrolijk bijv. naamw. kwiek wakker bijv. naamw. kwiek energiek bijv. naamw. kwiek uitgelaten bijv. naamw. kwiek opgewekt bijv. naamw. kwiek opgetogen bijv. naamw. kwiek monter bijv. naamw. kwiek jolig bijv. naamw. kwiek fideel bijv. naamw. kwiek blijmoedig bijv. naamw. kwiek zonnig bijv. naamw. kwiek lustig bijv. naamw. kwiek vief bijv. naamw. kwiek tierig bijv. naamw. kwiek rap bijv. naamw. kwiek kras bijv. naamw. kwiek druk bijv. naamw. kwijl speeksel zelfst. naamw. kwijl spuug zelfst. naamw. kwijl spog zelfst. naamw. kwijlen zeveren werkwoord kwijler zeveraar overig. kwijlerig vlekkerig overig. kwijlerig vettig overig. kwijnen achteruitgaan werkwoord kwijnen smachten werkwoord kwijnen treuren werkwoord kwijnen verkwijnen werkwoord kwijnen verwelken werkwoord kwijnen verleppen werkwoord kwijnen verflensen werkwoord kwijnen verdorren werkwoord kwijnen wegkwijnen werkwoord kwijnen lijden werkwoord kwijnen snakken werkwoord kwijnend smachtend overig. kwijnend armetierig overig. kwijt verdwaald bijv. naamw. kwijt vermist bijv. naamw. kwijt weg bijv. naamw. kwijt zoek bijv. naamw. kwijt verloren bijv. naamw. kwijtraken lozen werkwoord kwijtraken missen werkwoord kwijtraken slijten werkwoord kwijtraken wegraken werkwoord kwijtraken verliezen werkwoord kwijtschelden schenken werkwoord kwijtschelden vergeven werkwoord kwijtschelding absolutie zelfst. naamw. kwijtschelding amnestie zelfst. naamw. kwijtschelding begenadiging zelfst. naamw. kwijtschelding genade zelfst. naamw. kwijtschelding gratie zelfst. naamw. kwijtschelding pardon zelfst. naamw. kwijtschelding vergeving zelfst. naamw. kwijtschelding vrijlating zelfst. naamw. kwik kwikzilver zelfst. naamw. kwik metaal zelfst. naamw. kwikstaart wasvrouw overig. kwikzilver kwik zelfst. naamw. kwinkeleren kwetteren werkwoord kwinkeleren tjilpen werkwoord kwinkeleren zingen werkwoord kwinkeleren zingen werkwoord kwinkslag grap zelfst. naamw. kwinkslag scherts zelfst. naamw. kwinkslag grol zelfst. naamw. kwinkslag canard zelfst. naamw. kwint vijfde zelfst. naamw. kwintessens essentie zelfst. naamw. kwintessens kern zelfst. naamw. kwintessens quintessens zelfst. naamw. kwis quiz overig. kwispedoor spuwbak overig. kwispedoor spuugbak overig. kwispelen kwispelstaarten werkwoord kwispelstaarten kwispelen werkwoord kwistig gul bijv. naamw. kwistig scheutig bijv. naamw. kwistig verkwistend bijv. naamw. kwistig rijkelijk bijv. naamw. kwistig vrijgevig bijv. naamw. kwistig royaal bijv. naamw. kwistig genereus bijv. naamw. kwistig spilziek bijv. naamw. kwitantie bewijs zelfst. naamw. kwitantie rekening zelfst. naamw. kwitantie reçu zelfst. naamw. kwitantie ontvangstbewijs zelfst. naamw. kwitantie ontvangbewijs zelfst. naamw. Kymrië Wales overig. kynoloog hondenliefhebber zelfst. naamw. Köln Keulen overig. la lade zelfst. naamw. la schuiflade zelfst. naamw. la bela zelfst. naamw. la schuifla zelfst. naamw. laadbakken achterbakken overig. laadbakken containers overig. laadboom kluiver overig. laadboom giek overig. laadbrug laadklep zelfst. naamw. laadklep laadbrug zelfst. naamw. laadplaats ladingsplaats zelfst. naamw. laadruimte tonnage zelfst. naamw. laadruimte tonnenmaat zelfst. naamw. laadruimte tonnengeld zelfst. naamw. laadruimte scheepsruimte zelfst. naamw. laadruimte scheepsinhoud zelfst. naamw. laadstation platform zelfst. naamw. laadvermogen capaciteit zelfst. naamw. laadvermogen draagkracht zelfst. naamw. laadvermogen draagvermogen zelfst. naamw. laadvermogen tonnenmaat zelfst. naamw. laag benedenwinds bijv. naamw. laag eerloos bijv. naamw. laag gering bijv. naamw. laag laaghartig bijv. naamw. laag nederig bijv. naamw. laag nietswaardig bijv. naamw. laag plat bijv. naamw. laag verachtelijk bijv. naamw. laag vuig bijv. naamw. laag zwak bijv. naamw. laag coating zelfst. naamw. laag echelon zelfst. naamw. laag film zelfst. naamw. laag klasse zelfst. naamw. laag niveau zelfst. naamw. laag diep zelfst. naamw. laag banaal bijv. naamw. laag geleding bijv. naamw. laag onedel bijv. naamw. laag laag-bij-de-grond bijv. naamw. laag gemeen bijv. naamw. laag pak bijv. naamw. laag bescheiden bijv. naamw. laag stand bijv. naamw. laag plan bijv. naamw. laag peil bijv. naamw. laag-bij-de-grond vunzig overig. laag-bij-de-grond triviaal overig. laag-bij-de-grond schunnig overig. laag-bij-de-grond platvloers overig. laag-bij-de-grond plat overig. laag-bij-de-grond lomp overig. laag-bij-de-grond grof overig. laag-bij-de-grond banaal overig. laag-bij-de-grond onedel overig. laag-bij-de-grond laaghartig overig. laag-bij-de-grond laag overig. laag-bij-de-grond gemeen overig. laag-bij-de-gronds banaal bijv. naamw. laag-bij-de-gronds platvloers bijv. naamw. laag-bij-de-gronds min bijv. naamw. laagcalorisch vetarm overig. laagcalorisch mager overig. laagcalorisch halfvet overig. laagconjunctuur crisis zelfst. naamw. laagconjunctuur depressie zelfst. naamw. laagconjunctuur recessie zelfst. naamw. laaghartig gemeen bijv. naamw. laaghartig laag bijv. naamw. laaghartig onedel bijv. naamw. laaghartig vuil bijv. naamw. laaghartig laag-bij-de-grond bijv. naamw. laaghartigheid slechtheid zelfst. naamw. laaghartigheid snoodheid zelfst. naamw. laaghartigheid gemeenheid zelfst. naamw. laaghartigste laagste bijv. naamw. laagheid gemeenheid zelfst. naamw. laagje huidje zelfst. naamw. laagje velletje zelfst. naamw. laagje schilletje zelfst. naamw. laagje filmpje zelfst. naamw. laagland vlakte zelfst. naamw. laagst uiterst bijv. naamw. laagstaand primitief bijv. naamw. laagste laaghartigste bijv. naamw. laagste onderste bijv. naamw. laagste minimum zelfst. naamw. laagste minste zelfst. naamw. laagste benedenste zelfst. naamw. laagte dal zelfst. naamw. laagtepunt dieptepunt overig. laagtij eb zelfst. naamw. laagtij ebbe zelfst. naamw. laagtij laagwater zelfst. naamw. laagveen moeras zelfst. naamw. laagvlakte dal zelfst. naamw. laagwater laagtij overig. laagwater eb overig. laaien branden werkwoord laaien vlammen overig. laaien vlammen overig. laaien vlammen overig. laaiend woedend bijv. naamw. laaiend vlammend bijv. naamw. laaiend woest bijv. naamw. laaiend tierend bijv. naamw. laaiend razend bijv. naamw. laaiend nijdig bijv. naamw. laaiend kwaad bijv. naamw. laaiend hels bijv. naamw. laaiend furieus bijv. naamw. laaiend dol bijv. naamw. laaiend boos bijv. naamw. laakbaar afkeurenswaardig bijv. naamw. laakbaar verwerpelijk bijv. naamw. laakbaar lakenswaardig bijv. naamw. laan allee zelfst. naamw. laan dreef zelfst. naamw. laantje pad zelfst. naamw. laars schoen zelfst. naamw. laarzen kisten zelfst. naamw. laarzen schoeisel zelfst. naamw. laatdunkend hoogmoedig bijv. naamw. laatdunkend pedant bijv. naamw. laatdunkend aanmatigend bijv. naamw. laatdunkend trots bijv. naamw. laatdunkend neerbuigend bijv. naamw. laatdunkend minachtend bijv. naamw. laatdunkend kleinerend bijv. naamw. laatdunkend hooghartig bijv. naamw. laatdunkend geringschattend bijv. naamw. laatdunkendheid hooghartigheid zelfst. naamw. laatdunkendheid hovaardigheid zelfst. naamw. laatdunkendheid zelfverheffing zelfst. naamw. laatdunkendheid verwaandheid zelfst. naamw. laatdunkendheid schaamteloosheid zelfst. naamw. laatdunkendheid onwelgevoegelijkheid zelfst. naamw. laatdunkendheid onkiesheid zelfst. naamw. laatdunkendheid onbeschoftheid zelfst. naamw. laatdunkendheid onbeschaamdheid zelfst. naamw. laatdunkendheid indiscretie zelfst. naamw. laatdunkendheid inbeelding zelfst. naamw. laatst achterst bijv. naamw. laatst onlangs bijv. naamw. laatst jongstgeleden bijv. naamw. laatst achterste bijv. naamw. laatst recentelijk bijv. naamw. laatst pas bijv. naamw. laatst laatstelijk bijv. naamw. laatst kortgeleden bijv. naamw. laatst kortelings bijv. naamw. laatste achterste bijv. naamw. laatste geavanceerde bijv. naamw. laatste ultiem bijv. naamw. laatste hekkensluiter zelfst. naamw. laatste hekkesluiter zelfst. naamw. laatste allernieuwste bijv. naamw. laatste finaal bijv. naamw. laatste voorbije overig. laatstelijk onlangs bijv. naamw. laatstelijk recentelijk bijv. naamw. laatstelijk pas bijv. naamw. laatstelijk laatst bijv. naamw. laatstelijk kortgeleden bijv. naamw. laatstelijk kortelings bijv. naamw. laatsten hekkensluiters overig. laatstgeborene benjamin zelfst. naamw. laatstgeborene jongste zelfst. naamw. laatstleden jongstleden bijv. naamw. lab laboratorium zelfst. naamw. lab werkplaats overig. lab werkplaats overig. lab werkplaats overig. labbekak flauwerd zelfst. naamw. label adreskaartje zelfst. naamw. label handelsmerk zelfst. naamw. label platenmerk zelfst. naamw. label sticker zelfst. naamw. label merk zelfst. naamw. label plakkertje zelfst. naamw. label plakker zelfst. naamw. label etiket zelfst. naamw. labels etiketten zelfst. naamw. labiel onevenwichtig bijv. naamw. labiel wankelbaar bijv. naamw. labiliteit onevenwichtigheid zelfst. naamw. labiliteit overgevoelig overig. laboratorium lab zelfst. naamw. labyrint doolhof zelfst. naamw. labyrint duister geheel zelfst. naamw. labyrint dwaalweg zelfst. naamw. labyrint warnet zelfst. naamw. labyrint warbo zelfst. naamw. laceratie weefselverscheuring zelfst. naamw. lachen geinig bijv. naamw. lachen brullen werkwoord lachen gieren werkwoord lachen schateren werkwoord lachen grineken werkwoord lachen gieren werkwoord lacherig melig overig. lachertje grap zelfst. naamw. lachje glimlachje overig. lachje glimlach overig. lachsalvo schaterlach overig. lachwekkend belachelijk bijv. naamw. lachwekkend bespottelijk bijv. naamw. lachwekkend grappig bijv. naamw. lachwekkend hilarisch bijv. naamw. lachwekkend absurd bijv. naamw. lachwekkend lollig bijv. naamw. lachwekkend leuk bijv. naamw. lachwekkend komisch bijv. naamw. lachwekkend komiek bijv. naamw. lachwekkend koddig bijv. naamw. lachwekkend geinig bijv. naamw. lachwekkend geestig bijv. naamw. lack gebrek,ontbering overig. laconiek doodkalm bijv. naamw. laconiek onverschillig bijv. naamw. laconiek onverstoorbaar bijv. naamw. laconiek kalm bijv. naamw. laconiek ongeïnteresseerd bijv. naamw. laconiek ongevoelig bijv. naamw. laconiek lauw bijv. naamw. laconiek indifferent bijv. naamw. lactatie borstvoeding zelfst. naamw. lacto melksuiker overig. lactose melksuiker zelfst. naamw. lacune hiaat zelfst. naamw. lacune leegte zelfst. naamw. lacune leemte zelfst. naamw. ladder gamma zelfst. naamw. ladder klimladder zelfst. naamw. ladder leer zelfst. naamw. ladder toonladder zelfst. naamw. ladder toonschaal zelfst. naamw. ladder trap zelfst. naamw. ladder octaaf zelfst. naamw. ladderzat apezat bijv. naamw. ladderzat zat bijv. naamw. ladderzat dronken bijv. naamw. ladderzat bezopen bijv. naamw. ladderzat beschonken bijv. naamw. ladderzat straalbezopen bijv. naamw. ladderzat stomdronken bijv. naamw. ladderzat smoordronken bijv. naamw. ladderzat laveloos bijv. naamw. lade la zelfst. naamw. lade schuifbak zelfst. naamw. lade schuiflade zelfst. naamw. lade schuifla zelfst. naamw. ladekast commode zelfst. naamw. ladekast kast zelfst. naamw. ladekast latafel zelfst. naamw. ladekast commo zelfst. naamw. ladelichter dief overig. laden bevrachten werkwoord laden inladen werkwoord laden opladen werkwoord laden beladen werkwoord ladenkast commode zelfst. naamw. lading belading zelfst. naamw. lading cargo zelfst. naamw. lading kruit zelfst. naamw. lading vracht zelfst. naamw. lading dagvaarding zelfst. naamw. lading rang zelfst. naamw. lading meerdere zelfst. naamw. lading ambt zelfst. naamw. lading last zelfst. naamw. ladingen vrachten overig. ladingsplaats laadplaats zelfst. naamw. laf bang bijv. naamw. laf flauw bijv. naamw. laf kinderachtig bijv. naamw. laf melig bijv. naamw. laf zoutloos bijv. naamw. laf zonzout bijv. naamw. laf kleinmoedig bijv. naamw. lafaard bloodaard zelfst. naamw. lafaard lafbek zelfst. naamw. lafaard melkmuil zelfst. naamw. lafaard groentje zelfst. naamw. lafaard snoevend zelfst. naamw. lafaard snoefster zelfst. naamw. lafaard opschepster zelfst. naamw. lafaard opschepperig zelfst. naamw. lafbek groentje zelfst. naamw. lafbek lafaard zelfst. naamw. lafbek melkmuil zelfst. naamw. lafenis verfrissing zelfst. naamw. lafenis verkwikking zelfst. naamw. lafenis laving zelfst. naamw. lafhartig bangelijk bijv. naamw. lafhartig laf bijv. naamw. lafhartigheid lafheid zelfst. naamw. lafheid flauwiteit zelfst. naamw. lafheid kleinhartigheid zelfst. naamw. lag liggen werkwoord lagedrukgebied depressie zelfst. naamw. lagedrukgebied drukminimum zelfst. naamw. lagen liggen werkwoord lager minder bijv. naamw. lager bier zelfst. naamw. lager hazenleger zelfst. naamw. lager leger zelfst. naamw. lagere mindere zelfst. naamw. lagune strandmeer overig. lagune kustmeer overig. lak laklaag zelfst. naamw. lak verf zelfst. naamw. lak vernis zelfst. naamw. lakei huisbediende zelfst. naamw. lakei livreiknecht zelfst. naamw. lakeien nestveren overig. lakeien livrei overig. lakeien kenteken overig. lakeien dienstkleding overig. lakeien bedienden overig. laken aanrekenen werkwoord laken afkeuren werkwoord laken berispen werkwoord laken beddenlaken zelfst. naamw. laken tafellaken zelfst. naamw. laken linnen werkwoord laken lakens werkwoord laken nadragen werkwoord laken blameren werkwoord laken beschuldigen werkwoord laken aanwrijven werkwoord laken voorhouden werkwoord laken verwijten werkwoord laken gispen werkwoord laken tafelkleedje werkwoord laken tafelkleed werkwoord lakens beddengoed zelfst. naamw. lakens beddenlaken zelfst. naamw. lakens linnen zelfst. naamw. lakens laken zelfst. naamw. lakenswaardig verwerpelijk bijv. naamw. lakenswaardig laakbaar bijv. naamw. lakenswaardig afkeurenswaardig bijv. naamw. lakken schilderen werkwoord lakken vernissen werkwoord lakken verven werkwoord lakken beschilderen werkwoord laklaag lak zelfst. naamw. laklaag vernis zelfst. naamw. laks traag bijv. naamw. laks langzaam bijv. naamw. laks sloom bijv. naamw. laksheid onverschilligheid zelfst. naamw. laksheid slapheid zelfst. naamw. laksheid indolentie zelfst. naamw. laksheid zwakte zelfst. naamw. laksheid zwakheid zelfst. naamw. laksheid zachtheid zelfst. naamw. laksheid weekheid zelfst. naamw. laksheid sulligheid zelfst. naamw. laksheid slapte zelfst. naamw. laksheid krachteloosheid zelfst. naamw. lakspuit verfspuit zelfst. naamw. lakstemp lakzeg overig. lakverf glansverf overig. lakverf glanslak overig. lakverf acrylaat overig. lakzeg lakstemp overig. lakzegel zegel zelfst. naamw. lallen wauwelen werkwoord lallen bazelen werkwoord lam bedonderd bijv. naamw. lam dronken bijv. naamw. lam energieloos bijv. naamw. lam kreupel bijv. naamw. lam stuk gedraaid bijv. naamw. lam verlamd bijv. naamw. lam lammetje zelfst. naamw. lam futloos zelfst. naamw. lam mank bijv. naamw. lama schaapkameel overig. lama schaapskameel overig. lama schaapskameel overig. lama schaapskameel overig. lambrisering beschieting zelfst. naamw. lambrisering beschot zelfst. naamw. lambrisering lambrizering zelfst. naamw. lambrisering houtversiering zelfst. naamw. lambrisering betimmering zelfst. naamw. lambrizering lambrisering zelfst. naamw. lamel jaloezielat zelfst. naamw. lamello-verbinding bisquit-jointer overig. lamello-verbinding bisquit-jointer overig. lamello-verbinding bisquit-jointer overig. lamentabel beklagenswaardig overig. lamentabel erbarmelijk overig. lamentabel treurig overig. lamentatie jeremiade zelfst. naamw. lamenteren jammeren werkwoord lamenteren kermen werkwoord lamenteren klagen overig. lamenteren zeuren overig. lamenterend weeklagend overig. lamenterend klagend overig. lamenterend klagelijk overig. lamenterend klaaglijk overig. lamenterend jeremiërend overig. lamenterend jammerend overig. lamheid verlamming zelfst. naamw. lamheid verlamdheid zelfst. naamw. lamleggen stilleggen werkwoord lamleggen verlammen werkwoord lamlegging kreupelheid overig. lamlendig beroerd bijv. naamw. lamlendig ellendig bijv. naamw. lamlendig futloos bijv. naamw. lamlendig lamzalig bijv. naamw. lamlendig landerig bijv. naamw. lamlendig lusteloos bijv. naamw. lamlendig slap bijv. naamw. lamlendig energieloos bijv. naamw. lamlendig mat bijv. naamw. lamlendig vervelend bijv. naamw. lamlendigheid traagheid zelfst. naamw. lamlendigheid sloomheid zelfst. naamw. lamlendigheid slapte zelfst. naamw. lamlendigheid luiheid zelfst. naamw. lamlendigheid logheid zelfst. naamw. lamlendigheid langzaamheid zelfst. naamw. lamlendigheid inertie zelfst. naamw. lamlendigheid indolentie zelfst. naamw. lamme verlamde overig. lamme verlamd overig. lammeling ellendeling zelfst. naamw. lammeling slapkous zelfst. naamw. lammeling slampamper zelfst. naamw. lammeling nietsnut zelfst. naamw. lammeling lijntrekker zelfst. naamw. lammeling leegloper zelfst. naamw. lammeling lapzwans zelfst. naamw. lammeling lanterfanter zelfst. naamw. lammeling lamzak zelfst. naamw. lammeling geitenbreier zelfst. naamw. lammetje lam zelfst. naamw. lammetjespap pap zelfst. naamw. lamp buis zelfst. naamw. lamp gloeilamp zelfst. naamw. lamp verlichtingstoestel zelfst. naamw. lamp peer zelfst. naamw. lamp ampul zelfst. naamw. lamp lantaarn zelfst. naamw. lampekap lampenkap zelfst. naamw. lampekous lampenkousje overig. lampenkap lampekap zelfst. naamw. lampenkatoen lampepit zelfst. naamw. lampenkatoen lampenpit zelfst. naamw. lampenkousje kousje zelfst. naamw. lampenkousje lampenpit zelfst. naamw. lampenkousje lampekous zelfst. naamw. lampenpit lampenkousje zelfst. naamw. lampenpit naarling zelfst. naamw. lampenpit lampenkatoen zelfst. naamw. lampepit lampenkatoen zelfst. naamw. lampetkan lampetkom overig. lampetkom lampetkan overig. lampion lantaarn zelfst. naamw. lampje lichtje zelfst. naamw. lampzwart roet zelfst. naamw. lamsbout lamsgebraad overig. lamsgebraad lamsbout overig. lamskarbonade lamskotelet zelfst. naamw. lamskotelet lamskarbonade zelfst. naamw. lamslaan afranselen werkwoord lamslaan ontkrachten werkwoord lamstraal donderstraal zelfst. naamw. lamsvacht pels zelfst. naamw. lamsvlies amnion zelfst. naamw. lamzak lammeling zelfst. naamw. lamzak lamlul zelfst. naamw. lamzak slapkous zelfst. naamw. lamzak slampamper zelfst. naamw. lamzak nietsnut zelfst. naamw. lamzak lijntrekker zelfst. naamw. lamzak leegloper zelfst. naamw. lamzak lapzwans zelfst. naamw. lamzak lanterfanter zelfst. naamw. lamzak geitenbreier zelfst. naamw. lamzalig lamlendig bijv. naamw. lanceerbuis lanceerinrichting overig. lanceerinrichting lanceerbuis overig. lanceren aankondigen werkwoord lanceren afschieten werkwoord lanceren opperen werkwoord lanceren starten werkwoord lanceren lancering zelfst. naamw. lanceren uitgeven werkwoord lancering introductie zelfst. naamw. lancering lanceren zelfst. naamw. land akker zelfst. naamw. land gewest zelfst. naamw. land grondgebied zelfst. naamw. land kust zelfst. naamw. land landmassa zelfst. naamw. land landschap zelfst. naamw. land moederland zelfst. naamw. land natie zelfst. naamw. land platteland zelfst. naamw. land rijk zelfst. naamw. land staat zelfst. naamw. land grond zelfst. naamw. land imperium overig. land imperium overig. land imperium overig. landarbeider arbeider zelfst. naamw. landauer koets zelfst. naamw. landbewoners burgers zelfst. naamw. landbezit landeigendom overig. landbezit grondeigendom overig. landbezit grondbezit overig. landbezitter landheer overig. landbezitter landeigenaar overig. landbezitter grondeigenaar overig. landbezitter grondbezitter overig. landbouw akkerbouw zelfst. naamw. landbouwarchitect landbouwingenieur overig. landbouwer agrariër zelfst. naamw. landbouwer agrarir zelfst. naamw. landbouwer boer zelfst. naamw. landbouwgrond akkerbouwgrond zelfst. naamw. landbouwgrond cultuurgrond zelfst. naamw. landbouwingenieur landbouwarchitect overig. landbouwkunde agronomie overig. landbouwkundige agronoom overig. landbouwonderneming boerenonderneming zelfst. naamw. landbouwploeg ploeg zelfst. naamw. landbouwwerktuig ploeg overig. landeigenaar landheer overig. landeigenaar landbezitter overig. landeigenaar grondeigenaar overig. landeigenaar grondbezitter overig. landeigendom landbezit overig. landeigendom grondeigendom overig. landeigendom grondbezit overig. landelijk dorps bijv. naamw. landelijk plattelands bijv. naamw. landelijk rustiek bijv. naamw. landelijk nationaal bijv. naamw. landelijk onbehouwen bijv. naamw. landen aan land gaan werkwoord landen belanden werkwoord landen neerdalen werkwoord landen terechtkomen werkwoord landen omlaagkomen werkwoord landen neerkomen werkwoord landen afdalen werkwoord landengte engte overig. landerig futloos bijv. naamw. landerig lamlendig bijv. naamw. landerig vervelend bijv. naamw. landerig slap bijv. naamw. landerig lusteloos bijv. naamw. landerig energieloos bijv. naamw. landerijen akkers zelfst. naamw. landgenoot rijksgenoot overig. landgenoot landsman overig. landgoed buiten zelfst. naamw. landgoed goed zelfst. naamw. landgoed boerderij zelfst. naamw. landgoed bezitting zelfst. naamw. landgraaf graaf zelfst. naamw. landgravin gravin zelfst. naamw. landgrens rijksgrens zelfst. naamw. landgrens grens zelfst. naamw. landgrens landsgrens zelfst. naamw. landheer grondbezitter zelfst. naamw. landheer landeigenaar zelfst. naamw. landheer landbezitter zelfst. naamw. landheer grondeigenaar zelfst. naamw. landhuis buitenhuis zelfst. naamw. landhuis buitenverblijf zelfst. naamw. landhuishoudkunde zuinigheid overig. landhuishoudkunde economie overig. landhuishoudkunde boerenbedrijf overig. landing afdaling zelfst. naamw. landing terechtkomen zelfst. naamw. landing daling zelfst. naamw. landing val zelfst. naamw. landingsbaan baan zelfst. naamw. landingsbaan landingsstrook zelfst. naamw. landingsbrug steiger overig. landingsstrook landingsbaan overig. landingsterrein landingsveld overig. landingsveld landingsterrein overig. landkaart kaart zelfst. naamw. landleger landmacht zelfst. naamw. landleven buitenleven zelfst. naamw. landleven plattelandsleven zelfst. naamw. landlopen schooien werkwoord landloper bedelaar zelfst. naamw. landloper vagebond zelfst. naamw. landloper zwerver zelfst. naamw. landloper slaper zelfst. naamw. landmacht landleger zelfst. naamw. landmacht leger zelfst. naamw. landman agrariër zelfst. naamw. landman boer zelfst. naamw. landmassa land zelfst. naamw. landontginning ontginning zelfst. naamw. landsbestuur regering zelfst. naamw. landschap gebied zelfst. naamw. landschap land zelfst. naamw. landschap landstreek zelfst. naamw. landschapspark natuurgebied zelfst. naamw. landschapspark natuurpark zelfst. naamw. landsdienaar ambtenaar zelfst. naamw. landsdienaar staatsdienaar zelfst. naamw. landsdienaar staatsbeambte zelfst. naamw. landsdienaar staatsambtenaar zelfst. naamw. landsdienaar rijksbeambte zelfst. naamw. landsdienaar rijksambtenaar zelfst. naamw. landsgrens landgrens overig. landsman rijksgenoot overig. landsman landgenoot overig. landsregering landvoogdij overig. landstaal volkstaal overig. landstreek contreien zelfst. naamw. landstreek gebied zelfst. naamw. landstreek gewest zelfst. naamw. landstreek gouw zelfst. naamw. landstreek oord zelfst. naamw. landstreek plaats zelfst. naamw. landstreek regio zelfst. naamw. landstreek streek zelfst. naamw. landsverdediging defensie zelfst. naamw. landtong nes zelfst. naamw. landtong voorgebergte zelfst. naamw. landtong kaap zelfst. naamw. landverhuizen emigreren overig. landverhuizer emigrant zelfst. naamw. landverhuizing emigratie zelfst. naamw. landvoogd beheerder zelfst. naamw. landvoogd gouverneur zelfst. naamw. landvoogd regent zelfst. naamw. landvoogd stadhouder zelfst. naamw. landvoogd stadhou zelfst. naamw. landvoogd rijksbestuurder zelfst. naamw. landvoogd voogd zelfst. naamw. landvoogd slotvoogd zelfst. naamw. landvoogdij landsregering overig. landweg dreef zelfst. naamw. landweg paadje zelfst. naamw. landweg pad zelfst. naamw. landweg trekpad zelfst. naamw. landweg buitenweg zelfst. naamw. lang groot bijv. naamw. lang langdradig bijv. naamw. lang helemaal bijv. naamw. langaanhoudend langdurig bijv. naamw. langbeen ooievaar zelfst. naamw. langdraadig vervelend bijv. naamw. langdraadig saai bijv. naamw. langdraadig rot bijv. naamw. langdraadig melig bijv. naamw. langdraadig lastig bijv. naamw. langdraadig langwijlig bijv. naamw. langdraadig ellendig bijv. naamw. langdraadig afgezaagd bijv. naamw. langdradig breedsprakig bijv. naamw. langdradig saai bijv. naamw. langdradig vervelend bijv. naamw. langdradig wijdlopig bijv. naamw. langdradig zonafleiding bijv. naamw. langdradig taai bijv. naamw. langdradig uitvoerig bijv. naamw. langdradig uitgebreid bijv. naamw. langdradig omstandig bijv. naamw. langdradig omslachtig bijv. naamw. langdradig breedvoerig bijv. naamw. langdradig woordenrijk bijv. naamw. langdurig aanhoudend bijv. naamw. langdurig langaanhoudend bijv. naamw. langduriger langer bijv. naamw. langduriger langere bijv. naamw. langdurigheid lengte zelfst. naamw. lange rij sliert overig. langer langduriger bijv. naamw. langer langere bijv. naamw. langer meer bijv. naamw. langere langer overig. langere langduriger overig. langgemaakt uitgestrekt overig. langgemaakt uitgestrekt overig. langgemaakt uitgestrekt overig. langgerekt lang bijv. naamw. langgerekt langwerpig bijv. naamw. langgerekt slepend bijv. naamw. langgerekt uitgestrekt bijv. naamw. langjarig veeljarig overig. langlaufen wintersport zelfst. naamw. langoustine kreeft zelfst. naamw. langs langszij bijv. naamw. langs aan bijv. naamw. langs door bijv. naamw. langs parallel aan bijv. naamw. langs volgens bijv. naamw. langs naar bijv. naamw. langs ingevolge bijv. naamw. langs blijkens bijv. naamw. langs voorbij bijv. naamw. langs viering bijv. naamw. langs pleging bijv. naamw. langs over bijv. naamw. langsgaan voorbijkomen overig. langsgaan langskomen overig. langsgaan bezoeken overig. langsgaan aankomen overig. langsgekomen binnengevallen overig. langskomen aanlopen werkwoord langskomen voorbijkomen werkwoord langskomen opzoeken werkwoord langskomen inlopen werkwoord langskomen bezoeken werkwoord langskomen aankomen werkwoord langskomen langsgaan werkwoord langslaper slaapkop zelfst. naamw. langslopen aanlopen werkwoord langslopen passeren werkwoord langspeelplaat album zelfst. naamw. langspeelplaat elpee zelfst. naamw. langspeelplaat lp zelfst. naamw. langspeelplaat plaat zelfst. naamw. langszij langs bijv. naamw. languit plat overig. languit uitgestrekt overig. languit liggend overig. languit gestrekt overig. langwerpig langgerekt bijv. naamw. langwerpig ovaal bijv. naamw. langwijlig vervelend overig. langwijlig saai overig. langwijlig rot overig. langwijlig melig overig. langwijlig lastig overig. langwijlig langdraadig overig. langwijlig ellendig overig. langwijlig afgezaagd overig. langzaam sloom bijv. naamw. langzaam sluipend bijv. naamw. langzaam traag bijv. naamw. langzaam treuzelachtig bijv. naamw. langzaam geleidelijk bijv. naamw. langzaam lijzig bijv. naamw. langzaam zachtjes bijv. naamw. langzaam zoetjes bijv. naamw. langzaam weifelend bijv. naamw. langzaam treuzelend bijv. naamw. langzaam talmend bijv. naamw. langzaam slepend bijv. naamw. langzaam leuterig bijv. naamw. langzaam dralend bijv. naamw. langzaam besluitloos bijv. naamw. langzaam aarzelend bijv. naamw. langzaam sloom bijv. naamw. langzaamaan zoetjes overig. langzaamheid traagheid zelfst. naamw. langzaamheid sloomheid zelfst. naamw. langzaamheid slapte zelfst. naamw. langzaamheid luiheid zelfst. naamw. langzaamheid logheid zelfst. naamw. langzaamheid lamlendigheid zelfst. naamw. langzaamheid inertie zelfst. naamw. langzaamheid indolentie zelfst. naamw. langzamerhand allengs bijv. naamw. langzamerhand stapsgewijs bijv. naamw. langzamerhand geleidelijk bijv. naamw. langzamerhand gaandeweg bijv. naamw. lankmoedig barmhartig bijv. naamw. lankmoedig verdraagzaam overig. lans hellebaard zelfst. naamw. lans speer zelfst. naamw. lantaarn lamp zelfst. naamw. lantaarn lampion zelfst. naamw. lantaarn verlichtingstoestel zelfst. naamw. lantaarn lantaren zelfst. naamw. lantaren verlichtingstoestel overig. lantaren lantaarn overig. lanterfant leegloper zelfst. naamw. lanterfant luiaard zelfst. naamw. lanterfant luilak zelfst. naamw. lanterfant slampamper zelfst. naamw. lanterfant lapzwans zelfst. naamw. lanterfant lanterfanter zelfst. naamw. lanterfant flierefluiter zelfst. naamw. lanterfanten leeglopen werkwoord lanterfanten luieren werkwoord lanterfanten nietsdoen werkwoord lanterfanten rondhangen werkwoord lanterfanten niksen werkwoord lanterfanten lummelen werkwoord lanterfanten onthaasten overig. lanterfanter slapkous overig. lanterfanter slampamper overig. lanterfanter nietsnut overig. lanterfanter lijntrekker overig. lanterfanter leegloper overig. lanterfanter lapzwans overig. lanterfanter lamzak overig. lanterfanter lammeling overig. lanterfanter geitenbreier overig. lanterfanter lanterfant overig. lanterfanter flierefluiter overig. Lap coupon zelfst. naamw. lap doek zelfst. naamw. Lap flard zelfst. naamw. lap poetslap zelfst. naamw. lap vod zelfst. naamw. lap vodje zelfst. naamw. lap prul zelfst. naamw. lap lor zelfst. naamw. lap homp zelfst. naamw. lap schortje overig. lapje bankbiljet zelfst. naamw. lapje schortje overig. lapmiddel geknoei overig. Lappen dokken werkwoord Lappen geld inleggen werkwoord Lappen herstellen werkwoord Lappen klaarspelen werkwoord Lappen schoonmaken werkwoord lappen doeken zelfst. naamw. lappen leveren werkwoord lappen flikken werkwoord lappen fixen werkwoord lappen bewerkstelligen werkwoord lappen bedingen werkwoord lappendeken lappensprei overig. lappensprei lappendeken overig. lappenwinkel stoffenwinkel zelfst. naamw. lapper hersteller overig. lapwerk flikwerk overig. lapzwans slapkous overig. lapzwans slampamper overig. lapzwans nietsnut overig. lapzwans lijntrekker overig. lapzwans leegloper overig. lapzwans lanterfanter overig. lapzwans lamzak overig. lapzwans lammeling overig. lapzwans geitenbreier overig. lapzwans lanterfant overig. lapzwans flierefluiter overig. lapzwansen flapdrollen overig. larderen doorspekken werkwoord larie lariekoek zelfst. naamw. larie kul zelfst. naamw. larie zotteklap zelfst. naamw. larie onzin zelfst. naamw. larie nonsens zelfst. naamw. larie humbug zelfst. naamw. lariekoek klets zelfst. naamw. lariekoek larie zelfst. naamw. lariekoek geklets zelfst. naamw. lariekoek onzin zelfst. naamw. lariekoek nonsens zelfst. naamw. lariks lariksboom zelfst. naamw. lariksboom lariks zelfst. naamw. larmoyant huilerig bijv. naamw. larmoyant pathetisch bijv. naamw. larve engerling zelfst. naamw. larve emelt overig. larve made zelfst. naamw. larve emelt overig. larve made zelfst. naamw. larve emelt overig. larve made zelfst. naamw. larven maden zelfst. naamw. las lasnaad zelfst. naamw. las samenvoeging zelfst. naamw. las tussenvoegsel zelfst. naamw. las verbinding zelfst. naamw. las welnaad zelfst. naamw. las tussenzetsel zelfst. naamw. las tussenstuk zelfst. naamw. las naad overig. las naad overig. las naad overig. laserpen laserpointer overig. laserpointer laserpen overig. lasnaad las zelfst. naamw. lasnaad welnaad zelfst. naamw. lasnaden lassen zelfst. naamw. lasnaden welnaden zelfst. naamw. lassen aaneenlassen werkwoord lassen hechten werkwoord lassen inlassen werkwoord lassen smeden werkwoord lassen lasnaden zelfst. naamw. lassen lasten zelfst. naamw. lassen welnaden werkwoord lassitudo vermoeidheid zelfst. naamw. lasso werpkoord overig. lasso werpkoord overig. lasso werpkoord overig. last belading zelfst. naamw. last belasting zelfst. naamw. last beschuldiging zelfst. naamw. last bevel zelfst. naamw. last druk zelfst. naamw. last gevoelslast zelfst. naamw. last inspanning zelfst. naamw. last lading zelfst. naamw. last overlast zelfst. naamw. last taak zelfst. naamw. last soesa zelfst. naamw. last moeite zelfst. naamw. last hin zelfst. naamw. last vracht zelfst. naamw. last zwaarte zelfst. naamw. last kracht zelfst. naamw. lastarm hijsarm overig. lastbrief bevelschrift zelfst. naamw. lastbrief lastgeving zelfst. naamw. lastbrief mandaat zelfst. naamw. lastbrief volmacht zelfst. naamw. lastdrager sjouwer overig. lasten aaneenlassen werkwoord lasten lassen zelfst. naamw. laster achterklap zelfst. naamw. laster kwaadsprekerij zelfst. naamw. laster roddel zelfst. naamw. laster schande zelfst. naamw. laster smaad zelfst. naamw. laster zwartmaken zelfst. naamw. laster roddelpraat zelfst. naamw. laster rodd zelfst. naamw. laster lasterpraatje zelfst. naamw. laster lastering zelfst. naamw. laster geroddel zelfst. naamw. laster oneer zelfst. naamw. laster eerroof overig. laster diffamatie overig. laster eerroof overig. lasteraar kwaadspreker zelfst. naamw. lasteraar vuilspuiter zelfst. naamw. lasteraar slangentong zelfst. naamw. lasteraar schender zelfst. naamw. lasteraar onteerder zelfst. naamw. lasteren bekladden werkwoord lasteren belasteren werkwoord lasteren beledigen werkwoord lasteren kwaadspreken werkwoord lasteren smaden werkwoord lasteren roddelen werkwoord lasterend lasterlijk overig. lasterend kwaadsprekend overig. lastering achterklap zelfst. naamw. lastering zwartmaken zelfst. naamw. lastering roddelpraat zelfst. naamw. lastering rodd zelfst. naamw. lastering lasterpraatje zelfst. naamw. lastering laster zelfst. naamw. lastering kwaadsprekerij zelfst. naamw. lastering geroddel zelfst. naamw. lasterlijk lasterend bijv. naamw. lasterlijk kwaadsprekend bijv. naamw. lasterlijk smadend bijv. naamw. lasterpraatje zwartmaken overig. lasterpraatje roddelpraat overig. lasterpraatje rodd overig. lasterpraatje lastering overig. lasterpraatje laster overig. lasterpraatje kwaadsprekerij overig. lasterpraatje geroddel overig. lasterpraatje achterklap overig. lastez pakez overig. lastez muilez overig. lastez muildier overig. lastezel muildier zelfst. naamw. lastezel muilezel zelfst. naamw. lastgever committent zelfst. naamw. lastgever opdrachtgever zelfst. naamw. lastgeving commissie zelfst. naamw. lastgeving lastbrief zelfst. naamw. lastgeving mandaat zelfst. naamw. lastgeving opdracht zelfst. naamw. lastgeving consigne zelfst. naamw. lastgeving volmacht zelfst. naamw. lasthebber afgevaardigde zelfst. naamw. lasthebber gecommitteerde zelfst. naamw. lasthebber gemachtigde zelfst. naamw. lasthebber gedeputeerde zelfst. naamw. lasthebber gedelegeerde zelfst. naamw. lastig bezwaarlijk bijv. naamw. lastig hinderlijk bijv. naamw. lastig moeilijk bijv. naamw. lastig onaangenaam bijv. naamw. lastig precair bijv. naamw. lastig storend bijv. naamw. lastig vervelend bijv. naamw. lastig irritant bijv. naamw. lastig ingewikkeld bijv. naamw. lastig ergerlijk bijv. naamw. lastig onverkwikkelijk bijv. naamw. lastig onplezierig bijv. naamw. lastig ongelegen bijv. naamw. lastig naar bijv. naamw. lastig penibel bijv. naamw. lastig netelig bijv. naamw. lastig kritiek bijv. naamw. lastig hachelijk bijv. naamw. lastig delicaat bijv. naamw. lastig drukkend bijv. naamw. lastig bezwarend bijv. naamw. lastig ongemakkelijk bijv. naamw. lastig hinveroorzakend bijv. naamw. lastig zwaar bijv. naamw. lastig saai bijv. naamw. lastig rot bijv. naamw. lastig melig bijv. naamw. lastig langwijlig bijv. naamw. lastig langdraadig bijv. naamw. lastig ellendig bijv. naamw. lastig afgezaagd bijv. naamw. lastig taai bijv. naamw. lastig taai bijv. naamw. lastig taai bijv. naamw. lastigvallen teisteren werkwoord lastigvallen ambeteren werkwoord lastpak lastpost zelfst. naamw. lastpost lastpak zelfst. naamw. lat bonenstaak zelfst. naamw. lat plank zelfst. naamw. lat ski zelfst. naamw. lat smalplank zelfst. naamw. lat schroot zelfst. naamw. latafel ladekast overig. latafel commo overig. latei draagbalk zelfst. naamw. latei stutbalk zelfst. naamw. latei steunbalk zelfst. naamw. latei ligger zelfst. naamw. laten achterlaten werkwoord laten afstaan werkwoord laten bewaren werkwoord laten doen werkwoord laten dulden werkwoord laten geven werkwoord laten nalaten werkwoord laten opgeven werkwoord laten permitteren werkwoord laten toestaan werkwoord laten toelaten werkwoord laten vergunnen werkwoord laten toestemmen werkwoord laten inwilligen werkwoord laten gunnen werkwoord laten goedvinden werkwoord laten goedkeuren werkwoord laten duren werkwoord laten zien tonen overig. latent onzichtbaar bijv. naamw. latent potentieel bijv. naamw. latent sluimerend bijv. naamw. later naderhand bijv. naamw. later nieuwer bijv. naamw. later straks bijv. naamw. later zometeen bijv. naamw. later achteraf bijv. naamw. later nadien bijv. naamw. later daarna bijv. naamw. lateraal zijdelings bijv. naamw. latex verf zelfst. naamw. latinisme barbarisme zelfst. naamw. latrine toilet zelfst. naamw. latwerk raster zelfst. naamw. latwerk rek zelfst. naamw. latwerk spijlen zelfst. naamw. latwerk rastering zelfst. naamw. latwerk stelling zelfst. naamw. latwerk stellage zelfst. naamw. laureaat gelauwerde overig. laurier laurierblad zelfst. naamw. laurier laurierboom zelfst. naamw. laurierblad laurier zelfst. naamw. laurierboom laurier overig. laurierkrans zegekrans overig. laurierkrans lauwerkrans overig. lauw koel bijv. naamw. lauw onaangedaan bijv. naamw. lauw onverschillig bijv. naamw. lauw laks bijv. naamw. lauw ongeïnteresseerd bijv. naamw. lauw ongevoelig bijv. naamw. lauw laconiek bijv. naamw. lauw indifferent bijv. naamw. lauweren kronen werkwoord lauweren loven werkwoord lauweren bekroning zelfst. naamw. lauwerkrans zegekrans overig. lauwerkrans laurierkrans overig. lauwheid ongeanimeerdheid zelfst. naamw. lauwheid lusteloosheid zelfst. naamw. lava stollingsgesteente overig. lavabo wastafel overig. laveloos stomdronken bijv. naamw. laveloos dronken bijv. naamw. laveloos straalbezopen bijv. naamw. laveloos smoordronken bijv. naamw. laveloos ladderzat bijv. naamw. lavement klisteer zelfst. naamw. lavement enema zelfst. naamw. lavement inlaat zelfst. naamw. lavement binnenlopen zelfst. naamw. laven drenken werkwoord laven lessen werkwoord laven lenigen werkwoord laven verkwikken werkwoord laven troosten werkwoord laven sterken werkwoord laveren schipperen werkwoord laveren slingeren werkwoord laveren sturen werkwoord laveren kruisen werkwoord lavet wasgelegenheid zelfst. naamw. lavet zitbad overig. lavet deurraampje zelfst. naamw. lavet deurraampje zelfst. naamw. lavet deurraampje zelfst. naamw. laving verkwikking zelfst. naamw. laving verfrissing zelfst. naamw. laving lafenis overig. lawaai gedruis zelfst. naamw. lawaai herrie zelfst. naamw. lawaai kabaal zelfst. naamw. lawaai leven zelfst. naamw. lawaai rumoer zelfst. naamw. lawaai spektakel zelfst. naamw. lawaai tumult zelfst. naamw. lawaai tekeergaan zelfst. naamw. lawaai pandemonium zelfst. naamw. lawaai opschudding zelfst. naamw. lawaai heksenket zelfst. naamw. lawaai geraas zelfst. naamw. lawaai drukte zelfst. naamw. lawaai beroering zelfst. naamw. lawaai heib zelfst. naamw. lawaaierig lawaaiig bijv. naamw. lawaaierig luidruchtig bijv. naamw. lawaaierig rumoerig bijv. naamw. lawaaierig luid bijv. naamw. lawaaiig lawaaierig bijv. naamw. lawaaimaker kabaalmaker overig. lawaaimaker herrieschopper overig. lawine invasie zelfst. naamw. lawine stortvloed zelfst. naamw. laxatief purgerend bijv. naamw. laxatief laxeermiddel zelfst. naamw. laxeermiddel laxatief zelfst. naamw. laxeermiddel purgeermiddel zelfst. naamw. laxeermiddelen purgeermiddelen overig. laxeren purgeren werkwoord laxerend purgerend overig. lay-out opmaak zelfst. naamw. lazarus beschonken bijv. naamw. lazeren donderen werkwoord lazeren vallen werkwoord lazeren zaniken werkwoord lazeren sodemieteren werkwoord lazuur hemelsblauw overig. lazuur azuur overig. lazuursteen ultramarijnblauw overig. leasen huren werkwoord leasing huur zelfst. naamw. lebberen drinken werkwoord lector redenaar zelfst. naamw. lector spreker zelfst. naamw. lector redevoerder zelfst. naamw. lectuur boeken zelfst. naamw. lectuur leesvoer zelfst. naamw. ledemaat been zelfst. naamw. ledemaat lichaamsdeel zelfst. naamw. ledemaat lidmaat zelfst. naamw. ledematen lichaamsdelen zelfst. naamw. ledenlijst lijst zelfst. naamw. ledenlijst register zelfst. naamw. ledenpop etalagepop zelfst. naamw. ledenpop leeman zelfst. naamw. ledenpop mannequin zelfst. naamw. ledenpop marionet zelfst. naamw. ledenpop harlekijn zelfst. naamw. ledenpop paspop zelfst. naamw. ledenpop kostuumpop zelfst. naamw. leder lederen bijv. naamw. lederachtig leerachtig overig. lederen leder bijv. naamw. lederwaren leerwaren overig. ledig leeg bijv. naamw. ledig onbezet bijv. naamw. ledigen leegdrinken werkwoord ledigen leeggieten werkwoord ledigen leeghalen werkwoord ledigen leegmaken werkwoord ledigen legen werkwoord ledigen uitgieten werkwoord ledigen uitdrinken werkwoord ledigen opdrinken werkwoord ledigen uithalen werkwoord lediggang ledigheid zelfst. naamw. ledigheid holheid zelfst. naamw. ledigheid lediggang zelfst. naamw. ledigheid leegte zelfst. naamw. lediging depletie zelfst. naamw. ledikant bed zelfst. naamw. lee watering overig. lee watering overig. lee watering overig. leed kommer zelfst. naamw. leed kwel zelfst. naamw. leed letsel zelfst. naamw. leed pijn zelfst. naamw. leed smart zelfst. naamw. leed rouw zelfst. naamw. leed ongeluk zelfst. naamw. leed kruis zelfst. naamw. leed droefenis zelfst. naamw. leed tegenspoed zelfst. naamw. leed verdriet zelfst. naamw. leedwezen spijt zelfst. naamw. leedwezen rouwbeklag zelfst. naamw. leedwezen medelijden zelfst. naamw. leedwezen medeleven zelfst. naamw. leedwezen deelneming zelfst. naamw. leedwezen deelname zelfst. naamw. leedwezen condoleance zelfst. naamw. leefeenheid appartement zelfst. naamw. leefeenheid leefgemeenschap zelfst. naamw. leefeenheid wooneenheid zelfst. naamw. leefgebied territorium zelfst. naamw. leefgemeenschap commune zelfst. naamw. leefgemeenschap woongemeenschap zelfst. naamw. leefgemeenschap woongroep zelfst. naamw. leefklimaat milieu zelfst. naamw. leefklimaat leefmilieu zelfst. naamw. leefkring leefwereld overig. leefkring leefwereld overig. leefkring leefwereld overig. leefmilieu leefklimaat overig. leefmilieu milieu overig. leefmilieu leefomgeving overig. leefnet net zelfst. naamw. leefomgeving milieu zelfst. naamw. leefomgeving leefmilieu zelfst. naamw. leefregel dieet zelfst. naamw. leeftocht proviand zelfst. naamw. leefwereld leefkring overig. leefwereld leefkring overig. leefwereld leefkring overig. leefwijze levensstijl zelfst. naamw. leefwijze stijl zelfst. naamw. leefwijze levenswijze zelfst. naamw. leeg hol bijv. naamw. leeg inhoudsloos bijv. naamw. leeg ledig bijv. naamw. leeg lens bijv. naamw. leeg nietszeggend bijv. naamw. leeg ongevuld bijv. naamw. leeg uitdrukkingsloos bijv. naamw. leeg wezenloos bijv. naamw. leeg onbezet bijv. naamw. leeg loos bijv. naamw. leeg ijdel bijv. naamw. leeg wazig bijv. naamw. leeg glazig bijv. naamw. leeg zoninhoud bijv. naamw. leegbranden uitbranden overig. leegbranden platbranden overig. leegbranden afbranden overig. leegdrinken ledigen werkwoord leegdrinken leegmaken werkwoord leegdrinken legen werkwoord leegdrinken uitdrinken werkwoord leegdrinken opdrinken werkwoord leegeten opeten werkwoord leeggieten ledigen werkwoord leeggieten leegmaken werkwoord leeggieten legen werkwoord leeggieten uitgieten werkwoord leeggooien legen werkwoord leeghalen beroven werkwoord leeghalen ledigen werkwoord leeghalen leegmaken werkwoord leeghalen plunderen werkwoord leeghalen uithalen werkwoord leeghalen uitpersen werkwoord leeghalen uitzuigen werkwoord leeghalen legen werkwoord leeghalen uitknijpen werkwoord leegheid holheid zelfst. naamw. leegheid voosheid zelfst. naamw. leeghoofd kwast zelfst. naamw. leeghoofden sukkels overig. leeghoofden domkoppen overig. leeghoofdig onbenullig bijv. naamw. leeghoofdig onnozel bijv. naamw. leeghoofdje sufferdje overig. leeghozen hozen werkwoord leeghozen uitscheppen werkwoord leegknijpen uitdrukken werkwoord leegknijpen uitpersen werkwoord leegknijpen persen werkwoord leegknijpen uitknijpen werkwoord leeglikken uitlikken overig. leegloop exodus zelfst. naamw. leeglopen lanterfanten werkwoord leeglopen leeg worden werkwoord leeglopen vrijlopen werkwoord leegloper baliekluiver zelfst. naamw. leegloper slapkous zelfst. naamw. leegloper slampamper zelfst. naamw. leegloper nietsnut zelfst. naamw. leegloper lijntrekker zelfst. naamw. leegloper lapzwans zelfst. naamw. leegloper lanterfanter zelfst. naamw. leegloper lamzak zelfst. naamw. leegloper lammeling zelfst. naamw. leegloper geitenbreier zelfst. naamw. leegloper lanterfant zelfst. naamw. leegloper flierefluiter zelfst. naamw. leegmaken ledigen werkwoord leegmaken leegdrinken werkwoord leegmaken leeggieten werkwoord leegmaken leeghalen werkwoord leegmaken legen werkwoord leegmaken uitladen zelfst. naamw. leegmaken uitgieten werkwoord leegmaken uitdrinken werkwoord leegmaken opdrinken werkwoord leegmaken uithalen werkwoord leegplunderen leegroven werkwoord leegplunderen plunderen werkwoord leegplunderen uitplunderen werkwoord leegplunderen roven werkwoord leegplunderen leegstelen werkwoord leegpompen uitpompen werkwoord leegroven leegplunderen werkwoord leegroven plunderen werkwoord leegroven leegstelen werkwoord leegruimen evacueren werkwoord leegruimen ontruimen werkwoord leegstelen plunderen overig. leegstelen leegroven overig. leegstelen leegplunderen overig. leegte inhoudsloosheid zelfst. naamw. leegte lacune zelfst. naamw. leegte ledigheid zelfst. naamw. leegte leemte zelfst. naamw. leegzuigen uitzuigen werkwoord leek amateur zelfst. naamw. leek oningewijde zelfst. naamw. leek niet-ingewijde zelfst. naamw. leek-zijn leken overig. leem grondsoort zelfst. naamw. leem klei zelfst. naamw. leemachtig grondachtig overig. leemachtig kleiachtig overig. leeman ledenpop zelfst. naamw. leemte gaping zelfst. naamw. leemte lacune zelfst. naamw. leemte leegte zelfst. naamw. leemte hiaat overig. leemte hiaat overig. leemte hiaat overig. leen bruikleen zelfst. naamw. leen leengoed zelfst. naamw. leenbank pandjeshuis overig. leenbank lommerd overig. leendienst vroondienst overig. leendienst herendienst overig. leengoed leen overig. leenman vazal overig. leenstelsel feodalisme zelfst. naamw. leenstelsel leenwezen zelfst. naamw. leenwezen leenstelsel overig. leep gehaaid bijv. naamw. leep geslepen bijv. naamw. leep gewiekst bijv. naamw. leep schuin bijv. naamw. leep sluw bijv. naamw. leep slinks bijv. naamw. leep listig bijv. naamw. leep link bijv. naamw. leep geraffineerd bijv. naamw. leep doortrapt bijv. naamw. leep arglistig bijv. naamw. leepheid doortraptheid zelfst. naamw. leepheid sluwheid zelfst. naamw. leepheid gladheid zelfst. naamw. leepheid gewiekstheid zelfst. naamw. leepheid geslepenheid zelfst. naamw. leepheid geraffineerdheid zelfst. naamw. leepheid raffinement zelfst. naamw. leepheid listigheid zelfst. naamw. leepheid linkheid zelfst. naamw. leepheid arglistigheid zelfst. naamw. leepheid arglist zelfst. naamw. leer doctrine zelfst. naamw. leer dogma zelfst. naamw. leer geloofsleer zelfst. naamw. leer klimladder zelfst. naamw. leer onderricht zelfst. naamw. leer ladder zelfst. naamw. leer lering zelfst. naamw. leer leerstuk zelfst. naamw. leer leerstelling zelfst. naamw. leerachtig lederachtig overig. leerbegrip dogma zelfst. naamw. leerbegrip leerstelling zelfst. naamw. leerboek handboek zelfst. naamw. leerboek schoolboek zelfst. naamw. leerboek studieboek zelfst. naamw. leerboek lesboek zelfst. naamw. leergang cursus zelfst. naamw. leergang lesmethode zelfst. naamw. leergang stu zelfst. naamw. leergang kursus zelfst. naamw. leergeld lesgeld overig. leergeld collegegeld overig. leergierig studieus overig. leerjaren leertijd overig. leerjongen kwekeling overig. leerknecht pupil overig. leerknecht maatje overig. leerknecht jongmaat overig. leerkracht docent zelfst. naamw. leerkracht leraar zelfst. naamw. leerkracht schoolmeester zelfst. naamw. leerkracht pedant zelfst. naamw. leerkracht onderwijzer zelfst. naamw. leerkracht meester zelfst. naamw. leerling aanhanger zelfst. naamw. leerling gezel zelfst. naamw. leerling pupil zelfst. naamw. leerling scholier zelfst. naamw. leerlingen scholieren zelfst. naamw. leerlingen pupillen zelfst. naamw. leerlooien looien werkwoord leerlooien tanen werkwoord leerlooierij tanerij overig. leerlooierij looierij overig. leermeester docent zelfst. naamw. leermeester instructeur zelfst. naamw. leermeester leraar zelfst. naamw. leermeester oplei zelfst. naamw. leermeester oefenmeester zelfst. naamw. leermeesters instructeurs overig. leeroefening opgave zelfst. naamw. leerplan methode zelfst. naamw. leerplan onderwijsleerpakket zelfst. naamw. leerplicht schoolplicht zelfst. naamw. leerplichtig schoolplichtig overig. leerprogramma cursus zelfst. naamw. leerprogramma onderwijsprogramma zelfst. naamw. leerprogramma lesprogramma zelfst. naamw. leerprogramma cursusprogramma zelfst. naamw. leerrede preek zelfst. naamw. leerrede preek overig. leerrijk informatief bijv. naamw. leerrijk leerzaam bijv. naamw. leerrijk instructief bijv. naamw. leerschool school zelfst. naamw. leerstellig puriteins bijv. naamw. leerstelling doctrine zelfst. naamw. leerstelling geloofsleer zelfst. naamw. leerstelling leerbegrip zelfst. naamw. leerstelling dogma zelfst. naamw. leerstelling lering zelfst. naamw. leerstelling leerstuk zelfst. naamw. leerstelling leer zelfst. naamw. leerstelsel leersysteem zelfst. naamw. leerstoel hoogleraarschap zelfst. naamw. leerstoel katheder zelfst. naamw. leerstof les zelfst. naamw. leerstof stof zelfst. naamw. leerstuk dogma zelfst. naamw. leerstuk geloofsleer zelfst. naamw. leerstuk lering zelfst. naamw. leerstuk leerstelling zelfst. naamw. leerstuk leer zelfst. naamw. leersysteem leerstelsel zelfst. naamw. leertijd stage zelfst. naamw. leertijd leerjaren zelfst. naamw. leerwaren lederwaren overig. leerzaam informatief bijv. naamw. leerzaam instructief bijv. naamw. leerzaam leerrijk bijv. naamw. leerzaam volgzaam bijv. naamw. leesbeurt lezing zelfst. naamw. leesbeurt voorlezing zelfst. naamw. leesblindheid alexie zelfst. naamw. leesblindheid dyslexie zelfst. naamw. leesblindheid woordblindheid zelfst. naamw. leesstof lectuur zelfst. naamw. leest middel zelfst. naamw. leest vorm zelfst. naamw. leest taille zelfst. naamw. leesteken accent zelfst. naamw. leesteken interpunctie zelfst. naamw. leesvoer lectuur zelfst. naamw. leeswijzer bladwijzer zelfst. naamw. leeszaal bibliotheek overig. leeszaal bibliotheek overig. leeszaal bibliotheek overig. leeuwentand leeuwetand zelfst. naamw. leeuwentemmer dompteur zelfst. naamw. leeuwetand leeuwentand zelfst. naamw. lef branie zelfst. naamw. lef durf zelfst. naamw. lef moed zelfst. naamw. lef gewaagdheid zelfst. naamw. lefdoekje pochet overig. lefgozer opschepper overig. legaal legitiem bijv. naamw. legaal rechtsgeldig bijv. naamw. legaal wettelijk bijv. naamw. legaal wettig bijv. naamw. legaal gewettigd bijv. naamw. legaat erfenis zelfst. naamw. legaat nalatenschap zelfst. naamw. legaat onderbevelhebber zelfst. naamw. legaat erfgoed zelfst. naamw. legaat erfboedel zelfst. naamw. legaat boed zelfst. naamw. legalisatie bekrachtiging zelfst. naamw. legaliseren autoriseren werkwoord legaliteit wettelijkheid zelfst. naamw. legateren nalaten werkwoord legateren vermaken werkwoord legateren vererven werkwoord legborden planken zelfst. naamw. legen leegdrinken werkwoord legen ledigen werkwoord legen leegmaken werkwoord legen leeghalen werkwoord legenda bijschrift zelfst. naamw. legenda onderschrift zelfst. naamw. legendarisch befaamd bijv. naamw. legendarische karater overig. legende heiligenleven zelfst. naamw. legende sage zelfst. naamw. leger militair bijv. naamw. leger armee zelfst. naamw. leger hazenleger zelfst. naamw. leger krijgsmacht zelfst. naamw. leger landmacht zelfst. naamw. leger menigte zelfst. naamw. leger strijdmacht zelfst. naamw. leger verenig korps der soldaten zelfst. naamw. leger schuilplaats zelfst. naamw. leger hol zelfst. naamw. leger lager zelfst. naamw. leger legermacht zelfst. naamw. leger heir zelfst. naamw. leger troepenmacht zelfst. naamw. legeraanvoer veldheer overig. legeraanvoer generaal overig. legerafdeling legioen zelfst. naamw. legerafdeling legeronderdeel zelfst. naamw. legerafdeling legereenheid zelfst. naamw. legerafdeling eenheid zelfst. naamw. legereenheid divisie zelfst. naamw. legereenheid eenheid zelfst. naamw. legereenheid legeronderdeel zelfst. naamw. legereenheid legerafdeling zelfst. naamw. legeren alliëren werkwoord legeren inkwartieren werkwoord legeren onderbrengen werkwoord legeren plaatsen werkwoord legeren tenten opslaan werkwoord legering alliage zelfst. naamw. legering kampement zelfst. naamw. legering metaallegering zelfst. naamw. legering legerkamp zelfst. naamw. legering kamp zelfst. naamw. legering metaalmengsel zelfst. naamw. legering alligatie zelfst. naamw. legerkamp bivak zelfst. naamw. legerkamp legering zelfst. naamw. legerkamp kampement zelfst. naamw. legerkamp kamp zelfst. naamw. legermacht krijgsmacht zelfst. naamw. legermacht strijdmacht zelfst. naamw. legermacht leger zelfst. naamw. legermacht heir zelfst. naamw. legermacht troepenmacht zelfst. naamw. legeronderdeel legereenheid overig. legeronderdeel legerafdeling overig. legeronderdeel eenheid overig. legerplaats bivak zelfst. naamw. legerplaats kazernestad zelfst. naamw. legers manschappen zelfst. naamw. legerschaar heerschaar zelfst. naamw. leges administratiekosten zelfst. naamw. leges belasting zelfst. naamw. leges heffing zelfst. naamw. leges kosten zelfst. naamw. Leges schrijfgeld zelfst. naamw. leggen aanbrengen werkwoord leggen aanleggen werkwoord leggen deponeren werkwoord leggen geplaatst werkwoord leggen neerleggen werkwoord leggen plaatsen werkwoord leggen zetten werkwoord leggen stationeren werkwoord leggen neerzetten werkwoord leggen wegleggen werkwoord legger ordner overig. legger opbergmap overig. legger map overig. leggers balken zelfst. naamw. leghok legmand overig. legio ontelbaar bijv. naamw. legio talloos bijv. naamw. legioen legerafdeling zelfst. naamw. legioen mensenmassa zelfst. naamw. legioen supporters zelfst. naamw. legioens- legioensoldaat overig. legioensoldaat legioens- overig. legislatuur wetgevenmacht overig. legitiem gegrond bijv. naamw. legitiem legaal bijv. naamw. legitiem aanvaardbaar bijv. naamw. legitiem wettig bijv. naamw. legitiem wettelijk bijv. naamw. legitiem rechtsgeldig bijv. naamw. legitiem gewettigd bijv. naamw. legitimatie legitimatiebewijs zelfst. naamw. legitimatie persoonsbewijs zelfst. naamw. legitimatie legitimatiepapieren zelfst. naamw. legitimatie legitimatiekaart zelfst. naamw. legitimatie identiteitsbewijs zelfst. naamw. legitimatiebewijs identiteitsbewijs zelfst. naamw. legitimatiebewijs identiteitskaart zelfst. naamw. legitimatiebewijs legitimatie zelfst. naamw. legitimatiebewijs persoonsbewijs zelfst. naamw. legitimatiebewijs legitimatiepapieren zelfst. naamw. legitimatiebewijs legitimatiekaart zelfst. naamw. legitimatiekaart persoonsbewijs overig. legitimatiekaart legitimatiepapieren overig. legitimatiekaart legitimatiebewijs overig. legitimatiekaart legitimatie overig. legitimatiekaart identiteitsbewijs overig. legitimatiepapieren persoonsbewijs overig. legitimatiepapieren legitimatiekaart overig. legitimatiepapieren legitimatiebewijs overig. legitimatiepapieren legitimatie overig. legitimatiepapieren identiteitsbewijs overig. legitimeren echten werkwoord legitimiteit wettigheid overig. legkast kast zelfst. naamw. legmand leghok overig. legpuzzel puzzel zelfst. naamw. lei bord zelfst. naamw. lei leiband zelfst. naamw. lei leisteen zelfst. naamw. lei riem zelfst. naamw. lei hoofdman zelfst. naamw. lei hoofd zelfst. naamw. lei aanvoer zelfst. naamw. lei teug zelfst. naamw. lei lijn zelfst. naamw. lei voorman zelfst. naamw. lei leidsman zelfst. naamw. leiband halsband zelfst. naamw. leiband lei zelfst. naamw. leiband lijn zelfst. naamw. leiband tuig zelfst. naamw. Leiden aanvoeren werkwoord leiden begeleiden werkwoord Leiden besturen werkwoord leiden voeren werkwoord leiden leidinggeven werkwoord leiden commanderen werkwoord leiden meevoeren werkwoord leiden voorzitten werkwoord leiden managen werkwoord leiden opleiden werkwoord leiden rondleiden werkwoord leiden geleiden werkwoord leiden tot voeren werkwoord leiden tot resulteren in werkwoord leiden tot uitmonden in werkwoord leidend aanvoerend bijv. naamw. leidend leidinggevend bijv. naamw. leidend voorop bijv. naamw. leidend eerste bijv. naamw. leidend voorin bijv. naamw. leidend vooraan bijv. naamw. leidend heersend overig. leidend heersend overig. leidend heersend overig. leider aanvoerder zelfst. naamw. leider dictator zelfst. naamw. leider voorman zelfst. naamw. leider leidsman zelfst. naamw. leider gids zelfst. naamw. leider geleider zelfst. naamw. leider hoofd zelfst. naamw. leider chef zelfst. naamw. leider baas zelfst. naamw. leiders opperhoofden zelfst. naamw. leiders voormannen zelfst. naamw. leiders kopmannen zelfst. naamw. leiders hoofdmannen zelfst. naamw. leiders aanvoerders zelfst. naamw. leiding beheer zelfst. naamw. leiding bestuur zelfst. naamw. leiding buis zelfst. naamw. leiding gedrag zelfst. naamw. leiding kabelleiding zelfst. naamw. leiding voorgaan zelfst. naamw. leiding aanvoering zelfst. naamw. leiding aanvoeren zelfst. naamw. leiding directie zelfst. naamw. leiding rijrichting zelfst. naamw. leiding plan zelfst. naamw. leiding houding zelfst. naamw. leiding besturing zelfst. naamw. leiding kab zelfst. naamw. leiding geleiding zelfst. naamw. leidinggeven besturen zelfst. naamw. leidinggeven leiden zelfst. naamw. leidinggeven commanderen zelfst. naamw. leidinggeven aanvoeren zelfst. naamw. leidinggevend leidend bijv. naamw. leidinggevenden kader zelfst. naamw. leidingwater kraanwater overig. leidmotief grondthema zelfst. naamw. leidmotief leitmotiv zelfst. naamw. leidraad gebruiksaanwijzing zelfst. naamw. leidraad handleiding zelfst. naamw. leidraad hulpmiddel zelfst. naamw. leidraad instructies zelfst. naamw. leidraad handboek zelfst. naamw. leidraad aanwijzingen zelfst. naamw. leidraad gids zelfst. naamw. leidsel teugel zelfst. naamw. leidsel toom zelfst. naamw. leidsel teug zelfst. naamw. leidsels teugels zelfst. naamw. leidsman gids zelfst. naamw. leidsman voorman zelfst. naamw. leidsman loods zelfst. naamw. leidsman begelei zelfst. naamw. leidsman leider zelfst. naamw. leidsman geleider zelfst. naamw. leidsman lei zelfst. naamw. leidster aanvoerster zelfst. naamw. leidster gids zelfst. naamw. leidster voorvrouw zelfst. naamw. leidster leidsvrouw zelfst. naamw. leidsvrouw voorvrouw overig. leidsvrouw leidster overig. leidsvrouw aanvoerster overig. leisteen lei zelfst. naamw. leitmotiv leidmotief overig. lek kapot bijv. naamw. lek ondicht bijv. naamw. lek gat zelfst. naamw. lek informant zelfst. naamw. lek lekkage zelfst. naamw. lek lekken zelfst. naamw. lek waterlek zelfst. naamw. lek zuinig zelfst. naamw. lek uitgedroogd zelfst. naamw. lek sober zelfst. naamw. lek smal zelfst. naamw. lek nauw zelfst. naamw. lek dor zelfst. naamw. lek gaatje zelfst. naamw. lekbakje druppelvanger overig. lekbakje druipring overig. leken leek-zijn werkwoord lekenbroe broe overig. lekenbroe kloosterbroe overig. lekenbroeder broeder zelfst. naamw. lekenrechter schepen zelfst. naamw. lekkage lek zelfst. naamw. lekken doorsijpelen werkwoord lekken leeglopen werkwoord lekken lek zelfst. naamw. lekker aangenaam bijv. naamw. lekker appetijtelijk bijv. naamw. lekker belust bijv. naamw. lekker reuzelekker bijv. naamw. lekker smakelijk bijv. naamw. lekker fijn bijv. naamw. lekker goed bijv. naamw. lekker prettig bijv. naamw. lekker gemakkelijk bijv. naamw. lekker zalig bijv. naamw. lekker verrukkelijk bijv. naamw. lekker overheerlijk bijv. naamw. lekker kostelijk bijv. naamw. lekker hemels bijv. naamw. lekker heerlijk bijv. naamw. lekker verlokkend bijv. naamw. lekker aanlokkelijk bijv. naamw. lekker smakelijk overig. lekkerbek gourmet zelfst. naamw. lekkerbek lucullus zelfst. naamw. lekkerbek smulpaap zelfst. naamw. lekkerbek snoeperd zelfst. naamw. lekkerbek zoetekauw zelfst. naamw. lekkerbek snoeper zelfst. naamw. lekkerbek likkepot zelfst. naamw. lekkerbek likkebaard zelfst. naamw. lekkerbekken smullen werkwoord lekkerbekken snoepers werkwoord lekkerbekken smulpapen werkwoord lekkerbekken likkebaarden werkwoord lekkernij delicatesse zelfst. naamw. lekkernij versnapering zelfst. naamw. lekkernij snoepgoed zelfst. naamw. lekkernij delicates zelfst. naamw. lekkers snoepgoed zelfst. naamw. lekkers versnapering zelfst. naamw. lekkers zoetigheid zelfst. naamw. lekkers snoepjes zelfst. naamw. lekkers tussendoortje zelfst. naamw. lekkertje snoep zelfst. naamw. lekkertje snoezepoes zelfst. naamw. lekkertjes snoezepoezen overig. lel kanjer zelfst. naamw. lel klap zelfst. naamw. lel lellebel zelfst. naamw. lel tik zelfst. naamw. lel mep zelfst. naamw. lel knal zelfst. naamw. lel jens zelfst. naamw. lel dreun zelfst. naamw. lel klop zelfst. naamw. lel lob zelfst. naamw. lel kwab zelfst. naamw. lel stoot zelfst. naamw. lel peut zelfst. naamw. lel oplawaai zelfst. naamw. lel opduv zelfst. naamw. lel opdon zelfst. naamw. lel muilpeer zelfst. naamw. lel hengst zelfst. naamw. lelie lelieblad zelfst. naamw. lelieblad lelie zelfst. naamw. lelieblank blank bijv. naamw. lelijk afschuwelijk bijv. naamw. lelijk akelig bijv. naamw. lelijk boos bijv. naamw. lelijk gemeen bijv. naamw. lelijk onaantrekkelijk bijv. naamw. lelijk onooglijk bijv. naamw. lelijk ongunstig bijv. naamw. lelijk afstotend bijv. naamw. lelijk verfoeilijk bijv. naamw. lelijk weerzinwekkend bijv. naamw. lelijkerd monster zelfst. naamw. lelijkerd mormel zelfst. naamw. lelijkheid laagheid zelfst. naamw. lelijkheid ondeugendheid zelfst. naamw. lelijkheid stoutheid zelfst. naamw. lelleb totebel overig. lelleb snol overig. lelleb slet overig. lelleb del overig. lellebel del zelfst. naamw. lellebel slet zelfst. naamw. lellen meppen werkwoord lemma trefwoord zelfst. naamw. lemma hoofdwoord zelfst. naamw. lemma trefwoord overig. lemmer lemmet overig. lemmer kling overig. lemmet kaarsenpit zelfst. naamw. lemmet kling zelfst. naamw. lemmet snijvlak zelfst. naamw. lemmet lemmer zelfst. naamw. lemmet pit zelfst. naamw. lendendoek schort zelfst. naamw. lendendoek heupdoek zelfst. naamw. lendestuk halster overig. lenen aanbieden werkwoord lenen financieren werkwoord lenen geschikt zijn werkwoord lenen ontlenen werkwoord lenen uitlenen werkwoord lengen aanlengen werkwoord lengen langer worden werkwoord lengen rekken werkwoord lengte afstand zelfst. naamw. lengte duur zelfst. naamw. lengte grootte zelfst. naamw. lengte langdurigheid zelfst. naamw. lengte longitude zelfst. naamw. lengte tijdspanne zelfst. naamw. lengte tijdsduur zelfst. naamw. lengtecirk meridiaan overig. lengtecirkel meridiaan zelfst. naamw. lenig buigzaam bijv. naamw. lenig soepel bijv. naamw. lenigen verlichten werkwoord lenigen verzachten werkwoord lenigen lessen werkwoord lenigen laven werkwoord lenigen bevredigen werkwoord lenigheid buigzaamheid zelfst. naamw. lenigheid soepelheid zelfst. naamw. lenigheid souples zelfst. naamw. leniging mitigatie zelfst. naamw. lening bedrag zelfst. naamw. lening hypotheek zelfst. naamw. lening krediet zelfst. naamw. lening kredietverlening zelfst. naamw. lening geldlening zelfst. naamw. leningverstrekker kredietgever overig. lens krachteloos bijv. naamw. lens contactlens zelfst. naamw. lens objectief zelfst. naamw. lensopening diafragma zelfst. naamw. lensvormig lenticulair zelfst. naamw. lente jaargetijde zelfst. naamw. lente lentetijd zelfst. naamw. lente voorjaarstijd zelfst. naamw. lente voorjaar zelfst. naamw. lenteachtig voorjaarsachtig overig. lentemaand maart zelfst. naamw. lentetijd lente zelfst. naamw. lentetijd voorjaar zelfst. naamw. lentetijd voorjaarstijd zelfst. naamw. lenticulair lensvormig zelfst. naamw. lenzenstelsel objectief zelfst. naamw. lep eetlep overig. lep opscheplep overig. lepafstrijken afstrijken overig. lepel dessertlepel zelfst. naamw. lepel eetlepel zelfst. naamw. lepel opscheplepel zelfst. naamw. lepelen oplepelen werkwoord lepelen scheppen werkwoord lepeltje theelepeltje overig. lepeltje theelep overig. lepeltjesnagels koilonychie zelfst. naamw. leperd gladakker zelfst. naamw. leperd gladjanus zelfst. naamw. leperd leperik zelfst. naamw. leperds slimmeriken overig. leperds leperikken overig. leperds goochemerds overig. leperik leperd overig. leperikken slimmeriken overig. leperikken leperds overig. leperikken goochemerds overig. lepra melaatsheid overig. lepra leproosheid overig. lepralij melaatse overig. lepralijders melaatsen zelfst. naamw. lepralijdster melaatse overig. leproosheid melaatsheid zelfst. naamw. leproosheid lepra zelfst. naamw. leraar docent zelfst. naamw. leraar instructeur zelfst. naamw. leraar leerkracht zelfst. naamw. leraar leermeester zelfst. naamw. leraar schoolmeester zelfst. naamw. leraar pedant zelfst. naamw. leraar onderwijzer zelfst. naamw. leraar meester zelfst. naamw. leraren docenten zelfst. naamw. lerares docente zelfst. naamw. lerares onderwijzeres zelfst. naamw. lerares schooljuffrouw zelfst. naamw. lerares instructrice zelfst. naamw. leren aanleren werkwoord leren bedreven raken werkwoord leren bijbrengen werkwoord leren eigenmaken werkwoord leren instuderen werkwoord leren onderwijzen werkwoord leren wijzer maken werkwoord leren studeren zelfst. naamw. leren aanwennen werkwoord leren opsteken werkwoord leren oppikken werkwoord leren meepikken werkwoord leren meekrijgen werkwoord leren blokken werkwoord leren bekwamen werkwoord leren verwerven werkwoord lering geloofsleer zelfst. naamw. lering les zelfst. naamw. lering onderricht zelfst. naamw. lering terechtwijzing zelfst. naamw. lering leerstuk zelfst. naamw. lering leerstelling zelfst. naamw. lering leer zelfst. naamw. lering onderwijs zelfst. naamw. lering onderrichting zelfst. naamw. lering instructie zelfst. naamw. lering verwijt zelfst. naamw. lering standje zelfst. naamw. lering reprimande zelfst. naamw. lering gisping zelfst. naamw. lering berisping zelfst. naamw. les cursus zelfst. naamw. les huiswerk zelfst. naamw. les lering zelfst. naamw. les lesuur zelfst. naamw. les onderricht zelfst. naamw. les onderwijs zelfst. naamw. les onderrichting zelfst. naamw. les instructie zelfst. naamw. les voorschrift zelfst. naamw. lesbienne pot zelfst. naamw. lesbienne manwijf zelfst. naamw. lesboek studieboek overig. lesboek schoolboek overig. lesboek leerboek overig. lesgeld leergeld overig. lesgeld collegegeld overig. lesie letsel zelfst. naamw. leslokaal lokaal zelfst. naamw. leslokaal schoollokaal zelfst. naamw. lesmethode leergang zelfst. naamw. lesprogramma onderwijsprogramma overig. lesprogramma leerprogramma overig. lesprogramma cursusprogramma overig. lesrooster rooster zelfst. naamw. lessen afkoelen werkwoord lessen bevredigen werkwoord lessen les geven werkwoord lessen lenigen werkwoord lessen laven werkwoord lessen stillen werkwoord lessenaar boekstandaard zelfst. naamw. lessenaar muziekstandaard zelfst. naamw. lessenaar schooltafel zelfst. naamw. lessenaar schrijftafel zelfst. naamw. lessenaar schrijftafeltje zelfst. naamw. lessenaar schrijfbureau zelfst. naamw. lessenaar bureau zelfst. naamw. lessenaar lezenaar zelfst. naamw. lest laatst bijv. naamw. lesuur les zelfst. naamw. lesuur uur zelfst. naamw. letaal dodelijk bijv. naamw. letaliteit dodelijkheid zelfst. naamw. letaliteit sterfte zelfst. naamw. lethargie apathie zelfst. naamw. lethargie willoosheid zelfst. naamw. lethargie inertie zelfst. naamw. lethargie daadloosheid zelfst. naamw. lethargisch apathisch bijv. naamw. lethargisch inactief bijv. naamw. letsel blessure zelfst. naamw. letsel kneuswond zelfst. naamw. letsel kwetsuur zelfst. naamw. letsel lesie zelfst. naamw. letsel kneuzing zelfst. naamw. letsel bult zelfst. naamw. letsel buil zelfst. naamw. Letten beletten werkwoord Letten opletten werkwoord Letten passen op werkwoord letter drukletter zelfst. naamw. letter letterteken zelfst. naamw. letter karakter zelfst. naamw. letterdicht naamdicht overig. letterdicht acrostichon overig. letterdief plagiaris zelfst. naamw. letteren letterkunde zelfst. naamw. letteren literatuur zelfst. naamw. letteren letterkun zelfst. naamw. lettergreep syllabe zelfst. naamw. letterkeer palindroom zelfst. naamw. letterkeer anagram zelfst. naamw. letterkun letteren overig. letterkunde letteren zelfst. naamw. letterkunde literatuurhistorie zelfst. naamw. letterkundig literair bijv. naamw. letterkundige literator zelfst. naamw. letterkundige literaat zelfst. naamw. letterkundige geletterde zelfst. naamw. letterlijk geheel en al bijv. naamw. letterlijk getrouw bijv. naamw. letterlijk woordelijk bijv. naamw. letterlijk woordgetrouw bijv. naamw. letteromzetting anagram zelfst. naamw. letteromzetting metathesis zelfst. naamw. letterroof plagiaat zelfst. naamw. letters karakters zelfst. naamw. lettersoort lettertype zelfst. naamw. lettersoort schrift zelfst. naamw. letterteken karakter zelfst. naamw. letterteken letter zelfst. naamw. lettertype lettersoort zelfst. naamw. letterzetter typograaf zelfst. naamw. letterzetter zetter zelfst. naamw. leugen bedrog zelfst. naamw. leugen fabel zelfst. naamw. leugen jen zelfst. naamw. leugen onwaarheid zelfst. naamw. leugen verzinsel zelfst. naamw. leugen verdichtsel zelfst. naamw. leugen verdichting zelfst. naamw. leugen sprookje zelfst. naamw. leugen fictie zelfst. naamw. leugen bedenksel zelfst. naamw. leugenaar bedrieger zelfst. naamw. leugenaar jokkebrok zelfst. naamw. leugenaar leugenbeest zelfst. naamw. leugenachtig bedrieglijk bijv. naamw. leugenachtig onbetrouwbaar bijv. naamw. leugenachtig achterbaks bijv. naamw. leugenachtig oneerlijk bijv. naamw. leugenarij bedriegerij overig. leugenbeest leugenaar overig. leugenbeest jokkebrok overig. leugenverhaal mythe zelfst. naamw. leuk aantrekkelijk bijv. naamw. leuk aardig bijv. naamw. leuk geinig bijv. naamw. leuk grappig bijv. naamw. leuk komisch bijv. naamw. leuk prettig bijv. naamw. leuk sympathiek bijv. naamw. leuk tof bijv. naamw. leuk aangenaam bijv. naamw. leuk cool bijv. naamw. leuk doodleuk bijv. naamw. Leuk Mieters bijv. naamw. leuk plezierig bijv. naamw. leuk vermakelijk bijv. naamw. leuk amusant bijv. naamw. leuk komiek bijv. naamw. leuk koddig bijv. naamw. leuk kluchtig bijv. naamw. leuk humoristisch bijv. naamw. leuk lollig bijv. naamw. leuk lachwekkend bijv. naamw. leuk geestig bijv. naamw. leuk plezant bijv. naamw. leuk fijn bijv. naamw. leuk behaaglijk bijv. naamw. leuk lief bijv. naamw. leuk fun bijv. naamw. leuk geestig overig. leuk aangenaam overig. leuk geestig overig. leuk aangenaam overig. leuk geestig overig. leuk aangenaam overig. leukemie bloedkanker zelfst. naamw. leukerd grapjas zelfst. naamw. leukweg doodleuk overig. leunen hangen werkwoord leunen rusten werkwoord leunen steunen werkwoord leuning armsteun zelfst. naamw. leuning balustrade zelfst. naamw. leuning rugleuning zelfst. naamw. leuning railing zelfst. naamw. leuning balustra zelfst. naamw. leuning handsteun zelfst. naamw. leuning rugzijde zelfst. naamw. leuning rug zelfst. naamw. leunstoel armstoel zelfst. naamw. leuren huis-aan-huis-verkopen werkwoord leuren rondbazuinen werkwoord leuren venten werkwoord leus devies zelfst. naamw. leus parool zelfst. naamw. leus slagzin zelfst. naamw. leus slogan zelfst. naamw. leus spreuk zelfst. naamw. leus strijdkreet zelfst. naamw. leus wapenkreet zelfst. naamw. leus leuze zelfst. naamw. leus yell zelfst. naamw. leus kreet zelfst. naamw. leus reclamezin zelfst. naamw. leus reclameleus zelfst. naamw. leut koffie zelfst. naamw. leut lol zelfst. naamw. leut pret zelfst. naamw. leut plezier zelfst. naamw. leut lust zelfst. naamw. leut jool zelfst. naamw. leut genot zelfst. naamw. leut genoegen zelfst. naamw. leut keet zelfst. naamw. leut jolijt zelfst. naamw. leut gein zelfst. naamw. leut koffie overig. leuter penis overig. leuter penis overig. leuter penis overig. leuteraar kletsmeier zelfst. naamw. leuteraar zwetser zelfst. naamw. leuteraar zwammer zelfst. naamw. leuteraar kwebbel zelfst. naamw. leuteraar kletsmajoor zelfst. naamw. leuteraar kletskous zelfst. naamw. leuteraar kletskop zelfst. naamw. leuteraar klep zelfst. naamw. leuteraar babbelaar zelfst. naamw. leuteraarster leuterkous overig. leuteraarster kletstante overig. leuteraarster kletskous overig. leuteraarster babbelaarster overig. leuteren kletsen werkwoord leuterig weifelend overig. leuterig treuzelend overig. leuterig treuzelachtig overig. leuterig traag overig. leuterig talmend overig. leuterig slepend overig. leuterig langzaam overig. leuterig dralend overig. leuterig besluitloos overig. leuterig aarzelend overig. leuterkous leuteraar zelfst. naamw. leuterkous leuteraarster zelfst. naamw. leuterkous kletstante zelfst. naamw. leuterkous kletskous zelfst. naamw. leuterkous babbelaarster zelfst. naamw. leuterkous zwamneus zelfst. naamw. leuterkous ouwehoer zelfst. naamw. leuterkous kletser zelfst. naamw. leuterkous babbelaar zelfst. naamw. leuterkous kletsmajoor overig. leuterpraat kletspraat zelfst. naamw. leuterpraat gezwets zelfst. naamw. leuterpraat gezwam zelfst. naamw. leuterpraat gewauwel zelfst. naamw. leuterpraat gelul zelfst. naamw. leuterpraat geleuter zelfst. naamw. leuterpraat geklets zelfst. naamw. leuterpraat gebazel zelfst. naamw. leuze leus zelfst. naamw. leuze wapenkreet zelfst. naamw. leuze parool zelfst. naamw. leuze devies zelfst. naamw. leuze spreuk zelfst. naamw. leuze wachtwoord zelfst. naamw. leuzen slogans overig. leuzen slagzinnen overig. leuzen kreten overig. leuzen parolen overig. leven bestaan werkwoord leven existeren werkwoord leven voortbestaan werkwoord leven wonen werkwoord leven bedrijvigheid zelfst. naamw. leven doen en laten zelfst. naamw. leven drukte zelfst. naamw. leven existentie zelfst. naamw. leven lawaai zelfst. naamw. leven tumult zelfst. naamw. leven spektakel zelfst. naamw. leven rumoer zelfst. naamw. leven kabaal zelfst. naamw. leven herrie zelfst. naamw. leven zijn zelfst. naamw. leven verblijven zelfst. naamw. leven resideren zelfst. naamw. leven logeren zelfst. naamw. leven pandemonium zelfst. naamw. leven opschudding zelfst. naamw. leven heksenket zelfst. naamw. leven geraas zelfst. naamw. leven beroering zelfst. naamw. leven heib zelfst. naamw. leven werken zelfst. naamw. leven procederen zelfst. naamw. leven optreden zelfst. naamw. leven opereren zelfst. naamw. leven manipuleren zelfst. naamw. leven handelen zelfst. naamw. levend bestaand bijv. naamw. levend in zwang bijv. naamw. levend live bijv. naamw. levendig beweeglijk bijv. naamw. levendig energiek bijv. naamw. levendig fel bijv. naamw. levendig geagiteerd bijv. naamw. levendig monter bijv. naamw. levendig vrolijk bijv. naamw. levendig actief bijv. naamw. levendig beeldend bijv. naamw. levendig uitgelaten bijv. naamw. levendig opgewekt bijv. naamw. levendig opgetogen bijv. naamw. levendig kwiek bijv. naamw. levendig jolig bijv. naamw. levendig fideel bijv. naamw. levendig blijmoedig bijv. naamw. levendig zonnig bijv. naamw. levendig lustig bijv. naamw. levendig wakker bijv. naamw. levendig vief bijv. naamw. levendig tierig bijv. naamw. levendig rap bijv. naamw. levendig kras bijv. naamw. levendig druk bijv. naamw. levendig dynamisch bijv. naamw. levendig geanimeerd bijv. naamw. levendig verhit bijv. naamw. levendig schrander bijv. naamw. levendig levenslustig bijv. naamw. levendig dartel bijv. naamw. levendig blij bijv. naamw. levendig vitaal bijv. naamw. levendigh bereidwilligh overig. levendigheid beweeglijkheid zelfst. naamw. levendigheid drukte zelfst. naamw. levendigheid vrolijkheid zelfst. naamw. levendigheid opgewektheid zelfst. naamw. levendigheid helderheid zelfst. naamw. levendigheid Brio overig. levendmakend levenwekkend overig. levendmakend levengevend overig. levengevend levenwekkend overig. levengevend levendmakend overig. levenloos dood bijv. naamw. levenloos doods bijv. naamw. levenloos onbezield bijv. naamw. levenloos geesteloos bijv. naamw. levenmaker herrieschopper overig. levensbehoefte behoefte zelfst. naamw. levensbehoefte levensbenodigdheid zelfst. naamw. levensbehoeften levensbenodigdheden overig. levensbenodigdheden levensbehoeften overig. levensbenodigdheid levensbehoefte zelfst. naamw. levensbeschouwelijk wereldbeschouwelijk bijv. naamw. levensbeschouwing filosofie zelfst. naamw. levensbeschouwing levensopvatting zelfst. naamw. levensbeschouwing levensovertuiging zelfst. naamw. levensbeschouwing wereldbeschouwing zelfst. naamw. levensbeschrijving biografie zelfst. naamw. levensbeschrijving levensgeschiedenis zelfst. naamw. levensecht levensgetrouw bijv. naamw. levenselixer tonic zelfst. naamw. levenselixer tonicum zelfst. naamw. levensgenieter bon vivant zelfst. naamw. levensgenieter bourgondiër zelfst. naamw. levensgeschiedenis biografie zelfst. naamw. levensgeschiedenis levensloop zelfst. naamw. levensgeschiedenis levensbeschrijving zelfst. naamw. levensgeschiedenis levensweg zelfst. naamw. levensgeschiedenis levenswand zelfst. naamw. levensgevaarlijk halsbrekend bijv. naamw. levensgez partner overig. levensgez man overig. levensgez levenspartner overig. levensgez eega overig. levensgez echtgenoot overig. levensgezel echtgenoot zelfst. naamw. levensgezel levenspartner zelfst. naamw. levensgezel partner zelfst. naamw. levenshouding filosofie zelfst. naamw. levenskracht energie zelfst. naamw. levenskracht vitaliteit zelfst. naamw. levenskrachtig vitaal bijv. naamw. levenskwestie halszaak overig. levenskwestie halskwestie overig. levenslang eeuwig bijv. naamw. levenslicht licht zelfst. naamw. levenslied smartlap zelfst. naamw. levensloop leven zelfst. naamw. levensloop levensgeschiedenis zelfst. naamw. levensloop levenswandel zelfst. naamw. levensloop levensweg zelfst. naamw. levensloop curriculum vitae zelfst. naamw. levensloop levenswand zelfst. naamw. levenslust levensvreugde zelfst. naamw. levenslustig monter bijv. naamw. levenslustig opgewekt bijv. naamw. levenslustig vrolijk bijv. naamw. levenslustig tierig bijv. naamw. levenslustig opgetogen bijv. naamw. levenslustig levendig bijv. naamw. levenslustig dartel bijv. naamw. levenslustig blijmoedig bijv. naamw. levenslustig blij bijv. naamw. levensmiddelen eetwaar zelfst. naamw. levensmiddelenwink kruidenierswink overig. levensmoe suïcidaal overig. levensonderhoud alimentatie zelfst. naamw. levensonderhoud bestaansmiddel zelfst. naamw. levensonderhoud leeftocht zelfst. naamw. levensopvatting levensbeschouwing zelfst. naamw. levensopvatting wereldbeschouwing zelfst. naamw. levensopvatting levensovertuiging zelfst. naamw. levensovertuiging wereldbeschouwing zelfst. naamw. levensovertuiging levensopvatting zelfst. naamw. levensovertuiging levensbeschouwing zelfst. naamw. levenspaar koppel zelfst. naamw. levenspaar paar zelfst. naamw. levenspad pad zelfst. naamw. levenspartner echtgenoot zelfst. naamw. levenspartner levensgezel zelfst. naamw. levenspartner partner zelfst. naamw. levenspartner man zelfst. naamw. levenspartner levensgez zelfst. naamw. levenspartner eega zelfst. naamw. levensschets portret zelfst. naamw. levensstijl leefwijze zelfst. naamw. levensstijl levenswijze zelfst. naamw. levensstijl stijl zelfst. naamw. levensvatbaarheid groeikracht zelfst. naamw. levensverhaal historie zelfst. naamw. levensverzekering overlijdensverzekering zelfst. naamw. levensvreugde levenslust zelfst. naamw. levenswand levensweg overig. levenswand levensloop overig. levenswand levensgeschiedenis overig. levenswandel levensloop zelfst. naamw. levensweg levenswand overig. levensweg levensloop overig. levensweg levensgeschiedenis overig. levenswijze leven zelfst. naamw. levenswijze levensstijl zelfst. naamw. levenswijze stijl zelfst. naamw. levenswijze leefwijze zelfst. naamw. levenwekkend levengevend overig. levenwekkend levendmakend overig. leveraandoening cirrose zelfst. naamw. leverancier boer zelfst. naamw. leverancier toeleveringsbedrijf zelfst. naamw. leverantie bezorging zelfst. naamw. leverantie levering zelfst. naamw. leverantie geleverde zelfst. naamw. leverantie afgifte zelfst. naamw. leverantie zending zelfst. naamw. leverantie uitlevering zelfst. naamw. leverantie aflevering zelfst. naamw. leverbaar verkrijgbaar bijv. naamw. leveren aandoen werkwoord leveren aanleveren werkwoord leveren bezorgen werkwoord leveren fiksen werkwoord leveren fourneren werkwoord leveren opleveren werkwoord leveren geleverd zelfst. naamw. leveren levert zelfst. naamw. leveren bijdragen zelfst. naamw. leveren toeleveren werkwoord leveren overhandigen werkwoord leveren brengen werkwoord leveren afleveren werkwoord leveren lappen werkwoord leveren flikken werkwoord levering aflevering zelfst. naamw. levering bestelling zelfst. naamw. levering geleverde zelfst. naamw. levering leverantie zelfst. naamw. levering bezorging zelfst. naamw. levering afgifte zelfst. naamw. levering zending zelfst. naamw. levering uitlevering zelfst. naamw. leveringsconditie leveringsvoorwaarde zelfst. naamw. leveringstijd levertijd zelfst. naamw. leveringsvoorwaarde leveringsconditie zelfst. naamw. leverontsteking hepatitis zelfst. naamw. levert aanleveren werkwoord levert leveren zelfst. naamw. levertijd leveringstijd zelfst. naamw. leververgroting hepatomegalie zelfst. naamw. levervlekken chloasma zelfst. naamw. lexicon encyclopedie zelfst. naamw. lexicon woordenboek zelfst. naamw. lexicon woordenschat zelfst. naamw. lezen begrijpen werkwoord lezen bekijken werkwoord lezen gelezen werkwoord lezen selecteren werkwoord lezen voordragen werkwoord lezen doornemen werkwoord lezenaar lessenaar overig. lezer sprokkelaar overig. lezer inzamelaar overig. lezerskring lezerspubliek overig. lezerspubliek lezerskring overig. lezing interpretatie zelfst. naamw. lezing leesbeurt zelfst. naamw. lezing rede zelfst. naamw. lezing redevoering zelfst. naamw. lezing spreekbeurt zelfst. naamw. lezing versie zelfst. naamw. lezing zienswijze zelfst. naamw. lezing visie zelfst. naamw. lezing standpunt zelfst. naamw. lezing opvatting zelfst. naamw. lezing opinie zelfst. naamw. lezing oordeel zelfst. naamw. lezing mening zelfst. naamw. lezing inzicht zelfst. naamw. lezing idee zelfst. naamw. lezing gezichtspunt zelfst. naamw. lezing denkbeeld zelfst. naamw. lezing voorlezing zelfst. naamw. lezing voordracht zelfst. naamw. lezing toespraak zelfst. naamw. lezing speech zelfst. naamw. liaison affaire zelfst. naamw. liaison liefdesbetrekking zelfst. naamw. liaison liefdesrelatie zelfst. naamw. liaison relatie zelfst. naamw. liaison verbinding zelfst. naamw. liaison verbintenis zelfst. naamw. liaison verhouding zelfst. naamw. liaison afspraak zelfst. naamw. liaison slippertje zelfst. naamw. liaison avontuurtje zelfst. naamw. liaison verband zelfst. naamw. liaison samenhang zelfst. naamw. liaison link zelfst. naamw. liaison connectie zelfst. naamw. liaison band zelfst. naamw. liaison aansluiting zelfst. naamw. liaison verkering zelfst. naamw. libel glazenmaker zelfst. naamw. libel waterjuffer zelfst. naamw. libel juffer zelfst. naamw. liberaal mild bijv. naamw. liberaal onbekrompen bijv. naamw. liberaal onorthodox bijv. naamw. liberaal vrijzinnig bijv. naamw. liberaliteit vrijzinnigheid overig. libero ausputzer overig. libero`s ausputzers overig. libertijn losbol zelfst. naamw. libertijn vrijdenker zelfst. naamw. libertijns dartel bijv. naamw. libido geslachtsdrift zelfst. naamw. libretto tekst zelfst. naamw. libretto zangtekstboek zelfst. naamw. licentiaat master overig. licentiaat master overig. licentiaat master overig. licentie brevet zelfst. naamw. licentie lidmaatschapsbewijs zelfst. naamw. licentie losbandigheid zelfst. naamw. licentie mandaat zelfst. naamw. licentie patent zelfst. naamw. licentie vergunning zelfst. naamw. licentie volmacht zelfst. naamw. licentie procuratie zelfst. naamw. licentiehou vergunninghou overig. lichaam anatomie zelfst. naamw. lichaam bast zelfst. naamw. lichaam college zelfst. naamw. lichaam organisatie zelfst. naamw. lichaam lijf zelfst. naamw. lichaam instelling zelfst. naamw. lichaam instantie zelfst. naamw. lichaam corpus overig. lichaamsbeweging beweging zelfst. naamw. lichaamsbeweging gebaar zelfst. naamw. lichaamsbouw postuur zelfst. naamw. lichaamsbouw constitutie zelfst. naamw. lichaamsdeel ledemaat zelfst. naamw. lichaamsdeel lidmaat zelfst. naamw. lichaamsdeel orgaan zelfst. naamw. lichaamsdelen ledematen zelfst. naamw. lichaamsgebrek gebrek zelfst. naamw. lichaamsgebrek handicap zelfst. naamw. lichaamsgebrek mankement zelfst. naamw. lichaamshouding houding zelfst. naamw. lichaamshouding pose zelfst. naamw. lichaamshouding stand zelfst. naamw. lichaamshouding standje zelfst. naamw. lichaamshouding po zelfst. naamw. lichaamskracht kracht zelfst. naamw. lichaamslijn figuur zelfst. naamw. lichaamslijn silhouet zelfst. naamw. lichaamspostuur figuur zelfst. naamw. lichaamspostuur gestalte zelfst. naamw. lichaamspostuur postuur zelfst. naamw. lichaamsslagader aorta zelfst. naamw. lichaamsslagader hoofdslagader zelfst. naamw. lichaamsverzorging hygiëne zelfst. naamw. lichaamsvezel vezel zelfst. naamw. lichaamsvocht humor zelfst. naamw. lichamelijk stoffelijk bijv. naamw. lichamelijk fysiek bijv. naamw. lichamelijk fysisch bijv. naamw. lichamelijkheid vleselijkheid zelfst. naamw. lichenificatie huidverdikking zelfst. naamw. licht helder bijv. naamw. licht klein bijv. naamw. licht lichtwegend bijv. naamw. licht lichtzinnig bijv. naamw. licht clair-obscur zelfst. naamw. licht daglicht zelfst. naamw. licht levenslicht zelfst. naamw. licht signaal zelfst. naamw. licht allicht zelfst. naamw. licht gauw zelfst. naamw. licht lichtvoetig zelfst. naamw. licht simpel zelfst. naamw. licht makkelijk zelfst. naamw. licht gemakkelijk zelfst. naamw. licht eenvoudig zelfst. naamw. licht oppervlakkig zelfst. naamw. licht ondiep zelfst. naamw. licht-donker contrast clair-obscur zelfst. naamw. lichtbak lichtreclame zelfst. naamw. lichtbak reclamebord zelfst. naamw. lichtblond vlasblond overig. lichtblond hoogblond overig. lichtbruin beige overig. lichtbundel straal zelfst. naamw. lichtekooi hoer zelfst. naamw. lichtekooi zinloos zelfst. naamw. lichtekooi wellustig zelfst. naamw. lichtekooi weelderig zelfst. naamw. lichtekooi speels zelfst. naamw. lichtekooi onbeheerst zelfst. naamw. lichtekooi lichtmis zelfst. naamw. lichtelijk een weinig bijv. naamw. lichten aanbreken werkwoord lichten bijlichten werkwoord lichten bliksemen werkwoord lichten buslichten werkwoord lichten flitsen werkwoord lichten halen werkwoord lichten opheffen werkwoord lichten optillen werkwoord lichten verwijderen werkwoord lichten weerlichten werkwoord lichten oplichten werkwoord lichten tillen werkwoord lichten omhoogheffen werkwoord lichten heffen werkwoord lichten wegwerken werkwoord lichten wegnemen werkwoord lichten weghalen werkwoord lichten wegdoen werkwoord lichten wegbrengen werkwoord lichten vervreemden werkwoord lichten verplaatsen werkwoord lichten ecarteren werkwoord lichten afzonderen werkwoord lichten afnemen werkwoord lichtend lumineus bijv. naamw. lichtend schijnend bijv. naamw. lichter hijsarm zelfst. naamw. lichtgebouwd tenger bijv. naamw. lichtgelovig goedgelovig overig. lichtgelovigheid naïviteit zelfst. naamw. lichtgelovigheid naïveteit zelfst. naamw. lichtgelovigheid goedgelovigheid zelfst. naamw. lichtgeraakt aangebrand bijv. naamw. lichtgeraakt gevoelig bijv. naamw. lichtgeraakt korzelig bijv. naamw. lichtgeraakt humeurig bijv. naamw. lichtgeraaktheid geprikkeldheid zelfst. naamw. lichtgeraaktheid korzeligheid zelfst. naamw. lichtgeraaktheid prikkelbaarheid zelfst. naamw. lichtgeraaktheid geraaktheid zelfst. naamw. lichtgeraaktheid overgevoeligheid zelfst. naamw. lichtgevend lumineus overig. lichthartigheid luchthartigheid zelfst. naamw. lichtheid luchtigheid zelfst. naamw. lichthoofdig lichtzinnig bijv. naamw. lichting aanwerving zelfst. naamw. lichtje lampje zelfst. naamw. lichtjes tinteling zelfst. naamw. lichtjes luchthartig zelfst. naamw. lichtjes niet drukkend zelfst. naamw. lichtjes soepel zelfst. naamw. lichtkever gloeiwormpje overig. lichtkever glimworm overig. lichtknop knop zelfst. naamw. lichtkoker lichtkring overig. lichtkoker halo overig. lichtkrans aureool zelfst. naamw. lichtkrans aura zelfst. naamw. lichtkrans stralenkroon zelfst. naamw. lichtkrans stralenkrans zelfst. naamw. lichtkrans mandorla zelfst. naamw. lichtkrans heiligenschijn zelfst. naamw. lichtkrans halo zelfst. naamw. lichtkring lichtkoker overig. lichtkring halo overig. lichtkroon luchter zelfst. naamw. lichtmeter belichtingsmeter overig. lichtmis zinloos overig. lichtmis wellustig overig. lichtmis weelderig overig. lichtmis speels overig. lichtmis onbeheerst overig. lichtmis lichtekooi overig. lichtnet elektriciteitsnet zelfst. naamw. lichtnet hoogspanningsnet zelfst. naamw. lichtplek lichtstip overig. lichtplek lichtpunt overig. lichtpunt lichtstip zelfst. naamw. lichtpunt lichtplek zelfst. naamw. lichtpunt troost zelfst. naamw. lichtreclame lichtbak zelfst. naamw. lichtreclame reclamebord zelfst. naamw. lichtrood bleekrood overig. lichtschip vuurschip overig. lichtschuwheid fotofobie zelfst. naamw. lichtsein lichtsignaal overig. lichtsignaal lichtsein overig. lichtsterkte helderheid zelfst. naamw. lichtsterkte klaarheid zelfst. naamw. lichtstip lichtpunt zelfst. naamw. lichtstip lichtplek zelfst. naamw. lichtstraal lichtstreep overig. lichtstreep lichtstraal overig. lichtvaardig gedachteloos bijv. naamw. lichtvaardig lichtzinnig bijv. naamw. lichtvoetig ludiek bijv. naamw. lichtvoetig licht bijv. naamw. lichtvoetig snelvoetig bijv. naamw. lichtwegend licht bijv. naamw. lichtzinnig frivool bijv. naamw. lichtzinnig licht bijv. naamw. lichtzinnig lichthoofdig bijv. naamw. lichtzinnig los bijv. naamw. lichtzinnig loszinnig bijv. naamw. lichtzinnig onnadenkend bijv. naamw. lichtzinnig vermetel bijv. naamw. lichtzinnig losbandig bijv. naamw. lichtzinnig losjes bijv. naamw. lichtzinnig wuft bijv. naamw. lichtzinnig waaghalzig bijv. naamw. lichtzinnig roekeloos bijv. naamw. lichtzinnig overmoedig bijv. naamw. lichtzinnig doldriest bijv. naamw. lichtzinnig hups bijv. naamw. lichtzinnig onvoorzichtig bijv. naamw. lichtzinnig onbedachtzaam bijv. naamw. lichtzinnigheid frivoliteit zelfst. naamw. lichtzinnigheid loszinnigheid zelfst. naamw. lichtzinnigheid roekeloosheid zelfst. naamw. lichtzinnigheid onstandvastigheid zelfst. naamw. lichtzinnigheid oppervlakkigheid zelfst. naamw. lichtzinnigheid ondiepte zelfst. naamw. lichtzinnigheid hupsheid zelfst. naamw. lid alinea zelfst. naamw. lid deel zelfst. naamw. lid deksel zelfst. naamw. lid groepslid zelfst. naamw. lid lidmaat zelfst. naamw. lid penis zelfst. naamw. lid abonnee zelfst. naamw. lid partijlid zelfst. naamw. lid partijganger zelfst. naamw. lid aanhanger zelfst. naamw. lid knoop zelfst. naamw. lid gewricht zelfst. naamw. lid gelid zelfst. naamw. lid geleding zelfst. naamw. lid paragraaf zelfst. naamw. lid roede zelfst. naamw. lid pik zelfst. naamw. lid piem zelfst. naamw. lid lul zelfst. naamw. lidmaat lichaamsdeel zelfst. naamw. lidmaat lid zelfst. naamw. lidmaat ledemaat zelfst. naamw. lidmaatschapsgeld bijdrage zelfst. naamw. lidmaatschapsgeld contributie zelfst. naamw. lied gezang zelfst. naamw. lied hymne zelfst. naamw. lied liedje zelfst. naamw. lied vers zelfst. naamw. lied zang zelfst. naamw. lieden lui zelfst. naamw. lieden luitjes zelfst. naamw. lieden mensen overig. lieden mensen overig. lieden mensen overig. liederlijk canailleus bijv. naamw. liederlijk verdorven bijv. naamw. liederlijk losbandig bijv. naamw. liederlijk gemeen bijv. naamw. liederlijk ongegeneerd bijv. naamw. liederlijk onzedelijk bijv. naamw. liederlijkheid smeerlapperij zelfst. naamw. liederlijkheid slemppartij zelfst. naamw. liedje lied zelfst. naamw. liedje melodie zelfst. naamw. liedje mop zelfst. naamw. liedje gezang zelfst. naamw. lief bekoorlijk bijv. naamw. lief bemind bijv. naamw. lief beminnelijk bijv. naamw. lief bevallig bijv. naamw. lief braaf bijv. naamw. lief engelachtig bijv. naamw. lief geliefd bijv. naamw. lief schattig bijv. naamw. lief sympathiek bijv. naamw. lief beminde zelfst. naamw. lief aardig zelfst. naamw. lief zoetjes zelfst. naamw. lief snoezig bijv. naamw. lief vriendelijk bijv. naamw. lief voorkomend bijv. naamw. lief gaarne bijv. naamw. lief leuk bijv. naamw. lief toegenegen bijv. naamw. lief dierbaar bijv. naamw. lief vertederend bijv. naamw. lief enig bijv. naamw. lief dottig bijv. naamw. lief allerliefst bijv. naamw. lief mooi bijv. naamw. lief vleierig bijv. naamw. lief zoet bijv. naamw. lief voorbeeldig bijv. naamw. lief deugdzaam bijv. naamw. lief zoet overig. liefbedrijven vrijen overig. liefbedrijven minnen overig. liefbedrijven minnekozen overig. liefbedrijven liefkozen overig. liefbedrijven beminnen overig. liefdadig barmhartig bijv. naamw. liefdadig charitatief bijv. naamw. liefdadigheid charitas zelfst. naamw. liefdadigheid filantropie zelfst. naamw. liefdadigheid liefdadigheidsinstelling zelfst. naamw. liefdadigheid liefdewerk zelfst. naamw. liefdadigheid humaniteit zelfst. naamw. liefdadigheid weldadigheidsinstelling zelfst. naamw. liefdadigheid naastenliefde zelfst. naamw. liefdadigheid aalmoes zelfst. naamw. liefdadigheidsinstelling liefdadigheid zelfst. naamw. liefdadigheidsinstelling weldadigheidsinstelling zelfst. naamw. liefde belangstelling zelfst. naamw. liefde gehechtheid zelfst. naamw. liefde genegenheid zelfst. naamw. liefde toewijding zelfst. naamw. liefde innigheid zelfst. naamw. liefdedienst liefdewerk overig. liefdegift aalmoes zelfst. naamw. liefdeloos gevoelloos overig. liefdeloos zielloos overig. liefdeloos ongevoelig overig. liefdeloos harteloos overig. liefdeloos hardvochtig overig. liefdeloos hard overig. liefdeloos emotieloos overig. liefdemaal agape overig. liefderijk liefdevol bijv. naamw. liefdesavontuur romance zelfst. naamw. liefdesavontuur liefdesgeschiedenis zelfst. naamw. liefdesbetrekking liaison zelfst. naamw. liefdesbetrekking verhouding zelfst. naamw. liefdesbetrekking verkering zelfst. naamw. liefdesbetrekking relatie zelfst. naamw. liefdesbetrekking liefdesrelatie zelfst. naamw. liefdesgeschiedenis romance overig. liefdesgeschiedenis liefdesavontuur overig. liefdesrelatie affaire zelfst. naamw. liefdesrelatie liaison zelfst. naamw. liefdesrelatie verhouding zelfst. naamw. liefdesrelatie relatie zelfst. naamw. liefdesrelatie verkering zelfst. naamw. liefdesrelatie liefdesbetrekking zelfst. naamw. liefdesverdriet minnepijn overig. liefdesverdriet hartenleed overig. liefdevol liefderijk bijv. naamw. liefdevol teder bijv. naamw. liefdewerk liefdadigheid overig. liefdewerk humaniteit overig. liefdewerk liefdedienst overig. liefelijk welluidend bijv. naamw. liefelijk bekoorlijk bijv. naamw. liefelijk zoet bijv. naamw. liefelijk zachtzinnig bijv. naamw. liefelijk zachtmoedig bijv. naamw. liefelijk zacht bijv. naamw. liefelijk heerlijk bijv. naamw. liefelijk bevallig bijv. naamw. liefelijk aangenaam bijv. naamw. liefelijkheid bekoorlijkheid zelfst. naamw. liefelijkheid vriendelijkheid zelfst. naamw. liefhebben beminnen werkwoord liefhebben geven om werkwoord liefhebben houden van werkwoord liefhebber amateur zelfst. naamw. liefhebber fan zelfst. naamw. liefhebber vrijer zelfst. naamw. liefhebber supporter zelfst. naamw. liefhebber minnaar zelfst. naamw. liefhebber aanbid zelfst. naamw. liefhebberij animo zelfst. naamw. liefhebberij dilettantisme zelfst. naamw. liefhebberij gewoonte zelfst. naamw. liefheid zoetheid zelfst. naamw. liefje beeld zelfst. naamw. liefje beminde zelfst. naamw. liefje lief zelfst. naamw. liefje liefste zelfst. naamw. liefje poes zelfst. naamw. liefje pop zelfst. naamw. liefje vriendin zelfst. naamw. liefje snoes zelfst. naamw. liefje schat zelfst. naamw. liefje geliefde zelfst. naamw. liefje meisje zelfst. naamw. liefje scheetje zelfst. naamw. liefje schatje zelfst. naamw. liefje poepje zelfst. naamw. liefje lieve zelfst. naamw. liefje duifje zelfst. naamw. liefje schattebout zelfst. naamw. liefje dot zelfst. naamw. liefjes schatjes zelfst. naamw. liefjes schatten zelfst. naamw. liefjes schattebouten zelfst. naamw. liefkozen aaien werkwoord liefkozen flemen werkwoord liefkozen knuffelen werkwoord liefkozen vrijen werkwoord liefkozen beminnen werkwoord liefkozen vertroetelen werkwoord liefkozen minnen werkwoord liefkozen minnekozen werkwoord liefkozen liefbedrijven werkwoord liefkozing aanhalen zelfst. naamw. liefkozing aanhaling zelfst. naamw. liefkozing geknuffel zelfst. naamw. liefkozing knuffel zelfst. naamw. liefkozing streling zelfst. naamw. liefkozing tederheid zelfst. naamw. liefkozing knuff zelfst. naamw. liefkozing vleien zelfst. naamw. liefkozing gestreel zelfst. naamw. liefkozing aaiing zelfst. naamw. liefkozing aai zelfst. naamw. liefkozing zachtheid zelfst. naamw. liefkozing innigheid zelfst. naamw. liefkozing hartelijkheid zelfst. naamw. liefkozing gevoeligheid zelfst. naamw. lieflijk engelachtig bijv. naamw. lieflijk liefelijk bijv. naamw. lieflijk bekoorlijk bijv. naamw. lieflijk charmant bijv. naamw. lieflijk idyllisch bijv. naamw. lieflijk zoet bijv. naamw. lieflijk zacht bijv. naamw. lieflijkheid bekoorlijkheid zelfst. naamw. lieflijkheid lieftalligheid zelfst. naamw. liefst veeleer overig. liefst liever overig. liefst eer overig. liefste beminde zelfst. naamw. liefste liefje zelfst. naamw. liefste lieve zelfst. naamw. liefste schat zelfst. naamw. liefste schatje zelfst. naamw. liefste schattebout zelfst. naamw. liefste snoes zelfst. naamw. liefste vriendin zelfst. naamw. liefste geliefde zelfst. naamw. liefste scheetje zelfst. naamw. liefste poepje zelfst. naamw. liefste duifje zelfst. naamw. lieftallig aanminnig overig. lieftalligheid lieflijkheid zelfst. naamw. liegbeest leugenaar zelfst. naamw. liegen draaien werkwoord liegen jokken werkwoord liegen verzinnen werkwoord liegen beuzelen overig. lier kraan zelfst. naamw. lier takel zelfst. naamw. lier hijswerktuig zelfst. naamw. lier windas zelfst. naamw. lierdicht lyriek zelfst. naamw. lieslaars baggerlaars overig. lieve beste bijv. naamw. lieve liefste zelfst. naamw. lieve snoes zelfst. naamw. lieve scheetje zelfst. naamw. lieve schatje zelfst. naamw. lieve schat zelfst. naamw. lieve poepje zelfst. naamw. lieve liefje zelfst. naamw. lieve duifje zelfst. naamw. lieve beminde zelfst. naamw. lieve schattebout zelfst. naamw. lieveheersbeestje lieveheershaantje zelfst. naamw. lieveheershaantje lieveheersbeestje zelfst. naamw. lieveling beminde zelfst. naamw. lieveling favoriet zelfst. naamw. lieveling gunsteling zelfst. naamw. lieveling lieverd zelfst. naamw. lieveling troetelkind zelfst. naamw. lieveling schattebout zelfst. naamw. lieveling schat zelfst. naamw. lieveling snoes zelfst. naamw. lieveling snoepje zelfst. naamw. lieveling schatje zelfst. naamw. lieveling lieverd overig. lievelings dierbaar bijv. naamw. lievelings verkoren bijv. naamw. lievelings toegenegen bijv. naamw. lievelings geselecteerd bijv. naamw. lievelings favoriete bijv. naamw. lievelingsdier troeteldier overig. liever eerder overig. liever veeleer overig. liever liefst overig. liever eer overig. lieverd lieveling zelfst. naamw. lieverd schat zelfst. naamw. lieverd schatje zelfst. naamw. lieverd snoepje zelfst. naamw. lieverd snoes zelfst. naamw. lieverd schat overig. lieverd lieveling overig. lift hijstoestel overig. lig liggen werkwoord liga pact zelfst. naamw. liga statenbond zelfst. naamw. liga verbond zelfst. naamw. liga verdrag zelfst. naamw. liga unie zelfst. naamw. liga federatie zelfst. naamw. liga bondgenootschap zelfst. naamw. liga bond zelfst. naamw. liga binding zelfst. naamw. liga band zelfst. naamw. liga akkoord zelfst. naamw. liga`s unies overig. liga`s federaties overig. liga`s bonden overig. liga`s verbonden overig. ligament bindweefselband zelfst. naamw. ligbad bad zelfst. naamw. ligbank rustbank overig. ligbed sponde zelfst. naamw. liggeld havengeld zelfst. naamw. liggelden havengelden overig. liggen begraven zijn werkwoord liggen lag werkwoord liggen lagen werkwoord liggen lig werkwoord liggen ligt werkwoord liggen rusten werkwoord liggen verblijf houden werkwoord liggend gesitueerd bijv. naamw. liggend rustend bijv. naamw. liggend gelegen bijv. naamw. liggend uitgestrekt bijv. naamw. liggend languit bijv. naamw. liggend gestrekt bijv. naamw. ligger draagbalk zelfst. naamw. ligger stutbalk zelfst. naamw. ligger steunbalk zelfst. naamw. ligger latei zelfst. naamw. ligging locatie zelfst. naamw. ligging positie zelfst. naamw. ligging situatie zelfst. naamw. ligging stand zelfst. naamw. ligging presentatie zelfst. naamw. ligplaats aanlegplaats zelfst. naamw. ligplaats ankerplaats zelfst. naamw. ligplaats plaats zelfst. naamw. ligplaats steiger zelfst. naamw. ligplaats aanlegsteiger zelfst. naamw. ligplaats parkeerplaats zelfst. naamw. ligsto slaapsto overig. ligsto ruststo overig. ligt liggen werkwoord liguster heg zelfst. naamw. liguster haag zelfst. naamw. lijdelijk gelaten bijv. naamw. lijdelijk lijdzaam bijv. naamw. lijdelijk passief bijv. naamw. lijdelijk geduldig bijv. naamw. lijdelijk berustend bijv. naamw. lijdelijkheid passiviteit zelfst. naamw. lijden doorstaan werkwoord lijden dulden werkwoord lijden mogen werkwoord lijden ondergaan werkwoord lijden velen werkwoord lijden uitstaan werkwoord lijden tolereren werkwoord lijden toelaten werkwoord lijden pikken werkwoord lijden aanzien werkwoord lijden kwijnen werkwoord lijdend passief bijv. naamw. lijdensweg martelgang zelfst. naamw. lijder patiënt zelfst. naamw. lijdzaam berustend bijv. naamw. lijdzaam gelaten bijv. naamw. lijdzaam geduldig bijv. naamw. lijdzaamheid berusting zelfst. naamw. lijdzaamheid gelatenheid zelfst. naamw. lijf anatomie zelfst. naamw. lijf bovenstuk zelfst. naamw. lijf buik zelfst. naamw. lijf lichaam zelfst. naamw. lijf lijfje zelfst. naamw. lijf keurslijf zelfst. naamw. lijfeigene horige zelfst. naamw. lijfeigene slaaf zelfst. naamw. lijfeigenen slaven overig. lijfeigenenwerk slavenwerk overig. lijfeigenenwerk slavenarbeid overig. lijfeigenschap herendienst overig. lijfelijk fysiek bijv. naamw. lijfgoed onderkleren overig. lijfgoed ondergoed overig. lijfje lijf overig. lijfje keurslijf overig. lijfsdwang gijzeling zelfst. naamw. lijfspreuk devies zelfst. naamw. lijfspreuk motto zelfst. naamw. lijfspreuken motto`s overig. lijfspreuken deviezen overig. lijfwacht garde zelfst. naamw. lijk dode zelfst. naamw. lijk kadaver zelfst. naamw. lijk- begrafenis- overig. lijkauto rouwauto overig. lijkauto lijkwagen overig. lijkbaar baar zelfst. naamw. lijkbleek bleek bijv. naamw. lijkbleek wit bijv. naamw. lijkbleek spierwit bijv. naamw. lijkbleek sneeuwwit bijv. naamw. lijkbleek lijkwit bijv. naamw. lijkbleek doodsbleek bijv. naamw. lijkbleek vaal bijv. naamw. lijkbleek asgrauw bijv. naamw. lijkdienst lijkmis zelfst. naamw. lijkdienst uitvaart zelfst. naamw. lijkdoek lijkwade overig. lijkdoek doodskleed overig. lijkegif vergift overig. lijken aanstaan werkwoord lijken dunken werkwoord lijken evenaren werkwoord lijken schijnen werkwoord lijken toeschijnen werkwoord lijken lijkt zelfst. naamw. lijken voorkomen werkwoord lijken overkomen werkwoord lijkend gelijkelijk overig. lijkenhuis mortuarium zelfst. naamw. lijkkist doodkist zelfst. naamw. lijkkisten grafkisten overig. lijkkisten doodkisten overig. lijkkleed doodskleed zelfst. naamw. lijkkoets rouwkoets overig. lijkopening dissectie zelfst. naamw. lijkrede grafrede zelfst. naamw. lijkschouwing autopsie zelfst. naamw. lijkschouwing sectie zelfst. naamw. lijkstoet rouwstoet zelfst. naamw. lijkt lijken zelfst. naamw. lijkverbranding crematie zelfst. naamw. lijkverbranding verassing zelfst. naamw. lijkverbranding verbranding zelfst. naamw. lijkwade doodshemd zelfst. naamw. lijkwade lijkdoek zelfst. naamw. lijkwade doodskleed zelfst. naamw. lijkwagen rouwauto overig. lijkwagen lijkauto overig. lijkwit wit overig. lijkwit spierwit overig. lijkwit sneeuwwit overig. lijkwit lijkbleek overig. lijkwit doodsbleek overig. lijkwit vaal overig. lijkwit asgrauw overig. lijkzang grafdicht overig. lijkzang nenia overig. lijkzang klaagzang overig. lijkzang grafzang overig. lijm gluton zelfst. naamw. lijm kit zelfst. naamw. lijm kleefstof zelfst. naamw. lijm plak zelfst. naamw. lijm plaksel zelfst. naamw. lijm- lijmachtig overig. lijmachtig lijm- overig. lijmachtig lijmerig overig. lijmen bepraten werkwoord lijmen herstellen werkwoord lijmen talmen werkwoord lijmen vastlijmen werkwoord lijmen aanlijmen zelfst. naamw. lijmen kleven zelfst. naamw. lijmen vastplakken werkwoord lijmen vasthechten werkwoord lijmen opplakken werkwoord lijmen hechten werkwoord lijmen vastkleven werkwoord lijmen plakken werkwoord lijmerig lijmachtig overig. lijmvormend collageen bijv. naamw. lijn grens zelfst. naamw. lijn groef zelfst. naamw. lijn haal zelfst. naamw. lijn huidrimpel zelfst. naamw. lijn ketting zelfst. naamw. lijn regel zelfst. naamw. lijn riem zelfst. naamw. lijn schreef zelfst. naamw. lijn snoer zelfst. naamw. lijn streep zelfst. naamw. lijn verlengde zelfst. naamw. lijn teug zelfst. naamw. lijn lei zelfst. naamw. lijn linie zelfst. naamw. lijn rimpel zelfst. naamw. lijn touw zelfst. naamw. lijnbaan touwdraaierij zelfst. naamw. lijnboot lijnschip overig. lijnen aan de lijn doen werkwoord lijnen dieet zelfst. naamw. lijnen diëten zelfst. naamw. lijnen regime zelfst. naamw. lijnrecht kaarsrecht bijv. naamw. lijnrecht loodrecht bijv. naamw. lijnrecht recht bijv. naamw. lijnrecht compleet bijv. naamw. lijnschip lijnboot overig. lijntje streepje overig. lijntjes koordjes zelfst. naamw. lijntjes touwtjes zelfst. naamw. lijntjes snoertjes zelfst. naamw. lijntrekken talmen werkwoord lijntrekker slapkous overig. lijntrekker slampamper overig. lijntrekker nietsnut overig. lijntrekker leegloper overig. lijntrekker lapzwans overig. lijntrekker lanterfanter overig. lijntrekker lamzak overig. lijntrekker lammeling overig. lijntrekker geitenbreier overig. lijntrekster drukster overig. lijnvlucht vlucht zelfst. naamw. lijnvormig lineair bijv. naamw. lijp gevaarlijk bijv. naamw. lijp mal bijv. naamw. lijp niet goed bij zinnen bijv. naamw. lijp scheef bijv. naamw. lijp schuin bijv. naamw. lijp gek bijv. naamw. lijs slungel zelfst. naamw. lijst aaneenschakeling zelfst. naamw. lijst ledenlijst zelfst. naamw. lijst omlijsting zelfst. naamw. lijst omranding zelfst. naamw. lijst opsomming zelfst. naamw. lijst schilderijlijst zelfst. naamw. lijst tabel zelfst. naamw. lijst rand zelfst. naamw. lijst kader zelfst. naamw. lijst raam zelfst. naamw. lijst register zelfst. naamw. lijst staat zelfst. naamw. lijst opnoeming zelfst. naamw. lijst staatje zelfst. naamw. lijst overzicht zelfst. naamw. lijst opgave zelfst. naamw. lijst opgaaf zelfst. naamw. lijstaanvoerder koploper zelfst. naamw. lijstaanvoerder lijsttrekker zelfst. naamw. lijsttrekker lijstaanvoerder zelfst. naamw. lijstwerk raam zelfst. naamw. lijstwerk raamwerk zelfst. naamw. lijvig dik bijv. naamw. lijvig gezet bijv. naamw. lijvig omvangrijk bijv. naamw. lijvig volumineus bijv. naamw. lijvig vet bijv. naamw. lijvig zwaarlijvig bijv. naamw. lijvig corpulent bijv. naamw. lijvigheid dikte zelfst. naamw. lijvigheid zwaarlijvigheid zelfst. naamw. lijvigheid gezetheid zelfst. naamw. lijvigheid corpulentie zelfst. naamw. lijzig traag bijv. naamw. lijzig langzaam bijv. naamw. lijzig saai bijv. naamw. lijzig loom bijv. naamw. lijzig log bijv. naamw. lik bajes zelfst. naamw. lik klodder zelfst. naamw. lik strafgevangenis zelfst. naamw. lik tongveeg zelfst. naamw. lik zoen zelfst. naamw. lik gevangenis zelfst. naamw. lik strafplaats zelfst. naamw. lik strafinrichting zelfst. naamw. lik spinhuis zelfst. naamw. lik petoet zelfst. naamw. lik nor zelfst. naamw. lik doos zelfst. naamw. lik bak zelfst. naamw. lik kwak zelfst. naamw. lik klod zelfst. naamw. lik kled zelfst. naamw. likdoorn eksteroog overig. likkebaard snoeper overig. likkebaard smulpaap overig. likkebaard likkepot overig. likkebaard lekkerbek overig. likkebaard gourmet overig. likkebaarden snoepers werkwoord likkebaarden smulpapen werkwoord likkebaarden lekkerbekken werkwoord likken flemen werkwoord likken aflikken zelfst. naamw. likken gevangenissen zelfst. naamw. likken snoepen zelfst. naamw. likken smullen zelfst. naamw. likkepot snoeper overig. likkepot smulpaap overig. likkepot likkebaard overig. likkepot lekkerbek overig. likkepot gourmet overig. lila violet bijv. naamw. lillen drillen werkwoord lillen kloppen werkwoord lillen trillen werkwoord lillend kwabbig overig. lilliputter dwerg zelfst. naamw. limiet begrenzing zelfst. naamw. limiet beperking zelfst. naamw. limiet grens zelfst. naamw. limiet grenswaarde zelfst. naamw. limiet uiterste zelfst. naamw. limiet uiterste prijs zelfst. naamw. limiet grenswaar zelfst. naamw. limieten grenzen zelfst. naamw. limiteren beperken werkwoord limiteren inperken werkwoord limiteren inkapselen werkwoord limiteren indammen werkwoord limo limonade overig. limonade siroop zelfst. naamw. limonade limo zelfst. naamw. limousine slee zelfst. naamw. limousine luxeauto zelfst. naamw. lineaal liniaal zelfst. naamw. lineaal meetlat zelfst. naamw. lineair eerstegraads bijv. naamw. lineair lijnvormig bijv. naamw. lingerie damesondergoed zelfst. naamw. lingerie ondergoed zelfst. naamw. lingerie onderkleding zelfst. naamw. linguïst taalkenner overig. linguïst taalkundige overig. linguïst taalgeleerde overig. linguïstisch taalwetenschappelijk overig. linguïstisch taalkundig overig. liniaal centimeter zelfst. naamw. liniaal lineaal zelfst. naamw. liniaal meetlat zelfst. naamw. linie gelid zelfst. naamw. linie lijn zelfst. naamw. linie streep zelfst. naamw. linie evenaar zelfst. naamw. liniëren belijnen werkwoord link gevaarlijk bijv. naamw. link listig bijv. naamw. link samenhang zelfst. naamw. link verbinding zelfst. naamw. link leep zelfst. naamw. link sluw zelfst. naamw. link slinks zelfst. naamw. link geslepen zelfst. naamw. link geraffineerd zelfst. naamw. link doortrapt zelfst. naamw. link arglistig zelfst. naamw. link hachelijk zelfst. naamw. link verband zelfst. naamw. link schakel zelfst. naamw. link relatie zelfst. naamw. link connectie zelfst. naamw. link riskant zelfst. naamw. link liaison zelfst. naamw. link band zelfst. naamw. link aansluiting zelfst. naamw. linker links bijv. naamw. linkerkant linkerzijde overig. linkervleug links overig. linkervleugel links zelfst. naamw. linkerzijde linkerkant overig. linkheid sluwheid zelfst. naamw. linkheid listigheid zelfst. naamw. linkheid leepheid zelfst. naamw. linkheid geslepenheid zelfst. naamw. linkheid arglistigheid zelfst. naamw. linkheid arglist zelfst. naamw. links linker bijv. naamw. links linksaf bijv. naamw. links linkshandig bijv. naamw. links progressief bijv. naamw. links golfbaan zelfst. naamw. links linkervleugel zelfst. naamw. links klungelig zelfst. naamw. links lomp zelfst. naamw. links ter linkerzijde zelfst. naamw. links linkervleug zelfst. naamw. links linksom zelfst. naamw. linksaf links bijv. naamw. linksaf linksom bijv. naamw. linksbuiten vleugelspeler overig. linksbuiten spits overig. linksbuiten rechtsbuiten overig. linksbuiten flankspeler overig. linksbuiten buitenspeler overig. linkshandig links bijv. naamw. linkshandig linkspotig bijv. naamw. linksom linksaf bijv. naamw. linksom links bijv. naamw. linkspotig linkshandig overig. linnen beddelinnen zelfst. naamw. linnen beddenlaken zelfst. naamw. linnen linnengoed zelfst. naamw. linnen schilderijdoek zelfst. naamw. linnen lakens zelfst. naamw. linnen laken zelfst. naamw. linnengoed linnen zelfst. naamw. linoleum zeil zelfst. naamw. lint band zelfst. naamw. lint haarlint zelfst. naamw. lint politielint zelfst. naamw. lint strik zelfst. naamw. lint afzetlint zelfst. naamw. lint haarband zelfst. naamw. lintje decoratie zelfst. naamw. lintje strookje zelfst. naamw. lintje bandje zelfst. naamw. lip ankerlip zelfst. naamw. lip blikje zelfst. naamw. lip mond zelfst. naamw. liposoom huidvet zelfst. naamw. lipsslot slot zelfst. naamw. liquidateur vereffenaar zelfst. naamw. liquidatie afrekening zelfst. naamw. liquidatie executie zelfst. naamw. liquidatie vernietiging zelfst. naamw. liquidatie moord zelfst. naamw. liquide beschikbaar bijv. naamw. liquide vloeibaar bijv. naamw. liquideren afwikkelen werkwoord liquideren doden werkwoord liquideren elimineren werkwoord liquideren opheffen werkwoord liquideren uitroeien werkwoord liquideren opwinden werkwoord liquideren oprollen werkwoord liquideren omwikkelen werkwoord liquideren inzwachtelen werkwoord liquideren inbakeren werkwoord liquideren baken werkwoord liquideren verdelgen werkwoord liquideren solveren werkwoord liquideren vermoorden werkwoord liquideren ombrengen werkwoord liquideren doodslaan werkwoord liquideren doodmaken werkwoord liquideren afmaken werkwoord liquideren koudmaken werkwoord liquor vloeistof zelfst. naamw. lispelen fluisteren werkwoord lispelen ruisen werkwoord lispelen sissen werkwoord list foef zelfst. naamw. list kunstgreep zelfst. naamw. list loer zelfst. naamw. list slimheid zelfst. naamw. list manoeuvre zelfst. naamw. list streek zelfst. naamw. list lokken zelfst. naamw. list vindingrijkheid zelfst. naamw. list vernuft zelfst. naamw. list toestel zelfst. naamw. list overleg zelfst. naamw. list middel zelfst. naamw. listig bedrieglijk bijv. naamw. listig doortrapt bijv. naamw. listig geniepig bijv. naamw. listig geraffineerd bijv. naamw. listig geslepen bijv. naamw. listig link bijv. naamw. listig sluw bijv. naamw. listig arglistig bijv. naamw. listig schrander bijv. naamw. listig stiekem bijv. naamw. listig snood bijv. naamw. listig slinks bijv. naamw. listig gluiperig bijv. naamw. listig achterbaks bijv. naamw. listig uitgekookt bijv. naamw. listig gemeen bijv. naamw. listig leep bijv. naamw. listigheid slimheid zelfst. naamw. listigheid snoodheid zelfst. naamw. listigheid sluwheid zelfst. naamw. listigheid gladheid zelfst. naamw. listigheid gewiekstheid zelfst. naamw. listigheid doortraptheid zelfst. naamw. listigheid linkheid zelfst. naamw. listigheid leepheid zelfst. naamw. listigheid geslepenheid zelfst. naamw. listigheid arglistigheid zelfst. naamw. listigheid arglist zelfst. naamw. litanie lofzang zelfst. naamw. litanie weeklacht zelfst. naamw. literaat letterkundige overig. literaat geletterde overig. literair letterkundig overig. literator letterkundige zelfst. naamw. literatuur letteren zelfst. naamw. literatuur vakliteratuur zelfst. naamw. literatuurlijst boekenlijst zelfst. naamw. literatuurstudie letterkunde zelfst. naamw. lithografie steendruk zelfst. naamw. litigieus in het geding zijnde bijv. naamw. litteken hechting zelfst. naamw. litteken wond zelfst. naamw. littekengezwel keloïd zelfst. naamw. littekenvorming cicatrisatie zelfst. naamw. liturgie dienst zelfst. naamw. live authentiek overig. live rechtstreeks overig. live recht overig. live direct overig. living huiskamer zelfst. naamw. living inkomen zelfst. naamw. livrei nestveren overig. livrei lakeien overig. livrei kenteken overig. livrei dienstkleding overig. livrei bedienden overig. livreiknecht lakei zelfst. naamw. lob kwab zelfst. naamw. lob lel zelfst. naamw. lobberig flodderig bijv. naamw. lobbes goedzak zelfst. naamw. lobby belangenbehartiging zelfst. naamw. lobby pressiegroep zelfst. naamw. lobbyen beïnvloeden werkwoord lobbyen benvloeden werkwoord lobus kwab zelfst. naamw. locatie ligging zelfst. naamw. locatie plaats zelfst. naamw. locatie plek zelfst. naamw. lochia kraamvloed zelfst. naamw. locken vergrendelen werkwoord locken sluiten werkwoord locken grendelen werkwoord locken dichtmaken werkwoord locken dichtdoen werkwoord locken borgen werkwoord locken afsluiten werkwoord locken afgrendelen werkwoord loco- adjunct overig. loco- waarnemend overig. loco- plaatsvervangend overig. locomotief lokomotief zelfst. naamw. locomotief trein zelfst. naamw. lodderig moe bijv. naamw. lodderig versuft bijv. naamw. lodderig suffig bijv. naamw. lodderig slaperig bijv. naamw. lodderig dommelig bijv. naamw. lodderigheid slaperigheid zelfst. naamw. lodderigheid soezerigheid zelfst. naamw. lodderigheid slaapdronkenheid zelfst. naamw. loden loodzwaar bijv. naamw. loden vademen bijv. naamw. loden sonderen bijv. naamw. loden polsen bijv. naamw. loden peilen bijv. naamw. loebas lomperd zelfst. naamw. loebas lomperd zelfst. naamw. loebas lomperd zelfst. naamw. loeder deugniet zelfst. naamw. loeder haaibaai zelfst. naamw. loeder heks zelfst. naamw. loeder kreng zelfst. naamw. loeder kuttenkop zelfst. naamw. loeder schoft zelfst. naamw. loeder serpent zelfst. naamw. loeder smeerlap zelfst. naamw. loeder ploert zelfst. naamw. loeder pleurislijer zelfst. naamw. loeder pleurislij zelfst. naamw. loeder klootzak zelfst. naamw. loeder hoerenjong zelfst. naamw. loeder viswijf zelfst. naamw. loeder teef zelfst. naamw. loeder helleveeg zelfst. naamw. loeder feeks zelfst. naamw. loei hard schot zelfst. naamw. loei kanjer zelfst. naamw. loei kokkerd zelfst. naamw. loei kokker zelfst. naamw. loei knoert zelfst. naamw. loei knaap zelfst. naamw. loei joek zelfst. naamw. loei gevaarte zelfst. naamw. loeien brullen werkwoord loens scheel bijv. naamw. loens onbetrouwbaar bijv. naamw. loens oneerlijk bijv. naamw. loens loensend bijv. naamw. loensen scheel kijken werkwoord loensen schuin kijken werkwoord loensend scheel overig. loensend loens overig. loep vergrootglas zelfst. naamw. loer list zelfst. naamw. loer poets zelfst. naamw. loer streek zelfst. naamw. loeren bespieden werkwoord loeres botterik zelfst. naamw. lof cichorei zelfst. naamw. lof eer zelfst. naamw. lof lofdicht zelfst. naamw. lof lofrede zelfst. naamw. lof loftuiting zelfst. naamw. lof witlof zelfst. naamw. lof godsdienstoefening zelfst. naamw. lof gebed zelfst. naamw. lof ere overig. lofdicht lof zelfst. naamw. lofdicht ode zelfst. naamw. loffelijk eervol bijv. naamw. loffelijk lofwaardig bijv. naamw. loffelijk lovenswaardig bijv. naamw. loffelijk verdienstelijk bijv. naamw. loffelijk prijzenswaardig bijv. naamw. loflied kantiek overig. loflied canticum overig. loflied lofpsalm overig. loflied lofzang overig. lofpsalm loflied overig. lofrede lof zelfst. naamw. lofrede lofspraak zelfst. naamw. lofschrift eloge werkwoord lofspraak lofrede zelfst. naamw. loftuiting lofprijzing zelfst. naamw. lofwaardig loffelijk bijv. naamw. lofwaardig lovenswaardig bijv. naamw. lofwaardig prijzenswaardig bijv. naamw. lofzang hymne zelfst. naamw. lofzang litanie zelfst. naamw. lofzang loflied zelfst. naamw. log dik bijv. naamw. log lomp bijv. naamw. log loom bijv. naamw. log onhandelbaar bijv. naamw. log traag bijv. naamw. log lijzig bijv. naamw. log plomp bijv. naamw. log struis bijv. naamw. logboek register zelfst. naamw. loge portiershokje zelfst. naamw. loge schouwburgplaats zelfst. naamw. loge theaterzitplaats zelfst. naamw. loge vrijmetselaarsloge zelfst. naamw. loge vrijmetselarij zelfst. naamw. logé gast zelfst. naamw. logé slaper zelfst. naamw. logé slaapgast zelfst. naamw. logé overnachter zelfst. naamw. logeerkamer gastenkamer zelfst. naamw. logement gasthuis zelfst. naamw. logement herberg zelfst. naamw. logement restaurant zelfst. naamw. logement hotel zelfst. naamw. logenstraffen falsificeren werkwoord logenstraffen verloochenen werkwoord logenstraffen verzaken werkwoord logenstraffen loochenen werkwoord logeren bivakkeren werkwoord logeren overnachten werkwoord logeren wonen werkwoord logeren verblijven werkwoord logeren resideren werkwoord logeren leven werkwoord logés slapers overig. loggia galerij zelfst. naamw. loggia veranda zelfst. naamw. logheid plompheid zelfst. naamw. logheid traagheid zelfst. naamw. logheid sloomheid zelfst. naamw. logheid slapte zelfst. naamw. logheid luiheid zelfst. naamw. logheid langzaamheid zelfst. naamw. logheid lamlendigheid zelfst. naamw. logheid inertie zelfst. naamw. logheid indolentie zelfst. naamw. logica redeneerkunde zelfst. naamw. logica vanzelfsprekendheid zelfst. naamw. logies logement zelfst. naamw. logisch coherent bijv. naamw. logisch intuïtief bijv. naamw. logisch uiteraard bijv. naamw. logisch natuurlijk bijv. naamw. logisch consequent bijv. naamw. logisch steekhoudend bijv. naamw. logisch solide bijv. naamw. logisch gegrond bijv. naamw. logisch gefundeerd bijv. naamw. logisch degelijk bijv. naamw. logisch aannemelijk bijv. naamw. logisch zontwijfel bijv. naamw. logisch zeker bijv. naamw. logisch vanzelfsprekend bijv. naamw. logisch onontkomelijk bijv. naamw. logisch dus bijv. naamw. logisch bijgevolg bijv. naamw. logisch allicht bijv. naamw. logistiek bevoorrading zelfst. naamw. logistiek wiskunde zelfst. naamw. logo beeldmerk zelfst. naamw. logo programmeertaal zelfst. naamw. lok haar zelfst. naamw. lok haarkrul zelfst. naamw. lok haarlok zelfst. naamw. lokaal endemisch bijv. naamw. lokaal gebouw zelfst. naamw. lokaal leslokaal zelfst. naamw. lokaal ruimte zelfst. naamw. lokaal plaatselijk zelfst. naamw. lokaal schoollokaal zelfst. naamw. lokaas lokspijs zelfst. naamw. lokaas verleiding zelfst. naamw. lokaas lokmiddel zelfst. naamw. lokaas aas zelfst. naamw. lokalisatie plaatsbepaling zelfst. naamw. lokaliseren plaats bepalen werkwoord lokaliseren vinden werkwoord lokaliseren traceren werkwoord lokaliseren opsporen werkwoord lokaliteit café zelfst. naamw. lokaliteit kamer zelfst. naamw. lokaliteit taveerne zelfst. naamw. lokaliteit tapperij zelfst. naamw. lokaliteit kroeg zelfst. naamw. lokaliteit bar zelfst. naamw. loket balie zelfst. naamw. loket kluis zelfst. naamw. loket bar zelfst. naamw. lokken aanlokken werkwoord lokken aantrekken werkwoord lokken bekoren werkwoord lokken ontlokken werkwoord lokken verleiden zelfst. naamw. lokken dichtbijlokken werkwoord lokken streek werkwoord lokken list werkwoord lokken weglokken werkwoord lokken voortlokken werkwoord lokken verlokken werkwoord lokken meelokken werkwoord lokker verleider zelfst. naamw. lokker verlei zelfst. naamw. lokmiddel aas zelfst. naamw. lokmiddel lokaas zelfst. naamw. lokmiddel beweegreden zelfst. naamw. lokomotief locomotief zelfst. naamw. lokroep loktoon overig. lokspijs aas zelfst. naamw. lokspijs lokaas zelfst. naamw. lokster verleidster overig. loktoon lokroep overig. lol gein zelfst. naamw. lol grap zelfst. naamw. lol plezier zelfst. naamw. lol pret zelfst. naamw. lol pretmakerij zelfst. naamw. lol leut zelfst. naamw. lol keet zelfst. naamw. lol jolijt zelfst. naamw. lol jool zelfst. naamw. lolbroek grapjas overig. lolbroek komiek overig. lolbroek grappenmaker overig. lolletje scherts overig. lolletje pretje overig. lolletje grapje overig. lolletje gekheid overig. lolletje geintje overig. lolletje gein overig. lolletje aardigheid overig. lolletjes grapjes zelfst. naamw. lolletjes schertsen zelfst. naamw. lollig grappig bijv. naamw. lollig leuk bijv. naamw. lollig lachwekkend bijv. naamw. lollig komisch bijv. naamw. lollig komiek bijv. naamw. lollig koddig bijv. naamw. lollig geinig bijv. naamw. lollig geestig bijv. naamw. lommer gebladerte zelfst. naamw. lommer schaduw zelfst. naamw. lommerachtig schaduwachtig overig. lommerd pandjeshuis zelfst. naamw. lommerd leenbank zelfst. naamw. lommerdhou pandjesbaas overig. lommerrijk schaduwrijk bijv. naamw. lommerrijk beschaduwd bijv. naamw. lomp grofgebouwd bijv. naamw. lomp onbeholpen bijv. naamw. lomp onbeschaafd bijv. naamw. lomp onbeschoft bijv. naamw. lomp onelegant bijv. naamw. lomp ongemanierd bijv. naamw. lomp platvloers bijv. naamw. lomp plomp bijv. naamw. lomp schunnig bijv. naamw. lomp lor zelfst. naamw. lomp onbeleefd zelfst. naamw. lomp vunzig bijv. naamw. lomp triviaal bijv. naamw. lomp plat bijv. naamw. lomp laag-bij-de-grond bijv. naamw. lomp grof bijv. naamw. lomp banaal bijv. naamw. lomp ruw bijv. naamw. lomp log bijv. naamw. lomp onopgevoed bijv. naamw. lomp onbehouwen bijv. naamw. lomp bot bijv. naamw. lomp krampachtig bijv. naamw. lomp dwaas bijv. naamw. lomp onhoffelijk bijv. naamw. lomp onbehoorlijk bijv. naamw. lomp hufterig bijv. naamw. lomp boers bijv. naamw. lomp ongepast bijv. naamw. lomp onbetamelijk bijv. naamw. lompen vodden zelfst. naamw. lompen vodjes zelfst. naamw. lompen lorren zelfst. naamw. lompenhandelaar voddenman overig. lompenhandelaar voddenhandelaar overig. lompenhandelaar voddenboer overig. lompenhandelaar uitdrager overig. lomperd ploert zelfst. naamw. lomperd plomperd zelfst. naamw. lomperd proleet zelfst. naamw. lomperd vlegel zelfst. naamw. lomperd lummel zelfst. naamw. lomperd ossenhoedster zelfst. naamw. lomperd vleg zelfst. naamw. lomperd kink zelfst. naamw. lomperd hork zelfst. naamw. lomperd sul zelfst. naamw. lomperd loebas zelfst. naamw. lomperd loebas zelfst. naamw. lomperd loebas zelfst. naamw. lomperik lomperd zelfst. naamw. lomperik kaffer overig. lompheid boersheid zelfst. naamw. lompheid onbeschoftheid zelfst. naamw. lompheid onhandigheid zelfst. naamw. lompheid plompheid zelfst. naamw. lompheid ongemanierdheid zelfst. naamw. lompheid ongeliktheid zelfst. naamw. lompheid onbeschaafdheid zelfst. naamw. lompheid botheid zelfst. naamw. lonen belonen werkwoord lonen opwegen tegen werkwoord lonend winstgevend bijv. naamw. lonend vruchtbaar bijv. naamw. lonend voordelig bijv. naamw. lonend rendabel bijv. naamw. lonend profijtelijk bijv. naamw. lonend produktief bijv. naamw. lonend lucratief bijv. naamw. longaandoening longziekte zelfst. naamw. longen ademhalingsorganen overig. longitude lengte zelfst. naamw. longontsteking pneumonie zelfst. naamw. longtering tuberculo overig. longtering tering zelfst. naamw. longziekte longaandoening zelfst. naamw. longziekte pneumopathie zelfst. naamw. lonk blik zelfst. naamw. lonken blikken werkwoord lonken sjansen werkwoord lonken flirten werkwoord lont onraad zelfst. naamw. lont ontsteking zelfst. naamw. loochenen herroepen werkwoord loochenen ontkennen werkwoord loochenen verloochenen werkwoord loochenen miskennen werkwoord loochenen verzaken werkwoord loochenen logenstraffen werkwoord loochening dementi zelfst. naamw. loochening ontkenning zelfst. naamw. lood metaal zelfst. naamw. loodgrijs loodkleurig overig. loodkleurig loodgrijs overig. loodlijn verticalijn overig. loodrecht haaks bijv. naamw. loodrecht kaarsrecht bijv. naamw. loodrecht lijnrecht bijv. naamw. loodrecht verticaal bijv. naamw. loodrecht dwars bijv. naamw. loodrecht recht bijv. naamw. loods bergplaats zelfst. naamw. loods bouwkeet zelfst. naamw. loods gids zelfst. naamw. loods gids te water zelfst. naamw. loods leidsman zelfst. naamw. loods begelei zelfst. naamw. loods keet zelfst. naamw. loods hangaar zelfst. naamw. loods barak zelfst. naamw. loods schuur zelfst. naamw. loodsdienst loodswezen overig. loodsen binnenbrengen werkwoord loodsen bergschuren zelfst. naamw. loodsen keten zelfst. naamw. loodswezen loodsdienst overig. loodzwaar loden bijv. naamw. loodzwaar zwaar bijv. naamw. loof bladeren zelfst. naamw. loof lover zelfst. naamw. loof blad zelfst. naamw. loofdak bladerdak overig. loofhut prieel zelfst. naamw. loog loogzout zelfst. naamw. loogzout loog zelfst. naamw. looien leerlooien werkwoord looien tanen werkwoord looierij tanerij overig. looierij leerlooierij overig. look knoflook zelfst. naamw. loom energieloos bijv. naamw. loom log bijv. naamw. loom zwoel bijv. naamw. loom langzaam bijv. naamw. loom lijzig bijv. naamw. loomheid futloosheid zelfst. naamw. loomheid slapheid zelfst. naamw. loomheid matheid zelfst. naamw. loon arbeidsinkomen zelfst. naamw. loon beloning zelfst. naamw. loon gage zelfst. naamw. loon pree zelfst. naamw. loon salaris zelfst. naamw. loon straf zelfst. naamw. loon bezoldiging zelfst. naamw. loon inkomen zelfst. naamw. loon wedde zelfst. naamw. loon verdienste zelfst. naamw. loon traktement zelfst. naamw. loon soldij zelfst. naamw. loon honorarium zelfst. naamw. loon arbeidsloon zelfst. naamw. loon vergoeding zelfst. naamw. loonarbeid loonwerk zelfst. naamw. loonarbeid werk zelfst. naamw. loonbederver werkwillige overig. loonbederver onderkruiper overig. loonbederver loondrukker overig. loondorser loonwerker overig. loondrukker werkwillige overig. loondrukker onderkruiper overig. loondrukker loonbederver overig. loonlijst loonstaat overig. loonslaaf arbeider zelfst. naamw. loonslip loonstrook zelfst. naamw. loonstaat loonlijst overig. loonstrook loonslip zelfst. naamw. loonsverbetering salarisverhoging zelfst. naamw. loonsverbetering opslag overig. loonsverbetering loonsverhoging zelfst. naamw. loonsverhoging opslag zelfst. naamw. loonsverhoging salarisverhoging zelfst. naamw. loonsverhoging loonsverbetering zelfst. naamw. loontrekkend bezoldigd overig. loontrekker werknemer zelfst. naamw. loonwerk loonarbeid zelfst. naamw. loonwerk werk zelfst. naamw. loonwerker loondorser overig. loop afwikkeling zelfst. naamw. loop doorgang zelfst. naamw. loop duur zelfst. naamw. loop gang zelfst. naamw. loop hardloopwedstrijd zelfst. naamw. loop richting zelfst. naamw. loop vlucht zelfst. naamw. loop voortbeweging zelfst. naamw. loopbaan carrière zelfst. naamw. loopbrug loopplank zelfst. naamw. loopeend fleseend overig. loopgrachten loopgraven overig. loopgraven loopgrachten overig. loopje loop zelfst. naamw. loopje wandeltocht zelfst. naamw. loopje wandeling zelfst. naamw. loopje uitje zelfst. naamw. loopje tochtje zelfst. naamw. loopje ommetje zelfst. naamw. loopje omloop zelfst. naamw. loopje kuier zelfst. naamw. loopjes drafjes overig. loopjongen bediende zelfst. naamw. loopjongen dienaar zelfst. naamw. loopjongen koerier zelfst. naamw. loopjongen boodschappenjongen zelfst. naamw. loopjongens hulpjes overig. loopoor otorroe zelfst. naamw. loopplank loopbrug zelfst. naamw. loops bronstig bijv. naamw. loops krols bijv. naamw. loopsheid tochtigheid zelfst. naamw. loopsheid krolsheid zelfst. naamw. loopsheid bronst zelfst. naamw. looptijd geldigheidsduur zelfst. naamw. loopwerk raderwerk zelfst. naamw. loos geveinsd bijv. naamw. loos leeg bijv. naamw. loos ondeugend bijv. naamw. loos ongevuld bijv. naamw. loos zoekgeraakt bijv. naamw. loos slap bijv. naamw. loos ijdel bijv. naamw. loos zontaak bijv. naamw. loos vrij bijv. naamw. loosheid leepheid zelfst. naamw. loot nakomeling zelfst. naamw. loot scheut zelfst. naamw. loot stekje zelfst. naamw. loot twijg zelfst. naamw. loot uitloper zelfst. naamw. loot slip zelfst. naamw. loot schoot zelfst. naamw. loot pand zelfst. naamw. loot cijns zelfst. naamw. loot belasting zelfst. naamw. loot afstammeling zelfst. naamw. loot takje zelfst. naamw. loot spruit zelfst. naamw. lootje lot zelfst. naamw. lopen bestaan werkwoord lopen deelnemen aan werkwoord lopen functioneren werkwoord lopen gaan werkwoord lopen gaande zijn werkwoord lopen hardlopen werkwoord lopen krossen werkwoord lopen kuieren werkwoord lopen marcheren werkwoord lopen naderen werkwoord lopen rouleren werkwoord lopen stromen werkwoord lopen vastlopen werkwoord lopen wandelen werkwoord lopen tippelen werkwoord lopen stappen werkwoord lopen geloop werkwoord lopen treden werkwoord lopen schrijden werkwoord lopen vloeien werkwoord lopen varen werkwoord lopen slenteren werkwoord lopen rondslenteren werkwoord lopend ambulant bijv. naamw. lopend courant bijv. naamw. lopend wandelend bijv. naamw. loper harddraver zelfst. naamw. loper jogger zelfst. naamw. loper kleed zelfst. naamw. loper moedersleutel zelfst. naamw. loper raadsheer zelfst. naamw. loper schaats zelfst. naamw. loper wandelaar zelfst. naamw. loper sprinter zelfst. naamw. loper renner zelfst. naamw. loper hardloper zelfst. naamw. loper sleutel overig. loper sleutel overig. loper sleutel overig. lor prul zelfst. naamw. lor vod zelfst. naamw. lor vodje zelfst. naamw. lor lap zelfst. naamw. lor homp zelfst. naamw. lor flard zelfst. naamw. lor twist zelfst. naamw. lor ruzie zelfst. naamw. lor onmin zelfst. naamw. lorgnet knijpbril zelfst. naamw. lorgnet face-à-main zelfst. naamw. lorren vodjes werkwoord lorren vodden werkwoord lorren lompen werkwoord lorrie dienstwagentje zelfst. naamw. lorrie kiepkar zelfst. naamw. lorrie rolwagentje zelfst. naamw. lorrig onbetekenend bijv. naamw. los beweegbaar bijv. naamw. los gelost bijv. naamw. los individueel bijv. naamw. los lichtzinnig bijv. naamw. los losbandig bijv. naamw. los ongebonden bijv. naamw. los onsamenhangend bijv. naamw. los onvast bijv. naamw. los pulverig bijv. naamw. los rul bijv. naamw. los wankel bijv. naamw. los ongedwongen bijv. naamw. los vrijblijvend bijv. naamw. los bijzonder bijv. naamw. los apart bijv. naamw. los afzonderlijk bijv. naamw. los afgezonderd bijv. naamw. los verschuifbaar bijv. naamw. los verplaatsbaar bijv. naamw. los wankelend bijv. naamw. los wankelbaar bijv. naamw. los rank bijv. naamw. los mul bijv. naamw. los verzetbaar bijv. naamw. los roerend bijv. naamw. los mobiel bijv. naamw. losbandig frivool bijv. naamw. losbandig licht bijv. naamw. losbandig liederlijk bijv. naamw. losbandig los bijv. naamw. losbandig ongebonden bijv. naamw. losbandig ongeregeld bijv. naamw. losbandig buitensporig bijv. naamw. losbandig wuft bijv. naamw. losbandig lichtzinnig bijv. naamw. losbandig hups bijv. naamw. losbandig tuchteloos bijv. naamw. losbandig vrij bijv. naamw. losbandig ongebreideld bijv. naamw. losbandig bandeloos bijv. naamw. losbandigheid buitensporigheid zelfst. naamw. losbandigheid uitspatting zelfst. naamw. losbandigheid zedeloosheid zelfst. naamw. losbandigheid bandeloosheid zelfst. naamw. losbarsten exploderen werkwoord losbarsten losbreken werkwoord losbol bon-vivant zelfst. naamw. losbol schuinsmarcheerder zelfst. naamw. losbol versierder zelfst. naamw. losbol stoeipoes zelfst. naamw. losbol schuinsmarcheer zelfst. naamw. losbranden heftig beginnen werkwoord losbranden openbranden werkwoord losbreken afscheiden werkwoord losbreken losbarsten werkwoord losbreken openbreken werkwoord losbreken uitbreken werkwoord losbreken kraken werkwoord losdraaien losschroeven werkwoord losdraaien ontstrengelen werkwoord losdraaien losraken werkwoord losgaan afgaan werkwoord losgaan fel afgaan op werkwoord losgaan loslaten werkwoord losgaan opengaan werkwoord losgaan losraken werkwoord losgaan loskomen werkwoord losgelatene vrijgelatene overig. losgeld heffing zelfst. naamw. losgeld losprijs zelfst. naamw. losgeslagen ongebonden bijv. naamw. losgespen afgespen overig. losgooien loswerpen werkwoord loshalen uithalen werkwoord loshangen loszitten werkwoord losheid gemak zelfst. naamw. losjes speels bijv. naamw. losjes terloops bijv. naamw. losjes lichtzinnig bijv. naamw. losjes oppervlakkig bijv. naamw. losjes luchtig bijv. naamw. losjes luchthartig bijv. naamw. losknopen ontknopen werkwoord loskomen los worden werkwoord loskomen losbarsten werkwoord loskomen losraken werkwoord loskomen vrijkomen werkwoord loskomen zich roeren werkwoord loskomen losgaan werkwoord loskomen ontsnappen werkwoord loskopen vrijkopen werkwoord loskoppelen afkoppelen werkwoord loskoppelen uitsplitsen werkwoord loskoppelen uiteengaan werkwoord loskoppelen splitsen werkwoord loskoppelen scheiden werkwoord loskrijgen uittrekken werkwoord loskrijgen uithalen werkwoord loskrijgen tornen werkwoord loskrijgen lostornen werkwoord loskrijgen losmaken werkwoord loskrijgen scheiden werkwoord loskrijgen loswerken werkwoord loskrijgen detacheren werkwoord loslaten invrijheidstellen werkwoord loslaten losgaan werkwoord loslaten niet vasthouden werkwoord loslaten opgeven werkwoord loslaten verklappen werkwoord loslaten bevrijden zelfst. naamw. loslaten vrijmaken werkwoord loslaten vrijlaten werkwoord loslaten verlossen werkwoord loslaten afhelpen werkwoord loslaten weglaten werkwoord loslaten vieren werkwoord loslaten uitlaten werkwoord loslaten tappen werkwoord loslaten lossen werkwoord loslaten losmaken werkwoord loslating vrijlating zelfst. naamw. loslippig kletserig bijv. naamw. loslippig babbelziek bijv. naamw. loslippig spraakzaam bijv. naamw. loslippig praatziek bijv. naamw. loslippig praatgraag bijv. naamw. loslippig mededeelzaam bijv. naamw. loslippig kletsgraag bijv. naamw. loslippig indiscreet bijv. naamw. loslippig flapuit bijv. naamw. loslippig babbelachtig bijv. naamw. loslippigheid indiscretie zelfst. naamw. loslopen terechtkomen werkwoord loslopen vrij rondlopen werkwoord losmaken detacheren werkwoord losmaken gedetacheerd werkwoord losmaken los graven werkwoord losmaken loskrijgen werkwoord losmaken lostornen werkwoord losmaken oproepen werkwoord losmaken scheiden werkwoord losmaken teweegbrengen werkwoord losmaken uittrekken werkwoord losmaken uithalen werkwoord losmaken tornen werkwoord losmaken verzwakken werkwoord losmaken loswerken werkwoord losmaken vrijlaten werkwoord losmaken loslaten werkwoord losmaken bevrijden werkwoord losmakende bevrijdende overig. losmanchet rolletje overig. losplaats kade zelfst. naamw. losprijs losgeld zelfst. naamw. losraken losgaan werkwoord losraken loskomen werkwoord losraken ontstrengelen werkwoord losraken losdraaien werkwoord losrijgen openen overig. losrukken scheuren werkwoord losrukken afrukken zelfst. naamw. losrukken lostrekken zelfst. naamw. losrukken losscheuren zelfst. naamw. losscheuren lostrekken werkwoord losscheuren losrukken werkwoord losscheuren rijten werkwoord losscheuren openscheuren werkwoord losscheuren openrijten werkwoord losschroeven losdraaien werkwoord lossen achterop raken werkwoord lossen afkopen werkwoord lossen afschieten werkwoord lossen loslaten werkwoord lossen ontladen werkwoord lossen uitladen werkwoord lossen afladen zelfst. naamw. lossen binnenvaren werkwoord lossen weglaten werkwoord lossen vieren werkwoord lossen uitlaten werkwoord lossen tappen werkwoord lossing uitlading zelfst. naamw. lossing ontlading zelfst. naamw. lossing uitsteeksel zelfst. naamw. lossing afzegging zelfst. naamw. losslaan afslaan werkwoord losspringen afspringen werkwoord losspringen openspringen werkwoord losspringen barsten werkwoord losstaand vrijstaand overig. losstaand separaat overig. losstaand gescheiden overig. losstaand apart overig. losstaand alleenstaand overig. losstaand afzonderlijk overig. losstaand geïsoleerd overig. losstaand zonverband overig. lostornen losmaken werkwoord lostornen tornen werkwoord lostornen uithalen werkwoord lostornen uittrekken werkwoord lostornen loskrijgen werkwoord lostrekken losscheuren werkwoord lostrekken losrukken werkwoord losweken afstomen werkwoord losweken afweken werkwoord loswerken scheiden werkwoord loswerken losmaken werkwoord loswerken loskrijgen werkwoord loswerken detacheren werkwoord loswerpen losgooien overig. loszinnig dartel bijv. naamw. loszinnigheid lichtzinnigheid zelfst. naamw. loszitten loshangen werkwoord lot buitenkans zelfst. naamw. lot fortuin zelfst. naamw. lot loot zelfst. naamw. lot lootje zelfst. naamw. lot loterijlot zelfst. naamw. lot lotsbestemming zelfst. naamw. lot kansbrief zelfst. naamw. lot noodlot zelfst. naamw. loten verloten werkwoord loterij kansspel zelfst. naamw. loterij verloting zelfst. naamw. loterijbriefje lot zelfst. naamw. loterijlot lot overig. lotgeval avontuur zelfst. naamw. lotgevallen avonturen zelfst. naamw. lotgevallen historie zelfst. naamw. loting uitloting zelfst. naamw. loting verloting zelfst. naamw. lotsbestemming lot zelfst. naamw. lotsverbondenheid solidariteit zelfst. naamw. lotsverbondenheid verbondenheid zelfst. naamw. lotto kienspel zelfst. naamw. lotto loterij zelfst. naamw. lotus lotusbloem zelfst. naamw. lotusbloem lotus zelfst. naamw. louche onguur bijv. naamw. louche verdacht bijv. naamw. louche onbetrouwbaar bijv. naamw. louche duister bijv. naamw. lounge gezelschapszaal zelfst. naamw. lounge hotelhal zelfst. naamw. louter onvermengd bijv. naamw. louter alleen bijv. naamw. louteren reinigen werkwoord louteren verbeteren werkwoord louteren kuisen werkwoord louteren klaren werkwoord loutering reiniging zelfst. naamw. louwmaand januari overig. loven bewieroken werkwoord loven verheerlijken werkwoord loven eren werkwoord loven vereren werkwoord loven roemen werkwoord loven prijzen werkwoord lovenswaardig prijzenswaardig bijv. naamw. lovenswaardig lofwaardig bijv. naamw. lovenswaardig loffelijk bijv. naamw. lover gebladerte zelfst. naamw. lover loof zelfst. naamw. lovertje paillet zelfst. naamw. lovertje trilhaartje zelfst. naamw. lovertje schijnsel zelfst. naamw. lovertje paillette zelfst. naamw. lovertje flikkering zelfst. naamw. lovertje klatergoud zelfst. naamw. lovertje glittertje zelfst. naamw. loyaal eerlijk bijv. naamw. loyaal getrouw bijv. naamw. loyaal trouw bijv. naamw. loyaal fideel bijv. naamw. loyale trouwe bijv. naamw. loyale getrouwe bijv. naamw. loyaliteit eerlijkheid zelfst. naamw. loyaliteit getrouwheid zelfst. naamw. loyaliteit rechtschapenheid zelfst. naamw. loyaliteit trouw zelfst. naamw. loyaliteit trouwhartigheid zelfst. naamw. lozen afscheiden werkwoord lozen afvoeren werkwoord lozen kwijtraken werkwoord lozen laten lopen werkwoord lozen uitscheiden werkwoord lozen uitstoten werkwoord lozen uitwerpen werkwoord lozen spuien zelfst. naamw. lozing verwijdering zelfst. naamw. lozing waterafvoer zelfst. naamw. lozing afwatering zelfst. naamw. lp elpee zelfst. naamw. lp langspeelplaat zelfst. naamw. lp plaat zelfst. naamw. lp grammofoonplaat zelfst. naamw. lp album zelfst. naamw. lp`s platen overig. lp`s elpees overig. lubben castreren werkwoord lubben overhalen werkwoord lubben vis schoonmaken werkwoord lubberen flodderen werkwoord lucht adem zelfst. naamw. lucht atmosfeer zelfst. naamw. lucht bui zelfst. naamw. lucht buitenlucht zelfst. naamw. lucht geur zelfst. naamw. lucht hemel zelfst. naamw. lucht niets zelfst. naamw. lucht zuurstof zelfst. naamw. lucht luchtmassa zelfst. naamw. lucht dampkring zelfst. naamw. lucht reuk zelfst. naamw. lucht geurtje zelfst. naamw. lucht bouquet zelfst. naamw. lucht aroma zelfst. naamw. lucht openlucht zelfst. naamw. lucht- bovengronds overig. luchtballon ballon zelfst. naamw. luchtband luchtpijp overig. luchtbel luchtzak zelfst. naamw. luchtbrug luchtlijn zelfst. naamw. luchtbrug voetgangersbrug zelfst. naamw. luchtbuis ventilatiekanaal overig. luchtbuis luchtkoker overig. luchtbuis luchtkanaal overig. luchtbuis luchtgat overig. luchtdicht hermetisch bijv. naamw. luchtdruk pressie zelfst. naamw. luchten afreageren werkwoord luchten geuren met werkwoord luchten opfrissen werkwoord luchten ruiken werkwoord luchten uiten werkwoord luchten ventileren werkwoord luchter kandelaar zelfst. naamw. luchter kandelaber zelfst. naamw. luchter lichtkroon zelfst. naamw. luchtgat ventilatiekanaal overig. luchtgat luchtkoker overig. luchtgat luchtkanaal overig. luchtgat luchtbuis overig. luchtgaten trekgaten overig. luchtgaten tochtgaten overig. luchthartig gemakkelijk overig. luchthartig lichtjes overig. luchthartig losjes overig. luchthartig speels overig. luchthartig luchtig overig. luchthartig zorgeloos overig. luchthartig onbezorgd overig. luchthartig onbesuisd overig. luchthartig onbekommerd overig. luchthartig gerust overig. luchthartigheid lichthartigheid zelfst. naamw. luchthaven vliegveld zelfst. naamw. luchthaven vlieghaven zelfst. naamw. luchtig fris bijv. naamw. luchtig koel bijv. naamw. luchtig luchtdoorlatend bijv. naamw. luchtig niet compact bijv. naamw. luchtig speels bijv. naamw. luchtig licht bijv. naamw. luchtig lichtjes bijv. naamw. luchtig losjes bijv. naamw. luchtig onbezorgd bijv. naamw. luchtig luchthartig bijv. naamw. luchtig gebakje soes overig. luchtigheid frisheid zelfst. naamw. luchtigheid gemak zelfst. naamw. luchtigheid onbezorgdheid zelfst. naamw. luchtje geur zelfst. naamw. luchtje hemel zelfst. naamw. luchtje windje zelfst. naamw. luchtkanaal ventilatiekanaal overig. luchtkanaal luchtkoker overig. luchtkanaal luchtgat overig. luchtkanaal luchtbuis overig. luchtkasteel droombeeld zelfst. naamw. luchtkasteel droombeeld overig. luchtkasteel droombeeld overig. luchtkasteel droombeeld overig. luchtklep ventiel zelfst. naamw. luchtkoker ventilatiekanaal overig. luchtkoker luchtkanaal overig. luchtkoker luchtgat overig. luchtkoker luchtbuis overig. luchtkussenvoertuig hovercraft overig. luchtledig vacuum bijv. naamw. luchtledige vacuüm zelfst. naamw. luchtlijn luchtbrug zelfst. naamw. luchtlijn luchtroute zelfst. naamw. luchtmacht luchtstrijdkrachten zelfst. naamw. luchtmassa lucht overig. luchtmassa dampkring overig. luchtmassa atmosfeer overig. luchtpijp trachea zelfst. naamw. luchtpijp luchtband zelfst. naamw. luchtpijp bronchie zelfst. naamw. luchtpijptak bronchus zelfst. naamw. luchtpost airmail zelfst. naamw. luchtrooster blaasmond overig. luchtroute luchtlijn overig. luchtruim dampkring zelfst. naamw. luchtschip zeppelin zelfst. naamw. luchtschroef propeller zelfst. naamw. luchtspiegeling fata morgana zelfst. naamw. luchtspiegeling illusie zelfst. naamw. luchtstreek klimaatgordel zelfst. naamw. luchtstreek klimaatgord zelfst. naamw. luchtstrijdkrachten luchtmacht zelfst. naamw. luchtvaart vliegen overig. luchtvaart luchtverkeer overig. luchtverbinding vliegverbinding zelfst. naamw. luchtverkeer vliegen overig. luchtverkeer luchtvaart overig. luchtverversing ventilatie zelfst. naamw. luchtzak luchtbel zelfst. naamw. luchtzak valwind zelfst. naamw. luchtzucht emfyseem zelfst. naamw. luchtzuiging tocht zelfst. naamw. luchtzuiging trek zelfst. naamw. lucide helder overig. luciditeit helderheid zelfst. naamw. lucifer afvallige engel zelfst. naamw. lucifer luizenpoot zelfst. naamw. lucifer duivel zelfst. naamw. lucifer luciferhoutje zelfst. naamw. Lucifer Satan zelfst. naamw. luciferhoutje lucifer overig. lucratief voordelig bijv. naamw. lucratief winstgevend bijv. naamw. lucratief vruchtbaar bijv. naamw. lucratief rendabel bijv. naamw. lucratief profijtelijk bijv. naamw. lucratief produktief bijv. naamw. lucratief lonend bijv. naamw. lucullisch overdadig bijv. naamw. ludiek lichtvoetig bijv. naamw. ludiek speels bijv. naamw. luguber akelig bijv. naamw. luguber macaber bijv. naamw. luguber sinister bijv. naamw. luguber angstaanjagend bijv. naamw. luguber spookachtig bijv. naamw. luguber onheilspellend bijv. naamw. luguber huiveringwekkend bijv. naamw. luguber duister bijv. naamw. luguber dreigend bijv. naamw. lui loom bijv. naamw. lui moe bijv. naamw. lui werkschuw bijv. naamw. lui lieden zelfst. naamw. lui gemakzuchtig zelfst. naamw. lui traag bijv. naamw. lui luitjes bijv. naamw. lui traag bijv. naamw. luiaard dagdief zelfst. naamw. luiaard luiwammes zelfst. naamw. luiaard luilak zelfst. naamw. luid druk bijv. naamw. luid hardop bijv. naamw. luid luidkeels bijv. naamw. luid luidruchtig bijv. naamw. luid hard bijv. naamw. luid zwaar bijv. naamw. luid rumoerig bijv. naamw. luid lawaaierig bijv. naamw. luiden beieren werkwoord luiden bonzen werkwoord luiden galmen werkwoord luiden heten werkwoord luiden klokluiden werkwoord luiden zeggen werkwoord luiden lui zelfst. naamw. luiden schellen werkwoord luiden bellen werkwoord luiden aanbellen werkwoord luiden klinken werkwoord luider beller zelfst. naamw. luidkeels hardop bijv. naamw. luidkeels luid bijv. naamw. luidkeeluitroep geschal overig. luidkeeluitroep gegalm overig. luidruchtig druk bijv. naamw. luidruchtig lawaaierig bijv. naamw. luidruchtig luid bijv. naamw. luidruchtig rumoerig bijv. naamw. luidspreker box zelfst. naamw. luidspreker megafoon zelfst. naamw. luidsprekers boxen zelfst. naamw. luidster belster overig. luieren lanterfanten werkwoord luieren rondhangen werkwoord luieren niksen werkwoord luieren nietsdoen werkwoord luieren lummelen werkwoord luifel afdak zelfst. naamw. luifel gok zelfst. naamw. luifel hoedrand zelfst. naamw. luifel zonnescherm zelfst. naamw. luifel markies zelfst. naamw. luiheid ledigheid zelfst. naamw. luiheid traagheid zelfst. naamw. luiheid sloomheid zelfst. naamw. luiheid slapte zelfst. naamw. luiheid logheid zelfst. naamw. luiheid langzaamheid zelfst. naamw. luiheid lamlendigheid zelfst. naamw. luiheid inertie zelfst. naamw. luiheid indolentie zelfst. naamw. luik blind zelfst. naamw. Luik inbraakbeveiliging zelfst. naamw. Luik paneel zelfst. naamw. Luik schot zelfst. naamw. luiken dichtdoen werkwoord luiken dichtgaan werkwoord luilak lanterfant zelfst. naamw. luilak luiwammes zelfst. naamw. luilak luiaard zelfst. naamw. luilakken luieren werkwoord luilakken luilak vieren werkwoord luilakken uitslapen werkwoord luilakkerij geluier overig. luim gril zelfst. naamw. luim humeur zelfst. naamw. luim impuls zelfst. naamw. luim opgewektheid zelfst. naamw. luim opwelling zelfst. naamw. luim prikkel zelfst. naamw. luim nuk zelfst. naamw. luim kuur zelfst. naamw. luim bui zelfst. naamw. luim prikk zelfst. naamw. luimen slapen werkwoord luimig capricieus bijv. naamw. luimig geestig bijv. naamw. luimig capricieus overig. luimigheid wispelturigheid zelfst. naamw. luimigheid grilligheid zelfst. naamw. luis hoofdluis zelfst. naamw. luister aanzien zelfst. naamw. luister praal zelfst. naamw. luister schitteren zelfst. naamw. luister glans zelfst. naamw. luister pronk zelfst. naamw. luister pracht zelfst. naamw. luisteraar toehoorder zelfst. naamw. luisteren aanhoren werkwoord luisteren afluisteren werkwoord luisteren beluisteren werkwoord luisteren gehoorzamen werkwoord luisteren horen werkwoord luisteren opletten werkwoord luisteren toeluisteren werkwoord luisteren toehoren werkwoord luisterrijk glorierijk bijv. naamw. luisterrijk kostelijk bijv. naamw. luisterrijk magnifiek bijv. naamw. luisterrijk pompeus bijv. naamw. luisterrijk prachtig bijv. naamw. luisterrijk schitterend bijv. naamw. luisterrijk glansrijk bijv. naamw. luisterrijk betoverend bijv. naamw. luisterrijk lustrijk bijv. naamw. luistervink radioluisteraar overig. luistervinken afluisteren werkwoord luistervinken luisteren werkwoord luitjes lui overig. luitjes lieden overig. luiwammes luiaard zelfst. naamw. luiwammes luilak zelfst. naamw. luizen erin lopen werkwoord luizen luizen vangen werkwoord luizenbaan sinecuur overig. luizenbaan sinecure overig. luizenmarkt rommelmarkt zelfst. naamw. luizenplaag pediculose zelfst. naamw. luizig armoedig bijv. naamw. luizig armzalig bijv. naamw. luizig schooierig bijv. naamw. luizig pover bijv. naamw. lukken gelukken werkwoord lukken gelukt zelfst. naamw. lukken slagen zelfst. naamw. lukraak blindelings bijv. naamw. lul lid zelfst. naamw. lul penis zelfst. naamw. lul piemel zelfst. naamw. lul pineut zelfst. naamw. lul schoft zelfst. naamw. lul sukkel zelfst. naamw. lul paal zelfst. naamw. lul pik zelfst. naamw. lul worst zelfst. naamw. lul smeerlap zelfst. naamw. lul schoelje zelfst. naamw. lul schobbejak zelfst. naamw. lul klootzak zelfst. naamw. lul hond zelfst. naamw. lul eik zelfst. naamw. lul sigaar zelfst. naamw. lul dupe zelfst. naamw. lul roede zelfst. naamw. lul piem zelfst. naamw. lul tampeloerus overig. lul sukkel zelfst. naamw. lul sukkel zelfst. naamw. lul sukkel zelfst. naamw. lulhannes knoeier overig. lullen babbelen werkwoord lullen kletsen werkwoord lullen zwetsen werkwoord lullen zwammen werkwoord lullen zeveren werkwoord lullig karakterloos bijv. naamw. lullig flauw bijv. naamw. lullo kakker zelfst. naamw. lumbago spit zelfst. naamw. lumineus briljant bijv. naamw. lumineus fenomenaal bijv. naamw. lumineus geniaal bijv. naamw. lumineus lichtend bijv. naamw. lumineus lichtgevend bijv. naamw. lumm hork overig. lumm boerenlul overig. lumm vleg overig. lumm pumm overig. lumm kink overig. lummel lomperd zelfst. naamw. lummelen lanterfanten werkwoord lummelen rondhangen werkwoord lummelen niksen werkwoord lummelen nietsdoen werkwoord lummelen luieren werkwoord lunapark kermis zelfst. naamw. lunch broodmaaltijd zelfst. naamw. lunch koffiemaaltijd zelfst. naamw. lunch lunchpauze zelfst. naamw. lunch schaftuur zelfst. naamw. lunch schafttijd zelfst. naamw. lunch middagpauze zelfst. naamw. lunchlokaliteit lunchroom overig. lunchpakket twaalfuurtje overig. lunchpauze lunch zelfst. naamw. lunchpauze schaftuur zelfst. naamw. lunchpauze schafttijd zelfst. naamw. lunchpauze middagpauze zelfst. naamw. lunchroom tearoom zelfst. naamw. lunchroom lunchlokaliteit zelfst. naamw. lunchtrommel trommel zelfst. naamw. lurken pruttelen werkwoord lurken sabbelen werkwoord lurken slobberen werkwoord lurken zuigen werkwoord lurken slurpen werkwoord lus kring zelfst. naamw. lus strop zelfst. naamw. lus kronkel zelfst. naamw. lus knoop zelfst. naamw. lus kink zelfst. naamw. lus draai zelfst. naamw. lust aandrift zelfst. naamw. lust drift zelfst. naamw. lust eetlust zelfst. naamw. lust geilheid zelfst. naamw. lust genoegen zelfst. naamw. lust genot zelfst. naamw. lust hartstocht zelfst. naamw. lust plezier zelfst. naamw. lust verlangen zelfst. naamw. lust wellust zelfst. naamw. lust zin zelfst. naamw. lust trek zelfst. naamw. lust opgewondenheid zelfst. naamw. lust hitsigheid zelfst. naamw. lust begeerte zelfst. naamw. lust pret zelfst. naamw. lust leut zelfst. naamw. lust jool zelfst. naamw. lust seksuebegeerte zelfst. naamw. lust zucht zelfst. naamw. lust wensen zelfst. naamw. lust smachten zelfst. naamw. lust begeren zelfst. naamw. lust animo zelfst. naamw. lusteloos dof bijv. naamw. lusteloos down bijv. naamw. lusteloos futloos bijv. naamw. lusteloos hangerig bijv. naamw. lusteloos lamlendig bijv. naamw. lusteloos lethargisch bijv. naamw. lusteloos onplezierig bijv. naamw. lusteloos stil bijv. naamw. lusteloos apathisch bijv. naamw. lusteloos slap bijv. naamw. lusteloos landerig bijv. naamw. lusteloos energieloos bijv. naamw. lusteloos mat bijv. naamw. lusteloosheid futloosheid zelfst. naamw. lusteloosheid apathie zelfst. naamw. lusteloosheid wezenloosheid zelfst. naamw. lusteloosheid dofheid zelfst. naamw. lusteloosheid ongeanimeerdheid zelfst. naamw. lusteloosheid lauwheid zelfst. naamw. lusten aanlokken werkwoord lusten believen werkwoord lusten houden van werkwoord lusten genietingen zelfst. naamw. lusten wellusten zelfst. naamw. lusthof paradijs zelfst. naamw. lusthof siertuin zelfst. naamw. lusthof lustoord zelfst. naamw. lusthuis hoerenkast overig. lusthuis bordeel overig. lustig dartel bijv. naamw. lustig vrolijk bijv. naamw. lustig flink bijv. naamw. lustig zonnig bijv. naamw. lustig uitgelaten bijv. naamw. lustig opgetogen bijv. naamw. lustig monter bijv. naamw. lustig levendig bijv. naamw. lustig jolig bijv. naamw. lustig fideel bijv. naamw. lustig blijmoedig bijv. naamw. lustig kwiek bijv. naamw. lustigheid vrolijkheid zelfst. naamw. lustigheid uitgelatenheid zelfst. naamw. lustigheid hupsheid zelfst. naamw. lustoord buitenverblijf zelfst. naamw. lustoord lusthof zelfst. naamw. lustrijk schitterend overig. lustrijk prachtig overig. lustrijk magnifiek overig. lustrijk luisterrijk overig. lustrijk glorierijk overig. luttel miniem bijv. naamw. luttel weinig bijv. naamw. luttel minste bijv. naamw. luttel minimaal bijv. naamw. luttel gering bijv. naamw. luttelbedrag vriendenprijs zelfst. naamw. luw beschut bijv. naamw. luw luwte zelfst. naamw. luw windluw zelfst. naamw. luwen afnemen werkwoord luwen bedaren werkwoord luwen beschutten werkwoord luwen wegsterven werkwoord luwen verflauwen werkwoord luwen uitwoeden werkwoord luwte beschutting zelfst. naamw. luxaflex jaloezie zelfst. naamw. luxatie ontwrichting zelfst. naamw. luxe luxueus bijv. naamw. luxe overvloed zelfst. naamw. luxe pracht zelfst. naamw. luxe weelde zelfst. naamw. luxe weelderigheid zelfst. naamw. luxe chique overig. luxeartikel weeldeartikel overig. luxeauto limousine overig. luxueus luxe bijv. naamw. luxueus mondain bijv. naamw. luxueus overdadig bijv. naamw. luxueus weelderig bijv. naamw. luxueus somptueus zelfst. naamw. lyceum schoolgebouw zelfst. naamw. lymf weefselvocht zelfst. naamw. lymfkliergezwel lymfoom zelfst. naamw. lymfoom lymfkliergezwel zelfst. naamw. lynchen molesteren werkwoord lyriek dichtkunst zelfst. naamw. lyriek lierdicht zelfst. naamw. lyriek poëzie zelfst. naamw. lytisch oplossend bijv. naamw. ma mam zelfst. naamw. ma moeder zelfst. naamw. ma moe zelfst. naamw. ma mams zelfst. naamw. ma mammie zelfst. naamw. ma mamma zelfst. naamw. ma mama zelfst. naamw. maag bloedverwant zelfst. naamw. maag buik zelfst. naamw. maag maagholte zelfst. naamw. maagd dienstbode zelfst. naamw. maagd jonkvrouw zelfst. naamw. maagd virgo zelfst. naamw. maagdarmkanaal spijsverteringskanaal zelfst. naamw. maagdelijk kuis bijv. naamw. maagdelijk onbevlekt bijv. naamw. maagdelijk onbezoedeld bijv. naamw. maagdelijk ongerept bijv. naamw. maagdelijk onschuldig bijv. naamw. maagdelijk puur bijv. naamw. maagdelijk rein bijv. naamw. maagdelijk virginaal bijv. naamw. maagdelijk zuiver bijv. naamw. maagdelijk onaangeraakt bijv. naamw. maagdelijk gaaf bijv. naamw. maagdelijkheid eer zelfst. naamw. maagdelijkheid ongereptheid zelfst. naamw. maagdelijkheid virginiteit zelfst. naamw. maagdelijkheid reinheid overig. maagdenvlies hymen overig. maagdenvlies hymen overig. maagdenvlies hymen overig. maagdenvlies hymen overig. maagkramp koliek zelfst. naamw. maagkramp gastralgie zelfst. naamw. maagperforatie perforatie zelfst. naamw. maagpijn pijn zelfst. naamw. maaguitgang pylorus zelfst. naamw. maagwandontsteking gastritis zelfst. naamw. maagzuur zuur zelfst. naamw. maagzuur pyrosis zelfst. naamw. maaidorser oogstmachine overig. maaien afsnijden werkwoord maaien oogsten werkwoord maaien gemaai zelfst. naamw. maaien snoei werkwoord maaien scheren werkwoord maaien pesterij werkwoord maaien ergernis werkwoord maaigras hooigras overig. maairijp slank overig. maairijp rank overig. maairijp goedgebouwd overig. maairijp flink overig. maairijp bevallig overig. maak reparatie zelfst. naamw. maakloon fabricagekosten overig. maakloon arbeidsloon overig. maaksel constructie zelfst. naamw. maaksel creatie zelfst. naamw. maaksel fabrikaat zelfst. naamw. maaksel gewrocht zelfst. naamw. maaksel product zelfst. naamw. maaksel schepping zelfst. naamw. maakster schepster overig. maakster creator overig. maakt repareren werkwoord maakt vervaardigen werkwoord maakt vormen werkwoord maakt creëren zelfst. naamw. maakt fabriceren zelfst. naamw. maakt vervaardiging zelfst. naamw. maal diner zelfst. naamw. maal keer zelfst. naamw. maal maalkruis zelfst. naamw. maal maaltje zelfst. naamw. maalinrichting gemaal zelfst. naamw. maalstroom draaikolk zelfst. naamw. maalstroom neer zelfst. naamw. maalstroom wieling zelfst. naamw. maalstroom werveling zelfst. naamw. maalstroom kolkgat zelfst. naamw. maalstroom kolk zelfst. naamw. maaltand kies overig. maalteken maal zelfst. naamw. maaltijd banket zelfst. naamw. maaltijd buffet zelfst. naamw. maaltijd diner zelfst. naamw. maaltijd eten zelfst. naamw. maaltijd hap zelfst. naamw. maaltijd maal zelfst. naamw. maaltijd menu zelfst. naamw. maaltijdgang couvert zelfst. naamw. maaltijdsoep soep zelfst. naamw. maaltje maal zelfst. naamw. maan hemellichaam zelfst. naamw. maan satelliet zelfst. naamw. maand 4 weken zelfst. naamw. maandblad tijdschrift zelfst. naamw. maandblad weekblad zelfst. naamw. maandblad tijdspieg zelfst. naamw. maandblad periodiek zelfst. naamw. maandblad magazine zelfst. naamw. maandblad blad zelfst. naamw. maandblad bericht zelfst. naamw. maandstonden menstruatie zelfst. naamw. maandverband damesverband zelfst. naamw. maanfase maangestalte zelfst. naamw. maanloos donker bijv. naamw. maansverduistering zonsverduistering zelfst. naamw. maansverduistering verduistering zelfst. naamw. maanziek gek bijv. naamw. maanziek wispelturig bijv. naamw. maar doch bijv. naamw. maar echter bijv. naamw. maar bedenking zelfst. naamw. maar mare zelfst. naamw. maar almaar zelfst. naamw. maar slechts zelfst. naamw. maar nochtans zelfst. naamw. maar niettemin zelfst. naamw. maar toch zelfst. naamw. maar desalniettemin overig. maart lentemaand zelfst. naamw. maas strik overig. maas steek overig. maas breisteek overig. maaslap stoplap overig. maat afmeting zelfst. naamw. maat breedte zelfst. naamw. maat collega zelfst. naamw. maat compaan zelfst. naamw. maat eenheid zelfst. naamw. maat gezel zelfst. naamw. maat grootte zelfst. naamw. maat hoeveelheid zelfst. naamw. maat kameraad zelfst. naamw. maat maatbeker zelfst. naamw. maat makker zelfst. naamw. maat metrum zelfst. naamw. maat ritme zelfst. naamw. maat vriend zelfst. naamw. maat omvang zelfst. naamw. maat formaat zelfst. naamw. maat dimensie zelfst. naamw. maat partner zelfst. naamw. maat gez zelfst. naamw. maat teamgenoot zelfst. naamw. maat medewerker zelfst. naamw. maat vorm zelfst. naamw. maat voorbeeld zelfst. naamw. maat spitsbroe zelfst. naamw. maat maatje zelfst. naamw. maat kompaan zelfst. naamw. maat gabber zelfst. naamw. maat compagnon zelfst. naamw. maat kornuit zelfst. naamw. maat pal zelfst. naamw. maat kameraadje zelfst. naamw. maat vriendje zelfst. naamw. maat vriend overig. maatbeker maat zelfst. naamw. maatgevend normatief bijv. naamw. maatgevend toonaangevend bijv. naamw. maatgevend vooraanstaande bijv. naamw. maatgevend gezaghebbend bijv. naamw. maatgevend dominant bijv. naamw. maatglas maat zelfst. naamw. maatje hartsvriendin zelfst. naamw. maatje jongmaat zelfst. naamw. maatje maat zelfst. naamw. maatje maatjesharing zelfst. naamw. maatje makker zelfst. naamw. maatje vriend zelfst. naamw. maatje vriendje zelfst. naamw. maatje makkertje zelfst. naamw. maatje kameraadje zelfst. naamw. maatje gabbertje zelfst. naamw. maatje pupil zelfst. naamw. maatje leerknecht zelfst. naamw. maatje mok zelfst. naamw. maatje spitsbroe zelfst. naamw. maatje kompaan zelfst. naamw. maatje kameraad zelfst. naamw. maatje gez zelfst. naamw. maatje gabber zelfst. naamw. maatje compagnon zelfst. naamw. maatje pal zelfst. naamw. maatje kornuit zelfst. naamw. maatje vriendin zelfst. naamw. maatjes wapenbroeders overig. maatjesharing maatje zelfst. naamw. maatmeter tijdmeter overig. maatmeter metronoom overig. maatpak kostuum zelfst. naamw. maatpak pak zelfst. naamw. maatreg voorziening overig. maatreg schikking overig. maatregel regeling zelfst. naamw. maatregel schikking zelfst. naamw. maatregel voorziening zelfst. naamw. maatregel handelwijze zelfst. naamw. maatregel handeling zelfst. naamw. maatschap associatie zelfst. naamw. maatschap bedrijf zelfst. naamw. maatschap vennootschap zelfst. naamw. maatschap onderneming zelfst. naamw. maatschap maatschappij zelfst. naamw. maatschap handelshuis zelfst. naamw. maatschap handelsbedrijf zelfst. naamw. maatschap firma zelfst. naamw. maatschap coöperatie zelfst. naamw. maatschappelijk sociaal bijv. naamw. maatschappij gemeenschap zelfst. naamw. maatschappij samenleving zelfst. naamw. maatschappij vennootschap zelfst. naamw. maatschappij onderneming zelfst. naamw. maatschappij maatschap zelfst. naamw. maatschappij handelshuis zelfst. naamw. maatschappij handelsbedrijf zelfst. naamw. maatschappij firma zelfst. naamw. maatschappij coöperatie zelfst. naamw. maatschappij bedrijf zelfst. naamw. maatschappijleer sociologie zelfst. naamw. maatstaf criterium zelfst. naamw. maatstaf duimstok zelfst. naamw. maatstaf norm zelfst. naamw. maatstaf toetssteen zelfst. naamw. maatstaf maatstok zelfst. naamw. maatstaf standaard zelfst. naamw. maatstaf toetsst zelfst. naamw. maatstok dirigeerstok zelfst. naamw. maatstok duimstok zelfst. naamw. maatstok maatstaf zelfst. naamw. maatstokken duimstokken overig. macaber grimmig bijv. naamw. macaber huiveringwekkend bijv. naamw. macaber luguber bijv. naamw. macaber eng bijv. naamw. macaber spookachtig bijv. naamw. macadam steenslag overig. macadam steengruis overig. macadam split overig. macadam puin overig. macadam mort overig. macadam metselspecie overig. macadam gruis overig. macadam bik overig. macadam specie overig. maceratie verweking zelfst. naamw. machinaal automatisch bijv. naamw. machinaal mechanisch bijv. naamw. machinatie intrige zelfst. naamw. machine apparaat zelfst. naamw. machine automaat zelfst. naamw. machine vliegmachine zelfst. naamw. machine apparaat zelfst. naamw. machinedefect defect zelfst. naamw. machinedefect euvel zelfst. naamw. machinedefect fout zelfst. naamw. machinedefect gebrek zelfst. naamw. machinedefect mankement zelfst. naamw. machinegeweer mitrailleur zelfst. naamw. machines materieel zelfst. naamw. machineschrijven typen werkwoord machineschrijven tikken werkwoord machinist meester zelfst. naamw. machinist treinbestuurder zelfst. naamw. machinist werktuigkundige zelfst. naamw. machinist treinbestuur zelfst. naamw. machinist monteur zelfst. naamw. machinist bestuurder zelfst. naamw. macho bink zelfst. naamw. macho haantje zelfst. naamw. macht armee zelfst. naamw. macht belang zelfst. naamw. macht bevoegdheid zelfst. naamw. macht gezag zelfst. naamw. macht heerschappij zelfst. naamw. macht instantie zelfst. naamw. macht invloed zelfst. naamw. macht kracht zelfst. naamw. macht massa zelfst. naamw. macht mogendheid zelfst. naamw. macht autoriteit zelfst. naamw. macht sterkte zelfst. naamw. macht vermogen zelfst. naamw. machteloos hulpeloos bijv. naamw. machteloos krachteloos bijv. naamw. machteloos onmachtig bijv. naamw. machteloosheid onmacht zelfst. naamw. machteloosheid onvermogen zelfst. naamw. machten krachten zelfst. naamw. Machtgeer Machtswellust overig. machthebber despoot zelfst. naamw. machthebber gemachtigde zelfst. naamw. machthebber soeverein zelfst. naamw. machthebber heerser zelfst. naamw. machthebber heer zelfst. naamw. machtig enorm bijv. naamw. machtig fantastisch bijv. naamw. machtig invloedrijk bijv. naamw. machtig krachtig bijv. naamw. machtig moeilijk bijv. naamw. machtig buitengewoon bijv. naamw. machtig zwaar bijv. naamw. machtigen autoriseren werkwoord machtiging autorisatie zelfst. naamw. machtiging fiat zelfst. naamw. machtiging mandaat zelfst. naamw. machtiging toestemming zelfst. naamw. machtiging volmacht zelfst. naamw. machtigingen volmachten zelfst. naamw. machtsovername staatsgreep zelfst. naamw. Machtswellust Machtgeer overig. macula vlek zelfst. naamw. madam hoerenbazin overig. madame mevrouw zelfst. naamw. Made larve zelfst. naamw. made larve zelfst. naamw. made larve zelfst. naamw. made larve zelfst. naamw. maden larven zelfst. naamw. madonna maagd zelfst. naamw. maestro meester zelfst. naamw. maf dwaas bijv. naamw. maf eigenaardig bijv. naamw. maf gek bijv. naamw. maf geschift bijv. naamw. maf krankjorum bijv. naamw. maf mal bijv. naamw. maf typisch bijv. naamw. maf vreemd bijv. naamw. maf zot bijv. naamw. maf stupide bijv. naamw. maf mesjogge bijv. naamw. maf krankzinnig bijv. naamw. maf idioterig bijv. naamw. maf idioot bijv. naamw. maf gestoord bijv. naamw. maf achterlijk bijv. naamw. maf knots bijv. naamw. maf kierewiet bijv. naamw. maf hoorndol bijv. naamw. maf getikt bijv. naamw. maffen pitten werkwoord maffen slapen werkwoord maffen meuren werkwoord maffia mafia zelfst. naamw. mafia maffia zelfst. naamw. mafkees debiel zelfst. naamw. mafkees dwaas zelfst. naamw. mafkees flapdrol zelfst. naamw. mafkees gek zelfst. naamw. mafkees idioot zelfst. naamw. mafkees imbeciel zelfst. naamw. mafkees zot zelfst. naamw. mafkees waanzinnige zelfst. naamw. mafkees mafkikker zelfst. naamw. mafkees mafket zelfst. naamw. mafkees debi zelfst. naamw. mafket zot overig. mafket waanzinnige overig. mafket mafkikker overig. mafket mafkees overig. mafket imbeciel overig. mafket idioot overig. mafket gek overig. mafket flapdrol overig. mafket debi overig. mafket gestoorde overig. mafkikker zot overig. mafkikker waanzinnige overig. mafkikker mafket overig. mafkikker mafkees overig. mafkikker imbeciel overig. mafkikker idioot overig. mafkikker gek overig. mafkikker flapdrol overig. mafkikker debi overig. mag mogen werkwoord magazijn arsenaal zelfst. naamw. magazijn geweermagazijn zelfst. naamw. magazijn voorraadkamer zelfst. naamw. magazijn voorraadmagazijn zelfst. naamw. magazijn voorraadplaats zelfst. naamw. magazijn provisiekamer zelfst. naamw. magazijn pakhuis zelfst. naamw. magazijn opslagruimte zelfst. naamw. magazijn magazijnruimte zelfst. naamw. magazijnbeheerder magazijnmeester overig. magazijnen pakhuizen overig. magazijnmeester magazijnbeheerder overig. magazijnruimte pakhuis overig. magazijnruimte opslagruimte overig. magazijnruimte magazijn overig. magazine opinieblad zelfst. naamw. magazine tijdschrift zelfst. naamw. magazine tv-programma zelfst. naamw. magazine weekblad zelfst. naamw. magazine tijdspieg zelfst. naamw. magazine periodiek zelfst. naamw. magazine maandblad zelfst. naamw. magazine blad zelfst. naamw. magazine bericht zelfst. naamw. mager dor bijv. naamw. mager dun bijv. naamw. mager pover bijv. naamw. mager spichtig bijv. naamw. mager vetarm bijv. naamw. mager smal bijv. naamw. mager schriel bijv. naamw. mager schraal bijv. naamw. mager iel bijv. naamw. mager rank bijv. naamw. mager karig bijv. naamw. mager berooid bijv. naamw. mager tenger bijv. naamw. mager sprieterig bijv. naamw. mager laagcalorisch bijv. naamw. mager halfvet bijv. naamw. mager schamel bijv. naamw. mager armzalig bijv. naamw. magerheid ielheid zelfst. naamw. magerheid magerte zelfst. naamw. magerheid schraalheid zelfst. naamw. magerte schraalheid zelfst. naamw. magerte magerheid zelfst. naamw. magertjes iel bijv. naamw. magertjes karig bijv. naamw. magertjes sobertjes bijv. naamw. magertjes schraaltjes bijv. naamw. magertjes schraal bijv. naamw. magertjes dunnetjes bijv. naamw. magertjes ieltjes bijv. naamw. maggi aroma zelfst. naamw. magie betovering zelfst. naamw. magie toverij zelfst. naamw. magier goochelaar overig. magiër kunstenmaker overig. magiër illusionist overig. magiër goochelaarster overig. magisch toverachtig overig. magister meester overig. magistraal groots bijv. naamw. magistraal meesterlijk bijv. naamw. magistraat ambtenaar zelfst. naamw. magneetband band zelfst. naamw. magneetband geluidsband zelfst. naamw. magneetband tape zelfst. naamw. magneetpool pool zelfst. naamw. magnetisatie magnetisme overig. magnetisme magnetisatie overig. magnifiek grandioos bijv. naamw. magnifiek luisterrijk bijv. naamw. magnifiek prachtig bijv. naamw. magnifiek schitterend bijv. naamw. magnifiek verrukkelijk bijv. naamw. magnifiek betoverend bijv. naamw. magnifiek lustrijk bijv. naamw. magnifiek glorierijk bijv. naamw. magnifiek voortreffelijk bijv. naamw. magnifiek uitstekend bijv. naamw. magnifiek uitnemend bijv. naamw. magnifiek groots bijv. naamw. magnifiek geweldig bijv. naamw. magnifiek fantastisch bijv. naamw. mahonie mahoniehout overig. mahoniehout mahonie overig. maillot panty zelfst. naamw. maillot tricot zelfst. naamw. maillot spanbroek zelfst. naamw. maillot pantykous zelfst. naamw. mainframe computer zelfst. naamw. maisonnette flat zelfst. naamw. majesteit grootsheid zelfst. naamw. majesteit soeverein zelfst. naamw. majesteit verhevenheid zelfst. naamw. majesteit vorst zelfst. naamw. majesteit hoogheid zelfst. naamw. majesteit eerwaarde zelfst. naamw. majesteitelijk majestueus bijv. naamw. majesteitelijk koninklijk bijv. naamw. majestueus indrukwekkend bijv. naamw. majestueus koninklijk bijv. naamw. majestueus vorstelijk bijv. naamw. majestueus trots bijv. naamw. majestueus statig bijv. naamw. majestueus plechtstatig bijv. naamw. majestueus plechtig bijv. naamw. majestueus parmantig bijv. naamw. majestueus parmant bijv. naamw. majestueus nobel bijv. naamw. majestueus fier bijv. naamw. majestueus deftig bijv. naamw. majestueus aanzienlijk bijv. naamw. majestueus verheven bijv. naamw. majoriteit meerderheid zelfst. naamw. mak zachtaardig bijv. naamw. mak gedwee bijv. naamw. mak zacht bijv. naamw. mak welwillend bijv. naamw. mak mild bijv. naamw. mak goedhartig bijv. naamw. mak clement bijv. naamw. mak tam overig. make-up cosmetica zelfst. naamw. make-up grime zelfst. naamw. make-up maquillage zelfst. naamw. make-up opmaak zelfst. naamw. make-up schoonheidsmiddelen zelfst. naamw. make-up schmink zelfst. naamw. make-up visagie zelfst. naamw. makelaar huizenmakelaar zelfst. naamw. makelaar tussenpersoon zelfst. naamw. makelaarsprovisie commissie zelfst. naamw. makelaarsprovisie provisie zelfst. naamw. makelij constructie zelfst. naamw. maken doen werkwoord maken halen werkwoord maken herstellen werkwoord maken repareren werkwoord maken veroorzaken werkwoord maken vervaardigen werkwoord maken vormen werkwoord maken creëren zelfst. naamw. maken fabriceren zelfst. naamw. maken vervaardiging zelfst. naamw. maken oefenen werkwoord maken scheppen werkwoord maken modelleren werkwoord maken kneden werkwoord maken voortbrengen werkwoord maken produceren werkwoord maken productie werkwoord maken fabricage werkwoord maken rechtzetten werkwoord maken goedmaken werkwoord maken fiksen werkwoord maken verenigen werkwoord maken aanmaken werkwoord maker auteur zelfst. naamw. maker fabrikant zelfst. naamw. maker producent zelfst. naamw. maker samensteller zelfst. naamw. maker schepper zelfst. naamw. maker uitvinder zelfst. naamw. maker voortbrenger zelfst. naamw. maker creator zelfst. naamw. maker uitvin zelfst. naamw. maker ontwerper zelfst. naamw. makheid tamheid zelfst. naamw. makke malheur zelfst. naamw. makkelijk flexibel bijv. naamw. makkelijk handig bijv. naamw. makkelijk praktisch bijv. naamw. makkelijk allicht bijv. naamw. makkelijk comfortabel bijv. naamw. makkelijk licht bijv. naamw. makkelijk simpel bijv. naamw. makkelijk gemakkelijk bijv. naamw. makkelijk eenvoudig bijv. naamw. makker gabber zelfst. naamw. makker kameraad zelfst. naamw. makker maat zelfst. naamw. makker maatje zelfst. naamw. makker pal zelfst. naamw. makker vriend zelfst. naamw. makker vriendje zelfst. naamw. makker compaan zelfst. naamw. makker spitsbroe zelfst. naamw. makker kompaan zelfst. naamw. makker gez zelfst. naamw. makker compagnon zelfst. naamw. makker kornuit zelfst. naamw. makker kameraadje zelfst. naamw. makker tammer bijv. naamw. makkertje vriendje overig. makkertje maatje overig. makkertje kameraadje overig. makkertje gabbertje overig. mal bedonderd bijv. naamw. mal belazerd bijv. naamw. mal krankjorum bijv. naamw. mal lijp bijv. naamw. mal maf bijv. naamw. mal mesjoche bijv. naamw. mal gietvorm zelfst. naamw. mal sjablone zelfst. naamw. mal sjabloon zelfst. naamw. mal dwaas zelfst. naamw. mal jeugdig zelfst. naamw. mal patroon zelfst. naamw. mal mesjogge zelfst. naamw. mal knots zelfst. naamw. mal kierewiet zelfst. naamw. mal hoorndol zelfst. naamw. mal getikt zelfst. naamw. mal geschift zelfst. naamw. mal vorm zelfst. naamw. mal modelvorm zelfst. naamw. mal matrijs zelfst. naamw. mal vreemd zelfst. naamw. mal typisch zelfst. naamw. mal gek zelfst. naamw. mal eigenaardig zelfst. naamw. malafide kwaad bijv. naamw. malai slapte overig. malai slapheid overig. malaise depressie zelfst. naamw. malaise slapte zelfst. naamw. malaria moeraskoorts overig. malen draaien werkwoord malen fijnmaken werkwoord malen fijnmalen werkwoord malen piekeren werkwoord malen pompen werkwoord malen raaskallen werkwoord malen vermalen werkwoord malen zaniken werkwoord malformatie misvorming zelfst. naamw. malheur gebrek zelfst. naamw. malheur ongeluk zelfst. naamw. malheur terugslag zelfst. naamw. malheur tegenspoed zelfst. naamw. malheur tegenslag zelfst. naamw. malheur rampspoed zelfst. naamw. malheur ramp zelfst. naamw. malheur pech zelfst. naamw. malheur onspoed zelfst. naamw. malheur onheil zelfst. naamw. malheur moeilijkheden zelfst. naamw. malheur ellende zelfst. naamw. malheur terugslagen zelfst. naamw. malicieus arglistig overig. malicieus guitig overig. malicieus verraderlijk overig. malicieus boosaardig overig. maliebaan kolfspel overig. maliënkol wapenrok overig. maligne kwaadaardig bijv. naamw. malle halve gare overig. mallemoer bliksem zelfst. naamw. mallemolen carrousel zelfst. naamw. mallemolen gekkenhuis zelfst. naamw. mallepraat wartaal overig. mallepraat gekkenpraat overig. mallepraat gebazel overig. mallerd uilenspieg overig. mallerd snaak overig. mallerd pias overig. mallerd paljas overig. mallerd olijkerd overig. mallerd komiek overig. mallerd guit overig. mallerd grappenmaker overig. mallerd zottin overig. mallerd zot overig. mallerd malloot overig. mallerd gek overig. malligheid capriool zelfst. naamw. malligheid gekheid zelfst. naamw. malligheid zotheid zelfst. naamw. malloot aansteller zelfst. naamw. malloot gek zelfst. naamw. malloot zot zelfst. naamw. malloot idioot zelfst. naamw. malloot zottin zelfst. naamw. malloot pias zelfst. naamw. malloot mallerd zelfst. naamw. mallotig dwaas bijv. naamw. mallotig grotesk bijv. naamw. mals sappig bijv. naamw. mals zachtzinnig bijv. naamw. maltraiteren mishandelen werkwoord malversatie fraude zelfst. naamw. malversatie knoeierij zelfst. naamw. malversatie onregelmatigheden zelfst. naamw. malversatie verduisteren zelfst. naamw. malversatie verduistering zelfst. naamw. malversatie zwendel zelfst. naamw. malversatie zwend zelfst. naamw. malversatie verdonkeremaning zelfst. naamw. malversatie ontvreemding zelfst. naamw. mam borst zelfst. naamw. mam ma zelfst. naamw. mama mam zelfst. naamw. mama moeder zelfst. naamw. mama moe zelfst. naamw. mama mams zelfst. naamw. mama mammie zelfst. naamw. mama mamma zelfst. naamw. mama ma zelfst. naamw. mama moeder overig. mamma mam zelfst. naamw. mamma moeder zelfst. naamw. mamma moe zelfst. naamw. mamma mams zelfst. naamw. mamma mammie zelfst. naamw. mamma mama zelfst. naamw. mamma ma zelfst. naamw. mammie moe overig. mammie mams overig. mammie mamma overig. mammie mama overig. mammie ma overig. mams mam zelfst. naamw. mams moeder zelfst. naamw. mams moe zelfst. naamw. mams mammie zelfst. naamw. mams mamma zelfst. naamw. mams mama zelfst. naamw. mams ma zelfst. naamw. man boer zelfst. naamw. man echtgenoot zelfst. naamw. man kerel zelfst. naamw. man koppen zelfst. naamw. man manspersoon zelfst. naamw. man mens zelfst. naamw. man persoon zelfst. naamw. man partner zelfst. naamw. man levenspartner zelfst. naamw. man levensgez zelfst. naamw. man eega zelfst. naamw. man vent zelfst. naamw. man knul zelfst. naamw. man knakker zelfst. naamw. man ker zelfst. naamw. man gozer zelfst. naamw. man gast zelfst. naamw. man gade zelfst. naamw. management beleid zelfst. naamw. management bestuur zelfst. naamw. management politiek zelfst. naamw. managementteam directieteam zelfst. naamw. managen besturen werkwoord managen fiksen werkwoord managen voorzitten werkwoord managen leiden werkwoord managen aanvoeren werkwoord manager bedrijfsleider zelfst. naamw. manager bestuurder zelfst. naamw. manager voorzitter zelfst. naamw. manager bedrijfslei zelfst. naamw. manager kopstuk zelfst. naamw. manager bestuur zelfst. naamw. manches runs overig. manchester ribfluweel zelfst. naamw. manchester corduroy zelfst. naamw. manchet boord zelfst. naamw. manchet manchetknoop zelfst. naamw. manchetknoop manchet zelfst. naamw. manco gebrek zelfst. naamw. manco tekort zelfst. naamw. manco zwakheid zelfst. naamw. mand ballonmand zelfst. naamw. mand bed zelfst. naamw. mand boodschappenmand zelfst. naamw. mand hondenmand zelfst. naamw. mand korf zelfst. naamw. mandaat bevelschrift zelfst. naamw. mandaat lastbrief zelfst. naamw. mandaat lastgeving zelfst. naamw. mandaat licentie zelfst. naamw. mandaat machtiging zelfst. naamw. mandaat opdracht zelfst. naamw. mandaat procuratie zelfst. naamw. mandaat vergunning zelfst. naamw. mandaat verordening zelfst. naamw. mandaat volmacht zelfst. naamw. mandaat consigne zelfst. naamw. mandateren delegeren werkwoord mandekker verdediger zelfst. naamw. manden korven overig. mandje mand zelfst. naamw. mandje slof zelfst. naamw. mandorla stralenkroon overig. mandorla stralenkrans overig. mandorla lichtkrans overig. mandorla heiligenschijn overig. mandorla halo overig. mandorla aureool overig. manege rijschool zelfst. naamw. manen aandringen werkwoord manen aanmanen werkwoord manen vermanen werkwoord manen sommeren werkwoord manen rappelleren werkwoord manen waarschuwen werkwoord manen terechtwijzen werkwoord manen berispen werkwoord mangel wringer zelfst. naamw. mangelwortel kroot overig. mangelwortel biet overig. mangelwortel beetwortel overig. manhaftig heldhaftig bijv. naamw. manhaftig dapper bijv. naamw. manhaftig parmantig bijv. naamw. maniak bezetene zelfst. naamw. maniak freak zelfst. naamw. maniak zeloot zelfst. naamw. maniak scherpslijper zelfst. naamw. maniak ijveraar zelfst. naamw. maniakaal bezeten bijv. naamw. manie bevlieging zelfst. naamw. manier gebruik zelfst. naamw. manier gedrag zelfst. naamw. manier gedragswijze zelfst. naamw. manier methode zelfst. naamw. manier wijze zelfst. naamw. manier optreden zelfst. naamw. manier handelwijze zelfst. naamw. manier gekunsteldheid zelfst. naamw. manier wijs zelfst. naamw. manier trant zelfst. naamw. manier procedure zelfst. naamw. manier metho zelfst. naamw. manieren fatsoen zelfst. naamw. manieren gedrag zelfst. naamw. manieren manier zelfst. naamw. manieren omgangsvormen zelfst. naamw. manierlijk welvoeglijk bijv. naamw. manierlijk netjes bijv. naamw. manierlijk fatsoenlijk bijv. naamw. manierlijk eerbaar bijv. naamw. manierlijk decent bijv. naamw. maniertje truc overig. maniertje kunstje overig. maniertje kneepje overig. maniertje kneep overig. maniertje foefje overig. manifest duidelijk bijv. naamw. manifest beginselverklaring zelfst. naamw. manifest verklaring zelfst. naamw. manifestatie belichaming zelfst. naamw. manifestatie betoging zelfst. naamw. manifestatie samenkomst zelfst. naamw. manifestatie verschijning zelfst. naamw. manifestatie vertoning zelfst. naamw. manifestatie vertoon zelfst. naamw. manifestatie zitting zelfst. naamw. manifestatie vergadering zelfst. naamw. manifestatie bijeenkomst zelfst. naamw. manifesteren aan het licht brengen werkwoord manifesteren betogen werkwoord manifesteren demonstreren werkwoord manifesteren openbaren werkwoord manifesteren uiten werkwoord manillasigaar schakel overig. manillasigaar pandoerspel overig. manipulatie beïnvloeding zelfst. naamw. manipulatie kunstgreep zelfst. naamw. manipulatie handeling zelfst. naamw. manipuleren werken werkwoord manipuleren procederen werkwoord manipuleren optreden werkwoord manipuleren opereren werkwoord manipuleren leven werkwoord manipuleren handelen werkwoord mank gebrekkig bijv. naamw. mank kreupel bijv. naamw. mank manke bijv. naamw. mank kreupele bijv. naamw. mank lam bijv. naamw. manke mank overig. manke kreupele overig. manke kreupel overig. mankement defect zelfst. naamw. mankement euvel zelfst. naamw. mankement lichaamsgebrek zelfst. naamw. mankement machinedefect zelfst. naamw. mankement gebrek zelfst. naamw. mankement fout zelfst. naamw. mankement onvolkomenheid zelfst. naamw. mankementen gebreken zelfst. naamw. mankementen ongemakken zelfst. naamw. mankementen fouten zelfst. naamw. mankeren haperen werkwoord mankeren ontbreken werkwoord mankeren verzuimen werkwoord mankgaan kreuplopen overig. mankgaan hinken overig. mankheid kreupelheid zelfst. naamw. mankracht arbeidskrachten zelfst. naamw. manlijk mannelijk bijv. naamw. manlijkheid mannelijkheid zelfst. naamw. manmoedig kranig bijv. naamw. manmoedig dapper bijv. naamw. manmoedig vermetel bijv. naamw. manmoedig stoutmoedig bijv. naamw. manmoedig onvervaard bijv. naamw. manmoedig onverschrokken bijv. naamw. manmoedig onbevreesd bijv. naamw. manmoedig onbeducht bijv. naamw. manmoedig koen bijv. naamw. mannelijk potent bijv. naamw. mannelijk stoer bijv. naamw. mannelijk viriel bijv. naamw. mannelijk flink bijv. naamw. mannelijk manlijk bijv. naamw. mannelijkheid manlijkheid zelfst. naamw. mannelijkheid viriliteit zelfst. naamw. mannelijkheid moed zelfst. naamw. mannelijkheid flinkheid zelfst. naamw. mannen manvolk werkwoord mannengek nimfomane zelfst. naamw. mannenkraambed couvade zelfst. naamw. mannenverslindster nymfomane overig. mannequin ledenpop zelfst. naamw. mannequin model zelfst. naamw. mannequin etalagepop zelfst. naamw. mannequins modellen zelfst. naamw. mannetje baasje zelfst. naamw. mannetje mannetjesdier zelfst. naamw. mannetje kereltje zelfst. naamw. mannetjes mens zelfst. naamw. mannetjesdier mannetje zelfst. naamw. mannetjeseend woerd overig. mannetjesgeit bok zelfst. naamw. mannetjespoes kater zelfst. naamw. mannetjesvarken beer zelfst. naamw. manoeuvre beweging zelfst. naamw. manoeuvre gevechtsoefening zelfst. naamw. manoeuvre intrige zelfst. naamw. manoeuvre list zelfst. naamw. manoeuvre kunstgreep zelfst. naamw. manoeuvre spiegelgevecht zelfst. naamw. manoeuvre sciamachie zelfst. naamw. manoeuvre schijnkamp zelfst. naamw. manoeuvre schijngevecht zelfst. naamw. manoeuvreren draaien werkwoord manoeuvreren loodsen werkwoord manoeuvreren marcheren werkwoord manoeuvreren rangeren werkwoord mans flink bijv. naamw. manschappen legers zelfst. naamw. manspersoon kerel zelfst. naamw. manspersoon man zelfst. naamw. manspersoon vent zelfst. naamw. manspersoon ker zelfst. naamw. mant overjas overig. mant jas overig. mantel bekleding zelfst. naamw. mantel jas zelfst. naamw. mantel overjas zelfst. naamw. mantel schijn zelfst. naamw. mantelkostuum complet overig. mantelpak japon zelfst. naamw. mantelpak kostuum zelfst. naamw. mantels overjassen zelfst. naamw. manuaal handmatig overig. manufacturen stukgoed zelfst. naamw. manuscript handschrift zelfst. naamw. manuscript kopij zelfst. naamw. manuscript tekst zelfst. naamw. manusje van alles duizendpoot overig. manusje-van-alles duizendpoot zelfst. naamw. manusje-van-alles factotum zelfst. naamw. manvolk mannen overig. manwijf lesbienne overig. map klapper zelfst. naamw. map opbergmap zelfst. naamw. map portefeuille zelfst. naamw. map schrijfmap zelfst. naamw. map ordner zelfst. naamw. map legger zelfst. naamw. maquette model zelfst. naamw. maquillage grime zelfst. naamw. maquilleren grimeren werkwoord maquilleren grimeren overig. marchanderen afdingen werkwoord marchanderen afpingelen werkwoord marchanderen onderhandelen werkwoord marchanderen pingelen werkwoord marchanderen sjacheren werkwoord marchandering onderhandeling zelfst. naamw. marcheren gaan werkwoord marcheren lopen werkwoord marcheren manoeuvreren werkwoord marconist radiotelegrafist overig. mare bericht zelfst. naamw. mare gerucht zelfst. naamw. mare tijding zelfst. naamw. mare mededeling zelfst. naamw. margarine kunstboter overig. marge afdrukmarge zelfst. naamw. marge kantlijn zelfst. naamw. marge speelruimte zelfst. naamw. marge speling zelfst. naamw. marge verschil zelfst. naamw. marge winstmarge zelfst. naamw. marges kanten zelfst. naamw. marginaal bijkomstig bijv. naamw. marginaal rand- bijv. naamw. margriet ganzebloem overig. margriet aster overig. marihuana hennep zelfst. naamw. marihuana pot zelfst. naamw. marihuana weed zelfst. naamw. marihuana wiet zelfst. naamw. marihuana wied zelfst. naamw. marihuana stuff zelfst. naamw. marihuana Ganja zelfst. naamw. marina toebereiding overig. marine oorlogsvloot zelfst. naamw. marine zeemacht zelfst. naamw. marineren toebereiden werkwoord marinier zeesoldaat overig. Marinier zeesoldaat overig. marionet ledenpop zelfst. naamw. marionet speelpop zelfst. naamw. marionet pop zelfst. naamw. marionettenspel poppenkast zelfst. naamw. markant geprononceerd bijv. naamw. markant opvallend bijv. naamw. markant saillant bijv. naamw. markant bijzonder bijv. naamw. markant uitgesproken bijv. naamw. markant onmiskenbaar bijv. naamw. markant ondubbelzinnig bijv. naamw. markant merkwaardig bijv. naamw. markeren aanduiden werkwoord markeren afzetten werkwoord markeren brandmerken werkwoord markeren merken werkwoord markeren inbranden werkwoord markeren branden werkwoord markering kenmerk zelfst. naamw. markeur opschrijver overig. markeur merker overig. markeur biljartjongen overig. markies luifel zelfst. naamw. markies parasol zelfst. naamw. markies zonnescherm zelfst. naamw. markies afdak zelfst. naamw. markies zonwering zelfst. naamw. markt afzetgebied zelfst. naamw. markt goederenhandel zelfst. naamw. markt handel zelfst. naamw. markt markthal zelfst. naamw. markt marktprijs zelfst. naamw. markt pasar zelfst. naamw. markt warenhuis zelfst. naamw. markt handelscentrum zelfst. naamw. markt grootwinkelbedrijf zelfst. naamw. markt kermis zelfst. naamw. markt jaarbeurs zelfst. naamw. markt goederenhand zelfst. naamw. markthal markt zelfst. naamw. marktkoopman koopman zelfst. naamw. marktplaats markt zelfst. naamw. marmelade vruchtengelei overig. marode plundertocht overig. mars compositie zelfst. naamw. mars reis zelfst. naamw. mars trektocht zelfst. naamw. mars toer zelfst. naamw. mars tocht zelfst. naamw. mars rit zelfst. naamw. mars expeditie zelfst. naamw. marskramer venter overig. marsvaardig mobiel bijv. naamw. martelares bloedgetuige zelfst. naamw. martelen afbeulen werkwoord martelen folteren werkwoord martelen kwellen werkwoord martelen pijnigen werkwoord martelend hels bijv. naamw. martelend pijnlijk bijv. naamw. martelend kwellend bijv. naamw. martelgang lijdensweg zelfst. naamw. marteling tortuur zelfst. naamw. marteling pijniging zelfst. naamw. marteling foltering zelfst. naamw. marteling pijnbank zelfst. naamw. marter dief overig. martiaal krijgshaftig bijv. naamw. marxist communist zelfst. naamw. mascotte amulet zelfst. naamw. mascotte merksymbool zelfst. naamw. mascotte talisman zelfst. naamw. mascotte gelukspop zelfst. naamw. masculien mannelijk overig. masker dekmantel zelfst. naamw. masker gezichtsmasker zelfst. naamw. masker mombakkes zelfst. naamw. masker voorkomen zelfst. naamw. masker schijn zelfst. naamw. masker faça zelfst. naamw. masker dekmant zelfst. naamw. masker mom zelfst. naamw. maskeren verbergen werkwoord maskeren verhullen werkwoord maskeren versluieren werkwoord maskeren omhullen werkwoord maskeren inhullen werkwoord maskeren hullen werkwoord maskeren bemantelen werkwoord maskeren bedekken werkwoord maskers mombakkesen overig. massa boel zelfst. naamw. massa drom zelfst. naamw. massa materie zelfst. naamw. massa menigte zelfst. naamw. massa mensenmassa zelfst. naamw. massa meute zelfst. naamw. massa opeenhoping zelfst. naamw. massa schare zelfst. naamw. massa horde zelfst. naamw. massa hoop zelfst. naamw. massa bende zelfst. naamw. massa troep zelfst. naamw. massa tas zelfst. naamw. massa stapel zelfst. naamw. massa schaar zelfst. naamw. massa kudde zelfst. naamw. massa overvloed zelfst. naamw. massa berg zelfst. naamw. massa verzameling zelfst. naamw. massa stel zelfst. naamw. massa sortering zelfst. naamw. massa selectie zelfst. naamw. massa ophoping zelfst. naamw. massa accumulatie zelfst. naamw. massaal massief bijv. naamw. massaal omvangrijk bijv. naamw. massaal en masse bijv. naamw. massaal geweldig bijv. naamw. massaproductie serieproductie zelfst. naamw. masseren inmasseren werkwoord massief dicht bijv. naamw. massief hecht bijv. naamw. massief ondoordringbaar bijv. naamw. massief zwaargebouwd bijv. naamw. massief bergmassief zelfst. naamw. massief sterk bijv. naamw. massief zwaar bijv. naamw. massief struis bijv. naamw. massief robuust bijv. naamw. massief potig bijv. naamw. massief fors bijv. naamw. mast antenne zelfst. naamw. mast dennenboom zelfst. naamw. mast paal zelfst. naamw. mast scheepsmast zelfst. naamw. mast toren zelfst. naamw. mast ra overig. mastboom den zelfst. naamw. mastboom paal zelfst. naamw. masten palen zelfst. naamw. master licentiaat overig. master licentiaat overig. master licentiaat overig. mastocyt mestcel zelfst. naamw. mastspar sparrenboom overig. mastspar greneboom overig. mastspar dennenboom overig. masturbatie onanie zelfst. naamw. masturbatie zelfbevrediging zelfst. naamw. masturbatie soloseks zelfst. naamw. masturberen geilpompen werkwoord mastworp knoop zelfst. naamw. mat afgemat bijv. naamw. mat dof bijv. naamw. mat duf bijv. naamw. mat flets bijv. naamw. mat futloos bijv. naamw. mat gematteerd bijv. naamw. mat glansloos bijv. naamw. mat krachteloos bijv. naamw. mat ondoorzichtig bijv. naamw. mat versuft bijv. naamw. mat grasmat zelfst. naamw. mat kleed zelfst. naamw. mat onderzetter zelfst. naamw. mat vloermat zelfst. naamw. mat windscherm zelfst. naamw. mat beslagen bijv. naamw. mat gras bijv. naamw. mat traag bijv. naamw. mat tafelmatje bijv. naamw. mat placemat bijv. naamw. mat onderlegger bijv. naamw. mat matje bijv. naamw. mat slap bijv. naamw. mat lusteloos bijv. naamw. mat lamlendig bijv. naamw. mat suf bijv. naamw. mat soezerig bijv. naamw. mat geesteloos bijv. naamw. mat daas bijv. naamw. matador stierenvechter zelfst. naamw. match duel zelfst. naamw. match wedstrijd zelfst. naamw. mate graad zelfst. naamw. mate gradatie zelfst. naamw. mate kwantiteit zelfst. naamw. mate trap zelfst. naamw. mateloos buitensporig overig. mateloos oneindig overig. mateloos uitermate overig. mateloos tomeloos overig. mateloos extreem overig. mateloos buitengemeen overig. mateloos bovenmatig overig. mateloosheid grenzeloosheid zelfst. naamw. mateloosheid onmatigheid zelfst. naamw. mateloosheid uitspatting zelfst. naamw. mateloosheid uitronding zelfst. naamw. mateloosheid uitbuiging zelfst. naamw. mateloosheid overdrijving zelfst. naamw. mateloosheid afdwaling zelfst. naamw. materiaal benodigdheden zelfst. naamw. materiaal benodigdheid zelfst. naamw. materiaal bouwstof zelfst. naamw. materiaal goedje zelfst. naamw. materiaal grondstof zelfst. naamw. materiaal spul zelfst. naamw. materialen benodigdheden zelfst. naamw. materialist materialistisch overig. materialistisch materialist overig. materie grondstof zelfst. naamw. materie onderwerp zelfst. naamw. materie stof zelfst. naamw. materieel concreet bijv. naamw. materieel stoffelijk bijv. naamw. materieel machines zelfst. naamw. materieel materiaal zelfst. naamw. matheid futloosheid zelfst. naamw. matheid slapheid zelfst. naamw. matheid loomheid zelfst. naamw. mathematica wiskunde zelfst. naamw. mathematica wiskun zelfst. naamw. mathematica rekenkun zelfst. naamw. mathematicus wiskundige zelfst. naamw. mathematisch wiskundig bijv. naamw. matig bescheiden bijv. naamw. matig middelmatig bijv. naamw. matig sober bijv. naamw. matig stemmig bijv. naamw. matig nuchter bijv. naamw. matig bezadigd bijv. naamw. matig eenvoudig bijv. naamw. matig gering bijv. naamw. matig zwakjes bijv. naamw. matig zwak bijv. naamw. matig onbeduidend bijv. naamw. matig min bijv. naamw. matigen beperken werkwoord matigen lenigen werkwoord matigen intomen werkwoord matigen beteugelen werkwoord matigen beheersen werkwoord matigen bedwingen werkwoord matigen bedaren werkwoord matigen korten werkwoord matigen bezuinigen werkwoord matigen besparen werkwoord matigen mingebruiken werkwoord matigen temperen werkwoord matigen dempen werkwoord matigen verzachten werkwoord matigheid gematigdheid zelfst. naamw. matigheid soberheid zelfst. naamw. matigheid stemmigheid zelfst. naamw. matigheid ingetogenheid zelfst. naamw. matiging tempering zelfst. naamw. matiging moderatie zelfst. naamw. matiging mindering zelfst. naamw. matinee concert zelfst. naamw. matinee namiddagvoorstelling zelfst. naamw. matinee matineevoorstelling zelfst. naamw. matineevoorstelling namiddagvoorstelling zelfst. naamw. matineevoorstelling matinee overig. matje onderzetter zelfst. naamw. matje tafelmatje zelfst. naamw. matje placemat zelfst. naamw. matje onderlegger zelfst. naamw. matje mat zelfst. naamw. matpartij vechtpartij overig. matpartij strijden overig. matpartij knokpartij overig. matpartij kloppartij overig. matpartij handgemeen overig. matpartij gevecht overig. matras kapok zelfst. naamw. matras beddezak zelfst. naamw. matrijs gietvorm zelfst. naamw. matrijs matrix zelfst. naamw. matrijs vorm zelfst. naamw. matrijs modelvorm zelfst. naamw. matrijs mal zelfst. naamw. matrix matrijs zelfst. naamw. matroos janmaat zelfst. naamw. matsen bevoordelen werkwoord matsen gunstig behandelen werkwoord matten knokken werkwoord matten meppen werkwoord matten strijden werkwoord matten vechten werkwoord matten kampen werkwoord matten duelleren werkwoord matten bakkeleien werkwoord mattenklopper klopper overig. mattenklopper tapijtklopper overig. mattenklopper tapijtenklopper overig. mausoleum graf zelfst. naamw. mauwen miauwen werkwoord maximaal grootst bijv. naamw. maximaal hoogstens bijv. naamw. maximaal hooguit bijv. naamw. maximaal uiterst bijv. naamw. maximaal meest bijv. naamw. maximaal hoogst bijv. naamw. maximaal extreem bijv. naamw. maximaal ergst bijv. naamw. maximaal buitengewoon bijv. naamw. maximaal bijzonder bijv. naamw. maximaal meestal bijv. naamw. maximum grens zelfst. naamw. maximum plafond zelfst. naamw. maximum top zelfst. naamw. maximum maximumbedrag zelfst. naamw. maximumbedrag maximum overig. maximumsnelheid topsnelheid zelfst. naamw. maximumsnelheid ijl zelfst. naamw. mazout stookolie zelfst. naamw. mazz meevaller overig. mazzel geluk zelfst. naamw. mazzel meevaller zelfst. naamw. mazzel zegen zelfst. naamw. mazzelaar geluksvogel overig. mazzelen slagen werkwoord mazzhebben treffen overig. me mij overig. meander rivierbocht overig. mecanicien monteur zelfst. naamw. mecenas begunstiger zelfst. naamw. mecenas beschermheer zelfst. naamw. mechaniek apparaat zelfst. naamw. mechaniek mechanisme zelfst. naamw. mechaniek raderwerk zelfst. naamw. mechanisch plichtmatig bijv. naamw. mechanisch machinaal bijv. naamw. mechanisch werktuiglijk bijv. naamw. mechanisme mechaniek zelfst. naamw. mechanisme werking zelfst. naamw. medaille erepenning zelfst. naamw. medaille plak zelfst. naamw. mede alsmede bijv. naamw. mede mee bijv. naamw. mede honingdrank zelfst. naamw. mede insgelijks zelfst. naamw. mede ook bijv. naamw. mede tevens bijv. naamw. mede evenzeer bijv. naamw. mede eveneens bijv. naamw. mede evenals bijv. naamw. mede alsook bijv. naamw. mede-eigenaar partner zelfst. naamw. mede-eigenaar vennoot zelfst. naamw. medebrengen meebrengen werkwoord medebrengen vergaderen werkwoord medebrengen meenemen werkwoord medebrengen medenemen werkwoord medebrengen bijeenbrengen werkwoord medebrengen afhalen werkwoord medebroeder ambtgenoot zelfst. naamw. medebroeder evenmens zelfst. naamw. mededeelzaam extravert bijv. naamw. mededeelzaam spraakzaam bijv. naamw. mededeelzaam praatziek bijv. naamw. mededeelzaam praatgraag bijv. naamw. mededeelzaam loslippig bijv. naamw. mededeelzaam kletsgraag bijv. naamw. mededeelzaam kletserig bijv. naamw. mededeelzaam indiscreet bijv. naamw. mededeelzaam flapuit bijv. naamw. mededeelzaam babbelziek bijv. naamw. mededeelzaam babbelachtig bijv. naamw. mededelen vertellen werkwoord mededelen meedelen werkwoord mededelen verwittigen werkwoord mededelen aankondigen werkwoord mededelen voortzeggen werkwoord mededelen berichten werkwoord mededelen zeggen werkwoord mededelen verhalen werkwoord mededelen uiteenzetten werkwoord mededelen beschrijven werkwoord mededeling aangifte zelfst. naamw. mededeling advertentie zelfst. naamw. mededeling bekendmaking zelfst. naamw. mededeling bericht zelfst. naamw. mededeling bevestiging zelfst. naamw. mededeling bewering zelfst. naamw. mededeling boodschap zelfst. naamw. mededeling declaratie zelfst. naamw. mededeling kennisgeving zelfst. naamw. mededeling melding zelfst. naamw. mededeling opgave zelfst. naamw. mededeling opheldering zelfst. naamw. mededeling proclamatie zelfst. naamw. mededeling relaas zelfst. naamw. mededeling statement zelfst. naamw. mededeling tijding zelfst. naamw. mededeling toelichting zelfst. naamw. mededeling uitlegging zelfst. naamw. mededeling uitspraak zelfst. naamw. mededeling verklaring zelfst. naamw. mededeling vermelding zelfst. naamw. mededeling verwittiging zelfst. naamw. mededeling verkondiging zelfst. naamw. mededeling afkondiging zelfst. naamw. mededeling aankondiging zelfst. naamw. mededeling mare zelfst. naamw. mededeling informatie zelfst. naamw. mededeling convocatie zelfst. naamw. mededeling gewag zelfst. naamw. mededelingen berichtgeving zelfst. naamw. mededingen concurreren werkwoord mededingen meedingen werkwoord mededinger concurrent zelfst. naamw. mededinger rivaal zelfst. naamw. mededingers concurrentie zelfst. naamw. mededinging competitie zelfst. naamw. mededinging concurrentie zelfst. naamw. mededogen barmhartigheid zelfst. naamw. mededogend medelijdend overig. medefirmant zakenpartner overig. medefirmant vennoot overig. medefirmant partner overig. medefirmant deelgenoot overig. medefirmant compagnon overig. medegevoel sympathie overig. medegevoelig sympathisch bijv. naamw. medeklinker consonant overig. medeleven medelijden zelfst. naamw. medeleven rouwbeklag zelfst. naamw. medeleven sympathie zelfst. naamw. medeleven aandacht zelfst. naamw. medeleven meeleven werkwoord medeleven leedwezen zelfst. naamw. medeleven deelneming zelfst. naamw. medeleven deelname zelfst. naamw. medeleven condoleance zelfst. naamw. medelevend meelevend bijv. naamw. medelevend ruimhartig bijv. naamw. medelevend meevoelend bijv. naamw. medelijden compassie zelfst. naamw. medelijden deernis zelfst. naamw. medelijden meewarigheid zelfst. naamw. medelijden rouwbeklag zelfst. naamw. medelijden medeleven zelfst. naamw. medelijden leedwezen zelfst. naamw. medelijden deelneming zelfst. naamw. medelijden deelname zelfst. naamw. medelijden condoleance zelfst. naamw. medelijdend barmhartig bijv. naamw. medelijdend begaan bijv. naamw. medelijdend deelnemend bijv. naamw. medelijdend meewarig bijv. naamw. medelijdend mededogend bijv. naamw. medemens evenmens zelfst. naamw. medeminnaar rivaal zelfst. naamw. medenemen vergaderen overig. medenemen meenemen overig. medenemen meebrengen overig. medenemen medebrengen overig. medenemen bijeenbrengen overig. medenemen afhalen overig. medeplichtig medeschuldig overig. medeplichtige complice zelfst. naamw. medeplichtige handlanger zelfst. naamw. medeplichtige medeverantwoordelijke zelfst. naamw. medeplichtigheid betrokkenheid zelfst. naamw. medeschuldig medeplichtig bijv. naamw. medespeler partner zelfst. naamw. medespeler speelkameraad zelfst. naamw. medespeler speelmakker zelfst. naamw. medespeler speelgenoot zelfst. naamw. medestan geallieerde overig. medestan bondgenoot overig. medestan geestverwant overig. medestan partner overig. medestan medestrij overig. medestander aanhanger zelfst. naamw. medestander bondgenoot zelfst. naamw. medestander medestrijder zelfst. naamw. medestanders consorten overig. medestanders consorten overig. medestanders consorten overig. medestrever mededinger zelfst. naamw. medestrij partner overig. medestrij medestan overig. medestrij bondgenoot overig. medestrij wapenbroe overig. medestrij strijdgenoot overig. medestrijder bondgenoot zelfst. naamw. medestrijder medestander zelfst. naamw. medestrijder partner zelfst. naamw. medeverantwoordelijke medeplichtige overig. medewerken meewerken werkwoord medewerkend welwillend overig. medewerkend coöperatief overig. medewerker collega zelfst. naamw. medewerker functionaris zelfst. naamw. medewerker personeelslid zelfst. naamw. medewerker teamgenoot zelfst. naamw. medewerker maat zelfst. naamw. medewerker werknemer zelfst. naamw. medewerker werkkracht zelfst. naamw. medewerker klerk zelfst. naamw. medewerker arbeidskracht zelfst. naamw. medewerker arbei zelfst. naamw. medewerkers mens zelfst. naamw. medewerkers personeel zelfst. naamw. medewerkers partners overig. medewerkers partners overig. medewerkers partners overig. medewerking assistentie zelfst. naamw. medewerking coöperatie zelfst. naamw. medewerking hulp zelfst. naamw. medewerking samenwerking zelfst. naamw. medewerking toedoen zelfst. naamw. medeweten kennis zelfst. naamw. medeweten weten zelfst. naamw. medezeggenschap inspraak zelfst. naamw. medezuster medemens zelfst. naamw. media communicatiemiddelen zelfst. naamw. media paparazzi overig. mediator hulpmiddel zelfst. naamw. medicament geneesmiddel zelfst. naamw. medicament medicijn zelfst. naamw. medicament remedie zelfst. naamw. medicament middel zelfst. naamw. medicament artsenijmiddel zelfst. naamw. medicijn geneeskunde zelfst. naamw. medicijn geneesmiddel zelfst. naamw. medicijn pil zelfst. naamw. medicijn medicament zelfst. naamw. medicijn remedie zelfst. naamw. medicijn middel zelfst. naamw. medicijn artsenijmiddel zelfst. naamw. medicijnen geneeskunde zelfst. naamw. medicijnen medicijn zelfst. naamw. medicijnen heelkun zelfst. naamw. medicijnen geneeskunst zelfst. naamw. medicijnen geneeskun zelfst. naamw. medicijnflesje fiool zelfst. naamw. medicinaal geneeskundig bijv. naamw. medicinaal geneeskrachtig bijv. naamw. medicinaal medisch bijv. naamw. medicriet mediocriteit overig. medicus arts zelfst. naamw. medicus geneesheer zelfst. naamw. medicus dokter zelfst. naamw. mediëren bemiddelen werkwoord medio tussen overig. medio onder overig. medio middenin overig. medio midden overig. mediocre matig overig. mediocriteit middelmaat zelfst. naamw. mediocriteit medicriet zelfst. naamw. medisch geneeskundig bijv. naamw. medisch medicinaal bijv. naamw. meditatie beschouwing zelfst. naamw. meditatie bespiegeling zelfst. naamw. meditatie contemplatie zelfst. naamw. meditatie overpeinzing zelfst. naamw. meditatie overdenking zelfst. naamw. meditatie gepeins zelfst. naamw. meditatief beschouwend bijv. naamw. mediteren overpeinzen werkwoord medium gemiddeld bijv. naamw. medium hulpmiddel zelfst. naamw. medium instrument zelfst. naamw. medium intermediair zelfst. naamw. medium carrier zelfst. naamw. medium modaal zelfst. naamw. medium middelmatig zelfst. naamw. medium doorsnee zelfst. naamw. medium omgeving zelfst. naamw. medium milieu zelfst. naamw. medley potpourri zelfst. naamw. medullair mergachtig bijv. naamw. mee mede bijv. naamw. mee-eter comedo zelfst. naamw. mee-eter vetpuistje zelfst. naamw. mee-eter pukkel zelfst. naamw. mee-eter puistje zelfst. naamw. meebeslissen meespreken werkwoord meebetalen bijleggen werkwoord meebrengen brengen werkwoord meebrengen eisen werkwoord meebrengen meenemen werkwoord meebrengen medebrengen werkwoord meebrengen vergaderen werkwoord meebrengen medenemen werkwoord meebrengen bijeenbrengen werkwoord meebrengen afhalen werkwoord meeconverseren meepraten overig. meedelen bekendmaken werkwoord meedelen deelhebben werkwoord meedelen rapporteren werkwoord meedelen mededelen werkwoord meedelen verwittigen werkwoord meedelen aankondigen werkwoord meedelen voortzeggen werkwoord meedelen berichten werkwoord meedelen melden werkwoord meedelen informeren werkwoord meedingen mededingen werkwoord meedingen wedijveren werkwoord meedingen concurreren werkwoord meedoen deelnemen werkwoord meedoen meespelen werkwoord meedoen participeren werkwoord meedogend barmhartig overig. meedogenloos genadeloos bijv. naamw. meedogenloos hard bijv. naamw. meedogenloos hardvochtig bijv. naamw. meedogenloos ongenadig bijv. naamw. meedogenloos onverbiddelijk bijv. naamw. meedogenloos spijkerhard bijv. naamw. meedogenloos wreed bijv. naamw. meedogenloos zonder medelijden bijv. naamw. meedogenloos afstraffing bijv. naamw. meedogenloos onbarmhartig bijv. naamw. meedogenloosheid ongevoeligheid zelfst. naamw. meedogenloosheid gevoelloosheid zelfst. naamw. meedogenloosheid emotieloosheid zelfst. naamw. meedraaien meedoen werkwoord meedragen wegvoeren werkwoord meedragen wegslepen werkwoord meedragen wegsjouwen werkwoord meedragen wegdragen werkwoord meedragen afvoeren werkwoord meeëter comedo zelfst. naamw. meegaan instemmen werkwoord meegaan vergezellen werkwoord meegaan volgen werkwoord meegaan meelopen werkwoord meegaan geleiden werkwoord meegaan escorteren werkwoord meegaan chaperonneren werkwoord meegaan begeleiden werkwoord meegaand buigzaam bijv. naamw. meegaand gedwee bijv. naamw. meegaand gewillig bijv. naamw. meegaand inschikkelijk bijv. naamw. meegaand plooibaar bijv. naamw. meegaand soepel bijv. naamw. meegaand toegeeflijk bijv. naamw. meegaand toegevelijk bijv. naamw. meegaand toegevend bijv. naamw. meegaand flexibel bijv. naamw. meegaand vlot bijv. naamw. meegaand oppervlakkig bijv. naamw. meegaand gemakkelijk bijv. naamw. meegaand volgzaam bijv. naamw. meegaand onderworpen bijv. naamw. meegaandheid volgzaamheid zelfst. naamw. meegeven meezenden werkwoord meegeven opgeven werkwoord meegeven meesturen werkwoord meegevoeld gedeeld bijv. naamw. meehelpen bijdragen werkwoord meehelpen helpen werkwoord meehelpen bijspringen werkwoord meekomen bijblijven werkwoord meekrijgen krijgen werkwoord meekrijgen overhalen werkwoord meekrijgen opsteken werkwoord meekrijgen oppikken werkwoord meekrijgen meepikken werkwoord meekrijgen leren werkwoord meel bloem zelfst. naamw. meel poeder zelfst. naamw. meel- zetmeelachtig overig. meeleven deelneming betuigen werkwoord meeleven doorleven werkwoord meeleven invoelen werkwoord meeleven meelijden werkwoord meeleven meevoelen werkwoord meeleven medeleven werkwoord meeleven aanvoelen werkwoord meeleven voelen werkwoord meeleven inleven werkwoord meelevend deelnemend bijv. naamw. meelevend medelevend bijv. naamw. meelevend meevoelend bijv. naamw. meelevend ruimhartig bijv. naamw. meelijden meeleven werkwoord meelijwekkend deerniswekkend bijv. naamw. meelijwekkend ellendig bijv. naamw. meelijwekkend miserabel bijv. naamw. meelijwekkend zielig bijv. naamw. meelijwekkend beklagenswaardig bijv. naamw. meelijwekkend deplorabel bijv. naamw. meelokken meetronen werkwoord meelokken weglokken werkwoord meelokken voortlokken werkwoord meelokken verlokken werkwoord meelokken verleiden werkwoord meelokken lokken werkwoord meelokken aanlokken werkwoord meelopen heulen werkwoord meelopen meewerken werkwoord meelopen oplopen werkwoord meelopen vergezellen werkwoord meelopen volgen werkwoord meelopen meegaan werkwoord meelopen geleiden werkwoord meelopen escorteren werkwoord meelopen chaperonneren werkwoord meelopen begeleiden werkwoord meemaken beleven werkwoord meenemen leiden werkwoord meenemen meebrengen werkwoord meenemen meeslepen werkwoord meenemen ophalen werkwoord meenemen verdisconteren werkwoord meenemen vergaderen werkwoord meenemen medenemen werkwoord meenemen medebrengen werkwoord meenemen bijeenbrengen werkwoord meenemen afhalen werkwoord meenemen wegnemen werkwoord meenemen weghalen werkwoord meenemen afnemen werkwoord meent wei zelfst. naamw. meepikken opsteken werkwoord meepikken oppikken werkwoord meepikken meekrijgen werkwoord meepikken leren werkwoord meepraten meespreken werkwoord meepraten napraten werkwoord meepraten vleien werkwoord meepraten meeconverseren werkwoord meer meertje zelfst. naamw. meer plas zelfst. naamw. meer zoetwatermeer zelfst. naamw. meer langer zelfst. naamw. meerdere herhaald bijv. naamw. meerdere verscheidene bijv. naamw. meerdere verschillende bijv. naamw. meerdere baas zelfst. naamw. meerdere superieur zelfst. naamw. meerdere verscheiden zelfst. naamw. meerdere patroon zelfst. naamw. meerdere meester zelfst. naamw. meerdere rang zelfst. naamw. meerdere lading zelfst. naamw. meerdere ambt zelfst. naamw. meerdere ettelijke zelfst. naamw. meerderen aangroeien werkwoord meerderen vermeerderen werkwoord meerderen superieuren zelfst. naamw. meerderheid majoriteit zelfst. naamw. meerderheid overmacht zelfst. naamw. meerderheid algemeenheid zelfst. naamw. meerderheid merendeel zelfst. naamw. meerderheid gros zelfst. naamw. meerderheid meervoud zelfst. naamw. meerderjarig mondig bijv. naamw. meerderjarig zelfstandig bijv. naamw. meerderjarigheid mondigheid zelfst. naamw. meerderjarigverklaring mondigheidsverklaring zelfst. naamw. meerduidig ambigu bijv. naamw. meerduidig dubbelzinnig bijv. naamw. meerekenen meetellen werkwoord meerendeel merendeel bijv. naamw. meerkoet sneeuwhoen overig. meerkoet korhoen overig. meermaals meermalen overig. meermaals veelvuldig overig. meermaals telkens overig. meermaals herhaaldelijk overig. meermaals vaak overig. meermaals regelmatig overig. meermaals menigmaal overig. meermaals frequent overig. meermaals dikwijls overig. meermalen dikwijls overig. meermin sirene zelfst. naamw. meermin zeemeermin zelfst. naamw. meerpaal aanlegplaats overig. meerstemmig polyfoon bijv. naamw. meerstemmig veelstemmig bijv. naamw. meertalig veeltalig overig. meertje meer zelfst. naamw. meertouw kabel zelfst. naamw. meervoud meerderheid overig. meervoud pluralis overig. meervoudig multipel bijv. naamw. meervoudig samengesteld bijv. naamw. meerwaardig polyvalent bijv. naamw. meerzijdig multilateraal bijv. naamw. meeslepen boeien werkwoord meeslepen meebrengen werkwoord meeslepen meetronen werkwoord meeslepen meezeulen werkwoord meeslepen meetrekken werkwoord meeslepen meesleuren werkwoord meeslepend overweldigend bijv. naamw. meeslepend sensationeel bijv. naamw. meeslepend wervelend bijv. naamw. meeslepend boeiend bijv. naamw. meeslepend spannend bijv. naamw. meeslepend zinderend bijv. naamw. meeslepend pakkend bijv. naamw. meeslepend opwindend bijv. naamw. meeslepend adembenemend bijv. naamw. meesleuren grijpen werkwoord meesleuren meeslepen werkwoord meesleuren meetronen werkwoord meesleuren meetrekken werkwoord meesmuilen grijnzen werkwoord meespelen invallen werkwoord meespelen meedoen werkwoord meespelen meespreken werkwoord meespreken meebeslissen werkwoord meespreken meepraten werkwoord meespreken meespelen werkwoord meest grootst bijv. naamw. meest uiterst bijv. naamw. meest aller- bijv. naamw. meest gewoonlijk bijv. naamw. meest hoogste bijv. naamw. meest maximaal bijv. naamw. meest hoogst bijv. naamw. meest extreem bijv. naamw. meest ergst bijv. naamw. meest buitengewoon bijv. naamw. meest bijzonder bijv. naamw. meestal doorgaans bijv. naamw. meestal gewoonlijk bijv. naamw. meestal vaak bijv. naamw. meestal veelal bijv. naamw. meestal dikwijls bijv. naamw. meestal gemeenlijk bijv. naamw. meestal maximaal bijv. naamw. meestal hoogstens bijv. naamw. meestal normaliter bijv. naamw. meestal merendeels bijv. naamw. meestal algemeen bijv. naamw. meeste gros zelfst. naamw. meestens overwegend bijv. naamw. meestentijds meestal overig. meester baas zelfst. naamw. meester gebieder zelfst. naamw. meester gildenmeester zelfst. naamw. meester jurist zelfst. naamw. meester leermeester zelfst. naamw. meester machinist zelfst. naamw. meester maestro zelfst. naamw. meester meesterstuk zelfst. naamw. meester schoolmeester zelfst. naamw. meester virtuoos zelfst. naamw. meester superieur zelfst. naamw. meester patroon zelfst. naamw. meester meerdere zelfst. naamw. meester gebie zelfst. naamw. meester bevelhebber zelfst. naamw. meester beheerser zelfst. naamw. meester pedant zelfst. naamw. meester onderwijzer zelfst. naamw. meester leraar zelfst. naamw. meester leerkracht zelfst. naamw. meester treinbestuur zelfst. naamw. meester magister zelfst. naamw. meesterachtig schoolmeesterachtig overig. meesterachtig belerend overig. meesteres bazin zelfst. naamw. meesteres gebiedster zelfst. naamw. meesterlijk magistraal bijv. naamw. meesterlijk geweldig bijv. naamw. meesterlijk enorm overig. meesters schoolmeesters overig. meesters onderwijzers overig. meesterschap bekwaamheid zelfst. naamw. meesterschap gezag zelfst. naamw. meesterstuk kunstschat zelfst. naamw. meesterstuk kunststuk zelfst. naamw. meesterstuk meesterwerk zelfst. naamw. meesterstuk prestatie zelfst. naamw. meesterwerk kunstwerk zelfst. naamw. meesterwerk meesterstuk zelfst. naamw. meesterwerk topprestatie zelfst. naamw. meesterwerk werk zelfst. naamw. meesturen meezenden werkwoord meesturen meegeven werkwoord meet eindstreep zelfst. naamw. meet finishlijn zelfst. naamw. meet finish zelfst. naamw. meet eindpunt zelfst. naamw. meet einde zelfst. naamw. meetellen meedoen werkwoord meetellen meerekenen werkwoord meeting bijeenkomst zelfst. naamw. meetinstrument meter zelfst. naamw. meetkun geometrie overig. meetkunde geometrie zelfst. naamw. meetkunde wiskunde zelfst. naamw. meetkundig geometrisch bijv. naamw. meetlat duimstok zelfst. naamw. meetlat lineaal zelfst. naamw. meetlat liniaal zelfst. naamw. meetlat maatstok zelfst. naamw. meetlat meter zelfst. naamw. meetlint centimeter zelfst. naamw. meetlint duimstok zelfst. naamw. meetlood schietlood overig. meetrekken trekken werkwoord meetrekken meetronen werkwoord meetrekken meesleuren werkwoord meetrekken meeslepen werkwoord meetronen meelokken werkwoord meetronen meeslepen werkwoord meetronen meesleuren werkwoord meetronen meetrekken werkwoord meeuw zeemeeuw zelfst. naamw. meevaller buitenkans zelfst. naamw. meevaller mazzel zelfst. naamw. meevaller voordeel zelfst. naamw. meevaller mazz zelfst. naamw. meevaller opsteker zelfst. naamw. meevaller buitenkansje zelfst. naamw. meevaren aanmonsteren werkwoord meevoelen aanvoelen werkwoord meevoelen meeleven werkwoord meevoelend meelevend overig. meevoelend ruimhartig overig. meevoelend medelevend overig. meevoeren spoelen werkwoord meevoeren voeren werkwoord meevoeren leiden werkwoord meevoeren begeleiden werkwoord meevragen uitnodigen werkwoord meewarig deelnemend bijv. naamw. meewarigheid medelijden zelfst. naamw. meewerken bijdragen werkwoord meewerken samenwerken werkwoord meewerken medewerken werkwoord meewerken coöpereren werkwoord meezenden meegeven werkwoord meezenden meesturen werkwoord meezending toelichting zelfst. naamw. meezending bijlage overig. meezending additie overig. meezending aanvulling zelfst. naamw. meezeulen meeslepen werkwoord mega gigantisch overig. megafoon luidspreker zelfst. naamw. meid dienstbode zelfst. naamw. meid jongedame zelfst. naamw. meid keukenmeid zelfst. naamw. meid sloerie zelfst. naamw. meid dienstmeisje zelfst. naamw. meid dienstmaagd zelfst. naamw. meid dienares zelfst. naamw. meid keukenprinses zelfst. naamw. meid meisje overig. meiden dienstboden zelfst. naamw. meiden dienstbodes zelfst. naamw. meiden bodes zelfst. naamw. meidoorn hagedoorn overig. meidoorn haagdoorn overig. meier bankbiljet zelfst. naamw. meieren zeuren overig. meisje dienstmeisje zelfst. naamw. meisje dochter zelfst. naamw. meisje griet zelfst. naamw. meisje jongedame zelfst. naamw. meisje mokkel zelfst. naamw. meisje moppie zelfst. naamw. meisje verloofde zelfst. naamw. meisje deern zelfst. naamw. meisje liefje zelfst. naamw. meisje meid overig. meisje vamp overig. meisjes wichten zelfst. naamw. meisjesnaam naam zelfst. naamw. meiske meisje zelfst. naamw. meivis elft overig. mejuffrouw juffrouw zelfst. naamw. mekaar elkaar bijv. naamw. mekajem klap zelfst. naamw. mekkeren urmen werkwoord mekkeren zaniken werkwoord mekkeren blaten werkwoord melaatse lepralij overig. melaatse lepralijdster overig. melaatsen lepralijders zelfst. naamw. melaatsheid leproosheid zelfst. naamw. melaatsheid lepra zelfst. naamw. melancholie droefgeestigheid zelfst. naamw. melancholie weemoed zelfst. naamw. melancholiek depressief bijv. naamw. melancholiek zwaarmoedig bijv. naamw. melancholisch droefgeestig bijv. naamw. melancholisch melancholiek bijv. naamw. melange mengeling zelfst. naamw. melange mengsel zelfst. naamw. melange potpourri zelfst. naamw. melasse stroop zelfst. naamw. melasse suikerstroop zelfst. naamw. melasse siroop zelfst. naamw. meld rapporteren werkwoord meld bekendmaken zelfst. naamw. melden aangeven werkwoord melden aankondigen werkwoord melden rapporteren werkwoord melden bekendmaken zelfst. naamw. melden verslaan werkwoord melden overbrengen werkwoord melden aanbrengen werkwoord melden meedelen werkwoord melden informeren werkwoord melden berichten werkwoord melden vermelden werkwoord melding aangifte zelfst. naamw. melding bericht zelfst. naamw. melding mededeling zelfst. naamw. melding proclamatie zelfst. naamw. melding aankondiging zelfst. naamw. melding verkondiging zelfst. naamw. melding kennisgeving zelfst. naamw. melding bekendmaking zelfst. naamw. melding afkondiging zelfst. naamw. melding vermelding zelfst. naamw. melding uitspraak zelfst. naamw. melding tijding zelfst. naamw. melding relaas zelfst. naamw. melding opgave zelfst. naamw. melding boodschap zelfst. naamw. melding verwittiging zelfst. naamw. melding gewag zelfst. naamw. melding verwijzing zelfst. naamw. melding referentie zelfst. naamw. melding verklaring zelfst. naamw. melding declaratie zelfst. naamw. melding aangeven zelfst. naamw. melding maken van noemen werkwoord meldkamer centrale zelfst. naamw. melêren vermengen werkwoord melêren mixen werkwoord melêren mengen werkwoord melig droog bijv. naamw. melig flauw bijv. naamw. melig vervelend bijv. naamw. melig lacherig bijv. naamw. melig miesballen bijv. naamw. melig saai bijv. naamw. melig rot bijv. naamw. melig lastig bijv. naamw. melig langwijlig bijv. naamw. melig langdraadig bijv. naamw. melig ellendig bijv. naamw. melig afgezaagd bijv. naamw. meligheid zouteloosheid zelfst. naamw. melk zuivel zelfst. naamw. melkboer melkman overig. melkfabriek zuivelfabriek zelfst. naamw. melkklier uier zelfst. naamw. melkman melkboer overig. melkmuil flauwerd zelfst. naamw. melkmuil groentje zelfst. naamw. melkmuil lafbek zelfst. naamw. melkmuil lafaard zelfst. naamw. melkproducten zuivel zelfst. naamw. melksuiker lactose zelfst. naamw. melksuiker lacto zelfst. naamw. melkvloed galactorroe zelfst. naamw. Melkweg Galactie overig. melkwei hui overig. melkwei hui overig. melkwei hui overig. melkzeef treem overig. melkzeef teems zelfst. naamw. melo wijs overig. melodie deun zelfst. naamw. melodie klank zelfst. naamw. melodie wijs zelfst. naamw. melodieus melodisch bijv. naamw. melodieus welluidend bijv. naamw. melodieus welklinkend bijv. naamw. melodieus harmonieus bijv. naamw. melodisch melodieus bijv. naamw. melodramatisch pathetisch overig. melodramatisch zoetelijk overig. membraan vel zelfst. naamw. membraan vlies zelfst. naamw. membraan velletje zelfst. naamw. memmen tieten overig. memo briefje zelfst. naamw. memo notitie zelfst. naamw. memoires autobiografie zelfst. naamw. memoires gedenkschriften zelfst. naamw. memorabel gedenkwaardig bijv. naamw. memorabel heugelijk bijv. naamw. memorandum memo zelfst. naamw. memorandum nota zelfst. naamw. memorandum notitieboek zelfst. naamw. memoreren gedenken werkwoord memoreren herdenken werkwoord memoreren herinneren werkwoord memorie beschouwing zelfst. naamw. memorie geheugen zelfst. naamw. memorie geheugenis zelfst. naamw. memorie herinnering zelfst. naamw. memorie herinneringsvermogen zelfst. naamw. memorie nagedachtenis zelfst. naamw. memorie gedachtenis zelfst. naamw. memorie aandenken zelfst. naamw. memorie zetsel zelfst. naamw. memorie verhandeling zelfst. naamw. memorie stuk zelfst. naamw. memoriseren onthouden werkwoord men één overig. men iemand overig. men enig overig. men dezelfde overig. menagerie beestenspel zelfst. naamw. menagerie huishouden zelfst. naamw. meneer heer zelfst. naamw. menen bedoelen werkwoord menen denken werkwoord menen serieus zijn werkwoord menens serieus bijv. naamw. menens ronduit bijv. naamw. menens oprecht bijv. naamw. menens eerlijk bijv. naamw. menens echt bijv. naamw. menens serieus overig. mengeling melange zelfst. naamw. mengelmoes allegaartje zelfst. naamw. mengelmoes vruchtensla zelfst. naamw. mengelmoes huzarensla zelfst. naamw. mengelmoes samenraapsel zelfst. naamw. mengen bemoeien werkwoord mengen betrekken werkwoord mengen husselen werkwoord mengen vermengen werkwoord mengen mixen zelfst. naamw. mengen inmengen werkwoord mengen melêren werkwoord mengen dooreenmengen werkwoord menging mengsel zelfst. naamw. mengkraan kraan zelfst. naamw. mengsel allegaartje zelfst. naamw. mengsel brouwsel zelfst. naamw. mengsel melange zelfst. naamw. mengvorm bastaard zelfst. naamw. mengvorm samenvoegsel zelfst. naamw. mengvorm tussenvorm zelfst. naamw. menie verf zelfst. naamw. menig ettelijke overig. menige veelvoudig bijv. naamw. menige verscheidene bijv. naamw. menige velerlei bijv. naamw. menige menigerlei bijv. naamw. menigerlei verscheidene overig. menigerlei velerlei overig. menigerlei veelvoudig overig. menigerlei menige overig. menigmaal dikwijls bijv. naamw. menigmaal veeltijds bijv. naamw. menigmaal veelal bijv. naamw. menigmaal veel bijv. naamw. menigmaal vaak bijv. naamw. menigmaal gedurig bijv. naamw. menigmaal veelvuldig bijv. naamw. menigmaal regelmatig bijv. naamw. menigmaal meermaals bijv. naamw. menigmaal frequent bijv. naamw. menigte bende zelfst. naamw. menigte drom zelfst. naamw. menigte hoop zelfst. naamw. menigte horde zelfst. naamw. menigte massa zelfst. naamw. menigte mensenmassa zelfst. naamw. menigte schare zelfst. naamw. menigte troep zelfst. naamw. menigte tas zelfst. naamw. menigte stapel zelfst. naamw. menigte boel zelfst. naamw. menigte mierenhoop zelfst. naamw. menigte veelheid zelfst. naamw. menigten zwermen zelfst. naamw. menigten menigtes zelfst. naamw. menigtes zwermen overig. menigtes menigten overig. menigvuldigheid vevoorkomen zelfst. naamw. menigvuldigheid veelvuldigheid zelfst. naamw. mening gevoelen zelfst. naamw. mening opinie zelfst. naamw. mening visie zelfst. naamw. mening zienswijze zelfst. naamw. mening standpunt zelfst. naamw. mening opvatting zelfst. naamw. mening inzicht zelfst. naamw. mening interpretatie zelfst. naamw. mening idee zelfst. naamw. mening gezichtspunt zelfst. naamw. mening denkbeeld zelfst. naamw. mening oordeel zelfst. naamw. mening lezing zelfst. naamw. mening overtuiging zelfst. naamw. mening kijk zelfst. naamw. meningitis hersenvliesontsteking zelfst. naamw. meningsuiting oordeel zelfst. naamw. meningsuiting uitlating zelfst. naamw. meningsverschil dispuut zelfst. naamw. meningsverschil onenigheid zelfst. naamw. meningsverschil woordenwisseling zelfst. naamw. meniscus knieschijf zelfst. naamw. menopauze climacterium zelfst. naamw. menopauze overgangsjaren zelfst. naamw. mens figuur zelfst. naamw. mens homo sapiens zelfst. naamw. mens iemand zelfst. naamw. mens individu zelfst. naamw. mens mannetjes zelfst. naamw. mens persoon zelfst. naamw. mens publiek zelfst. naamw. mens wezen zelfst. naamw. mens mensenkind zelfst. naamw. mens sterveling zelfst. naamw. mensa eetgelegenheid zelfst. naamw. mensa kantine zelfst. naamw. mensa refter zelfst. naamw. mensdom mensheid zelfst. naamw. menselijk humanitair bijv. naamw. menselijk natuurlijk bijv. naamw. menselijk sociaal bijv. naamw. menselijk zachtzinnig bijv. naamw. mensen bevolking zelfst. naamw. mensen luiden zelfst. naamw. mensen mens zelfst. naamw. mensen publiek zelfst. naamw. mensen lieden overig. mensen lieden overig. mensen lieden overig. Mensencorpus Mensenlijf overig. menseneter kannibaal zelfst. naamw. mensengeslacht mensheid zelfst. naamw. mensenhaat misantropie overig. mensenhand slavenhand overig. mensenkind mens zelfst. naamw. mensenkind wezen zelfst. naamw. mensenkind persoon zelfst. naamw. mensenkind individu zelfst. naamw. mensenkind iemand zelfst. naamw. Mensenlijf Mensencorpus overig. mensenmassa drom zelfst. naamw. mensenmassa gewoel zelfst. naamw. mensenmassa legioen zelfst. naamw. mensenmassa massa zelfst. naamw. mensenmassa menigte zelfst. naamw. mensenmassa troep zelfst. naamw. mensenschuw teruggetrokken overig. mensenschuw introvert overig. mensenschuw eenzelvig overig. mensenschuw eenkennig overig. mensenvrees antropofobie overig. mensenvriend filantroop zelfst. naamw. mensheid mensdom zelfst. naamw. menslievend filantropisch bijv. naamw. menslievend altruïst bijv. naamw. menslievend humaan bijv. naamw. menslievend vriendelijk bijv. naamw. menslievendheid filantropie zelfst. naamw. mensonterend mensonwaardig overig. mensonterend mensonterende overig. mensonterende mensonwaardig overig. mensonterende mensonterend overig. mensonwaardig mensonterende bijv. naamw. mensonwaardig mensonterend bijv. naamw. menstruatie maandbloeding zelfst. naamw. menstruatie ongesteldheid zelfst. naamw. menstruatie maandstonden zelfst. naamw. menstruerend ongesteld bijv. naamw. mentaal geestelijk bijv. naamw. mentaal verstandelijk bijv. naamw. mentaliteit geestesgesteldheid zelfst. naamw. mentaliteit houding zelfst. naamw. mentaliteit inborst zelfst. naamw. mentaliteit instelling zelfst. naamw. mentaliteit natuur zelfst. naamw. mentaliteit karakter zelfst. naamw. mentaliteit inslag zelfst. naamw. mentaliteit gemoed zelfst. naamw. mentaliteit geaardheid zelfst. naamw. mentaliteit aard zelfst. naamw. mentavoorstelling idee overig. mentavoorstelling gedachte overig. mentavoorstelling denkbeeld overig. mentavoorstelling benul overig. mentavoorstelling begrip overig. mentor begeleider zelfst. naamw. mentor studiementor zelfst. naamw. mentor begelei zelfst. naamw. mentor onderwijsbegeleider overig. mentrix leidsvrouw zelfst. naamw. menu eten zelfst. naamw. menu menukaart zelfst. naamw. menu programmamenu zelfst. naamw. menu spijskaart zelfst. naamw. menukaart menu zelfst. naamw. menukaart spijskaart zelfst. naamw. mep klap zelfst. naamw. mep oorvijg zelfst. naamw. mep oplawaai zelfst. naamw. mep tik zelfst. naamw. mep lel zelfst. naamw. mep knal zelfst. naamw. mep jens zelfst. naamw. mep dreun zelfst. naamw. mep klop zelfst. naamw. mep meppen zelfst. naamw. mep stoot zelfst. naamw. mep peut zelfst. naamw. mep opduv zelfst. naamw. mep opdon zelfst. naamw. mep muilpeer zelfst. naamw. mep hengst zelfst. naamw. mep veeg zelfst. naamw. meppen doodslaan werkwoord meppen matten werkwoord meppen slaan werkwoord meppen mep werkwoord meppen knal werkwoord meppen timmeren werkwoord meppen hengsten werkwoord mercantilisme handelsgeest overig. merci bedankt overig. meren aanleggen werkwoord meren vastmeren werkwoord meren vastmaken werkwoord meren vastleggen werkwoord meren vastbinden werkwoord meren afmeren werkwoord meren aanmeren werkwoord merendeel meerendeel bijv. naamw. merendeel gros zelfst. naamw. merendeel meerderheid zelfst. naamw. merendeels overwegend overig. merendeels grotendeels overig. merendeels goeddeels overig. merendeels normaliter overig. merendeels meestal overig. merendeels gewoonlijk overig. merendeels gemeenlijk overig. merendeels doorgaans overig. merendeels algemeen overig. mergachtig medullair bijv. naamw. meridiaan lengtecirkel zelfst. naamw. meridiaan lengtecirk zelfst. naamw. merite verdienste zelfst. naamw. merite waarde zelfst. naamw. merite waar zelfst. naamw. merites verdiensten zelfst. naamw. merk brandmerk zelfst. naamw. merk handelsmerk zelfst. naamw. merk kenteken zelfst. naamw. merk merknaam zelfst. naamw. merk merkteken zelfst. naamw. merk kenmerk zelfst. naamw. merk eigenschap zelfst. naamw. merk label zelfst. naamw. merkbaar waarneembaar bijv. naamw. merkbaar duidelijk bijv. naamw. merkbaar zichtbaar bijv. naamw. merkbaar voelbaar bijv. naamw. merkbaar tastbaar bijv. naamw. merkbaar hoorbaar bijv. naamw. merkbaar herkenbaar bijv. naamw. merkbaar bemerkbaar bijv. naamw. merkelijk aanmerkelijk bijv. naamw. merkelijk blijkbaar bijv. naamw. merken aankruisen werkwoord merken bekrachtigen werkwoord merken bemerken werkwoord merken bespeuren werkwoord merken markeren werkwoord merken voelen werkwoord merken waarnemen werkwoord merken tekenen werkwoord merken kenmerken werkwoord merken aangeven werkwoord merken aanduiden werkwoord merken vernemen werkwoord merken waarmerken werkwoord merken certificeren werkwoord merken bestempelen werkwoord merken vinden werkwoord merken opsporen werkwoord merken ontdekken werkwoord merken zien werkwoord merken signaleren werkwoord merken observeren werkwoord merken horen werkwoord merken gewaarworden werkwoord merken gadeslaan werkwoord merken bekijken werkwoord merken opmerken werkwoord merken ontwaren werkwoord merker opschrijver overig. merker markeur overig. merker biljartjongen overig. merknaam merk zelfst. naamw. merkteken baken zelfst. naamw. merkteken eigenschap zelfst. naamw. merkteken kenmerk zelfst. naamw. merkteken kenteken zelfst. naamw. merkteken merk zelfst. naamw. merkteken onderscheidingsteken zelfst. naamw. merktekens stigmata overig. merktekens brandmerken overig. merkwaardig curieus bijv. naamw. merkwaardig eigenaardig bijv. naamw. merkwaardig opmerkelijk bijv. naamw. merkwaardig typisch bijv. naamw. merkwaardig verdacht bijv. naamw. merkwaardig vreemd bijv. naamw. merkwaardig bijzonder bijv. naamw. merkwaardig gek bijv. naamw. merkwaardig zonderling bijv. naamw. merkwaardig ongewoon bijv. naamw. merkwaardig excentriek bijv. naamw. merkwaardig buitenissig bijv. naamw. merkwaardig bizar bijv. naamw. merkwaardig apart bijv. naamw. merkwaardig raar bijv. naamw. merkwaardig frappant bijv. naamw. merkwaardig opvallend bijv. naamw. merkwaardig markant bijv. naamw. merkwaardig saillant bijv. naamw. merkwaardig buitengewoon bijv. naamw. merkwaardigheid curiositeit zelfst. naamw. merkwaardigheid vreemdsoortigheid zelfst. naamw. merkwaardigheid hebbelijkheid zelfst. naamw. merkwaardigheid eigenaardigheid zelfst. naamw. merkwaardigs geval zelfst. naamw. mes broodmes zelfst. naamw. mesjoche dol bijv. naamw. mesjogge geschift bijv. naamw. mesjogge krankjorum bijv. naamw. mesjogge stupide bijv. naamw. mesjogge krankzinnig bijv. naamw. mesjogge idioterig bijv. naamw. mesjogge idioot bijv. naamw. mesjogge gestoord bijv. naamw. mesjogge gek bijv. naamw. mesjogge achterlijk bijv. naamw. mesjogge zot bijv. naamw. mesjogge maf bijv. naamw. mesjogge mal bijv. naamw. mesjogge knots bijv. naamw. mesjogge kierewiet bijv. naamw. mesjogge hoorndol bijv. naamw. mesjogge getikt bijv. naamw. mess kantine zelfst. naamw. messcherp scherp bijv. naamw. messcherp vlijmscherp bijv. naamw. messentrekker vechtjas overig. messentrekker vechtersbaas overig. messentrekker ruziezoeker overig. messentrekker knokker overig. messentrekker kemphaan overig. messentrekker ijzervreter overig. messias verlosser zelfst. naamw. messias uitverkorene zelfst. naamw. messias heiland zelfst. naamw. messing geelkoper zelfst. naamw. messteek steek zelfst. naamw. mest aalt zelfst. naamw. mest compost zelfst. naamw. mest gier zelfst. naamw. mestcel mastocyt zelfst. naamw. mesten bemesten werkwoord mesten uitmesten werkwoord mesten vetmesten werkwoord mesten voeren werkwoord mesthoop afvalhoop zelfst. naamw. mesthoop beerput zelfst. naamw. mesthoop mestvaalt zelfst. naamw. mesthoop vuilnishoop zelfst. naamw. mestvaalt mesthoop zelfst. naamw. mestvork riek overig. met over overig. met in overig. met betreffende overig. met aangaande overig. met aan overig. met van overig. met per overig. met door overig. met wegens overig. met voor overig. met vanwege overig. met uit overig. met versus overig. met tegenover overig. met tegenaan overig. met tegen overig. met jegens overig. met name vooral overig. met opzet expres bijv. naamw. metaal blik zelfst. naamw. metaal edel metaal zelfst. naamw. metaal halfedel metaal zelfst. naamw. metaal ijzer zelfst. naamw. metaal metaalindustrie zelfst. naamw. metaal tin zelfst. naamw. metaalindustrie metaal zelfst. naamw. metaallegering alliage zelfst. naamw. metaallegering legering zelfst. naamw. metaallegering metaalmengsel zelfst. naamw. metaallegering alligatie zelfst. naamw. metaalmengsel metaallegering zelfst. naamw. metaalmengsel legering zelfst. naamw. metaalmengsel alligatie zelfst. naamw. metaalmengsel alliage zelfst. naamw. metaalslak slak zelfst. naamw. metaalslak steenkoolslak zelfst. naamw. metaalslak sint zelfst. naamw. metaalsmelterij smelterij overig. metaboliet stofwisselprodukt zelfst. naamw. metabolisme stofwisseling zelfst. naamw. metafoor beeldspraak zelfst. naamw. metafoor stijlfiguur zelfst. naamw. metaforisch figuurlijk bijv. naamw. metafysisch bovennatuurlijk bijv. naamw. metallogenie ertskunde overig. metamorfo vormverandering overig. metamorfo transformatie overig. metamorfo gedaanteverwisseling overig. metamorfo gedaanteverandering overig. metamorfose verandering zelfst. naamw. metamorfose vormverandering zelfst. naamw. metaplasie weefselvormverandering zelfst. naamw. metastase uitzaaiing zelfst. naamw. metathesis letteromzetting zelfst. naamw. meteen dadelijk bijv. naamw. meteen direct bijv. naamw. meteen gelijk bijv. naamw. meteen onmiddellijk bijv. naamw. meteen terstond bijv. naamw. meteen nu bijv. naamw. meteen schielijk bijv. naamw. meteen pas bijv. naamw. meteen net bijv. naamw. meteen juist bijv. naamw. meteen daarstraks bijv. naamw. meteen daarnet bijv. naamw. meteen aanstonds bijv. naamw. meteen zo bijv. naamw. meteen subiet bijv. naamw. meten afmeten werkwoord meten bepalen werkwoord meten de maat nemen werkwoord meten wedijveren werkwoord meten peilen werkwoord meten opmeten werkwoord meteo weerkun overig. meteo meteorologie overig. meteoor ster zelfst. naamw. meteoorsteen meteoriet overig. meteoorsteen aëroliet overig. meteoriet meteoorsteen overig. meteoriet aëroliet overig. meteorisme windzucht zelfst. naamw. meteorologie weerkun overig. meteorologie meteo overig. meteorologisch weerkundig bijv. naamw. meter doopmoeder zelfst. naamw. meter meetinstrument zelfst. naamw. meter meetlat zelfst. naamw. meter peettante zelfst. naamw. meter doopmoe zelfst. naamw. metgezel makker zelfst. naamw. metgezel begeleider zelfst. naamw. metho procédé overig. metho aanpak overig. metho wijze overig. metho wijs overig. metho trant overig. metho procedure overig. metho manier overig. metho handelwijze overig. metho werkwijze overig. metho werkmetho overig. metho arbeidsmethodiek overig. methode handelswijze zelfst. naamw. methode handelwijze zelfst. naamw. methode leerboek zelfst. naamw. methode leerplan zelfst. naamw. methode manier zelfst. naamw. methode procédé zelfst. naamw. methode procedure zelfst. naamw. methode trant zelfst. naamw. methode werkwijze zelfst. naamw. methode wijs zelfst. naamw. methode wijze zelfst. naamw. methoden methodieken overig. methodieken methoden overig. methodisch systematisch bijv. naamw. methodisch geregeld bijv. naamw. methodisch ordelijk bijv. naamw. methodisch stelselmatig bijv. naamw. methodisch planmatig bijv. naamw. métier ambacht zelfst. naamw. métier stiel zelfst. naamw. métier vak zelfst. naamw. métier sti zelfst. naamw. meting bepaling zelfst. naamw. meting opmeting zelfst. naamw. metonymie stijlfiguur zelfst. naamw. metriek metrisch overig. metrisch metriek overig. metro ondergrondse zelfst. naamw. metronoom tijdmeter overig. metronoom maatmeter overig. metropolitisch grootsteeds overig. metropolitisch grootstedelijk overig. metropool grootstad zelfst. naamw. metropool wereldstad zelfst. naamw. metrum maat zelfst. naamw. metselaar voeger zelfst. naamw. metselaarster voegster overig. metselspecie bik zelfst. naamw. metselspecie gruis zelfst. naamw. metselspecie mortel zelfst. naamw. metselspecie puin zelfst. naamw. metselspecie specie zelfst. naamw. metselspecie split zelfst. naamw. metselspecie steengruis zelfst. naamw. metselspecie steenslag zelfst. naamw. metselspecie mort zelfst. naamw. metselspecie macadam zelfst. naamw. metselwerk voegwerk zelfst. naamw. metterdaad daadwerkelijk bijv. naamw. metterdaad heus bijv. naamw. metterdaad werkelijk bijv. naamw. metterdaad warempel bijv. naamw. metterdaad waarachtig bijv. naamw. metterdaad waar bijv. naamw. metterdaad reëel bijv. naamw. metterdaad effectief bijv. naamw. metterdaad echt bijv. naamw. mettertijd allengs overig. meubel onderdeel overig. meubel inrichting overig. meubel meubelstuk overig. meubelen meubileren werkwoord meubelen ameublement zelfst. naamw. meubelen meubilair zelfst. naamw. meubelen meubilering zelfst. naamw. meubelen meubels zelfst. naamw. meubelmaker schrijnwerker zelfst. naamw. meubels ameublement zelfst. naamw. meubels meubilair zelfst. naamw. meubels inboedel zelfst. naamw. meubels huisraad zelfst. naamw. meubels meubilering zelfst. naamw. meubels meubelen zelfst. naamw. meubelstuk meubel overig. meubilair meubels overig. meubilair inboedel overig. meubilair huisraad overig. meubilair ameublement overig. meubilair meubilering overig. meubilair meubelen overig. meubileren ingericht werkwoord meubileren inrichten werkwoord meubilering meubilair overig. meubilering meubels overig. meubilering meubelen overig. meubilering ameublement overig. meublement meubilair zelfst. naamw. meug begeerte zelfst. naamw. meuren slapen werkwoord meuren pitten werkwoord meuren maffen werkwoord meuren walmen werkwoord meuren stinken werkwoord meuren ruiken werkwoord meuren rieken werkwoord meuren geuren werkwoord meute bende zelfst. naamw. meute horde zelfst. naamw. meute troep zelfst. naamw. mevrouw bazin zelfst. naamw. mevrouw dame zelfst. naamw. mevrouw madame zelfst. naamw. mevrouw moeder zelfst. naamw. mezelf mijzelf overig. mi mihoen zelfst. naamw. miauwen mauwen werkwoord mica vislijm overig. micro microcomputer zelfst. naamw. microcomputer computer zelfst. naamw. microcomputer micro zelfst. naamw. micrometer micron zelfst. naamw. micron micrometer zelfst. naamw. microniseren verpulveren zelfst. naamw. microscopisch miniem bijv. naamw. mictie waterlozing zelfst. naamw. middag namiddag zelfst. naamw. middag zuiden zelfst. naamw. middag middaguur zelfst. naamw. middagdutje siësta overig. middagdutje middagslaapje overig. middagmaal lunch zelfst. naamw. middagpauze schaftuur overig. middagpauze schafttijd overig. middagpauze lunchpauze overig. middagpauze lunch overig. middagslaapje slaap zelfst. naamw. middagslaapje siësta zelfst. naamw. middagslaapje middagdutje zelfst. naamw. middagslaapjes tukjes overig. middaguur uur zelfst. naamw. middaguur zuiden zelfst. naamw. middaguur middag zelfst. naamw. middel financiën zelfst. naamw. middel geneesmiddel zelfst. naamw. middel hulpmiddel zelfst. naamw. middel leest zelfst. naamw. middel rechtsmiddel zelfst. naamw. middel remedie zelfst. naamw. middel medicijn zelfst. naamw. middel medicament zelfst. naamw. middel artsenijmiddel zelfst. naamw. middel tussen- zelfst. naamw. middel midden- zelfst. naamw. middel gemiddeld zelfst. naamw. middel taille zelfst. naamw. middel vindingrijkheid zelfst. naamw. middel vernuft zelfst. naamw. middel toestel zelfst. naamw. middel overleg zelfst. naamw. middel list zelfst. naamw. middel hulp zelfst. naamw. middelbaar bedaagd bijv. naamw. middeleeuws achtergebleven bijv. naamw. middelen middel zelfst. naamw. middelerwijl intussen overig. middelerwijl inmiddels overig. middellijk zijdelings bijv. naamw. middellijk indirect bijv. naamw. middellijn doorsnede zelfst. naamw. middellijn diameter zelfst. naamw. middellijnen diameters overig. middelmaat gemiddelde zelfst. naamw. middelmaat mediocriteit zelfst. naamw. middelmaat middelmatigheid zelfst. naamw. middelmaat doorsnee zelfst. naamw. middelmatig gemiddeld bijv. naamw. middelmatig matig bijv. naamw. middelmatig modaal bijv. naamw. middelmatig medium bijv. naamw. middelmatig doorsnee bijv. naamw. middelmatig zwakjes bijv. naamw. middelmatig zwak bijv. naamw. middelmatig onbeduidend bijv. naamw. middelmatig min bijv. naamw. middelmatig middelmatige bijv. naamw. middelmatige middelmatig overig. middelmatigheid doorsnee zelfst. naamw. middelmatigheid middelmaat zelfst. naamw. middelpunt brandpunt zelfst. naamw. middelpunt centrum zelfst. naamw. middelpunt hoofdpersoon zelfst. naamw. middelpunt kern zelfst. naamw. middelpunt midden zelfst. naamw. middelpunt spil zelfst. naamw. middels door overig. middelste binnenste zelfst. naamw. midden centrum zelfst. naamw. midden essentie zelfst. naamw. midden half zelfst. naamw. midden middelpunt zelfst. naamw. midden kern zelfst. naamw. midden tussen zelfst. naamw. midden onder zelfst. naamw. midden middenin zelfst. naamw. midden medio zelfst. naamw. midden- tussen- overig. midden- middel overig. midden- gemiddeld overig. middencirkel stip overig. middenin tussen overig. middenin onder overig. middenin midden overig. middenin medio overig. middenpad middenweg zelfst. naamw. middenspeler halfspeler overig. middenstan kleinhandelaar overig. middenstan detaillist overig. middenstan detailhandelaar overig. middenstan kleinhandelares overig. middenstan detailliste overig. middenstan detailhandelaarster overig. middenstan winkelier overig. middenstand detailhandel zelfst. naamw. middenstander bourgeois bijv. naamw. middenweg compromis zelfst. naamw. middenweg middenpad zelfst. naamw. middernacht spookuur overig. midlife-crisis crisis van het levensmidden zelfst. naamw. mie mihoen zelfst. naamw. miepen huilen werkwoord mieren klieren werkwoord mieren peuteren werkwoord mieren piekeren werkwoord mierenhoop menigte overig. mierenneuker scherpslijper overig. mierenneuker muggenzifter overig. mierenneuker haarklover overig. mierik mierikwortel overig. mierik mierikswortel overig. mierikswortel mierikwortel overig. mierikswortel mierik overig. mierikwortel mierikswortel overig. mierikwortel mierik overig. mierzoet honingzoet bijv. naamw. miesballen flauw doen overig. miesballen melig overig. mieteren flikkeren werkwoord mieteren gooien werkwoord mieteren kieperen werkwoord Mieters Leuk overig. mieters dol overig. mieters prima overig. mieters kiplekker overig. mieters tof overig. mieters schitterend overig. mieters gaaf overig. mieters zalig overig. mieters verrukkelijk overig. mieters heerlijk overig. mietje flikker zelfst. naamw. mietje homo zelfst. naamw. mietje nicht zelfst. naamw. mietje poot zelfst. naamw. miezeren druilen werkwoord miezerig bedrukt bijv. naamw. miezerig druilerig bijv. naamw. miezerig nietig bijv. naamw. migraine hoofdpijn zelfst. naamw. migraine koppijn zelfst. naamw. migrant trekker zelfst. naamw. migratie trek zelfst. naamw. migratie verplaatsing zelfst. naamw. migratie verhuizing zelfst. naamw. migreren trekken werkwoord mihoen mi zelfst. naamw. mihoen mie zelfst. naamw. mij me overig. mijden ontlopen werkwoord mijden vermijden zelfst. naamw. mijden ontwijken zelfst. naamw. mijden omtrekkenbeweging zelfst. naamw. mijden mijding zelfst. naamw. mijden schuwen zelfst. naamw. mijden vermijding zelfst. naamw. mijden verhoeden zelfst. naamw. mijding ontwijken overig. mijding ontlopen overig. mijding omtrekkenbeweging zelfst. naamw. mijding mijden overig. mijlenhoog hemelhoog overig. mijmeren nadenken werkwoord mijmerend suffend overig. mijmerend soezend overig. mijmerend dromerig overig. mijmerend peinzend overig. mijmerend nadenkend overig. mijmering bespiegeling zelfst. naamw. mijmering gepeins zelfst. naamw. mijmering gemijmer zelfst. naamw. mijn mijngroeve zelfst. naamw. mijn verkoping zelfst. naamw. mijn vendutie zelfst. naamw. mijn vendu zelfst. naamw. mijn veiling zelfst. naamw. mijn auctie zelfst. naamw. mijn afslag zelfst. naamw. mijn groeve zelfst. naamw. mijnbouw mijnwezen overig. mijngroeve groeve zelfst. naamw. mijngroeve mijn zelfst. naamw. mijngroeven schachten overig. mijngroeven mijnschachten overig. mijngroeven mijnputten overig. mijnheer heer zelfst. naamw. mijnheer heerschap zelfst. naamw. mijnheer meneer zelfst. naamw. mijnputten schachten overig. mijnputten mijnschachten overig. mijnputten mijngroeven overig. mijnschacht groeve zelfst. naamw. mijnschacht monnikspij zelfst. naamw. mijnschacht baai zelfst. naamw. mijnschachten schachten overig. mijnschachten mijnputten overig. mijnschachten mijngroeven overig. mijnwerker komp overig. mijnwerkers kompels overig. mijnwezen mijnbouw overig. mijt hooiberg zelfst. naamw. mijt klamp zelfst. naamw. mijzelf mezelf overig. mikken aanleggen werkwoord mikken ambiëren werkwoord mikken gooien werkwoord mikken doel werkwoord mikken bedoeling werkwoord mikken op aansturen op werkwoord mikmak bende zelfst. naamw. mikmak rommel zelfst. naamw. mikmak zooi overig. mikpunt doel zelfst. naamw. mikpunt doelwit zelfst. naamw. mild genereus bijv. naamw. mild goedgeefs bijv. naamw. mild goedhartig bijv. naamw. mild overvloedig bijv. naamw. mild zachtaardig bijv. naamw. mild zachtmoedig bijv. naamw. mild genadig bijv. naamw. mild weldadig bijv. naamw. mild zachtzinnig bijv. naamw. mild goeiig bijv. naamw. mild goedmoedig bijv. naamw. mild goedig bijv. naamw. mild goedaardig bijv. naamw. mild vrijgevig bijv. naamw. mild ruimhartig bijv. naamw. mild royaal bijv. naamw. mild gul bijv. naamw. mild edelmoedig bijv. naamw. mild scheutig bijv. naamw. mild zacht bijv. naamw. mild welwillend bijv. naamw. mild mak bijv. naamw. mild clement bijv. naamw. milddadig mild bijv. naamw. mildheid goedgeefsheid zelfst. naamw. mildheid vrijgevigheid zelfst. naamw. mildheid welwillendheid zelfst. naamw. mildheid goedertierenheid zelfst. naamw. mildheid compassie zelfst. naamw. mildheid clementie zelfst. naamw. milieu ambiance zelfst. naamw. milieu biotoop zelfst. naamw. milieu leefomgeving zelfst. naamw. milieu omgeving zelfst. naamw. milieu medium zelfst. naamw. milieu leefmilieu zelfst. naamw. milieu natuur overig. milieuvervuiling verontreiniging zelfst. naamw. milieuvervuiling vervuiling zelfst. naamw. militair leger bijv. naamw. militair leger- bijv. naamw. militair soldaat zelfst. naamw. militant agressief bijv. naamw. militant fanatiek bijv. naamw. militant oorlogszuchtig bijv. naamw. militant strijdzuchtig bijv. naamw. militant krijgshaftig bijv. naamw. militant vechtlustig bijv. naamw. militant strijdlustig bijv. naamw. miljoenenstad metropool zelfst. naamw. mille duizend zelfst. naamw. mille duizendtal zelfst. naamw. miltvergroting splenomegalie zelfst. naamw. miltvergroting splenomegalie overig. miltvuur anthrax zelfst. naamw. mime gebaar zelfst. naamw. mime gebarenspel zelfst. naamw. mime pantomime zelfst. naamw. mimen gebaren werkwoord mimen imiteren werkwoord mimespel mime zelfst. naamw. mimiek expressie zelfst. naamw. mimiek gebarenkunst zelfst. naamw. mimiek gezichtsuitdrukking zelfst. naamw. min minnetjes bijv. naamw. min minus bijv. naamw. min slecht bijv. naamw. min minne zelfst. naamw. min minteken zelfst. naamw. min nadeel zelfst. naamw. min voedster zelfst. naamw. min zoogmoeder zelfst. naamw. min gemeen zelfst. naamw. min gering zelfst. naamw. min onder zelfst. naamw. min weinig zelfst. naamw. min baker zelfst. naamw. min zwakjes zelfst. naamw. min zwak zelfst. naamw. min onbeduidend zelfst. naamw. min middelmatig zelfst. naamw. min matig zelfst. naamw. min vals zelfst. naamw. min smerig zelfst. naamw. min aftrekteken overig. minachten geringschatten werkwoord minachten verachten werkwoord minachtend denigrerend bijv. naamw. minachtend smalend bijv. naamw. minachtend geringschattend bijv. naamw. minachtend laatdunkend bijv. naamw. minachtend schamper bijv. naamw. minachtend verachtelijk bijv. naamw. minachtend trots bijv. naamw. minachtend neerbuigend bijv. naamw. minachtend kleinerend bijv. naamw. minachtend hooghartig bijv. naamw. minachtend spottend bijv. naamw. minachtend honend bijv. naamw. minachting depreciatie zelfst. naamw. minachting verachting zelfst. naamw. minachting geringschatting zelfst. naamw. Minaret Moskeetoren zelfst. naamw. minaret toren zelfst. naamw. minder geringer bijv. naamw. minder inferieur bijv. naamw. minder onbelangrijk bijv. naamw. minder niet zo bijv. naamw. minder slechter bijv. naamw. mindere inferieur zelfst. naamw. mindere lagere zelfst. naamw. mindere ondergeschikte zelfst. naamw. minderen afnemen werkwoord minderen terugbrengen werkwoord minderen terugnemen werkwoord minderen verminderen werkwoord minderen korten zelfst. naamw. minderen krimpen zelfst. naamw. minderen vervallen werkwoord minderen teruggaan werkwoord minderen tanen werkwoord minderen minworden werkwoord minderen declineren werkwoord minderen dalen werkwoord minderen verlagen werkwoord minderen slinken werkwoord minderen reduceren werkwoord minderen inperken werkwoord minderen inkrimpen werkwoord minderen beperken werkwoord minderen verkorten werkwoord minderend verminderend overig. minderend slinkend overig. minderheid minoriteit zelfst. naamw. mindering aftrek zelfst. naamw. mindering tempering zelfst. naamw. mindering moderatie zelfst. naamw. mindering matiging zelfst. naamw. minderjarigheid minoriteit zelfst. naamw. mindervaliden invaliden zelfst. naamw. mindervaliden gehandicapten zelfst. naamw. minderwaardig inferieur bijv. naamw. minderwaardig minnetjes bijv. naamw. minderwaardig gemeen bijv. naamw. minderwaardig zwak bijv. naamw. minderwaardig tweederangs bijv. naamw. minderwaardig slecht bijv. naamw. minderwaardig ondeugdelijk bijv. naamw. minderwaardig ondermaats bijv. naamw. minderwaardig arm bijv. naamw. minderwaardigheid inferioriteit zelfst. naamw. mineraal delfstof zelfst. naamw. mineraalwater bronwater zelfst. naamw. mineraalwater spawater zelfst. naamw. mineraalwater welwater zelfst. naamw. mineraalwater spa zelfst. naamw. minetten het op z`n Frans doen werkwoord minetten standje 69 werkwoord mingebruiken matigen overig. mingebruiken besparen overig. mini miniem bijv. naamw. mini minicomputer zelfst. naamw. miniatuur model zelfst. naamw. minicomputer mini zelfst. naamw. miniem gering bijv. naamw. miniem luttel bijv. naamw. miniem minimaal bijv. naamw. miniem minste bijv. naamw. miniem weinig bijv. naamw. miniem minitueus bijv. naamw. miniemste kleinste bijv. naamw. minimaal min bijv. naamw. minimaal miniem bijv. naamw. minimaal summier bijv. naamw. minimaal minstens bijv. naamw. minimaal weinig bijv. naamw. minimaal minste bijv. naamw. minimaal luttel bijv. naamw. minimaal gering bijv. naamw. minimaliseren bagatelliseren werkwoord minimaliseren verkleinen werkwoord minimaliseren minmaken werkwoord minimum kleinste zelfst. naamw. miniseren verlagen werkwoord minister-president premier zelfst. naamw. ministerie departement zelfst. naamw. ministerie kabinet zelfst. naamw. ministerraad regering zelfst. naamw. ministerraad ministerraden zelfst. naamw. ministerraden ministerraad overig. ministers kabinet zelfst. naamw. minitueus miniem overig. mink nerts zelfst. naamw. minkuk uilskuiken overig. minkuk uilenbal overig. minkuk sukkel overig. minkuk sufferd overig. minkuk stommeling overig. minkukel stommeling zelfst. naamw. minkukel sufferd zelfst. naamw. minkukel sukkel zelfst. naamw. minkukel uilenbal zelfst. naamw. minmaken minimaliseren overig. minnaar aanbidder zelfst. naamw. minnaar liefhebber zelfst. naamw. minnaar vrijer zelfst. naamw. minnaar minnares zelfst. naamw. minnaar aanbid zelfst. naamw. minnaars vrijers overig. minnares beminde zelfst. naamw. minnares geliefde zelfst. naamw. minnares minnaar zelfst. naamw. minnares vriendin zelfst. naamw. minne min zelfst. naamw. Minnehandel Overspel overig. minnekozen aanhalen werkwoord minnekozen vrijen werkwoord minnekozen minnen werkwoord minnekozen liefkozen werkwoord minnekozen liefbedrijven werkwoord minnekozen beminnen werkwoord minnelijk vriendelijk bijv. naamw. minnelijk hartelijk bijv. naamw. minnen beminnen werkwoord minnen vrijen werkwoord minnen minnekozen werkwoord minnen liefkozen werkwoord minnen liefbedrijven werkwoord minnepijn liefdesverdriet overig. minnepijn hartenleed overig. minnetjes min bijv. naamw. minnetjes iel bijv. naamw. minnezanger minstreel zelfst. naamw. minoriteit minderheid zelfst. naamw. minoriteit minderjarigheid zelfst. naamw. minoud jonger overig. minpunt verliespunt zelfst. naamw. minst geringste bijv. naamw. minste geringste bijv. naamw. minste miniem bijv. naamw. minste laagste zelfst. naamw. minste kleinste bijv. naamw. minste allerminste bijv. naamw. minste weinig bijv. naamw. minste minimaal bijv. naamw. minste luttel bijv. naamw. minste gering bijv. naamw. minstens minimaal overig. minstens ten minste overig. minstens tenminste overig. minstreel dichter zelfst. naamw. minteken min zelfst. naamw. minteken minus zelfst. naamw. minus min bijv. naamw. minus minteken zelfst. naamw. minuscuul miniem bijv. naamw. minutieus diepgaand bijv. naamw. minutieus nauwgezet bijv. naamw. minutieus gedetailleerd bijv. naamw. minutieus secuur bijv. naamw. minutieus scherp bijv. naamw. minutieus punctueel bijv. naamw. minutieus prompt bijv. naamw. minutieus precies bijv. naamw. minutieus nauwkeurig bijv. naamw. minutieus juist bijv. naamw. minutieus accuraat bijv. naamw. minutieus zorgvuldig bijv. naamw. minuut moment zelfst. naamw. minuutje t overig. minuutje seconde overig. minuutje oogwenk overig. minuutje ogenblik overig. minuutje moment overig. minvermogend onvermogend overig. minvermogend noodlijdend overig. minvermogend kommerlijk overig. minvermogend behoeftig overig. minvermogend armoedig overig. minvermogend armelijk overig. minvermogend arm overig. minvermogendheid behoeftigheid zelfst. naamw. minvermogendheid armelijkheid zelfst. naamw. minworden declineren overig. minworden afnemen overig. minworden achteruitgaan overig. minworden vervallen overig. minworden verminderen overig. minworden teruggaan overig. minworden tanen overig. minworden minderen overig. minworden dalen overig. minworden verkleinen overig. minworden slinken overig. minworden krimpen overig. minworden inkrimpen overig. minworden val overig. minworden terugloop overig. minworden daling overig. minworden afname overig. minworden verlagen overig. minworden reduceren overig. minworden inperken overig. minworden beperken overig. minworden verkorten overig. minworden vermindering overig. minzaam beminnelijk overig. minzaam hautain overig. minzaam innemend overig. minzaam charmant overig. minzaamheid vriendelijkheid zelfst. naamw. minzaamheid beminnelijkheid zelfst. naamw. miraculeus verbazingwekkend bijv. naamw. miraculeus wonderdoend bijv. naamw. miraculeus wonderlijk bijv. naamw. miraculeus wonderbaarlijk bijv. naamw. miraculeus wonderbaar bijv. naamw. miraculeus verwonderlijk bijv. naamw. miraculeus verwonderingwekkend bijv. naamw. miraculeus verbazend bijv. naamw. miraculeus opzienbarend bijv. naamw. miraculeus fenomenaal bijv. naamw. miraculeus verwonderend bijv. naamw. miraculeus verbijsterend bijv. naamw. miraculeus curieus bijv. naamw. mirakel wonder zelfst. naamw. mis gering bijv. naamw. mis onjuist bijv. naamw. mis dienst zelfst. naamw. mis kerkdienst zelfst. naamw. mis kerkviering zelfst. naamw. mis ernaast zelfst. naamw. mis verkeerd zelfst. naamw. mis onwaar zelfst. naamw. mis foutief zelfst. naamw. mis fout zelfst. naamw. misantropie mensenhaat overig. misbaar ontbeerlijk bijv. naamw. misbaar geschreeuw zelfst. naamw. misbaksel gedrocht zelfst. naamw. misbaksel mislukkeling zelfst. naamw. misbaksel wanschepsel zelfst. naamw. misbaksel wangedrocht zelfst. naamw. misbaksel mormel zelfst. naamw. misbaksel monster zelfst. naamw. misboek missaal zelfst. naamw. misbruiken onteren werkwoord misbruikt verkracht bijv. naamw. misdaad criminaliteit zelfst. naamw. misdaad delict zelfst. naamw. misdaad karwei zelfst. naamw. misdaad misdrijf zelfst. naamw. misdaad overtreding zelfst. naamw. misdaad wandaad zelfst. naamw. misdaad wetsovertreding zelfst. naamw. misdaad vergrijp zelfst. naamw. misdaad schanddaad zelfst. naamw. misdadig crimineel bijv. naamw. misdadig schandalig bijv. naamw. misdadig delinquent bijv. naamw. misdadiger boef zelfst. naamw. misdadiger crimineel zelfst. naamw. misdadiger delinquent zelfst. naamw. misdadiger crimine zelfst. naamw. misdadigheid misdaad zelfst. naamw. misdadigheid criminaliteit zelfst. naamw. misdeeld arm bijv. naamw. misdraging wangedrag overig. misdrijf delict zelfst. naamw. misdrijf misdaad zelfst. naamw. misdrijf wetsovertreding zelfst. naamw. misdrijf wandaad zelfst. naamw. misdrijf vergrijp zelfst. naamw. misdrijf schanddaad zelfst. naamw. misdrijf overtreding zelfst. naamw. misdruk zetfout overig. miserabel armzalig bijv. naamw. miserabel lamlendig bijv. naamw. miserabel meelijwekkend bijv. naamw. miserabel abominabel bijv. naamw. miserabel stumperig bijv. naamw. miserabel schunnig bijv. naamw. miserabel schamel bijv. naamw. miserabel ellendig bijv. naamw. miserabel belabberd bijv. naamw. miserabel deplorabel bijv. naamw. misère ellende zelfst. naamw. misère kommer zelfst. naamw. misère kwel zelfst. naamw. misère schamelheid zelfst. naamw. misère nood zelfst. naamw. misère narigheid zelfst. naamw. misère armoe zelfst. naamw. miserie misère zelfst. naamw. miserie misre zelfst. naamw. misgaan mislukken werkwoord misgaan missen werkwoord misgaan stranden werkwoord misgaan mislopen werkwoord misgaan floppen werkwoord misgaan falen werkwoord misgaan afgaan werkwoord misgeboorte miskraam zelfst. naamw. misgeboorte monstrum zelfst. naamw. misgeboorte gedrocht zelfst. naamw. misgreep dwaling zelfst. naamw. misgreep giller zelfst. naamw. misgreep flater zelfst. naamw. misgreep domheid zelfst. naamw. misgreep blun zelfst. naamw. misgreep vergissing zelfst. naamw. misgreep misslag zelfst. naamw. misgreep fout zelfst. naamw. misgreep abuis zelfst. naamw. misgreep misverstand zelfst. naamw. misgreep misstap zelfst. naamw. misgreep misser zelfst. naamw. misgreep misrekening zelfst. naamw. misgunnen benijden werkwoord mishagen misnoegen zelfst. naamw. mishagen ontmoedigen zelfst. naamw. mishagen afwijzen zelfst. naamw. mishagen afstoten zelfst. naamw. mishandelen aftuigen werkwoord mishandelen maltraiteren werkwoord mishandelen molesteren werkwoord mishandelen pijnigen werkwoord mishandeling molestatie zelfst. naamw. miskennen onderschatten werkwoord miskennen onderwaarderen werkwoord miskennen verloochenen werkwoord miskennen ontkennen werkwoord miskennen loochenen werkwoord miskleun misgreep zelfst. naamw. miskleun stommiteit zelfst. naamw. miskleun uitglijder zelfst. naamw. miskleunen mislukken werkwoord miskleunen misslaan werkwoord miskraam abortus zelfst. naamw. miskraam misgeboorte zelfst. naamw. miskraam gedrocht zelfst. naamw. misleiden bedriegen werkwoord misleiden besodemieteren werkwoord misleiden zwendelen werkwoord misleiden oplichten werkwoord misleiden belazeren werkwoord misleiden beduvelen werkwoord misleiden bedonderen werkwoord misleiden afzetten werkwoord misleiden belazeren overig. misleidend bedrieglijk bijv. naamw. misleidend illusoir bijv. naamw. misleiders bedriegers overig. misleiding bedrog zelfst. naamw. misleiding leugen zelfst. naamw. misleiding list zelfst. naamw. misleiding oplichterij zelfst. naamw. misleiding zwendel zelfst. naamw. misleiding zwend zelfst. naamw. mislopen misgaan werkwoord mislopen mislukken werkwoord mislopen missen werkwoord mislopen niet krijgen werkwoord mislopen stranden werkwoord mislopen floppen werkwoord mislopen falen werkwoord mislopen afgaan werkwoord mislukkeling misbaksel zelfst. naamw. mislukkeling kneusje zelfst. naamw. mislukkeling tegenvaller zelfst. naamw. mislukkeling mislukking zelfst. naamw. mislukkeling blindganger zelfst. naamw. mislukken afgaan werkwoord mislukken falen werkwoord mislukken floppen werkwoord mislukken misgaan werkwoord mislukken miskleunen werkwoord mislukken mislopen werkwoord mislukken stranden werkwoord mislukken aborteren werkwoord mislukking afgang zelfst. naamw. mislukking debacle zelfst. naamw. mislukking flop zelfst. naamw. mislukking misser zelfst. naamw. mislukking echec zelfst. naamw. mislukking fiasco zelfst. naamw. mislukking tegenvaller zelfst. naamw. mislukking mislukkeling zelfst. naamw. mislukking blindganger zelfst. naamw. mislukt fout overig. mismaakt misvormd bijv. naamw. mismaaktheid verminking zelfst. naamw. mismaaktheid misvorming zelfst. naamw. mismaaktheid misvormdheid zelfst. naamw. mismaken verminken werkwoord mismaken misvormen werkwoord mismanagement wanbeheer zelfst. naamw. mismanagement wanbeleid overig. mismoedig depressief bijv. naamw. mismoedig mistroostig bijv. naamw. mismoedig neerslachtig bijv. naamw. mismoedig teneergeslagen bijv. naamw. mismoedig verdrietig bijv. naamw. mismoedig sip bijv. naamw. mismoedig terneergeslagen bijv. naamw. mismoedig moedeloos bijv. naamw. mismoedig gedrukt bijv. naamw. mismoedig bedrukt bijv. naamw. misnoegd chagrijnig bijv. naamw. misnoegd ontevreden bijv. naamw. misnoegd verstoord bijv. naamw. misnoegd wrevelig bijv. naamw. misnoegd gebelgd bijv. naamw. misnoegd ontstemd bijv. naamw. misnoegd geprikkeld bijv. naamw. misnoegd gepikeerd bijv. naamw. misnoegd verontwaardigd bijv. naamw. misnoegd gekwetst bijv. naamw. misnoegen irritatie zelfst. naamw. misnoegen onbehagen zelfst. naamw. misnoegen ongenoegen zelfst. naamw. misnoegen ontevredenheid zelfst. naamw. misnoegen onvrede zelfst. naamw. misnoegen ergernis zelfst. naamw. misnoegen aanstoot zelfst. naamw. misnoegen wrevel zelfst. naamw. misnoegen verdrieten zelfst. naamw. misnoegen onbehaaglijkheid zelfst. naamw. misnoegen onaangenaamheid zelfst. naamw. misnoegen onmin zelfst. naamw. misogyn vrouwenhater zelfst. naamw. misogyn vrouwenhater overig. misplaatst ongepast bijv. naamw. misplaatst slecht bijv. naamw. misplaatst stuitend bijv. naamw. misprijzen afkeuren werkwoord misprijzen verachting zelfst. naamw. misprijzend smalend bijv. naamw. misprijzend afkeurend bijv. naamw. mispunt ellendeling zelfst. naamw. mispunt stinkerd zelfst. naamw. mispunt smiecht zelfst. naamw. mispunt smeerlap zelfst. naamw. mispunt schoft zelfst. naamw. mispunt rotzak zelfst. naamw. mispunt naarling zelfst. naamw. mispunt fielt zelfst. naamw. mispunt schurk zelfst. naamw. mispunt kreng zelfst. naamw. mispunt klier zelfst. naamw. misrekenen mistellen werkwoord misrekenen vergissen werkwoord misrekenen verrekenen werkwoord misrekenen feilen werkwoord misrekening fout zelfst. naamw. misrekening tegenvaller zelfst. naamw. misrekening terugslag zelfst. naamw. misrekening teleurstelling zelfst. naamw. misrekening sof zelfst. naamw. misrekening slag zelfst. naamw. misrekening misslag zelfst. naamw. misrekening flop zelfst. naamw. misrekening fiasco zelfst. naamw. misrekening vergissing zelfst. naamw. misrekening misverstand zelfst. naamw. misrekening misstap zelfst. naamw. misrekening misser zelfst. naamw. misrekening misgreep zelfst. naamw. misrekening blun zelfst. naamw. missaal misboek zelfst. naamw. misschien wellicht bijv. naamw. misschien mogelijk bijv. naamw. misschien soms bijv. naamw. misschien mogelijkerwijs bijv. naamw. misschot misser zelfst. naamw. misselijk gering bijv. naamw. misselijk onpasselijk bijv. naamw. misselijk onuitstaanbaar bijv. naamw. misselijk onwel bijv. naamw. misselijk naar bijv. naamw. misselijkheid onpasselijkheid zelfst. naamw. misselijkheid nausea zelfst. naamw. misselijkheid ongesteldheid zelfst. naamw. misselijkmakend afstotelijk bijv. naamw. misselijkmakend weerzinwekkend bijv. naamw. misselijkmakend walgelijk bijv. naamw. misselijkmakend afstotend bijv. naamw. misselijkmakend afschuwelijk bijv. naamw. missen kwijtraken werkwoord missen misgaan werkwoord missen mislopen werkwoord missen niet raken werkwoord missen ontberen werkwoord missen ontbreken werkwoord missen overslaan werkwoord missen vermissen werkwoord misser afgang zelfst. naamw. misser gemiste kans zelfst. naamw. misser mislukking zelfst. naamw. misser misschot zelfst. naamw. misser vergissing zelfst. naamw. misser misverstand zelfst. naamw. misser misstap zelfst. naamw. misser misslag zelfst. naamw. misser misrekening zelfst. naamw. misser misgreep zelfst. naamw. misser fout zelfst. naamw. misser blun zelfst. naamw. misser flop zelfst. naamw. misser fiasco zelfst. naamw. misser echec zelfst. naamw. missie afvaardiging zelfst. naamw. missie boodschap zelfst. naamw. missie vertegenwoordiging zelfst. naamw. missie zending zelfst. naamw. missie zendingsgenootschap zelfst. naamw. missie roeping zelfst. naamw. missionaris zendeling overig. misslaan miskleunen werkwoord misslag dwaling zelfst. naamw. misslag gemiste slag zelfst. naamw. misslag terugslag zelfst. naamw. misslag teleurstelling zelfst. naamw. misslag tegenvaller zelfst. naamw. misslag sof zelfst. naamw. misslag slag zelfst. naamw. misslag misrekening zelfst. naamw. misslag flop zelfst. naamw. misslag fiasco zelfst. naamw. misslag vergissing zelfst. naamw. misslag misgreep zelfst. naamw. misslag fout zelfst. naamw. misslag abuis zelfst. naamw. misslag misverstand zelfst. naamw. misslag misstap zelfst. naamw. misslag misser zelfst. naamw. misslag blun zelfst. naamw. misstand uitwas zelfst. naamw. misstand wantoestand zelfst. naamw. misstanden wantoestanden zelfst. naamw. misstap fout zelfst. naamw. misstap vergissing zelfst. naamw. misstap verkeerde stap zelfst. naamw. misstap misverstand zelfst. naamw. misstap misslag zelfst. naamw. misstap misser zelfst. naamw. misstap misrekening zelfst. naamw. misstap misgreep zelfst. naamw. misstap blun zelfst. naamw. misstappen dwalingen werkwoord mist nevel zelfst. naamw. mist onduidelijkheid zelfst. naamw. mist waas zelfst. naamw. mist nev zelfst. naamw. mistasten feilen werkwoord mistbank nevel zelfst. naamw. mistellen misrekenen werkwoord misten nevelen werkwoord mistig dampig bijv. naamw. mistig onduidelijk bijv. naamw. mistig wazig bijv. naamw. mistig onhelder bijv. naamw. mistig nevelig bijv. naamw. mistig nevelachtig bijv. naamw. mistig vagelijk bijv. naamw. mistig vaag bijv. naamw. mistig flauw bijv. naamw. mistral wind zelfst. naamw. mistroostig melancholiek bijv. naamw. mistroostig mismoedig bijv. naamw. mistroostig troosteloos bijv. naamw. mistroostig sip bijv. naamw. mistroostig terneergeslagen bijv. naamw. mistroostig triestig bijv. naamw. mistroostig somber bijv. naamw. mistroostig naargeestig bijv. naamw. mistroostig vreugdeloos bijv. naamw. mistroostig triest bijv. naamw. mistroostig grauw bijv. naamw. mistroostig verdrietig bijv. naamw. mistroostig teneergeslagen bijv. naamw. mistroostig neerslachtig bijv. naamw. misvatting abuis zelfst. naamw. misvatting misverstand zelfst. naamw. misvatting wanbegrip zelfst. naamw. misvattingen vergissingen overig. misvattingen dwalingen overig. misverstand misvatting zelfst. naamw. misverstand onduidelijkheid zelfst. naamw. misverstand onenigheid zelfst. naamw. misverstand vergissing zelfst. naamw. misverstand wanbegrip zelfst. naamw. misverstand misstap zelfst. naamw. misverstand misslag zelfst. naamw. misverstand misser zelfst. naamw. misverstand misrekening zelfst. naamw. misverstand misgreep zelfst. naamw. misverstand fout zelfst. naamw. misverstand blun zelfst. naamw. misvormd gedrochtelijk bijv. naamw. misvormd lelijk bijv. naamw. misvormd mismaakt bijv. naamw. misvormd wanstaltig bijv. naamw. misvormd monsterlijk bijv. naamw. misvormdheid verminking zelfst. naamw. misvormdheid misvorming zelfst. naamw. misvormdheid mismaaktheid zelfst. naamw. misvormen mismaken werkwoord misvormen verminken werkwoord misvorming malformatie zelfst. naamw. misvorming verminking zelfst. naamw. misvorming misvormdheid zelfst. naamw. misvorming mismaaktheid zelfst. naamw. mitella draagband zelfst. naamw. mitella slinger zelfst. naamw. mitella draagverband zelfst. naamw. mitella banddoek zelfst. naamw. mitigatie leniging zelfst. naamw. mitigeren afzwakken werkwoord mitrailleur machinegeweer zelfst. naamw. mits indien bijv. naamw. mits als bijv. naamw. mits onvoorwaardat bijv. naamw. mix kruising zelfst. naamw. mix mengeling zelfst. naamw. mix mengsel zelfst. naamw. mixen roeren werkwoord mixen mengen zelfst. naamw. mixen vermengen zelfst. naamw. mixen melêren zelfst. naamw. mobiel beweegbaar bijv. naamw. mobiel gevechtsklaar bijv. naamw. mobiel verzetbaar bijv. naamw. mobiel verplaatsbaar bijv. naamw. mobiel roerend bijv. naamw. mobiel los bijv. naamw. mobieltje gsm overig. mobieltje gsm overig. mobieltje gsm overig. mobilisatie mobiliseren overig. mobiliseren activeren werkwoord mobiliseren mobilisatie werkwoord mobiliteit beweeglijkheid zelfst. naamw. mobilofoon portofoon zelfst. naamw. mocassin pantoffel zelfst. naamw. modaal gemiddeld bijv. naamw. modaal middelmatig bijv. naamw. modaal medium bijv. naamw. modaal doorsnee bijv. naamw. modder bagger zelfst. naamw. modder viezigheid zelfst. naamw. modder rommel zelfst. naamw. modder afval zelfst. naamw. modder slik zelfst. naamw. modder slijk zelfst. naamw. modder slib zelfst. naamw. modder prut zelfst. naamw. modderen baggeren werkwoord modderen knoeien werkwoord modderen verprutsen werkwoord modderen verknoeien werkwoord modderen verhaspelen werkwoord modderen beunhazen werkwoord modderig drabbig bijv. naamw. modderig slibachtig bijv. naamw. modderig zompig bijv. naamw. modderig slijkerig bijv. naamw. modderig slibberig bijv. naamw. modderig pruttig bijv. naamw. modderig drassig bijv. naamw. modderig baggerig bijv. naamw. modderkruiper puitaal overig. modderpo po overig. modderpoel poel zelfst. naamw. modderschuit baggerschuit overig. modderschuit baggerschip overig. mode modeverschijnsel zelfst. naamw. mode smaak zelfst. naamw. mode trend zelfst. naamw. mode rage zelfst. naamw. modeartikel snufje overig. modeartikel nieuwtje overig. modeartikel gadget overig. modebewust modegevoelig bijv. naamw. modegek fat zelfst. naamw. modegevoelig modebewust bijv. naamw. model fotomodel zelfst. naamw. model mal zelfst. naamw. model mannequin zelfst. naamw. model miniatuur zelfst. naamw. model pasvorm zelfst. naamw. model patroon zelfst. naamw. model prototype zelfst. naamw. model specimen zelfst. naamw. model toonbeeld zelfst. naamw. model type zelfst. naamw. model voorbeeld zelfst. naamw. model correct zelfst. naamw. model voorbeeldig zelfst. naamw. model schets zelfst. naamw. model ontwerp zelfst. naamw. model concept zelfst. naamw. model schepper zelfst. naamw. model origineel zelfst. naamw. model staaltje zelfst. naamw. model staal zelfst. naamw. model proeve zelfst. naamw. model proefje zelfst. naamw. model monster zelfst. naamw. modellen mannequins zelfst. naamw. modellen schema`s zelfst. naamw. modellen patronen zelfst. naamw. modelleren boetseren werkwoord modelleren fatsoeneren werkwoord modelleren stileren werkwoord modelleren vormen werkwoord modelleren vervaardigen werkwoord modelleren maken werkwoord modelleren kneden werkwoord modelleur boetseerder overig. modelmatig voorbeeldig bijv. naamw. modelvorm gietvorm zelfst. naamw. modelvorm sjablone zelfst. naamw. modelvorm vorm zelfst. naamw. modelvorm matrijs zelfst. naamw. modelvorm mal zelfst. naamw. modelvorm sjabloon zelfst. naamw. modelzitten poseren zelfst. naamw. modepop pop zelfst. naamw. moderatie tempering overig. moderatie mindering overig. moderatie matiging overig. modern bijdetijds bijv. naamw. modern contemporain bijv. naamw. modern eigentijds bijv. naamw. modern nieuwerwets bijv. naamw. modern vrijzinnig bijv. naamw. modern actueel bijv. naamw. modern hedendaags bijv. naamw. modern van deze tijd overig. moderniseren opknappen werkwoord modernist vernieuwer overig. modernist nieuwlichter overig. modest bescheiden bijv. naamw. modest eerbaar bijv. naamw. modeverschijnsel mode zelfst. naamw. modeverschijnsel trend zelfst. naamw. modieus chic bijv. naamw. modieus trendy bijv. naamw. modieus elegant bijv. naamw. modieus vlot bijv. naamw. modieus snel bijv. naamw. modieus hip bijv. naamw. modieus flitsend bijv. naamw. modificatie aanpassing zelfst. naamw. modificatie verandering zelfst. naamw. modificatie wijziging zelfst. naamw. modificeren herzien werkwoord modificeren veranderen werkwoord modificeren amenderen zelfst. naamw. modificeren wijzigen werkwoord modificeren omwerken werkwoord modificeren amenderen zelfst. naamw. modificeren wijzigen werkwoord modinette naaister zelfst. naamw. modulatie toonval zelfst. naamw. modulatie toonzetting zelfst. naamw. modulatie stembuiging zelfst. naamw. modulatie intonatie zelfst. naamw. modulatie compositie zelfst. naamw. modulus moduul zelfst. naamw. modus manier zelfst. naamw. moduul basismaat zelfst. naamw. moduul gietvorm zelfst. naamw. moe afgemat bijv. naamw. moe beu bijv. naamw. moe moeder zelfst. naamw. moe mams bijv. naamw. moe mammie bijv. naamw. moe mamma bijv. naamw. moe mama bijv. naamw. moe ma bijv. naamw. moe genoeg bijv. naamw. moe vermoeid bijv. naamw. moed bezieling zelfst. naamw. moed dapperheid zelfst. naamw. moed durf zelfst. naamw. moed heldenmoed zelfst. naamw. moed hoop zelfst. naamw. moed vuur zelfst. naamw. moed aard zelfst. naamw. moed heldendaad zelfst. naamw. moed heldhaftigheid zelfst. naamw. moed viriliteit zelfst. naamw. moed mannelijkheid zelfst. naamw. moed flinkheid zelfst. naamw. moed onversaagdheid zelfst. naamw. moed koenheid zelfst. naamw. moed lef zelfst. naamw. moed gewaagdheid zelfst. naamw. moedeloos mismoedig bijv. naamw. moedeloos terneergeslagen bijv. naamw. moedeloos gedrukt bijv. naamw. moedeloos bedrukt bijv. naamw. moedeloosheid berusting zelfst. naamw. moedeloosheid defaitisme zelfst. naamw. moeder ma zelfst. naamw. moeder mama zelfst. naamw. moeder mamma zelfst. naamw. moeder mammie zelfst. naamw. moeder moe zelfst. naamw. moeder moederdier zelfst. naamw. moeder vrouw zelfst. naamw. moeder mevrouw zelfst. naamw. moeder mama overig. moederbij koningin zelfst. naamw. moederblad origineel overig. moederdier moeder zelfst. naamw. moederkaart stamkaart zelfst. naamw. moederkoek placenta zelfst. naamw. moederland land zelfst. naamw. moederlijk zorgzaam bijv. naamw. moedermaatschappij holding zelfst. naamw. moedermelk zog zelfst. naamw. moedernaakt spiernaakt overig. moedernaakt poedelnaakt overig. moederschoot schoot zelfst. naamw. moedertje moeder zelfst. naamw. moedig ferm bijv. naamw. moedig flink bijv. naamw. moedig heldhaftig bijv. naamw. moedig dapper bijv. naamw. moedig stoutmoedig bijv. naamw. moedig stout bijv. naamw. moedig onverschrokken bijv. naamw. moedig kloek bijv. naamw. moedig heroïsch bijv. naamw. moedig moresterk bijv. naamw. moedigheid dapperheid zelfst. naamw. moedvatten bemoedigen overig. moedwil kwaadwilligheid zelfst. naamw. moedwil opzet zelfst. naamw. moedwil voornemen zelfst. naamw. moedwil intentie zelfst. naamw. moedwillig expres bijv. naamw. moedwillig opzettelijk bijv. naamw. moedwillig kwaadwillig bijv. naamw. moedwillig wetens bijv. naamw. moedwillig voorbedacht bijv. naamw. moedwillig weloverwogen bijv. naamw. moedwillig bewust bijv. naamw. moeheid afmatting zelfst. naamw. moeheid uitgeputheid zelfst. naamw. moeheid uitputting zelfst. naamw. moeheid vermoeidheid zelfst. naamw. moeilijk ernstig bijv. naamw. moeilijk ingewikkeld bijv. naamw. moeilijk kritisch bijv. naamw. moeilijk lastig bijv. naamw. moeilijk ongemakkelijk bijv. naamw. moeilijk zwaar bijv. naamw. moeilijk moeizaam bijv. naamw. moeilijk nauwelijks bijv. naamw. moeilijk problematisch bijv. naamw. moeilijk netelig bijv. naamw. moeilijk zwaar overig. moeilijk zwaar overig. moeilijk zwaar overig. moeilijker erger bijv. naamw. moeilijkheden ellende zelfst. naamw. moeilijkheden onheil zelfst. naamw. moeilijkheden penarie zelfst. naamw. moeilijkheden rottigheid zelfst. naamw. moeilijkheden sores zelfst. naamw. moeilijkheden tegenspoed zelfst. naamw. moeilijkheden trammelant zelfst. naamw. moeilijkheden terugslag zelfst. naamw. moeilijkheden tegenslag zelfst. naamw. moeilijkheden rampspoed zelfst. naamw. moeilijkheden ramp zelfst. naamw. moeilijkheden pech zelfst. naamw. moeilijkheden onspoed zelfst. naamw. moeilijkheden ongeluk zelfst. naamw. moeilijkheden malheur zelfst. naamw. moeilijkheden terugslagen zelfst. naamw. moeilijkheden zorgen zelfst. naamw. moeilijkheden problemen zelfst. naamw. moeilijkheid hinder zelfst. naamw. moeilijkheid narigheid zelfst. naamw. moeilijkheid penarie zelfst. naamw. moeilijkheid probleem zelfst. naamw. moeilijkheid hondsgras zelfst. naamw. moeilijkheid ingewikkeldheid zelfst. naamw. moeilijkheid twist zelfst. naamw. moeilijkheid geschil zelfst. naamw. moeilijkheid zwaartekracht zelfst. naamw. moeilijkheid zwaarte zelfst. naamw. moeilijkheid druk zelfst. naamw. moeite inspanning zelfst. naamw. moeite last zelfst. naamw. moeite overlast zelfst. naamw. moeite soesa zelfst. naamw. moeite hin zelfst. naamw. moeiteloos vanzelf bijv. naamw. moeiteloos even bijv. naamw. moeiteloos gemakkelijk bijv. naamw. moeiteloos soepel bijv. naamw. moeiteloos zonmoeite bijv. naamw. moeizaam krampachtig bijv. naamw. moeizaam pijnlijk bijv. naamw. moeizaam met moeite bijv. naamw. moeizaam moeilijk bijv. naamw. moeizaam stram bijv. naamw. moeizaam stroef bijv. naamw. moeizaam zwaar bijv. naamw. moeke huissloof zelfst. naamw. moeke sloof zelfst. naamw. moemakend vermoeiend overig. moemakend uitputtend overig. moemakend afmattend overig. moeoverste kloosteroverste overig. moer bal zelfst. naamw. moer barst zelfst. naamw. moer biet zelfst. naamw. moer bliksem zelfst. naamw. moer droesem zelfst. naamw. moer rondel zelfst. naamw. moer moeras zelfst. naamw. moer drasland zelfst. naamw. moer broek zelfst. naamw. moer zetsel zelfst. naamw. moer grondsop zelfst. naamw. moer drab zelfst. naamw. moer dik zelfst. naamw. moer bezinksel zelfst. naamw. moer bijenkoningin overig. moer bijenkoningin overig. moer bijenkoningin overig. moeras broekland zelfst. naamw. moeras laagveen zelfst. naamw. moeras penarie zelfst. naamw. moeras moer zelfst. naamw. moeras drasland zelfst. naamw. moeras broek zelfst. naamw. moeras veen zelfst. naamw. moeraskoorts malaria overig. moerassig drassig bijv. naamw. moerbei moerbeiboom zelfst. naamw. moerbeiboom moerbei zelfst. naamw. moerbout bout zelfst. naamw. moeren kapotmaken werkwoord moeren mollen werkwoord moeren stukmaken werkwoord moersleutel schroefsleutel zelfst. naamw. moersleutel spanner zelfst. naamw. moersleutel steeksleutel zelfst. naamw. moes appelmoes zelfst. naamw. moes brij zelfst. naamw. moes mengsel zelfst. naamw. moes moeder zelfst. naamw. moes puree zelfst. naamw. moes pulp zelfst. naamw. moesje moeder zelfst. naamw. moesje moes zelfst. naamw. moesje vlekje zelfst. naamw. moesje vlek zelfst. naamw. moesje stippel zelfst. naamw. moesje stipje zelfst. naamw. moesje stip zelfst. naamw. moesje spatje zelfst. naamw. moesje spat zelfst. naamw. moesje nop zelfst. naamw. moestuin groentetuin zelfst. naamw. moet indruk zelfst. naamw. moet moeten zelfst. naamw. moeten behoren werkwoord moeten hoeven werkwoord moeten lusten werkwoord moeten willen werkwoord moeten zullen werkwoord moeten moet zelfst. naamw. moeten horen werkwoord moeten dienen werkwoord moeten believen werkwoord mof Hun zelfst. naamw. mof mouw zelfst. naamw. moffelen emailleren werkwoord moffelen lakken werkwoord moffelen verstoppen werkwoord mogelijk beschikbaar bijv. naamw. mogelijk bestaanbaar bijv. naamw. mogelijk denkbaar bijv. naamw. mogelijk eventueel bijv. naamw. mogelijk wellicht bijv. naamw. mogelijk misschien bijv. naamw. mogelijk potentieel bijv. naamw. mogelijk soms bijv. naamw. mogelijk mogelijkerwijs bijv. naamw. mogelijk geoorloofd bijv. naamw. mogelijk voorstelbaar bijv. naamw. mogelijk eventueel overig. mogelijkerwijs eventueel overig. mogelijkerwijs mogelijk overig. mogelijkerwijs wellicht overig. mogelijkerwijs soms overig. mogelijkerwijs misschien overig. mogelijkheden kansen zelfst. naamw. mogelijkheden speelruimte zelfst. naamw. mogelijkheid gelegenheid zelfst. naamw. mogelijkheid kans zelfst. naamw. mogelijkheid optie zelfst. naamw. mogelijkheid perspectief zelfst. naamw. mogelijkheid potentie zelfst. naamw. mogelijkheid kansen zelfst. naamw. mogelijkheid gelegenheden zelfst. naamw. mogelijkheid possibiliteit overig. mogen aardig vinden werkwoord mogen kunnen werkwoord mogen mag werkwoord mogen moeten werkwoord mogen zullen werkwoord mogendheden mogendheid overig. mogendheid macht zelfst. naamw. mogendheid mogendheden zelfst. naamw. mohel besnijder overig. mohel besnijder overig. mohel besnijder overig. moirézijde nikker overig. moirézijde Moriaan overig. moirézijde Moor overig. mok beker zelfst. naamw. mok drinkbeker zelfst. naamw. mok pul zelfst. naamw. mok maatje zelfst. naamw. moker breekhamer zelfst. naamw. moker voorhamer zelfst. naamw. mokeren beuken werkwoord mokers voorhamers overig. mokers breekhamers overig. mokkapunt gebakje zelfst. naamw. mokkel meisje zelfst. naamw. mokkel stuk (knap meisje) zelfst. naamw. mokken pruilen werkwoord mokken kniezen werkwoord mokum amsterdam overig. molen windmolen overig. molenaar mulder zelfst. naamw. molenaar mul zelfst. naamw. molenarm schortje overig. molenarm schortje overig. molenarm schortje overig. molenrad rad zelfst. naamw. molenrad waterrad zelfst. naamw. molenrad scheprad zelfst. naamw. molentrechter tremel zelfst. naamw. molest beschadiging zelfst. naamw. molestatie mishandeling zelfst. naamw. molestatie molest zelfst. naamw. molesteren bedreigen werkwoord molesteren mishandelen werkwoord molesteren pijnigen werkwoord mollen kapotmaken werkwoord mollen moeren werkwoord mollen slopen werkwoord mollen stukmaken werkwoord mollen vermoorden werkwoord mollen vernielen werkwoord mollengang ritten overig. mollig gevuld bijv. naamw. mollig poezelig bijv. naamw. mollig volslank bijv. naamw. mollig knap bijv. naamw. mollig rijk bijv. naamw. molm bederf zelfst. naamw. molm turfmolm zelfst. naamw. molmig vermolmd overig. molmig naar overig. molmig bedenkelijk overig. moloch afgod zelfst. naamw. moloch jaggernaut zelfst. naamw. molton flanel overig. mom masker zelfst. naamw. mom mombakkes zelfst. naamw. mombakkes masker zelfst. naamw. mombakkes mom zelfst. naamw. mombakkesen maskers overig. moment gebeurtenis zelfst. naamw. moment ogenblik zelfst. naamw. moment seconde zelfst. naamw. moment t zelfst. naamw. moment oogwenk zelfst. naamw. moment minuutje zelfst. naamw. momenteel huidig bijv. naamw. momenteel nu bijv. naamw. momenteel thans bijv. naamw. momenteel tegenwoordig bijv. naamw. momenteel nou bijv. naamw. momentum daadkracht zelfst. naamw. momentum werklust zelfst. naamw. momentum puf zelfst. naamw. momentum kracht zelfst. naamw. momentum fut zelfst. naamw. momentum esprit zelfst. naamw. momentum energie zelfst. naamw. momentum aandrift zelfst. naamw. mommelen mompelen werkwoord mommelen mummelen werkwoord mompelen fluisteren werkwoord mompelen mommelen werkwoord mompelen murmelen werkwoord mompelen prevelen werkwoord mompelen ruisen werkwoord mompelen mummelen werkwoord mompelen morren werkwoord mompelen brommen werkwoord mompelen murmeren werkwoord monarch alleenheerser zelfst. naamw. monarch heerser zelfst. naamw. monarch koning zelfst. naamw. monarch soeverein zelfst. naamw. monarch vorst zelfst. naamw. monarchie koningschap zelfst. naamw. monarchie koninkrijk zelfst. naamw. monarchistisch koningsgezind bijv. naamw. monastiek kloosterlijk bijv. naamw. mond bek zelfst. naamw. mond ingang zelfst. naamw. mond lip zelfst. naamw. mond monding zelfst. naamw. mond smoel zelfst. naamw. mond spraakorgaan zelfst. naamw. mond mondwerk zelfst. naamw. mondain chic bijv. naamw. mondain frivool bijv. naamw. mondain werelds bijv. naamw. mondeling verbaal bijv. naamw. mondeling oraal bijv. naamw. mondhouden zwijgen overig. mondiaal wereldwijd bijv. naamw. mondig meerderjarig bijv. naamw. mondig volwassen bijv. naamw. mondigheid meerderjarigheid zelfst. naamw. mondigheidsverklaring meerderjarigverklaring zelfst. naamw. monding mond zelfst. naamw. mondingen openingen zelfst. naamw. mondje beetje zelfst. naamw. mondje hapje zelfst. naamw. mondjevol mondje zelfst. naamw. mondkost mondvoorraad zelfst. naamw. mondstuk embouchure zelfst. naamw. mondvoorraad leeftocht zelfst. naamw. mondwerk mond overig. monitor beeldscherm zelfst. naamw. monitoring bewaking zelfst. naamw. monnik kloosterling zelfst. naamw. monnik frater zelfst. naamw. monnik broe zelfst. naamw. monnikskap kapoets overig. monnikspij mijnschacht overig. monnikspij baai overig. monochroom eenkleurig overig. monocle lorgnet zelfst. naamw. monogram signatuur zelfst. naamw. monogram nul zelfst. naamw. monogram geheimschrift zelfst. naamw. monogram code zelfst. naamw. monogram cijfer zelfst. naamw. monoloog alleenspraak zelfst. naamw. monopolie alleenrecht zelfst. naamw. monopolie zelfbeschikking overig. monotonie eentonigheid zelfst. naamw. monotonie uniformiteit zelfst. naamw. monotonie saaiheid zelfst. naamw. monotonie eenvormigheid zelfst. naamw. monotoon eentonig bijv. naamw. monotoon saai bijv. naamw. monotoon vervelend bijv. naamw. monotoon slaapverwekkend bijv. naamw. monotoon suf bijv. naamw. monotoon afgezaagd bijv. naamw. Monster draak zelfst. naamw. monster gedrocht zelfst. naamw. Monster lelijkerd zelfst. naamw. Monster proefstuk zelfst. naamw. monster specimen zelfst. naamw. monster wanschepsel zelfst. naamw. monster wangedrocht zelfst. naamw. monster mormel zelfst. naamw. monster misbaksel zelfst. naamw. monster staaltje zelfst. naamw. monster staal zelfst. naamw. monster proeve zelfst. naamw. monster proefje zelfst. naamw. monster model zelfst. naamw. monsterachtig afzichtelijk bijv. naamw. monsterachtig afschrikwekkend bijv. naamw. monsterachtig monsterlijk bijv. naamw. monsteren aannemen werkwoord monsteren inspecteren werkwoord monsteren keuren werkwoord monstering versiering zelfst. naamw. monstering uitzet overig. monstering uitrusting zelfst. naamw. monstering uitmonstering zelfst. naamw. monstering outillage overig. monstering outfit overig. monstering benodigde overig. monsterlijk monsterachtig bijv. naamw. monsterlijk monstrueus bijv. naamw. monsterlijk afgrijselijk bijv. naamw. monsterlijk afzichtelijk bijv. naamw. monsterlijk enorm bijv. naamw. monsterlijk afschuwwekkend bijv. naamw. monsterlijk afschuwelijk bijv. naamw. monsterlijk afschrikwekkend bijv. naamw. monsterlijk oerlelijk bijv. naamw. monsterlijk foeilelijk bijv. naamw. monsterlijk wanstaltig bijv. naamw. monsterlijk misvormd bijv. naamw. monsterlijk gedrochtelijk bijv. naamw. monsterlijk wreed bijv. naamw. monsterlijk onmenselijk bijv. naamw. monsterlijk inhumaan bijv. naamw. monsterlijk bruut bijv. naamw. monsterlijk beestachtig bijv. naamw. monsterlijk barbaars bijv. naamw. monstrueus monsterachtig bijv. naamw. monstrueus monsterlijk bijv. naamw. monstrum misgeboorte zelfst. naamw. montage constructie zelfst. naamw. montage filmmontage zelfst. naamw. montage samenstelling zelfst. naamw. montage samenvoeging zelfst. naamw. montage assembleren zelfst. naamw. montage assemblage zelfst. naamw. monter blij bijv. naamw. monter blijmoedig bijv. naamw. monter levendig bijv. naamw. monter levenslustig bijv. naamw. monter opgeruimd bijv. naamw. monter opgetogen bijv. naamw. monter opgewekt bijv. naamw. monter tierig bijv. naamw. monter vrolijk bijv. naamw. monter wakker bijv. naamw. monter fris bijv. naamw. monter kwiek bijv. naamw. monter plezierig bijv. naamw. monter uitgelaten bijv. naamw. monter jolig bijv. naamw. monter fideel bijv. naamw. monter zonnig bijv. naamw. monter lustig bijv. naamw. monter dartel bijv. naamw. monteren aanbrengen werkwoord monteren assembleren werkwoord monteren montage zelfst. naamw. monteur reparateur zelfst. naamw. monteur werktuigkundige zelfst. naamw. monteur machinist zelfst. naamw. monteur bestuurder zelfst. naamw. montuur brilmontuur zelfst. naamw. monument gedenkteken zelfst. naamw. monument hoogtepunt zelfst. naamw. monumentaal enorm bijv. naamw. monumenten gedenktekens zelfst. naamw. mooi aantrekkelijk bijv. naamw. mooi bekoorlijk bijv. naamw. mooi bevallig bijv. naamw. mooi fraai bijv. naamw. mooi gunstig bijv. naamw. mooi knap bijv. naamw. mooi prachtig bijv. naamw. mooi schoon bijv. naamw. mooi aardig bijv. naamw. mooi fijn bijv. naamw. mooi flink bijv. naamw. mooi goed bijv. naamw. mooi riant bijv. naamw. mooi adembenemend bijv. naamw. mooi oogverblindend bijv. naamw. mooi beeldschoon bijv. naamw. mooi schitterend bijv. naamw. mooi charmant bijv. naamw. mooi attractief bijv. naamw. mooi aanlokkelijk bijv. naamw. mooi lief bijv. naamw. mooi welgevallig bijv. naamw. mooi welgemaakt bijv. naamw. mooi prachtig bijv. naamw. mooi prachtig bijv. naamw. mooi vinden apprecieren overig. mooidoenerij vleierij overig. mooidoenerij mooipraterij overig. mooiheid schoon zelfst. naamw. mooiprater vleier overig. mooiprater strooplikker overig. mooipraterij vleierij zelfst. naamw. mooipraterij mooidoenerij zelfst. naamw. mooipraters vleiers overig. mooist mooiste bijv. naamw. mooiste mooist bijv. naamw. Moor nikker overig. Moor moirézijde overig. Moor Moriaan overig. moord doodslag zelfst. naamw. moord executie zelfst. naamw. moord liquidatie zelfst. naamw. moordaanslag aanslag zelfst. naamw. moorddadig bloeddorstig bijv. naamw. moorddadig moordzuchtig bijv. naamw. moorden vermoorden werkwoord moorden ombrengen werkwoord moorden doden werkwoord moorden afslachten werkwoord moorden afmaken werkwoord moordenaar slager zelfst. naamw. moordend fel bijv. naamw. moordpartij slachting zelfst. naamw. moordpartij slachtpartij zelfst. naamw. moordpartij bloedbad zelfst. naamw. moordpartij afslachting zelfst. naamw. moordpartijen slachtingen overig. moordpartijen bloedbaden overig. moordzuchtig moorddadig overig. moorkop gebakje zelfst. naamw. moot plak zelfst. naamw. moot schijf zelfst. naamw. moot tranche zelfst. naamw. mop aardigheid zelfst. naamw. mop baksteen zelfst. naamw. mop deun zelfst. naamw. mop grap zelfst. naamw. mop koekje zelfst. naamw. mop schat zelfst. naamw. mop bak zelfst. naamw. mopje spottenopmerking overig. mopje grapje overig. moppen grapjes zelfst. naamw. moppen grappen zelfst. naamw. mopperaar kankerpit zelfst. naamw. mopperaar knorrepot zelfst. naamw. mopperaar kankeraar zelfst. naamw. mopperaar grompot zelfst. naamw. mopperaar brompot zelfst. naamw. mopperaar brombeer zelfst. naamw. mopperen brommen werkwoord mopperen pruttelen werkwoord mopperen morren werkwoord mopperen klagen werkwoord mopperen kankeren werkwoord mopperig gemelijk bijv. naamw. mopperig brommerig bijv. naamw. moppie meisje zelfst. naamw. moppig aardig bijv. naamw. moraal ethiek zelfst. naamw. moraal instelling zelfst. naamw. moraal lering zelfst. naamw. moraal zede zelfst. naamw. moraal zedenleer zelfst. naamw. moraliseren zedenpreken werkwoord moralistisch ethisch bijv. naamw. moralistisch moreel bijv. naamw. moraliteit zedelijkheid zelfst. naamw. moraliteit zedenles zelfst. naamw. morbide luguber bijv. naamw. morbiditeit ziektecijfer zelfst. naamw. mordicus hardnekkig overig. moreel ethisch bijv. naamw. moreel geestkracht zelfst. naamw. moreel zedelijk zelfst. naamw. mores gebruiken zelfst. naamw. moresterk moedig overig. moresterk flink overig. moresterk ferm overig. moresterk dapper overig. morfologie grammatica zelfst. naamw. morgen aanvang zelfst. naamw. morgen dageraad zelfst. naamw. morgen ochtend zelfst. naamw. morgen binnenkort zelfst. naamw. morgenschemering dageraad zelfst. naamw. morgenschemering zonsopgang zelfst. naamw. morgenschemering ochtendstond zelfst. naamw. morgenschemering ochtendgloren zelfst. naamw. morgenstond dag zelfst. naamw. morgenstond dageraad zelfst. naamw. morgenstond morgen zelfst. naamw. morgenstond ochtendgloren zelfst. naamw. Moriaan nikker overig. Moriaan moirézijde overig. Moriaan Moor overig. mormel gedrocht zelfst. naamw. mormel hond zelfst. naamw. mormel wanschepsel zelfst. naamw. mormel wangedrocht zelfst. naamw. mormel monster zelfst. naamw. mormel misbaksel zelfst. naamw. morrelen klungelen werkwoord morren klagen werkwoord morren protesteren werkwoord morren ruisen werkwoord morren murmelen werkwoord morren mummelen werkwoord morren mompelen werkwoord morren brommen werkwoord morren pruttelen werkwoord morren mopperen werkwoord morren kankeren werkwoord morren murmeren werkwoord morren twisten werkwoord morsdoekje slab overig. morsen bevuilen werkwoord morsen kliederen werkwoord morsen knoeien werkwoord morsen vlekken werkwoord morsen kladden werkwoord morser knoeipot overig. morsers knoeipotten overig. morsers knoeiers overig. morsig groezelig bijv. naamw. morsig kliederig bijv. naamw. morsig onverzorgd bijv. naamw. morsig ranzig bijv. naamw. morsig slordig bijv. naamw. morsig smerig bijv. naamw. morsig vies bijv. naamw. morsig vuil bijv. naamw. morsig vunzig bijv. naamw. morsig viezig bijv. naamw. morsig smoezelig bijv. naamw. morsig bedoezeld bijv. naamw. morsig voddig bijv. naamw. morsig slonzig bijv. naamw. morsig slodderig bijv. naamw. morsig haveloos bijv. naamw. morsig knoeierig bijv. naamw. morsigheid zwijnenbo zelfst. naamw. morsigheid vuiligheid zelfst. naamw. morsigheid vuilheid zelfst. naamw. morsigheid vuil zelfst. naamw. morsigheid viezigheid zelfst. naamw. morsigheid viespeukerij zelfst. naamw. morsigheid smerigheid zelfst. naamw. morsigheid smeerlapperij zelfst. naamw. morsigheid slonzigheid zelfst. naamw. morsigheid drab zelfst. naamw. mort steenslag overig. mort steengruis overig. mort split overig. mort puin overig. mort metselspecie overig. mort macadam overig. mort gruis overig. mort bik overig. mort specie overig. mortaliteit sterftecijfer zelfst. naamw. mortaliteit sterfelijkheid zelfst. naamw. mortel metselspecie zelfst. naamw. mortel specie zelfst. naamw. mortel steengruis zelfst. naamw. mortuarium lijkenhuis zelfst. naamw. moskee kerk zelfst. naamw. moskee tempel zelfst. naamw. moskee synagoog zelfst. naamw. moskee synagoge zelfst. naamw. moskee kerkgebouw zelfst. naamw. moskee godshuis zelfst. naamw. moskee bedehuis zelfst. naamw. Moskeetoren Minaret zelfst. naamw. mossel vagina zelfst. naamw. mot heibel zelfst. naamw. mot onenigheid zelfst. naamw. mot ruzie zelfst. naamw. mot vlindertje zelfst. naamw. motie voorstel zelfst. naamw. motie voorstdoen zelfst. naamw. motie suggestie zelfst. naamw. motie propositie zelfst. naamw. motie bod zelfst. naamw. motief beweegreden zelfst. naamw. motief dessin zelfst. naamw. motief gedachte zelfst. naamw. motief patroon zelfst. naamw. motief reden zelfst. naamw. motief motivatie zelfst. naamw. motief drijfveer zelfst. naamw. motief tekening zelfst. naamw. motieven dessins zelfst. naamw. motivatie beweegreden zelfst. naamw. motivatie motivering zelfst. naamw. motivatie reden zelfst. naamw. motivatie motief zelfst. naamw. motivatie drijfveer zelfst. naamw. motiveren aanzetten werkwoord motiveren beredeneren werkwoord motivering argument zelfst. naamw. motivering motivatie zelfst. naamw. motor aandrijving zelfst. naamw. motor gangmaker zelfst. naamw. motor krachtwerktuig zelfst. naamw. motor machine zelfst. naamw. motor motorfiets zelfst. naamw. motor van zelfst. naamw. motor eolisch zelfst. naamw. motor Aeolisch zelfst. naamw. motorboot boot zelfst. naamw. motorbrandstof benzine zelfst. naamw. motorbrandstof brandstof zelfst. naamw. motorbrandstoffen brandstoffen zelfst. naamw. motoren aandrijvingen zelfst. naamw. motoren voortstuwingen zelfst. naamw. motorfiets motor zelfst. naamw. motorhome kampeerauto overig. motorhome kampeerauto overig. motorhome kampeerauto overig. motoriek vaardigheid zelfst. naamw. motoriek vaardigheid zelfst. naamw. motoriek vaardigheid zelfst. naamw. motorjacht jacht zelfst. naamw. motorolie olie zelfst. naamw. motorolie smeer zelfst. naamw. motorracen racen werkwoord motregenen miezeren werkwoord motregenen piesen werkwoord mottig aangevreten bijv. naamw. mottig mistig bijv. naamw. motto devies zelfst. naamw. motto lijfspreuk zelfst. naamw. motto zinspreuk zelfst. naamw. motto kenspreuk zelfst. naamw. motto`s lijfspreuken overig. motto`s deviezen overig. mousse schuimachtig overig. mousseren bruisen werkwoord mousseren sprankelen werkwoord mousseren tintelen werkwoord mousseren opbruisen werkwoord mout gerst zelfst. naamw. mout mouten zelfst. naamw. mouten mout werkwoord mouw mof zelfst. naamw. mozaïek inlegwerk overig. mucosa slijmvlies zelfst. naamw. mucus slijm zelfst. naamw. mud hectoliter zelfst. naamw. mud vat zelfst. naamw. mudvol stampvol bijv. naamw. muf bedompt bijv. naamw. muf duf bijv. naamw. muf onfris bijv. naamw. muf stoffig bijv. naamw. muf verschaald bijv. naamw. muf drukkend bijv. naamw. muf benauwd bijv. naamw. muf plat bijv. naamw. muf oudbakken bijv. naamw. muf oud bijv. naamw. muf oubakken bijv. naamw. mug muskiet zelfst. naamw. mug nietswaardige zelfst. naamw. mug steekmug zelfst. naamw. muggenziften haarkloven werkwoord muggenziften muggeziften werkwoord muggenziften ziften werkwoord muggenzifter haarklover zelfst. naamw. muggenzifter scherpslijper zelfst. naamw. muggenzifter mierenneuker zelfst. naamw. muggeziften muggenziften werkwoord muggeziften vitten werkwoord muggeziften haarkloven werkwoord muggeziften bedillen werkwoord muggezifter schoolmeester overig. muggezifter boekengeleerde overig. muggezifterij haarkloverij overig. muil bek zelfst. naamw. muil gezicht zelfst. naamw. muil huisschoen zelfst. naamw. muil pantoffel zelfst. naamw. muil waff zelfst. naamw. muil smoelwerk zelfst. naamw. muil smo zelfst. naamw. muil slof zelfst. naamw. muilbanden muilkorven werkwoord muildier lastezel zelfst. naamw. muildier pakez zelfst. naamw. muildier muilez zelfst. naamw. muildier lastez zelfst. naamw. muilen bekken zelfst. naamw. muilez pakez overig. muilez muildier overig. muilez lastez overig. muilezel lastezel zelfst. naamw. muilkorven muilbanden werkwoord muilpeer dreun zelfst. naamw. muilpeer kaakslag zelfst. naamw. muilpeer stoot zelfst. naamw. muilpeer peut zelfst. naamw. muilpeer oplawaai zelfst. naamw. muilpeer opduv zelfst. naamw. muilpeer opdon zelfst. naamw. muilpeer mep zelfst. naamw. muilpeer lel zelfst. naamw. muilpeer klap zelfst. naamw. muilpeer hengst zelfst. naamw. muilpeer veeg zelfst. naamw. muilpeer oorvijg zelfst. naamw. muisstil doodstil overig. muiswiel(tje) scroll wheel zelfst. naamw. muiten opstaan werkwoord muiter opstandeling zelfst. naamw. muiter rebel zelfst. naamw. muiterij insubordinatie zelfst. naamw. muiterij oproer zelfst. naamw. muiterij revolte zelfst. naamw. muiterij opstand zelfst. naamw. muiterij desertie overig. muizenval val zelfst. naamw. mul los bijv. naamw. mul pulverig bijv. naamw. mul stoffig bijv. naamw. mul rul bijv. naamw. mul molenaar bijv. naamw. mulder molenaar zelfst. naamw. multifunctioneel multifunctionele bijv. naamw. multifunctionele multifunctioneel bijv. naamw. multilateraal meerzijdig overig. multinational bedrijf zelfst. naamw. multinational concern zelfst. naamw. multipel meervoudig bijv. naamw. multipel veelvoudig bijv. naamw. multipliceren dupliceren werkwoord multomap ringband zelfst. naamw. mummelen mompelen werkwoord mummelen mommelen werkwoord mummelen ruisen werkwoord mummelen murmelen werkwoord mummelen morren werkwoord mummelen brommen werkwoord munitie ammunitie zelfst. naamw. munitiedepot arsenaal zelfst. naamw. munster dom zelfst. naamw. munster kloosterkerk zelfst. naamw. munt cent zelfst. naamw. munt geldstuk zelfst. naamw. munt muntstuk zelfst. naamw. munt stempel zelfst. naamw. munt uitblinker zelfst. naamw. munt sovereign zelfst. naamw. munt penning zelfst. naamw. munten doelen werkwoord munten geld slaan werkwoord munten geld werkwoord muntgeld kleingeld zelfst. naamw. muntje fiche zelfst. naamw. muntje centje zelfst. naamw. muntsoort valuta zelfst. naamw. muntsoort geldsoort zelfst. naamw. muntstempel beeldenaar zelfst. naamw. muntstempel matrijs zelfst. naamw. muntstuk geldstuk zelfst. naamw. muntstuk munt zelfst. naamw. muntstuk penning zelfst. naamw. muren wanden zelfst. naamw. muritatie herkauwen zelfst. naamw. murmelen mompelen werkwoord murmelen ruisen werkwoord murmelen mummelen werkwoord murmelen morren werkwoord murmelen brommen werkwoord murmelen murmeren werkwoord murmeren murmelen overig. murmeren mompelen overig. murmeren morren overig. murmureren morren werkwoord murw week bijv. naamw. musculatuur spierstelsel zelfst. naamw. museumbezoeker bezoeker zelfst. naamw. museumcollectie collectie zelfst. naamw. museumstuk kunststuk overig. museumstuk kunstproduct overig. museumzaal kunstzaal overig. musical zangspel zelfst. naamw. musiceren spelen werkwoord musicus muzikant zelfst. naamw. muskaat nootmuskaat zelfst. naamw. muskaat kruidnoot zelfst. naamw. muskiet mug zelfst. naamw. muskus bisambont overig. must vereiste zelfst. naamw. mutatie verandering zelfst. naamw. muteren veranderen zelfst. naamw. mutilatie beschadiging zelfst. naamw. muts baret zelfst. naamw. muts hoofddeksel zelfst. naamw. muts huif zelfst. naamw. muts ijsmuts zelfst. naamw. muts kap zelfst. naamw. muts vagina overig. muur heining zelfst. naamw. muur muurtje zelfst. naamw. muur wal zelfst. naamw. muur wand zelfst. naamw. muuranker anker zelfst. naamw. muurnis holte zelfst. naamw. muurnis nis zelfst. naamw. muurnis uitholling zelfst. naamw. muurplug plug zelfst. naamw. muurschildering schildering zelfst. naamw. muurtje muur zelfst. naamw. muurvast vast bijv. naamw. muurvast geheid bijv. naamw. muurverf verf zelfst. naamw. muze inspiratie zelfst. naamw. muze kunst zelfst. naamw. muziek bladmuziek zelfst. naamw. muziek compositie zelfst. naamw. muziek concert zelfst. naamw. muziek geluid zelfst. naamw. muziek muziekleven zelfst. naamw. muziek naslag zelfst. naamw. muziek rietje zelfst. naamw. muziek toonkunst zelfst. naamw. muziekbegeleider disjockey overig. muziekblad muziektijdschrift zelfst. naamw. muziekboek muziek zelfst. naamw. muziekfestival festival zelfst. naamw. muziekgezelschappen kapellen zelfst. naamw. muziekinstrument instrument zelfst. naamw. muziekinstument trompet overig. muziekkorps fanfare zelfst. naamw. muziekkorps harmonie zelfst. naamw. muziekkorps kapel zelfst. naamw. muziekkorps fanfarekorps zelfst. naamw. muziekkorps blaaskapel zelfst. naamw. muziekleven muziek zelfst. naamw. muzieknoot toon zelfst. naamw. muziekschool school zelfst. naamw. muziekstandaard lessenaar zelfst. naamw. muziekstuk compositie zelfst. naamw. muziekstuk muziek zelfst. naamw. muziektijdschrift muziekblad zelfst. naamw. muziekuitvoering muziek zelfst. naamw. muziekverzorger discjockey overig. muzikant artiest zelfst. naamw. muzikant musicus zelfst. naamw. muzikanten muziek zelfst. naamw. muzikavoordracht concert overig. myalgie spierpijn zelfst. naamw. myastenase uitzaaingen overig. myastenase uitzaaiing overig. myastenase uitzaaingen overig. myastenase uitzaaiing overig. myastenase uitzaaingen overig. myastenase uitzaaiing overig. myasthenie spierzwakte zelfst. naamw. mydriaticum pupilverwijder zelfst. naamw. myopathie spierziekte zelfst. naamw. myopie bijziendheid zelfst. naamw. myositis spierontsteking zelfst. naamw. myriade massa zelfst. naamw. myriade tienduizendtal zelfst. naamw. mysterie geheim zelfst. naamw. mysterie mysteriespel zelfst. naamw. mysterie geheimzinnigheid zelfst. naamw. mysteriespel mysterie zelfst. naamw. mysterieus duister bijv. naamw. mysterieus geheimzinnig bijv. naamw. mysterieus ondoorgrondelijk bijv. naamw. mysterieus raadselachtig bijv. naamw. mysticisme mystiek overig. na nadat bijv. naamw. na achter bijv. naamw. na-apen kopiren werkwoord na-apen nadoen werkwoord naad aanhechting zelfst. naamw. naad dwarsnaad zelfst. naamw. naad voeg zelfst. naamw. naad las overig. naad las overig. naad las overig. naaien afhechten werkwoord naaien belazeren werkwoord naaien borduren werkwoord naaien doorstikken werkwoord naaien nemen werkwoord naaien te grazen nemen werkwoord naaien neuken werkwoord naaien stikken werkwoord naaien batsen overig. naaigarnituur naaigerei zelfst. naamw. naaigerei naaigarnituur zelfst. naamw. naainecessaire huisvrouw overig. naaiplombe plombe overig. naaispullen naaigerei zelfst. naamw. naaister coupeuse zelfst. naamw. naakt bloot bijv. naamw. naakt kaal bijv. naamw. naakt onbekleed bijv. naamw. naakt onverbloemd bijv. naamw. naakt adamskostuum zelfst. naamw. naakt naaktfiguur zelfst. naamw. naakt naaktschilderij bijv. naamw. naakt onbloot bijv. naamw. naaktcultuur nudisme zelfst. naamw. naaktfiguur naakt zelfst. naamw. naaktfiguur naaktschilderij zelfst. naamw. naaktheid dorheid zelfst. naamw. naaktheid blootheid zelfst. naamw. naaktloper naturist zelfst. naamw. naaktloper nudist zelfst. naamw. naaktschilderij naaktfiguur overig. naaktschilderij naakt overig. naaktslak slak overig. naald breinaald zelfst. naamw. naald pin zelfst. naamw. naaldhak stiletto zelfst. naamw. naaldscherp haarscherp overig. naam bekendheid zelfst. naamw. naam benaming zelfst. naamw. naam bijnaam zelfst. naamw. naam reputatie zelfst. naamw. naam term zelfst. naamw. naam roep zelfst. naamw. naam faam zelfst. naamw. naam titel zelfst. naamw. naam titel zelfst. naamw. naam titel zelfst. naamw. naamafroeping appel zelfst. naamw. naambordje naamplaatje overig. naamdag feest overig. naamdicht letterdicht overig. naamdicht acrostichon overig. naamdicht acristichon overig. naamgenoot gelijkluidend overig. naamgeving nomenclatuur zelfst. naamw. naamkaartje visitekaartje zelfst. naamw. naamloos anoniem bijv. naamw. naamplaatje naambordje overig. naar akelig bijv. naamw. naar beroerd bijv. naamw. naar misselijk bijv. naamw. naar naargeestig bijv. naamw. naar onaangenaam bijv. naamw. naar onpasselijk bijv. naamw. naar zoals bijv. naamw. naar afgaande op bijv. naamw. naar berustend op bijv. naamw. naar erg bijv. naamw. naar ongezellig bijv. naamw. naar overeenkomstig bijv. naamw. naar slecht bijv. naamw. naar treurig bijv. naamw. naar volgens bijv. naamw. naar langs bijv. naamw. naar ingevolge bijv. naamw. naar blijkens bijv. naamw. naar ellendig bijv. naamw. naar storend bijv. naamw. naar onverkwikkelijk bijv. naamw. naar onplezierig bijv. naamw. naar ongelegen bijv. naamw. naar lastig bijv. naamw. naar hinderlijk bijv. naamw. naar onwel bijv. naamw. naar vermolmd bijv. naamw. naar molmig bijv. naamw. naar bedenkelijk bijv. naamw. naar toe bijv. naamw. naar somber bijv. naamw. naar walgelijk bijv. naamw. naar vies bijv. naamw. naar onsympathiek bijv. naamw. naar vervelend overig. naar schatting ongeveer overig. naar verhouding relatief overig. naargeestig akelig bijv. naamw. naargeestig naar bijv. naamw. naargeestig somber bijv. naamw. naargeestig treurig bijv. naamw. naargeestig triestig bijv. naamw. naargeestig mistroostig bijv. naamw. naargeestig zwaarmoedig bijv. naamw. naargeestig troosteloos bijv. naamw. naargeestig triest bijv. naamw. naargelang naarmate bijv. naamw. naarling etter zelfst. naamw. naarling lampenpit zelfst. naamw. naarling mispunt zelfst. naamw. naarling teringlijder zelfst. naamw. naarling stinkerd zelfst. naamw. naarling smiecht zelfst. naamw. naarling smeerlap zelfst. naamw. naarling schoft zelfst. naamw. naarling rotzak zelfst. naamw. naarling fielt zelfst. naamw. naarmate naargelang bijv. naamw. naarstig actief bijv. naamw. naarstig verwoed bijv. naamw. naarstig vlijtig bijv. naamw. Naarstig ijverig zelfst. naamw. naarstig werkzaam bijv. naamw. naarstig nijver bijv. naamw. naarstig arbeidzaam bijv. naamw. naarstigheid vlijt zelfst. naamw. naarstigheid werkzaamheid zelfst. naamw. naarstigheid werklust zelfst. naamw. naarstigheid vlijtigheid zelfst. naamw. naarstigheid noestigheid zelfst. naamw. naarstigheid nijverheid zelfst. naamw. naarstigheid ijverigheid zelfst. naamw. naarstigheid ijver zelfst. naamw. naast bezijden bijv. naamw. naast dichtstbijzijnd bijv. naamw. naast intiem bijv. naamw. naast ongeacht bijv. naamw. naast behalve bijv. naamw. naast opzij van bijv. naamw. naast zowat bijv. naamw. naast plusminus bijv. naamw. naast ongeveer bijv. naamw. naast nabij bijv. naamw. naast dichtbij bijv. naamw. naast circa bijv. naamw. naast bij bijv. naamw. naast aan bijv. naamw. naaste broeder zelfst. naamw. naaste gelijke zelfst. naamw. naaste medebroeder zelfst. naamw. naaste medemens zelfst. naamw. naastenliefde charitas zelfst. naamw. naastenliefde liefdadigheid zelfst. naamw. naastenliefde aalmoes zelfst. naamw. naatje pet bijv. naamw. nababbelen napraten werkwoord nabericht nawoord zelfst. naamw. nabespreken evalueren werkwoord nabespreking nazit zelfst. naamw. nabetalen aanzuiveren werkwoord nabezorgen naleveren werkwoord nabij dichtbij bijv. naamw. nabij nabijgelegen bijv. naamw. nabij bij bijv. naamw. nabij omtrent bijv. naamw. nabij zowat bijv. naamw. nabij plusminus bijv. naamw. nabij ongeveer bijv. naamw. nabij naast bijv. naamw. nabij circa bijv. naamw. nabij aan bijv. naamw. nabij vlakbij bijv. naamw. nabijgelegen dichtbij bijv. naamw. nabijgelegen nabij bijv. naamw. nabijgelegen naburig bijv. naamw. nabijgelegen vlakbij bijv. naamw. nabijheid buurt zelfst. naamw. nabijheid dringendheid zelfst. naamw. nabijheid overeenkomst zelfst. naamw. nabijheid gelijkheid zelfst. naamw. nablijven schoolblijven zelfst. naamw. nablijven achterblijven zelfst. naamw. nabloeier epigoon zelfst. naamw. nabootsen imiteren werkwoord nabootsen kopiëren werkwoord nabootsen namaken werkwoord nabootsen navolgen werkwoord nabootsen vervalsen werkwoord nabootsen nadoen werkwoord nabootsen falsificeren werkwoord nabootsend nagebootst overig. nabootser vervalser overig. nabootser namaker overig. nabootser imitator overig. nabootser navolger overig. nabootsing pastiche zelfst. naamw. nabootsing navolging zelfst. naamw. nabootsing imitatie zelfst. naamw. nabootsing nep zelfst. naamw. nabootsing namaak zelfst. naamw. nabouwen nazeggen werkwoord nabouwen napraten werkwoord nabouwen herhalen werkwoord nabouwen echoën werkwoord naburig nabijgelegen bijv. naamw. naburig omliggend bijv. naamw. naburig belendend bijv. naamw. nachtblindheid hemeralopie zelfst. naamw. nachtbraken boemelen werkwoord nachtclub nachtgelegenheid zelfst. naamw. nachtdienst nachtploeg overig. nachtelijk nocturnus bijv. naamw. nachtgelegenheid nachtclub zelfst. naamw. nachtgewaad nachtgoed zelfst. naamw. nachtgoed nachtgewaad zelfst. naamw. nachtgoed nachtjapon zelfst. naamw. nachthemd nachtgoed zelfst. naamw. nachthemd nachtjapon overig. nachtjapon babydoll zelfst. naamw. nachtjapon nachtgoed zelfst. naamw. nachtjapon pon zelfst. naamw. nachtjapon nachthemd overig. nachtkus kus zelfst. naamw. nachtlampje lichtje zelfst. naamw. nachtleger nachtverblijf overig. nachtmerrie angstdroom zelfst. naamw. nachtmerrie schrikbeeld zelfst. naamw. nachtploeg ploeg zelfst. naamw. nachtploeg nachtdienst zelfst. naamw. nachtpon nachtjapon zelfst. naamw. nachtrust slaap zelfst. naamw. nachtverblijf logies zelfst. naamw. nachtverblijf nachtleger zelfst. naamw. nada niets overig. nadagen herfst zelfst. naamw. nadat achter bijv. naamw. nadat na bijv. naamw. nadeberokkenen benadelen overig. nadeel schade zelfst. naamw. nadeel schaduwzijde zelfst. naamw. nadeel gebrek zelfst. naamw. nadeel verlies zelfst. naamw. nadelig ongunstig bijv. naamw. nadelig kwalijk bijv. naamw. nadelig onvoordelig bijv. naamw. nadenken bezinnen werkwoord nadenken denken werkwoord nadenken overpeinzen werkwoord nadenken peinzen werkwoord nadenken piekeren werkwoord nadenken zinnen werkwoord nadenken wikken werkwoord nadenken overdenken werkwoord nadenken bedenken werkwoord nadenken bespiegelen werkwoord nadenken beschouwen werkwoord nadenken prakkiseren werkwoord nadenkend meditatief bijv. naamw. nadenkend verstandig bijv. naamw. nadenkend peinzend bijv. naamw. nadenkend mijmerend bijv. naamw. nadenkend ernstig bijv. naamw. nadenkend zinnig bijv. naamw. nadenkend wijselijk bijv. naamw. nadenkend wijs bijv. naamw. nadenkend raadzaam bijv. naamw. nadenkend pienter bijv. naamw. nadenkend doordacht bijv. naamw. nadenkend correct bijv. naamw. nadenkend bedachtzaam bijv. naamw. nadenkend weldenkend bijv. naamw. nader naderbij bijv. naamw. nader beter bijv. naamw. nader dichterbij bijv. naamw. nader uitgebreider bijv. naamw. naderbij dichterbij bijv. naamw. naderbij nader bijv. naamw. naderen aandienen werkwoord naderen afgaan op werkwoord naderen tegemoetkomen werkwoord naderen aanvliegen werkwoord naderen toenaderen werkwoord naderen aankomen werkwoord naderen genaken werkwoord naderen naken werkwoord naderen in aantocht zijn werkwoord naderen aankomen werkwoord naderen genaken werkwoord naderen naken werkwoord naderen in aantocht zijn werkwoord naderen aankomen werkwoord naderen genaken werkwoord naderen naken werkwoord naderen in aantocht zijn werkwoord naderend dreigend bijv. naamw. naderhand daarna bijv. naamw. naderhand later bijv. naamw. naderhand nadien bijv. naamw. naderhand achteraf bijv. naamw. naderhand vervolgens bijv. naamw. naderhand dan bijv. naamw. naderhand zometeen bijv. naamw. naderhand straks bijv. naamw. nadering benadering zelfst. naamw. naderwijze bijgevolg overig. nadetoebrengen schaden overig. nadetoebrengen schaberokkenen overig. nadetoebrengen duperen overig. nadetoebrengen benadelen overig. nadien naderhand bijv. naamw. nadien daarna bijv. naamw. nadien later bijv. naamw. nadir voetpunt zelfst. naamw. nadoen imiteren werkwoord nadoen navolgen werkwoord nadoen nabootsen werkwoord nadragen laken werkwoord nadragen blameren werkwoord nadragen beschuldigen werkwoord nadragen aanwrijven werkwoord nadragen voorhouden werkwoord nadragen verwijten werkwoord nadragen gispen werkwoord nadragen berispen werkwoord nadragen aanrekenen werkwoord nadruk accent zelfst. naamw. nadruk klem zelfst. naamw. nadruk klemtoon zelfst. naamw. nadruk zwaartepunt zelfst. naamw. nadruk hoofdtoon zelfst. naamw. nadruk zwaargewicht zelfst. naamw. nadruk gewicht zelfst. naamw. nadrukkelijk krachtig bijv. naamw. nadrukkelijk uitdrukkelijk bijv. naamw. nadrukkelijk dringend bijv. naamw. nadrukkelijk met klem bijv. naamw. nadrukkelijk klemmend bijv. naamw. nafta petroleumether zelfst. naamw. nag spijker overig. nag klinknag overig. nagaan achterhalen werkwoord nagaan bedenken werkwoord nagaan checken werkwoord nagaan controleren werkwoord nagaan natrekken werkwoord nagaan schaduwen werkwoord nagaan verifieren werkwoord nagaan overwegen werkwoord nagaan beschouwen werkwoord nagaan nakijken werkwoord nagaan herexamen werkwoord nagaan controle werkwoord nagaan zekerstellen werkwoord nagalm echo zelfst. naamw. nagebootst nagemaakt bijv. naamw. nagebootst nabootsend bijv. naamw. nagebootst onecht bijv. naamw. nagebootst kunstmatig bijv. naamw. nagebootst geïmiteerd bijv. naamw. nagedachtenis aandenken zelfst. naamw. nagedachtenis gedachtenis zelfst. naamw. nagedachtenis herinnering zelfst. naamw. nagedachtenis herrinnering zelfst. naamw. nagedachtenis memorie zelfst. naamw. nagel spijker zelfst. naamw. nagelkaas kaas zelfst. naamw. nagelnieuw splinternieuw overig. nagelnieuw spiksplinternieuw overig. nagelnieuw fonkelnieuw overig. nagemaakt nagebootst bijv. naamw. nagemaakt vals bijv. naamw. nagemaakt onwaar bijv. naamw. nagemaakt onecht bijv. naamw. nagemaakt gefingeerd bijv. naamw. nagemaakt bedriegelijk bijv. naamw. nagemaakt geïmiteerd bijv. naamw. nagenoeg bijna bijv. naamw. nagenoeg haast bijv. naamw. nagenoeg schier bijv. naamw. nagenoeg welhaast bijv. naamw. nagenoeg vrijwel bijv. naamw. nagenoeg min of meer bijv. naamw. nagerecht dessert zelfst. naamw. nagerecht toespijs zelfst. naamw. nagerecht toetje zelfst. naamw. nageslacht broed zelfst. naamw. nageslacht kinderen zelfst. naamw. nageslacht kroost zelfst. naamw. nageslacht nakomelingen zelfst. naamw. nageslacht telgen zelfst. naamw. nageslacht gebroed zelfst. naamw. nageslacht nakomelingschap zelfst. naamw. nagestreefd gewenst bijv. naamw. naief onnozel bijv. naamw. naïef argeloos bijv. naamw. naïef goedgelovig bijv. naamw. naïef onhandig bijv. naamw. naijver animositeit zelfst. naamw. naïveteit onschuld overig. naïveteit onbedorvenheid overig. naïveteit argeloosheid overig. naïveteit naïviteit overig. naïveteit lichtgelovigheid overig. naïveteit goedgelovigheid overig. naïveteit simpelheid overig. naïveteit onnozelheid overig. naïveteit kinderlijkheid overig. naïviteit naïveteit overig. naïviteit lichtgelovigheid overig. naïviteit goedgelovigheid overig. naïviteit simpelheid overig. naïviteit onnozelheid overig. naïviteit kinderlijkheid overig. najaar herfst zelfst. naamw. najagen achternazitten werkwoord najagen streven naar werkwoord najagen nastreven zelfst. naamw. najagen vervolgen werkwoord najagen achtervolgen werkwoord najagen streven werkwoord najagen pogen werkwoord najagen bedoelen werkwoord najagen aspireren werkwoord najagen ambiëren werkwoord najouwen naroepen werkwoord nakaarten napraten werkwoord naken naderen werkwoord naken naderen werkwoord naken naderen werkwoord nakijken controleren werkwoord nakijken nagaan werkwoord nakijken nastaren werkwoord nakijken nazien werkwoord nakijken correctie zelfst. naamw. nakijken checken werkwoord nakijken checken werkwoord nakijken checken werkwoord naklank resonantie zelfst. naamw. naklinken galmen werkwoord naklinken weerklinken werkwoord naklinken echoën werkwoord nakomeling afstammeling zelfst. naamw. nakomeling afstammeling zelfst. naamw. nakomeling telg zelfst. naamw. nakomeling kind overig. nakomelingen nageslacht zelfst. naamw. nakomelingen telgen zelfst. naamw. nakomelingen afstammelingen zelfst. naamw. nakomelingen kroost zelfst. naamw. nakomelingen kinderen zelfst. naamw. nakomelingen gebroed zelfst. naamw. nakomelingen broed zelfst. naamw. nakomelingschap nageslacht overig. nakomen in acht nemen werkwoord nakomen vervullen werkwoord nakomen respecteren werkwoord nakomen opvolgen werkwoord nakomen observeren werkwoord nakomen naleven werkwoord nakomen gehoorzamen werkwoord nakomen gadeslaan werkwoord nakomen eerbiedigen werkwoord nakomen bijhouden werkwoord nakomen bewandelen werkwoord nakomen voltrekken werkwoord nakomen verrichten werkwoord nakomen uitvoeren werkwoord nalaten achterlaten werkwoord nalaten legateren werkwoord nalaten niet nakomen werkwoord nalaten veronachtzamen werkwoord nalaten weglaten werkwoord nalaten verzuimen werkwoord nalaten verzaken werkwoord nalaten uitlaten werkwoord nalaten vermaken werkwoord nalaten vererven werkwoord nalatenschap boedel zelfst. naamw. nalatenschap erfenis zelfst. naamw. nalatenschap erfgoed zelfst. naamw. nalatenschap legaat zelfst. naamw. nalatenschap erfboedel zelfst. naamw. nalatenschap boed zelfst. naamw. nalatig onachtzaam bijv. naamw. nalatig achteloos overig. nalatigheid omissie zelfst. naamw. nalatigheid slordigheid zelfst. naamw. nalatigheid verzuim zelfst. naamw. nalatigheid verzaking zelfst. naamw. naleven nakomen werkwoord naleven respecteren werkwoord naleven opvolgen werkwoord naleven observeren werkwoord naleven gehoorzamen werkwoord naleven gadeslaan werkwoord naleven eerbiedigen werkwoord naleven bijhouden werkwoord naleven bewandelen werkwoord naleven voltrekken werkwoord naleven vervullen werkwoord naleven verrichten werkwoord naleven uitvoeren werkwoord naleveren nabezorgen werkwoord nalezen overlezen werkwoord nalopen achternalopen werkwoord nalopen controleren werkwoord nalopen volgen werkwoord nalopen achternagaan werkwoord namaak navolging bijv. naamw. namaak imitatie zelfst. naamw. namaak nep zelfst. naamw. namaak nabootsing zelfst. naamw. namaken imiteren werkwoord namaken nabootsen werkwoord namaken vervalsen werkwoord namaken kopiëren werkwoord namaken falsificeren werkwoord namaken verbeteren werkwoord namaken overwerken werkwoord namaken nawerken werkwoord namaken bijwerken werkwoord namaker vervalser zelfst. naamw. namaker nabootser zelfst. naamw. namaker imitator zelfst. naamw. namelijk en wel bijv. naamw. namelijk immers bijv. naamw. namiddag middag zelfst. naamw. namiddagvoorstelling matinee zelfst. naamw. namiddagvoorstelling matineevoorstelling zelfst. naamw. naomschrijven preciseren overig. nap kom zelfst. naamw. napluizen nasnuffelen werkwoord napraten nababbelen werkwoord napraten nabauwen werkwoord napraten nazeggen werkwoord napraten nabouwen werkwoord napraten herhalen werkwoord napraten echoën werkwoord nar dwaas zelfst. naamw. nar hofnar zelfst. naamw. nar kwibus zelfst. naamw. nar grappenmaker zelfst. naamw. nar zot zelfst. naamw. nar kwast zelfst. naamw. nar hansworst zelfst. naamw. nar gek zelfst. naamw. narco verdoving overig. narcose anesthesie zelfst. naamw. narcose verdoving zelfst. naamw. narcotica drugs overig. narcotica dope overig. narcotiseren bedwelmen werkwoord narcotiseur anesthesist zelfst. naamw. nare bijtende overig. narede epiloog zelfst. naamw. narede slotrede zelfst. naamw. narede roddelpraatjes zelfst. naamw. narede nawoord zelfst. naamw. narede achterklap zelfst. naamw. narekenen controleren werkwoord narekenen natellen werkwoord narekenen natrekken werkwoord narigheden problemen zelfst. naamw. narigheid ellende zelfst. naamw. narigheid gelazer zelfst. naamw. narigheid moeilijkheid zelfst. naamw. narigheid schamelheid zelfst. naamw. narigheid nood zelfst. naamw. narigheid misère zelfst. naamw. narigheid armoe zelfst. naamw. narigheid probleem zelfst. naamw. narigheid penarie zelfst. naamw. narigheid trammelant zelfst. naamw. narigheid sores overig. naroepen najouwen werkwoord narren treiteren werkwoord narren tergen werkwoord narren tarten werkwoord narren sarren werkwoord narren plagen werkwoord narren pesten werkwoord narren kwellen werkwoord narren koeioneren werkwoord narrig knorrig bijv. naamw. narrig gemelijk bijv. naamw. narrig sikkeneurig bijv. naamw. narthex voorhal overig. narwal eenhoorn overig. narwal driespan overig. nasaal neusklank overig. nasaal neusbeen overig. nasaal neus- overig. naschilderen kopiëren werkwoord nascholing bijscholing zelfst. naamw. nasjen nassen werkwoord naslaan nazien werkwoord naslaan opzoeken werkwoord naslag muziek zelfst. naamw. naslag opzoeken zelfst. naamw. naslagwerk encyclopedie zelfst. naamw. nasleep gevolg zelfst. naamw. nasmaak smaak zelfst. naamw. nasmeulen gloeien werkwoord nasmeulen smeulen werkwoord nasnuffelen napluizen werkwoord naspel epiloog zelfst. naamw. naspelen reproduceren werkwoord naspeuren nasporen werkwoord naspeuren navorsen werkwoord naspeuren onderzoeken werkwoord naspeuring speurwerk zelfst. naamw. nasporen naspeuren werkwoord nasporen traceren werkwoord nasporen navorsen werkwoord nasporen onderzoeken werkwoord nasporing opsporing zelfst. naamw. nasporing speurwerk zelfst. naamw. nasporing traceerwerk zelfst. naamw. nassen met smaak eten werkwoord nassen snoepen werkwoord nassen nasjen werkwoord nassen eten overig. nastaren nakijken werkwoord nastreven begeren werkwoord nastreven najagen zelfst. naamw. nastreven streven zelfst. naamw. nastreven pogen zelfst. naamw. nastreven bedoelen zelfst. naamw. nastreven aspireren zelfst. naamw. nastreven ambiëren zelfst. naamw. nastreven vervolgen zelfst. naamw. nasynchroniseren dubben werkwoord nat doordrenkt bijv. naamw. nat drassig bijv. naamw. nat humide bijv. naamw. nat regenachtig bijv. naamw. nat vloeistof zelfst. naamw. nat vocht bijv. naamw. nat vochtig bijv. naamw. nat waterig overig. natekenen kopiëren werkwoord natekenen ellen bijv. naamw. natellen narekenen werkwoord natellen controleren werkwoord natheid nattigheid zelfst. naamw. natheid vochtigheid zelfst. naamw. natie land zelfst. naamw. natie mogendheid zelfst. naamw. natie rijk zelfst. naamw. natie staat zelfst. naamw. natie volk zelfst. naamw. naties volken zelfst. naamw. nationaal vaderlands bijv. naamw. nationaal landelijk bijv. naamw. nationaal volks bijv. naamw. nationaeconomie staatshuishouding overig. nationale binnenlandse bijv. naamw. nationalistisch chauvinistisch bijv. naamw. natrekken checken werkwoord natrekken nagaan werkwoord natrekken overtrekken werkwoord natrekken verifiëren werkwoord nattig klam bijv. naamw. nattig nat bijv. naamw. nattig vochtig bijv. naamw. nattigheid natheid zelfst. naamw. nattigheid vochtigheid zelfst. naamw. nattigheid humiditeit zelfst. naamw. nattigheid vocht zelfst. naamw. naturisme nudisme zelfst. naamw. naturist naaktloper zelfst. naamw. naturist nudist zelfst. naamw. natuur aanleg zelfst. naamw. natuur geaardheid zelfst. naamw. natuur inborst zelfst. naamw. natuur persoonlijkheid zelfst. naamw. natuur mentaliteit zelfst. naamw. natuur karakter zelfst. naamw. natuur inslag zelfst. naamw. natuur gemoed zelfst. naamw. natuur aard zelfst. naamw. natuur milieu overig. natuurdrift aandrift zelfst. naamw. natuurdrift instinct zelfst. naamw. natuurgebied landschapspark zelfst. naamw. natuurgebied natuurreservaat zelfst. naamw. natuurgetrouw levensecht bijv. naamw. natuurgetrouw realistisch bijv. naamw. natuurkunde fysica zelfst. naamw. natuurkundig fysisch bijv. naamw. natuurkundige fysicus zelfst. naamw. natuurlijk aangeboren bijv. naamw. natuurlijk begrijpelijk bijv. naamw. natuurlijk biologisch bijv. naamw. natuurlijk intuïtief bijv. naamw. natuurlijk ongekunsteld bijv. naamw. natuurlijk ongerept bijv. naamw. natuurlijk uiteraard bijv. naamw. natuurlijk waar bijv. naamw. natuurlijk allicht bijv. naamw. natuurlijk onbevangen bijv. naamw. natuurlijk vanzelf bijv. naamw. natuurlijk galenisch bijv. naamw. natuurlijk eigen bijv. naamw. natuurlijk eenvoudig bijv. naamw. natuurlijk ongedwongen bijv. naamw. natuurlijk zontwijfel bijv. naamw. natuurlijk zeker bijv. naamw. natuurlijk vanzelfsprekend bijv. naamw. natuurlijk onontkomelijk bijv. naamw. natuurlijk logisch bijv. naamw. natuurlijk dus bijv. naamw. natuurlijk bijgevolg bijv. naamw. natuurlijk! vanzelf! overig. natuurlijkheid eenvoud zelfst. naamw. natuurlijkheid ongekunsteldheid zelfst. naamw. natuurmonument natuurgebied zelfst. naamw. natuuronderzoeker natuurvorser zelfst. naamw. natuurpark landschapspark zelfst. naamw. natuurreservaat natuurgebied zelfst. naamw. natuurverschijnsel fenomeen zelfst. naamw. natuurvorser natuuronderzoeker zelfst. naamw. natuurwetenschap fysica zelfst. naamw. nausea misselijkheid zelfst. naamw. nautiek zeevaartkun overig. nautisch zeevaartkundig overig. nauw benauwd bijv. naamw. nauw eng bijv. naamw. nauw innig bijv. naamw. nauw krap bijv. naamw. nauw nauwsluitend bijv. naamw. nauw kanaal zelfst. naamw. nauw straat zelfst. naamw. nauw precies zelfst. naamw. nauw zuinig bijv. naamw. nauw uitgedroogd bijv. naamw. nauw sober bijv. naamw. nauw smal bijv. naamw. nauw lek bijv. naamw. nauw dor bijv. naamw. nauw nauwte bijv. naamw. nauw engte bijv. naamw. nauw strak bijv. naamw. nauw smalletjes bijv. naamw. nauwelijks amper bijv. naamw. nauwelijks ternauwernood bijv. naamw. nauwelijks kwalijk bijv. naamw. nauwelijks amper overig. nauwgezet accuraat bijv. naamw. nauwgezet diepgaand bijv. naamw. nauwgezet gedetailleerd bijv. naamw. nauwgezet minutieus bijv. naamw. nauwgezet nauwkeurig bijv. naamw. nauwgezet precies bijv. naamw. nauwgezet secuur bijv. naamw. nauwgezet stipt bijv. naamw. nauwgezet zorgvuldig bijv. naamw. nauwgezet consciëntieus bijv. naamw. nauwgezet scherp bijv. naamw. nauwgezet punctueel bijv. naamw. nauwgezet prompt bijv. naamw. nauwgezet juist bijv. naamw. nauwgezet nauwlettend bijv. naamw. nauwgezetheid accuratesse zelfst. naamw. nauwgezetheid nauwkeurigheid zelfst. naamw. nauwgezetheid precisie zelfst. naamw. nauwgezetheid stiptheid zelfst. naamw. nauwgezetheid accurates zelfst. naamw. nauwheid smalheid zelfst. naamw. nauwkeurig accuraat bijv. naamw. nauwkeurig nauwgezet bijv. naamw. nauwkeurig precies bijv. naamw. nauwkeurig secuur bijv. naamw. nauwkeurig exact bijv. naamw. nauwkeurig minutieus bijv. naamw. nauwkeurig scherp bijv. naamw. nauwkeurig punctueel bijv. naamw. nauwkeurig prompt bijv. naamw. nauwkeurig juist bijv. naamw. nauwkeurig nauwlettend bijv. naamw. nauwkeurig zorgvuldig bijv. naamw. nauwkeurig gedetailleerd bijv. naamw. nauwkeurig stipt bijv. naamw. nauwkeurig conscientieus bijv. naamw. nauwkeurigheid accuratesse zelfst. naamw. nauwkeurigheid nauwgezetheid zelfst. naamw. nauwkeurigheid precisie zelfst. naamw. nauwkeurigheid accurates zelfst. naamw. nauwlettend aandachtig overig. nauwlettend secuur overig. nauwlettend precies overig. nauwlettend nauwkeurig overig. nauwlettend nauwgezet overig. nauwlettend accuraat overig. nauwlettend zorgvuldig overig. nauwlettend angstvallig overig. nauwsluitend nauw bijv. naamw. nauwsluitend strak bijv. naamw. nauwte engte overig. nauwte nauw overig. navenant ook overig. naverklaren verduidelijken overig. naverklaren uitleggen overig. naverklaren uiteenzetten overig. naverklaren toelichten overig. navigatie koersbepaling zelfst. naamw. navigatie scheepvaart zelfst. naamw. navigatie stuurmanskunst zelfst. naamw. navigatie zeevaart zelfst. naamw. navigatielicht positielicht zelfst. naamw. navigeren sturen werkwoord navigeren varen werkwoord navigeren bevaren werkwoord navolgen imiteren werkwoord navolgen nabootsen werkwoord navolgen nadoen werkwoord navolgen opvolgen werkwoord navolgen overnemen werkwoord navolgen volgen werkwoord navolgend onderstaande bijv. naamw. navolgend volgende bijv. naamw. navolger epigoon zelfst. naamw. navolger nabootser zelfst. naamw. navolger imitator zelfst. naamw. navolger volger zelfst. naamw. navolger volgeling zelfst. naamw. navolger discip zelfst. naamw. navolger aanhanger zelfst. naamw. navolger epigoon overig. navolging namaak bijv. naamw. navolging nabootsing bijv. naamw. navolging imitatie bijv. naamw. navorsen naspeuren werkwoord navorsen nasporen werkwoord navorsing inspectie zelfst. naamw. navorsing onderzoek zelfst. naamw. navragen reclameren werkwoord navragen informeren werkwoord navragend informerend bijv. naamw. navrant godgeklaagd bijv. naamw. nawerken verbeteren werkwoord nawerken overwerken werkwoord nawerken namaken werkwoord nawerken bijwerken werkwoord nawoord epiloog zelfst. naamw. nawoord slotwoord zelfst. naamw. nawoord roddelpraatjes zelfst. naamw. nawoord narede zelfst. naamw. nawoord achterklap zelfst. naamw. nazaat afstammeling zelfst. naamw. nazaat nakomeling zelfst. naamw. nazaat telg zelfst. naamw. nazaten nageslacht zelfst. naamw. nazeggen herhalen werkwoord nazeggen napraten werkwoord nazeggen reproduceren werkwoord nazeggen voorstellen werkwoord nazeggen vertonen werkwoord nazeggen spelen werkwoord nazeggen presenteren werkwoord nazeggen indienen werkwoord nazeggen doornemen werkwoord nazeggen aanbieden werkwoord nazeggen nabouwen werkwoord nazeggen echoën werkwoord nazien controleren werkwoord nazien nakijken werkwoord nazien opzoeken werkwoord nazit nabespreking zelfst. naamw. nazitten volgen werkwoord nazitten achtervolgen werkwoord nazitten achternazitten werkwoord nazoeken doorzoeken werkwoord necessaire reistas overig. necromantie geestenbezwering overig. necromantist dodenbezweerder overig. necropolis begraafplaats zelfst. naamw. necrose weefselversterf zelfst. naamw. nectar ambrozijn zelfst. naamw. nectar godenspijs zelfst. naamw. nectar godendrank zelfst. naamw. nederdalen neerdalen werkwoord nederig bescheiden bijv. naamw. nederig deemoedig bijv. naamw. nederig ootmoedig bijv. naamw. nederig eenvoudig bijv. naamw. nederig onderdanig bijv. naamw. nederig laag bijv. naamw. nederigheid onderdanigheid zelfst. naamw. nederigheid onderworpenheid zelfst. naamw. nederigheid bescheidenheid zelfst. naamw. nederigheid deemoed overig. nederlaag afgang zelfst. naamw. nederlaag overwonnen-worden zelfst. naamw. nederlaag pantoffel zelfst. naamw. nederlaag klap zelfst. naamw. nederlaag flauwte zelfst. naamw. nederlaag echec zelfst. naamw. nederlaag verlies zelfst. naamw. Nederlan Hollan overig. Nederland Holland zelfst. naamw. Nederlander Hollander zelfst. naamw. Nederlands Hollands overig. nederwied wied overig. nederzetten neerzetten werkwoord nederzetting kolonie zelfst. naamw. nederzetting vestiging zelfst. naamw. Nee Neen overig. neef kozijn overig. Neen Nee overig. neen weigering overig. neer maalstroom zelfst. naamw. neer omlaag zelfst. naamw. neerbuigend arrogant bijv. naamw. neerbuigend hoogmoedig bijv. naamw. neerbuigend genadig bijv. naamw. neerbuigend geringschattend bijv. naamw. neerbuigend zelfingenomen bijv. naamw. neerbuigend zelfgenoegzaam bijv. naamw. neerbuigend verwaand bijv. naamw. neerbuigend hovaardig bijv. naamw. neerbuigend hooghartig bijv. naamw. neerbuigend hautain bijv. naamw. neerbuigend aanmatigend bijv. naamw. neerbuigend trots bijv. naamw. neerbuigend minachtend bijv. naamw. neerbuigend laatdunkend bijv. naamw. neerbuigend kleinerend bijv. naamw. neerdalen afdalen werkwoord neerdalen afstijgen werkwoord neerdalen dalen werkwoord neerdalen landen werkwoord neerdalen neerkomen werkwoord neerdalen nederdalen werkwoord neerdalen omlaagkomen werkwoord neerdrukken deprimeren werkwoord neergang aftakeling zelfst. naamw. neergooien neerkwakken werkwoord neergooien ophouden werkwoord neerhalen neerslaan werkwoord neerhalen omvertrekken werkwoord neerhalen strijken werkwoord neerhalen slopen werkwoord neerhalen omverhalen werkwoord neerhalen breken werkwoord neerhalen afbreken werkwoord neerhalen neersabelen werkwoord neerhalen omlaaghalen werkwoord neerhalen fbekritiseren werkwoord neerkijken neerzien werkwoord neerknallen neerschieten werkwoord neerkomen betekenen werkwoord neerkomen landen werkwoord neerkomen neerdalen werkwoord neerkomen terechtkomen werkwoord neerkomen omlaagkomen werkwoord neerkomen afdalen werkwoord neerkomen bevallen werkwoord neerkrabbelen neerkladden werkwoord neerkwakken smakken werkwoord neerkwakken kwakken werkwoord neerlaten strijken werkwoord neerlaten uitlaten werkwoord neerleggen berusten in werkwoord neerleggen betalen werkwoord neerleggen deponeren werkwoord neerleggen doden werkwoord neerleggen geplaatst werkwoord neerleggen leggen werkwoord neerleggen neervlijen werkwoord neerleggen omschrijven werkwoord neerleggen ophouden werkwoord neerleggen plaatsen werkwoord neerleggen wegleggen werkwoord neerleggen doodschieten zelfst. naamw. neerleggen neerschieten werkwoord neerleggen zetten werkwoord neerleggen stationeren werkwoord neerleggen neerzetten werkwoord neerpennen neerkrabbelen werkwoord neerplenzen neerstromen werkwoord neerploffen neergooien werkwoord neerploffen neerzakken werkwoord neerploffen ploffen werkwoord neerploffen vallen werkwoord neersabelen afkeuren werkwoord neersabelen neerhalen werkwoord neerschieten doden werkwoord neerschieten overhoopschieten werkwoord neerschieten doodschieten zelfst. naamw. neerschieten neerleggen werkwoord neerschrijven opschrijven werkwoord neerslaan afzetten werkwoord neerslaan neerhalen werkwoord neerslaan omslaan werkwoord neerslaan onderuithalen werkwoord neerslaan vloeren werkwoord neerslachtig bedrukt bijv. naamw. neerslachtig mismoedig bijv. naamw. neerslachtig lusteloos bijv. naamw. neerslachtig verdrietig bijv. naamw. neerslachtig teneergeslagen bijv. naamw. neerslachtig mistroostig bijv. naamw. neerslachtigheid zwaarmoedigheid zelfst. naamw. neerslachtigheid depressie zelfst. naamw. neerslachtigheid somberheid zelfst. naamw. neerslachtigheid gedeprimeerdheid zelfst. naamw. neerslag afzetting zelfst. naamw. neerslag bezinksels zelfst. naamw. neerslag hagel zelfst. naamw. neerslag regen zelfst. naamw. neerslag sediment zelfst. naamw. neerslag bezinksel zelfst. naamw. neerslag precipitatie zelfst. naamw. neerslag hemelwater zelfst. naamw. neersmijten neergooien werkwoord neersteken overhoopsteken werkwoord neersteken doodsteken werkwoord neerstorten crashen werkwoord neerstorten afstorten werkwoord neerstorten steihelling werkwoord neerstrijken plaatsnemen werkwoord neerstromen gieten werkwoord neertellen neerleggen werkwoord neervallen afhangen werkwoord neervallen ineenzakken werkwoord neervallen instorting zelfst. naamw. neervlijen neerleggen werkwoord neerwaarts omlaag overig. neerzakken neerploffen werkwoord neerzetten bijzetten werkwoord neerzetten deponeren werkwoord neerzetten geplaatst werkwoord neerzetten opstellen werkwoord neerzetten plaatsen werkwoord neerzetten planten werkwoord neerzetten poten werkwoord neerzetten zetten werkwoord neerzetten nederzetten werkwoord neerzetten stationeren werkwoord neerzetten neerleggen werkwoord neerzetten leggen werkwoord neerzien minachten werkwoord neerzijgen neervallen werkwoord neerzijgen neerzakken werkwoord nefritis nierontsteking zelfst. naamw. nefritis nierontsteking overig. nefroliet niersteen zelfst. naamw. nefropathie nierziekte zelfst. naamw. negatief afbrekend bijv. naamw. negatief beklagend bijv. naamw. negatief ontkennend bijv. naamw. negatief afwezig bijv. naamw. negatief zeurderig bijv. naamw. negende negendeel overig. negendeel negende overig. negental team zelfst. naamw. neger zwarte zelfst. naamw. neger kleurling zelfst. naamw. neger afro overig. neger afro overig. neger afro overig. negeren veronachtzamen werkwoord negeren wegcijferen werkwoord negeren passeren werkwoord negeren ontafschuiven werkwoord negorij gat zelfst. naamw. negotie handel zelfst. naamw. negotie koophand zelfst. naamw. negotie handelsverkeer zelfst. naamw. neigen hellen werkwoord neigen zwemen werkwoord neigen overhellen werkwoord neiging aandrang zelfst. naamw. neiging aandrift zelfst. naamw. neiging aanleg zelfst. naamw. neiging geneigdheid zelfst. naamw. neiging aanvechting zelfst. naamw. neiging drang zelfst. naamw. neiging impuls zelfst. naamw. neiging tendens zelfst. naamw. neiging wankelend zelfst. naamw. neiging schuin zelfst. naamw. neiging helling zelfst. naamw. neiging hellend zelfst. naamw. neiging achteruitgaand zelfst. naamw. neiging inclinatie zelfst. naamw. neiging hang zelfst. naamw. neiging gezindheid zelfst. naamw. neiging drift zelfst. naamw. neiging trend zelfst. naamw. nek hals zelfst. naamw. nek schouder zelfst. naamw. nekken de kop kosten werkwoord nekken verzieken werkwoord nekken ruïneren werkwoord nekken bederven werkwoord nekslag dood zelfst. naamw. nekwerv werv overig. nekwervel wervel zelfst. naamw. nemen aanpakken werkwoord nemen aanschaffen werkwoord nemen gebruiken werkwoord nemen graaien werkwoord nemen pakken werkwoord nemen vatten werkwoord nemen oprapen werkwoord nemen aanvatten werkwoord nemen douche werkwoord nenia treurdicht zelfst. naamw. nenia lijkzang zelfst. naamw. nenia treurzang overig. nenia treurzang overig. nenia treurzang overig. nep vals bijv. naamw. nep vervalst bijv. naamw. nep bedrog zelfst. naamw. nep namaak zelfst. naamw. nep rommel zelfst. naamw. nep zwendelarij zelfst. naamw. nep alsof bijv. naamw. nep oplichterij zelfst. naamw. nep knoeierij zelfst. naamw. nep nabootsing zelfst. naamw. nep imitatie zelfst. naamw. neppen bedonderen werkwoord neppen bedriegen werkwoord nerf ader zelfst. naamw. nering bedrijf zelfst. naamw. nering handeldrijven zelfst. naamw. nering klandizie zelfst. naamw. nering koopwaar zelfst. naamw. nering winkelbedrijf zelfst. naamw. nering zaak zelfst. naamw. nering handel zelfst. naamw. nering ruilverkeer zelfst. naamw. nering koophand zelfst. naamw. nering handelsverkeer zelfst. naamw. nering waar zelfst. naamw. nering handelswaar zelfst. naamw. nerts mink zelfst. naamw. nerveus geladen bijv. naamw. nerveus onrustig bijv. naamw. nerveus zenuwachtig bijv. naamw. nerveus geagiteerd bijv. naamw. nerveus gejaagd bijv. naamw. nervositeit zenuwachtigheid zelfst. naamw. nes landtong zelfst. naamw. nest bed zelfst. naamw. nest broedplaats zelfst. naamw. nest gat zelfst. naamw. nest hol zelfst. naamw. nest kreng zelfst. naamw. nest worp zelfst. naamw. nesten worpen overig. nesthaar dons zelfst. naamw. nestor senior overig. nestor oudste overig. nestveren livrei overig. nestveren lakeien overig. nestveren kenteken overig. nestveren dienstkleding overig. nestveren bedienden overig. net accuraat bijv. naamw. net beschaafd bijv. naamw. net daarnet bijv. naamw. net geordend bijv. naamw. net krek bijv. naamw. net proper bijv. naamw. net rein bijv. naamw. net fuik zelfst. naamw. net netwerk zelfst. naamw. net televisiekanaal zelfst. naamw. net amper zelfst. naamw. net correct zelfst. naamw. net juist zelfst. naamw. net sprekend zelfst. naamw. net schielijk zelfst. naamw. net pas zelfst. naamw. net meteen zelfst. naamw. net dadelijk zelfst. naamw. net daarstraks zelfst. naamw. net aanstonds zelfst. naamw. net zorgvuldig zelfst. naamw. net stipt zelfst. naamw. net secuur zelfst. naamw. net precies zelfst. naamw. net zonet zelfst. naamw. net zojuist zelfst. naamw. net zo-even zelfst. naamw. net straks zelfst. naamw. net fatsoenlijk zelfst. naamw. net eerzaam zelfst. naamw. net eerlijk zelfst. naamw. net degelijk zelfst. naamw. net schoon zelfst. naamw. net kuis zelfst. naamw. net tv kanaal overig. net tv kanaal overig. net tv kanaal overig. netel dovenetel overig. netel brandnetel overig. netelig bedenkelijk bijv. naamw. netelig precair bijv. naamw. netelig penibel bijv. naamw. netelig lastig bijv. naamw. netelig kritiek bijv. naamw. netelig hachelijk bijv. naamw. netelig delicaat bijv. naamw. netelig moeilijk bijv. naamw. netelig stekelig bijv. naamw. netelig doornig bijv. naamw. netelig heikel overig. netelig heikel overig. netelig heikel overig. neteligheid hachelijkheid zelfst. naamw. netelroos urticaria zelfst. naamw. netelroosschrift dermografie zelfst. naamw. netheid keurigheid zelfst. naamw. netheid onberispelijkheid zelfst. naamw. netheid ordelijkheid zelfst. naamw. netheid properheid zelfst. naamw. netheid reinheid zelfst. naamw. netheid kiesheid zelfst. naamw. netheid gepastheid zelfst. naamw. netheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. netheid fatsoen zelfst. naamw. netheid eerbaarheid zelfst. naamw. netheid smetteloosheid zelfst. naamw. netheid opgeruimdheid zelfst. naamw. nethouden schoonhouden overig. nethouden knaphouden overig. netjes christelijk bijv. naamw. netjes decent bijv. naamw. netjes gereinigd bijv. naamw. netjes keurig bijv. naamw. netjes kies bijv. naamw. netjes opgeruimd bijv. naamw. netjes ordentelijk bijv. naamw. netjes proper bijv. naamw. netjes toonbaar bijv. naamw. netjes welgemanierd bijv. naamw. netjes zorgvuldig bijv. naamw. netjes behoorlijk bijv. naamw. netjes net bijv. naamw. netjes passend bijv. naamw. netjes fatsoenlijk bijv. naamw. netjes welvoeglijk bijv. naamw. netjes manierlijk bijv. naamw. netjes eerbaar bijv. naamw. netjes welopgevoed bijv. naamw. netjes beschaafd bijv. naamw. netjes gepast bijv. naamw. netjes schoon bijv. naamw. netjes ordelijk bijv. naamw. netjes zuiver bijv. naamw. netjes gekuist bijv. naamw. netnummer kengetal zelfst. naamw. netnummer nummer zelfst. naamw. netto onbelast bijv. naamw. netto schoon bijv. naamw. netto zuiver bijv. naamw. netvliesaandoening retinopathie zelfst. naamw. netwerk net zelfst. naamw. netwerk raamwerk zelfst. naamw. netwerk samenstel zelfst. naamw. netwerk samenstel overig. neuken ketsen werkwoord neuken kezen werkwoord neuken kippenhokken werkwoord neuken kniepen werkwoord neuken palen werkwoord neuken poepen werkwoord neuken seksen werkwoord neuken vossen werkwoord neuken wippen werkwoord neuken ballen werkwoord neuken batsen werkwoord neuken bonken werkwoord neuken in-betweenen werkwoord neuken pompen werkwoord neuken poten werkwoord neuken van bil gaan werkwoord neuken vogelen werkwoord neuken naaien werkwoord neuken vrijen werkwoord neuken paren werkwoord neuken vozen werkwoord neuken Soppen werkwoord neuralgie zenuwpijn zelfst. naamw. neuritis zenuwontsteking zelfst. naamw. neuroleptanalgesie pijnstilling zelfst. naamw. neuroloog specialist zelfst. naamw. neuroloog zenuwarts zelfst. naamw. neuron zenuwcel overig. neuroot zenuwpees overig. neuroot zenuwlij overig. neuropathie zenuwziekte zelfst. naamw. neus boeg zelfst. naamw. neus gok zelfst. naamw. neus reuk zelfst. naamw. neus reukorgaan zelfst. naamw. neus topje zelfst. naamw. neus top zelfst. naamw. neus tip zelfst. naamw. neus spits zelfst. naamw. neus punt zelfst. naamw. neus piek zelfst. naamw. neus tuit zelfst. naamw. neus snoet zelfst. naamw. neus snavel zelfst. naamw. neus- neusklank overig. neus- neusbeen overig. neus- nasaal overig. neusbeen neusklank overig. neusbeen neus- overig. neusbeen nasaal overig. neusbloeding epistaxis zelfst. naamw. neusdrop rinorroe zelfst. naamw. neushoorn rinoceros zelfst. naamw. neusklank neusbeen overig. neusklank neus- overig. neusklank nasaal overig. neusverkoudheid rhinitis zelfst. naamw. neuswarmertje kort overig. neut borrel zelfst. naamw. neut drankje zelfst. naamw. neut slok zelfst. naamw. neut borr zelfst. naamw. neutje slokje overig. neutje opkikkertje overig. neutje glaasje overig. neutje borreltje overig. neutjes borrels overig. neutraal afzijdig bijv. naamw. neutraal effen bijv. naamw. neutraal onzijdig bijv. naamw. neutralisatie opheffing zelfst. naamw. neutraliseren opheffen werkwoord neuzen rondkijken werkwoord neuzen speuren werkwoord nev waas overig. nev mist overig. nevel damp zelfst. naamw. nevel mist zelfst. naamw. nevel nevelvlek zelfst. naamw. nevel sluier zelfst. naamw. nevel spray zelfst. naamw. nevelachtig wazig overig. nevelachtig onhelder overig. nevelachtig nevelig overig. nevelachtig mistig overig. nevelachtig vaag overig. nevelachtig vagelijk overig. nevelachtig onduidelijk overig. nevelachtig flauw overig. nevelen misten werkwoord nevelgordijn verneveling overig. nevelgordijn rookgordijn overig. nevelig dampig bijv. naamw. nevelig vaag bijv. naamw. nevelig wazig bijv. naamw. nevelig onhelder bijv. naamw. nevelig nevelachtig bijv. naamw. nevelig mistig bijv. naamw. nevelig beslagen bijv. naamw. nevelvlek nevel zelfst. naamw. nevenactiviteit nevenfunctie zelfst. naamw. neveneffect nevenwerking zelfst. naamw. neveneffect bijwerking zelfst. naamw. nevenfunctie nevenactiviteit zelfst. naamw. neveninkomsten schnabb overig. neveninkomsten bijverdienste overig. nevenschikkenzin coördinaat overig. nevenwerking bijwerking zelfst. naamw. nevenwerking neveneffect zelfst. naamw. nicht flikker zelfst. naamw. nicht homosexueel zelfst. naamw. nicht mietje zelfst. naamw. nicht poot zelfst. naamw. nicht homo zelfst. naamw. nidatie innesteling zelfst. naamw. niemand geen overig. niemand genkele overig. niemand genkel overig. niemendal niets overig. niemendal niks overig. niemendal gzier overig. niemendal nihil overig. niemendalletje wissewasje overig. niemendalletje peulenschil overig. niemendalletje kleinigheid overig. niemendalletje futiliteit overig. niemendalletje dingetje overig. niemendalletje bagatel overig. nierbekkenontsteking pyelitis zelfst. naamw. nierontsteking nefritis zelfst. naamw. nierontsteking nefritis overig. niersteen nefroliet zelfst. naamw. nierziekte nefropathie zelfst. naamw. niesen niezen werkwoord niet noppes overig. niet bewegen stilhouden overig. niet goed bij zinnen lijp bijv. naamw. niet laten plaats vinden annuleren overig. niet laten plaatsvinden afzeggen overig. niet laten plaatsvinden afschaffen overig. niet-gebonden neutraal bijv. naamw. niet-giftig atoxisch bijv. naamw. niet-ingewijde leek overig. niet-kerkelijk burgerlijk bijv. naamw. niet-levend anorganisch bijv. naamw. niet-militair burgerlijk bijv. naamw. niet-trouw-zijn trouweloosheid overig. niet-trouw-zijn trouwbreuk overig. niet-trouw-zijn perfidie overig. niet-trouw-zijn ontrouw overig. niet-voelend gevoelloos overig. nieten vasthechten werkwoord nieten vastnieten werkwoord nieten aanhechten werkwoord nietig bescheiden bijv. naamw. nietig futiel bijv. naamw. nietig onbeduidend bijv. naamw. nietig ongeldig bijv. naamw. nietig onbetekenend bijv. naamw. nietig onaanzienlijk bijv. naamw. nietig gering bijv. naamw. nietig imponderabilia bijv. naamw. nietig klein overig. nietig klein overig. nietig klein overig. nietigheid futiliteit zelfst. naamw. nietigheid onbenulligheid zelfst. naamw. nietigheid onbeduidendheid zelfst. naamw. nietigheid onbeduidend zelfst. naamw. nietigste minst bijv. naamw. nietigverklaring annuleren zelfst. naamw. nietigverklaring annulering zelfst. naamw. nietigverklaring tenietdoening zelfst. naamw. nietmachine hechttang overig. niets niks bijv. naamw. niets haar zelfst. naamw. niets lucht zelfst. naamw. niets noppes zelfst. naamw. niets geen barst zelfst. naamw. niets nihil zelfst. naamw. niets niemendal zelfst. naamw. niets gzier zelfst. naamw. niets waardeloos zelfst. naamw. niets nul zelfst. naamw. niets nada overig. niets noppes overig. nietsbetekenend weinigzeggend overig. nietsbetekenend triviaal overig. nietsbetekenend onbetekenend overig. nietsbetekenend onbenullig overig. nietsbetekenend onbelangrijk overig. nietsbetekenend onbeduidend overig. nietsbetekenend nietszeggend overig. nietsbetekenend futiel overig. nietsdoen duimendraaien werkwoord nietsdoen lanterfanten werkwoord nietsdoen rondhangen werkwoord nietsdoen niksen werkwoord nietsdoen lummelen werkwoord nietsdoen luieren werkwoord nietsnut klaploper zelfst. naamw. nietsnut lamzak zelfst. naamw. nietsnut slapkous zelfst. naamw. nietsnut slampamper zelfst. naamw. nietsnut lijntrekker zelfst. naamw. nietsnut leegloper zelfst. naamw. nietsnut lapzwans zelfst. naamw. nietsnut lanterfanter zelfst. naamw. nietsnut lammeling zelfst. naamw. nietsnut geitenbreier zelfst. naamw. nietsnutten slampampen werkwoord nietsvermoedend argeloos bijv. naamw. nietswaardig laag bijv. naamw. nietswaardig miserabel bijv. naamw. nietswaardige mug zelfst. naamw. nietszeggend banaal bijv. naamw. nietszeggend hol bijv. naamw. nietszeggend inhoudsloos bijv. naamw. nietszeggend leeg bijv. naamw. nietszeggend triviaal bijv. naamw. nietszeggend uitdrukkingsloos bijv. naamw. nietszeggend plat bijv. naamw. nietszeggend gewoontjes bijv. naamw. nietszeggend alledaags bijv. naamw. nietszeggend afgezaagd bijv. naamw. nietszeggend wezenloos bijv. naamw. nietszeggend wazig bijv. naamw. nietszeggend glazig bijv. naamw. nietszeggend weinigzeggend bijv. naamw. nietszeggend onbetekenend bijv. naamw. nietszeggend onbenullig bijv. naamw. nietszeggend onbelangrijk bijv. naamw. nietszeggend onbeduidend bijv. naamw. nietszeggend nietsbetekenend bijv. naamw. nietszeggend futiel bijv. naamw. niettegenstaande desondanks bijv. naamw. niettegenstaande hoezeer ook bijv. naamw. niettegenstaande ondanks bijv. naamw. niettegenstaande toch bijv. naamw. niettegenstaande evengoed bijv. naamw. niettegenstaande desalniettemin bijv. naamw. niettegenstaande trots bijv. naamw. niettemin desondanks bijv. naamw. niettemin doch bijv. naamw. niettemin evenwel bijv. naamw. niettemin nochtans bijv. naamw. niettemin toch bijv. naamw. niettemin maar bijv. naamw. niettemin echter bijv. naamw. nieuw aankomend bijv. naamw. nieuw ander bijv. naamw. nieuw groen bijv. naamw. nieuw hedendaags bijv. naamw. nieuw nieuwbakken bijv. naamw. nieuw onervaren bijv. naamw. nieuw ongekend bijv. naamw. nieuw neo overig. nieuwbakken jong bijv. naamw. nieuwbakken nieuw bijv. naamw. nieuwbouw stadsuitbreiding zelfst. naamw. nieuweling beginneling zelfst. naamw. nieuweling nieuwkomer zelfst. naamw. nieuwer later bijv. naamw. nieuwerwets eigentijds bijv. naamw. nieuwerwets modern bijv. naamw. nieuwerwets nieuw bijv. naamw. nieuwgevestigde immigrant overig. nieuwheid originaliteit zelfst. naamw. nieuwheid frisheid zelfst. naamw. nieuwheid recente zelfst. naamw. nieuwigheid nouveauté zelfst. naamw. nieuwigheid novum zelfst. naamw. nieuwigheid noviteit zelfst. naamw. nieuwigheid nieuwtje zelfst. naamw. nieuwigheid vernieuwing zelfst. naamw. nieuwigheid verandering zelfst. naamw. nieuwkomer groentje zelfst. naamw. nieuwkomer nieuweling zelfst. naamw. nieuwlichter vernieuwer overig. nieuwlichter modernist overig. nieuws bericht zelfst. naamw. nieuws journaal zelfst. naamw. nieuws nieuwsbericht zelfst. naamw. nieuws televisiejournaal zelfst. naamw. nieuwsagentschap persbureau zelfst. naamw. nieuwsbericht krantenbericht zelfst. naamw. nieuwsbericht nieuws zelfst. naamw. nieuwsbericht persbericht overig. nieuwsberichten journaal zelfst. naamw. nieuwsberichten nieuws zelfst. naamw. nieuwsblad dagblad zelfst. naamw. nieuwsblad krant zelfst. naamw. nieuwsbrief circulaire zelfst. naamw. nieuwsbrief rondschrijven zelfst. naamw. nieuwsbulletin nieuws zelfst. naamw. nieuwsbulletin nieuwsbericht zelfst. naamw. nieuwsgierig belangstellend bijv. naamw. nieuwsgierig benieuwd bijv. naamw. nieuwsgierigheid curiositeit zelfst. naamw. nieuwsjournaal journaal zelfst. naamw. nieuwtje nieuwigheid zelfst. naamw. nieuwtje snufje zelfst. naamw. nieuwtje modeartikel zelfst. naamw. nieuwtje gadget zelfst. naamw. nieuwtje noviteit zelfst. naamw. niezen proesten werkwoord niezen niesen werkwoord nihil nul bijv. naamw. nihil niets zelfst. naamw. nihil niks zelfst. naamw. nihil niemendal zelfst. naamw. nijd afgunst zelfst. naamw. nijd haat zelfst. naamw. nijd jaloezie zelfst. naamw. nijdas driftkop overig. nijdig giftig bijv. naamw. nijdig jaloers bijv. naamw. nijdig afgunstig bijv. naamw. nijdig woest bijv. naamw. nijdig woedend bijv. naamw. nijdig tierend bijv. naamw. nijdig razend bijv. naamw. nijdig laaiend bijv. naamw. nijdig kwaad bijv. naamw. nijdig hels bijv. naamw. nijdig furieus bijv. naamw. nijdig dol bijv. naamw. nijdig boos bijv. naamw. nijdig vertoornd bijv. naamw. nijdig verbolgen bijv. naamw. nijdig gebelgd bijv. naamw. nijdig ziedend bijv. naamw. nijdig toornig bijv. naamw. nijdig spinnijdig bijv. naamw. nijdig bitter bijv. naamw. nijdig wasbleek bijv. naamw. nijdig opvliegend bijv. naamw. nijgen buigen werkwoord nijging buiging zelfst. naamw. nijlpaard hippopotamus overig. nijpend beklemmend bijv. naamw. nijpend bitter bijv. naamw. nijpend smartelijk bijv. naamw. nijpend knellend bijv. naamw. nijptang knijptang zelfst. naamw. nijptang tang zelfst. naamw. nijver actief bijv. naamw. nijver bedrijvig bijv. naamw. nijver bezig bijv. naamw. nijver ijverig bijv. naamw. nijver arbeidzaam bijv. naamw. nijver werkzaam bijv. naamw. nijver vlijtig bijv. naamw. nijver naarstig bijv. naamw. nijverheid bedrijvigheid zelfst. naamw. nijverheid fabriek zelfst. naamw. nijverheid vlijt zelfst. naamw. nijverheid werkzaamheid zelfst. naamw. nijverheid werklust zelfst. naamw. nijverheid vlijtigheid zelfst. naamw. nijverheid noestigheid zelfst. naamw. nijverheid naarstigheid zelfst. naamw. nijverheid ijverigheid zelfst. naamw. nijverheid ijver zelfst. naamw. nikker moirézijde overig. nikker Moriaan overig. nikker Moor overig. nikker roetmop overig. niks mis bijv. naamw. niks niets bijv. naamw. niks niemendal bijv. naamw. niks gzier bijv. naamw. niks nihil bijv. naamw. niksen rondhangen werkwoord niksen nietsdoen werkwoord niksen lummelen werkwoord niksen luieren werkwoord niksen lanterfanten werkwoord niksen rondlummelen werkwoord niksje naakt zelfst. naamw. nimbus stralenkrans zelfst. naamw. nimbus heiligenkrans zelfst. naamw. nimbus aureool zelfst. naamw. NIMBY Not in my back yard, weigeren overig. nimfomane mannengek zelfst. naamw. nimfomane nymfomane zelfst. naamw. nimmer nimmermeer bijv. naamw. nimmer nooit bijv. naamw. nimmermeer nimmer bijv. naamw. nimmermeer nooit bijv. naamw. nippen drinken werkwoord nippertje valreep zelfst. naamw. nirwana hemel zelfst. naamw. nis holte zelfst. naamw. nis muurnis zelfst. naamw. nis uitholling zelfst. naamw. nitwit leeghoofd zelfst. naamw. niveau aanzien zelfst. naamw. niveau laag zelfst. naamw. niveau peil zelfst. naamw. niveau plan zelfst. naamw. niveau stand zelfst. naamw. niveau vloeistofspiegel zelfst. naamw. niveau achting zelfst. naamw. niveau graad zelfst. naamw. niveaulijn hoogtelijn zelfst. naamw. niveaus gradaties zelfst. naamw. niveauverschil hoogteverschil zelfst. naamw. nivelleren gelijkmaken zelfst. naamw. nobel aristocratisch bijv. naamw. nobel edelmoedig bijv. naamw. nobel grootmoedig bijv. naamw. nobel hoogstaand bijv. naamw. nobel indrukwekkend bijv. naamw. nobel groots bijv. naamw. nobel edel bijv. naamw. nobel vorstelijk bijv. naamw. nobel trots bijv. naamw. nobel statig bijv. naamw. nobel plechtstatig bijv. naamw. nobel plechtig bijv. naamw. nobel parmantig bijv. naamw. nobel parmant bijv. naamw. nobel majestueus bijv. naamw. nobel fier bijv. naamw. nobel deftig bijv. naamw. nobel aanzienlijk bijv. naamw. nochtans doch bijv. naamw. nochtans niettemin bijv. naamw. nochtans desalniettemin zelfst. naamw. nochtans evenwel zelfst. naamw. nochtans toch zelfst. naamw. nochtans desondanks zelfst. naamw. nochtans maar zelfst. naamw. nochtans echter zelfst. naamw. nocturne compositie zelfst. naamw. nocturnus nachtelijk bijv. naamw. nodeloos onnodig bijv. naamw. nodeloos overbodig bijv. naamw. noden uitnodigen werkwoord noden behoeften zelfst. naamw. nodeus knobbelig bijv. naamw. nodig benodigd bijv. naamw. nodig dringend bijv. naamw. nodig noodzakelijk bijv. naamw. noedels pasta overig. noedels knoedels overig. noemen aanspreken werkwoord noemen gewag maken van werkwoord noemen melding maken van werkwoord noemen reppen over werkwoord noemen vermelden werkwoord noemen citeren werkwoord noemen vernoemen werkwoord noemen benoemen werkwoord noemen aanduiden overig. noemenswaardig vermeldenswaardig bijv. naamw. noemenswaardig vermeldenswaard bijv. naamw. noest actief bijv. naamw. noest arbeidzaam bijv. naamw. noest bedreven bijv. naamw. noest nijver bijv. naamw. noest vlijtig bijv. naamw. noest ijverig bijv. naamw. noest onvermoeibaar bijv. naamw. noestigheid werkzaamheid zelfst. naamw. noestigheid werklust zelfst. naamw. noestigheid vlijtigheid zelfst. naamw. noestigheid vlijt zelfst. naamw. noestigheid nijverheid zelfst. naamw. noestigheid naarstigheid zelfst. naamw. noestigheid ijverigheid zelfst. naamw. noestigheid ijver zelfst. naamw. nogal tamelijk bijv. naamw. nogal behoorlijk bijv. naamw. nogal weinig bijv. naamw. nogal wat bijv. naamw. nogal enigszins bijv. naamw. nogal beetje bijv. naamw. nogal redelijk bijv. naamw. nogmaals opnieuw bijv. naamw. nogmaals wederom bijv. naamw. nogmaals weer bijv. naamw. nogmaals herhalend bijv. naamw. nogmaals weder bijv. naamw. nogmaals alweer bijv. naamw. nogmaals andermaal bijv. naamw. nok dakvorst zelfst. naamw. nok uiteinde zelfst. naamw. nok top zelfst. naamw. nok nokbalk zelfst. naamw. nokbalk nok overig. nokken kappen werkwoord nokken oprotten werkwoord nokpan dakvenstertje overig. nol zandheuvel overig. nol zandheuvel overig. nomaden zwervers overig. nomaden zwervers overig. nomaden zwervers overig. nomenclatuur naamgeving zelfst. naamw. nominatie benoeming zelfst. naamw. nominatie voordracht zelfst. naamw. nomineren voordragen werkwoord nomineren aanraden werkwoord nomineren aanbevelen werkwoord non kloosterlinge zelfst. naamw. non kloosterzuster zelfst. naamw. non-conformist andersdenkende zelfst. naamw. nonchalance achteloosheid zelfst. naamw. nonchalance onachtzaamheid zelfst. naamw. nonchalance slordigheid zelfst. naamw. nonchalant achteloos overig. nonchalant achteloos overig. nonnenklooster klooster zelfst. naamw. nonsens gelul zelfst. naamw. nonsens humbug zelfst. naamw. nonsens kletskoek zelfst. naamw. nonsens kul zelfst. naamw. nonsens onzin zelfst. naamw. nonsens rimram zelfst. naamw. nonsens kol zelfst. naamw. nonsens gezwets zelfst. naamw. nonsens geleuter zelfst. naamw. nonsens gebeuzel zelfst. naamw. nonsens flauwekul zelfst. naamw. nonsens zotteklap zelfst. naamw. nonsens larie zelfst. naamw. Noob beginner zelfst. naamw. nood behoefte zelfst. naamw. nood benauwdheid zelfst. naamw. nood beproeving zelfst. naamw. nood hulpbehoevendheid zelfst. naamw. nood kwelling zelfst. naamw. nood noodtoestand zelfst. naamw. nood noodwendigheid zelfst. naamw. nood schamelheid zelfst. naamw. nood narigheid zelfst. naamw. nood misère zelfst. naamw. nood ellende zelfst. naamw. nood armoe zelfst. naamw. nood behoeftigheid zelfst. naamw. nood temptatie zelfst. naamw. nood grief zelfst. naamw. nood ergernis zelfst. naamw. nood bezoeking zelfst. naamw. nood verschrikking zelfst. naamw. nood torment zelfst. naamw. nood agonie zelfst. naamw. nood- troost overig. nood- steun overig. nood- reserve- overig. nooddienst hulpdienst zelfst. naamw. nooddruft armoede zelfst. naamw. nooddruft nood zelfst. naamw. nooddruft ontbering zelfst. naamw. nooddruftig arm bijv. naamw. nooddruftig behoeftig bijv. naamw. noodgebouw hulpgebouw overig. noodgedwongen onontkoombaar overig. noodgeval spoedgeval zelfst. naamw. noodhulp invaller zelfst. naamw. noodhulp oproepkracht zelfst. naamw. noodhulp hulpkracht zelfst. naamw. noodklok alarmklok zelfst. naamw. noodkreet hulpkreet overig. noodkreet hulpgeroep overig. noodkreet alarm overig. noodlijdend arm bijv. naamw. noodlijdend armelijk bijv. naamw. noodlijdend armoedig bijv. naamw. noodlijdend behoeftig bijv. naamw. noodlijdend onvermogend bijv. naamw. noodlijdend minvermogend bijv. naamw. noodlijdend kommerlijk bijv. naamw. noodlot fatum zelfst. naamw. noodlot fortuin zelfst. naamw. noodlot kismet zelfst. naamw. noodlot lot zelfst. naamw. noodlottig catastrofaal bijv. naamw. noodlottig rampzalig bijv. naamw. noodlottig tragisch bijv. naamw. noodlottig fataal bijv. naamw. noodlottig rampspoedig bijv. naamw. noodlottig heilloos bijv. naamw. noodlottig fnuikend bijv. naamw. noodlottig ongelukkig bijv. naamw. noodlottig funest bijv. naamw. noodlottig ellendig bijv. naamw. noodlottigheid rampzaligheid zelfst. naamw. noodrantsoen rantsoen zelfst. naamw. noodrem zegsman overig. noodrem seinsleutel overig. noodrem vertragingsmechanisme overig. noodruft armoede overig. noodsein alarm zelfst. naamw. noodsein noodsignaal zelfst. naamw. noodsignaal alarm zelfst. naamw. noodsignaal noodsein zelfst. naamw. noodsituatie alarm zelfst. naamw. noodsituatie crisis zelfst. naamw. noodsprong kunstgreep zelfst. naamw. noodtoestand nood zelfst. naamw. noodweer storm zelfst. naamw. noodweer hondenweer zelfst. naamw. noodwendigheid nood zelfst. naamw. noodwendigheid behoeftigheid zelfst. naamw. noodzaak noodzakelijkheid zelfst. naamw. noodzakelijk dwingend bijv. naamw. noodzakelijk essentieel bijv. naamw. noodzakelijk onontbeerlijk bijv. naamw. noodzakelijk nodig bijv. naamw. noodzakelijk vereist bijv. naamw. noodzakelijk elementair bijv. naamw. noodzakelijk cruciaal bijv. naamw. noodzakelijk wezenlijk bijv. naamw. noodzakelijk onmisbaar bijv. naamw. noodzakelijk onverminderbaar bijv. naamw. noodzakelijkheid noodzaak zelfst. naamw. noodzaken dwingen werkwoord noodzaken verplichten werkwoord noodzaken nopen werkwoord nooit nimmermeer bijv. naamw. nooit nimmer bijv. naamw. nooit geenszins bijv. naamw. noom traject overig. noorderlicht poollicht zelfst. naamw. noorderlicht hemellicht zelfst. naamw. noordpool pool zelfst. naamw. noordpool arctica overig. noordpoolgebied Arctica zelfst. naamw. noordster Poolster zelfst. naamw. noormannen vikingen overig. noot aantekening zelfst. naamw. noot opschrijving zelfst. naamw. noot pinda zelfst. naamw. noot pit zelfst. naamw. noot toon zelfst. naamw. noot notitie zelfst. naamw. nootmuskaat muskaat zelfst. naamw. nootmuskaat kruidnoot zelfst. naamw. nop noppes bijv. naamw. nop vlek zelfst. naamw. nop vlekje zelfst. naamw. nop stippel zelfst. naamw. nop stipje zelfst. naamw. nop stip zelfst. naamw. nop spatje zelfst. naamw. nop spat zelfst. naamw. nop moesje zelfst. naamw. nopen bewegen werkwoord nopen dwingen werkwoord nopen pressen werkwoord nopen noodzaken werkwoord nopens aangaande overig. noppes nop bijv. naamw. noppes gratis bijv. naamw. noppes niet bijv. naamw. noppes niets bijv. naamw. noppes niets overig. nor bajes zelfst. naamw. nor strafgevangenis zelfst. naamw. nor gevangenis zelfst. naamw. nor strafplaats zelfst. naamw. nor strafinrichting zelfst. naamw. nor spinhuis zelfst. naamw. nor petoet zelfst. naamw. nor lik zelfst. naamw. nor doos zelfst. naamw. nor bak zelfst. naamw. norm criterium zelfst. naamw. norm maatstaf zelfst. naamw. norm standaard zelfst. naamw. normaal gangbaar bijv. naamw. normaal gebruikelijk bijv. naamw. normaal gewoon bijv. naamw. normaal gemeen bijv. naamw. normaal gewoon overig. normalisatie standaardisatie zelfst. naamw. normaliseren herstellen werkwoord normaliseren regulariseren werkwoord normaliseren standaardiseren werkwoord normaliter doorgaans bijv. naamw. normaliter merendeels bijv. naamw. normaliter meestal bijv. naamw. normaliter gewoonlijk bijv. naamw. normaliter gemeenlijk bijv. naamw. normaliter algemeen bijv. naamw. normatief bindend bijv. naamw. normatief maatgevend bijv. naamw. normering maatstaf zelfst. naamw. normstelling normering zelfst. naamw. nors bokkig bijv. naamw. nors bruusk bijv. naamw. nors chagrijnig bijv. naamw. nors knorrig bijv. naamw. nors korzelig bijv. naamw. nors nurks bijv. naamw. nors bars bijv. naamw. nors straf bijv. naamw. nors stuurs bijv. naamw. nors wrevelig bijv. naamw. nors zuur bijv. naamw. nors onzacht bijv. naamw. nors kortaf bijv. naamw. nostalgie heimwee zelfst. naamw. Not in my back yard, weigeren NIMBY overig. nota factuur zelfst. naamw. nota memorandum zelfst. naamw. nota rekening zelfst. naamw. nota rekening overig. nota rekening werkwoord nota rekening werkwoord nota rekening werkwoord notabel aanzienlijk bijv. naamw. notabele heer zelfst. naamw. noteboom notenboom zelfst. naamw. noteboom walnoteboom zelfst. naamw. noteboom walnoot zelfst. naamw. notedop notendop zelfst. naamw. noten notenhouten bijv. naamw. notenbalk balk zelfst. naamw. notenboom noteboom zelfst. naamw. notendop notedop zelfst. naamw. notenhouten noten bijv. naamw. noteren aantekenen werkwoord noteren opschrijven werkwoord noteren teboekstellen werkwoord noteren vastleggen werkwoord noteren registreren werkwoord noteren optekenen werkwoord noteren boeken werkwoord notie begrip zelfst. naamw. notie benul zelfst. naamw. notie besef zelfst. naamw. notie denkbeeld zelfst. naamw. notie idee zelfst. naamw. notie bewustzijn zelfst. naamw. notie conceptie zelfst. naamw. notificatie aanzegging zelfst. naamw. notitie aantekening zelfst. naamw. notitie memo zelfst. naamw. notitie nota zelfst. naamw. notitie opmerking zelfst. naamw. notitie opschrijving zelfst. naamw. notitie noot zelfst. naamw. notitieboekje zakboekje overig. notitieboekje aantekenboekje overig. notoir bekend bijv. naamw. notoir berucht bijv. naamw. notoire beruchte overig. notulen protocol zelfst. naamw. notulen verslag overig. nou zo overig. nou welnu overig. nou welaan overig. nou wel overig. nou enfin overig. nou tegenwoordig overig. nou nu overig. nou momenteel overig. nou! zeg! overig. nou! hoor! overig. nouveauté novum overig. nova ster zelfst. naamw. novelle proza zelfst. naamw. november slachtmaand overig. november september overig. november herfstmaand overig. novice kloosterling zelfst. naamw. noviet feut zelfst. naamw. noviteit nieuwigheid zelfst. naamw. noviteit nieuwtje zelfst. naamw. novum nouveauté overig. novum nieuwigheid overig. nozem onbenul overig. nu momenteel bijv. naamw. nu heden bijv. naamw. nu meteen bijv. naamw. nu tegenwoordig bijv. naamw. nu thans bijv. naamw. nu destijds bijv. naamw. nu nou bijv. naamw. nu voortaan bijv. naamw. nu onmiddellijk bijv. naamw. nuance kleur zelfst. naamw. nuance kleurschakering zelfst. naamw. nuance schakering zelfst. naamw. nuance toon zelfst. naamw. nuance tint zelfst. naamw. nuance kleurnuance zelfst. naamw. nuanceren schakeren werkwoord nuancering schakering zelfst. naamw. nuchter present bijv. naamw. nuchter zakelijk bijv. naamw. nuchter droog bijv. naamw. nuchter stemmig bijv. naamw. nuchter sober bijv. naamw. nuchter matig bijv. naamw. nuchter bezadigd bijv. naamw. nuchter prozaïsch bijv. naamw. nuchter koel bijv. naamw. nuchter pragmatisch overig. nudisme naturisme zelfst. naamw. nudisme naaktcultuur zelfst. naamw. nudist naaktloper zelfst. naamw. nuffig kwasterig bijv. naamw. nuffig preuts bijv. naamw. nuffig verwaand bijv. naamw. nuk bui zelfst. naamw. nuk gril zelfst. naamw. nuk kuur zelfst. naamw. nuk speling zelfst. naamw. nuk bevlieging zelfst. naamw. nuk luim zelfst. naamw. nukkig bokkig bijv. naamw. nukkig sikkeneurig bijv. naamw. nukkig nurks bijv. naamw. nukkig knorrig bijv. naamw. nukkig humeurig bijv. naamw. nukkig gemelijk bijv. naamw. nukkig chagrijnig bijv. naamw. nukkig wispelturig bijv. naamw. nukkig onvoorspelbaar bijv. naamw. nukkig onberekenbaar bijv. naamw. nukkig grillig bijv. naamw. nul nihil bijv. naamw. nul nietsnut zelfst. naamw. nul waardeloos zelfst. naamw. nul niets zelfst. naamw. nul monogram zelfst. naamw. nul geheimschrift zelfst. naamw. nul code zelfst. naamw. nul cijfer zelfst. naamw. nullificeren vernietigen overig. nullificeren verijdelen overig. nullificeren opheffen overig. nullificeren ondervangen overig. nullificeren terugdraaien overig. numeriek getalsmatig bijv. naamw. numero nummer zelfst. naamw. nummer act zelfst. naamw. nummer editie zelfst. naamw. nummer figuur zelfst. naamw. nummer numero zelfst. naamw. nummer volgnummer zelfst. naamw. nummer netnummer zelfst. naamw. nummer getal overig. nummer honderd wc overig. nummerbord kentekenplaat zelfst. naamw. nummerplaat kenteken zelfst. naamw. nurks gemelijk bijv. naamw. nurks nors bijv. naamw. nurks sikkeneurig bijv. naamw. nurks nukkig bijv. naamw. nurks knorrig bijv. naamw. nurks humeurig bijv. naamw. nurks chagrijnig bijv. naamw. nurks korzelig bijv. naamw. nurks wrevelig bijv. naamw. nurks stuurs bijv. naamw. nut baat zelfst. naamw. nut belang zelfst. naamw. nut nuttigheid zelfst. naamw. nut reden zelfst. naamw. nut waarde zelfst. naamw. nut zin zelfst. naamw. nut doel zelfst. naamw. nut waar zelfst. naamw. nut functie zelfst. naamw. nut utiliteit overig. nut utiliteit overig. nut utiliteit overig. nutriënt voedingsstof zelfst. naamw. nuttelig paashaas overig. nutteloos onnodig bijv. naamw. nutteloos overbodig bijv. naamw. nutteloos overtollig bijv. naamw. nutteloos tevergeefs bijv. naamw. nutteloos zinloos bijv. naamw. nutteloos onzinnig bijv. naamw. nutteloos zonnut bijv. naamw. nutteloos zonresultaat bijv. naamw. nutteloos vruchteloos bijv. naamw. nutteloos vergeefs bijv. naamw. nutteloos ijdel bijv. naamw. nutteloos waardevrij overig. nutteloosheid onnodigheid zelfst. naamw. nutteloosheid onbruikbaarheid zelfst. naamw. nuttig bruikbaar bijv. naamw. nuttig handig bijv. naamw. nuttig practisch bijv. naamw. nuttig pragmatisch bijv. naamw. nuttig verdienstelijk bijv. naamw. nuttig voordelig bijv. naamw. nuttig praktisch bijv. naamw. nuttig werkbaar bijv. naamw. nuttig inzetbaar bijv. naamw. nuttig gemakkelijk bijv. naamw. nuttig bruikbaar overig. nuttigen consumeren werkwoord nuttigen eten werkwoord nuttigen gebruiken werkwoord nuttigen opeten werkwoord nuttigen verbruiken werkwoord nuttigen verorberen werkwoord nuttigen verschalken werkwoord nuttigen gebruik zelfst. naamw. nuttigen vreten werkwoord nuttigen schransen werkwoord nuttigen bunkeren werkwoord nuttigen schrokken werkwoord nuttigen bikken werkwoord nuttigen oppeuzelen werkwoord nuttigheid nut zelfst. naamw. nylonkous kous zelfst. naamw. nylonkousen kousen zelfst. naamw. nymfomane nimfomane zelfst. naamw. nymfomane mannenverslindster zelfst. naamw. nystagmus oogsiddering zelfst. naamw. o tjonge overig. o oh overig. o och overig. o ha overig. o allemensen overig. o allemachtig overig. o ah overig. o ach overig. obelisk zuil zelfst. naamw. obelisk grafnaald zelfst. naamw. obelisk gedenknaald zelfst. naamw. ober bediende zelfst. naamw. ober kelner zelfst. naamw. ober tafelbediende zelfst. naamw. obers restaurantbedienden zelfst. naamw. obers bedienden zelfst. naamw. obesitas vetzucht zelfst. naamw. object kunstvoorwerp zelfst. naamw. object voorwerp zelfst. naamw. object zaak zelfst. naamw. object item zelfst. naamw. object goed zelfst. naamw. object ding zelfst. naamw. object artikel zelfst. naamw. objectief onpartijdig bijv. naamw. objectief lens zelfst. naamw. objectief feitelijk zelfst. naamw. objectief waarneembaar bijv. naamw. obligaat gebruikelijk bijv. naamw. obligaat verplicht bijv. naamw. obligaat vereist bijv. naamw. obligaat obligatoir bijv. naamw. obligatie effect zelfst. naamw. obligatie schuldbrief zelfst. naamw. obligatoir verplicht overig. obligatoir vereist overig. obligatoir obligaat overig. obligo garantie overig. obsceen goor bijv. naamw. obsceen schuin bijv. naamw. obsceen vies bijv. naamw. obsceen vunzig bijv. naamw. obsceen zedeloos bijv. naamw. obsceniteit ontuchtigheid zelfst. naamw. obsceniteit vuitaal zelfst. naamw. obsceniteit vuiligheid zelfst. naamw. obsceniteit vuilheid zelfst. naamw. obsceniteit vuilbekkerij zelfst. naamw. obsceniteit schuinheid zelfst. naamw. obscuriteit duisternis overig. obscuriteit duisterheid overig. obscuriteit duister overig. obscuriteit donkerte overig. obscuriteit donker overig. obscuur donker bijv. naamw. obscuur louche bijv. naamw. obscuur vaag bijv. naamw. obscuur verdacht bijv. naamw. obscuur onguur bijv. naamw. obscuur glibberig bijv. naamw. obscuur duister bijv. naamw. obscuur dubieus bijv. naamw. obsederen intrigeren werkwoord observatie apperceptie zelfst. naamw. observatie beschouwing zelfst. naamw. observatie onderzoek zelfst. naamw. observatie waarneming zelfst. naamw. observatie perceptie zelfst. naamw. observator waarnemer zelfst. naamw. observatorium sterrenwacht zelfst. naamw. observeren bekijken werkwoord observeren bespieden werkwoord observeren gadeslaan werkwoord observeren in acht nemen werkwoord observeren kijken werkwoord observeren waarnemen werkwoord observeren zag werkwoord observeren zie werkwoord observeren zien werkwoord observeren aanschouwen zelfst. naamw. observeren respecteren werkwoord observeren opvolgen werkwoord observeren naleven werkwoord observeren nakomen werkwoord observeren gehoorzamen werkwoord observeren eerbiedigen werkwoord observeren bijhouden werkwoord observeren bewandelen werkwoord observeren voelen werkwoord observeren signaleren werkwoord observeren merken werkwoord observeren horen werkwoord observeren gewaarworden werkwoord obsessie bezetenheid zelfst. naamw. obsessie dwanggedachte zelfst. naamw. obsessie dwangvoorstelling zelfst. naamw. obstakel belemmering zelfst. naamw. obstakel beletsel zelfst. naamw. obstakel hindernis zelfst. naamw. obstakel klip zelfst. naamw. obstakels hindernissen overig. obstetrisch verloskundig zelfst. naamw. obstinaat bokkig bijv. naamw. obstructie verstopping zelfst. naamw. obstructie verhindering zelfst. naamw. obstructie belemmering zelfst. naamw. obstrueren belemmeren werkwoord occasion tweedehandskoop overig. occlusie afsluiting zelfst. naamw. occult geheim bijv. naamw. occult verborgen bijv. naamw. occuperen bezetten werkwoord oceaan wereldzee zelfst. naamw. oceaan zee zelfst. naamw. oceaanstomer passagiersschip overig. och wee bijv. naamw. och tjonge bijv. naamw. och oh bijv. naamw. och o bijv. naamw. och ha bijv. naamw. och allemensen bijv. naamw. och allemachtig bijv. naamw. och ah bijv. naamw. och ach bijv. naamw. och helaas bijv. naamw. ochtend aanvang zelfst. naamw. ochtend morgen zelfst. naamw. ochtendblad krant zelfst. naamw. ochtendgloren dageraad zelfst. naamw. ochtendgloren zonsopgang zelfst. naamw. ochtendgloren ochtendstond zelfst. naamw. ochtendgloren morgenschemering zelfst. naamw. ochtendjas duster zelfst. naamw. ochtendjas kamerjas zelfst. naamw. ochtendjas peignoir zelfst. naamw. ochtendkrieken dageraad zelfst. naamw. ochtendkrieken ochtendgloren zelfst. naamw. ochtendpapierpooier krantenwinkel overig. ochtendstond dageraad zelfst. naamw. ochtendstond morgen zelfst. naamw. ochtendstond ochtendgloren zelfst. naamw. ochtendstond zonsopgang zelfst. naamw. ochtendstond morgenschemering zelfst. naamw. octaaf toonschaal zelfst. naamw. octaaf toonladder zelfst. naamw. octaaf ladder zelfst. naamw. octaaf gamma zelfst. naamw. octaaffluit spillebeen overig. octrooi exploitatierecht zelfst. naamw. octrooi patent zelfst. naamw. oculist oogarts zelfst. naamw. ode gedicht zelfst. naamw. ode eerbetoon zelfst. naamw. odeur geur zelfst. naamw. odeur parfum zelfst. naamw. odeur reukwater zelfst. naamw. odeur geurwater zelfst. naamw. odor reukzin zelfst. naamw. odyssee reis zelfst. naamw. oedeem waterzucht zelfst. naamw. oef oei bijv. naamw. oefenen ontwikkelen werkwoord oefenen praktiseren werkwoord oefenen repeteren werkwoord oefenen trainen werkwoord oefenen maken werkwoord oefenen herhalen werkwoord oefenen harden werkwoord oefenen coachen werkwoord oefenen bekwamen werkwoord oefening opgave zelfst. naamw. oefening training zelfst. naamw. oefening vaardigheidsoefening zelfst. naamw. oefening scholing zelfst. naamw. oefening opleiding zelfst. naamw. oefening africhting zelfst. naamw. oefenmeester coach zelfst. naamw. oefenmeester instructeur zelfst. naamw. oefenmeester trainer zelfst. naamw. oefenmeester oplei zelfst. naamw. oefenmeester leermeester zelfst. naamw. oefenmeester repetitor zelfst. naamw. oefenmeester huisleraar zelfst. naamw. oefenplaats strijdtoneel overig. oefenplaats speelplaats overig. oefenstuk studie zelfst. naamw. oefenstuk stu zelfst. naamw. oehoe uil zelfst. naamw. oei oef bijv. naamw. oekaze decreet zelfst. naamw. oen domoor zelfst. naamw. oen onnozelaar zelfst. naamw. oen sufferd zelfst. naamw. oen sul zelfst. naamw. oen schaapskop zelfst. naamw. oen druiloor zelfst. naamw. oen sukkel zelfst. naamw. oen stommerd zelfst. naamw. oen schapenkop zelfst. naamw. oen rund zelfst. naamw. oen onnozele zelfst. naamw. oen idioot zelfst. naamw. oenen sullen zelfst. naamw. oenen sufferds zelfst. naamw. oenen druiloren zelfst. naamw. oenig dom overig. oer tijd bijv. naamw. oer heerg bijv. naamw. oerbeeld archetype zelfst. naamw. oerbos oerwoud zelfst. naamw. oerdom oliedom overig. oerlelijk monsterlijk bijv. naamw. oerlelijk foeilelijk bijv. naamw. oerlelijk afzichtelijk bijv. naamw. oermoe stammoe overig. oermoeder stammoeder zelfst. naamw. oeroud grijs bijv. naamw. oersterk ijzersterk bijv. naamw. oervaders stamvaders overig. oervorm archetype zelfst. naamw. oerwoud bos zelfst. naamw. oerwoud rimboe zelfst. naamw. oerwoud jungle zelfst. naamw. oerwouden rimboes overig. oerwouden jungles overig. oeuvre werk overig. oeuvre verzamelwerken overig. oever kade zelfst. naamw. oeverloos eindeloos overig. oeverriet riet zelfst. naamw. oeverriet rotan zelfst. naamw. oeverriet rietsteng zelfst. naamw. oevers wallen zelfst. naamw. of al overig. of alsof overig. of ofwel overig. offensief aanvallend bijv. naamw. offensief agressief bijv. naamw. offensief aanval zelfst. naamw. offensief bestorming zelfst. naamw. offensief stormloop zelfst. naamw. offensief stormaanval zelfst. naamw. offensief run zelfst. naamw. offensief attaque zelfst. naamw. offer offerande zelfst. naamw. offer opoffering zelfst. naamw. offer slachtoffer zelfst. naamw. offerande offer zelfst. naamw. offerande plengoffer zelfst. naamw. offerande slachtoffer zelfst. naamw. offerande opoffering zelfst. naamw. offerande offering zelfst. naamw. offerblok offerbus overig. offerbroodje hostie overig. offerbus offerblok overig. offeren afstaan werkwoord offeren betalen werkwoord offeren geven werkwoord Offeren Sacrificeren werkwoord offeren opofferen werkwoord offeren slachting werkwoord offeren bloedbad werkwoord offering opoffering zelfst. naamw. offering offerande overig. offerte aanbieding zelfst. naamw. offerte aanbod zelfst. naamw. offerte prijsopgave zelfst. naamw. offervaardig liefdadig bijv. naamw. offficieel ambtshalve overig. officieel ambtelijk bijv. naamw. officieel echt bijv. naamw. officieel vormelijk bijv. naamw. officieel formeel bijv. naamw. officier stafmedewerker zelfst. naamw. officier functionaris zelfst. naamw. officiestuk akte overig. officieus onofficieel bijv. naamw. officieus zijdelings bijv. naamw. officieus informeel bijv. naamw. offreren aanbieden werkwoord offreren aangeboden werkwoord offreren presenteren werkwoord offreren voorleggen werkwoord offreren tonen werkwoord ofschoon alhoewel bijv. naamw. ofschoon al bijv. naamw. ofschoon hoewel bijv. naamw. oftewel verklarend bijv. naamw. oftewel tegenstelling zelfst. naamw. ofwel of overig. ogen beogen werkwoord ogen eruitzien werkwoord ogen kijken naar werkwoord ogen staan werkwoord ogen kijkers werkwoord ogenblik moment zelfst. naamw. ogenblik ommezien zelfst. naamw. ogenblik seconde zelfst. naamw. ogenblik tel zelfst. naamw. ogenblik t zelfst. naamw. ogenblik oogwenk zelfst. naamw. ogenblik minuutje zelfst. naamw. ogenblik poos zelfst. naamw. ogenblikkelijk direct bijv. naamw. ogenblikkelijk plotseling bijv. naamw. ogendokter oogarts overig. ogenschijnlijk kennelijk bijv. naamw. ogenschijnlijk schijnbaar bijv. naamw. ogenschijnlijk blijkbaar bijv. naamw. ogenschijnlijk uiterlijk bijv. naamw. oh tjonge overig. oh och overig. oh o overig. oh ha overig. oh allemensen overig. oh allemachtig overig. oh ah overig. oh ach overig. oké akkoord overig. okerachtig okerkleurig overig. okerkleurig okerachtig overig. okkernoot walnoot overig. oktober wijnmaand overig. olie aardolie zelfst. naamw. olie bakvloeistof zelfst. naamw. olie kerosine zelfst. naamw. olie motorolie zelfst. naamw. olie smeersel zelfst. naamw. olie vet zelfst. naamw. olie zonnebrandolie zelfst. naamw. olie smeer zelfst. naamw. olie reuz zelfst. naamw. olie/azijnflesje ampul overig. oliebak olievat overig. oliebak olietank overig. oliebak oliereservoir overig. oliebol smoutebol zelfst. naamw. oliedom aartsdom bijv. naamw. oliedom onwetend bijv. naamw. oliedom oerdom bijv. naamw. oliehaard haard zelfst. naamw. oliekachel kachel zelfst. naamw. olielamp lamp zelfst. naamw. oliën invetten werkwoord oliën smeren werkwoord oliën inoliën werkwoord olienoot aardnoot zelfst. naamw. olienoot pinda zelfst. naamw. olienootje apenootje overig. oliereservoir olievat overig. oliereservoir olietank overig. oliereservoir oliebak overig. oliesel zalving zelfst. naamw. olietank olievat overig. olietank oliereservoir overig. olietank oliebak overig. olievat olietank overig. olievat oliereservoir overig. olievat oliebak overig. olieverf verf zelfst. naamw. oliezoet glycerol zelfst. naamw. olifant jumbo zelfst. naamw. olifant log mens zelfst. naamw. olifantenoppasser kornak overig. olifantspijp wijbroekspijp overig. olifantspijp soulpijp overig. oligo-element spoorelement zelfst. naamw. olijfgroen groen bijv. naamw. olijk guitig bijv. naamw. olijkerd deugniet zelfst. naamw. olijkerd paljas zelfst. naamw. olijkerd slimmerd zelfst. naamw. olijkerd uilenspieg zelfst. naamw. olijkerd snaak zelfst. naamw. olijkerd pias zelfst. naamw. olijkerd mallerd zelfst. naamw. olijkerd komiek zelfst. naamw. olijkerd guit zelfst. naamw. olijkerd grappenmaker zelfst. naamw. olijkerds guiten overig. olm iep zelfst. naamw. olmen iepen overig. om afwisselend bijv. naamw. om wegens bijv. naamw. om in ruil voor bijv. naamw. om omstreeks bijv. naamw. om omwille van bijv. naamw. om rond bijv. naamw. om rondom bijv. naamw. om teneinde bijv. naamw. om vanwege bijv. naamw. oma grootmama zelfst. naamw. oma grootmoeder zelfst. naamw. oma bestje zelfst. naamw. oma bestemoer zelfst. naamw. oma best zelfst. naamw. oma bes zelfst. naamw. oma opoe zelfst. naamw. oma grootmoe zelfst. naamw. oma grootje zelfst. naamw. omarmen accepteren werkwoord omarmen omhelzen werkwoord omarmen samentrekken werkwoord omarmen drukken werkwoord omarmen omstrengelen werkwoord omarming omhelzing zelfst. naamw. omarming omstrengeling zelfst. naamw. omarming schoot zelfst. naamw. ombinden omwinden werkwoord ombladeren omkeren werkwoord ombladeren omslaan werkwoord omblazen omwaaien werkwoord omblazen omverwaaien werkwoord ombouwen veranderen werkwoord ombrengen bezorgen werkwoord ombrengen doden werkwoord ombrengen vermoorden werkwoord ombrengen liquideren werkwoord ombrengen doodslaan werkwoord ombrengen doodmaken werkwoord ombrengen afmaken werkwoord ombrengen executeren werkwoord ombrengen doodschieten werkwoord ombrengen moorden werkwoord ombrengen afslachten werkwoord ombudsman intermediair zelfst. naamw. ombuigen bezuinigen werkwoord ombuigen buigen werkwoord ombuigen verbuigen werkwoord ombuigen zich buigen werkwoord ombuiging bezuiniging zelfst. naamw. ombuiging kentering zelfst. naamw. ombuiging verandering zelfst. naamw. ombuiging wijziging zelfst. naamw. ombuiging keer zelfst. naamw. ombuiging omslag zelfst. naamw. ombuiging ommezwaai zelfst. naamw. ombuiging ommekeer zelfst. naamw. ombuiging omkeer zelfst. naamw. omcirkelen omsingelen werkwoord omcirkelen omsluiten werkwoord omdat aangezien bijv. naamw. omdat dewijl bijv. naamw. omdat doordat bijv. naamw. omdat wijl bijv. naamw. omdat want bijv. naamw. omdat vermits bijv. naamw. omdat daar bijv. naamw. omdat daarom bijv. naamw. omdijken bedijken werkwoord omdoen aandoen werkwoord omdopen herdopen werkwoord omdopen naam veranderen werkwoord omdraaien draaien werkwoord omdraaien keren werkwoord omdraaien omkeren werkwoord omdraaien omslaan werkwoord omdraaien wenden werkwoord omdraaien zwenken werkwoord omdraaien wentelen werkwoord omdraaien ronddraaien werkwoord omdraaiing draai zelfst. naamw. omdraaiing wending zelfst. naamw. omduikelen omkukelen werkwoord omduwen omstoten werkwoord omduwen omverstoten werkwoord omgaan gebeuren werkwoord omgaan hanteren werkwoord omgaan omlopen werkwoord omgaan optrekken werkwoord omgaan verstrijken werkwoord omgaand omgaande bijv. naamw. omgaande omgaand bijv. naamw. omgang galerij zelfst. naamw. omgang geslachtsgemeenschap zelfst. naamw. omgang ommegang zelfst. naamw. omgang processies zelfst. naamw. omgang ronde zelfst. naamw. omgang verkering zelfst. naamw. omgang verkeer zelfst. naamw. omgang rondgang zelfst. naamw. omgang processie zelfst. naamw. omgang omloop zelfst. naamw. omgang toer zelfst. naamw. omgang rondje zelfst. naamw. omgang rondoen zelfst. naamw. omgangen stoeten overig. omgangen processies overig. omgangen optochten overig. omgangstaal spreektaal zelfst. naamw. omgangsvorm conventie zelfst. naamw. omgangsvormen fatsoen zelfst. naamw. omgangsvormen manieren zelfst. naamw. omgedraaid omgekeerd overig. omgekeerd andersom bijv. naamw. omgekeerd binnenstebuiten bijv. naamw. omgekeerd tegenovergesteld bijv. naamw. omgekeerd achterstevoren bijv. naamw. omgekeerd averechts bijv. naamw. omgekeerd ondersteboven bijv. naamw. omgekeerd tegengesteld bijv. naamw. omgekeerd tegendeel bijv. naamw. omgekeerd contrarie bijv. naamw. omgekeerde tegendeel zelfst. naamw. omgekeerde tegenovergestelde zelfst. naamw. omgelegen naburig bijv. naamw. omgeven omringen werkwoord omgeven insluiten werkwoord omgeving ambiance zelfst. naamw. omgeving buurt zelfst. naamw. omgeving omtrek zelfst. naamw. omgeving milieu zelfst. naamw. omgeving medium zelfst. naamw. omgeving omstreek zelfst. naamw. omgezet geconverteerd overig. omgooien omkeilen werkwoord omgooien omverwerpen werkwoord omgooien omvergooien werkwoord omgooien omkeren werkwoord omgooien kantelen werkwoord omgooien omwerpen werkwoord omgooien omkieperen werkwoord omgooien omkiepen werkwoord omgraven spitten overig. omgraven ploegen overig. omgraven omwerken overig. omgraven omspitten overig. omgraven omploegen overig. omhaal drukte zelfst. naamw. omhaal gedoe zelfst. naamw. omhaal krul zelfst. naamw. omhaal omslachtigheid zelfst. naamw. omhaal plechtigheid zelfst. naamw. omhaal omweg zelfst. naamw. omhaal plichtpleging zelfst. naamw. omhaal ceremonie zelfst. naamw. omhakken kappen zelfst. naamw. omhakken vellen zelfst. naamw. omhakken houwen zelfst. naamw. omhakken hakken zelfst. naamw. omhalen omhakken werkwoord omhalen omwerken werkwoord omhalen wenden werkwoord omheen rondom bijv. naamw. omheen langs bijv. naamw. omheenvliegen rondvliegen werkwoord omheind wildpark overig. omheind omheining overig. omheinen afrasteren werkwoord omheining afrastering zelfst. naamw. omheining omrastering zelfst. naamw. omheining wildpark zelfst. naamw. omheining omheind zelfst. naamw. omheiningen schuttingen overig. omheiningen hekken overig. omheiningen beschuttingen overig. omhelzen aannemen werkwoord omhelzen beoefenen werkwoord omhelzen omarmen werkwoord omhelzen omsluiten werkwoord omhelzen omstrengelen werkwoord omhelzing omarming zelfst. naamw. omhelzing omstrengeling zelfst. naamw. omhoog opwaarts bijv. naamw. omhoog naar boven bijv. naamw. omhoog op bijv. naamw. omhoogbinden hoogbinden overig. omhoogdraaien opdraaien werkwoord omhoogdrijven opdrijven werkwoord omhooggaan vermeerderen overig. omhooggaan toenemen overig. omhooggaan stijgen overig. omhooggaan opzetten overig. omhooggaan groeien overig. omhooggaan gedijen overig. omhooggaan aanzwellen overig. omhooggaan aanwinnen overig. omhooggaan aanwassen overig. omhooggaan aangroeien overig. omhooggaand verheffend overig. omhooggaand toenemend overig. omhooggaand stijgend overig. omhooggaand rijzend overig. omhooggaand oplopend overig. omhooggaand klimmend overig. omhooggooien opgooien werkwoord omhooggooien opwerpen werkwoord omhooghalen ophalen werkwoord omhoogheffen opheffing overig. omhoogheffen tillen overig. omhoogheffen optillen overig. omhoogheffen opheffen overig. omhoogheffen lichten overig. omhoogheffen heffen overig. omhooghouden hooghouden werkwoord omhooghouden ophouden werkwoord omhoogklimmen klimmen werkwoord omhoogklimmen stijgen werkwoord omhoogklimmen omhoogstijgen werkwoord omhoogkomen opkomen werkwoord omhoogkomen bovenkomen werkwoord omhoogkomen verheffen werkwoord omhoogkomen opstaan werkwoord omhoogkomen opvliegen werkwoord omhoogkomen opstijgen werkwoord omhoogkomen stijging werkwoord omhoogkomen stijgen werkwoord omhoogkomen klimmen werkwoord omhoogrijzen rijzen werkwoord omhoogrijzen oprijzen werkwoord omhoogrijzen opstaan werkwoord omhoogsteken opsteken werkwoord omhoogsteken prijzen werkwoord omhoogstijgen aanwassen werkwoord omhoogstijgen rijzen werkwoord omhoogstijgen stijgen werkwoord omhoogstijgen omhoogklimmen werkwoord omhoogstijgen klimmen werkwoord omhoogtrekken optrekken werkwoord omhoogwerpen opwerpen werkwoord omhouwen kappen werkwoord omhullen bedekken werkwoord omhullen versluieren werkwoord omhullen verhullen werkwoord omhullen maskeren werkwoord omhullen inhullen werkwoord omhullen hullen werkwoord omhullen bemantelen werkwoord omhulsel bedekking zelfst. naamw. omhulsel buitenkant zelfst. naamw. omhulsel huls zelfst. naamw. omhulsel omkleedsel zelfst. naamw. omhulsel omwindsel zelfst. naamw. omhulsel verpakking zelfst. naamw. omhulsel vel zelfst. naamw. omhulsel huid zelfst. naamw. omhulsel kleding zelfst. naamw. omineus dreigend bijv. naamw. omissie nalatigheid zelfst. naamw. omissie weglating zelfst. naamw. omkantelen kantelen werkwoord omkeer kentering zelfst. naamw. omkeer wijziging zelfst. naamw. omkeer wijzigen zelfst. naamw. omkeer wending zelfst. naamw. omkeer verandering zelfst. naamw. omkeer veranderen zelfst. naamw. omkeer transformatie zelfst. naamw. omkeer omwisselen zelfst. naamw. omkeer omschakeling zelfst. naamw. omkeer hervorming zelfst. naamw. omkeer omslag zelfst. naamw. omkeer ommezwaai zelfst. naamw. omkeer ommekeer zelfst. naamw. omkeer ombuiging zelfst. naamw. omkeer keer zelfst. naamw. omkeerbaar reversibel zelfst. naamw. omkegelen omgooien werkwoord omkeren kantelen werkwoord omkeren keren werkwoord omkeren ombladeren werkwoord omkeren omdraaien werkwoord omkeren omwerken werkwoord omkeren teruggaan werkwoord omkeren terugkeren werkwoord omkeren omvergooien werkwoord omkeren omgooien werkwoord omkeren omslaan werkwoord omkeren terugkomen werkwoord omkeren retourneren werkwoord omkering inversie zelfst. naamw. omkering kering zelfst. naamw. omkering ommedraai zelfst. naamw. omkeringen ommekeren overig. omkeringen kenteringen overig. omkiepen omwerpen werkwoord omkiepen omverwerpen werkwoord omkiepen omvergooien werkwoord omkiepen omkieperen werkwoord omkiepen omgooien werkwoord omkieperen omwerpen werkwoord omkieperen omverwerpen werkwoord omkieperen omvergooien werkwoord omkieperen omkiepen werkwoord omkieperen omgooien werkwoord omkijken omzien werkwoord omkijken terugkijken werkwoord omkijken achteruitkijken werkwoord omkleden bekleden werkwoord omkleden inkleden werkwoord omkleden verkleden werkwoord omkleedsel omhulsel zelfst. naamw. omkleedsel omwindsel zelfst. naamw. omkleedsel huls zelfst. naamw. omkleedsel buitenkant zelfst. naamw. omkleedsel verpakking zelfst. naamw. omklemmen klemmen werkwoord omklemmen knellen werkwoord omklemmen omknellen werkwoord omknellen omklemmen werkwoord omkomen doodgaan werkwoord omkomen sterven werkwoord omkomen verstrijken werkwoord omkomen verlopen werkwoord omkomen vergaan werkwoord omkomen overgaan werkwoord omkomen overdrijven werkwoord omkomen doorgaan werkwoord omkomen aflopen werkwoord omkomen afleggen werkwoord omkomen overlijden werkwoord omkomen kapotgaan werkwoord omkomen wegvallen werkwoord omkomen vallen werkwoord omkomen sneuvelen werkwoord omkomen inslapen werkwoord omkomen heengaan werkwoord omkomen bezwijken werkwoord omkoopbaar corrupt bijv. naamw. omkoopbaarheid corruptie zelfst. naamw. omkopen corrumperen werkwoord omkopen kopen werkwoord omkoperij corruptie overig. omkoping corruptie zelfst. naamw. omlaag naar beneden overig. omlaag eraf overig. omlaag neer overig. omlaaghalen neerhalen werkwoord omlaaghalen schaden werkwoord omlaaghalen fbekritiseren werkwoord omlaagklauteren afstijgen overig. omlaagklauteren afklimmen overig. omlaagkomen neerkomen overig. omlaagkomen neerdalen overig. omlaagkomen landen overig. omlaagkomen afdalen overig. omlaagrijden afrijden werkwoord omlaagstappen afstappen werkwoord omlaagstorten gevallen werkwoord omlaagstorten vallen werkwoord omlaagvallen vallen overig. omleggen aanbrengen werkwoord omleggen omdraaien werkwoord omleggen omwerken werkwoord omleggen verwisselen werkwoord omleggen vermoorden werkwoord omlegging omleiding zelfst. naamw. omleiding omlegging zelfst. naamw. omleiding wegomlegging zelfst. naamw. omliggend belendend bijv. naamw. omliggend naburig bijv. naamw. omlijnen afpalen werkwoord omlijnen begrenzen werkwoord omlijnen preciseren werkwoord omlijnen afzetten werkwoord omlijnen afbakenen werkwoord omlijning afbakening zelfst. naamw. omlijning contour zelfst. naamw. omlijning omtrek zelfst. naamw. omlijsten inlijsten werkwoord omlijsten opluisteren werkwoord omlijsting kader zelfst. naamw. omlijsting lijst zelfst. naamw. omlijsting raam zelfst. naamw. omlijsting rand zelfst. naamw. omloop circulatie zelfst. naamw. omloop galerij zelfst. naamw. omloop omwenteling zelfst. naamw. omloop roulatie zelfst. naamw. omloop wandeling zelfst. naamw. omloop rouleren zelfst. naamw. omloop rondgang zelfst. naamw. omloop processie zelfst. naamw. omloop omgang zelfst. naamw. omloop wandeltocht zelfst. naamw. omloop uitje zelfst. naamw. omloop tochtje zelfst. naamw. omloop ommetje zelfst. naamw. omloop loopje zelfst. naamw. omloop kuier zelfst. naamw. omlopen circuleren werkwoord omlopen ommetje maken werkwoord omlopen omverlopen werkwoord omlopen verlopen werkwoord ommedraai omkering overig. ommedraai kering overig. ommegang omgang zelfst. naamw. ommekeer kentering zelfst. naamw. ommekeer omwenteling zelfst. naamw. ommekeer verandering zelfst. naamw. ommekeer omslag zelfst. naamw. ommekeer ommezwaai zelfst. naamw. ommekeer omkeer zelfst. naamw. ommekeer ombuiging zelfst. naamw. ommekeer keer zelfst. naamw. ommekeer totaverandering zelfst. naamw. ommekeer revolutie zelfst. naamw. ommekeren omkeringen overig. ommekeren kenteringen overig. ommetje wandeltocht overig. ommetje wandeling overig. ommetje uitje overig. ommetje tochtje overig. ommetje omloop overig. ommetje loopje overig. ommetje kuier overig. ommetjes rondwandelingetjes overig. ommetjes kuiertjes overig. ommezien ogenblik zelfst. naamw. ommezijde achterkant zelfst. naamw. ommezijde achterzijde zelfst. naamw. ommezijde keerzijde zelfst. naamw. ommezijde rugzijde zelfst. naamw. ommezwaai ommekeer zelfst. naamw. ommezwaai omslag zelfst. naamw. ommezwaai omkeer zelfst. naamw. ommezwaai ombuiging zelfst. naamw. ommezwaai kentering zelfst. naamw. ommezwaai keer zelfst. naamw. ommezwaai verandering zelfst. naamw. ommuring wal zelfst. naamw. omnipotent almachtig bijv. naamw. omploegen omwerken werkwoord omploegen ploegen werkwoord omploegen spitten werkwoord omploegen omspitten werkwoord omploegen omgraven werkwoord ompraten overhalen werkwoord ompraten overreden werkwoord ompraten overtuigen werkwoord omranden afzetten werkwoord omranding kader zelfst. naamw. omranding lijst zelfst. naamw. omranding rand zelfst. naamw. omrasteren omheinen werkwoord omrastering hek zelfst. naamw. omrastering omheining zelfst. naamw. omrastering afrastering zelfst. naamw. omrekenen reduceren werkwoord omringen aanwezig zijn werkwoord omringen insluiten werkwoord omringen omgeven werkwoord omringend omgelegen bijv. naamw. omroep omroeporganisatie zelfst. naamw. omroepbijdrage luistergeld zelfst. naamw. omroepblad radio-en tvgids overig. omroepen bekendmaken werkwoord omroepen ontbieden werkwoord omroepen afroepen werkwoord omroeper omroepster overig. omroeporganisatie omroep zelfst. naamw. omroepster omroeper overig. omroeren mixen werkwoord omroeren roeren werkwoord omroeren doorroeren werkwoord omrollen omduikelen werkwoord omrollen omvervallen werkwoord omrollen omwentelen werkwoord omrollen omvallen werkwoord omruil uitwisseling overig. omruil ruiltransactie overig. omruil ruiling overig. omruil ruil overig. omruil omwisseling overig. omruil omruiling overig. omruil verwisseling overig. omruil verruiling overig. omruil omwisselen overig. omruilen inwisselen werkwoord omruilen omwisselen werkwoord omruilen ruilen werkwoord omruilen verwisselen werkwoord omruilen wisselen werkwoord omruilen verruilen werkwoord omruiling ruil zelfst. naamw. omruiling uitwisseling zelfst. naamw. omruiling ruiltransactie zelfst. naamw. omruiling ruiling zelfst. naamw. omruiling omwisseling zelfst. naamw. omruiling omruil zelfst. naamw. omschakelen overschakelen werkwoord omschakelen switchen werkwoord omschakelen terugschakelen werkwoord omschakeling wijziging zelfst. naamw. omschakeling wijzigen zelfst. naamw. omschakeling wending zelfst. naamw. omschakeling verandering zelfst. naamw. omschakeling veranderen zelfst. naamw. omschakeling transformatie zelfst. naamw. omschakeling omwisselen zelfst. naamw. omschakeling omkeer zelfst. naamw. omschakeling hervorming zelfst. naamw. omschoppen omtrappen werkwoord omschreven gegeven bijv. naamw. omschrijven afbakenen werkwoord omschrijven bepalen werkwoord omschrijven beschrijven werkwoord omschrijven definiëren werkwoord omschrijven schetsen werkwoord omschrijven afschilderen werkwoord omschrijvend definiërend overig. omschrijving beschrijving zelfst. naamw. omschrijving definiëring zelfst. naamw. omschrijving equivalent zelfst. naamw. omschrijving uitbeelding zelfst. naamw. omschrijving descriptie zelfst. naamw. omsingeld ingesloten bijv. naamw. omsingelen insluiten werkwoord omsingelen omcirkelen werkwoord omsingelen omsluiten werkwoord omsingeling beleg zelfst. naamw. omsingeling insluiting zelfst. naamw. omsingeling omvatting zelfst. naamw. omslaan kantelen werkwoord omslaan neerslaan werkwoord omslaan ombladeren werkwoord omslaan ombuigen werkwoord omslaan omdoen werkwoord omslaan omverwerpen werkwoord omslaan veranderen werkwoord omslaan verdelen werkwoord omslaan vloeren werkwoord omslaan onderuithalen werkwoord omslaan omkeren werkwoord omslachtig wijdlopig bijv. naamw. omslachtig breedvoerig bijv. naamw. omslachtig uitvoerig bijv. naamw. omslachtig uitgebreid bijv. naamw. omslachtig omstandig bijv. naamw. omslachtig langdradig bijv. naamw. omslachtig breedsprakig bijv. naamw. omslachtigheid omhaal zelfst. naamw. omslag beslommering zelfst. naamw. omslag boekomslag zelfst. naamw. omslag boord zelfst. naamw. omslag breedvoerigheid zelfst. naamw. omslag couvert zelfst. naamw. omslag enveloppe zelfst. naamw. omslag kentering zelfst. naamw. omslag kompres zelfst. naamw. omslag kap zelfst. naamw. omslag kaft zelfst. naamw. omslag deksel zelfst. naamw. omslag bedekking zelfst. naamw. omslag wikk zelfst. naamw. omslag ommezwaai zelfst. naamw. omslag ommekeer zelfst. naamw. omslag omkeer zelfst. naamw. omslag ombuiging zelfst. naamw. omslag keer zelfst. naamw. omslag totaverandering zelfst. naamw. omslagartikel coverstory zelfst. naamw. omslagdoek shawl zelfst. naamw. omslagdoek sjaal zelfst. naamw. omslagdoeken sjaals zelfst. naamw. omslagen kaften overig. omslagen boekomslagen overig. omslagverhaal omslagartikel zelfst. naamw. omsluieren bedekken werkwoord omsluiten omcirkelen werkwoord omsluiten omhelzen werkwoord omsluiten omrasteren werkwoord omsluiten omsingelen werkwoord omsluiten omvatten werkwoord omsluiten insluiten werkwoord omsmijten omgooien werkwoord omsmijten omverwerpen werkwoord omspannen overspannen werkwoord omspitten omwerken werkwoord omspitten spitten werkwoord omspitten ploegen werkwoord omspitten omploegen werkwoord omspitten omgraven werkwoord omspoelen spoelen werkwoord omspringen omgaan werkwoord omspringen omverspringen werkwoord omstan toeschouwer overig. omstan getuige overig. omstander getuige zelfst. naamw. omstander toeschouwer zelfst. naamw. omstandig ampel bijv. naamw. omstandig uitvoerig bijv. naamw. omstandig uitgebreid bijv. naamw. omstandig breedvoerig bijv. naamw. omstandig wijdlopig bijv. naamw. omstandig omslachtig bijv. naamw. omstandig langdradig bijv. naamw. omstandig breedsprakig bijv. naamw. omstandigheden context zelfst. naamw. omstandigheden situatie zelfst. naamw. omstandigheden toestand zelfst. naamw. omstandigheden omstandigheid zelfst. naamw. omstandigheid bijzonderheid zelfst. naamw. omstandigheid breedvoerigheid zelfst. naamw. omstandigheid gesteldheid zelfst. naamw. omstandigheid situatie zelfst. naamw. omstandigheid toestand zelfst. naamw. omstandigheid omstandigheden zelfst. naamw. omstandigheid feit zelfst. naamw. omstandigheid uitvoerigheid zelfst. naamw. omstandigheid breedsprakigheid zelfst. naamw. omstandigheid geval overig. omstoten omduwen werkwoord omstoten omverstoten werkwoord omstreden bedenkelijk bijv. naamw. omstreden controversieel bijv. naamw. omstreden verdacht bijv. naamw. omstreden twijfelachtig bijv. naamw. omstreden kwestieus bijv. naamw. omstreden dubieus bijv. naamw. omstreden betwist bijv. naamw. omstreek omtrek overig. omstreek omgeving overig. omstreeks ongeveer bijv. naamw. omstreeks circa bijv. naamw. omstreeks om bijv. naamw. omstreeks rond bijv. naamw. omstreeks ruwweg bijv. naamw. omstreeks plusminus bijv. naamw. omstreeks pakweg bijv. naamw. omstreken omgeving zelfst. naamw. omstrengelen omarmen werkwoord omstrengelen omhelzen werkwoord omstrengeling omarming zelfst. naamw. omtoveren veranderen werkwoord omtrappen omschoppen werkwoord omtrek buurt zelfst. naamw. omtrek contour zelfst. naamw. omtrek omgeving zelfst. naamw. omtrek omlijning zelfst. naamw. omtrek omvang zelfst. naamw. omtrek vorm zelfst. naamw. omtrek omstreek zelfst. naamw. omtrekken omhalen werkwoord omtrekkenbeweging ontwijken overig. omtrekkenbeweging ontlopen overig. omtrekkenbeweging mijding zelfst. naamw. omtrekkenbeweging mijden overig. omtrent aangaande bijv. naamw. omtrent ongeveer bijv. naamw. omtrent in de buurt bijv. naamw. omtrent omstreeks bijv. naamw. omturnen bekeren werkwoord omvallen neervallen werkwoord omvallen omvervallen werkwoord omvallen omrollen werkwoord omvang dikte zelfst. naamw. omvang grootte zelfst. naamw. omvang proportie zelfst. naamw. omvang uitgestrektheid zelfst. naamw. omvang maat zelfst. naamw. omvang formaat zelfst. naamw. omvang dimensie zelfst. naamw. omvang afmeting zelfst. naamw. omvangrijk dik bijv. naamw. omvangrijk volumineus bijv. naamw. omvangrijk aanzienlijk bijv. naamw. omvangrijk lijvig bijv. naamw. omvangrijk groot overig. omvangrijke grote bijv. naamw. omvat omvatten werkwoord omvatten behelzen werkwoord omvatten omsluiten werkwoord omvatten omvat werkwoord omvatting omsingeling zelfst. naamw. omver ondersteboven overig. omvergooien omverwerpen werkwoord omvergooien omkeren werkwoord omvergooien omgooien werkwoord omvergooien kantelen werkwoord omvergooien omwerpen werkwoord omvergooien omkieperen werkwoord omvergooien omkiepen werkwoord omverhalen omhalen werkwoord omverhalen overhoophalen werkwoord omverhalen tenietdoen werkwoord omverhalen slopen werkwoord omverhalen neerhalen werkwoord omverhalen breken werkwoord omverhalen afbreken werkwoord omverrijden overrijden werkwoord omverrijden overhrijden werkwoord omverspringen omspringen werkwoord omverstoten omstoten overig. omverstoten omduwen overig. omvertrekken neerhalen werkwoord omvertrekken omtrekken werkwoord omvervallen omrollen werkwoord omvervallen omvallen werkwoord omverwaaien omwaaien werkwoord omverwaaien omblazen werkwoord omverwerpen doen mislukken werkwoord omverwerpen doen vallen werkwoord omverwerpen omgooien werkwoord omverwerpen omvergooien werkwoord omverwerpen weerleggen werkwoord omverwerpen omwerpen werkwoord omverwerpen omkieperen werkwoord omverwerpen omkiepen werkwoord omverwerping omkering zelfst. naamw. omverwerping revolutie zelfst. naamw. omverwerpingen revoluties overig. omvormen reorganiseren werkwoord omvormen transformeren werkwoord omvormen vervormen werkwoord omvorming transformatie zelfst. naamw. omvouwen omslaan werkwoord omwaaien omverwaaien werkwoord omwaaien omblazen werkwoord omwalling wal zelfst. naamw. omweg sluipweg zelfst. naamw. omweg omhaal zelfst. naamw. omwenden omwentelen werkwoord omwentelen omdraaien werkwoord omwentelen omrollen werkwoord omwenteling draaiing zelfst. naamw. omwenteling ommekeer zelfst. naamw. omwenteling revolutie zelfst. naamw. omwenteling rotatie zelfst. naamw. omwenteling totaverandering zelfst. naamw. omwenteling wenteling zelfst. naamw. omwerken bewerken werkwoord omwerken omploegen werkwoord omwerken spitten werkwoord omwerken ploegen werkwoord omwerken omspitten werkwoord omwerken omgraven werkwoord omwerken wijzigen werkwoord omwerken veranderen werkwoord omwerken modificeren werkwoord omwerken herzien werkwoord omwerken amenderen werkwoord omwerking adaptatie zelfst. naamw. omwerpen omverwerpen werkwoord omwerpen omvergooien werkwoord omwerpen omkieperen werkwoord omwerpen omkiepen werkwoord omwerpen omgooien werkwoord omwikkelen hullen werkwoord omwikkelen opwinden werkwoord omwikkelen oprollen werkwoord omwikkelen opheffen werkwoord omwikkelen liquideren werkwoord omwikkelen inzwachtelen werkwoord omwikkelen inbakeren werkwoord omwikkelen baken werkwoord omwikkelen afwikkelen werkwoord omwinden ombinden werkwoord omwindsel omhulsel zelfst. naamw. omwindsel omkleedsel zelfst. naamw. omwindsel huls zelfst. naamw. omwindsel buitenkant zelfst. naamw. omwindsel verpakking zelfst. naamw. omwisselbaar inwisselbaar overig. omwisselen inwisselen werkwoord omwisselen omruilen werkwoord omwisselen ruilen werkwoord omwisselen wisselen werkwoord omwisselen omwisseling zelfst. naamw. omwisselen wijziging zelfst. naamw. omwisselen wijzigen werkwoord omwisselen wending werkwoord omwisselen verandering werkwoord omwisselen veranderen werkwoord omwisselen transformatie werkwoord omwisselen omschakeling werkwoord omwisselen omkeer werkwoord omwisselen hervorming werkwoord omwisselen verwisseling werkwoord omwisselen verruiling werkwoord omwisselen omruil werkwoord omwisselen verwisselen werkwoord omwisselen verruilen werkwoord omwisseling omwisselen zelfst. naamw. omwisseling verwisseling zelfst. naamw. omwisseling uitwisseling zelfst. naamw. omwisseling ruiltransactie zelfst. naamw. omwisseling ruiling zelfst. naamw. omwisseling ruil zelfst. naamw. omwisseling omruiling zelfst. naamw. omwisseling omruil zelfst. naamw. omwisseling verruiling zelfst. naamw. omwisseling vervanging zelfst. naamw. omwisseling surrogaat zelfst. naamw. omwisseling substitutie zelfst. naamw. omwisseling herstelling zelfst. naamw. omwoelen omhalen werkwoord omwoelen omwroeten werkwoord omwoelen ploegen werkwoord omwonenden buren zelfst. naamw. omwonenden wijkbewoners zelfst. naamw. omwroeten dooreen wroeten werkwoord omwroeten omwoelen werkwoord omzagen vellen zelfst. naamw. omzeilen ontwijken werkwoord omzet afzet zelfst. naamw. omzet handel zelfst. naamw. omzet opbrengst zelfst. naamw. omzet verkoop zelfst. naamw. omzetbelasting warboel overig. omzetbelasting chaos overig. omzetten converteren werkwoord omzetten draaien werkwoord omzetten veranderen werkwoord omzetten verhandelen werkwoord omzetten verzetten werkwoord omzetten verwisselen werkwoord omzetting transformatie zelfst. naamw. omzetting verplaatsing zelfst. naamw. omzetting conversie zelfst. naamw. omzichtig bedachtzaam overig. omzichtig bezonnen overig. omzichtig behoedzaam overig. omzichtig voorzichtig overig. omzichtig stiekem overig. omzichtig gesloten overig. omzichtigheid behoedzaamheid zelfst. naamw. omzien omkijken werkwoord omzien terugkijken werkwoord omzien uitkijken werkwoord omzien verzorgen werkwoord omzien achteruitkijken werkwoord omzomen afzetten werkwoord omzoming passement overig. omzoming oplegsel overig. omzoming galon overig. omzoming boordsel overig. omzoming tres overig. omzwachtelen verbinden werkwoord omzwerven ronddwalen werkwoord omzwerven zwerven werkwoord omzwerving zwerftocht overig. omzwerving dwaaltocht overig. onaandachtig ongeconcentreerd bijv. naamw. onaandachtig onoplettend bijv. naamw. onaandachtigheid onoplettendheid zelfst. naamw. onaandoenlijk flegmatiek bijv. naamw. onaangebroken ongebruikt bijv. naamw. onaangebroken ongeopend bijv. naamw. onaangebroken onaangetast bijv. naamw. onaangebroken onaangeroerd bijv. naamw. onaangedaan ijskoud bijv. naamw. onaangedaan koel bijv. naamw. onaangedaan koud bijv. naamw. onaangedaan onbewogen bijv. naamw. onaangedaan onberoerd bijv. naamw. onaangediend onaangekondigd bijv. naamw. onaangekondigd onaangediend bijv. naamw. onaangekondigd plotseling bijv. naamw. onaangemeld onaangekondigd bijv. naamw. onaangenaam akelig bijv. naamw. onaangenaam hinderlijk bijv. naamw. onaangenaam lastig bijv. naamw. onaangenaam naar bijv. naamw. onaangenaam ongelegen bijv. naamw. onaangenaam onplezierig bijv. naamw. onaangenaam storend bijv. naamw. onaangenaam afschuwwekkend bijv. naamw. onaangenaam onverkwikkelijk bijv. naamw. onaangenaamheid zuur zelfst. naamw. onaangenaamheid onvrede zelfst. naamw. onaangenaamheid ontevredenheid zelfst. naamw. onaangenaamheid onbehagen zelfst. naamw. onaangenaamheid onbehaaglijkheid zelfst. naamw. onaangenaamheid misnoegen zelfst. naamw. onaangenaamheid wrevel zelfst. naamw. onaangenaamheid vervelendheid zelfst. naamw. onaangenaamheid verdrietelijkheid zelfst. naamw. onaangenaamheid ergernis zelfst. naamw. onaangepast asociaal bijv. naamw. onaangeraakt onaangeroerd bijv. naamw. onaangeraakt zuiver bijv. naamw. onaangeraakt virginaal bijv. naamw. onaangeraakt puur bijv. naamw. onaangeraakt ongerept bijv. naamw. onaangeraakt maagdelijk bijv. naamw. onaangeraakt gaaf bijv. naamw. onaangeroerd intact bijv. naamw. onaangeroerd ongeopend bijv. naamw. onaangeroerd ongebruikt bijv. naamw. onaangeroerd onaangetast bijv. naamw. onaangeroerd onaangebroken bijv. naamw. onaangetast onaangeroerd bijv. naamw. onaangetast onverkort bijv. naamw. onaangetast ongeopend bijv. naamw. onaangetast ongebruikt bijv. naamw. onaangetast onaangebroken bijv. naamw. onaangetast onverzwakt bijv. naamw. onaangetast puntgaaf bijv. naamw. onaangetast gaaf bijv. naamw. onaannemelijk onaanvaardbaar bijv. naamw. onaannemelijk ongeloofwaardig bijv. naamw. onaantastbaar heilig bijv. naamw. onaantastbaar onschendbaar bijv. naamw. onaantastbaar taboe bijv. naamw. onaantrekkelijk afstotend bijv. naamw. onaantrekkelijk lelijk bijv. naamw. onaanvaardbaar onaannemelijk bijv. naamw. onaanvaardbaar onacceptabel bijv. naamw. onaanvaardbaar onverantwoord bijv. naamw. onaanvechtbaar onbetwistbaar bijv. naamw. onaanzienlijk gering bijv. naamw. onaanzienlijk nietig bijv. naamw. onaanzienlijk onbetekenend bijv. naamw. onaanzienlijk bescheiden bijv. naamw. onaardig onbeleefd bijv. naamw. onaardig onvriendelijk bijv. naamw. onaardig onheus bijv. naamw. onaardig onwelwillend bijv. naamw. onaardig onverdraagzaam bijv. naamw. onaardig onhebbelijk bijv. naamw. onaardig onhartelijk bijv. naamw. onacceptabel onaannemelijk bijv. naamw. onacceptabel onaanvaardbaar bijv. naamw. onachtzaam nalatig bijv. naamw. onachtzaam achteloos bijv. naamw. onachtzaamheid achteloosheid zelfst. naamw. onaf halfslachtig overig. onafgebroken aaneengeschakeld bijv. naamw. onafgebroken aanhoudend bijv. naamw. onafgebroken constant bijv. naamw. onafgebroken ononderbroken bijv. naamw. onafgebroken onophoudelijk bijv. naamw. onafgebroken voortdurend bijv. naamw. onafgebroken doorlopend bijv. naamw. onafgebroken continue bijv. naamw. onafgebroken continu bijv. naamw. onafgebroken aaneengesloten bijv. naamw. onafgebroken onafgelaten bijv. naamw. onafgelaten voortdurend overig. onafgelaten onophoudelijk overig. onafgelaten ononderbroken overig. onafgelaten onafgebroken overig. onafgelaten constant overig. onafgelaten aanhoudend overig. onafgewerkt onvolkomen bijv. naamw. onafgewerkt ruw bijv. naamw. onafhankelijk soeverein bijv. naamw. onafhankelijk vrij bijv. naamw. onafhankelijk autonoom bijv. naamw. onafhankelijkheid autonomie zelfst. naamw. onafhankelijkheid vrijheid zelfst. naamw. onafhankelijkheid zelfstandigheid zelfst. naamw. onafscheidelijk onscheidbaar bijv. naamw. onafwendbaar onvermijdelijk bijv. naamw. onafwendbaar onontkoombaar bijv. naamw. onafwendbaar onherroepelijk bijv. naamw. onalledaags bijzonder bijv. naamw. onalledaags ongemeen bijv. naamw. onalledaags ongewoon bijv. naamw. onaneren afrukken werkwoord onanie masturbatie zelfst. naamw. onanie zelfbevrediging zelfst. naamw. onanie soloseks zelfst. naamw. onappetijtelijk walgelijk bijv. naamw. onappetijtelijk onsmakelijk bijv. naamw. onbaatzuchtig belangeloos bijv. naamw. onbaatzuchtig edelmoedig bijv. naamw. onbaatzuchtig grootmoedig bijv. naamw. onbaatzuchtig onzelfzuchtig bijv. naamw. onbaatzuchtig altruïstisch bijv. naamw. onbarmhartig deerlijk bijv. naamw. onbarmhartig duchtig bijv. naamw. onbarmhartig koud bijv. naamw. onbarmhartig ongenadig bijv. naamw. onbarmhartig meedogenloos bijv. naamw. onbarmhartig genadeloos bijv. naamw. onbarmhartig hardvochtig bijv. naamw. onbarmhartig hard bijv. naamw. onbeantwoord open bijv. naamw. onbeantwoord problematisch bijv. naamw. onbebouwd braak bijv. naamw. onbebouwd leeg bijv. naamw. onbedaarlijk onstuimig bijv. naamw. onbedaarlijk uitzinnig bijv. naamw. onbedaarlijk onbedwingbaar bijv. naamw. onbedachtzaam onbezonnen overig. onbedachtzaam roekeloos overig. onbedachtzaam onvoorzichtig overig. onbedachtzaam onnadenkend overig. onbedachtzaam lichtzinnig overig. onbedeesd vrijpostig overig. onbedeesd vrijmoedig overig. onbedeesd stoutmoedig overig. onbedeesd onbeschroomd overig. onbedekt bloot bijv. naamw. onbedekt gevonden bijv. naamw. onbedekt onoverdekt bijv. naamw. onbedenkelijk zonbezwaar bijv. naamw. onbedorven fris bijv. naamw. onbedorven naïef bijv. naamw. onbedorvenheid onschuld zelfst. naamw. onbedorvenheid naïveteit zelfst. naamw. onbedorvenheid argeloosheid zelfst. naamw. onbedreven onervaren bijv. naamw. onbedreven ongeoefend bijv. naamw. onbeducht vermetel overig. onbeducht stoutmoedig overig. onbeducht onvervaard overig. onbeducht onverschrokken overig. onbeducht onbevreesd overig. onbeducht manmoedig overig. onbeducht kranig overig. onbeducht koen overig. onbeduidend futiel bijv. naamw. onbeduidend triviaal bijv. naamw. onbeduidend vruchteloos bijv. naamw. onbeduidend alledaags bijv. naamw. onbeduidend ijdel bijv. naamw. onbeduidend zwakjes bijv. naamw. onbeduidend zwak bijv. naamw. onbeduidend min bijv. naamw. onbeduidend middelmatig bijv. naamw. onbeduidend matig bijv. naamw. onbeduidend onbenulligheid bijv. naamw. onbeduidend onbeduidendheid bijv. naamw. onbeduidend nietigheid bijv. naamw. onbeduidend weinigzeggend bijv. naamw. onbeduidend onbetekenend bijv. naamw. onbeduidend onbenullig bijv. naamw. onbeduidend onbelangrijk bijv. naamw. onbeduidend nietszeggend bijv. naamw. onbeduidend nietsbetekenend bijv. naamw. onbeduidend vaag bijv. naamw. onbeduidendheid ledigheid zelfst. naamw. onbeduidendheid onbenulligheid zelfst. naamw. onbeduidendheid onbeduidend zelfst. naamw. onbeduidendheid nietigheid zelfst. naamw. onbedwingbaar uitzinnig overig. onbedwingbaar onstuimig overig. onbedwingbaar onbedaarlijk overig. onbedwingbaar ontembaar overig. onbegaan ongevoelig bijv. naamw. onbegaanbaar ontoegankelijk bijv. naamw. onbegaanbaar onberijdbaar bijv. naamw. onbegonnen onpraktisch bijv. naamw. onbegonnen onuitvoerbaar bijv. naamw. onbegrensd eindeloos bijv. naamw. onbegrensd onbeperkt bijv. naamw. onbegrensd grenzeloos bijv. naamw. onbegrijpelijk duister bijv. naamw. onbegrijpelijk mysterieus bijv. naamw. onbegrijpelijk raadselachtig bijv. naamw. onbegrijpelijk onduidelijk bijv. naamw. onbegrijpelijk vreemd bijv. naamw. onbegrijpelijk ongrijpbaar bijv. naamw. onbegrijpelijk onnavolgbaar bijv. naamw. onbegrijpelijkheid onverklaarbaarheid zelfst. naamw. onbegrijpelijkheid onbevattelijkheid zelfst. naamw. onbegroeid bar bijv. naamw. onbehaaglijk niet lekker bijv. naamw. onbehaaglijk ongezellig bijv. naamw. onbehaaglijk onwennig bijv. naamw. onbehaaglijk hinderlijk bijv. naamw. onbehaaglijk onplezierig bijv. naamw. onbehaaglijkheid onvrede zelfst. naamw. onbehaaglijkheid ontevredenheid zelfst. naamw. onbehaaglijkheid onbehagen zelfst. naamw. onbehaaglijkheid onaangenaamheid zelfst. naamw. onbehaaglijkheid misnoegen zelfst. naamw. onbehaard kaal bijv. naamw. onbehaard zonhaar bijv. naamw. onbehagen afschuw zelfst. naamw. onbehagen misnoegen zelfst. naamw. onbehagen onlust zelfst. naamw. onbehagen ontevredenheid zelfst. naamw. onbehagen onvrede zelfst. naamw. onbehagen onbehaaglijkheid zelfst. naamw. onbehagen onaangenaamheid zelfst. naamw. onbehagen onmin zelfst. naamw. onbeheerst heetgebakerd bijv. naamw. onbeheerst heftig bijv. naamw. onbeheerst onstuimig bijv. naamw. onbeheerst driftig bijv. naamw. onbeheerst zinloos bijv. naamw. onbeheerst wellustig bijv. naamw. onbeheerst weelderig bijv. naamw. onbeheerst speels bijv. naamw. onbeheerst lichtmis bijv. naamw. onbeheerst lichtekooi bijv. naamw. onbeheerstheid onbesuisdheid zelfst. naamw. onbeholpen lomp bijv. naamw. onbeholpen onhandig bijv. naamw. onbeholpen stuntelig bijv. naamw. onbeholpen stumperig bijv. naamw. onbeholpen schutterig bijv. naamw. onbeholpen knullig bijv. naamw. onbeholpen gebrekkig bijv. naamw. onbeholpen sukkelig bijv. naamw. onbeholpen slungelig bijv. naamw. onbeholpen krukkig bijv. naamw. onbeholpenheid onhandigheid zelfst. naamw. onbehoorlijk incorrect bijv. naamw. onbehoorlijk onbetamelijk bijv. naamw. onbehoorlijk ongehoord bijv. naamw. onbehoorlijk ongemanierd bijv. naamw. onbehoorlijk onpassend bijv. naamw. onbehoorlijk onfatsoenlijk bijv. naamw. onbehoorlijk ongepast bijv. naamw. onbehoorlijk ongepermitteerd bijv. naamw. onbehoorlijk ontijdig bijv. naamw. onbehoorlijk onhoffelijk bijv. naamw. onbehoorlijk onbeschoft bijv. naamw. onbehoorlijk onbeschaafd bijv. naamw. onbehoorlijk onbeleefd bijv. naamw. onbehoorlijk onbehouwen bijv. naamw. onbehoorlijk lomp bijv. naamw. onbehoorlijk hufterig bijv. naamw. onbehoorlijk boers bijv. naamw. onbehoorlijk onwelgevoegelijk bijv. naamw. onbehoorlijk onwelvoegelijk bijv. naamw. onbehoorlijkheid buitensporigheid zelfst. naamw. onbehoorlijkheid ongepastheid zelfst. naamw. onbehoorlijkheid ongemanierdheid zelfst. naamw. onbehoorlijkheid onfatsoenlijkheid zelfst. naamw. onbehoorlijkheid onbetamelijkheid zelfst. naamw. onbehouwen log bijv. naamw. onbehouwen onbeschaafd bijv. naamw. onbehouwen ongemanierd bijv. naamw. onbehouwen plomp bijv. naamw. onbehouwen rauw bijv. naamw. onbehouwen grof bijv. naamw. onbehouwen ongedwongen bijv. naamw. onbehouwen onopgevoed bijv. naamw. onbehouwen lomp bijv. naamw. onbehouwen bot bijv. naamw. onbehouwen onhoffelijk bijv. naamw. onbehouwen onbeschoft bijv. naamw. onbehouwen onbeleefd bijv. naamw. onbehouwen onbehoorlijk bijv. naamw. onbehouwen hufterig bijv. naamw. onbehouwen boers bijv. naamw. onbehouwen rustiek bijv. naamw. onbehouwen landelijk bijv. naamw. onbehuisd dakloos overig. onbekend obscuur bijv. naamw. onbekend onbereisd bijv. naamw. onbekend vreemd bijv. naamw. onbekend woest bijv. naamw. onbekend verlaten bijv. naamw. onbekend onhandig bijv. naamw. onbekend eigenaardig bijv. naamw. onbekende vreemde zelfst. naamw. onbekende vreemdeling zelfst. naamw. onbekenden vreemdelingen zelfst. naamw. onbekendheid duister zelfst. naamw. onbekendheid onkunde zelfst. naamw. onbekendheid onwetendheid zelfst. naamw. onbekendheid onzekerheid zelfst. naamw. onbekleed naakt bijv. naamw. onbekommerd zorgeloos bijv. naamw. onbekommerd achteloos bijv. naamw. onbekommerd onbezorgd bijv. naamw. onbekommerd onbesuisd bijv. naamw. onbekommerd luchthartig bijv. naamw. onbekommerd gerust bijv. naamw. onbekrompen edelmoedig bijv. naamw. onbekrompen liberaal bijv. naamw. onbekrompen ruim bijv. naamw. onbekwaam beschonken bijv. naamw. onbekwaam incapabel bijv. naamw. onbekwaam ongeschikt bijv. naamw. onbekwaam incompetent bijv. naamw. onbekwaamheid ongeschiktheid zelfst. naamw. onbekwaamheid incompetentie zelfst. naamw. onbelangrijk onbeduidend bijv. naamw. onbelangrijk triviaal bijv. naamw. onbelangrijk irrelevant bijv. naamw. onbelangrijk weinigzeggend bijv. naamw. onbelangrijk onbetekenend bijv. naamw. onbelangrijk onbenullig bijv. naamw. onbelangrijk nietszeggend bijv. naamw. onbelangrijk nietsbetekenend bijv. naamw. onbelangrijk futiel bijv. naamw. onbelangrijk overkomelijk overig. onbelangrijk overkomelijk overig. onbelangrijk overkomelijk overig. onbelast leeg bijv. naamw. onbelast netto bijv. naamw. onbeleefd bot bijv. naamw. onbeleefd ongemanierd bijv. naamw. onbeleefd lomp bijv. naamw. onbeleefd onheus bijv. naamw. onbeleefd onhoffelijk bijv. naamw. onbeleefd onbeschoft bijv. naamw. onbeleefd onbeschaafd bijv. naamw. onbeleefd onbehouwen bijv. naamw. onbeleefd onbehoorlijk bijv. naamw. onbeleefd hufterig bijv. naamw. onbeleefd boers bijv. naamw. onbelemmerd ongehinderd overig. onbemiddeld arm bijv. naamw. onbemiddeld onvermogend bijv. naamw. onbemiddeld ongegoed bijv. naamw. onbemind impopulair bijv. naamw. onbenul dwaas zelfst. naamw. onbenul idioot zelfst. naamw. onbenul leeghoofd zelfst. naamw. onbenul simpeziel zelfst. naamw. onbenul onnozelaar zelfst. naamw. onbenul onnozekerel zelfst. naamw. onbenul dommerik zelfst. naamw. onbenul achterlijke zelfst. naamw. onbenul nozem overig. onbenullig dom bijv. naamw. onbenullig leeghoofdig bijv. naamw. onbenullig stompzinnig bijv. naamw. onbenullig triviaal bijv. naamw. onbenullig oenig bijv. naamw. onbenullig zwakhoofdig bijv. naamw. onbenullig stom bijv. naamw. onbenullig schaapachtig bijv. naamw. onbenullig bot bijv. naamw. onbenullig onnozel bijv. naamw. onbenullig waardeloos bijv. naamw. onbenullig verstandeloos bijv. naamw. onbenullig onverstandig bijv. naamw. onbenullig idioot bijv. naamw. onbenullig breinloos bijv. naamw. onbenullig afgestompt bijv. naamw. onbenullig achterlijk bijv. naamw. onbenullig stupide bijv. naamw. onbenullig hersenloos bijv. naamw. onbenullig geesteloos bijv. naamw. onbenullig weinigzeggend bijv. naamw. onbenullig onbetekenend bijv. naamw. onbenullig onbelangrijk bijv. naamw. onbenullig onbeduidend bijv. naamw. onbenullig nietszeggend bijv. naamw. onbenullig nietsbetekenend bijv. naamw. onbenullig futiel bijv. naamw. onbenulligheid onwetendheid zelfst. naamw. onbenulligheid onbeduidendheid zelfst. naamw. onbenulligheid onbeduidend zelfst. naamw. onbenulligheid nietigheid zelfst. naamw. onbenulligheid stompzinnigheid zelfst. naamw. onbepaald onbegrensd bijv. naamw. onbepaald onbestemd bijv. naamw. onbepaald onnauwkeurig bijv. naamw. onbepaald onbeperkt bijv. naamw. onbepaalwijs infinitief overig. onbeperkt grenzeloos bijv. naamw. onbeperkt onbegrensd bijv. naamw. onbeperkt onbelemmerd bijv. naamw. onbeperkt onvoorwaardelijk bijv. naamw. onberaden lichtvaardig bijv. naamw. onberaden onbezonnen bijv. naamw. onberaden roekeloos bijv. naamw. onberaden onnadenkend bijv. naamw. onberaden ondoordacht bijv. naamw. onberaden onbesuisd bijv. naamw. onberadenheid onbesuisdheid zelfst. naamw. onberedeneerbaar irrationeel bijv. naamw. onberedeneerd gevoelsmatig overig. onberedeneerd instinctief overig. onberedeneerd redeloos overig. onberedeneerd irrationeel overig. onbereidwillig onwelwillend overig. onbereidwillig ongedienstig overig. onbereisd onbekend bijv. naamw. onberekenbaar grillig bijv. naamw. onberekenbaar wispelturig bijv. naamw. onberekenbaar onvoorspelbaar bijv. naamw. onberekenbaar nukkig bijv. naamw. onberijdbaar ontoegankelijk overig. onberijdbaar onbegaanbaar overig. onberispelijk correct bijv. naamw. onberispelijk keurig bijv. naamw. onberispelijk foutloos bijv. naamw. onberispelijk juist bijv. naamw. onberispelijk onbesproken bijv. naamw. onberispelijkheid netheid zelfst. naamw. onberispelijkheid smetteloosheid zelfst. naamw. onberispelijkheid properheid zelfst. naamw. onberispelijkheid ordelijkheid zelfst. naamw. onberispelijkheid opgeruimdheid zelfst. naamw. onberispelijkheid keurigheid zelfst. naamw. onberoerd onaangedaan bijv. naamw. onberoerd onaangeraakt bijv. naamw. onberoerd onbewogen bijv. naamw. onberoerd koud bijv. naamw. onberoerd koel bijv. naamw. onbeschaafd barbaars bijv. naamw. onbeschaafd bot bijv. naamw. onbeschaafd lomp bijv. naamw. onbeschaafd onbehouwen bijv. naamw. onbeschaafd grof bijv. naamw. onbeschaafd ongelikt bijv. naamw. onbeschaafd rouw bijv. naamw. onbeschaafd onopgevoed bijv. naamw. onbeschaafd onhoffelijk bijv. naamw. onbeschaafd ongemanierd bijv. naamw. onbeschaafd onbeschoft bijv. naamw. onbeschaafd onbeleefd bijv. naamw. onbeschaafd onbehoorlijk bijv. naamw. onbeschaafd hufterig bijv. naamw. onbeschaafd boers bijv. naamw. onbeschaafdheid barbaarsheid zelfst. naamw. onbeschaafdheid grofheid zelfst. naamw. onbeschaafdheid ongemanierdheid zelfst. naamw. onbeschaafdheid ongeliktheid zelfst. naamw. onbeschaafdheid onbeschoftheid zelfst. naamw. onbeschaafdheid lompheid zelfst. naamw. onbeschaafdheid botheid zelfst. naamw. onbeschaamd aanmatigend bijv. naamw. onbeschaamd bandeloos bijv. naamw. onbeschaamd onbehoorlijk bijv. naamw. onbeschaamd onbeschoft bijv. naamw. onbeschaamd respectloos bijv. naamw. onbeschaamd brutaal bijv. naamw. onbeschaamd pretentieus bijv. naamw. onbeschaamd ongegeneerd bijv. naamw. onbeschaamd danseres bijv. naamw. onbeschaamd amazone bijv. naamw. onbeschaamdheid brutaliteit zelfst. naamw. onbeschaamdheid zelfverheffing zelfst. naamw. onbeschaamdheid verwaandheid zelfst. naamw. onbeschaamdheid schaamteloosheid zelfst. naamw. onbeschaamdheid onwelgevoegelijkheid zelfst. naamw. onbeschaamdheid onkiesheid zelfst. naamw. onbeschaamdheid onbeschoftheid zelfst. naamw. onbeschaamdheid laatdunkendheid zelfst. naamw. onbeschaamdheid indiscretie zelfst. naamw. onbeschaamdheid inbeelding zelfst. naamw. onbeschaamdheid vrijpostigheid zelfst. naamw. onbeschaamdheid impertinentie zelfst. naamw. onbeschadigd intact bijv. naamw. onbeschadigd ongedeerd bijv. naamw. onbescheiden nieuwsgierig bijv. naamw. onbescheiden aanmatigend bijv. naamw. onbescheiden brutaal bijv. naamw. onbescheiden indiscreet bijv. naamw. onbescheidenheid indiscretie zelfst. naamw. onbeschermd naakt bijv. naamw. onbeschoft lomp bijv. naamw. onbeschoft onbeschaamd bijv. naamw. onbeschoft ongemanierd bijv. naamw. onbeschoft brutaal bijv. naamw. onbeschoft onhoffelijk bijv. naamw. onbeschoft onbeschaafd bijv. naamw. onbeschoft onbeleefd bijv. naamw. onbeschoft onbehouwen bijv. naamw. onbeschoft onbehoorlijk bijv. naamw. onbeschoft hufterig bijv. naamw. onbeschoft boers bijv. naamw. onbeschoft respectloos bijv. naamw. onbeschoft ongegeneerd bijv. naamw. onbeschoft aanmatigend bijv. naamw. onbeschoft grof overig. onbeschoft grof overig. onbeschoft grof overig. onbeschoftheid brutaliteit zelfst. naamw. onbeschoftheid lompheid zelfst. naamw. onbeschoftheid zelfverheffing zelfst. naamw. onbeschoftheid verwaandheid zelfst. naamw. onbeschoftheid schaamteloosheid zelfst. naamw. onbeschoftheid onwelgevoegelijkheid zelfst. naamw. onbeschoftheid onkiesheid zelfst. naamw. onbeschoftheid onbeschaamdheid zelfst. naamw. onbeschoftheid laatdunkendheid zelfst. naamw. onbeschoftheid indiscretie zelfst. naamw. onbeschoftheid inbeelding zelfst. naamw. onbeschoftheid ongemanierdheid zelfst. naamw. onbeschoftheid ongeliktheid zelfst. naamw. onbeschoftheid onbeschaafdheid zelfst. naamw. onbeschoftheid botheid zelfst. naamw. onbeschoftheid vrijpostigheid zelfst. naamw. onbeschoftheid impertinentie zelfst. naamw. onbeschreven blanco bijv. naamw. onbeschreven oningevuld bijv. naamw. onbeschrijflijk onnoemelijk bijv. naamw. onbeschroomd onbevreesd bijv. naamw. onbeschroomd stoutmoedig bijv. naamw. onbeschroomd vrijmoedig bijv. naamw. onbeschroomd vrijpostig bijv. naamw. onbeschroomd frank bijv. naamw. onbeschroomd onbevangen bijv. naamw. onbeschroomd onbedeesd bijv. naamw. onbeschroomd brutaal bijv. naamw. onbeschroomdheid aplomb zelfst. naamw. onbeschut naakt bijv. naamw. onbeschut onverdedigd bijv. naamw. onbeslist niet beslist bijv. naamw. onbeslist onuitgemaakt bijv. naamw. onbesmet onbezoedeld bijv. naamw. onbesproken smetteloos bijv. naamw. onbesproken rechtschapen bijv. naamw. onbesproken onkreukbaar bijv. naamw. onbesproken integer bijv. naamw. onbesproken onberispelijk bijv. naamw. onbesproken keurig bijv. naamw. onbesproken correct bijv. naamw. onbestaanbaar imaginair bijv. naamw. onbestaanbaar denkbeeldig bijv. naamw. onbestemd dof bijv. naamw. onbestemd onbepaald bijv. naamw. onbestemd vaag bijv. naamw. onbestemd zwevend bijv. naamw. onbestendig grillig bijv. naamw. onbestendig veranderlijk bijv. naamw. onbestendig wisselvallig bijv. naamw. onbestendigheid instabiliteit zelfst. naamw. onbestendigheid wisselvalligheid zelfst. naamw. onbestendigheid veranderlijkheid zelfst. naamw. onbestuurbaar onhandelbaar bijv. naamw. onbestuurbaar stuurloos bijv. naamw. onbesuisd bandeloos bijv. naamw. onbesuisd driest bijv. naamw. onbesuisd heethoofdig bijv. naamw. onbesuisd dol bijv. naamw. onbesuisd lichtzinnig bijv. naamw. onbesuisd onnadenkend bijv. naamw. onbesuisd ondoordacht bijv. naamw. onbesuisd onberaden bijv. naamw. onbesuisd zorgeloos bijv. naamw. onbesuisd onbezorgd bijv. naamw. onbesuisd onbekommerd bijv. naamw. onbesuisd luchthartig bijv. naamw. onbesuisd gerust bijv. naamw. onbesuisdheid onberadenheid zelfst. naamw. onbesuisdheid onbeheerstheid zelfst. naamw. onbesuisdheid waaghalzerij zelfst. naamw. onbesuisdheid vermetelheid zelfst. naamw. onbesuisdheid roekeloosheid zelfst. naamw. onbesuisdheid overmoed zelfst. naamw. onbetaald open bijv. naamw. onbetaald onvoldaan bijv. naamw. onbetaald onvereffend bijv. naamw. onbetamelijk onbehoorlijk bijv. naamw. onbetamelijk ongehoord bijv. naamw. onbetamelijk ongepast bijv. naamw. onbetamelijk lomp bijv. naamw. onbetamelijk onwelvoegelijk bijv. naamw. onbetamelijk onfatsoenlijk bijv. naamw. onbetamelijkheid ongepastheid zelfst. naamw. onbetamelijkheid ongemanierdheid zelfst. naamw. onbetamelijkheid onfatsoenlijkheid zelfst. naamw. onbetamelijkheid onbehoorlijkheid zelfst. naamw. onbetekenend bescheiden bijv. naamw. onbetekenend onbeduidend bijv. naamw. onbetekenend triviaal bijv. naamw. onbetekenend onaanzienlijk bijv. naamw. onbetekenend nietig bijv. naamw. onbetekenend gering bijv. naamw. onbetekenend weinigzeggend bijv. naamw. onbetekenend onbenullig bijv. naamw. onbetekenend onbelangrijk bijv. naamw. onbetekenend nietszeggend bijv. naamw. onbetekenend nietsbetekenend bijv. naamw. onbetekenend futiel bijv. naamw. onbeteugeld ongebreideld bijv. naamw. onbetreden onbekend bijv. naamw. onbetrouwbaar bedrieglijk bijv. naamw. onbetrouwbaar duister bijv. naamw. onbetrouwbaar verdacht bijv. naamw. onbetrouwbaar achterbaks bijv. naamw. onbetrouwbaar loens bijv. naamw. onbetrouwbaar onguur bijv. naamw. onbetrouwbaar louche bijv. naamw. onbetrouwbaarheid valsheid zelfst. naamw. onbetwist onomstreden overig. onbetwistbaar onaanvechtbaar bijv. naamw. onbetwistbaar onloochenbaar bijv. naamw. onbetwistbaar vaststaand bijv. naamw. onbetwistbaar zonneklaar bijv. naamw. onbetwistbaar apert bijv. naamw. onbetwistbaar duidelijk bijv. naamw. onbetwistbaar ontegenzeglijk bijv. naamw. onbetwistbaar uitgesproken bijv. naamw. onbevangen naïef bijv. naamw. onbevangen onbeschroomd bijv. naamw. onbevattelijk ondoorgrondelijk bijv. naamw. onbevattelijk onpeilbaar bijv. naamw. onbevattelijkheid onverklaarbaarheid zelfst. naamw. onbevattelijkheid onbegrijpelijkheid zelfst. naamw. onbevlekt maagdelijk bijv. naamw. onbevlekt rein bijv. naamw. onbevlekt vlekkeloos bijv. naamw. onbevlekt onschuldig bijv. naamw. onbevlekt zuiver bijv. naamw. onbevlekt puur bijv. naamw. onbevlekt kuis bijv. naamw. onbevlektheid kuisheid zelfst. naamw. onbevlektheid reinheid zelfst. naamw. onbevlektheid zedigheid zelfst. naamw. onbevlektheid onschuldigheid zelfst. naamw. onbevlektheid onbezoedeldheid zelfst. naamw. onbevoegd incompetent overig. onbevolkt uitgestorven bijv. naamw. onbevooroordeeld onpartijdig bijv. naamw. onbevooroordeeld onzijdig bijv. naamw. onbevooroordeeld fris bijv. naamw. onbevooroordeeld onbevangen bijv. naamw. onbevredigd onverzadigd bijv. naamw. onbevredigd onvoldaan bijv. naamw. onbevredigend jammer bijv. naamw. onbevredigend jammerlijk bijv. naamw. onbevredigend ontoereikend bijv. naamw. onbevredigend onvoldoende bijv. naamw. onbevredigend sneu bijv. naamw. onbevredigend spijtig bijv. naamw. onbevredigend teleurstellend bijv. naamw. onbevredigend betreurenswaardig bijv. naamw. onbevreesd dapper bijv. naamw. onbevreesd moedig bijv. naamw. onbevreesd vermetel bijv. naamw. onbevreesd stoutmoedig bijv. naamw. onbevreesd onvervaard bijv. naamw. onbevreesd onverschrokken bijv. naamw. onbevreesd onbeducht bijv. naamw. onbevreesd manmoedig bijv. naamw. onbevreesd kranig bijv. naamw. onbevreesd koen bijv. naamw. onbeweeglijk bewegingloos bijv. naamw. onbeweeglijk immobiel bijv. naamw. onbeweeglijk onverbiddelijk bijv. naamw. onbeweeglijk pal bijv. naamw. onbeweeglijk roerloos bijv. naamw. onbeweeglijk vast bijv. naamw. onbeweeglijk slapend bijv. naamw. onbewerkt braak bijv. naamw. onbewerkt ruw bijv. naamw. onbewimpeld ruiterlijk overig. onbewimpeld ronduit overig. onbewimpeld openhartig overig. onbewimpeld onverholen overig. onbewimpeld onverbloemd overig. onbewimpeld onomwonden overig. onbewimpeld vrijuit overig. onbewimpeld vrijelijk overig. onbewimpeld vrij overig. onbewimpeld oprecht overig. onbewimpeld open overig. onbewogen kalm bijv. naamw. onbewogen onaangedaan bijv. naamw. onbewogen onbeweeglijk bijv. naamw. onbewogen onverschillig bijv. naamw. onbewogen bedaard bijv. naamw. onbewogen onberoerd bijv. naamw. onbewogen koud bijv. naamw. onbewogen koel bijv. naamw. onbewogen koelbloedig bijv. naamw. onbewogen sereen bijv. naamw. onbewogen rustig bijv. naamw. onbewogen kalmpjes bijv. naamw. onbewogen gelijkmoedig bijv. naamw. onbewolkt helder bijv. naamw. onbewolkt klaar bijv. naamw. onbewolkt ongestoord bijv. naamw. onbewoond leeg bijv. naamw. onbewoond uitgestorven bijv. naamw. onbewoond onbezet bijv. naamw. onbewust niet wetend bijv. naamw. onbewust onopzettelijk bijv. naamw. onbewust automatisch bijv. naamw. onbewust gedachteloos bijv. naamw. onbezet ledig bijv. naamw. onbezet leeg bijv. naamw. onbezet open bijv. naamw. onbezet vacant bijv. naamw. onbezet vrij bijv. naamw. onbezet onbewoond bijv. naamw. onbezield levenloos bijv. naamw. onbezield geesteloos bijv. naamw. onbezield dood bijv. naamw. onbezoedeld blank bijv. naamw. onbezoedeld maagdelijk bijv. naamw. onbezoedeld onbesmet bijv. naamw. onbezoedeld rein bijv. naamw. onbezoedeld smetteloos bijv. naamw. onbezoedeld zuiver bijv. naamw. onbezoedeldheid zedigheid zelfst. naamw. onbezoedeldheid reinheid zelfst. naamw. onbezoedeldheid onschuldigheid zelfst. naamw. onbezoedeldheid onbevlektheid zelfst. naamw. onbezoedeldheid kuisheid zelfst. naamw. onbezoldigd honorair bijv. naamw. onbezonnen dol bijv. naamw. onbezonnen heethoofdig bijv. naamw. onbezonnen lichtvaardig bijv. naamw. onbezonnen ondoordacht bijv. naamw. onbezonnen onbedachtzaam bijv. naamw. onbezonnen idioot bijv. naamw. onbezonnen dwaas bijv. naamw. onbezonnen voorbarig bijv. naamw. onbezonnen onvoorzichtig bijv. naamw. onbezonnenheid roekeloosheid zelfst. naamw. onbezorgd onbesteld bijv. naamw. onbezorgd zorgeloos bijv. naamw. onbezorgd luchtig bijv. naamw. onbezorgd onbesuisd bijv. naamw. onbezorgd onbekommerd bijv. naamw. onbezorgd luchthartig bijv. naamw. onbezorgd gerust bijv. naamw. onbezorgdheid luchtigheid zelfst. naamw. onbezorgdheid zorgeloosheid zelfst. naamw. onbezorgdheid onbezwaardheid zelfst. naamw. onbezwaard licht bijv. naamw. onbezwaardheid onbezorgdheid zelfst. naamw. onbillijk oneerlijk bijv. naamw. onbillijk ongegrond bijv. naamw. onbillijk onrechtvaardig bijv. naamw. onbillijk onredelijk bijv. naamw. onbillijk onterecht bijv. naamw. onbillijk onrechtmatig bijv. naamw. onbillijk unfair bijv. naamw. onbillijkheid onrecht zelfst. naamw. onbillijkheid onrechtvaardigheid zelfst. naamw. onbillijkheid ongerechtigheid zelfst. naamw. onbloedig zonbloedvergieten bijv. naamw. onbloot naakt overig. onbloot bloot overig. onbloten ontdoen overig. onbloten blootleggen overig. onbloten beroven overig. onblusbaar onuitblusbaar overig. onbrandbaar brandveilig bijv. naamw. onbrandbaar brandvrij bijv. naamw. onbrandbaar vuurvast bijv. naamw. onbrandbaar brandvast bijv. naamw. onbruikbaar loos bijv. naamw. onbruikbaar onbekwaam bijv. naamw. onbruikbaar ondeugdelijk bijv. naamw. onbruikbaar ongeschikt bijv. naamw. onbruikbaar onmogelijk bijv. naamw. onbruikbaar onpraktisch bijv. naamw. onbruikbaarheid onnodigheid zelfst. naamw. onbruikbaarheid nutteloosheid zelfst. naamw. onbuigbaar onbuigzaam bijv. naamw. onbuigzaam koppig bijv. naamw. onbuigzaam onbuigbaar bijv. naamw. onbuigzaam onverzettelijk bijv. naamw. onbuigzaam stijfkoppig bijv. naamw. onbuigzaam stijfhoofdig bijv. naamw. onbuigzaam onwrikbaar bijv. naamw. onbuigzaam hardhoofdig bijv. naamw. onbuigzaam halsstarrig bijv. naamw. onbuigzaam onvermurwbaar bijv. naamw. onbuigzaam onverbiddelijk bijv. naamw. onbuigzaam taai bijv. naamw. onbuigzaam stug bijv. naamw. onbuigzaamheid onverzettelijkheid zelfst. naamw. onchristelijk heidens bijv. naamw. oncomfortabel ongemakkelijk bijv. naamw. oncomfortabel ongerieflijk bijv. naamw. ondanks niettegenstaande overig. ondanks ongeacht overig. ondanks trots overig. ondeelbaar primair bijv. naamw. ondemocratisch autoritair overig. ondenkbaar onvoorstelbaar bijv. naamw. ondenkbaar uitgesloten bijv. naamw. onder bij overig. onder min overig. onder beneden overig. onder tussen overig. onder middenin overig. onder midden overig. onder medio overig. onder- beneden overig. onderaannemer uitvoerder zelfst. naamw. onderaannemer uitvoer zelfst. naamw. onderaardgang crypte overig. onderaardgevangenis kerkergevangenis overig. onderaardgevangenis kerker overig. onderaards ongrond overig. onderaards ondergronds overig. onderafdeling afdeling zelfst. naamw. onderafdeling vertakking zelfst. naamw. onderarm benedenarm zelfst. naamw. onderarm voorarm zelfst. naamw. onderbeen poot overig. onderbeen been overig. onderbevelhebber legaat zelfst. naamw. onderbinden onderdoen werkwoord onderbouw basis zelfst. naamw. onderbouw bouwwerk zelfst. naamw. onderbouwd gefundeerd bijv. naamw. onderbouwen bewijzen werkwoord onderbouwen hardmaken werkwoord onderbouwen onderheien werkwoord onderbouwen staven werkwoord onderbouwen funderen werkwoord onderbouwsels fundamenten zelfst. naamw. onderbreken afbreken werkwoord onderbreken onderbreking zelfst. naamw. onderbreken interrumperen zelfst. naamw. onderbreken verbreken zelfst. naamw. onderbreking interruptie zelfst. naamw. onderbreking interval zelfst. naamw. onderbreking onderbreken zelfst. naamw. onderbreking pauze zelfst. naamw. onderbreking respijt zelfst. naamw. onderbreking rustpauze zelfst. naamw. onderbreking verbreken zelfst. naamw. onderbreking verbreking zelfst. naamw. onderbreking breuk zelfst. naamw. onderbreking verpozing zelfst. naamw. onderbreking tussenpoos zelfst. naamw. onderbreking uitstel zelfst. naamw. onderbrengen huisvesten werkwoord onderbrengen indelen werkwoord onderbrengen huizen werkwoord onderbrengen herbergen werkwoord onderbrengen accommoderen werkwoord onderbrengen plaatsen werkwoord onderbrenging accommodatie zelfst. naamw. onderbrenging onderdak zelfst. naamw. onderbroek slip zelfst. naamw. onderbroek slipje zelfst. naamw. onderbroeken slipjes overig. onderbuik onderlichaam zelfst. naamw. onderdak huis zelfst. naamw. onderdak huisvesting zelfst. naamw. onderdak onderbrenging zelfst. naamw. onderdak onderkomen zelfst. naamw. onderdak accommodatie zelfst. naamw. onderdak verblijfplaats zelfst. naamw. onderdak tehuis zelfst. naamw. onderdak kwartier zelfst. naamw. onderdak behuizing zelfst. naamw. onderdak schuilplaats zelfst. naamw. onderdaken toevluchtsoorden overig. onderdaken schuilplaatsen overig. onderdaken onderkomens overig. onderdanen dienaars overig. onderdanig gedwee bijv. naamw. onderdanig ondergeschikt bijv. naamw. onderdanig ootmoedig bijv. naamw. onderdanig slaafs bijv. naamw. onderdanig serviel bijv. naamw. onderdanig nederig bijv. naamw. onderdanig bescheiden bijv. naamw. onderdanig onderworpen bijv. naamw. onderdanig knechts bijv. naamw. onderdanigheid bescheidenheid zelfst. naamw. onderdanigheid dienstwilligheid zelfst. naamw. onderdanigheid nederigheid zelfst. naamw. onderdanigheid onderworpenheid zelfst. naamw. onderdeel afdeling zelfst. naamw. onderdeel aspect zelfst. naamw. onderdeel basisbestanddeel zelfst. naamw. onderdeel bestanddeel zelfst. naamw. onderdeel bouwsteen zelfst. naamw. onderdeel categorie zelfst. naamw. onderdeel component zelfst. naamw. onderdeel deel zelfst. naamw. onderdeel detachement zelfst. naamw. onderdeel detail zelfst. naamw. onderdeel divisie zelfst. naamw. onderdeel eenheid zelfst. naamw. onderdeel element zelfst. naamw. onderdeel fractie zelfst. naamw. onderdeel fragment zelfst. naamw. onderdeel gedeelte zelfst. naamw. onderdeel paragraaf zelfst. naamw. onderdeel post zelfst. naamw. onderdeel segment zelfst. naamw. onderdeel stukje zelfst. naamw. onderdeel meubel zelfst. naamw. onderdeel inrichting zelfst. naamw. onderdeel stuk zelfst. naamw. onderdeel ingrediënt zelfst. naamw. onderdeeltje deeltje zelfst. naamw. onderdelen samenstelling zelfst. naamw. onderdoen achterstaan werkwoord onderdoen onderbinden werkwoord onderdompelen dompelen werkwoord onderdompelen indompelen werkwoord onderdompelen onderduwen werkwoord onderdompeling dompeling zelfst. naamw. onderdoorgang voetgangerstunn overig. onderdoorgang tunn overig. onderdrukken bedwingen werkwoord onderdrukken tiranniseren werkwoord onderdrukken terughouden werkwoord onderdrukken beteugelen werkwoord onderdrukkend repressief bijv. naamw. onderdrukkend suppressief bijv. naamw. onderdrukker bezetter zelfst. naamw. onderdrukking bezetting zelfst. naamw. onderdrukking terreur zelfst. naamw. onderdrukt verbeten bijv. naamw. onderdrukt verkropt bijv. naamw. onderdrukt opgekropt bijv. naamw. onderduwen onderdompelen werkwoord onderduwen dompelen werkwoord onderen onderop bijv. naamw. ondergaan doorstaan werkwoord ondergaan verdwijnen werkwoord ondergaan velen werkwoord ondergaan uitstaan werkwoord ondergaan tolereren werkwoord ondergaan toelaten werkwoord ondergaan pikken werkwoord ondergaan lijden werkwoord ondergaan dulden werkwoord ondergaan aanzien werkwoord ondergaan bezwijken werkwoord ondergaan zinken werkwoord ondergang neergang zelfst. naamw. ondergang teloorgang zelfst. naamw. ondergang val zelfst. naamw. ondergang tenondergang zelfst. naamw. ondergang debacle zelfst. naamw. ondergeschikt afhankelijk bijv. naamw. ondergeschikt bijkomstig bijv. naamw. ondergeschikt inferieur bijv. naamw. ondergeschikt onbelangrijk bijv. naamw. ondergeschikt onderhorig bijv. naamw. ondergeschikt onderworpen bijv. naamw. ondergeschikte bediende zelfst. naamw. ondergeschikte inferieur zelfst. naamw. ondergeschikte mindere zelfst. naamw. ondergeschikte werktuig zelfst. naamw. ondergeschikte handlanger zelfst. naamw. ondergeschikten personeel zelfst. naamw. ondergeschiktheid onderworpenheid zelfst. naamw. ondergoed lingerie zelfst. naamw. ondergoed onderkleding zelfst. naamw. ondergoed onderkleren zelfst. naamw. ondergoed lijfgoed zelfst. naamw. ondergraven fnuiken werkwoord ondergraven ontwrichten werkwoord ondergraven schokken werkwoord ondergraven uithollen werkwoord ondergroei begroeiing zelfst. naamw. ondergrond basis zelfst. naamw. ondergrond onderlaag zelfst. naamw. ondergronds heimelijk bijv. naamw. ondergronds ongrond bijv. naamw. ondergronds onderaards bijv. naamw. ondergrondse illegaliteit zelfst. naamw. ondergrondse metro zelfst. naamw. onderhand alvast bijv. naamw. onderhand intussen bijv. naamw. onderhand onderwijl bijv. naamw. onderhand ondertussen bijv. naamw. onderhand inmiddels bijv. naamw. onderhandelaar bemiddelaar zelfst. naamw. onderhandelaar bemiddelaar overig. onderhandelen beraadslagen werkwoord onderhandelen marchanderen werkwoord onderhandelen sjacheren werkwoord onderhandelen pingelen werkwoord onderhandelen afpingelen werkwoord onderhandelen afdingen werkwoord onderhandelen verrichten werkwoord onderhandeling bespreking zelfst. naamw. onderhandeling marchandering zelfst. naamw. onderhands heimelijk bijv. naamw. onderhands stilletjes bijv. naamw. onderhavig voorliggend bijv. naamw. onderheien funderen werkwoord onderheien onderbouwen werkwoord onderhemd hemd zelfst. naamw. onderhevig onderworpen bijv. naamw. onderhorig ondergeschikt bijv. naamw. onderhorig onderworpen bijv. naamw. onderhorig inferieur bijv. naamw. onderhorig bijkomstig bijv. naamw. onderhorigheid subordinatie zelfst. naamw. onderhoud gesprek zelfst. naamw. onderhoud kost zelfst. naamw. onderhoud onderhoudsgeld zelfst. naamw. onderhoud samenspraak zelfst. naamw. onderhoud verzorging zelfst. naamw. onderhoud voedsel zelfst. naamw. onderhoud voeding zelfst. naamw. onderhoud onderhouden zelfst. naamw. onderhouden verzorgd bijv. naamw. onderhouden amuseren werkwoord onderhouden handhaven werkwoord onderhouden spreken werkwoord onderhouden toespreken werkwoord onderhouden verzorgen werkwoord onderhouden financiesteunen werkwoord onderhouden behouden werkwoord onderhouden voedsel werkwoord onderhouden onderhoud werkwoord onderhoudend sociabel bijv. naamw. onderhoudend vermakelijk bijv. naamw. onderhoudend aangenaam bijv. naamw. onderhoudend amusant bijv. naamw. onderhoudend gezellig bijv. naamw. onderhoudsdienst service zelfst. naamw. onderhoudsgeld kost zelfst. naamw. onderhoudsgeld onderhoud zelfst. naamw. onderhoudsgeld voedsel zelfst. naamw. onderhuids subcutaan bijv. naamw. onderhuids verborgen bijv. naamw. onderhuids sluimerend bijv. naamw. onderhuren onderverhuren werkwoord onderhuur onderpacht overig. onderkaak benedenkaak zelfst. naamw. onderkennen beseffen werkwoord onderkennen erkennen werkwoord onderkennen realiseren werkwoord onderkennen inzien werkwoord onderkennen doorzien werkwoord onderkenning begrip zelfst. naamw. onderkleding ondergoed zelfst. naamw. onderkleding lingerie zelfst. naamw. onderkleed kledingstuk zelfst. naamw. onderkleren ondergoed overig. onderkleren lijfgoed overig. onderkoeling hypothermie zelfst. naamw. onderkomen huisvesting zelfst. naamw. onderkomen onderdak zelfst. naamw. onderkomen verblijfplaats zelfst. naamw. onderkomen tehuis zelfst. naamw. onderkomen kwartier zelfst. naamw. onderkomen behuizing zelfst. naamw. onderkomen accommodatie zelfst. naamw. onderkomens toevluchtsoorden overig. onderkomens schuilplaatsen overig. onderkomens onderdaken overig. onderkoning landvoogd zelfst. naamw. onderkruipen verdringen werkwoord onderkruiper beunhaas zelfst. naamw. onderkruiper kleintje zelfst. naamw. onderkruiper werkwillige zelfst. naamw. onderkruiper loondrukker zelfst. naamw. onderkruiper loonbederver zelfst. naamw. onderkruipsel peuter zelfst. naamw. onderkruipsel propje zelfst. naamw. onderkruipsel drol zelfst. naamw. onderkruipsel dreumes zelfst. naamw. onderlaag ondergrond zelfst. naamw. onderlaag grondlaag zelfst. naamw. onderlaag substraat zelfst. naamw. onderlegd deskundig bijv. naamw. onderlegger onderzetter zelfst. naamw. onderlegger ribbe zelfst. naamw. onderlegger balk zelfst. naamw. onderlegger tafelmatje zelfst. naamw. onderlegger placemat zelfst. naamw. onderlegger matje zelfst. naamw. onderlegger mat zelfst. naamw. onderleggers tafelmatjes overig. onderleggers placemats overig. onderleggers onderzetters overig. onderlichaam onderbuik zelfst. naamw. onderlijf achterlijf zelfst. naamw. onderlijf lijf zelfst. naamw. onderlijfje singlet overig. onderlijfje borstrok overig. onderlijnen onderstrepen werkwoord onderling wederzijds bijv. naamw. onderling onder elkaar bijv. naamw. onderling wederkerig bijv. naamw. ondermaanse aarde zelfst. naamw. ondermaanse wereld zelfst. naamw. ondermaats inferieur bijv. naamw. ondermaats minimaal bijv. naamw. ondermaats onvolgroeid bijv. naamw. ondermaats zwak bijv. naamw. ondermaats tweederangs bijv. naamw. ondermaats slecht bijv. naamw. ondermaats ondeugdelijk bijv. naamw. ondermaats minderwaardig bijv. naamw. ondermaats arm bijv. naamw. ondermaats klein bijv. naamw. ondermijnen aantasten werkwoord ondermijnen slopen werkwoord ondermijning uitholling zelfst. naamw. ondernemen aangaan werkwoord ondernemen aanpakken werkwoord ondernemend actief bijv. naamw. ondernemer fabrikant zelfst. naamw. ondernemer handelsman zelfst. naamw. onderneming bedrijf zelfst. naamw. onderneming concern zelfst. naamw. onderneming firma zelfst. naamw. onderneming handelsmaatschappij zelfst. naamw. onderneming karwei zelfst. naamw. onderneming vennootschap zelfst. naamw. onderneming zaak zelfst. naamw. onderneming handelsvereniging zelfst. naamw. onderneming handelsvennootschap zelfst. naamw. onderneming handelsonderneming zelfst. naamw. onderneming corporatie zelfst. naamw. onderneming maatschappij zelfst. naamw. onderneming maatschap zelfst. naamw. onderneming handelshuis zelfst. naamw. onderneming handelsbedrijf zelfst. naamw. onderneming coöperatie zelfst. naamw. onderofficier sergeant zelfst. naamw. onderonsje kliek overig. onderontwikkeld onontwikkeld overig. onderop onderen bijv. naamw. onderpacht onderhuur overig. onderpand borg zelfst. naamw. onderpand waarborgsom zelfst. naamw. onderpand waarborging zelfst. naamw. onderpand waarborg zelfst. naamw. onderpand pand zelfst. naamw. onderpand garantie zelfst. naamw. onderpand cautie zelfst. naamw. onderpand securiteit zelfst. naamw. onderricht cursus zelfst. naamw. onderricht instructie zelfst. naamw. onderricht lering zelfst. naamw. onderricht les zelfst. naamw. onderricht onderwijs zelfst. naamw. onderricht voorlichting zelfst. naamw. onderricht onderrichting zelfst. naamw. onderrichten doceren werkwoord onderrichten voorlichten werkwoord onderrichten inlichten werkwoord onderrichten onderwijzen werkwoord onderrichten bijbrengen werkwoord onderrichting onderwijs overig. onderrichting onderricht overig. onderrichting les overig. onderrichting cursus overig. onderrichting lering zelfst. naamw. onderrichting instructie overig. onderschatten miskennen werkwoord onderschatten onderwaarderen werkwoord onderscheid discriminatie zelfst. naamw. onderscheid inzicht zelfst. naamw. onderscheid verschil zelfst. naamw. onderscheid verschillendheid zelfst. naamw. onderscheiden divers bijv. naamw. onderscheiden uiteenlopend bijv. naamw. onderscheiden veel bijv. naamw. onderscheiden verschillend bijv. naamw. onderscheiden aanschouwen werkwoord onderscheiden afscheiden werkwoord onderscheiden eren werkwoord onderscheiden gewaarworden werkwoord onderscheiden onderkennen werkwoord onderscheiden uitblinken werkwoord onderscheiden ridderen werkwoord onderscheiden decoreren werkwoord onderscheiden ontwaren werkwoord onderscheiden uiteenhouden werkwoord onderscheiden uitsteken werkwoord onderscheiden uitmunten werkwoord onderscheiden schitteren werkwoord onderscheiden overtreffen werkwoord onderscheiden excelleren werkwoord onderscheiden ongelijksoortig werkwoord onderscheiden zien werkwoord onderscheiden turen werkwoord onderscheiden staren werkwoord onderscheiden opmerken werkwoord onderscheiden kijken werkwoord onderscheiden bekijken werkwoord onderscheidenlijk respectievelijk bijv. naamw. onderscheiding achting zelfst. naamw. onderscheiding decoratie zelfst. naamw. onderscheiding onderscheidingsteken zelfst. naamw. onderscheiding voorkeur zelfst. naamw. onderscheiding ridderorde zelfst. naamw. onderscheiding ereteken zelfst. naamw. onderscheidingsteken decoratie zelfst. naamw. onderscheidingsteken onderscheiding zelfst. naamw. onderscheidingsteken ridderorde zelfst. naamw. onderscheidingsteken teken zelfst. naamw. onderscheidingsteken merkteken zelfst. naamw. onderscheidingsteken kenteken zelfst. naamw. onderscheidingsteken ereteken zelfst. naamw. onderscheppen opvangen werkwoord onderscheppen scheppen werkwoord onderscheppen ondervangen werkwoord onderscheppen afvangen werkwoord onderschepping vangst zelfst. naamw. onderschepping verduistering zelfst. naamw. onderschepping achterhouding zelfst. naamw. onderschept opgevangen bijv. naamw. onderschikkend afhankelijk bijv. naamw. onderschrift bijschrift zelfst. naamw. onderschrift handtekening zelfst. naamw. onderschrift legenda zelfst. naamw. onderschrijven beamen werkwoord onderschrijven erkennen werkwoord onderschrijven ondertekenen werkwoord onderschrijven staven werkwoord onderschrijven bevestigen werkwoord ondersoort ras zelfst. naamw. ondersoort variëteit zelfst. naamw. onderstaande navolgend bijv. naamw. onderstaande volgende bijv. naamw. onderste laagste bijv. naamw. onderste benedenste bijv. naamw. ondersteboven onthutst bijv. naamw. ondersteboven omgekeerd bijv. naamw. ondersteboven omver bijv. naamw. ondersteboven overhoop bijv. naamw. ondersteboven verward bijv. naamw. ondersteek steek zelfst. naamw. onderstel chassis zelfst. naamw. onderstel poot zelfst. naamw. onderstel staander zelfst. naamw. onderstel standaard zelfst. naamw. onderstel voet zelfst. naamw. onderstel staan zelfst. naamw. onderstelling gissing zelfst. naamw. onderstelling hypothese zelfst. naamw. ondersteund gestut overig. ondersteunen bijstaan werkwoord ondersteunen helpen werkwoord ondersteunen onderschrijven werkwoord ondersteunen schragen werkwoord ondersteunen steunen werkwoord ondersteunen stutten werkwoord ondersteunen troosten werkwoord ondersteunen weldoen werkwoord ondersteunen seconderen werkwoord ondersteunen bijspringen werkwoord ondersteunen assisteren werkwoord ondersteunen rugsteunen werkwoord ondersteunen schoren werkwoord ondersteunen dragen werkwoord ondersteunen vertroosten werkwoord ondersteunen opbeuren werkwoord ondersteunen bemoedigen werkwoord ondersteuning bijstand zelfst. naamw. ondersteuning houvast zelfst. naamw. ondersteuning hulp zelfst. naamw. ondersteuning steun zelfst. naamw. ondersteuning support zelfst. naamw. ondersteuning draagvlak overig. ondersteuningsgeld uitkering overig. ondersteuningsgeld alimentatie overig. onderstrepen accentueren werkwoord onderstrepen benadrukken werkwoord onderstrepen onderlijnen werkwoord onderstreping streep zelfst. naamw. onderstroom stroming zelfst. naamw. ondertekenaar ondertekenares overig. ondertekenares ondertekenaar overig. ondertekenen bekrachtigen werkwoord ondertekenen getekend werkwoord ondertekenen signeren werkwoord ondertekenen tekenen werkwoord ondertekening autogram zelfst. naamw. ondertekening handtekening zelfst. naamw. ondertekening tekening zelfst. naamw. ondertekening signatuur zelfst. naamw. ondertoon zweem zelfst. naamw. ondertrouwen verloven werkwoord ondertussen alvast bijv. naamw. ondertussen inmiddels bijv. naamw. ondertussen terwijl bijv. naamw. ondertussen met dat al bijv. naamw. ondertussen onderwijl bijv. naamw. ondertussen onderhand bijv. naamw. ondertussen intussen bijv. naamw. ondertussen tussentijds bijv. naamw. onderuit plat overig. onderuitgaan slippen werkwoord onderuitgaan uitglijden werkwoord onderuitgaan uitschieten werkwoord onderuitgaan uitschuiven werkwoord onderuitgaan wegschieten werkwoord onderuitgaan uitglibberen werkwoord onderuitgaan vallen werkwoord onderuithalen neerslaan werkwoord onderuithalen tekkelen werkwoord onderuithalen vloeren werkwoord onderuithalen omslaan werkwoord ondervangen opvangen werkwoord ondervangen vernietigen werkwoord ondervangen verijdelen werkwoord ondervangen opheffen werkwoord ondervangen nullificeren werkwoord ondervangen terugdraaien werkwoord ondervangen onderscheppen werkwoord ondervangen afvangen werkwoord ondervangen voorkomen werkwoord onderverdeeld onderverdelen werkwoord onderverdelen categoriseren werkwoord onderverdelen onderverdeeld werkwoord onderverdeling aard zelfst. naamw. onderverdeling klasse zelfst. naamw. onderverdeling klas zelfst. naamw. onderverhuren onderhuren werkwoord ondervinden beleven werkwoord ondervinden ervaren werkwoord ondervinden gewaarworden werkwoord ondervinden ontvangen werkwoord ondervinden voel werkwoord ondervinden voelde werkwoord ondervinden voelen werkwoord ondervinden ondervinding zelfst. naamw. ondervinden doormaken werkwoord ondervinding ervaring zelfst. naamw. ondervinding ondervinden zelfst. naamw. ondervoorzitter vice-president overig. ondervragen interviewen werkwoord ondervragen uitvragen werkwoord ondervragen verhoren werkwoord ondervragen uithoren werkwoord ondervragen overhoren werkwoord ondervragen enqueteren overig. ondervraging enquête zelfst. naamw. ondervraging examen zelfst. naamw. ondervraging overhoring zelfst. naamw. ondervraging verhoor zelfst. naamw. ondervraging anamnese zelfst. naamw. ondervraging verhoring zelfst. naamw. ondervraging requisitorium overig. ondervraging requisitorium overig. ondervraging requisitorium overig. onderwaarderen miskennen werkwoord onderwaarderen onderschatten werkwoord onderwereld hel zelfst. naamw. onderwereld penose zelfst. naamw. onderwereld penoze zelfst. naamw. onderwereldfiguur crimineel zelfst. naamw. onderwerp item zelfst. naamw. onderwerp thema zelfst. naamw. onderwerp specialiteit zelfst. naamw. onderwerp subject zelfst. naamw. onderwerpen knechten werkwoord onderwerpen overmeesteren werkwoord onderwerpen thema`s werkwoord onderwerpen overheersen werkwoord onderwerpen beheersen werkwoord onderwerping gehoorzaamheid zelfst. naamw. onderwerping overgave zelfst. naamw. onderwerping tucht zelfst. naamw. onderwerping orde zelfst. naamw. onderwerping dwang zelfst. naamw. onderwerping discipline zelfst. naamw. onderwerping verplichting zelfst. naamw. onderwerping onderworpenheid zelfst. naamw. onderwerping gebondenheid zelfst. naamw. onderwezen geschoold overig. onderwezen geleerd overig. onderwijl intussen overig. onderwijl ondertussen overig. onderwijl onderhand overig. onderwijl inmiddels overig. onderwijl alvast overig. onderwijs educatie zelfst. naamw. onderwijs les zelfst. naamw. onderwijs onderricht zelfst. naamw. onderwijs onderwijsinstelling zelfst. naamw. onderwijs scholing zelfst. naamw. onderwijs onderrichting zelfst. naamw. onderwijs cursus zelfst. naamw. onderwijs lering zelfst. naamw. onderwijs instructie zelfst. naamw. onderwijs schoolvorming zelfst. naamw. onderwijsbegeleider mentor overig. onderwijsinstelling onderwijs zelfst. naamw. onderwijskracht leraar zelfst. naamw. onderwijskun didactiek overig. onderwijskunde didactiek zelfst. naamw. onderwijskundig didactisch bijv. naamw. onderwijsleerpakket leerplan overig. onderwijsprogramma lesprogramma overig. onderwijsprogramma leerprogramma overig. onderwijsprogramma cursusprogramma overig. onderwijzen bijbrengen werkwoord onderwijzen doceren werkwoord onderwijzen leren werkwoord onderwijzen onderrichten werkwoord onderwijzend educatief bijv. naamw. onderwijzer leraar zelfst. naamw. onderwijzer schoolmeester zelfst. naamw. onderwijzer pedant zelfst. naamw. onderwijzer meester zelfst. naamw. onderwijzer leerkracht zelfst. naamw. onderwijzeres lerares zelfst. naamw. onderwijzeres schooljuffrouw zelfst. naamw. onderwijzeres instructrice zelfst. naamw. onderwijzeres juffrouw zelfst. naamw. onderwijzeres juf zelfst. naamw. onderwijzers schoolmeesters overig. onderwijzers meesters overig. onderworpen deemoedig bijv. naamw. onderworpen gedomineerd bijv. naamw. onderworpen gedwee bijv. naamw. onderworpen onderdanig bijv. naamw. onderworpen ondergeschikt bijv. naamw. onderworpen onderhevig bijv. naamw. onderworpen slaafs bijv. naamw. onderworpen serviel bijv. naamw. onderworpen knechts bijv. naamw. onderworpen onderhorig bijv. naamw. onderworpen inferieur bijv. naamw. onderworpen bijkomstig bijv. naamw. onderworpen volgzaam bijv. naamw. onderworpen meegaand bijv. naamw. onderworpenheid lijdzaamheid zelfst. naamw. onderworpenheid ondergeschiktheid zelfst. naamw. onderworpenheid onderdanigheid zelfst. naamw. onderworpenheid nederigheid zelfst. naamw. onderworpenheid bescheidenheid zelfst. naamw. onderworpenheid verplichting zelfst. naamw. onderworpenheid onderwerping zelfst. naamw. onderworpenheid gebondenheid zelfst. naamw. onderzeeboot duikboot zelfst. naamw. onderzeeboot onderzeeër zelfst. naamw. onderzeeboten onderzeeërs overig. onderzeeboten duikboten overig. onderzeeër onderzeeboot overig. onderzeeër duikboot overig. onderzeeërs onderzeeboten overig. onderzeeërs duikboten overig. onderzetter kelkenbakje zelfst. naamw. onderzetter mat zelfst. naamw. onderzetter matje zelfst. naamw. onderzetter onderlegger zelfst. naamw. onderzetter tafelmatje zelfst. naamw. onderzetter placemat zelfst. naamw. onderzetters tafelmatjes overig. onderzetters placemats overig. onderzetters onderleggers overig. onderzijde basis overig. onderzocht beproeven werkwoord onderzocht onderzoeken werkwoord onderzocht verkennen werkwoord onderzocht vorsen werkwoord onderzoek toets bijv. naamw. onderzoek enquête zelfst. naamw. onderzoek exploratie zelfst. naamw. onderzoek navorsing zelfst. naamw. onderzoek inspectie zelfst. naamw. onderzoeken analyseren werkwoord onderzoeken beproeven werkwoord onderzoeken fouilleren werkwoord onderzoeken onderzocht werkwoord onderzoeken verkennen werkwoord onderzoeken vorsen werkwoord onderzoeken bepalen werkwoord onderzoeken nasporen werkwoord onderzoeken naspeuren werkwoord onderzoeken testen werkwoord onderzoeken keuren werkwoord onderzoeken speuren werkwoord onderzoeken aftasten werkwoord onderzoeken rechercheren overig. onderzoekend analytisch bijv. naamw. onderzoeker tester zelfst. naamw. onderzoeker vorser zelfst. naamw. onderzoeker examinator zelfst. naamw. onderzoekingstocht expeditie zelfst. naamw. ondeskundige leek zelfst. naamw. ondeugd bengel zelfst. naamw. ondeugd guitigheid zelfst. naamw. ondeugd kwajongen zelfst. naamw. ondeugd slechtheid zelfst. naamw. ondeugd vleg zelfst. naamw. ondeugd schelm zelfst. naamw. ondeugd schavuit zelfst. naamw. ondeugd deugniet zelfst. naamw. ondeugd boefje zelfst. naamw. ondeugd beng zelfst. naamw. ondeugd zonde zelfst. naamw. ondeugdelijk gebrekkig bijv. naamw. ondeugdelijk inferieur bijv. naamw. ondeugdelijk slecht bijv. naamw. ondeugdelijk zwak bijv. naamw. ondeugdelijk tweederangs bijv. naamw. ondeugdelijk ondermaats bijv. naamw. ondeugdelijk minderwaardig bijv. naamw. ondeugdelijk arm bijv. naamw. ondeugend brutaal bijv. naamw. ondeugend guitig bijv. naamw. ondeugend scabreus bijv. naamw. ondeugend spotachtig bijv. naamw. ondeugend snaaks bijv. naamw. ondeugend schelms bijv. naamw. ondeugend schelmachtig bijv. naamw. ondeugend schalks bijv. naamw. ondeugend schalkachtig bijv. naamw. ondeugend kwajongensachtig bijv. naamw. ondeugend bengelachtig bijv. naamw. ondeugendheid lelijkheid zelfst. naamw. ondeugendheid stoutheid zelfst. naamw. ondeugendheid schelmerij zelfst. naamw. ondeugendheid schelmenstreek zelfst. naamw. ondeugendheid kwajongensstreek zelfst. naamw. ondeugendheid kattenkwaad zelfst. naamw. ondeugendheid baldadigheid zelfst. naamw. ondicht lek bijv. naamw. ondiep plat bijv. naamw. ondiep oppervlakkig bijv. naamw. ondiep licht bijv. naamw. ondiepte plaat zelfst. naamw. ondiepte oppervlakkigheid zelfst. naamw. ondiepte lichtzinnigheid zelfst. naamw. ondiepte hupsheid zelfst. naamw. ondiepte frivoliteit zelfst. naamw. ondoelmatig ongepast bijv. naamw. ondoelmatig ongunstig bijv. naamw. ondoelmatig inefficiënt bijv. naamw. ondoenlijk onhaalbaar bijv. naamw. ondoenlijk onmogelijk bijv. naamw. ondoenlijk onuitvoerbaar bijv. naamw. ondoenlijk onrealiseerbaar bijv. naamw. ondoordacht lichtvaardig bijv. naamw. ondoordacht loszinnig bijv. naamw. ondoordacht onbezonnen bijv. naamw. ondoordacht onnadenkend bijv. naamw. ondoordacht lichtzinnig bijv. naamw. ondoordacht onbesuisd bijv. naamw. ondoordacht onberaden bijv. naamw. ondoordringbaar massief bijv. naamw. ondoorgrondelijk mysterieus bijv. naamw. ondoorgrondelijk onbevattelijk bijv. naamw. ondoorgrondelijk onpeilbaar bijv. naamw. ondoorzichtig mat bijv. naamw. ondraaglijk onduldbaar bijv. naamw. ondraaglijk onhoudbaar bijv. naamw. ondraaglijk onuitstaanbaar bijv. naamw. ondraaglijk moorddadig bijv. naamw. ondraaglijk verschrikkelijk bijv. naamw. ondraaglijk onverdraaglijk bijv. naamw. ondragelijk onverdraagbaar bijv. naamw. ondubbelzinnig eenduidig bijv. naamw. ondubbelzinnig geprononceerd bijv. naamw. ondubbelzinnig klaar bijv. naamw. ondubbelzinnig concreet bijv. naamw. ondubbelzinnig uitgesproken bijv. naamw. ondubbelzinnig onmiskenbaar bijv. naamw. ondubbelzinnig markant bijv. naamw. ondubbelzinnig eenduidig overig. onduidelijk mistig bijv. naamw. onduidelijk onbeslist bijv. naamw. onduidelijk onzeker bijv. naamw. onduidelijk troebel bijv. naamw. onduidelijk twijfelachtig bijv. naamw. onduidelijk vaag bijv. naamw. onduidelijk warrig bijv. naamw. onduidelijk wazig bijv. naamw. onduidelijk wollig bijv. naamw. onduidelijk duister bijv. naamw. onduidelijk raadselachtig bijv. naamw. onduidelijk gesluierd bijv. naamw. onduidelijk vagelijk bijv. naamw. onduidelijk onhelder bijv. naamw. onduidelijk nevelachtig bijv. naamw. onduidelijk flauw bijv. naamw. onduidelijk onklaar bijv. naamw. onduidelijkheid duister zelfst. naamw. onduidelijkheid duisterheid zelfst. naamw. onduidelijkheid mist zelfst. naamw. onduidelijkheid misverstand zelfst. naamw. onduidelijkheid onnauwkeurigheid zelfst. naamw. onduidelijkheid vaagheid zelfst. naamw. onduidelijkheid verwarring zelfst. naamw. onduidelijkheid troebelheid zelfst. naamw. onduidelijkheid onzekerheid zelfst. naamw. ondulatie undulatie overig. ondulatie golving overig. ondulatie golflijn overig. ondulatie golfbeweging overig. ondulatie golf overig. onduldbaar intolerabel bijv. naamw. onecht bedriegelijk bijv. naamw. onecht gefingeerd bijv. naamw. onecht gekunsteld bijv. naamw. onecht onwaar bijv. naamw. onecht vals bijv. naamw. onecht hysterisch bijv. naamw. onecht nagemaakt bijv. naamw. onecht nagebootst bijv. naamw. onecht kunstmatig bijv. naamw. onechtheid valsheid zelfst. naamw. onedel laaghartig bijv. naamw. onedel laag-bij-de-grond bijv. naamw. onedel laag bijv. naamw. onedel gemeen bijv. naamw. oneer smaad zelfst. naamw. oneer schande zelfst. naamw. oneer laster zelfst. naamw. oneerbaar aanstootgevend bijv. naamw. oneerbaar onzedelijk bijv. naamw. oneerbaar onbetamelijk bijv. naamw. oneerbaar onzedig bijv. naamw. oneerbaar ontaard bijv. naamw. oneerlijk corrupt bijv. naamw. oneerlijk onbillijk bijv. naamw. oneerlijk ongegrond bijv. naamw. oneerlijk onoprecht bijv. naamw. oneerlijk onrechtvaardig bijv. naamw. oneerlijk onterecht bijv. naamw. oneerlijk smerig bijv. naamw. oneerlijk bedrieglijk bijv. naamw. oneerlijk unfair bijv. naamw. oneerlijkheid corruptie zelfst. naamw. oneerlijkheid ontrouw zelfst. naamw. oneerlijkheid valsheid zelfst. naamw. oneervol roemloos overig. oneervol smadelijk overig. oneffen hobbelig bijv. naamw. oneffen ongelijk bijv. naamw. oneffen ruw bijv. naamw. oneffen ongelijkmatig bijv. naamw. oneffenheid bult zelfst. naamw. oneffenheid hobbel zelfst. naamw. oneffenheid hobbeligheid zelfst. naamw. oneffenheid ongelijkheid zelfst. naamw. oneffenheid hobb zelfst. naamw. oneffenheid bobbel zelfst. naamw. oneffenheid ruwheid zelfst. naamw. oneindig eeuwig bijv. naamw. oneindig buitengewoon bijv. naamw. oneindig buitensporig bijv. naamw. oneindig grenzeloos bijv. naamw. oneindig zoneinde bijv. naamw. oneindig eindeloos bijv. naamw. oneindigheid eeuwigheid zelfst. naamw. oneindigheid eindeloosheid zelfst. naamw. onelegant lomp bijv. naamw. onelegant plomp bijv. naamw. onenigheid geschil zelfst. naamw. onenigheid meningsverschil zelfst. naamw. onenigheid onvrede zelfst. naamw. onenigheid ruzie zelfst. naamw. onenigheid tweedracht zelfst. naamw. onenigheid twist zelfst. naamw. onenigheid twistpunt zelfst. naamw. onenigheid animositeit zelfst. naamw. onenigheid conflict zelfst. naamw. onenigheid botsing zelfst. naamw. onenigheid woordenwisseling zelfst. naamw. onenigheid dispuut zelfst. naamw. onenigheid onmin zelfst. naamw. onenigheid vete zelfst. naamw. onenigheid verdeeldheid zelfst. naamw. onenigheid tweestrijd zelfst. naamw. onenigheid tweespalt zelfst. naamw. onenigheid schisma zelfst. naamw. onenigheid scheuring zelfst. naamw. onenigheid disharmonie zelfst. naamw. onervaren groen bijv. naamw. onervaren onbedreven bijv. naamw. onervaren onbekend bijv. naamw. onervaren ongeoefend bijv. naamw. onevenwichtig labiel bijv. naamw. onevenwichtig gedesequilibreerd bijv. naamw. onevenwichtig onhoudbaar bijv. naamw. onevenwichtig ongegrond bijv. naamw. onevenwichtigheid labiliteit zelfst. naamw. onfatsoenlijk onvertogen bijv. naamw. onfatsoenlijk buitensporig bijv. naamw. onfatsoenlijk onbehoorlijk bijv. naamw. onfatsoenlijk onwelgevoegelijk bijv. naamw. onfatsoenlijk onpassend bijv. naamw. onfatsoenlijk ongehoord bijv. naamw. onfatsoenlijk onwelvoegelijk bijv. naamw. onfatsoenlijk ongepast bijv. naamw. onfatsoenlijk onbetamelijk bijv. naamw. onfatsoenlijkheid ongepastheid zelfst. naamw. onfatsoenlijkheid ongemanierdheid zelfst. naamw. onfatsoenlijkheid onbetamelijkheid zelfst. naamw. onfatsoenlijkheid onbehoorlijkheid zelfst. naamw. onfeilbaar volmaakt bijv. naamw. onfeilbaar nooit falend bijv. naamw. onfeilbaar onvermijdelijk bijv. naamw. onfortuinlijk noodlottig bijv. naamw. onfortuinlijk ongelukkig bijv. naamw. onfris bedenkelijk bijv. naamw. onfris muf bijv. naamw. ongastvrij steriel overig. ongastvrij ruig overig. ongastvrij onherbergzaam overig. ongastvrij kaal overig. ongeacht behalve bijv. naamw. ongeacht naast bijv. naamw. ongeacht niettegenstaande bijv. naamw. ongeacht onverschillig bijv. naamw. ongeanimeerdheid lusteloosheid zelfst. naamw. ongeanimeerdheid lauwheid zelfst. naamw. ongebonden libertijns bijv. naamw. ongebonden losbandig bijv. naamw. ongebonden niet ingebonden bijv. naamw. ongebonden ongebreideld bijv. naamw. ongebonden vrij bijv. naamw. ongebonden vrijgezel bijv. naamw. ongebonden bandeloos bijv. naamw. ongebonden alleenstaand bijv. naamw. ongebondenheid licentie zelfst. naamw. ongebondenheid vrijheid zelfst. naamw. ongebreideld onbeteugeld bijv. naamw. ongebreideld ongebonden bijv. naamw. ongebreideld teugelloos bijv. naamw. ongebreideld bandeloos bijv. naamw. ongebreideld vrij bijv. naamw. ongebreideld losbandig bijv. naamw. ongebroken gaaf bijv. naamw. ongebroken ononderbroken bijv. naamw. ongebroken onovertroffen bijv. naamw. ongebroken standvastig bijv. naamw. ongebruikelijk bijzonder bijv. naamw. ongebruikelijk ongewoon bijv. naamw. ongebruikt braak bijv. naamw. ongebruikt nieuw bijv. naamw. ongebruikt onaangebroken bijv. naamw. ongebruikt ongeopend bijv. naamw. ongebruikt onaangetast bijv. naamw. ongebruikt onaangeroerd bijv. naamw. ongebruikt gloednieuw overig. ongecompliceerd eenvoudig bijv. naamw. ongecompliceerd simpel bijv. naamw. ongeconcentreerd onaandachtig bijv. naamw. ongeconcentreerd onoplettend bijv. naamw. ongecontroleerd ongeïnspecteerd bijv. naamw. ongecontroleerd onbeheerst bijv. naamw. ongecontroleerd ononderzocht bijv. naamw. ongecultiveerd onontgonnen overig. ongedeerd behouden bijv. naamw. ongedeerd gezond bijv. naamw. ongedeerd heelhuids bijv. naamw. ongedeerd intact bijv. naamw. ongedeerd onbeschadigd bijv. naamw. ongedeerd ongeschonden bijv. naamw. ongedeerd ongekwetst bijv. naamw. ongedienstig onwelwillend overig. ongedienstig onbereidwillig overig. ongedifferentieerd ongenuanceerd overig. ongedisciplineerd tuchteloos bijv. naamw. ongedisciplineerd ongeregeld bijv. naamw. ongeduld drift zelfst. naamw. ongeduldig heetgebakerd bijv. naamw. ongeduldig ongedurig bijv. naamw. ongeduldig smartelijk bijv. naamw. ongedurig ongeduldig bijv. naamw. ongedurigheid onrust zelfst. naamw. ongedurigheid beweeglijkheid zelfst. naamw. ongedurigheid gewoel zelfst. naamw. ongedurigheid beroering zelfst. naamw. ongedurigheid agitatie zelfst. naamw. ongedwongen ongekunsteld bijv. naamw. ongedwongen spontaan bijv. naamw. ongedwongen familiair bijv. naamw. ongedwongen gemoedelijk bijv. naamw. ongedwongen gezellig bijv. naamw. ongedwongen huiselijk bijv. naamw. ongedwongen los bijv. naamw. ongedwongen natuurlijk bijv. naamw. ongedwongen onbevangen bijv. naamw. ongedwongen vrij bijv. naamw. ongedwongen onbehouwen bijv. naamw. ongedwongenheid losheid zelfst. naamw. ongedwongenheid vrijheid zelfst. naamw. ongeëvenaard ongekend bijv. naamw. ongeëvenaard onovertroffen bijv. naamw. ongeëvenaard uitstekend bijv. naamw. ongeëvenaard weergaloos bijv. naamw. ongeëvenaard onvolprezen bijv. naamw. ongeëvenaard onvergelijkelijk bijv. naamw. ongeflatteerd onverbloemd bijv. naamw. ongefundeerd ongegrond bijv. naamw. ongefundeerd ongemotiveerd bijv. naamw. ongefundeerd zongrond bijv. naamw. ongegeneerd bandeloos bijv. naamw. ongegeneerd liederlijk bijv. naamw. ongegeneerd respectloos bijv. naamw. ongegeneerd onbeschoft bijv. naamw. ongegeneerd onbeschaamd bijv. naamw. ongegeneerd aanmatigend bijv. naamw. ongegoed onvermogend overig. ongegoed onbemiddeld overig. ongegrond gratuit bijv. naamw. ongegrond onbillijk bijv. naamw. ongegrond oneerlijk bijv. naamw. ongegrond ongefundeerd bijv. naamw. ongegrond doelloos bijv. naamw. ongegrond abstract bijv. naamw. ongegrond unfair bijv. naamw. ongegrond onterecht bijv. naamw. ongegrond onrechtvaardig bijv. naamw. ongegrond onhoudbaar bijv. naamw. ongegrond onevenwichtig bijv. naamw. ongegrond zongrond bijv. naamw. ongegrond ongemotiveerd bijv. naamw. ongegrond onredelijk bijv. naamw. ongehinderd ongemoeid bijv. naamw. ongehinderd ongestoord bijv. naamw. ongehinderd onbelemmerd bijv. naamw. ongehinderd vrijuit bijv. naamw. ongehinderd onverstoord bijv. naamw. ongehoord onbehoorlijk bijv. naamw. ongehoord onbetamelijk bijv. naamw. ongehoord buitengewoon bijv. naamw. ongehoord onwelgevoegelijk bijv. naamw. ongehoord onpassend bijv. naamw. ongehoord onfatsoenlijk bijv. naamw. ongehoord onwelvoegelijk bijv. naamw. ongehoord ongepast bijv. naamw. ongehoorzaam ongezeglijk bijv. naamw. ongehoorzaamheid insubordinatie zelfst. naamw. ongehuwd celibatair bijv. naamw. ongeïnteresseerd onverschillig bijv. naamw. ongeïnteresseerd achteloos bijv. naamw. ongeïnteresseerd ongevoelig bijv. naamw. ongeïnteresseerd lauw bijv. naamw. ongeïnteresseerd laconiek bijv. naamw. ongeïnteresseerd indifferent bijv. naamw. ongeïnteresseerdheid onverschilligheid zelfst. naamw. ongeïnteresseerdheid ongevoeligheid zelfst. naamw. ongeïnteresseerdheid gevoelsarmoede zelfst. naamw. ongeïnteresseerdheid gevoelloosheid zelfst. naamw. ongeïnteresseerdheid afgestomptheid zelfst. naamw. ongekend nieuw bijv. naamw. ongekend ongeëvenaard bijv. naamw. ongekend uniek bijv. naamw. ongekend weergaloos bijv. naamw. ongekend uitstekend bijv. naamw. ongekend onvolprezen bijv. naamw. ongekend onvergelijkelijk bijv. naamw. ongekend onovertroffen bijv. naamw. ongekleed bloot bijv. naamw. ongekleurd blank bijv. naamw. ongekleurd kleurloos bijv. naamw. ongekleurd bleek bijv. naamw. ongekookt rauw bijv. naamw. ongekunsteld eenvoudig bijv. naamw. ongekunsteld natuurlijk bijv. naamw. ongekunsteld ongedwongen bijv. naamw. ongekunsteldheid eenvoud zelfst. naamw. ongekunsteldheid natuurlijkheid zelfst. naamw. ongekwetst ongeschonden overig. ongekwetst ongedeerd overig. ongekwetst heelhuids overig. ongelakt blank bijv. naamw. ongeldig nietig bijv. naamw. ongeldigheid invaliditeit zelfst. naamw. ongeldigheidsverklaring cassatie overig. ongeleerd onontwikkeld overig. ongeleerd ongeletterd overig. ongelegen importuun bijv. naamw. ongelegen onaangenaam bijv. naamw. ongelegen storend bijv. naamw. ongelegen onverkwikkelijk bijv. naamw. ongelegen onplezierig bijv. naamw. ongelegen naar bijv. naamw. ongelegen lastig bijv. naamw. ongelegen hinderlijk bijv. naamw. ongeletterd onontwikkeld overig. ongeletterd ongeleerd overig. ongeletterde barbaar zelfst. naamw. ongelijk oneffen bijv. naamw. ongelijk onregelmatig bijv. naamw. ongelijk verschillend bijv. naamw. ongelijk dwaling zelfst. naamw. ongelijk misvatting zelfst. naamw. ongelijk onrecht zelfst. naamw. ongelijk onvergelijkbaar zelfst. naamw. ongelijkheid hobbel zelfst. naamw. ongelijkheid oneffenheid zelfst. naamw. ongelijkheid hobb zelfst. naamw. ongelijkheid bobbel zelfst. naamw. ongelijkmatig hobbelig bijv. naamw. ongelijkmatig onevenwichtig bijv. naamw. ongelijkmatig wisselvallig bijv. naamw. ongelijkmatig oneffen bijv. naamw. ongelijksoortig heterogeen bijv. naamw. ongelijksoortig verschillend bijv. naamw. ongelijksoortig uiteenlopend bijv. naamw. ongelijksoortig onderscheiden bijv. naamw. ongelijksoortig divers bijv. naamw. ongelikt onbeschaafd overig. ongeliktheid ongemanierdheid zelfst. naamw. ongeliktheid onbeschoftheid zelfst. naamw. ongeliktheid onbeschaafdheid zelfst. naamw. ongeliktheid lompheid zelfst. naamw. ongeliktheid botheid zelfst. naamw. ongelooflijk fantastisch bijv. naamw. ongelooflijk heidens bijv. naamw. ongelooflijk ontstellend bijv. naamw. ongelooflijk onwaarschijnlijk bijv. naamw. ongelooflijk verbluffend bijv. naamw. ongelooflijk waanzinnig bijv. naamw. ongeloofwaardig legendarisch bijv. naamw. ongeloofwaardig onaannemelijk bijv. naamw. ongeloofwaardig stug bijv. naamw. ongeloofwaardig fabelachtig bijv. naamw. ongelovig heidens bijv. naamw. ongelovig ongodsdienstig bijv. naamw. ongelovig ongelovige bijv. naamw. ongelovig onkerkelijk bijv. naamw. ongelovige heiden zelfst. naamw. ongelovige ongelovig zelfst. naamw. ongelovigheid ontrouw zelfst. naamw. ongelovigheid onjuistheid zelfst. naamw. ongeluk beproeving zelfst. naamw. ongeluk kwel zelfst. naamw. ongeluk ongeval zelfst. naamw. ongeluk onheil zelfst. naamw. ongeluk tegenspoed zelfst. naamw. ongeluk verkeersongeval zelfst. naamw. ongeluk smart zelfst. naamw. ongeluk rouw zelfst. naamw. ongeluk pijn zelfst. naamw. ongeluk leed zelfst. naamw. ongeluk kruis zelfst. naamw. ongeluk droefenis zelfst. naamw. ongeluk gedaanteverwisseling zelfst. naamw. ongeluk terugslag zelfst. naamw. ongeluk tegenslag zelfst. naamw. ongeluk rampspoed zelfst. naamw. ongeluk ramp zelfst. naamw. ongeluk pech zelfst. naamw. ongeluk onspoed zelfst. naamw. ongeluk moeilijkheden zelfst. naamw. ongeluk malheur zelfst. naamw. ongeluk ellende zelfst. naamw. ongeluk terugslagen zelfst. naamw. ongelukken ongevallen zelfst. naamw. ongelukkig gebrekkig bijv. naamw. ongelukkig noodlottig bijv. naamw. ongelukkig onfortuinlijk bijv. naamw. ongelukkig onzalig bijv. naamw. ongelukkig rampzalig bijv. naamw. ongelukkig verdrietig bijv. naamw. ongelukkig funest bijv. naamw. ongelukkig ellendig bijv. naamw. ongemak gebrek zelfst. naamw. ongemak hinder zelfst. naamw. ongemak ongerief zelfst. naamw. ongemak ziekte zelfst. naamw. ongemakkelijk dwars bijv. naamw. ongemakkelijk ingewikkeld bijv. naamw. ongemakkelijk moeilijk bijv. naamw. ongemakkelijk oncomfortabel bijv. naamw. ongemakkelijk opgelaten bijv. naamw. ongemakkelijk lastig bijv. naamw. ongemakkelijk hinveroorzakend bijv. naamw. ongemakkelijk zwaar bijv. naamw. ongemakkelijk ongerieflijk bijv. naamw. ongemakken gebreken zelfst. naamw. ongemakken ongerieven zelfst. naamw. ongemakken mankementen zelfst. naamw. ongemakken fouten zelfst. naamw. ongemanierd boers bijv. naamw. ongemanierd lomp bijv. naamw. ongemanierd onbehoorlijk bijv. naamw. ongemanierd onbehouwen bijv. naamw. ongemanierd onbeleefd bijv. naamw. ongemanierd onbeschoft bijv. naamw. ongemanierd onhoffelijk bijv. naamw. ongemanierd onbeschaafd bijv. naamw. ongemanierd hufterig bijv. naamw. ongemanierdheid ongeliktheid zelfst. naamw. ongemanierdheid onbeschoftheid zelfst. naamw. ongemanierdheid onbeschaafdheid zelfst. naamw. ongemanierdheid lompheid zelfst. naamw. ongemanierdheid botheid zelfst. naamw. ongemanierdheid ongepastheid zelfst. naamw. ongemanierdheid onfatsoenlijkheid zelfst. naamw. ongemanierdheid onbetamelijkheid zelfst. naamw. ongemanierdheid onbehoorlijkheid zelfst. naamw. ongemeen singulier bijv. naamw. ongemeen weergaloos bijv. naamw. ongemeen buitengewoon bijv. naamw. ongemeen onalledaags bijv. naamw. ongemeen uitmuntend bijv. naamw. ongemeen ongewoon bijv. naamw. ongemeen zeldzaam bijv. naamw. ongemeen zelden bijv. naamw. ongemeen uniek bijv. naamw. ongemeen uitzonderlijk bijv. naamw. ongemeen schaars bijv. naamw. ongemeen raar bijv. naamw. ongemengd puur bijv. naamw. ongemerkt geluidloos bijv. naamw. ongemerkt heimelijk bijv. naamw. ongemerkt zachtjes bijv. naamw. ongemerkt stilletjes bijv. naamw. ongemerkt stil bijv. naamw. ongemerkt ongezien bijv. naamw. ongemerkt geruisloos bijv. naamw. ongemoeid ongehinderd bijv. naamw. ongemoeid vrijuit bijv. naamw. ongemoeid onverstoord bijv. naamw. ongemoeid ongestoord bijv. naamw. ongemotiveerd ongefundeerd bijv. naamw. ongemotiveerd ongegrond bijv. naamw. ongemotiveerd zongrond bijv. naamw. ongenaakbaar hoogmoedig bijv. naamw. ongenade ongunst overig. ongenadig genadeloos bijv. naamw. ongenadig hardvochtig bijv. naamw. ongenadig meedogenloos bijv. naamw. ongenadig onbarmhartig bijv. naamw. ongenadig onverbiddelijk bijv. naamw. ongenadig erg bijv. naamw. ongenadig hard bijv. naamw. ongenegen onwillig overig. ongenegen afkerig overig. ongenegen wars overig. ongenietbaar taai bijv. naamw. ongenoegen misnoegen zelfst. naamw. ongenoegen onenigheid zelfst. naamw. ongenoegen ontevredenheid zelfst. naamw. ongenoeglijk onplezierig bijv. naamw. ongenoegzaam onbevredigbaar bijv. naamw. ongenoegzaam ontoereikend bijv. naamw. ongenuanceerd kortzichtig bijv. naamw. ongenuanceerd ongedifferentieerd bijv. naamw. ongeoefend onbedreven overig. ongeoefend onervaren overig. ongeoorloofd verboden bijv. naamw. ongeoorloofd wederrechtelijk bijv. naamw. ongeoorloofd ongepermitteerd bijv. naamw. ongeoorloofd clandestien bijv. naamw. ongeoorloofd onwettig bijv. naamw. ongeoorloofd onwettelijk bijv. naamw. ongeoorloofd onwetmatig bijv. naamw. ongeoorloofd onrechtmatig bijv. naamw. ongeoorloofd illegaal bijv. naamw. ongeoorloofd illegitiem bijv. naamw. ongeoorloofpraktijken kwade overig. ongeoorloofpraktijken kunstgrepen overig. ongeopend dicht bijv. naamw. ongeopend ongebruikt bijv. naamw. ongeopend onaangetast bijv. naamw. ongeopend onaangeroerd bijv. naamw. ongeopend onaangebroken bijv. naamw. ongeordend chaotisch overig. ongeordend ordeloos overig. ongeordend ongesystematiseerd overig. ongepast misplaatst bijv. naamw. ongepast onbetamelijk bijv. naamw. ongepast ondoelmatig bijv. naamw. ongepast onkies bijv. naamw. ongepast onbehoorlijk bijv. naamw. ongepast ontijdig bijv. naamw. ongepast lomp bijv. naamw. ongepast onwelvoegelijk bijv. naamw. ongepast ongehoord bijv. naamw. ongepast onfatsoenlijk bijv. naamw. ongepast verkeerd bijv. naamw. ongepast onvertogen bijv. naamw. ongepast onhandig bijv. naamw. ongepast ongeschikt bijv. naamw. ongepastheid ongemanierdheid zelfst. naamw. ongepastheid onfatsoenlijkheid zelfst. naamw. ongepastheid onbetamelijkheid zelfst. naamw. ongepastheid onbehoorlijkheid zelfst. naamw. ongepeld ongeschild bijv. naamw. ongepermitteerd buitensporig overig. ongepermitteerd onbehoorlijk overig. ongerechtigheid onrechtvaardigheid zelfst. naamw. ongerechtigheid onvolkomenheid zelfst. naamw. ongerechtigheid viezigheid zelfst. naamw. ongerechtigheid onrecht zelfst. naamw. ongerechtigheid onbillijkheid zelfst. naamw. ongerechtvaardigd ongegrond bijv. naamw. ongeregeld losbandig bijv. naamw. ongeregeld ongeordend bijv. naamw. ongeregeld rommelig bijv. naamw. ongeregeld slordig bijv. naamw. ongeregeld wanordelijk bijv. naamw. ongeregeld ongedisciplineerd bijv. naamw. ongeregeld onregelmatig bijv. naamw. ongeregeld ordeloos bijv. naamw. ongeregeld onordelijk bijv. naamw. ongeregeldheden onlusten zelfst. naamw. ongeregeldheden wanordelijkheden zelfst. naamw. ongeregelgoederen uitschot overig. ongeregelgoederen ramsj overig. ongerekend buiten overig. ongerekend behalve overig. ongeremd spontaan bijv. naamw. ongeremd teugelloos bijv. naamw. ongeremd uitbundig bijv. naamw. ongerept gaaf bijv. naamw. ongerept maagdelijk bijv. naamw. ongerept ongeschonden bijv. naamw. ongerept puur bijv. naamw. ongerept zuiver bijv. naamw. ongerept virginaal bijv. naamw. ongerept onaangeraakt bijv. naamw. ongereptheid maagdelijkheid zelfst. naamw. ongereptheid virginiteit zelfst. naamw. ongerief hinder zelfst. naamw. ongerief ongemak zelfst. naamw. ongerieflijk ongemakkelijk bijv. naamw. ongerieflijk oncomfortabel bijv. naamw. ongerieven ongemakken zelfst. naamw. ongerijmd absurd overig. ongerijmdheid absurditeit zelfst. naamw. ongerijmdheid dwaasheid zelfst. naamw. ongerijmdheid onzinnigheid zelfst. naamw. ongerijmdheid onverstand zelfst. naamw. ongerijmdheid idioterie zelfst. naamw. ongerimpeld glad overig. ongerimpeld bedaard overig. ongerust angstig bijv. naamw. ongerust bezorgd bijv. naamw. ongerust verontrust bijv. naamw. ongerustheid bezorgdheid zelfst. naamw. ongerustheid zorg zelfst. naamw. ongerustheid verontrusting zelfst. naamw. ongerustheid kommer zelfst. naamw. ongerustheid bekommernis zelfst. naamw. ongeschikt incapabel bijv. naamw. ongeschikt onbruikbaar bijv. naamw. ongeschikt ondoelmatig bijv. naamw. ongeschikt onbekwaam bijv. naamw. ongeschikt incompetent bijv. naamw. ongeschikt onhandig bijv. naamw. ongeschikt ongepast bijv. naamw. ongeschikt inadequaat overig. ongeschiktheid onbekwaamheid zelfst. naamw. ongeschiktheid incompetentie zelfst. naamw. ongeschild ongepeld bijv. naamw. ongeschonden compleet bijv. naamw. ongeschonden heelhuids bijv. naamw. ongeschonden ongekwetst bijv. naamw. ongeschonden ongedeerd bijv. naamw. ongeschoold ongetraind overig. ongestadig onbestendig bijv. naamw. ongesteld menstruerend bijv. naamw. ongesteld onpasselijk bijv. naamw. ongesteldheid menstruatie zelfst. naamw. ongesteldheid onpasselijkheid zelfst. naamw. ongesteldheid misselijkheid zelfst. naamw. ongestoord ongehinderd bijv. naamw. ongestoord ongemoeid bijv. naamw. ongestoord rustig bijv. naamw. ongestoord onafgebroken bijv. naamw. ongestoord ononderbroken bijv. naamw. ongestoord onbewolkt bijv. naamw. ongestoord vrijuit bijv. naamw. ongestoord onverstoord bijv. naamw. ongestraft straffeloos overig. ongesystematiseerd ordeloos overig. ongesystematiseerd ongeordend overig. ongetemd bandeloos bijv. naamw. ongetemd ruig bijv. naamw. ongetemd ruw bijv. naamw. ongetemd wild bijv. naamw. ongetemd woest bijv. naamw. ongetoomd teugelloos bijv. naamw. ongetraind ongeschoold overig. ongetrouwd celibatair bijv. naamw. ongetwijfeld beslist bijv. naamw. ongetwijfeld gewis bijv. naamw. ongetwijfeld heus bijv. naamw. ongetwijfeld waarachtig bijv. naamw. ongetwijfeld waarlijk bijv. naamw. ongetwijfeld zeker bijv. naamw. ongetwijfeld best bijv. naamw. ongetwijfeld stellig bijv. naamw. ongetwijfeld wel bijv. naamw. ongetwijfeld toch bijv. naamw. ongetwijfeld ook bijv. naamw. ongetwijfeld immers bijv. naamw. ongetwijfeld bepaald bijv. naamw. ongetwijfeld vast bijv. naamw. ongetwijfeld onverdacht bijv. naamw. ongetwijfeld ontwijfelbaar bijv. naamw. ongetwijfeld welzeker bijv. naamw. ongetwijfeld voorzeker bijv. naamw. ongetwijfeld geheid bijv. naamw. ongevaarlijk onschadelijk bijv. naamw. ongevaarlijk onschuldig bijv. naamw. ongevaarlijk veilig bijv. naamw. ongevaarlijk goedaardig bijv. naamw. ongevaarlijk gevaarloos bijv. naamw. ongeval ongeluk zelfst. naamw. ongevallen ongelukken zelfst. naamw. ongeveer circa bijv. naamw. ongeveer omstreeks bijv. naamw. ongeveer omtrent bijv. naamw. ongeveer pakweg bijv. naamw. ongeveer plusminus bijv. naamw. ongeveer ruwweg bijv. naamw. ongeveer globaal bijv. naamw. ongeveer zowat bijv. naamw. ongeveer nabij bijv. naamw. ongeveer naast bijv. naamw. ongeveer dichtbij bijv. naamw. ongeveer bij bijv. naamw. ongeveer aan bijv. naamw. ongeveer naar schatting overig. ongeveinsd eerlijk bijv. naamw. ongeveinsd oprecht bijv. naamw. ongeverfd blank bijv. naamw. ongevoelig frigide bijv. naamw. ongevoelig hard bijv. naamw. ongevoelig hardvochtig bijv. naamw. ongevoelig harteloos bijv. naamw. ongevoelig kil bijv. naamw. ongevoelig lauw bijv. naamw. ongevoelig lethargisch bijv. naamw. ongevoelig onaandoenlijk bijv. naamw. ongevoelig onbegaan bijv. naamw. ongevoelig onverschillig bijv. naamw. ongevoelig flegmatiek bijv. naamw. ongevoelig onbarmhartig bijv. naamw. ongevoelig refractair bijv. naamw. ongevoelig zielloos bijv. naamw. ongevoelig liefdeloos bijv. naamw. ongevoelig gevoelloos bijv. naamw. ongevoelig emotieloos bijv. naamw. ongevoelig ongeïnteresseerd bijv. naamw. ongevoelig laconiek bijv. naamw. ongevoelig indifferent bijv. naamw. ongevoelig afwijzend overig. ongevoelig afwijzend overig. ongevoelig afwijzend overig. ongevoeligheid onverschilligheid zelfst. naamw. ongevoeligheid ongeïnteresseerdheid zelfst. naamw. ongevoeligheid gevoelsarmoede zelfst. naamw. ongevoeligheid gevoelloosheid zelfst. naamw. ongevoeligheid afgestomptheid zelfst. naamw. ongevoeligheid meedogenloosheid zelfst. naamw. ongevoeligheid emotieloosheid zelfst. naamw. ongevormd vormloos overig. ongevuld ijdel bijv. naamw. ongevuld leeg bijv. naamw. ongevuld loos bijv. naamw. ongewapend weerloos bijv. naamw. ongewenst ongewild bijv. naamw. ongewenst verkeerd bijv. naamw. ongewenst onwelkom bijv. naamw. ongewijd profaan bijv. naamw. ongewijzigd onveranderd bijv. naamw. ongewijzigd stationair bijv. naamw. ongewild ongewenst bijv. naamw. ongewild onopzettelijk bijv. naamw. ongewild onwelkom bijv. naamw. ongewis onbetrouwbaar bijv. naamw. ongewis onvast bijv. naamw. ongewoon excentriek bijv. naamw. ongewoon nieuw bijv. naamw. ongewoon zeldzaam bijv. naamw. ongewoon zonderling bijv. naamw. ongewoon abnormaal bijv. naamw. ongewoon bijzonder bijv. naamw. ongewoon vreemd bijv. naamw. ongewoon typisch bijv. naamw. ongewoon merkwaardig bijv. naamw. ongewoon eigenaardig bijv. naamw. ongewoon curieus bijv. naamw. ongewoon buitenissig bijv. naamw. ongewoon bizar bijv. naamw. ongewoon apart bijv. naamw. ongewoon ongemeen bijv. naamw. ongewoon zelden bijv. naamw. ongewoon uniek bijv. naamw. ongewoon uitzonderlijk bijv. naamw. ongewoon schaars bijv. naamw. ongewoon raar bijv. naamw. ongezeglijk ongehoorzaam bijv. naamw. ongezellig onbehaaglijk bijv. naamw. ongezellig naar bijv. naamw. ongezellig onplezierig bijv. naamw. ongezelligheid kilte zelfst. naamw. ongezien geluidloos bijv. naamw. ongezien zachtjes bijv. naamw. ongezien stilletjes bijv. naamw. ongezien stil bijv. naamw. ongezien ongemerkt bijv. naamw. ongezien geruisloos bijv. naamw. ongezond nadelig bijv. naamw. ongezond ziekelijk bijv. naamw. ongezond ziekjes bijv. naamw. ongezond gezondheidsbedreigend bijv. naamw. ongezouten direct bijv. naamw. ongezouten zoutloos bijv. naamw. ongezouten onomwonden bijv. naamw. ongoddelijk ongodsdienstig bijv. naamw. ongoddelijk goddeloos bijv. naamw. ongodsdienstig ongelovig bijv. naamw. ongodsdienstig ongoddelijk bijv. naamw. ongodsdienstig goddeloos bijv. naamw. ongodsdienstig onkerkelijk bijv. naamw. ongrijpbaar ondoorgrondelijk bijv. naamw. ongrijpbaar ontastbaar bijv. naamw. ongrijpbaar onbegrijpelijk bijv. naamw. ongrond ondergronds overig. ongrond onderaards overig. ongrondwettig inconstitutioneel overig. ongunst ongenade overig. ongunstig nadelig bijv. naamw. ongunstig ondoelmatig bijv. naamw. ongunstig onrendabel bijv. naamw. ongunstig onvoordelig bijv. naamw. ongunstig lelijk bijv. naamw. ongunstig slecht bijv. naamw. ongunstig veeg bijv. naamw. ongunstig infaust bijv. naamw. onguur akelig bijv. naamw. onguur bar bijv. naamw. onguur gemeen bijv. naamw. onguur angstaanjagend bijv. naamw. onguur verdacht bijv. naamw. onguur obscuur bijv. naamw. onguur glibberig bijv. naamw. onguur duister bijv. naamw. onguur dubieus bijv. naamw. onguur donker bijv. naamw. onguur onbetrouwbaar bijv. naamw. onguur louche bijv. naamw. onguur akelig bijv. naamw. onhaalbaar ondoenlijk bijv. naamw. onhaalbaar onuitvoerbaar bijv. naamw. onhaalbaar onrealiseerbaar bijv. naamw. onhandelbaar dwars bijv. naamw. onhandelbaar onbestuurbaar bijv. naamw. onhandelbaar onhanteerbaar bijv. naamw. onhandelbaar tegendraads bijv. naamw. onhandelbaar onmogelijk bijv. naamw. onhandelbaar verkeerd bijv. naamw. onhandelbaar verdorven bijv. naamw. onhandelbaar pervers bijv. naamw. onhandig onhandzaam bijv. naamw. onhandig slungelig bijv. naamw. onhandig stumperig bijv. naamw. onhandig sukkelig bijv. naamw. onhandig links bijv. naamw. onhandig beduimeld bijv. naamw. onhandig naïef bijv. naamw. onhandig stuntelig bijv. naamw. onhandig schutterig bijv. naamw. onhandig onbeholpen bijv. naamw. onhandig knullig bijv. naamw. onhandig gebrekkig bijv. naamw. onhandig krukkig bijv. naamw. onhandig woest bijv. naamw. onhandig vreemd bijv. naamw. onhandig verlaten bijv. naamw. onhandig onbekend bijv. naamw. onhandig eigenaardig bijv. naamw. onhandig ongeschikt bijv. naamw. onhandig ongepast bijv. naamw. onhandigheid lompheid zelfst. naamw. onhandigheid onbeholpenheid zelfst. naamw. onhanteerbaar onhandelbaar bijv. naamw. onhanteerbaar onhandig bijv. naamw. onhartelijk onwelwillend bijv. naamw. onhartelijk onvriendelijk bijv. naamw. onhartelijk onverdraagzaam bijv. naamw. onhartelijk onhebbelijk bijv. naamw. onhartelijk onaardig bijv. naamw. onhebbelijk onaangenaam bijv. naamw. onhebbelijk brutaal bijv. naamw. onhebbelijk buitensporig bijv. naamw. onhebbelijk lomp bijv. naamw. onhebbelijk onwelwillend bijv. naamw. onhebbelijk onvriendelijk bijv. naamw. onhebbelijk onverdraagzaam bijv. naamw. onhebbelijk onhartelijk bijv. naamw. onhebbelijk onaardig bijv. naamw. onhebbelijkheid brutaliteit zelfst. naamw. onhebbelijkheid hebbelijkheid zelfst. naamw. onheil ellende zelfst. naamw. onheil moeilijkheden zelfst. naamw. onheil ongeluk zelfst. naamw. onheil onheilsdreiging zelfst. naamw. onheil pech zelfst. naamw. onheil ramp zelfst. naamw. onheil rampspoed zelfst. naamw. onheil tegenslag zelfst. naamw. onheil tegenspoed zelfst. naamw. onheil terugslag zelfst. naamw. onheil onspoed zelfst. naamw. onheil malheur zelfst. naamw. onheil terugslagen zelfst. naamw. onheil gevaar zelfst. naamw. onheilbrengeninvloed kwaadwilligheid overig. onheilsdreiging gevaar zelfst. naamw. onheilsdreiging onheil zelfst. naamw. onheilsdreiging ramp zelfst. naamw. onheilspellend dreigend bijv. naamw. onheilspellend sinister bijv. naamw. onheilspellend spookachtig bijv. naamw. onheilspellend veeg bijv. naamw. onheilspellend luguber bijv. naamw. onheilspellend huiveringwekkend bijv. naamw. onheilspellend duister bijv. naamw. onheilspellend angstaanjagend overig. onhelder wazig overig. onhelder nevelig overig. onhelder nevelachtig overig. onhelder mistig overig. onhelder vagelijk overig. onhelder vaag overig. onhelder onduidelijk overig. onhelder flauw overig. onhelder troebel overig. onhelder onklaar overig. onherbergzaam kaal bijv. naamw. onherbergzaam ruig bijv. naamw. onherbergzaam steriel bijv. naamw. onherbergzaam verlaten bijv. naamw. onherbergzaam ongastvrij bijv. naamw. onherbergzaam woest bijv. naamw. onherleidbaar primair bijv. naamw. onherroepelijk onveranderbaar bijv. naamw. onherroepelijk onvermijdelijk bijv. naamw. onherroepelijk onontkoombaar bijv. naamw. onherroepelijk onafwendbaar bijv. naamw. onherstelbaar reddeloos overig. onheus onaardig bijv. naamw. onheus beledigend bijv. naamw. onheusheid onwelwillendheid zelfst. naamw. onhoffelijk onheus bijv. naamw. onhoffelijk ongemanierd bijv. naamw. onhoffelijk onbeschoft bijv. naamw. onhoffelijk onbeschaafd bijv. naamw. onhoffelijk onbeleefd bijv. naamw. onhoffelijk onbehouwen bijv. naamw. onhoffelijk onbehoorlijk bijv. naamw. onhoffelijk lomp bijv. naamw. onhoffelijk hufterig bijv. naamw. onhoffelijk boers bijv. naamw. onhoorbaar stil bijv. naamw. onhoorbaar geruisloos bijv. naamw. onhoudbaar ondraaglijk bijv. naamw. onhoudbaar onverdedigbaar bijv. naamw. onhoudbaar ongegrond bijv. naamw. onhoudbaar onevenwichtig bijv. naamw. oningevuld onbeschreven overig. oningevuld blanco overig. oningewijde beginner zelfst. naamw. oningewijde leek zelfst. naamw. oninteressant duf bijv. naamw. oninteressant vervelend bijv. naamw. oninvloed bedwelmd overig. onjuist ernaast bijv. naamw. onjuist fout bijv. naamw. onjuist foutief bijv. naamw. onjuist ineffectief bijv. naamw. onjuist mis bijv. naamw. onjuist onwaar bijv. naamw. onjuist verkeerd bijv. naamw. onjuist onvakkundig bijv. naamw. onjuistheden fouten zelfst. naamw. onjuistheid fout zelfst. naamw. onjuistheid incorrectheid zelfst. naamw. onjuistheid feil zelfst. naamw. onjuistheid ontrouw zelfst. naamw. onjuistheid ongelovigheid zelfst. naamw. onkerkelijk ongodsdienstig bijv. naamw. onkerkelijk ongelovig bijv. naamw. onkies ongepast bijv. naamw. onkies onvertogen bijv. naamw. onkies verkeerd bijv. naamw. onkies cru bijv. naamw. onkies indiscreet bijv. naamw. onkies onzindelijk bijv. naamw. onkies onrein bijv. naamw. onkies onkuis bijv. naamw. onkies onwelgevoeglijk bijv. naamw. onkiesheid zelfverheffing zelfst. naamw. onkiesheid verwaandheid zelfst. naamw. onkiesheid schaamteloosheid zelfst. naamw. onkiesheid onwelgevoegelijkheid zelfst. naamw. onkiesheid onbeschoftheid zelfst. naamw. onkiesheid onbeschaamdheid zelfst. naamw. onkiesheid laatdunkendheid zelfst. naamw. onkiesheid indiscretie zelfst. naamw. onkiesheid inbeelding zelfst. naamw. onklaar defect bijv. naamw. onklaar troebel bijv. naamw. onklaar onduidelijk bijv. naamw. onklaar stuk bijv. naamw. onklaar kapot bijv. naamw. onklaar gebroken bijv. naamw. onklaar vaag bijv. naamw. onklaar onhelder bijv. naamw. onknap lelijk bijv. naamw. onkosten kost zelfst. naamw. onkosten kosten zelfst. naamw. onkosten uitgave zelfst. naamw. onkosten uitgaven zelfst. naamw. onkosten uitgaaf zelfst. naamw. onkosten voorschot zelfst. naamw. onkostendeclaratie declaratie zelfst. naamw. onkreukbaar integer bijv. naamw. onkreukbaar rechtschapen bijv. naamw. onkreukbaar onbesproken bijv. naamw. onkreukbaar onvergankelijk bijv. naamw. onkreukbaarheid integriteit zelfst. naamw. onkruid begroeiing zelfst. naamw. onkruid plant zelfst. naamw. onkruidverdelgingsmiddel bestrijdingsmiddel zelfst. naamw. onkuis oneerbaar bijv. naamw. onkuis ontuchtig bijv. naamw. onkuis onzindelijk bijv. naamw. onkuis onrein bijv. naamw. onkuis onkies bijv. naamw. onkuisheid onreinheid zelfst. naamw. onkun onwetendheid overig. onkun onkundigheid overig. onkunde onbekendheid zelfst. naamw. onkunde onkundigheid zelfst. naamw. onkundig onbekend met bijv. naamw. onkundig incapabel bijv. naamw. onkundigheid onkunde zelfst. naamw. onkundigheid onwetendheid zelfst. naamw. onkundigheid onkun zelfst. naamw. onkwetsbaarheid onschendbaarheid zelfst. naamw. onkwetsbaarheid immuniteit zelfst. naamw. onlangs laatst bijv. naamw. onlangs laatstelijk bijv. naamw. onlangs pas bijv. naamw. onlangs recentelijk bijv. naamw. onlangs kortelings bijv. naamw. onlangs recent bijv. naamw. onlangs kortgeleden bijv. naamw. onleesbaar onontcijferbaar overig. onlogisch krom overig. onloochenbaar flagrant bijv. naamw. onloochenbaar onmiskenbaar bijv. naamw. onloochenbaar duidelijk bijv. naamw. onloochenbaar ontegenzeglijk bijv. naamw. onloochenbaar uitgesproken bijv. naamw. onlosmakelijk onverbrekelijk bijv. naamw. onlosmakelijk onontwarbaar bijv. naamw. onlust last zelfst. naamw. onlust onbehagen zelfst. naamw. onlust tegenzin zelfst. naamw. onlust twist zelfst. naamw. onlusten ongeregeldheden zelfst. naamw. onlusten troebelen zelfst. naamw. onmaatschappelijk asociaal bijv. naamw. onmacht bewusteloosheid zelfst. naamw. onmacht impotentie zelfst. naamw. onmacht krachteloosheid zelfst. naamw. onmachtig machteloos bijv. naamw. onmachtig hulpeloos bijv. naamw. onmanlijk vrouwachtig bijv. naamw. onmanlijk verwijfd bijv. naamw. onmatig buitensporig overig. onmatig gulzig overig. onmatigheid buitensporigheid zelfst. naamw. onmatigheid overdaad zelfst. naamw. onmatigheid mateloosheid zelfst. naamw. onmeedogend harteloos overig. onmeetbaar onmetelijk bijv. naamw. onmeetbaar peilloos bijv. naamw. onmeetbaarheid onvergelijkelijkheid zelfst. naamw. onmens barbaar zelfst. naamw. onmens onverlaat zelfst. naamw. onmenselijk barbaars bijv. naamw. onmenselijk beestachtig bijv. naamw. onmenselijk bruut bijv. naamw. onmenselijk dierlijk bijv. naamw. onmenselijk wreed bijv. naamw. onmenselijk monsterlijk bijv. naamw. onmenselijk inhumaan bijv. naamw. onmenselijkheid barbaarsheid zelfst. naamw. onmenselijkheid wreedheid zelfst. naamw. onmenselijkheid barbarij zelfst. naamw. onmetelijk immens bijv. naamw. onmetelijk onmeetbaar bijv. naamw. onmetelijk gigantisch bijv. naamw. onmetelijk reusachtig bijv. naamw. onmetelijk kolossaal bijv. naamw. onmetelijk hegroot bijv. naamw. onmetelijk enorm bijv. naamw. onmetelijk ontzaglijk bijv. naamw. onmiddellijk dringend bijv. naamw. onmiddellijk meteen bijv. naamw. onmiddellijk primair bijv. naamw. onmiddellijk acuut bijv. naamw. onmiddellijk dadelijk bijv. naamw. onmiddellijk direct bijv. naamw. onmiddellijk pal bijv. naamw. onmiddellijk rechtstreeks bijv. naamw. onmiddellijk terstond bijv. naamw. onmiddellijk gelijk bijv. naamw. onmiddellijk nu bijv. naamw. onmin onenigheid zelfst. naamw. onmin onvrede zelfst. naamw. onmin onbehagen zelfst. naamw. onmin misnoegen zelfst. naamw. onmin vod zelfst. naamw. onmin twist zelfst. naamw. onmin ruzie zelfst. naamw. onmin lor zelfst. naamw. onmisbaar onontbeerlijk bijv. naamw. onmisbaar wezenlijk bijv. naamw. onmisbaar noodzakelijk bijv. naamw. onmisbaar essentieel bijv. naamw. onmiskenbaar duidelijk bijv. naamw. onmiskenbaar geprononceerd bijv. naamw. onmiskenbaar herkenbaar bijv. naamw. onmiskenbaar manifest bijv. naamw. onmiskenbaar onloochenbaar bijv. naamw. onmiskenbaar overduidelijk bijv. naamw. onmiskenbaar apert bijv. naamw. onmiskenbaar blijkbaar bijv. naamw. onmiskenbaar klaarblijkelijk bijv. naamw. onmiskenbaar uitgesproken bijv. naamw. onmiskenbaar ondubbelzinnig bijv. naamw. onmiskenbaar markant bijv. naamw. onmodern verouderd overig. onmodern ouderwets overig. onmogelijk bespottelijk bijv. naamw. onmogelijk onbruikbaar bijv. naamw. onmogelijk onhandelbaar bijv. naamw. onnadenkend lichtzinnig bijv. naamw. onnadenkend ondoordacht bijv. naamw. onnadenkend onvoorzichtig bijv. naamw. onnadenkend roekeloos bijv. naamw. onnadenkend gedachteloos bijv. naamw. onnadenkend onbedachtzaam bijv. naamw. onnadenkend onbesuisd bijv. naamw. onnadenkend onberaden bijv. naamw. onnatuurlijk geforceerd bijv. naamw. onnatuurlijk gezocht bijv. naamw. onnatuurlijk krampachtig bijv. naamw. onnatuurlijk onecht bijv. naamw. onnatuurlijk ziekelijk bijv. naamw. onnatuurlijk abnormaal bijv. naamw. onnatuurlijk gekunsteld bijv. naamw. onnatuurlijk gewrongen bijv. naamw. onnatuurlijk gemaakt bijv. naamw. onnatuurlijk geaffecteerd bijv. naamw. onnatuurlijk gedwongen bijv. naamw. onnatuurlijkheid aanstellerij zelfst. naamw. onnauwkeurig inaccuraat bijv. naamw. onnauwkeurig onzorgvuldig bijv. naamw. onnauwkeurig slordig bijv. naamw. onnauwkeurigheid onduidelijkheid zelfst. naamw. onnavolgbaar onbegrijpelijk bijv. naamw. onnet slordig overig. onnodig nodeloos bijv. naamw. onnodig overbodig bijv. naamw. onnodigheid onbruikbaarheid zelfst. naamw. onnodigheid nutteloosheid zelfst. naamw. onnoemelijk onbeschrijflijk bijv. naamw. onnoemelijk talloos bijv. naamw. onnoemelijk ontiegelijk bijv. naamw. onnozekerel simpeziel overig. onnozekerel onnozelaar overig. onnozekerel onbenul overig. onnozekerel idioot overig. onnozekerel dwaas overig. onnozekerel dommerik overig. onnozekerel achterlijke overig. onnozel groen bijv. naamw. onnozel leeghoofdig bijv. naamw. onnozel naief bijv. naamw. onnozel stompzinnig bijv. naamw. onnozel achterlijk bijv. naamw. onnozel gek bijv. naamw. onnozel kinderachtig bijv. naamw. onnozel lullig bijv. naamw. onnozel schaapachtig bijv. naamw. onnozel simpel bijv. naamw. onnozel flauw bijv. naamw. onnozel dom bijv. naamw. onnozel onbenullig bijv. naamw. onnozel verstandeloos bijv. naamw. onnozel onverstandig bijv. naamw. onnozel idioot bijv. naamw. onnozel breinloos bijv. naamw. onnozel afgestompt bijv. naamw. onnozel stupide bijv. naamw. onnozel hersenloos bijv. naamw. onnozel geesteloos bijv. naamw. onnozelaar dwaas zelfst. naamw. onnozelaar idioot zelfst. naamw. onnozelaar oen zelfst. naamw. onnozelaar rund zelfst. naamw. onnozelaar schaap zelfst. naamw. onnozelaar stommeling zelfst. naamw. onnozelaar stommerd zelfst. naamw. onnozelaar stommerik zelfst. naamw. onnozelaar sukkel zelfst. naamw. onnozelaar sul zelfst. naamw. onnozelaar simpeziel zelfst. naamw. onnozelaar onnozekerel zelfst. naamw. onnozelaar onbenul zelfst. naamw. onnozelaar dommerik zelfst. naamw. onnozelaar achterlijke zelfst. naamw. onnozelaar uil zelfst. naamw. onnozelaar schaapskop zelfst. naamw. onnozelaar onnozohals zelfst. naamw. onnozelaar onnozele zelfst. naamw. onnozelaar kuiken zelfst. naamw. onnozelaar schapenkop zelfst. naamw. onnozele hals zelfst. naamw. onnozele uil zelfst. naamw. onnozele schaapskop zelfst. naamw. onnozele schaap zelfst. naamw. onnozele onnozohals zelfst. naamw. onnozele onnozelaar zelfst. naamw. onnozele kuiken zelfst. naamw. onnozele sul zelfst. naamw. onnozele sukkel zelfst. naamw. onnozele stommerd zelfst. naamw. onnozele schapenkop zelfst. naamw. onnozele rund zelfst. naamw. onnozele oen zelfst. naamw. onnozele idioot zelfst. naamw. onnozelheid domheid zelfst. naamw. onnozelheid naïviteit zelfst. naamw. onnozelheid simpelheid zelfst. naamw. onnozelheid naïveteit zelfst. naamw. onnozelheid kinderlijkheid zelfst. naamw. onnozohals uil overig. onnozohals schaapskop overig. onnozohals schaap overig. onnozohals onnozele overig. onnozohals onnozelaar overig. onnozohals kuiken overig. onnozwicht gansje overig. onnul vriezend overig. onofficieel officieus bijv. naamw. onomkeerbaar irreversibel bijv. naamw. onomkoopbaar integer bijv. naamw. onomstotelijk onwankelbaar bijv. naamw. onomstotelijk onweerlegbaar bijv. naamw. onomstotelijk duidelijk bijv. naamw. onomstotelijk ontegenzeglijk bijv. naamw. onomstotelijk onwrikbaar bijv. naamw. onomstotelijkheid onwrikbaarheid zelfst. naamw. onomstotelijkheid onwankelbaarheid zelfst. naamw. onomstreden onbetwist overig. onomwonden cru bijv. naamw. onomwonden openlijk bijv. naamw. onomwonden ongezouten bijv. naamw. onomwonden onverbloemd bijv. naamw. onomwonden ruiterlijk bijv. naamw. onomwonden ronduit bijv. naamw. onomwonden openhartig bijv. naamw. onomwonden onverholen bijv. naamw. onomwonden onbewimpeld bijv. naamw. onomwonden vrijuit bijv. naamw. onomwonden vrijelijk bijv. naamw. onomwonden vrij bijv. naamw. onomwonden oprecht bijv. naamw. onomwonden open bijv. naamw. ononderbroken onafgebroken bijv. naamw. ononderbroken ongebroken bijv. naamw. ononderbroken onophoudelijk bijv. naamw. ononderbroken voortdurend bijv. naamw. ononderbroken continu bijv. naamw. ononderbroken ongestoord bijv. naamw. ononderbroken doorlopend bijv. naamw. ononderbroken continue bijv. naamw. ononderbroken aanhoudend bijv. naamw. ononderbroken aaneengesloten bijv. naamw. ononderbroken onafgelaten bijv. naamw. ononderbroken constant bijv. naamw. ononderbroken telkens bijv. naamw. ononderbroken steeds bijv. naamw. ononderbroken hetijd bijv. naamw. ononderbroken gedurig bijv. naamw. ononderbroken almaar bijv. naamw. ononderbroken aldoor bijv. naamw. ononderzocht ongecontroleerd overig. onontbeerlijk essentieel bijv. naamw. onontbeerlijk nodig bijv. naamw. onontbeerlijk noodzakelijk bijv. naamw. onontbeerlijk onmisbaar bijv. naamw. onontbeerlijk wezenlijk bijv. naamw. onontbeerlijk vereist overig. onontcijferbaar onleesbaar overig. onontgonnen ongecultiveerd overig. onontkomelijk zontwijfel bijv. naamw. onontkomelijk zeker bijv. naamw. onontkomelijk vanzelfsprekend bijv. naamw. onontkomelijk uiteraard bijv. naamw. onontkomelijk natuurlijk bijv. naamw. onontkomelijk logisch bijv. naamw. onontkomelijk dus bijv. naamw. onontkomelijk bijgevolg bijv. naamw. onontkomelijk allicht bijv. naamw. onontkoombaar onvermijdelijk bijv. naamw. onontkoombaar noodgedwongen bijv. naamw. onontkoombaar onherroepelijk bijv. naamw. onontkoombaar onafwendbaar bijv. naamw. onontwarbaar onverbrekelijk overig. onontwarbaar onlosmakelijk overig. onontwikkeld primitief bijv. naamw. onontwikkeld ongeletterd bijv. naamw. onontwikkeld ongeleerd bijv. naamw. onontwikkeld onderontwikkeld bijv. naamw. onooglijk afzichtelijk bijv. naamw. onooglijk lelijk bijv. naamw. onooglijk verfoeilijk bijv. naamw. onooglijk verlopen bijv. naamw. onoorbaar onbehoorlijk bijv. naamw. onoorbaar ontoelaatbaar bijv. naamw. onopgehelderd onopgelost bijv. naamw. onopgehelderd onverklaard bijv. naamw. onopgelost onopgehelderd bijv. naamw. onopgelost problematisch bijv. naamw. onopgelost onverklaard bijv. naamw. onopgemaakt onopgesmukt bijv. naamw. onopgemerkt ongemerkt overig. onopgemerkt stilletjes overig. onopgeruimd slordig bijv. naamw. onopgesmukt onopgemaakt bijv. naamw. onopgesmukt onverbloemd bijv. naamw. onopgesmukt sober bijv. naamw. onopgevoed onbeschaafd bijv. naamw. onopgevoed onbehouwen bijv. naamw. onopgevoed lomp bijv. naamw. onopgevoed bot bijv. naamw. onophoudelijk aaneengesloten bijv. naamw. onophoudelijk aanhoudend bijv. naamw. onophoudelijk altijd bijv. naamw. onophoudelijk continu bijv. naamw. onophoudelijk continue bijv. naamw. onophoudelijk doorlopend bijv. naamw. onophoudelijk eeuwig bijv. naamw. onophoudelijk eindeloos bijv. naamw. onophoudelijk onafgebroken bijv. naamw. onophoudelijk ononderbroken bijv. naamw. onophoudelijk voortdurend bijv. naamw. onophoudelijk steeds bijv. naamw. onophoudelijk permanent bijv. naamw. onophoudelijk immer bijv. naamw. onophoudelijk constant bijv. naamw. onophoudelijk onafgelaten bijv. naamw. onophoudelijk telkens bijv. naamw. onophoudelijk hetijd bijv. naamw. onophoudelijk gedurig bijv. naamw. onophoudelijk almaar bijv. naamw. onophoudelijk aldoor bijv. naamw. onoplettend onaandachtig bijv. naamw. onoplettend achteloos bijv. naamw. onoplettend onachtzaam bijv. naamw. onoplettend ongeconcentreerd bijv. naamw. onoplettendheid achteloosheid zelfst. naamw. onoplettendheid onaandachtigheid zelfst. naamw. onoplettendheid onachtzaamheid zelfst. naamw. onoprecht huichelachtig overig. onopvallend bescheiden bijv. naamw. onopvallend burgerlijk bijv. naamw. onopvallend alledaags bijv. naamw. onopvallend gewoon bijv. naamw. onopvallend onbeduidend bijv. naamw. onopvallend ongemerkt bijv. naamw. onopvallend stilletjes bijv. naamw. onopzettelijk onbewust bijv. naamw. onopzettelijk ongewild bijv. naamw. onopzettelijk niet expres bijv. naamw. onordelijk wanordelijk bijv. naamw. onordelijk bandeloos bijv. naamw. onordelijk ordeloos bijv. naamw. onordelijk slordig bijv. naamw. onordelijk rommelig bijv. naamw. onordelijk ongeregeld bijv. naamw. onorthodox liberaal overig. onoverdekt onbedekt bijv. naamw. onoverkomelijk onoverwinnelijk bijv. naamw. onovertroffen ongeëvenaard bijv. naamw. onovertroffen uitstekend bijv. naamw. onovertroffen weergaloos bijv. naamw. onovertroffen onvolprezen bijv. naamw. onovertroffen onvergelijkelijk bijv. naamw. onovertroffen ongekend bijv. naamw. onovertroffen uitstekend overig. onoverwinnelijk onoverkomelijk bijv. naamw. onpartijdig neutraal bijv. naamw. onpartijdig objectief bijv. naamw. onpartijdig onbevangen bijv. naamw. onpartijdig rechtvaardig bijv. naamw. onpartijdigheid neutraliteit overig. onpasselijk misselijk bijv. naamw. onpasselijk naar bijv. naamw. onpasselijk onwel bijv. naamw. onpasselijkheid misselijkheid zelfst. naamw. onpasselijkheid ongesteldheid zelfst. naamw. onpassend onbehoorlijk bijv. naamw. onpassend onwelgevoegelijk bijv. naamw. onpassend ongehoord bijv. naamw. onpassend onfatsoenlijk bijv. naamw. onpeilbaar grondeloos bijv. naamw. onpeilbaar onbevattelijk bijv. naamw. onpeilbaar ondoorgrondelijk bijv. naamw. onpersoonlijk karakterloos bijv. naamw. onpersoonlijk steriel bijv. naamw. onplezierig lusteloos bijv. naamw. onplezierig onaangenaam bijv. naamw. onplezierig storend bijv. naamw. onplezierig onverkwikkelijk bijv. naamw. onplezierig ongelegen bijv. naamw. onplezierig naar bijv. naamw. onplezierig lastig bijv. naamw. onplezierig hinderlijk bijv. naamw. onplezierig ongezellig bijv. naamw. onplezierig onbehaaglijk bijv. naamw. onpraktisch onbegonnen bijv. naamw. onpraktisch onbruikbaar bijv. naamw. onpraktisch onhandig bijv. naamw. onpraktisch onuitvoerbaar bijv. naamw. onprettig hinderlijk overig. onprettig onplezierig overig. onproduktief improduktief overig. onraad gevaar zelfst. naamw. onrealiseerbaar onuitvoerbaar overig. onrealiseerbaar onhaalbaar overig. onrealiseerbaar ondoenlijk overig. onrealiseerbaar contrafactisch overig. onrealiseerbaar contrafactisch overig. onrealiseerbaar contrafactisch overig. onrecht onbillijkheid zelfst. naamw. onrecht ongelijk zelfst. naamw. onrecht onrechtvaardigheid zelfst. naamw. onrecht ongerechtigheid zelfst. naamw. onrecht twijfelachtig zelfst. naamw. onrechtmatig wederrechtelijk bijv. naamw. onrechtmatig onbillijk bijv. naamw. onrechtmatig onwettig bijv. naamw. onrechtmatig illegaal bijv. naamw. onrechtmatig verboden bijv. naamw. onrechtmatig onwettelijk bijv. naamw. onrechtmatig onwetmatig bijv. naamw. onrechtmatig ongeoorloofd bijv. naamw. onrechtvaardig bevooroordeeld bijv. naamw. onrechtvaardig onbillijk bijv. naamw. onrechtvaardig oneerlijk bijv. naamw. onrechtvaardig unfair bijv. naamw. onrechtvaardig onterecht bijv. naamw. onrechtvaardig ongegrond bijv. naamw. onrechtvaardig onredelijk bijv. naamw. onrechtvaardig zondig bijv. naamw. onrechtvaardigheid onbillijkheid zelfst. naamw. onrechtvaardigheid ongerechtigheid zelfst. naamw. onrechtvaardigheid onrecht zelfst. naamw. onrechtzinnig ketters overig. onredelijk onbillijk bijv. naamw. onredelijk ongegrond bijv. naamw. onredelijk unfair bijv. naamw. onredelijk onrechtvaardig bijv. naamw. onredelijk ontzaglijk bijv. naamw. onregbrengen opnemen overig. onregelmatig frauduleus bijv. naamw. onregelmatig grillig bijv. naamw. onregelmatig ongelijk bijv. naamw. onregelmatig stotend bijv. naamw. onregelmatig infrequent bijv. naamw. onregelmatig ongeregeld bijv. naamw. onregelmatig ordeloos bijv. naamw. onregelmatig onwetmatig bijv. naamw. onregelmatig-zijn onregelmatigheid overig. onregelmatigheden malversatie zelfst. naamw. onregelmatigheden zwend zelfst. naamw. onregelmatigheden verduistering zelfst. naamw. onregelmatigheden verduisteren zelfst. naamw. onregelmatigheden verdonkeremaning zelfst. naamw. onregelmatigheden ontvreemding zelfst. naamw. onregelmatigheden fraude zelfst. naamw. onregelmatigheid onregelmatig-zijn zelfst. naamw. onrein onkuis bijv. naamw. onrein onzindelijk bijv. naamw. onrein zondig bijv. naamw. onrein onkies bijv. naamw. onrein vuil overig. onreine paria zelfst. naamw. onreinheid onkuisheid zelfst. naamw. onrendabel ongunstig bijv. naamw. onrendabel verliesgevend bijv. naamw. onrijp groen bijv. naamw. onrijp onvolwassen bijv. naamw. onrijpheid immaturiteit zelfst. naamw. onroerend vast bijv. naamw. onroerengoederen vastgoed overig. onroerengoederen onroerenzaken overig. onroerenzaken vastgoed overig. onroerenzaken onroerengoederen overig. onrust agitatie zelfst. naamw. onrust beroering zelfst. naamw. onrust gejaagdheid zelfst. naamw. onrust ongedurigheid zelfst. naamw. onrust gewoel zelfst. naamw. onrust roerigheid zelfst. naamw. onrustbarend schrikbarend bijv. naamw. onrustbarend verontrustend bijv. naamw. onrustbarend zorgelijk bijv. naamw. onrustbarend zorgwekkend bijv. naamw. onrustbarend ontstellend bijv. naamw. onrustbarend angstwekkend bijv. naamw. onrustig angstig bijv. naamw. onrustig nerveus bijv. naamw. onrustig ongedurig bijv. naamw. onrustig roerig bijv. naamw. onrustig turbulent bijv. naamw. onrustig woelig bijv. naamw. onrustig geagiteerd bijv. naamw. onrustig stormachtig bijv. naamw. onrustig zenuwachtig bijv. naamw. onrustig veelbewogen bijv. naamw. onrustig bewogen bijv. naamw. onruststoker onrustzaaier zelfst. naamw. onrustzaaier onruststoker zelfst. naamw. ons onzerzijds bijv. naamw. ons gewicht zelfst. naamw. onsamenhangend los bijv. naamw. onsamenhangend rul bijv. naamw. onsamenhangend gehavend bijv. naamw. onsamenhangend inconsistent bijv. naamw. onschadelijk ongevaarlijk bijv. naamw. onschadelijk onschuldig bijv. naamw. onschadelijk gevaarloos bijv. naamw. onscheidbaar onafscheidelijk overig. onschendbaar immuun bijv. naamw. onschendbaar onaantastbaar bijv. naamw. onschendbaar onvatbaar bijv. naamw. onschendbaarheid onkwetsbaarheid zelfst. naamw. onschendbaarheid immuniteit zelfst. naamw. onscherp bot bijv. naamw. onscherp vaag bijv. naamw. onscherp wazig bijv. naamw. onschuld argeloosheid zelfst. naamw. onschuld onschuldige zelfst. naamw. onschuld schuldeloosheid zelfst. naamw. onschuld onbedorvenheid zelfst. naamw. onschuld naïveteit zelfst. naamw. onschuldig argeloos bijv. naamw. onschuldig maagdelijk bijv. naamw. onschuldig ongevaarlijk bijv. naamw. onschuldig rein bijv. naamw. onschuldig schuldeloos bijv. naamw. onschuldig trouwhartig bijv. naamw. onschuldig onschadelijk bijv. naamw. onschuldig gevaarloos bijv. naamw. onschuldig vlekkeloos bijv. naamw. onschuldig onbevlekt bijv. naamw. onschuldig schuldloos bijv. naamw. onschuldig zuiver bijv. naamw. onschuldig puur bijv. naamw. onschuldig kuis bijv. naamw. onschuldige onschuld zelfst. naamw. onschuldigheid zedigheid zelfst. naamw. onschuldigheid reinheid zelfst. naamw. onschuldigheid onbezoedeldheid zelfst. naamw. onschuldigheid onbevlektheid zelfst. naamw. onschuldigheid kuisheid zelfst. naamw. onsmakelijk stuitend bijv. naamw. onsmakelijk vies bijv. naamw. onsmakelijk walgelijk bijv. naamw. onsmakelijk onappetijtelijk bijv. naamw. onspoed terugslag overig. onspoed tegenspoed overig. onspoed tegenslag overig. onspoed rampspoed overig. onspoed ramp overig. onspoed pech overig. onspoed onheil overig. onspoed ongeluk overig. onspoed moeilijkheden overig. onspoed malheur overig. onspoed ellende overig. onspoed terugslagen overig. onsportief unfair overig. onstabiel onbestendig bijv. naamw. onstandvastig wankelmoedig overig. onstandvastig twijfelmoedig overig. onstandvastig halfslachtig overig. onstandvastigheid lichtzinnigheid zelfst. naamw. onsterfelijk eeuwigdurend bijv. naamw. onstoffelijk geestelijk bijv. naamw. onstoffelijk immaterieel bijv. naamw. onstoffelijk spiritueel bijv. naamw. onstuimig beweeglijk bijv. naamw. onstuimig buiig bijv. naamw. onstuimig driftig bijv. naamw. onstuimig heftig bijv. naamw. onstuimig onbedaarlijk bijv. naamw. onstuimig onbeheerst bijv. naamw. onstuimig hartstochtelijk bijv. naamw. onstuimig uitzinnig bijv. naamw. onstuimig onbedwingbaar bijv. naamw. onstuimigheid geweld zelfst. naamw. onstuimigheid onbesuisdheid zelfst. naamw. onstuimigheid turbulentie zelfst. naamw. onstuimigheid woede zelfst. naamw. onstuimigheid woeligheid zelfst. naamw. onsympathiek afstotend bijv. naamw. onsympathiek vervelend bijv. naamw. onsympathiek walgelijk bijv. naamw. onsympathiek vies bijv. naamw. onsympathiek naar bijv. naamw. onsystematisch ongeordend bijv. naamw. ontaard bedorven bijv. naamw. ontaard decadent bijv. naamw. ontaard slecht bijv. naamw. ontaard gedegenereerd bijv. naamw. ontaard onzedig bijv. naamw. ontaard onzedelijk bijv. naamw. ontaard oneerbaar bijv. naamw. ontaarde gedegenereerde overig. ontaarden achteruitgaan werkwoord ontaarden degenereren werkwoord ontaarden verworden werkwoord ontaarden verderven werkwoord ontaarden gedegenereerden werkwoord ontaarding bederf zelfst. naamw. ontaarding degeneratie zelfst. naamw. ontaarding verwording zelfst. naamw. ontactisch tactloos overig. ontafschuiven wegcijferen overig. ontafschuiven passeren overig. ontafschuiven negeren overig. ontastbaar ongrijpbaar bijv. naamw. ontbeerlijk misbaar bijv. naamw. ontberen derven werkwoord ontberen tekortkomen overig. ontbering armoede zelfst. naamw. ontbering beproeving zelfst. naamw. ontbering ellende zelfst. naamw. ontbering gebrek zelfst. naamw. ontbering verlies zelfst. naamw. ontbering nooddruft zelfst. naamw. ontbieden halen werkwoord ontbieden omroepen werkwoord ontbieden oproepen werkwoord ontbieden roepen werkwoord ontbieden sommeren werkwoord ontbijt maal zelfst. naamw. ontbijtkoek snijkoek overig. ontbindbaar oplosbaar bijv. naamw. ontbinden ontleden werkwoord ontbinden opheffen werkwoord ontbinden verbreken werkwoord ontbinden wegrotten werkwoord ontbinden verbrijzelen werkwoord ontbinden stukmaken werkwoord ontbinden forceren werkwoord ontbinden beëindigen werkwoord ontbinden afbreken werkwoord ontbinden uithalen werkwoord ontbinden verteren werkwoord ontbinden verrotten werkwoord ontbinden vergaan werkwoord ontbinden rotten werkwoord ontbinding bederf zelfst. naamw. ontbinding opheffing zelfst. naamw. ontbinding verrotten zelfst. naamw. ontbinding verwording zelfst. naamw. ontbinding vergaan zelfst. naamw. ontbinding bederven zelfst. naamw. ontbladerd kaal bijv. naamw. ontbloot naakt bijv. naamw. ontbloot bloot bijv. naamw. ontboezeming gemoedsuiting zelfst. naamw. ontbonden uiteengegaan bijv. naamw. ontbonden uiteengevallen bijv. naamw. ontbonden opgeheven bijv. naamw. ontbrandbaar ontvlambaar overig. ontbrandbaar brandbaar overig. ontbranden losbarsten werkwoord ontbranden ontvlammen zelfst. naamw. ontbranden ontsteken zelfst. naamw. ontbreken mankeren werkwoord ontbreken verzuimen werkwoord ontbreken gemis zelfst. naamw. ontcijferen dechiffreren werkwoord ontcijferen decoderen werkwoord ontcijferen oplossen werkwoord ontcijferen ontwarren werkwoord ontdaan ontsteld bijv. naamw. ontdaan verbouwereerd bijv. naamw. ontdaan geëmotioneerd bijv. naamw. ontdaan verstomd bijv. naamw. ontdaan verslagen bijv. naamw. ontdaan verbluft bijv. naamw. ontdaan onthutst bijv. naamw. ontdaan verbaasd bijv. naamw. ontdaan stomverbaasd bijv. naamw. ontdaan perplex bijv. naamw. ontdaan ontzet bijv. naamw. ontdaan beduusd bijv. naamw. ontdekken bespeuren werkwoord ontdekken ontwaren werkwoord ontdekken vind werkwoord ontdekken vinden werkwoord ontdekken opsporen werkwoord ontdekken merken werkwoord ontdekken vaststellen werkwoord ontdekken uitmaken werkwoord ontdekken gewaarworden werkwoord ontdekker pionier zelfst. naamw. ontdekking gewaarwording zelfst. naamw. ontdekking openbaring zelfst. naamw. ontdekking revelatie zelfst. naamw. ontdekking vinding zelfst. naamw. ontdekking vondst zelfst. naamw. ontdekkingsreis expeditie zelfst. naamw. ontdekkingsreiziger reiziger zelfst. naamw. ontdekt gevonden overig. ontdoen bevrijden werkwoord ontdoen opruimen werkwoord ontdoen uitbuiten werkwoord ontdoen onbloten werkwoord ontdoen blootleggen werkwoord ontdoen beroven werkwoord ontdooien smelten zelfst. naamw. ontdooien wegdooien zelfst. naamw. ontduiken ontkomen werkwoord ontduiken ontlopen werkwoord ontduiken ontwijken werkwoord ontduiken vermijden werkwoord onteerder schender overig. onteerder lasteraar overig. ontegensprekelijk duidelijk bijv. naamw. ontegenzeglijk zonneklaar bijv. naamw. ontegenzeglijk onbetwistbaar bijv. naamw. ontegenzeglijk onloochenbaar bijv. naamw. ontegenzeglijk onomstotelijk bijv. naamw. ontegenzeglijk onweerlegbaar bijv. naamw. ontegenzeglijk overduidelijk bijv. naamw. ontegenzeglijk pertinent bijv. naamw. ontegenzeglijk uitgesproken bijv. naamw. ontelbaar legio bijv. naamw. ontelbaar talloos bijv. naamw. ontembaar ongetemd bijv. naamw. ontembaar onbedwingbaar bijv. naamw. onterecht onbillijk bijv. naamw. onterecht oneerlijk bijv. naamw. onterecht unfair bijv. naamw. onterecht onrechtvaardig bijv. naamw. onterecht ongegrond bijv. naamw. onteren bevlekken werkwoord onteren ontwijden werkwoord onteren verkrachten werkwoord onterend vernederend overig. ontering profanatie zelfst. naamw. ontering verlaging zelfst. naamw. ontevreden misnoegd bijv. naamw. ontevreden balorig bijv. naamw. ontevreden chagrijnig bijv. naamw. ontevreden gebelgd bijv. naamw. ontevredenheid gemelijkheid zelfst. naamw. ontevredenheid misnoegen zelfst. naamw. ontevredenheid onbehagen zelfst. naamw. ontevredenheid onvrede zelfst. naamw. ontevredenheid onbehaaglijkheid zelfst. naamw. ontevredenheid onaangenaamheid zelfst. naamw. ontevredenheid ongenoegen zelfst. naamw. ontfermen erbarmen werkwoord ontfutselen afnemen werkwoord ontfutselen aftroggelen werkwoord ontfutselen bemachtigen werkwoord ontfutselen inpikken werkwoord ontfutselen nemen werkwoord ontfutselen stelen werkwoord ontfutselen pikken werkwoord ontfutselen grissen werkwoord ontfutselen gappen werkwoord ontfutselen bietsen werkwoord ontfutselen afpakken werkwoord ontgaan ontglippen werkwoord ontgaan ontsnappen werkwoord ontgassen gassen werkwoord ontgind geëxploiteerd overig. ontginning landontginning zelfst. naamw. ontginning drooglegging zelfst. naamw. ontglippen ontgaan werkwoord ontglippen ontkomen werkwoord ontglippen ontsnappen werkwoord ontglippen ontvluchten werkwoord ontglippen ontvallen werkwoord ontglippen ontschieten werkwoord ontglippen wegrennen werkwoord ontglippen weglopen werkwoord ontglippen wegkomen werkwoord ontglippen vluchten werkwoord ontgonnen ontwikkeld bijv. naamw. ontgonnen ontwikkeld overig. ontgoocheld gedesillusioneerd bijv. naamw. ontgoochelen afvallen werkwoord ontgoochelen benadelen werkwoord ontgoochelen duperen werkwoord ontgoochelen frustreren werkwoord ontgoochelen tegenvallen werkwoord ontgoochelen teleurstellen werkwoord ontgoocheling afknapper zelfst. naamw. ontgoocheling desillusie zelfst. naamw. ontgoocheling teleurstelling zelfst. naamw. ontgrendelen ontsluiten werkwoord onthaal begroeting zelfst. naamw. onthaal ontvangst zelfst. naamw. onthaasten lanterfanten overig. onthalen binnenhalen werkwoord onthalen ontvangen werkwoord onthalen trakteren werkwoord onthalen uitpakken werkwoord onthalen vergasten werkwoord onthalen vrijhouden werkwoord ontharden zachtmaken werkwoord ontharden verweken werkwoord ontharden weken werkwoord ontharen epileren werkwoord ontheemde asielzoeker overig. ontheemde staatloze overig. ontheffen bevrijden werkwoord ontheffen vrijstellen werkwoord ontheffen ontlasten werkwoord ontheffen wegzenden werkwoord ontheffen wegsturen werkwoord ontheffen verzenden werkwoord ontheffen uitsturen werkwoord ontheffen ontslaan werkwoord ontheffing dispensatie zelfst. naamw. ontheffing ontslag zelfst. naamw. ontheffing vrijstelling zelfst. naamw. ontheiligen ontwijden werkwoord ontheiligen schenden werkwoord ontheiligend profaan overig. ontheiligend godslasterlijk overig. ontheiligend godslasterend overig. ontheiligend blasfemisch overig. ontheiliging profanatie zelfst. naamw. ontheiliging sacrilege zelfst. naamw. ontheiliging heiligschennis zelfst. naamw. onthoofden terechtstellen werkwoord onthouden abstineren werkwoord onthouden memoriseren werkwoord onthouden ontzeggen werkwoord onthouden opnemen werkwoord onthouden opslaan werkwoord onthouden vasten zelfst. naamw. onthouden bedanken werkwoord onthouden afwimpelen werkwoord onthouden afwijzen werkwoord onthouden afslaan werkwoord onthouden herinneren werkwoord onthouding frustratie zelfst. naamw. onthouding abstinentie zelfst. naamw. onthouding geheelonthouding zelfst. naamw. onthullen bekendmaken werkwoord onthullen ontmaskeren werkwoord onthullen blootleggen werkwoord onthulling openbaring zelfst. naamw. onthulling revelatie zelfst. naamw. onthulling ontknoping zelfst. naamw. onthulling confrontatie zelfst. naamw. onthutsen verbluffen werkwoord onthutsen verbijsteren werkwoord onthutsen ontzetten werkwoord onthutsen ontstellen werkwoord onthutsend dramatisch bijv. naamw. onthutsend ontstellend bijv. naamw. onthutsing versteldheid overig. onthutst getroffen bijv. naamw. onthutst ondersteboven bijv. naamw. onthutst ontsteld bijv. naamw. onthutst perplex bijv. naamw. onthutst verbouwereerd bijv. naamw. onthutst verward bijv. naamw. onthutst verstomd bijv. naamw. onthutst verslagen bijv. naamw. onthutst verbluft bijv. naamw. onthutst ontdaan bijv. naamw. onthutst beteuterd bijv. naamw. onthutst paf bijv. naamw. onthutst verbaasd bijv. naamw. onthutst stomverbaasd bijv. naamw. onthutst ontzet bijv. naamw. onthutst beduusd bijv. naamw. onthutst verschrikt bijv. naamw. ontiegelijk enorm bijv. naamw. ontiegelijk onnoemelijk bijv. naamw. ontijdig prematuur bijv. naamw. ontijdig ongepast bijv. naamw. ontijdig onbehoorlijk bijv. naamw. ontijdig voortijdig bijv. naamw. ontkennen loochenen werkwoord ontkennen verloochenen werkwoord ontkennen miskennen werkwoord ontkennen tegenspreken werkwoord ontkennend negatief bijv. naamw. ontkenning dementi zelfst. naamw. ontkenning loochening zelfst. naamw. ontkerkelijking secularisatie zelfst. naamw. ontketenen doen losbarsten werkwoord ontketenen teweegbrengen werkwoord ontkiemen kiemen werkwoord ontkleden uitkleden werkwoord ontkleden uittrekken werkwoord ontkleden uitdoen werkwoord ontkleed bloot bijv. naamw. ontknopen losknopen werkwoord ontknopen oplossen werkwoord ontknopen ontwarren werkwoord ontknopen ontrafelen werkwoord ontknopen ontraadselen werkwoord ontknoping eind zelfst. naamw. ontknoping einde zelfst. naamw. ontknoping oplossing zelfst. naamw. ontknoping onthulling zelfst. naamw. ontknoping confrontatie zelfst. naamw. ontkomen ontsnappen werkwoord ontkomen ontvluchten werkwoord ontkomen wegvluchten werkwoord ontkomen vluchten werkwoord ontkomen uitwijken werkwoord ontkomen wegrennen werkwoord ontkomen weglopen werkwoord ontkomen wegkomen werkwoord ontkomen ontglippen werkwoord ontkoppelen afkoppelen werkwoord ontkoppelen debrayeren werkwoord ontkoppeling afhaken zelfst. naamw. ontkoppeling afkoppeling zelfst. naamw. ontkoppelingspedaal koppelingspedaal overig. ontkrachten lamslaan werkwoord ontkrachten ontzenuwen werkwoord ontkrachten opheffen werkwoord ontkrachten weerleggen werkwoord ontkrachting verzwakking zelfst. naamw. ontladen lossen werkwoord ontladen afladen werkwoord ontlading uitlading zelfst. naamw. ontlading lossing zelfst. naamw. ontlasten ontdoen werkwoord ontlasten ontheffen werkwoord ontlasten poepen werkwoord ontlasten vrijstellen werkwoord ontlasting fecaliën zelfst. naamw. ontlasting fecalin zelfst. naamw. ontlasting stoelgang zelfst. naamw. ontlasting verlichting zelfst. naamw. ontlasting passage zelfst. naamw. ontlasting defecatie zelfst. naamw. ontleden analyseren werkwoord ontleden anatomiseren werkwoord ontleden ontbinden werkwoord ontleden analyse zelfst. naamw. ontleden analy werkwoord ontlediging evacuatie zelfst. naamw. ontleding decompositie zelfst. naamw. ontleding analyse zelfst. naamw. ontleedbaar analyseerbaar overig. ontlenen aanhalen werkwoord ontlenen lenen werkwoord ontlenen overnemen werkwoord ontlenen putten werkwoord ontlokken lokken werkwoord ontlopen mijden werkwoord ontlopen ontduiken werkwoord ontlopen uiteenlopen werkwoord ontlopen vermijden zelfst. naamw. ontlopen ontwijken werkwoord ontlopen omtrekkenbeweging werkwoord ontlopen mijding werkwoord ontlopen vermijding werkwoord ontlopen verhoeden werkwoord ontlopen schuwen werkwoord ontluiken opbloeien werkwoord ontluiken opengaan werkwoord ontluiken spruiten werkwoord ontluisteren bevlekken werkwoord ontmaagden defloreren werkwoord ontmannen lubben werkwoord ontmanning castratie zelfst. naamw. ontmantelen afbouwen werkwoord ontmantelen demonteren werkwoord ontmantelen slopen werkwoord ontmantelen uitnemen werkwoord ontmantelen onttakelen werkwoord ontmanteling afbouw zelfst. naamw. ontmanteling afbraak zelfst. naamw. ontmanteling demontage zelfst. naamw. ontmanteling sloop zelfst. naamw. ontmanteling uiteenname zelfst. naamw. ontmaskeren blootleggen werkwoord ontmaskeren onthullen werkwoord ontmoedigd mismoedig bijv. naamw. ontmoedigd moedeloos bijv. naamw. ontmoedigen demoraliseren werkwoord ontmoedigen mishagen werkwoord ontmoedigen afwijzen werkwoord ontmoedigen afstoten werkwoord ontmoediging intimidatie zelfst. naamw. ontmoet tegemoetgekomen overig. ontmoeten ondervinden werkwoord ontmoeten samenkomen werkwoord ontmoeten tegenkomen werkwoord ontmoeten treffen werkwoord ontmoeten aantreffen werkwoord ontmoeting afspraak zelfst. naamw. ontmoeting bespreking zelfst. naamw. ontmoeting treffen zelfst. naamw. ontmoetingsruimte lounge zelfst. naamw. ontnemen afnemen werkwoord ontnemen stelen werkwoord ontnemen depriveren werkwoord ontnemen wegnemen werkwoord ontnemen verdonkeremanen werkwoord ontnemen toeëigenen werkwoord ontnemen snaaien werkwoord ontnemen pikken werkwoord ontnemen kapen werkwoord ontnemen inpikken werkwoord ontnemen gappen werkwoord ontnuchtering ontgoocheling zelfst. naamw. ontoegankelijk onbegaanbaar bijv. naamw. ontoegankelijk ongenaakbaar bijv. naamw. ontoegankelijk potdicht bijv. naamw. ontoegankelijk onberijdbaar bijv. naamw. ontoelaatbaar onoorbaar bijv. naamw. ontoereikend onbevredigend bijv. naamw. ontoereikend onvoldoende bijv. naamw. ontoereikend ongenoegzaam bijv. naamw. ontoereikend teleurstellend bijv. naamw. ontoereikend spijtig bijv. naamw. ontoereikend sneu bijv. naamw. ontoereikend jammerlijk bijv. naamw. ontoereikend jammer bijv. naamw. ontoereikend betreurenswaardig bijv. naamw. ontoereikend vruchteloos bijv. naamw. ontoereikend futloos bijv. naamw. ontpitten pitten werkwoord ontplofbaar explosief bijv. naamw. ontploffen exploderen werkwoord ontploffen ploffen werkwoord ontploffen springen werkwoord ontploffen klappen werkwoord ontploffing explosie zelfst. naamw. ontploffing knal zelfst. naamw. ontploffing plof zelfst. naamw. ontploffing bam zelfst. naamw. ontplooien aanwenden werkwoord ontplooien ontvouwen werkwoord ontplooien uiteenvouwen werkwoord ontplooien ontwikkelen werkwoord ontplooien opfleuren werkwoord ontplooien opbloeien werkwoord ontplooiing bloei zelfst. naamw. ontplooiing ontwikkeling zelfst. naamw. ontplooiing wasdom zelfst. naamw. ontplooiing tentoonspreiding zelfst. naamw. ontplooiing groei zelfst. naamw. ontplooiing vorming zelfst. naamw. ontplooiing vooruitgang zelfst. naamw. ontraadselen achterhalen werkwoord ontraadselen ontcijferen werkwoord ontraadselen oplossen werkwoord ontraadselen ontwarren werkwoord ontraadselen ontrafelen werkwoord ontraadselen ontknopen werkwoord ontraadselen uitzoeken werkwoord ontraadselen uitvezelen werkwoord ontraadselen uitrafelen werkwoord ontraadselen uitpluizen werkwoord ontraden afraden werkwoord ontrafelen ontcijferen werkwoord ontrafelen ontwarren werkwoord ontrafelen oplossen werkwoord ontrafelen uitpluizen werkwoord ontrafelen ontraadselen werkwoord ontrafelen ontknopen werkwoord ontrafelen uitzoeken werkwoord ontrafelen uitvezelen werkwoord ontrafelen uitrafelen werkwoord ontredderd desolaat bijv. naamw. ontredderd ontzet bijv. naamw. ontredderd geschokt bijv. naamw. ontredderen verwarren overig. ontreddering radeloosheid zelfst. naamw. ontregelen overhoophalen werkwoord ontregelend traumatisch bijv. naamw. ontroerd aangedaan bijv. naamw. ontroerd geëmotioneerd bijv. naamw. ontroerd geroerd bijv. naamw. ontroerd aandoenlijk bijv. naamw. ontroeren aangrijpen werkwoord ontroeren bewegen werkwoord ontroeren raken werkwoord ontroeren treffen werkwoord ontroerend hartroerend bijv. naamw. ontroerend aangrijpend bijv. naamw. ontroerend treffend bijv. naamw. ontroerend roerend bijv. naamw. ontroerend hartveroverend bijv. naamw. ontroerend emotioneel bijv. naamw. ontroerend verwarrend bijv. naamw. ontroerend storend bijv. naamw. ontroering aandoening zelfst. naamw. ontroering emotie zelfst. naamw. ontroering vertedering zelfst. naamw. ontroering gemoedsbeweging zelfst. naamw. ontrollen afrollen werkwoord ontrollen uitrollen werkwoord ontrollen afwinden werkwoord ontroostbaar diep bedroefd bijv. naamw. ontroostbaar zielsbedroefd bijv. naamw. ontrouw deloyaal bijv. naamw. ontrouw overspelig bijv. naamw. ontrouw trouweloos bijv. naamw. ontrouw oneerlijkheid zelfst. naamw. ontrouw overspel zelfst. naamw. ontrouw vermindering bijv. naamw. ontrouw rommel bijv. naamw. ontrouw helling bijv. naamw. ontrouw afval bijv. naamw. ontrouw onjuistheid bijv. naamw. ontrouw ongelovigheid bijv. naamw. ontrouw trouweloosheid bijv. naamw. ontrouw trouwbreuk bijv. naamw. ontrouw perfidie bijv. naamw. ontrouw niet-trouw-zijn bijv. naamw. ontruimen evacueren werkwoord ontruimen leegruimen werkwoord ontruiming evacuatie zelfst. naamw. ontschepen debarkeren werkwoord ontschieten ontglippen werkwoord ontschieten ontvallen werkwoord ontsieren mismaken werkwoord ontsieren bederven werkwoord ontsieren uitwissen werkwoord ontsieren schenden werkwoord ontsieren krassen werkwoord ontslaan de zak geven werkwoord ontslaan ontheffen werkwoord ontslaan wegsturen werkwoord ontslaan intrekken werkwoord ontslaan herroepen werkwoord ontslaan wegzenden werkwoord ontslaan verzenden werkwoord ontslaan uitsturen werkwoord ontslaan afschaffen werkwoord ontslaan afdanken werkwoord ontslaan verstuiken werkwoord ontslaan ontwrichten werkwoord ontslaan afzetten werkwoord ontslag dienstbeëindiging zelfst. naamw. ontslag ontheffing zelfst. naamw. ontslag uitstoot zelfst. naamw. ontslagaanvraag opzeggen zelfst. naamw. ontslagaanvraag opzegging zelfst. naamw. ontslapen dood bijv. naamw. ontslapen overleden bijv. naamw. ontslapen overlijden werkwoord ontslapen verscheiden bijv. naamw. ontslapen sterven bijv. naamw. ontslapen inslapen bijv. naamw. ontslapen heengaan bijv. naamw. ontslapen doodgaan bijv. naamw. ontsloten geopend bijv. naamw. ontsloten opengelegd bijv. naamw. ontsluieren onthullen werkwoord ontsluieren raden werkwoord ontsluiten aanboren werkwoord ontsluiten ontgrendelen werkwoord ontsluiten opendraaien werkwoord ontsluiten openmaken werkwoord ontsluiten openlegging zelfst. naamw. ontsluiten ontsluiting werkwoord ontsluiten openen werkwoord ontsluiten opendoen werkwoord ontsluiting openlegging zelfst. naamw. ontsluiting ontsluiten zelfst. naamw. ontsmet steriel bijv. naamw. ontsmetten desinfecteren werkwoord ontsmettingsmiddel antisepticum zelfst. naamw. ontsnappen omzeilen werkwoord ontsnappen ontgaan werkwoord ontsnappen ontglippen werkwoord ontsnappen uitbreken werkwoord ontsnappen wegvluchten werkwoord ontsnappen vluchten werkwoord ontsnappen uitwijken werkwoord ontsnappen ontvluchten werkwoord ontsnappen ontkomen werkwoord ontsnappen vrijkomen werkwoord ontsnappen loskomen werkwoord ontsnapping ontvluchting zelfst. naamw. ontsnapping uitbraak zelfst. naamw. ontsnapping uitbreken zelfst. naamw. ontsnapping vlucht zelfst. naamw. ontsnapping evasie overig. ontsnappingsmogelijkheid uitweg zelfst. naamw. ontsnappingsroute vluchtweg zelfst. naamw. ontsnapt uitgebroken overig. ontsnapte vluchteling zelfst. naamw. ontspannen losmaken werkwoord ontspannen slapper worden werkwoord ontspannen verpozen werkwoord ontspannen relaxed werkwoord ontspannen relaxen werkwoord ontspannend rustgevend overig. ontspanning afleiding zelfst. naamw. ontspanning recreatie zelfst. naamw. ontspanning vrijetijdsbesteding zelfst. naamw. ontspanning verstrooiing zelfst. naamw. ontsporen derailleren werkwoord ontspringen ontstaan werkwoord ontspringen uitlopen werkwoord ontspringen uitkomen werkwoord ontspringen uitbotten werkwoord ontspringen ontspruiten werkwoord ontspruiten afstammen werkwoord ontspruiten kiemen werkwoord ontspruiten voortkomen werkwoord ontspruiten stammen werkwoord ontspruiten spruiten werkwoord ontspruiten stutten werkwoord ontspruiten uitlopen werkwoord ontspruiten uitkomen werkwoord ontspruiten uitbotten werkwoord ontspruiten ontspringen werkwoord ontstaan beginnen werkwoord ontstaan ontstaat werkwoord ontstaan opkomen werkwoord ontstaan voortkomen werkwoord ontstaan zich vormen werkwoord ontstaan geboorte zelfst. naamw. ontstaan vorming zelfst. naamw. ontstaat ontstaan werkwoord ontsteken ontbranden werkwoord ontsteken aansteken werkwoord ontsteken aanblazen werkwoord ontsteken aanmaken werkwoord ontsteken ontvlammen werkwoord ontsteking aandoening zelfst. naamw. ontsteking infectie zelfst. naamw. ontsteking lont zelfst. naamw. ontsteking zweer zelfst. naamw. ontsteking inflammatie zelfst. naamw. ontstekingsvocht exsudaat zelfst. naamw. ontsteld getroffen bijv. naamw. ontsteld ontdaan bijv. naamw. ontsteld onthutst bijv. naamw. ontsteld verbouwereerd bijv. naamw. ontsteld verschrikt bijv. naamw. ontsteld perplex bijv. naamw. ontsteld paf bijv. naamw. ontsteld verslagen bijv. naamw. ontsteld verbaasd bijv. naamw. ontsteld stomverbaasd bijv. naamw. ontsteld ontzet bijv. naamw. ontsteld beduusd bijv. naamw. ontsteldheid verbouwereerdheid zelfst. naamw. ontsteldheid verbijstering zelfst. naamw. ontstellen schrikken werkwoord ontstellen verontrusten werkwoord ontstellen verbluffen werkwoord ontstellen verbijsteren werkwoord ontstellen ontzetten werkwoord ontstellen onthutsen werkwoord ontstellend ongelooflijk bijv. naamw. ontstellend onthutsend bijv. naamw. ontstellend verontrustend bijv. naamw. ontstellend onrustbarend bijv. naamw. ontstellend angstwekkend bijv. naamw. ontsteltenis consternatie zelfst. naamw. ontsteltenis opschudding zelfst. naamw. ontsteltenis schrik zelfst. naamw. ontstemd geërgerd bijv. naamw. ontstemd geprikkeld bijv. naamw. ontstemd toornig bijv. naamw. ontstemd gepikeerd bijv. naamw. ontstemd sikkeneurig bijv. naamw. ontstemd wrevelig bijv. naamw. ontstemd misnoegd bijv. naamw. ontstemdheid irritatie zelfst. naamw. ontstemmen prikkelen werkwoord ontstentenis afwezigheid zelfst. naamw. ontstentenis gebrek zelfst. naamw. ontstoken rauw bijv. naamw. ontstrengelen losraken overig. ontstrengelen losdraaien overig. onttakelen aftuigen werkwoord onttakelen uitnemen werkwoord onttakelen ontmantelen werkwoord onttakelen demonteren werkwoord onttakeling afbraak zelfst. naamw. onttrekken distilleren werkwoord onttrekken verzaken werkwoord onttrekken onttrekking zelfst. naamw. onttrekken bevrijden overig. onttrekking onttrekken zelfst. naamw. ontucht losbandigheid zelfst. naamw. ontuchtig obsceen bijv. naamw. ontuchtig oneerbaar bijv. naamw. ontuchtig onkuis bijv. naamw. ontuchtig tuchteloos bijv. naamw. ontuchtig zedeloos bijv. naamw. ontuchtigheid obsceniteit zelfst. naamw. ontvallen ontschieten werkwoord ontvallen ontglippen werkwoord ontvangbewijs reçu overig. ontvangbewijs ontvangstbewijs overig. ontvangbewijs kwitantie overig. ontvangen accepteren werkwoord ontvangen binnenhalen werkwoord ontvangen innen werkwoord ontvangen onthalen werkwoord ontvangen aanvaarden werkwoord ontvangen aannemen werkwoord ontvangen vergasten werkwoord ontvangen opstrijken werkwoord ontvangen krijgen werkwoord ontvanger recipiënt zelfst. naamw. ontvangkamer salon zelfst. naamw. ontvangst audiëntie zelfst. naamw. ontvangst begroeting zelfst. naamw. ontvangst inkomsten zelfst. naamw. ontvangst onthaal zelfst. naamw. ontvangstbewijs reçu zelfst. naamw. ontvangstbewijs ontvangbewijs zelfst. naamw. ontvangstbewijs kwitantie zelfst. naamw. ontvangsten inkomsten zelfst. naamw. ontvangsten verdiensten zelfst. naamw. ontvangstruimte hal zelfst. naamw. ontvangstruimte salon zelfst. naamw. ontvangstruimte receptiekamer zelfst. naamw. ontvangtoestel radio zelfst. naamw. ontvankelijk open bijv. naamw. ontvankelijk openstaand bijv. naamw. ontvankelijk sensibel bijv. naamw. ontvankelijk toegankelijk bijv. naamw. ontvankelijk vatbaar bijv. naamw. ontvankelijk gevoelig bijv. naamw. ontvankelijk acceptabel bijv. naamw. ontvankelijk receptief bijv. naamw. ontvankelijkheid openheid zelfst. naamw. ontveld rauw bijv. naamw. ontvellen schaven werkwoord ontvellen stropen werkwoord ontvellen ontvelling werkwoord ontvelling schram zelfst. naamw. ontvelling ontvellen zelfst. naamw. ontvetting ontvlekken overig. ontvlambaar brandbaar bijv. naamw. ontvlambaar explosief bijv. naamw. ontvlambaar ontbrandbaar bijv. naamw. ontvlammen ontsteken werkwoord ontvlammen ontbranden zelfst. naamw. ontvlekken ontvetting werkwoord ontvlucht gevlucht bijv. naamw. ontvlucht uitgeweken bijv. naamw. ontvluchten ontglippen werkwoord ontvluchten ontkomen werkwoord ontvluchten vluchten werkwoord ontvluchten weglopen werkwoord ontvluchten wegvluchten werkwoord ontvluchten uitwijken werkwoord ontvluchten ontsnappen werkwoord ontvluchten wegrennen werkwoord ontvluchten wegkomen werkwoord ontvluchting ontsnapping zelfst. naamw. ontvluchting vlucht zelfst. naamw. ontvluchting uitbreken zelfst. naamw. ontvluchting uitbraak zelfst. naamw. ontvoer kidnapper overig. ontvoerder kidnapper zelfst. naamw. ontvoeren kidnappen werkwoord ontvoering kidnapping zelfst. naamw. ontvolkt uitgestorven bijv. naamw. ontvoogden emanciperen werkwoord ontvouwen openvouwen werkwoord ontvouwen toelichten werkwoord ontvouwen uitleggen werkwoord ontvouwen uitspreiden werkwoord ontvouwen spreiden werkwoord ontvouwen uiteenzetten werkwoord ontvouwen uitvouwen werkwoord ontvouwen uitslaan werkwoord ontvouwen uitklappen werkwoord ontvouwen openspreiden werkwoord ontvouwen verduidelijken werkwoord ontvreemd gestolen bijv. naamw. ontvreemden gappen werkwoord ontvreemden inpikken werkwoord ontvreemden jatten werkwoord ontvreemden pikken werkwoord ontvreemden stelen werkwoord ontvreemden vervreemden werkwoord ontvreemden wegpikken werkwoord ontvreemden wegkapen werkwoord ontvreemden verdonkeremanen werkwoord ontvreemden achteroverdrukken werkwoord ontvreemden wegfutselen werkwoord ontvreemden verduisteren werkwoord ontvreemden achterhouden werkwoord ontvreemding diefstal zelfst. naamw. ontvreemding exerpatie zelfst. naamw. ontvreemding afleiding zelfst. naamw. ontvreemding zwend zelfst. naamw. ontvreemding verduistering zelfst. naamw. ontvreemding verduisteren zelfst. naamw. ontvreemding verdonkeremaning zelfst. naamw. ontvreemding onregelmatigheden zelfst. naamw. ontvreemding malversatie zelfst. naamw. ontvreemding fraude zelfst. naamw. ontwaarding waardevermindering zelfst. naamw. ontwaarding afwaardering zelfst. naamw. ontwaarding afschrijving zelfst. naamw. ontwaken bijkomen werkwoord ontwapenen ontwapening zelfst. naamw. ontwapening ontwapenen zelfst. naamw. ontwaren aanschouwen werkwoord ontwaren bespeuren werkwoord ontwaren gewaarworden werkwoord ontwaren ontdekken werkwoord ontwaren opsporen werkwoord ontwaren zien werkwoord ontwaren onderscheiden werkwoord ontwaren turen werkwoord ontwaren staren werkwoord ontwaren opmerken werkwoord ontwaren kijken werkwoord ontwaren bekijken werkwoord ontwaren waarnemen werkwoord ontwaren voelen werkwoord ontwaren merken werkwoord ontwaren bemerken werkwoord ontwarren ontrafelen werkwoord ontwarren oplossen werkwoord ontwarren uitpluizen werkwoord ontwarren uitzoeken werkwoord ontwarren bevrijding werkwoord ontwarren ontcijferen werkwoord ontwarren ontraadselen werkwoord ontwarren ontknopen werkwoord ontwarren uitvezelen werkwoord ontwarren uitrafelen werkwoord ontwateren draineren werkwoord ontwatering drainage zelfst. naamw. ontwatering drooglegging zelfst. naamw. ontwennen afleren werkwoord ontwennen afwennen werkwoord ontwerp concept zelfst. naamw. ontwerp opzet zelfst. naamw. ontwerp voorbeeld zelfst. naamw. ontwerp toonbeeld zelfst. naamw. ontwerp schets zelfst. naamw. ontwerp model zelfst. naamw. ontwerpen beramen werkwoord ontwerpen schetsen werkwoord ontwerpen uitstippelen werkwoord ontwerper uitvinder zelfst. naamw. ontwerper designer zelfst. naamw. ontwerper artdirector zelfst. naamw. ontwerper planoloog zelfst. naamw. ontwerper uitvin zelfst. naamw. ontwerper maker zelfst. naamw. ontwijden onteren werkwoord ontwijden ontheiligen werkwoord ontwijden schenden werkwoord ontwijfelbaar onverdacht overig. ontwijfelbaar ongetwijfeld overig. ontwijken mijden werkwoord ontwijken ontduiken werkwoord ontwijken uitwijken werkwoord ontwijken vermijden zelfst. naamw. ontwijken ontlopen werkwoord ontwijken omtrekkenbeweging werkwoord ontwijken mijding werkwoord ontwijken vermijding werkwoord ontwijken verhoeden werkwoord ontwijken schuwen werkwoord ontwikkeld erudiet bijv. naamw. ontwikkeld geciviliseerd bijv. naamw. ontwikkeld gestudeerd bijv. naamw. ontwikkeld onderlegd bijv. naamw. ontwikkeld ontgonnen bijv. naamw. ontwikkeld wijs bijv. naamw. ontwikkeld hooggeleerd bijv. naamw. ontwikkeld geletterd bijv. naamw. ontwikkeld belezen bijv. naamw. ontwikkeld gecultiveerd bijv. naamw. ontwikkeld beschaafd bijv. naamw. ontwikkeld ontgonnen overig. ontwikkelen beschaven werkwoord ontwikkelen evolueren werkwoord ontwikkelen maken werkwoord ontwikkelen oefenen werkwoord ontwikkelen cultiveren werkwoord ontwikkelen civiliseren werkwoord ontwikkelen vormen werkwoord ontwikkelen trainen werkwoord ontwikkelen ontplooien werkwoord ontwikkeling ervaring zelfst. naamw. ontwikkeling gebeurtenis zelfst. naamw. ontwikkeling groei zelfst. naamw. ontwikkeling ontwerp zelfst. naamw. ontwikkeling wasdom zelfst. naamw. ontwikkeling beweging zelfst. naamw. ontwikkeling evolutie zelfst. naamw. ontwikkeling tentoonspreiding zelfst. naamw. ontwikkeling ontplooiing zelfst. naamw. ontwikkeling bloei zelfst. naamw. ontwikkeling vorming zelfst. naamw. ontwikkeling vooruitgang zelfst. naamw. ontwikkelingsfa stadium overig. ontwikkelingsfa fa overig. ontwikkelingsfase fase zelfst. naamw. ontwikkelingsfase stadium zelfst. naamw. ontwikkelingsgang proces zelfst. naamw. ontwikkelingsgang vordering zelfst. naamw. ontwikkelingsgang vooruitgang zelfst. naamw. ontwikkelingsgang voortgang zelfst. naamw. ontwikkelingsgang verloop zelfst. naamw. ontwikkelingsgang progressie zelfst. naamw. ontwikkelingshulp ontwikkelingswerk zelfst. naamw. ontwikkelingsstadium fase zelfst. naamw. ontwikkelingsstadium stadium zelfst. naamw. ontwikkelingsstadium fa zelfst. naamw. ontwikkelingswerk ontwikkelingshulp zelfst. naamw. ontworpen afkomstig bijv. naamw. ontworstelen ontwringen werkwoord ontwortelen uitroeien werkwoord ontwrichten desorganiseren werkwoord ontwrichten disloqueren werkwoord ontwrichten verlammen werkwoord ontwrichten verstuiken werkwoord ontwrichten ontslaan werkwoord ontwrichten afzetten werkwoord ontwrichten zwikken werkwoord ontwrichten verzwikken werkwoord ontwrichting verzwikking zelfst. naamw. ontwrichting luxatie zelfst. naamw. ontwringen afdwingen zelfst. naamw. ontwringen ontworstelen zelfst. naamw. ontzag achting zelfst. naamw. ontzag eerbied zelfst. naamw. ontzag respect zelfst. naamw. ontzaggelijk ontzagwekkend bijv. naamw. ontzaggelijk indrukwekkend bijv. naamw. ontzaggelijk imposant bijv. naamw. ontzaglijk groots bijv. naamw. ontzaglijk enorm bijv. naamw. ontzaglijk onmetelijk bijv. naamw. ontzaglijk immens bijv. naamw. ontzaglijk onredelijk bijv. naamw. ontzagwekkend imposant bijv. naamw. ontzagwekkend indrukwekkend bijv. naamw. ontzagwekkend ontzaglijk bijv. naamw. ontzagwekkend geducht bijv. naamw. ontzagwekkend goddelijk bijv. naamw. ontzagwekkend imponerend bijv. naamw. ontzagwekkend groots bijv. naamw. ontzagwekkend ontzaggelijk bijv. naamw. ontzagwekkend vreselijk bijv. naamw. ontzagwekkend eerbiedig bijv. naamw. ontzeggen onthouden werkwoord ontzegging frustratie zelfst. naamw. ontzenuwen ontkrachten werkwoord ontzenuwen weerleggen werkwoord ontzet ontdaan bijv. naamw. ontzet verbouwereerd bijv. naamw. ontzet bevrijding zelfst. naamw. ontzet ontredderd bijv. naamw. ontzet geschokt bijv. naamw. ontzet verbaasd bijv. naamw. ontzet stomverbaasd bijv. naamw. ontzet perplex bijv. naamw. ontzet ontsteld bijv. naamw. ontzet onthutst bijv. naamw. ontzet beduusd bijv. naamw. ontzetten bevrijden werkwoord ontzetten verlossen werkwoord ontzetten verbluffen werkwoord ontzetten verbijsteren werkwoord ontzetten ontstellen werkwoord ontzetten onthutsen werkwoord ontzettend geweldig bijv. naamw. ontzettend schrikaanjagend bijv. naamw. ontzettend schrikbarend bijv. naamw. ontzettend verschrikkelijk bijv. naamw. ontzettend vreselijk bijv. naamw. ontzettend crimineel bijv. naamw. ontzettend danig bijv. naamw. ontzettend hevig bijv. naamw. ontzettend verdraaid bijv. naamw. ontzettend schrikwekkend bijv. naamw. ontzettend ijzingwekkend bijv. naamw. ontzetting bevrijding zelfst. naamw. ontzetting consternatie zelfst. naamw. ontzetting geschoktheid zelfst. naamw. ontzetting schrik zelfst. naamw. ontzetting verbijstering zelfst. naamw. ontzetting vrijmaking zelfst. naamw. ontzetting verlossing zelfst. naamw. ontzetting redding zelfst. naamw. ontzield dood bijv. naamw. ontzield levenloos bijv. naamw. ontzield zielloos bijv. naamw. ontzien niet aantasten werkwoord ontzien sparen werkwoord ontzien verschonen werkwoord ontzien eerbiediging werkwoord onuitblusbaar onblusbaar overig. onuitgemaakt onbeslist overig. onuitgesproken stil bijv. naamw. onuitgesproken verborgen bijv. naamw. onuitroeibaar onverbeterlijk bijv. naamw. onuitstaanbaar afschuwelijk bijv. naamw. onuitstaanbaar ondraaglijk bijv. naamw. onuitstaanbaar misselijk bijv. naamw. onuitstaanbaar onmogelijk bijv. naamw. onuitstaanbaar onverdraaglijk bijv. naamw. onuitvoerbaar onbegonnen bijv. naamw. onuitvoerbaar ondoenlijk bijv. naamw. onuitvoerbaar onhaalbaar bijv. naamw. onuitvoerbaar onmogelijk bijv. naamw. onuitvoerbaar onpraktisch bijv. naamw. onuitvoerbaar onrealiseerbaar bijv. naamw. onvakkundig onjuist bijv. naamw. onvast aarzelend bijv. naamw. onvast instabiel bijv. naamw. onvast wankelend bijv. naamw. onvast wankelbaar bijv. naamw. onvast wankel bijv. naamw. onvast rank bijv. naamw. onvast los bijv. naamw. onvast ongewis bijv. naamw. onvatbaar immuun bijv. naamw. onvatbaar onschendbaar bijv. naamw. onvatbaarheid immuniteit zelfst. naamw. onveiligheid gevaar zelfst. naamw. onverandelijk voorgoed bijv. naamw. onverandelijk permanent bijv. naamw. onverandelijk definitief bijv. naamw. onveranderbaar onherroepelijk bijv. naamw. onveranderd hetzelfde bijv. naamw. onveranderlijk bestendig bijv. naamw. onveranderlijk constant bijv. naamw. onveranderlijk almaar bijv. naamw. onverantwoord onaanvaardbaar bijv. naamw. onverantwoordelijk onverdedigbaar bijv. naamw. onverbeterlijk hardnekkig bijv. naamw. onverbeterlijk kostelijk bijv. naamw. onverbiddelijk onvermurwbaar bijv. naamw. onverbiddelijk genadeloos bijv. naamw. onverbiddelijk keihard bijv. naamw. onverbiddelijk meedogenloos bijv. naamw. onverbiddelijk onbuigzaam bijv. naamw. onverbiddelijk onverbiddelijke bijv. naamw. onverbiddelijk onverzoenlijk bijv. naamw. onverbiddelijke onvermurwbaar overig. onverbiddelijke onverbiddelijk overig. onverbiddelijkheid rigiditeit zelfst. naamw. onverbiddelijkheid strengheid zelfst. naamw. onverbiddelijkheid gestrengheid zelfst. naamw. onverbloemd ongeflatteerd bijv. naamw. onverbloemd openhartig bijv. naamw. onverbloemd cru bijv. naamw. onverbloemd onomwonden bijv. naamw. onverbloemd onverholen bijv. naamw. onverbloemd ruiterlijk bijv. naamw. onverbloemd ronduit bijv. naamw. onverbloemd onbewimpeld bijv. naamw. onverbloemd openlijk bijv. naamw. onverbreekbaar onschendbaar bijv. naamw. onverbrekelijk hecht bijv. naamw. onverbrekelijk onlosmakelijk bijv. naamw. onverbrekelijk onontwarbaar bijv. naamw. onverdacht koosjer bijv. naamw. onverdacht ontwijfelbaar bijv. naamw. onverdacht ongetwijfeld bijv. naamw. onverdedigbaar onhoudbaar bijv. naamw. onverdedigbaar onverantwoordelijk bijv. naamw. onverdedigd onbeschut overig. onverdraagbaar ondragelijk bijv. naamw. onverdraaglijk onuitstaanbaar bijv. naamw. onverdraaglijk ondraaglijk bijv. naamw. onverdraagzaam intolerant bijv. naamw. onverdraagzaam onvriendelijk bijv. naamw. onverdraagzaam onwelwillend bijv. naamw. onverdraagzaam onhebbelijk bijv. naamw. onverdraagzaam onhartelijk bijv. naamw. onverdraagzaam onaardig bijv. naamw. onverdraagzaamheid dweperij overig. onvereffend onvoldaan overig. onvereffend onbetaald overig. onverenigbaar strijdig bijv. naamw. onverenigbaar tegenstrijdig bijv. naamw. onverenigbaar incompatibel bijv. naamw. onverenigbaar tegengesteld bijv. naamw. onverenigbaar tegen bijv. naamw. onverenigbaar hiertegen bijv. naamw. onverenigbaarheid weerzin zelfst. naamw. onverenigbaarheid afkeer zelfst. naamw. onverflauwd onverminderd overig. onvergankelijk eeuwig bijv. naamw. onvergankelijk onsterfelijk bijv. naamw. onvergankelijk onkreukbaar bijv. naamw. onvergelijkbaar ongelijk overig. onvergelijkbaar uniek overig. onvergelijkbaar onvergelijkelijk overig. onvergelijkbaar enig overig. onvergelijkbaar bijzonder overig. onvergelijkbaar apart overig. onvergelijkelijk enig bijv. naamw. onvergelijkelijk uniek bijv. naamw. onvergelijkelijk weergaloos bijv. naamw. onvergelijkelijk uitstekend bijv. naamw. onvergelijkelijk onvolprezen bijv. naamw. onvergelijkelijk onovertroffen bijv. naamw. onvergelijkelijk ongeëvenaard bijv. naamw. onvergelijkelijk ongekend bijv. naamw. onvergelijkelijk onvergelijkbaar bijv. naamw. onvergelijkelijk bijzonder bijv. naamw. onvergelijkelijk apart bijv. naamw. onvergelijkelijkheid onmeetbaarheid zelfst. naamw. onvergetelijk heuglijk bijv. naamw. onvergetelijk onvergetelijke bijv. naamw. onvergetelijke onvergetelijk bijv. naamw. onverhinderd onverlet bijv. naamw. onverhoeds onverwacht bijv. naamw. onverhoeds onverwachts bijv. naamw. onverhoeds onvoorzien bijv. naamw. onverhoeds bruusk bijv. naamw. onverhoeds plotsklaps bijv. naamw. onverhoeds plotseling bijv. naamw. onverhoeds plots bijv. naamw. onverhoeds opeens bijv. naamw. onverhoeds ineens bijv. naamw. onverhoeds eensklaps bijv. naamw. onverhoeds abrupt bijv. naamw. onverholen botweg overig. onverholen onverbloemd overig. onverholen openlijk overig. onverholen ruiterlijk overig. onverholen ronduit overig. onverholen openhartig overig. onverholen onomwonden overig. onverholen onbewimpeld overig. onverholen vrijuit overig. onverholen vrijelijk overig. onverholen vrij overig. onverholen oprecht overig. onverholen open overig. onverholen cru overig. onverholen rondborstig overig. onverklaarbaar geheimzinnig overig. onverklaarbaar vreemd overig. onverklaarbaarheid onbevattelijkheid zelfst. naamw. onverklaarbaarheid onbegrijpelijkheid zelfst. naamw. onverklaard onopgehelderd bijv. naamw. onverklaard onopgelost bijv. naamw. onverkort integraal bijv. naamw. onverkort onaangetast bijv. naamw. onverkwikkelijk ellendig bijv. naamw. onverkwikkelijk storend bijv. naamw. onverkwikkelijk onplezierig bijv. naamw. onverkwikkelijk ongelegen bijv. naamw. onverkwikkelijk onaangenaam bijv. naamw. onverkwikkelijk naar bijv. naamw. onverkwikkelijk lastig bijv. naamw. onverkwikkelijk hinderlijk bijv. naamw. onverkwikkelijk stuitend bijv. naamw. onverkwikkelijk weerzinwekkend bijv. naamw. onverkwikkelijk walgelijk bijv. naamw. onverkwikkelijk vies bijv. naamw. onverkwikkelijk smerig bijv. naamw. onverkwikkelijk ranzig bijv. naamw. onverkwikkelijk goor bijv. naamw. onverlaat slechterik zelfst. naamw. onverlaat snoodaard zelfst. naamw. onverlaat slechtaard zelfst. naamw. onverlaat booswicht zelfst. naamw. onverlaat boosdoener zelfst. naamw. onverlaat bandiet zelfst. naamw. onverlet onbelemmerd bijv. naamw. onverlicht donker bijv. naamw. onverlicht duister bijv. naamw. onverlicht somber bijv. naamw. onvermengd onversneden bijv. naamw. onvermengd puur bijv. naamw. onvermengd zuiver bijv. naamw. onvermijdbaar onvermijdelijk bijv. naamw. onvermijdelijk onafwendbaar bijv. naamw. onvermijdelijk onherroepelijk bijv. naamw. onvermijdelijk onontkoombaar bijv. naamw. onvermijdelijk beslist bijv. naamw. onvermijdelijk onfeilbaar bijv. naamw. onvermijdelijk onverbiddelijk bijv. naamw. onvermijdelijkheid noodzaak zelfst. naamw. onverminderbaar noodzakelijk overig. onverminderd onverlet bijv. naamw. onverminderd onverkort bijv. naamw. onverminderd behoudens bijv. naamw. onverminderd onverflauwd bijv. naamw. onvermoed onverwacht bijv. naamw. onvermoeibaar nijver bijv. naamw. onvermoeibaar stug bijv. naamw. onvermoeibaar noest bijv. naamw. onvermoeibaar bedreven bijv. naamw. onvermogen insolventie zelfst. naamw. onvermogen machteloosheid zelfst. naamw. onvermogen onmacht zelfst. naamw. onvermogend arm bijv. naamw. onvermogend onbemiddeld bijv. naamw. onvermogend noodlijdend bijv. naamw. onvermogend minvermogend bijv. naamw. onvermogend kommerlijk bijv. naamw. onvermogend behoeftig bijv. naamw. onvermogend armoedig bijv. naamw. onvermogend armelijk bijv. naamw. onvermogend ongegoed bijv. naamw. onvermurwbaar onbeweeglijk bijv. naamw. onvermurwbaar onverbiddelijk bijv. naamw. onvermurwbaar spijkerhard bijv. naamw. onvermurwbaar strikt bijv. naamw. onvermurwbaar vastberaden bijv. naamw. onvermurwbaar onbuigzaam bijv. naamw. onvermurwbaar onverbiddelijke bijv. naamw. onvermurwbaar stringent bijv. naamw. onvermurwbaar streng bijv. naamw. onvermurwbaarheid onwrikbaarheid zelfst. naamw. onverplicht facultatief bijv. naamw. onverplicht vrijwillig bijv. naamw. onverplicht spontaan bijv. naamw. onversaagd dapper bijv. naamw. onversaagd heldhaftig bijv. naamw. onversaagd onverschrokken bijv. naamw. onversaagd onvervaard bijv. naamw. onversaagd stoutmoedig bijv. naamw. onversaagd zonvrees bijv. naamw. onversaagdheid moed zelfst. naamw. onversaagdheid koenheid zelfst. naamw. onversaagdheid dapperheid zelfst. naamw. onverschillig indifferent bijv. naamw. onverschillig laconiek bijv. naamw. onverschillig lauw bijv. naamw. onverschillig onbewogen bijv. naamw. onverschillig ongeïnteresseerd bijv. naamw. onverschillig ongevoelig bijv. naamw. onverschillig achteloos bijv. naamw. onverschillig koud bijv. naamw. onverschillig om het even bijv. naamw. onverschillig koelbloedig bijv. naamw. onverschillig apathie overig. onverschilligheid apathie zelfst. naamw. onverschilligheid laksheid zelfst. naamw. onverschilligheid ongeïnteresseerdheid zelfst. naamw. onverschilligheid ongevoeligheid zelfst. naamw. onverschilligheid gevoelsarmoede zelfst. naamw. onverschilligheid gevoelloosheid zelfst. naamw. onverschilligheid afgestomptheid zelfst. naamw. onverschilligheid indolentie zelfst. naamw. onverschrokken dapper bijv. naamw. onverschrokken heldhaftig bijv. naamw. onverschrokken onversaagd bijv. naamw. onverschrokken onvervaard bijv. naamw. onverschrokken stoutmoedig bijv. naamw. onverschrokken stout bijv. naamw. onverschrokken moedig bijv. naamw. onverschrokken kloek bijv. naamw. onverschrokken heroïsch bijv. naamw. onverschrokken koelbloedig bijv. naamw. onverschrokken zonvrees bijv. naamw. onverschrokken vermetel bijv. naamw. onverschrokken onbevreesd bijv. naamw. onverschrokken onbeducht bijv. naamw. onverschrokken manmoedig bijv. naamw. onverschrokken kranig bijv. naamw. onverschrokken koen bijv. naamw. onverschrokkenheid moed zelfst. naamw. onverschrokkenheid vermetelheid zelfst. naamw. onverschrokkenheid stoutmoedigheid zelfst. naamw. onverschrokkenheid koenheid zelfst. naamw. onverschrokkenheid kloekheid zelfst. naamw. onverschrokkenheid driestheid zelfst. naamw. onverslijtbaar oersterk bijv. naamw. onverslijtbaar onverwoestbaar bijv. naamw. onversneden onvermengd bijv. naamw. onverstand onzinnigheid overig. onverstand ongerijmdheid overig. onverstand idioterie overig. onverstand dwaasheid overig. onverstand absurditeit overig. onverstandig dom bijv. naamw. onverstandig onwijs bijv. naamw. onverstandig stom bijv. naamw. onverstandig stompzinnig bijv. naamw. onverstandig suf bijv. naamw. onverstandig dwaas bijv. naamw. onverstandig verstandeloos bijv. naamw. onverstandig onnozel bijv. naamw. onverstandig onbenullig bijv. naamw. onverstandig idioot bijv. naamw. onverstandig breinloos bijv. naamw. onverstandig afgestompt bijv. naamw. onverstandig achterlijk bijv. naamw. onverstandig stupide bijv. naamw. onverstandig hersenloos bijv. naamw. onverstandig geesteloos bijv. naamw. onverstoorbaar flegmatiek bijv. naamw. onverstoorbaar gestadig bijv. naamw. onverstoorbaar stoïcijns bijv. naamw. onverstoorbaar kalm flegmatisch bijv. naamw. onverstoorbaarheid flegma zelfst. naamw. onverstoorbaarheid kalmte zelfst. naamw. onverstoorbaarheid gelijkmoedigheid zelfst. naamw. onverstoorbaarheid gelijkmatigheid zelfst. naamw. onverstoord ongebroken bijv. naamw. onverstoord vrijuit bijv. naamw. onverstoord ongestoord bijv. naamw. onverstoord ongemoeid bijv. naamw. onverstoord ongehinderd bijv. naamw. onvertogen onbetamelijk bijv. naamw. onvertogen onkies bijv. naamw. onvertogen verkeerd bijv. naamw. onvertogen ongepast bijv. naamw. onvervaard dapper bijv. naamw. onvervaard koen bijv. naamw. onvervaard onverschrokken bijv. naamw. onvervaard stoutmoedig bijv. naamw. onvervaard vermetel bijv. naamw. onvervaard onbevreesd bijv. naamw. onvervaard onbeducht bijv. naamw. onvervaard manmoedig bijv. naamw. onvervaard kranig bijv. naamw. onvervalst authentiek bijv. naamw. onvervalst echt bijv. naamw. onverwacht onverhoeds bijv. naamw. onverwacht onvermoed bijv. naamw. onverwacht plotseling bijv. naamw. onverwacht schielijk bijv. naamw. onverwacht zomaar bijv. naamw. onverwacht onvoorzien bijv. naamw. onverwacht onverwachts bijv. naamw. onverwacht plotsklaps bijv. naamw. onverwacht plots bijv. naamw. onverwacht opeens bijv. naamw. onverwacht ineens bijv. naamw. onverwacht eensklaps bijv. naamw. onverwacht abrupt bijv. naamw. onverwachts onverhoeds bijv. naamw. onverwachts plotseling bijv. naamw. onverwachts abrupt bijv. naamw. onverwachts onvoorzien bijv. naamw. onverwachts onverwacht bijv. naamw. onverwachts plotsklaps bijv. naamw. onverwachts plots bijv. naamw. onverwachts opeens bijv. naamw. onverwachts ineens bijv. naamw. onverwachts eensklaps bijv. naamw. onverwijld dadelijk overig. onverwijld schielijk overig. onverwoestbaar onverslijtbaar overig. onverzadigbaar bodemloos bijv. naamw. onverzadigd onbevredigd bijv. naamw. onverzadigd onvoldaan bijv. naamw. onverzettelijk halsstarrig bijv. naamw. onverzettelijk koppig bijv. naamw. onverzettelijk onbuigzaam bijv. naamw. onverzettelijk stijfkoppig bijv. naamw. onverzettelijk mordicus bijv. naamw. onverzettelijk stijfhoofdig bijv. naamw. onverzettelijk onwrikbaar bijv. naamw. onverzettelijk hardhoofdig bijv. naamw. onverzettelijk taai bijv. naamw. onverzettelijk stug bijv. naamw. onverzettelijkheid vasthoudendheid zelfst. naamw. onverzettelijkheid onbuigzaamheid zelfst. naamw. onverzoenlijk onverbiddelijk bijv. naamw. onverzoenlijk wraakzuchtig bijv. naamw. onverzoenlijk rancuneus bijv. naamw. onverzoenlijk haatdragend bijv. naamw. onverzorgd morsig bijv. naamw. onverzorgd slonzig bijv. naamw. onverzorgd slordig bijv. naamw. onverzorgd verwaarloosd bijv. naamw. onverzorgd verwilderd bijv. naamw. onverzwakt onaangetast overig. onvindbaar weg overig. onvindbaar zoek overig. onvoldaan onbevredigd bijv. naamw. onvoldaan ontevreden bijv. naamw. onvoldaan onverzadigd bijv. naamw. onvoldaan onvereffend bijv. naamw. onvoldaan onbetaald bijv. naamw. onvoldoende onbevredigend bijv. naamw. onvoldoende slecht cijfer zelfst. naamw. onvoldoende ongenoegzaam zelfst. naamw. onvoldoende slecht zelfst. naamw. onvoldoende teleurstellend zelfst. naamw. onvoldoende spijtig zelfst. naamw. onvoldoende sneu zelfst. naamw. onvoldoende ontoereikend zelfst. naamw. onvoldoende jammerlijk zelfst. naamw. onvoldoende jammer zelfst. naamw. onvoldoende betreurenswaardig zelfst. naamw. onvoldoende verklaring zelfst. naamw. onvoldoende opgaaf zelfst. naamw. onvolgroeid ondermaats bijv. naamw. onvolgroeid onvolwassen bijv. naamw. onvolkomen gebrekkig bijv. naamw. onvolkomen onafgewerkt bijv. naamw. onvolkomen onvolmaakt bijv. naamw. onvolkomenheid defect zelfst. naamw. onvolkomenheid euvel zelfst. naamw. onvolkomenheid fout zelfst. naamw. onvolkomenheid gebrek zelfst. naamw. onvolkomenheid ongerechtigheid zelfst. naamw. onvolkomenheid tekortkoming zelfst. naamw. onvolkomenheid mankement zelfst. naamw. onvolledig incompleet bijv. naamw. onvolledig relatief bijv. naamw. onvolledig gedeeltelijk bijv. naamw. onvolmaakt onvolkomen bijv. naamw. onvolprezen loffelijk bijv. naamw. onvolprezen weergaloos bijv. naamw. onvolprezen uitstekend bijv. naamw. onvolprezen onvergelijkelijk bijv. naamw. onvolprezen onovertroffen bijv. naamw. onvolprezen ongeëvenaard bijv. naamw. onvolprezen ongekend bijv. naamw. onvolwaardig misdeeld bijv. naamw. onvolwassen kinderlijk bijv. naamw. onvolwassen onrijp bijv. naamw. onvoorbereid onverwachts overig. onvoorbereid geimproviseerd overig. onvoordelig ongunstig bijv. naamw. onvoordelig schadelijk bijv. naamw. onvoordelig slecht bijv. naamw. onvoordelig nadelig bijv. naamw. onvoorspelbaar grillig bijv. naamw. onvoorspelbaar onberekenbaar bijv. naamw. onvoorspelbaar wispelturig bijv. naamw. onvoorspelbaar nukkig bijv. naamw. onvoorstelbaar ondenkbaar bijv. naamw. onvoorstelbaar onwaarschijnlijk bijv. naamw. onvoorstelbaar fabelachtig bijv. naamw. onvoorstelbaar gigantisch bijv. naamw. onvoorstelbaar verbazend bijv. naamw. onvoorstelbaar waanzinnig bijv. naamw. onvoorwaardat mits overig. onvoorwaardelijk absoluut bijv. naamw. onvoorwaardelijk blind bijv. naamw. onvoorwaardelijk categorisch bijv. naamw. onvoorwaardelijk pertinent bijv. naamw. onvoorwaardelijk vaststaand bijv. naamw. onvoorwaardelijk volstrekt bijv. naamw. onvoorwaardelijk zeker bijv. naamw. onvoorzichtig lichtvaardig bijv. naamw. onvoorzichtig onnadenkend bijv. naamw. onvoorzichtig achteloos bijv. naamw. onvoorzichtig griezelig bijv. naamw. onvoorzichtig geheimzinnig bijv. naamw. onvoorzichtig angstwekkend bijv. naamw. onvoorzichtig roekeloos bijv. naamw. onvoorzichtig onbedachtzaam bijv. naamw. onvoorzichtig lichtzinnig bijv. naamw. onvoorzichtig onbezonnen bijv. naamw. onvoorzien onverhoeds bijv. naamw. onvoorzien onverwachts bijv. naamw. onvoorzien onverwacht bijv. naamw. onvrede misnoegen zelfst. naamw. onvrede onbehagen zelfst. naamw. onvrede onenigheid zelfst. naamw. onvrede ontevredenheid zelfst. naamw. onvrede onbehaaglijkheid zelfst. naamw. onvrede onaangenaamheid zelfst. naamw. onvrede onmin zelfst. naamw. onvriendelijk bits bijv. naamw. onvriendelijk kil bijv. naamw. onvriendelijk kortaf bijv. naamw. onvriendelijk onaardig bijv. naamw. onvriendelijk onhebbelijk bijv. naamw. onvriendelijk onverdraagzaam bijv. naamw. onvriendelijk grimmig bijv. naamw. onvriendelijk vinnig bijv. naamw. onvriendelijk spinnig bijv. naamw. onvriendelijk snibbig bijv. naamw. onvriendelijk snauwerig bijv. naamw. onvriendelijk pinnig bijv. naamw. onvriendelijk kattig bijv. naamw. onvriendelijk onwelwillend bijv. naamw. onvriendelijk onhartelijk bijv. naamw. onvrije lijfeigene zelfst. naamw. onvrijwillig gedwongen bijv. naamw. onvrijwillig geforceerd bijv. naamw. onvrijwillig verplicht bijv. naamw. onvruchtbaar ijdel bijv. naamw. onvruchtbaar infertiel bijv. naamw. onvruchtbaar schraal bijv. naamw. onvruchtbaarheid vruchteloos zelfst. naamw. onvruchtbaarheid steriliteit zelfst. naamw. onvruchtbaarheid onzinnigheid zelfst. naamw. onwaar onecht bijv. naamw. onwaar onjuist bijv. naamw. onwaar onoprecht bijv. naamw. onwaar vals bijv. naamw. onwaar nagemaakt bijv. naamw. onwaar gefingeerd bijv. naamw. onwaar bedriegelijk bijv. naamw. onwaar verkeerd bijv. naamw. onwaar mis bijv. naamw. onwaar foutief bijv. naamw. onwaar fout bijv. naamw. onwaar ernaast bijv. naamw. onwaarachtig onecht bijv. naamw. onwaarachtig onwaar bijv. naamw. onwaardig min bijv. naamw. onwaarheid bedriegerij zelfst. naamw. onwaarheid leugen zelfst. naamw. onwaarheid bedrog zelfst. naamw. onwaarschijnlijk onbestaanbaar bijv. naamw. onwankelbaar onomstotelijk bijv. naamw. onwankelbaar overtuigd bijv. naamw. onwankelbaar volhardend bijv. naamw. onwankelbaar vasthoudend bijv. naamw. onwankelbaar standvastig bijv. naamw. onwankelbaar pal bijv. naamw. onwankelbaar onwrikbaar bijv. naamw. onwankelbaarheid onwrikbaarheid zelfst. naamw. onwankelbaarheid onomstotelijkheid zelfst. naamw. onweer bliksem zelfst. naamw. onweer donderbui zelfst. naamw. onweerlegbaar onloochenbaar bijv. naamw. onweerlegbaar onomstotelijk bijv. naamw. onweerlegbaar vaststaand bijv. naamw. onweerlegbaar ontegenzeglijk bijv. naamw. onweerlegbaar waterdicht bijv. naamw. onweersbui bui zelfst. naamw. onwel ongesteld bijv. naamw. onwel onpasselijk bijv. naamw. onwel ziek bijv. naamw. onwel naar bijv. naamw. onwel misselijk bijv. naamw. onwelgevoegelijk onpassend bijv. naamw. onwelgevoegelijk ongehoord bijv. naamw. onwelgevoegelijk onfatsoenlijk bijv. naamw. onwelgevoegelijk onbehoorlijk bijv. naamw. onwelgevoegelijkheid zelfverheffing zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid verwaandheid zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid schaamteloosheid zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid onkiesheid zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid onbeschoftheid zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid onbeschaamdheid zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid laatdunkendheid zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid indiscretie zelfst. naamw. onwelgevoegelijkheid inbeelding zelfst. naamw. onwelgevoeglijk onkies bijv. naamw. onwelkom ongewild overig. onwelkom ongewenst overig. onwellevend onbeleefd bijv. naamw. onwellevend onbescheiden bijv. naamw. onwellevend onheus bijv. naamw. onwelvoegelijk ongepast bijv. naamw. onwelvoegelijk ongehoord bijv. naamw. onwelvoegelijk onfatsoenlijk bijv. naamw. onwelvoegelijk onbetamelijk bijv. naamw. onwelvoegelijk onbehoorlijk bijv. naamw. onwelvoeglijk onbehoorlijk bijv. naamw. onwelvoeglijk onzedelijk bijv. naamw. onwelvoeglijk scabreus bijv. naamw. onwelvoeglijk onbetamelijk bijv. naamw. onwelwillend onaardig bijv. naamw. onwelwillend ongunstig bijv. naamw. onwelwillend onheus bijv. naamw. onwelwillend ongedienstig bijv. naamw. onwelwillend onbereidwillig bijv. naamw. onwelwillend onvriendelijk bijv. naamw. onwelwillend onverdraagzaam bijv. naamw. onwelwillend onhebbelijk bijv. naamw. onwelwillend onhartelijk bijv. naamw. onwelwillendheid onheusheid zelfst. naamw. onwennig onbehaaglijk bijv. naamw. onwennig verlegen bijv. naamw. onweren donderen werkwoord onwerkelijk irreëel bijv. naamw. onwerkelijk Bizar bijv. naamw. onwerkelijk onwezenlijk bijv. naamw. onwerkzaam inactief bijv. naamw. onwetend braaf bijv. naamw. onwetend onkundig bijv. naamw. onwetend oliedom bijv. naamw. onwetende ignorant overig. onwetendheid onbekendheid zelfst. naamw. onwetendheid onbenulligheid zelfst. naamw. onwetendheid onkunde zelfst. naamw. onwetendheid onkundigheid zelfst. naamw. onwetendheid stompzinnigheid zelfst. naamw. onwetendheid onkun zelfst. naamw. onwetmatig onregelmatig overig. onwetmatig frauduleus overig. onwetmatig wederrechtelijk overig. onwetmatig verboden overig. onwetmatig onwettig overig. onwetmatig onwettelijk overig. onwetmatig onrechtmatig overig. onwetmatig ongeoorloofd overig. onwetmatig illegaal overig. onwetmatig illegitiem overig. onwettelijk wederrechtelijk bijv. naamw. onwettelijk verboden bijv. naamw. onwettelijk onwettig bijv. naamw. onwettelijk onwetmatig bijv. naamw. onwettelijk onrechtmatig bijv. naamw. onwettelijk ongeoorloofd bijv. naamw. onwettelijk illegaal bijv. naamw. onwettelijk illegitiem bijv. naamw. onwettig strafbaar bijv. naamw. onwettig zwart bijv. naamw. onwettig onrechtmatig bijv. naamw. onwettig illegaal bijv. naamw. onwettig wederrechtelijk bijv. naamw. onwettig verboden bijv. naamw. onwettig onwettelijk bijv. naamw. onwettig onwetmatig bijv. naamw. onwettig ongeoorloofd bijv. naamw. onwettig illegitiem bijv. naamw. onwettigheid illegaliteit zelfst. naamw. onwezenlijk irreëel bijv. naamw. onwezenlijk onwerkelijk bijv. naamw. onwijs dwaas bijv. naamw. onwijs enorm bijv. naamw. onwil weerspannigheid overig. onwil tegenzin zelfst. naamw. onwil tegenzin zelfst. naamw. onwil tegenzin zelfst. naamw. onwillekeurig automatisch overig. onwillekeurig gedachteloos overig. onwillekeurig instinctief overig. onwillekeurig onbewust overig. onwillekeurig onopzettelijk overig. onwillekeurig werktuiglijk overig. onwillekeurig achteloos overig. onwillig bokkig bijv. naamw. onwillig schoorvoetend bijv. naamw. onwillig ongenegen bijv. naamw. onwillig afkerig bijv. naamw. onwillig weerspannig bijv. naamw. onwillig weerbarstig bijv. naamw. onwillig tegendraads bijv. naamw. onwillig koppig bijv. naamw. onwillig recalcitrant overig. onwillig recalcitrant overig. onwillig recalcitrant overig. onwrikbaar onwankelbaar bijv. naamw. onwrikbaar pal bijv. naamw. onwrikbaar standvastig bijv. naamw. onwrikbaar vasthoudend bijv. naamw. onwrikbaar volhardend bijv. naamw. onwrikbaar onomstotelijk bijv. naamw. onwrikbaar stijfkoppig bijv. naamw. onwrikbaar stijfhoofdig bijv. naamw. onwrikbaar onverzettelijk bijv. naamw. onwrikbaar onbuigzaam bijv. naamw. onwrikbaar koppig bijv. naamw. onwrikbaar hardhoofdig bijv. naamw. onwrikbaar halsstarrig bijv. naamw. onwrikbaarheid onwankelbaarheid zelfst. naamw. onwrikbaarheid onomstotelijkheid zelfst. naamw. onwrikbaarheid onvermurwbaarheid zelfst. naamw. onzacht bruusk bijv. naamw. onzacht hardhandig bijv. naamw. onzacht nors bijv. naamw. onzacht kortaf bijv. naamw. onzacht ruw bijv. naamw. onzacht hard bijv. naamw. onzalig ellendig bijv. naamw. onzalig fataal bijv. naamw. onzalig ongelukkig bijv. naamw. onzedelijk immoreel bijv. naamw. onzedelijk liederlijk bijv. naamw. onzedelijk oneerbaar bijv. naamw. onzedelijk verdorven bijv. naamw. onzedelijk zedeloos bijv. naamw. onzedelijk onzedig bijv. naamw. onzedelijk amoreel bijv. naamw. onzedelijk ontaard bijv. naamw. onzedelijkheid zedeloosheid zelfst. naamw. onzedelijkheid immoraliteit zelfst. naamw. onzedig oneerbaar bijv. naamw. onzedig onrein bijv. naamw. onzedig onzedelijk bijv. naamw. onzedig onkuis bijv. naamw. onzedig zedeloos bijv. naamw. onzedig immoreel bijv. naamw. onzedig amoreel bijv. naamw. onzedig ontaard bijv. naamw. onzeker besluiteloos bijv. naamw. onzeker onbetrouwbaar bijv. naamw. onzeker onvast bijv. naamw. onzeker aarzelend bijv. naamw. onzeker avontuurlijk bijv. naamw. onzeker wankevenwicht bijv. naamw. onzekerheid onbekendheid zelfst. naamw. onzekerheid troebelheid zelfst. naamw. onzekerheid onduidelijkheid zelfst. naamw. onzelfstandig afhankelijk bijv. naamw. onzelfzuchtig edelmoedig bijv. naamw. onzelfzuchtig onbaatzuchtig bijv. naamw. onzelfzuchtig altruïstisch bijv. naamw. onzelfzuchtigheid belangeloosheid zelfst. naamw. onzerzijds ons bijv. naamw. onzichtbaar bedekt bijv. naamw. onzichtbaar latent bijv. naamw. onzijdig afzijdig bijv. naamw. onzijdig geslachtloos bijv. naamw. onzijdig neutraal bijv. naamw. onzin larie zelfst. naamw. onzin nonsens zelfst. naamw. onzin zotteklap zelfst. naamw. onzin kul zelfst. naamw. onzin humbug zelfst. naamw. onzin kletskoek zelfst. naamw. onzin praten zeveren overig. onzindelijk morsig bijv. naamw. onzindelijk onrein bijv. naamw. onzindelijk troebel bijv. naamw. onzindelijk onkuis bijv. naamw. onzindelijk onkies bijv. naamw. onzindelijkheid smerigheid zelfst. naamw. onzinnig dom bijv. naamw. onzinnig dwaas bijv. naamw. onzinnig maf bijv. naamw. onzinnig zinloos bijv. naamw. onzinnig belachelijk bijv. naamw. onzinnig nutteloos bijv. naamw. onzinnigheid onverstand zelfst. naamw. onzinnigheid ongerijmdheid zelfst. naamw. onzinnigheid idioterie zelfst. naamw. onzinnigheid dwaasheid zelfst. naamw. onzinnigheid absurditeit zelfst. naamw. onzinnigheid vruchteloos zelfst. naamw. onzinnigheid onvruchtbaarheid zelfst. naamw. onzorgvuldig onnauwkeurig bijv. naamw. onzuiver drabbig bijv. naamw. onzuiver onrein bijv. naamw. onzuiver troebel bijv. naamw. onzuiver loens bijv. naamw. onzuiver vals bijv. naamw. onzuiver troebelachtig bijv. naamw. onzuiverheid smetstof zelfst. naamw. ooft fruit zelfst. naamw. ooft vrucht zelfst. naamw. oog stip overig. oog spikkel overig. oog punt overig. oogappel benjamin zelfst. naamw. oogappels geliefpersonen overig. oogarts specialist zelfst. naamw. oogarts ogendokter zelfst. naamw. oogbindvliesontsteking keratitis zelfst. naamw. oogglas monocle zelfst. naamw. ooghaar wimper overig. ooghaar wimper overig. ooghaar wimper overig. oogje lonk zelfst. naamw. oogje vetergaatje zelfst. naamw. ooglijk toonbaar bijv. naamw. oogmerk bedoeling zelfst. naamw. oogmerk bedoeling overig. oogopslag blik zelfst. naamw. oogopslagen blikken zelfst. naamw. oogpunt gezichtspunt zelfst. naamw. oogpunt zienswijs zelfst. naamw. oogpunt standpunt zelfst. naamw. oogpunt perspectief zelfst. naamw. oogpunt invalshoek zelfst. naamw. oogpunt gezichtshoek zelfst. naamw. oogsiddering nystagmus zelfst. naamw. oogspoeling collyrium zelfst. naamw. oogst opbrengst zelfst. naamw. oogst pluk zelfst. naamw. oogst wijnoogst zelfst. naamw. oogst druivenoogst zelfst. naamw. oogst voortbrengsel zelfst. naamw. oogst uitkomst zelfst. naamw. oogst rendement zelfst. naamw. oogst product zelfst. naamw. oogsten boeken werkwoord oogsten inzamelen werkwoord oogsten maaien werkwoord oogsten plukken werkwoord oogsten verzamelen werkwoord oogsten vergaren werkwoord oogsten graanschuur werkwoord oogstmaand augustus overig. oogstmachine maaidorser overig. oogstmachine combine overig. oogstmachine combine overig. oogstmachine combine overig. oogverblindend schitterend bijv. naamw. oogverblindend verblindend bijv. naamw. oogverblindend schreeuwend bijv. naamw. oogverblindend mooi bijv. naamw. oogverblindend prachtig overig. oogwenk knipoog zelfst. naamw. oogwenk ogenblik zelfst. naamw. oogwenk seconde zelfst. naamw. oogwenk t zelfst. naamw. oogwenk moment zelfst. naamw. oogwenk minuutje zelfst. naamw. oogwenk seintje zelfst. naamw. ooi schaap zelfst. naamw. ooi wijfjesschaap overig. ooievaar langbeen zelfst. naamw. ooit weleens overig. ooit eens overig. ooit eenmaal overig. ook alsmede bijv. naamw. ook evenzo bijv. naamw. ook bovendien bijv. naamw. ook dienovereenkomstig bijv. naamw. ook evenals bijv. naamw. ook tevens bijv. naamw. ook zowel bijv. naamw. ook mede bijv. naamw. ook daarnaast bijv. naamw. ook zeker bijv. naamw. ook wel bijv. naamw. ook toch bijv. naamw. ook ongetwijfeld bijv. naamw. ook immers bijv. naamw. ook bepaald bijv. naamw. ook dito bijv. naamw. ook desgelijks bijv. naamw. ook evenzeer bijv. naamw. ook eveneens bijv. naamw. ook alsook bijv. naamw. ook navenant overig. ook verder overig. ook echter bijv. naamw. ook net zoals overig. ook net zoals overig. ook net zoals overig. oor gehoororgaan zelfst. naamw. oor handgreep zelfst. naamw. oor handvat zelfst. naamw. oor-neus-keelheelkunde orecchieotorinolaryngologie zelfst. naamw. oorbaar kies bijv. naamw. oorbaar billijk bijv. naamw. oorbel hanger zelfst. naamw. oorbel sieraad zelfst. naamw. oord hoek zelfst. naamw. oord landstreek zelfst. naamw. oord plaats zelfst. naamw. oord streek zelfst. naamw. oord regio zelfst. naamw. oord gouw zelfst. naamw. oord gewest zelfst. naamw. oord gebied zelfst. naamw. oordeel gevoelen zelfst. naamw. oordeel meningsuiting zelfst. naamw. oordeel visie zelfst. naamw. oordeel zienswijze zelfst. naamw. oordeel standpunt zelfst. naamw. oordeel opvatting zelfst. naamw. oordeel opinie zelfst. naamw. oordeel mening zelfst. naamw. oordeel lezing zelfst. naamw. oordeel inzicht zelfst. naamw. oordeel interpretatie zelfst. naamw. oordeel idee zelfst. naamw. oordeel gezichtspunt zelfst. naamw. oordeel denkbeeld zelfst. naamw. oordeel kijk zelfst. naamw. oordeelkundig competent bijv. naamw. oordeelkundig deskundig bijv. naamw. oordeelkundig vakbekwaam bijv. naamw. oordeelkundig vakkundig bijv. naamw. oordeelkundig verstandig bijv. naamw. oordeelvelling uitspraak zelfst. naamw. oordeelvelling vonnis zelfst. naamw. oordeelvellingen vonnissen zelfst. naamw. oordelen achten werkwoord oordelen rechtspreken werkwoord oordelen oordewijzen werkwoord oordewijzen rechtspreken overig. oordewijzen oordelen overig. oorhangers hangers overig. oorkonde akte zelfst. naamw. oorkonde certificaat zelfst. naamw. oorkonde charter zelfst. naamw. oorkonde diploma zelfst. naamw. oorlammen borrels overig. oorlel oorlob zelfst. naamw. oorlob oorlel zelfst. naamw. oorlog guerrilla zelfst. naamw. oorlog krijg zelfst. naamw. oorlog strijd zelfst. naamw. oorlogsbodem slagschip overig. oorlogsbodem oorlogsvaartuig overig. oorlogsbodem oorlogsschip overig. oorlogshandelingen strijd zelfst. naamw. oorlogspaard strijdros overig. oorlogspaard bucefaal overig. oorlogsschip slagschip overig. oorlogsschip oorlogsvaartuig overig. oorlogsschip oorlogsbodem overig. oorlogsterrein strijdperk zelfst. naamw. oorlogsvaartuig slagschip overig. oorlogsvaartuig oorlogsschip overig. oorlogsvaartuig oorlogsbodem overig. oorlogsvloot marine zelfst. naamw. oorlogszuchtig militant bijv. naamw. oorlogszuchtig strijdlustig bijv. naamw. oorlogszuchtig strijdzuchtig bijv. naamw. oorlogszuchtig krijgshaftig bijv. naamw. oorlogvoeren strijden werkwoord oorontsteking otitis zelfst. naamw. oorpijn pijn zelfst. naamw. oorring sieraad zelfst. naamw. oorsmeer cerumen zelfst. naamw. oorspecialist otoloog overig. oorspeekselklierontsteking bof zelfst. naamw. oorsprong aanvang zelfst. naamw. oorsprong afkomst zelfst. naamw. oorsprong bakermat zelfst. naamw. oorsprong oorzaak zelfst. naamw. oorspronkelijk origineel bijv. naamw. oorspronkelijk aanvankelijk bijv. naamw. oorspronkelijk primair bijv. naamw. oorspronkelijk authentiek overig. oorspronkelijkheid creativiteit zelfst. naamw. oorspronkelijkheid originaliteit zelfst. naamw. oorsuizen tinnitus zelfst. naamw. oortelefoon koptelefoon zelfst. naamw. oorveeg muilpeer zelfst. naamw. oorveeg opstopper zelfst. naamw. oorverdovend hels bijv. naamw. oorverdovend keihard bijv. naamw. oorverdovend luid bijv. naamw. oorverdovend luidkeels bijv. naamw. oorvijg mep zelfst. naamw. oorvijg peer zelfst. naamw. oorvijg veeg zelfst. naamw. oorvijg muilpeer zelfst. naamw. oorzaak aanleiding zelfst. naamw. oorzakelijk causaal bijv. naamw. oorzakelijkheid causaliteit zelfst. naamw. oorzaken redenen zelfst. naamw. oorzaken aanleidingen zelfst. naamw. oost oostelijk overig. oostelijk oost bijv. naamw. oostelijk oostwaarts bijv. naamw. oosters oriëntaals overig. oosterse tempel pagode overig. oostwaarts oostelijk overig. ootmoed deemoed zelfst. naamw. ootmoed onderdanigheid zelfst. naamw. ootmoedig bescheiden bijv. naamw. ootmoedig deemoedig bijv. naamw. ootmoedig nederig bijv. naamw. ootmoedig onderdanig bijv. naamw. op afgedraaid bijv. naamw. op afgepeigerd bijv. naamw. op doodmoe bijv. naamw. op gebroken bijv. naamw. op kapot bijv. naamw. op leeg bijv. naamw. op uitgeput bijv. naamw. op versleten bijv. naamw. op wakker bijv. naamw. op vanaf bijv. naamw. op van bijv. naamw. op uit bijv. naamw. op sinds bijv. naamw. op sedert bijv. naamw. op door bijv. naamw. op aan bijv. naamw. op te bijv. naamw. op per bijv. naamw. op in bijv. naamw. op binnen bijv. naamw. op hondsmoe bijv. naamw. op doodop bijv. naamw. op afgemat bijv. naamw. op omhoog bijv. naamw. op gang brengen starten werkwoord op prijs stellen waarderen werkwoord op zich in se overig. opa grootvader zelfst. naamw. opa grootva zelfst. naamw. opa grootpapa zelfst. naamw. opa grootvader overig. opaarden ophopen zelfst. naamw. opaarden verhogen zelfst. naamw. opaarden verhoogd zelfst. naamw. opbellen bellen zelfst. naamw. opbellen aanbellen zelfst. naamw. opbergblik blik zelfst. naamw. opbergblik blikje zelfst. naamw. opbergblik bus zelfst. naamw. opbergblik trommel zelfst. naamw. opbergdoos doos zelfst. naamw. opbergen archiveren werkwoord opbergen opslaan werkwoord opbergen wegbergen werkwoord opbergen wegsluiten werkwoord opbergen bewaren werkwoord opbergmap map zelfst. naamw. opbergmap ordner zelfst. naamw. opbergmap legger zelfst. naamw. opbergmappen ordners overig. opbergmappen dossiers overig. opbergruimte box zelfst. naamw. opbeuren bemoedigen werkwoord opbeuren opheffen werkwoord opbeuren troosten werkwoord opbeuren vertroosten werkwoord opbeuren ondersteunen werkwoord opbeurend bemoedigend overig. opbeurend opvrolijkend overig. opbiechten bekennen werkwoord opbiechten biechten werkwoord opblaasbaar oppompbaar overig. opblazen aandikken werkwoord opblazen doen ontploffen werkwoord opblazen overdrijven werkwoord opblazen opkloppen werkwoord opblazen opschroeven werkwoord opbleken bleken werkwoord opblijven waken werkwoord opblinken oppoetsen werkwoord opblinken poetsen werkwoord opblinken wrijven werkwoord opblinken opwrijven werkwoord opbloei bloeiperio overig. opbloei bloei overig. opbloei opleving overig. opbloei herleving overig. opbloeien herleven werkwoord opbloeien ontluiken werkwoord opbloeien opfleuren werkwoord opbloeien ontplooien werkwoord opboksen vechten werkwoord opbollen bollen werkwoord opbolling pot overig. opbolling kussentje overig. opbolling dot overig. opborrelen opkomen werkwoord opborrelen opwellen werkwoord opbouw bouw zelfst. naamw. opbouw constructie zelfst. naamw. opbouw opbouwen zelfst. naamw. opbouw ordening zelfst. naamw. opbouw organisatie zelfst. naamw. opbouw samenstelling zelfst. naamw. opbouw structuur zelfst. naamw. opbouw systeem zelfst. naamw. opbouw wederopbouw zelfst. naamw. opbouwen bouwen werkwoord opbouwen opbouw zelfst. naamw. opbouwen structuur zelfst. naamw. opbouwen samenstelling zelfst. naamw. opbouwen constructie zelfst. naamw. opbouwen bouw zelfst. naamw. opbouwend constructief bijv. naamw. opbouwend leerzaam bijv. naamw. opbouwwerker hulpverlener zelfst. naamw. opbranden verbranden werkwoord opbranden verbruiken werkwoord opbranden uitbranden werkwoord opbreken afbreken werkwoord opbreken beëindigen werkwoord opbreken bezuren werkwoord opbreken weggaan werkwoord opbreken vertrekken werkwoord opbreken opstappen werkwoord opbreken heengaan werkwoord opbreken gaan werkwoord opbrengen arresteren werkwoord opbrengen betalen werkwoord opbrengen opleveren werkwoord opbrengen presteren werkwoord opbrengen opleggen werkwoord opbrengen aantrekken werkwoord opbrengen aandoen werkwoord opbrengen aanbrengen werkwoord opbrengst oogst zelfst. naamw. opbrengst product zelfst. naamw. opbrengst produkt zelfst. naamw. opbrengst profijt zelfst. naamw. opbrengst rendement zelfst. naamw. opbrengst uitkomst zelfst. naamw. opbrengst voortbrengsel zelfst. naamw. opbruisen tintelen werkwoord opbruisen sprankelen werkwoord opbruisen mousseren werkwoord opbruising geborrel overig. opcenten verhogingen overig. opcenten toeslagen overig. opcenten opslagen overig. opcenten agio`s overig. opdagen opkomen werkwoord opdagen verschijnen werkwoord opdagen uitkomen werkwoord opdagen opdraven werkwoord opdagen opduiken werkwoord opdat zodat overig. opdelen delen werkwoord opdelen opsplitsen werkwoord opdelen verdelen werkwoord opdelen splitsen werkwoord opdelven opdiepen werkwoord opdelven scheppen werkwoord opdelven opgraven werkwoord opdelven graven werkwoord opdienen bedienen werkwoord opdienen opdissen werkwoord opdienen voorzetten werkwoord opdienen serveren zelfst. naamw. opdiepen opdelven werkwoord opdiepen opduiken werkwoord opdirken opdoffen werkwoord opdirken optutten werkwoord opdirken uitdossen werkwoord opdissen opdienen werkwoord opdissen voorzetten werkwoord opdissen bedienen werkwoord opdissen fantaseren werkwoord opdissen opscheppen werkwoord opdoeken afschaffen werkwoord opdoeken opheffen werkwoord opdoeken wegdoen werkwoord opdoeken verwijderen werkwoord opdoeken uitmaken werkwoord opdoeken elimineren werkwoord opdoemen opdagen werkwoord opdoemen verrijzen werkwoord opdoen krijgen werkwoord opdoen opdienen werkwoord opdoen opzetten werkwoord opdoen verkrijgen werkwoord opdoen oplopen werkwoord opdoffen opdirken werkwoord opdoffen oppoetsen werkwoord opdoffen uitdossen werkwoord opdoffen optutten werkwoord opdoffer opdonder zelfst. naamw. opdoffer stomp zelfst. naamw. opdoffers oplawaaien overig. opdoffers opduvels overig. opdoffers opdonders overig. opdon stoot overig. opdon peut overig. opdon oplawaai overig. opdon opduv overig. opdon muilpeer overig. opdon mep overig. opdon lel overig. opdon klap overig. opdon hengst overig. opdon vuistslag overig. opdon uithaal overig. opdon slag overig. opdon dreun overig. opdonder opdoffer zelfst. naamw. opdonder ukkepuk zelfst. naamw. opdonder stomp overig. opdonderen ophoepelen werkwoord opdonderen oplazeren werkwoord opdonderen opkrassen werkwoord opdonderen inrukken werkwoord opdonders vuistslagen overig. opdonders klappen overig. opdonders handtastelijkheden overig. opdonders oplawaaien overig. opdonders opduvels overig. opdonders opdoffers overig. opdraaien betalen werkwoord opdraaien omhoogdraaien werkwoord opdraaien opwinden werkwoord opdracht bevel zelfst. naamw. opdracht consigne zelfst. naamw. opdracht dwangbevel zelfst. naamw. opdracht lastgeving zelfst. naamw. opdracht mandaat zelfst. naamw. opdracht missie zelfst. naamw. opdracht order zelfst. naamw. opdracht taak zelfst. naamw. opdracht bevelschrift zelfst. naamw. opdracht consigne overig. opdrachtgever lastgever overig. opdragen aanbevelen werkwoord opdragen belasten werkwoord opdragen bevelen werkwoord opdragen toewijden werkwoord opdragen verordonneren werkwoord opdragen verordenen werkwoord opdragen gelasten werkwoord opdragen gebieden werkwoord opdragen decreteren werkwoord opdragen commanderen werkwoord opdragen instrueren werkwoord opdraven verschijnen werkwoord opdraven uitkomen werkwoord opdraven opdagen werkwoord opdreunen afdraaien werkwoord opdrijven bovendrijven werkwoord opdrijven omhoogdrijven werkwoord opdrijven voortjagen werkwoord opdrijven opjagen werkwoord opdrijven ophitsen werkwoord opdrijven jachten werkwoord opdrijven opschroeven werkwoord opdrijven wegjagen werkwoord opdrijven voortdrijven werkwoord opdrijven aanzwiepen werkwoord opdringen aanpraten werkwoord opdringen oprukken werkwoord opdringen forceren zelfst. naamw. opdringen openduwen werkwoord opdringerig klef bijv. naamw. opdrinken opslorpen werkwoord opdrinken uitdrinken werkwoord opdrinken leegmaken werkwoord opdrinken leegdrinken werkwoord opdrinken ledigen werkwoord opdrogen drogen werkwoord opdrogen harden werkwoord opdrogen uitdrogen werkwoord opdrogen verdrogen werkwoord opdrogen verdorren werkwoord opdrogen indrogen werkwoord opdruk belettering zelfst. naamw. opdrukken bedrukken werkwoord opdrukken overdrukken werkwoord opduikelen opduiken werkwoord opduikelen opsnorren werkwoord opduikelen opscharrelen werkwoord opduiken opduikelen werkwoord opduiken verschijnen werkwoord opduiken opdiepen werkwoord opduiken opkomen werkwoord opduiken opdagen werkwoord opduv stoot overig. opduv peut overig. opduv oplawaai overig. opduv opdon overig. opduv muilpeer overig. opduv mep overig. opduv lel overig. opduv klap overig. opduv hengst overig. opduvelen opdonderen werkwoord opduvels oplawaaien overig. opduvels opdonders overig. opduvels opdoffers overig. opdweilen opnemen werkwoord opeenhopen accumuleren werkwoord opeenhopen bijeenzamelen werkwoord opeenhopen hopen werkwoord opeenhopen opstapelen zelfst. naamw. opeenhopen cumuleren werkwoord opeenhopen stapelen werkwoord opeenhopen verzamelen werkwoord opeenhopen vergaren werkwoord opeenhopen sparen werkwoord opeenhopen oppotten werkwoord opeenhoping agglomeratie zelfst. naamw. opeenhoping bende zelfst. naamw. opeenhoping berg zelfst. naamw. opeenhoping hoop zelfst. naamw. opeenhoping massa zelfst. naamw. opeenhoping opeenstapeling zelfst. naamw. opeenhoping ophoping zelfst. naamw. opeenhoping selectie zelfst. naamw. opeenhoping stapel zelfst. naamw. opeenhoping stel zelfst. naamw. opeenhoping verzameling zelfst. naamw. opeenhoping accumulatie zelfst. naamw. opeenhoping stap zelfst. naamw. opeenhoping sortering zelfst. naamw. opeens plotseling bijv. naamw. opeens abrupt bijv. naamw. opeens ineens bijv. naamw. opeens plotsklaps bijv. naamw. opeens plots bijv. naamw. opeens onverwachts bijv. naamw. opeens onverwacht bijv. naamw. opeens onverhoeds bijv. naamw. opeens eensklaps bijv. naamw. opeens schielijk bijv. naamw. opeens bruusk bijv. naamw. opeenstapelen accumuleren werkwoord opeenstapeling accumulatie zelfst. naamw. opeenstapeling opeenhoping zelfst. naamw. opeenstapeling stapel zelfst. naamw. opeenstapeling stap zelfst. naamw. opeenstapeling ophoping zelfst. naamw. opeenstapeling hoop zelfst. naamw. opeenstapeling opstapeling zelfst. naamw. opeenvolgend achtereenvolgend bijv. naamw. opeenvolgend aaneenvolgend bijv. naamw. opeenvolging aaneenschakeling zelfst. naamw. opeenvolgingen reeksen zelfst. naamw. opeenvolgingen aaneenschakelingen zelfst. naamw. opeisbaar opvorderbaar bijv. naamw. opeisbaar incasseerbaar bijv. naamw. opeisbaar inbaar bijv. naamw. opeisen eisen werkwoord opeisen opvorderen werkwoord opeisen vorderen werkwoord opeisen rekwireren werkwoord open genaakbaar bijv. naamw. open onbeantwoord bijv. naamw. open onbetaald bijv. naamw. open onbezet bijv. naamw. open ontvankelijk bijv. naamw. open openhartig bijv. naamw. open rechtschapen bijv. naamw. open rechttoe bijv. naamw. open frank bijv. naamw. open oprecht bijv. naamw. open eerlijk bijv. naamw. open vrijuit bijv. naamw. open vrijelijk bijv. naamw. open vrij bijv. naamw. open ronduit bijv. naamw. open onverholen bijv. naamw. open onomwonden bijv. naamw. open onbewimpeld bijv. naamw. open toegankelijk bijv. naamw. open benaderbaar bijv. naamw. openbaar bekend bijv. naamw. openbaar publiek bijv. naamw. openbaar van staatswegen bijv. naamw. openbaar open en bloot bijv. naamw. openbaarheid publiciteit zelfst. naamw. openbaarheid toegankelijkheid zelfst. naamw. openbaarmaking afkondiging zelfst. naamw. openbaarmaking publicatie zelfst. naamw. openbaarmaking publiciteit zelfst. naamw. openbaarmaking proclamatie zelfst. naamw. openbaarmaking bekendmaking zelfst. naamw. openbaren manifesteren werkwoord openbaren meedelen werkwoord openbaren publiceren werkwoord openbaren uitbrengen werkwoord openbaren reveleren werkwoord openbaring ontdekking zelfst. naamw. openbaring onthulling zelfst. naamw. openbaring verkondiging zelfst. naamw. openbaring verrassenontdekking zelfst. naamw. openbranden losbranden overig. openbreken forceren werkwoord openbreken kraken werkwoord openbreken losbreken werkwoord openbreken opbreken werkwoord openbreken openleggen werkwoord opendoen openmaken werkwoord opendoen openen werkwoord opendoen ontsluiten werkwoord opendraaien ontsluiten werkwoord opendraaien openen werkwoord openduwen opdringen werkwoord openduwen openstoten werkwoord openen beginnen werkwoord openen expanderen werkwoord openen inleiden werkwoord openen opendraaien werkwoord openen opengaan werkwoord openen openmaken werkwoord openen openscheuren werkwoord openen starten werkwoord openen opwerpen werkwoord openen entameren werkwoord openen aansnijden werkwoord openen aanknopen werkwoord openen aankaarten werkwoord openen verwijden werkwoord openen verruimen werkwoord openen vermeerderen werkwoord openen verbreiden werkwoord openen uitdijen werkwoord openen uitbreiden werkwoord openen uitbouwen werkwoord openen losrijgen werkwoord openen ontsluiten werkwoord openen opendoen werkwoord openen vrijgeven werkwoord openen openstellen werkwoord opener flesopener zelfst. naamw. opener blikopener zelfst. naamw. opengaan losgaan werkwoord opengaan ontluiken werkwoord opengaan openen werkwoord opengelegd ontsloten overig. opengelegd geopend overig. opengemaakt geopend overig. opengemaakt aangebroken overig. opengeprikt aangeprikt overig. opengevallen vacant bijv. naamw. openhaard schouw zelfst. naamw. openhalen openscheuren werkwoord openhartig eerlijk bijv. naamw. openhartig mededeelzaam bijv. naamw. openhartig onverbloemd bijv. naamw. openhartig open bijv. naamw. openhartig oprecht bijv. naamw. openhartig vrij bijv. naamw. openhartig vrijelijk bijv. naamw. openhartig frank bijv. naamw. openhartig ongezouten bijv. naamw. openhartig rond bijv. naamw. openhartig rondborstig bijv. naamw. openhartig ronduit bijv. naamw. openhartig trouwhartig bijv. naamw. openhartig vrijuit bijv. naamw. openhartig ruiterlijk bijv. naamw. openhartig onverholen bijv. naamw. openhartig onomwonden bijv. naamw. openhartig onbewimpeld bijv. naamw. openhartig fideel bijv. naamw. openhartigheid openheid zelfst. naamw. openhartigheid rondheid zelfst. naamw. openhartigheid rondborstigheid zelfst. naamw. openhartigheid oprechtheid zelfst. naamw. openheid ontvankelijkheid zelfst. naamw. openheid rondborstigheid zelfst. naamw. openheid openhartigheid zelfst. naamw. openheid rondheid zelfst. naamw. openheid oprechtheid zelfst. naamw. openheid glasnost zelfst. naamw. openhouden vrijhouden werkwoord opening aanvang zelfst. naamw. opening begin zelfst. naamw. opening bres zelfst. naamw. opening deuropening zelfst. naamw. opening ingebruikneming zelfst. naamw. opening inkeping zelfst. naamw. opening sleuf zelfst. naamw. opening tussenruimte zelfst. naamw. opening uitsparing zelfst. naamw. opening split zelfst. naamw. opening scheur zelfst. naamw. opening reet zelfst. naamw. opening kloof zelfst. naamw. opening groef zelfst. naamw. opening gat zelfst. naamw. opening barst zelfst. naamw. opening gleuf zelfst. naamw. opening start zelfst. naamw. opening inzet zelfst. naamw. opening kier zelfst. naamw. opening spleet zelfst. naamw. openingen mondingen zelfst. naamw. openingsplechtigheid start zelfst. naamw. openlaten uitsparen werkwoord openleggen openbreken werkwoord openlegging ontsluiten zelfst. naamw. openlegging ontsluiting zelfst. naamw. openlijk onomwonden bijv. naamw. openlijk ronduit bijv. naamw. openlijk hardop bijv. naamw. openlijk onverholen bijv. naamw. openlijk onverbloemd bijv. naamw. openlijk cru bijv. naamw. openlucht buitenlucht zelfst. naamw. openlucht lucht zelfst. naamw. openmaken aanbreken werkwoord openmaken kraken werkwoord openmaken ontsluiten werkwoord openmaken opendoen werkwoord openmaken openen werkwoord openprikken doorprikken overig. openrijten rijten werkwoord openrijten openscheuren werkwoord openrijten losscheuren werkwoord openscheuren openhalen werkwoord openscheuren rijten werkwoord openscheuren scheuren werkwoord openscheuren openrijten werkwoord openscheuren losscheuren werkwoord openslaan uitbreiden werkwoord opensnijden openen werkwoord opensnijden opereren werkwoord openspreiden uitvouwen overig. openspreiden uitspreiden overig. openspreiden uitslaan overig. openspreiden uitklappen overig. openspreiden openvouwen overig. openspreiden ontvouwen overig. openspringen barsten werkwoord openspringen losspringen werkwoord openstaan aanstaan werkwoord openstaan onbetaald zijn werkwoord openstaan gapen werkwoord openstaan vaceren werkwoord openstaand leeg bijv. naamw. openstaand ontvankelijk bijv. naamw. openstaand vatbaar bijv. naamw. openstaanposten vacatures overig. openstellen openen werkwoord openstellen vrijgeven werkwoord openstelling opening zelfst. naamw. openstoten openduwen overig. opentrekken openhalen werkwoord openvouwen ontvouwen werkwoord openvouwen uitklappen werkwoord openvouwen uitslaan werkwoord openvouwen uitspreiden werkwoord openvouwen uitvouwen werkwoord openvouwen openspreiden werkwoord openwerken uithollen werkwoord openwerking uitholling zelfst. naamw. openzetten uitzetten werkwoord opera zangspel zelfst. naamw. operatie ingreep zelfst. naamw. operatie manoeuvre zelfst. naamw. operatie onderneming zelfst. naamw. operatie verrichting zelfst. naamw. operatief chirurgisch bijv. naamw. operatief werkklaar bijv. naamw. operatief heelkundig bijv. naamw. operationeel gebruiksklaar bijv. naamw. opereren opensnijden werkwoord opereren te werk gaan werkwoord opereren werken werkwoord opereren procederen werkwoord opereren optreden werkwoord opereren manipuleren werkwoord opereren leven werkwoord opereren handelen werkwoord operette zangspel zelfst. naamw. opeten eten werkwoord opeten leegeten werkwoord opeten nuttigen werkwoord opeten opmaken werkwoord opeten verorberen werkwoord opeten vreten werkwoord opeten schransen werkwoord opeten consumeren werkwoord opeten bunkeren werkwoord opeten schrokken werkwoord opeten bikken werkwoord opeten oppeuzelen werkwoord opeten gebruiken werkwoord opeten opvreten werkwoord opfleuren opbloeien werkwoord opfleuren opmonteren werkwoord opfleuren verkwikken werkwoord opfleuren ontplooien werkwoord opflikkeren oprotten werkwoord opfokken fokken werkwoord opfokken jennen werkwoord opfokken opjuinen werkwoord opfokken opruien werkwoord opfokken poken werkwoord opfokken opstoken werkwoord opfokken opjutten werkwoord opfokken ophitsen werkwoord opfokken aanzetten werkwoord opfokken aanwakkeren werkwoord opfokken aanstoken werkwoord opfokken kweken werkwoord opfriscursus herhalingscursus overig. opfrissen luchten werkwoord opfrissen ophalen werkwoord opfrissen verfrissen werkwoord opfrissen verlevendigen werkwoord opfrissen verkwikken werkwoord opfrissen verkoelen werkwoord opgaaf opgave zelfst. naamw. opgaaf staatje zelfst. naamw. opgaaf staat zelfst. naamw. opgaaf overzicht zelfst. naamw. opgaaf lijst zelfst. naamw. opgaaf verklaring zelfst. naamw. opgaaf onvoldoende zelfst. naamw. opgaaf zwaarte zelfst. naamw. opgaaf vraagstuk zelfst. naamw. opgaaf probleem zelfst. naamw. opgaaf kwestie zelfst. naamw. opgaan kloppen werkwoord opgaan rijzen werkwoord opgaan vervuld zijn werkwoord opgaan wassen werkwoord opgaan verrijzen werkwoord opgaan stijgen werkwoord opgaan opstaan werkwoord opgaan opkomen werkwoord opgaan klimmen werkwoord opgaan bestijgen werkwoord opgaan uitkomen werkwoord opgang succes zelfst. naamw. opgang toegang zelfst. naamw. opgang trap zelfst. naamw. opgave aanmelding zelfst. naamw. opgave karwei zelfst. naamw. opgave kwestie zelfst. naamw. opgave leeroefening zelfst. naamw. opgave mededeling zelfst. naamw. opgave oefening zelfst. naamw. opgave opgaaf zelfst. naamw. opgave opsomming zelfst. naamw. opgave probleem zelfst. naamw. opgave test zelfst. naamw. opgave vraagstuk zelfst. naamw. opgave zwaarte zelfst. naamw. opgave inschrijving zelfst. naamw. opgave vermelding zelfst. naamw. opgave uitspraak zelfst. naamw. opgave tijding zelfst. naamw. opgave relaas zelfst. naamw. opgave melding zelfst. naamw. opgave boodschap zelfst. naamw. opgave bericht zelfst. naamw. opgave bekendmaking zelfst. naamw. opgave verwittiging zelfst. naamw. opgave gewag zelfst. naamw. opgave staatje zelfst. naamw. opgave staat zelfst. naamw. opgave overzicht zelfst. naamw. opgave lijst zelfst. naamw. opgeblazen bombastisch bijv. naamw. opgeblazen gezwollen bijv. naamw. opgeblazen hoogmoedig bijv. naamw. opgeblazen opgezwollen bijv. naamw. opgeblazen pompeus bijv. naamw. opgeblazen hoogdravend bijv. naamw. opgeblazen opgezet bijv. naamw. opgeblazen vlaagsgewijs bijv. naamw. opgeblazen reclameachtig bijv. naamw. opgeblazen pafferig bijv. naamw. opgeblazen kortademig bijv. naamw. opgeblazen dof bijv. naamw. opgeblazen dik bijv. naamw. opgeblazenheid flatulentie zelfst. naamw. opgeblazenheid opgezetheid zelfst. naamw. opgeblazenheid gezwollenheid zelfst. naamw. opgebruiken opkrijgen werkwoord opgebruiken opmaken werkwoord opgebruiker opmaker overig. opgedraaid opgewonden bijv. naamw. opgedragen bevolen bijv. naamw. opgefokt opgehitst overig. opgegeven gemelde overig. opgehelderd opgeklaard bijv. naamw. opgehelderd uitgelegd bijv. naamw. opgehelderd verduidelijkt bijv. naamw. opgehelderd verhelderd bijv. naamw. opgehelderd toegelicht bijv. naamw. opgehelderd belicht bijv. naamw. opgehelderd opgetrokken bijv. naamw. opgehelderd helgeworden bijv. naamw. opgehelderd verklaard bijv. naamw. opgeheven uiteengegaan bijv. naamw. opgeheven uiteengevallen bijv. naamw. opgeheven ontbonden bijv. naamw. opgehitst opgefokt overig. opgehouden gestopt bijv. naamw. opgehouden uitgescheiden bijv. naamw. opgejaagd gestressd bijv. naamw. opgejaagd gespannen bijv. naamw. opgekikkerd opgeknapt overig. opgeklaard opgehelderd bijv. naamw. opgeknaagd opgeknabbeld overig. opgeknabbeld opgeknaagd overig. opgeknapt beter bijv. naamw. opgeknapt opgekikkerd bijv. naamw. opgekropt verbeten bijv. naamw. opgekropt verkropt bijv. naamw. opgekropt onderdrukt bijv. naamw. opgelapt versteld bijv. naamw. opgelaten onaangenaam bijv. naamw. opgelaten ongemakkelijk bijv. naamw. opgeld agio zelfst. naamw. opgelicht bedonderd bijv. naamw. opgelucht blij overig. opgemaakt opgesteld bijv. naamw. opgemeten afgemeten overig. opgemonterd opgevrolijkt overig. opgenomen geregistreerd bijv. naamw. opgenomen toegelaten bijv. naamw. opgenomen opgevat bijv. naamw. opgepoetst gepoetst bijv. naamw. opgepoetst gepolijst bijv. naamw. opgericht gesticht bijv. naamw. opgeruimd blij bijv. naamw. opgeruimd gerangschikt bijv. naamw. opgeruimd netjes bijv. naamw. opgeruimd ordelijk bijv. naamw. opgeruimd schoon bijv. naamw. opgeruimd vrolijk bijv. naamw. opgeruimdheid smetteloosheid zelfst. naamw. opgeruimdheid properheid zelfst. naamw. opgeruimdheid ordelijkheid zelfst. naamw. opgeruimdheid onberispelijkheid zelfst. naamw. opgeruimdheid netheid zelfst. naamw. opgeruimdheid keurigheid zelfst. naamw. opgeschroefd bombastisch bijv. naamw. opgesierd opgesmukt overig. opgesierd opgetuigd overig. opgesloten gevangen bijv. naamw. opgesloten vastgezet bijv. naamw. opgesloten geïnterneerd bijv. naamw. opgesmukt gemaakt overig. opgesmukt opgesierd overig. opgesteld opgemaakt bijv. naamw. opgestoven opgewaaid overig. opgeteld samen overig. opgetogen monter bijv. naamw. opgetogen opgewekt bijv. naamw. opgetogen vrolijk bijv. naamw. opgetogen blij bijv. naamw. opgetogen blijmoedig bijv. naamw. opgetogen blijgestemd bijv. naamw. opgetogen uitgelaten bijv. naamw. opgetogen levendig bijv. naamw. opgetogen kwiek bijv. naamw. opgetogen jolig bijv. naamw. opgetogen fideel bijv. naamw. opgetogen zonnig bijv. naamw. opgetogen lustig bijv. naamw. opgetogen tierig bijv. naamw. opgetogen levenslustig bijv. naamw. opgetogen dartel bijv. naamw. opgetogenheid blijdschap zelfst. naamw. opgetogenheid extase zelfst. naamw. opgetogenheid verrukking zelfst. naamw. opgetrokken verhelderd overig. opgetrokken opgehelderd overig. opgetrokken helgeworden overig. opgetuigd opgesierd overig. opgetut gekleed overig. opgevangen onderschept bijv. naamw. opgevat toegelaten bijv. naamw. opgevat opgenomen bijv. naamw. opgeven aanmelden werkwoord opgeven afhaken werkwoord opgeven afvallen werkwoord opgeven afzeggen werkwoord opgeven braken werkwoord opgeven capituleren werkwoord opgeven dicteren werkwoord opgeven eraan geven werkwoord opgeven inschrijven werkwoord opgeven ophouden werkwoord opgeven prijsgeven werkwoord opgeven stoppen werkwoord opgeven subscriberen werkwoord opgeven aanvragen zelfst. naamw. opgeven intekenen werkwoord opgeven afleggen werkwoord opgeven uitleveren werkwoord opgeven overgeven werkwoord opgeven eruitstappen werkwoord opgeven afstand werkwoord opgeven uitscheiden werkwoord opgeven staken werkwoord opgeven opofferen werkwoord opgevoed getogen bijv. naamw. opgevrolijkt opgemonterd overig. opgevuld volgestopt bijv. naamw. opgewaaid opgestoven overig. opgewassen berekend bijv. naamw. opgewassen bestand bijv. naamw. opgewekt blij bijv. naamw. opgewekt blijmoedig bijv. naamw. opgewekt goedgeluimd bijv. naamw. opgewekt monter bijv. naamw. opgewekt opgetogen bijv. naamw. opgewekt vrolijk bijv. naamw. opgewekt fris bijv. naamw. opgewekt geanimeerd bijv. naamw. opgewekt luchtig bijv. naamw. opgewekt plezierig bijv. naamw. opgewekt zonnig bijv. naamw. opgewekt blijgestemd bijv. naamw. opgewekt uitgelaten bijv. naamw. opgewekt levendig bijv. naamw. opgewekt kwiek bijv. naamw. opgewekt jolig bijv. naamw. opgewekt fideel bijv. naamw. opgewekt wakker bijv. naamw. opgewekt vief bijv. naamw. opgewekt tierig bijv. naamw. opgewekt rap bijv. naamw. opgewekt kras bijv. naamw. opgewekt druk bijv. naamw. opgewekt welgestemd bijv. naamw. opgewekt welgemoed bijv. naamw. opgewekt goedgehumeurd bijv. naamw. opgewekt levenslustig bijv. naamw. opgewekt dartel bijv. naamw. opgewekt goedgemutst overig. opgewekt vrolijk overig. opgewektheid animo zelfst. naamw. opgewektheid blijheid zelfst. naamw. opgewektheid vrolijkheid zelfst. naamw. opgewektheid blijmoedigheid zelfst. naamw. opgewektheid levendigheid zelfst. naamw. opgewektheid drukte zelfst. naamw. opgewonden driftig bijv. naamw. opgewonden geestdriftig bijv. naamw. opgewonden opgedraaid bijv. naamw. opgewonden geagiteerd bijv. naamw. opgewonden koortsachtig bijv. naamw. opgewonden uitgelaten bijv. naamw. opgewonden zenuwachtig bijv. naamw. opgewonden seksueopgewonden bijv. naamw. opgewonden hitsig bijv. naamw. opgewonden heet bijv. naamw. opgewonden geil bijv. naamw. opgewondenheid geilheid zelfst. naamw. opgewondenheid excitatie zelfst. naamw. opgewondenheid zin zelfst. naamw. opgewondenheid lust zelfst. naamw. opgewondenheid hitsigheid zelfst. naamw. opgewondenheid seksuegeprikkeldheid zelfst. naamw. opgewondenheid opwinding zelfst. naamw. opgezet gezwollen bijv. naamw. opgezet opgezwollen bijv. naamw. opgezet opgeblazen bijv. naamw. opgezetheid opgeblazenheid zelfst. naamw. opgezetheid gezwollenheid zelfst. naamw. opgezwollen gezwollen bijv. naamw. opgezwollen opgeblazen bijv. naamw. opgezwollen opgezet bijv. naamw. opgooi toss zelfst. naamw. opgooien omhooggooien werkwoord opgooien opspelen werkwoord opgooien opwerpen werkwoord opgraven delven werkwoord opgraven graven werkwoord opgraven scheppen werkwoord opgraven opdelven werkwoord opgroeien groeien werkwoord opgroeien uitgroeien werkwoord ophaal schreef zelfst. naamw. ophaalbrug klapbrug overig. ophakken bluffen werkwoord ophalen afhalen werkwoord ophalen afnemen werkwoord ophalen collecteren werkwoord ophalen meenemen werkwoord ophalen omhooghalen werkwoord ophalen opfrissen werkwoord ophalen weghalen werkwoord ophalen wegnemen werkwoord ophalen oppikken werkwoord ophangen opknopen werkwoord ophangen vastleggen op werkwoord ophangen weghangen werkwoord ophangen ophanging zelfst. naamw. ophangen verhangen werkwoord ophangen gelasten werkwoord ophangen beschikken werkwoord ophangen behangen werkwoord ophangen bedekken werkwoord ophangen afkondigen werkwoord ophangen wielophanging werkwoord ophanghaak haak zelfst. naamw. ophanghaakje haakje zelfst. naamw. ophanging ophangen zelfst. naamw. ophanging strop zelfst. naamw. ophanging wielophanging zelfst. naamw. ophef blabla zelfst. naamw. ophef deining zelfst. naamw. ophef drukte zelfst. naamw. ophef misbaar zelfst. naamw. ophef rumoer zelfst. naamw. ophef tumult zelfst. naamw. ophef heisa overig. ophef heisa overig. ophef heisa overig. opheffen ontkrachten werkwoord opheffen opdoeken werkwoord opheffen optillen werkwoord opheffen verbreken werkwoord opheffen beëindigen zelfst. naamw. opheffen herroepen zelfst. naamw. opheffen opwinden werkwoord opheffen oprollen werkwoord opheffen omwikkelen werkwoord opheffen liquideren werkwoord opheffen inzwachtelen werkwoord opheffen inbakeren werkwoord opheffen baken werkwoord opheffen afwikkelen werkwoord opheffen verdelgen werkwoord opheffen uitroeien werkwoord opheffen solveren werkwoord opheffen verbrijzelen werkwoord opheffen stukmaken werkwoord opheffen ontbinden werkwoord opheffen forceren werkwoord opheffen afbreken werkwoord opheffen opheffing werkwoord opheffen hijsen werkwoord opheffen heffen werkwoord opheffen tillen werkwoord opheffen omhoogheffen werkwoord opheffen lichten werkwoord opheffen terugnemen werkwoord opheffen intrekken werkwoord opheffen vernietigen werkwoord opheffen verijdelen werkwoord opheffen ondervangen werkwoord opheffen nullificeren werkwoord opheffen terugdraaien werkwoord opheffing afschaffing zelfst. naamw. opheffing neutralisatie zelfst. naamw. opheffing opheffen zelfst. naamw. opheffing beëindigen zelfst. naamw. opheffing omhoogheffen zelfst. naamw. ophelderen opklaren werkwoord ophelderen toelichten werkwoord ophelderen verduidelijken werkwoord ophelderen verklaren werkwoord ophelderen uitleggen werkwoord ophelderen verhelderen werkwoord ophelderen belichten werkwoord ophelderen accentueren werkwoord opheldering mededeling zelfst. naamw. opheldering opklaring zelfst. naamw. opheldering toelichting zelfst. naamw. opheldering uitleg zelfst. naamw. opheldering verduidelijking zelfst. naamw. opheldering verklaring zelfst. naamw. opheldering uitlegging zelfst. naamw. opheldering statement zelfst. naamw. opheldering declaratie zelfst. naamw. opheldering bewering zelfst. naamw. opheldering bevestiging zelfst. naamw. opheldering aangifte zelfst. naamw. opheldering uiteenzetting zelfst. naamw. opheldering verlichting zelfst. naamw. ophelderingen toelichtingen overig. ophelderingen inlichtingen overig. ophemelen loven werkwoord ophemeling apotheose zelfst. naamw. ophijsen hijsen werkwoord ophijsen lichten werkwoord ophijsen optakelen werkwoord ophijsend optrekkend overig. ophitsen aanvuren werkwoord ophitsen opjagen werkwoord ophitsen opruien werkwoord ophitsen uitlokken werkwoord ophitsen aanstoken zelfst. naamw. ophitsen opstoken zelfst. naamw. ophitsen uitdagen werkwoord ophitsen provoceren werkwoord ophitsen poken werkwoord ophitsen opjutten werkwoord ophitsen opfokken werkwoord ophitsen aanzetten werkwoord ophitsen aanwakkeren werkwoord ophitsen agiteren werkwoord ophitsen schudden werkwoord ophitsen opwinden werkwoord ophitsen voortjagen werkwoord ophitsen opdrijven werkwoord ophitsen jachten werkwoord ophitsen opstokerij werkwoord ophitsend opstokend overig. ophitsing hetze zelfst. naamw. ophoepelen opdonderen werkwoord ophoepelen opduvelen werkwoord ophoepelen oplazeren werkwoord ophoepelen opkrassen werkwoord ophoepelen inrukken werkwoord ophoepelen oplazeren overig. ophoesten hoesten werkwoord ophogen verhogen werkwoord ophogen verhoogd werkwoord ophopen aangroeien werkwoord ophopen opkroppen werkwoord ophopen opaarden zelfst. naamw. ophopen stapelen zelfst. naamw. ophopen verzamelen zelfst. naamw. ophopen opstapelen zelfst. naamw. ophopen verhogen zelfst. naamw. ophoping accumulatie zelfst. naamw. ophoping opeenhoping zelfst. naamw. ophoping adsorptie zelfst. naamw. ophoping stap zelfst. naamw. ophoping opeenstapeling zelfst. naamw. ophoping hoop zelfst. naamw. ophoping verzameling zelfst. naamw. ophoping stel zelfst. naamw. ophoping sortering zelfst. naamw. ophoping selectie zelfst. naamw. ophoping massa zelfst. naamw. ophouden aflaten werkwoord ophouden afnokken werkwoord ophouden behouden werkwoord ophouden bevinden werkwoord ophouden omhooghouden werkwoord ophouden opgeven werkwoord ophouden stoppen werkwoord ophouden stopzetten werkwoord ophouden tegenhouden werkwoord ophouden temporiseren werkwoord ophouden uitsterven werkwoord ophouden eindigen zelfst. naamw. ophouden uitlopen werkwoord ophouden uitgaan werkwoord ophouden terechtkomen werkwoord ophouden arriveren werkwoord ophouden aflopen werkwoord ophouden aanlanden werkwoord ophouden aankomen werkwoord ophouden aanbelanden werkwoord ophouden verlopen werkwoord ophouden uitraken werkwoord ophouden beëindigen werkwoord ophouden afsluiten werkwoord ophouden eruitstappen werkwoord ophouden afzeggen werkwoord ophouden afvallen werkwoord ophouden afhaken werkwoord ophouden sterven werkwoord ophouden afsterven werkwoord ophouden uitscheiden werkwoord ophouden staken werkwoord ophouden hooghouden werkwoord ophouden uitstrekken werkwoord ophouden uitsteken werkwoord ophouden uitbreiden werkwoord ophouden strekken werkwoord ophouden rekken werkwoord ophouden remmen werkwoord ophouden kappen werkwoord ophouden vertragen werkwoord ophouding retentie zelfst. naamw. opinie gevoelen zelfst. naamw. opinie mening zelfst. naamw. opinie overtuiging zelfst. naamw. opinie visie zelfst. naamw. opinie zienswijze zelfst. naamw. opinie standpunt zelfst. naamw. opinie opvatting zelfst. naamw. opinie oordeel zelfst. naamw. opinie lezing zelfst. naamw. opinie inzicht zelfst. naamw. opinie interpretatie zelfst. naamw. opinie idee zelfst. naamw. opinie gezichtspunt zelfst. naamw. opinie denkbeeld zelfst. naamw. opinie kijk zelfst. naamw. opinieblad krant zelfst. naamw. opinieonderzoek enquete zelfst. naamw. opinieonderzoek poll zelfst. naamw. opiumkit rookgewoonte overig. opjagen aanzetten werkwoord opjagen achtervolgen werkwoord opjagen jachten werkwoord opjagen opdrijven werkwoord opjagen ophitsen werkwoord opjagen voortdrijven werkwoord opjagen drijven werkwoord opjagen aandrijven werkwoord opjagen voortjagen werkwoord opjutten aanjagen werkwoord opjutten opfokken werkwoord opjutten opruien werkwoord opjutten porren werkwoord opjutten aansporen werkwoord opjutten poken werkwoord opjutten opstoken werkwoord opjutten ophitsen werkwoord opjutten aanzetten werkwoord opjutten aanwakkeren werkwoord opjutten aanstoken werkwoord opjutten opzetten werkwoord opkalefateren opknappen werkwoord opkalefateren oplappen werkwoord opkalefateren opvijzelen werkwoord opkalefateren repareren werkwoord opkijken bewonderen werkwoord opkijken omhoogkijken werkwoord opkijken verbazen werkwoord opkijken opzien werkwoord opkikker opkikkertje overig. opkikker hartversterking overig. opkikker borreltje overig. opkikker borr overig. opkikkeren opbeuren werkwoord opkikkeren opknappen werkwoord opkikkertje drankje zelfst. naamw. opkikkertje opkikker zelfst. naamw. opkikkertje hartversterking zelfst. naamw. opkikkertje borreltje zelfst. naamw. opkikkertje borr zelfst. naamw. opkikkertje slokje zelfst. naamw. opkikkertje neutje zelfst. naamw. opkikkertje glaasje zelfst. naamw. opkikkertjes spiritualiën overig. opkikkertjes gedistilleerd overig. opkikkertjes drank overig. opkikkertjes alcoholica overig. opkikkertjes alcohol overig. opklapbaar opvouwbaar bijv. naamw. opklapstoel vouwsto overig. opklapstoel klapsto overig. opklaren opfleuren werkwoord opklaren ophelderen werkwoord opklaren oplichten werkwoord opklaren verduidelijken werkwoord opklaren verklaren werkwoord opklaren uitleggen werkwoord opklaren toelichten werkwoord opklaren verhelderen werkwoord opklaren belichten werkwoord opklaren accentueren werkwoord opklaring opheldering zelfst. naamw. opklauteren opklimmen werkwoord opklauteren klimmen werkwoord opklimmen klimmen werkwoord opklimmen stijgen zelfst. naamw. opklimmen opklauteren zelfst. naamw. opklimmend progressief bijv. naamw. opklimmend trapsgewijs bijv. naamw. opklimmend gradueel bijv. naamw. opklimming reeks overig. opklimming progressie overig. opkloppen dramatiseren werkwoord opkloppen kloppen werkwoord opkloppen opschroeven werkwoord opkloppen overdrijven werkwoord opkloppen opblazen werkwoord opkloppen aandikken werkwoord opklossen opwinden overig. opklossen opwikkelen overig. opklossen haspelen overig. opknallen botsing overig. opknapbeurt restauratie zelfst. naamw. opknappen beter worden werkwoord opknappen doen werkwoord opknappen moderniseren werkwoord opknappen opkalefateren werkwoord opknappen opkikkeren werkwoord opknappen renoveren werkwoord opknappen uitzitten werkwoord opknappen opvijzelen werkwoord opknappen oplappen werkwoord opknopen ophangen werkwoord opkomen beginnen werkwoord opkomen bovenkomen werkwoord opkomen furore maken werkwoord opkomen groeien werkwoord opkomen ingang vinden werkwoord opkomen omhoogkomen werkwoord opkomen ontstaan werkwoord opkomen opborrelen werkwoord opkomen opdagen werkwoord opkomen opnemen werkwoord opkomen opwellen werkwoord opkomen rijzen werkwoord opkomen verschijnen werkwoord opkomen wassen werkwoord opkomen verrijzen werkwoord opkomen stijgen werkwoord opkomen opstaan werkwoord opkomen opgaan werkwoord opkomen klimmen werkwoord opkomen bestijgen werkwoord opkomen opduiken werkwoord opkomst doorbraak zelfst. naamw. opkomst entree zelfst. naamw. opkomst stijging zelfst. naamw. opkomst opstand zelfst. naamw. opkomst opleving zelfst. naamw. opkoopster opkoper overig. opkoopster koper overig. opkoopster koopster overig. opkopen overnemen werkwoord opkopen accapareren werkwoord opkoper koper zelfst. naamw. opkoper uitdrager zelfst. naamw. opkoper opkoopster zelfst. naamw. opkoper koopster zelfst. naamw. opkrabbelen opstaan werkwoord opkrassen aftaaien werkwoord opkrassen oplazeren werkwoord opkrassen ophoepelen werkwoord opkrassen opdonderen werkwoord opkrassen inrukken werkwoord opkrijgen opgebruiken werkwoord opkrijgen opmaken werkwoord opkrikken aandrijven werkwoord opkrikken stimuleren werkwoord opkrikken prikkelen werkwoord opkrikken opwekken werkwoord opkrikken aansporen werkwoord opkroppen inhouden werkwoord opkroppen ophopen werkwoord opkroppen opstapelen werkwoord opkruisen oplaveren overig. opkweken voortbrengen werkwoord opkweken verbouwen werkwoord opkweken telen werkwoord opkweken procreëren werkwoord opkweken planten werkwoord opkweken kweken werkwoord opkweken genereren werkwoord opkweken fokken werkwoord opkweken aanplanten werkwoord opkweken aankweken werkwoord oplaaien opvlammen werkwoord oplaaien uitbarsten werkwoord oplaaien dóórbreken werkwoord opladen laden werkwoord opladen opleggen werkwoord oplage druk zelfst. naamw. oplage editie zelfst. naamw. oplage uitgave zelfst. naamw. oplappen lappen werkwoord oplappen opkalefateren werkwoord oplappen repareren werkwoord oplappen sleutelen werkwoord oplappen dokteren werkwoord oplappen opvijzelen werkwoord oplappen opknappen werkwoord oplaveren opkruisen overig. oplawaai duw zelfst. naamw. oplawaai hengst zelfst. naamw. oplawaai klap zelfst. naamw. oplawaai mep zelfst. naamw. oplawaai optater zelfst. naamw. oplawaai peut zelfst. naamw. oplawaai stoot zelfst. naamw. oplawaai opduv zelfst. naamw. oplawaai opdon zelfst. naamw. oplawaai muilpeer zelfst. naamw. oplawaai lel zelfst. naamw. oplawaaien opduvels overig. oplawaaien opdonders overig. oplawaaien opdoffers overig. oplazeren opdonderen werkwoord oplazeren opkrassen werkwoord oplazeren ophoepelen werkwoord oplazeren inrukken werkwoord oplazeren ophoepelen overig. opleggen opdragen werkwoord opleggen opslaan werkwoord opleggen opbrengen werkwoord opleggen aantrekken werkwoord opleggen aandoen werkwoord opleggen aanbrengen werkwoord opleggen opladen werkwoord oplegger trailer zelfst. naamw. oplegger vrachtauto zelfst. naamw. opleggers aanhangers zelfst. naamw. opleggers trailers zelfst. naamw. opleggers aanhangwagens zelfst. naamw. oplegsel passement overig. oplegsel omzoming overig. oplegsel galon overig. oplegsel boordsel overig. oplei oefenmeester overig. oplei leermeester overig. oplei instructeur overig. opleiden onderrichten werkwoord opleiden scholen werkwoord opleiden opvoeden werkwoord opleiden kweken werkwoord opleiden grootbrengen werkwoord opleiden dresseren werkwoord opleiden leiden werkwoord opleiden voorbereiden werkwoord opleiden trainen werkwoord opleider instructeur zelfst. naamw. opleiding cursus zelfst. naamw. opleiding instituut zelfst. naamw. opleiding scholing zelfst. naamw. opleiding schoolopleiding zelfst. naamw. opleiding vorming zelfst. naamw. opleiding oefening zelfst. naamw. opleiding africhting zelfst. naamw. opleidingsinstituut academie zelfst. naamw. oplepelen lepelen werkwoord opletten luisteren werkwoord opletten verzorgen werkwoord opletten oppassen werkwoord opletten behartigen werkwoord opletten toezien werkwoord opletten toeluisteren werkwoord oplettend opmerkzaam bijv. naamw. oplettend uitgeslapen bijv. naamw. oplettend waakzaam bijv. naamw. oplettend wakker bijv. naamw. oplettend aandachtig bijv. naamw. oplettend attent bijv. naamw. oplettend alert bijv. naamw. oplettend zorgvuldig bijv. naamw. oplettendheid aandacht zelfst. naamw. oplettendheid attentie zelfst. naamw. oplettendheid opmerkzaamheid zelfst. naamw. oplettendheid zorg zelfst. naamw. oplettendheid acht zelfst. naamw. opleven herleven werkwoord opleven verlevendigen werkwoord opleven reanimeren werkwoord opleven opwekken werkwoord opleven activeren werkwoord opleveren afleveren werkwoord opleveren opbrengen werkwoord opleveren rijpen werkwoord opleving bloei zelfst. naamw. opleving stijging zelfst. naamw. opleving opstand zelfst. naamw. opleving opkomst zelfst. naamw. opleving opbloei zelfst. naamw. opleving herleving zelfst. naamw. opleving revival overig. opleving revival overig. opleving revival overig. oplezen afroepen werkwoord oplezen aflezen zelfst. naamw. oplezen bekendmaken zelfst. naamw. oplezen afkondigen zelfst. naamw. oplichten bedriegen werkwoord oplichten besodemieteren werkwoord oplichten flitsen werkwoord oplichten opheffen werkwoord oplichten opklaren werkwoord oplichten zwendelen werkwoord oplichten misleiden werkwoord oplichten belazeren werkwoord oplichten beduvelen werkwoord oplichten bedonderen werkwoord oplichten afzetten werkwoord oplichten flessen werkwoord oplichten lichten werkwoord oplichter bedrieger zelfst. naamw. oplichter vrijbuiter zelfst. naamw. oplichterij afzetterij zelfst. naamw. oplichterij bedrog zelfst. naamw. oplichterij misleiding zelfst. naamw. oplichterij oplichting zelfst. naamw. oplichterij zwendel zelfst. naamw. oplichterij zwendelarij zelfst. naamw. oplichterij nep zelfst. naamw. oplichterij knoeierij zelfst. naamw. oplichterij zwend zelfst. naamw. oplichterij gezwendel zelfst. naamw. oplichterijen verlakkerijen overig. oplichterijen oplichtingen overig. oplichting oplichterij zelfst. naamw. oplichting zwendelarij zelfst. naamw. oplichting zwend zelfst. naamw. oplichting gezwendel zelfst. naamw. oplichtingen verlakkerijen overig. oplichtingen oplichterijen overig. oploop samenscholing zelfst. naamw. oploopje samenkomst zelfst. naamw. oploopje toeloop zelfst. naamw. oplopen bestijgen werkwoord oplopen krijgen werkwoord oplopen meelopen werkwoord oplopen stijgen werkwoord oplopen opdoen werkwoord oplopend klimmend bijv. naamw. oplopend verheffend bijv. naamw. oplopend toenemend bijv. naamw. oplopend stijgend bijv. naamw. oplopend rijzend bijv. naamw. oplopend omhooggaand bijv. naamw. oplosbaar ontbindbaar bijv. naamw. oploskoffie koffie-extract zelfst. naamw. oplossen beëindigen werkwoord oplossen berekenen werkwoord oplossen ontrafelen werkwoord oplossen ontwarren werkwoord oplossen verdwijnen werkwoord oplossen ontcijferen werkwoord oplossen ontraadselen werkwoord oplossen ontknopen werkwoord oplossend lytisch bijv. naamw. oplossing antwoord zelfst. naamw. oplossing beëindiging zelfst. naamw. oplossing uitkomst zelfst. naamw. oplossing solutio zelfst. naamw. opluchting geruststelling zelfst. naamw. opluchting verademing zelfst. naamw. opluchting herademing zelfst. naamw. opluisteren omlijsten werkwoord opluisteren tooien zelfst. naamw. opluisteren versieren zelfst. naamw. opluistering versiersel overig. opluistering versiering zelfst. naamw. opluistering tooi overig. opluistering sierwerk overig. opluistering ornamentiek overig. opluistering opsiering zelfst. naamw. opluistering garnering zelfst. naamw. opluistering draperie overig. opluistering decoratie overig. opluistering decor overig. opluistering corsage overig. opmaak cosmetica zelfst. naamw. opmaak garnering zelfst. naamw. opmaak make-up zelfst. naamw. opmaak schoonheidsmiddelen zelfst. naamw. opmaak schmink zelfst. naamw. opmaak visagie zelfst. naamw. opmaak grime zelfst. naamw. opmaken afleiden werkwoord opmaken gereedmaken werkwoord opmaken opeten werkwoord opmaken opgebruiken werkwoord opmaken potverteren werkwoord opmaken schminken werkwoord opmaken verbruiken werkwoord opmaken redigeren zelfst. naamw. opmaken opkrijgen werkwoord opmaken optutten werkwoord opmaken opsmukken werkwoord opmaken opstellen werkwoord opmaken doorjagen werkwoord opmaken versieren werkwoord opmaken garneren werkwoord opmaken afwerken werkwoord opmaken zien werkwoord opmaker opgebruiker overig. opmarcheren oprukken werkwoord opmarcheren optrekken werkwoord opmars voortgang zelfst. naamw. opmerkelijk opvallend bijv. naamw. opmerkelijk aanmerkelijk bijv. naamw. opmerkelijk bijzonder bijv. naamw. opmerkelijk frappant bijv. naamw. opmerkelijk markant bijv. naamw. opmerkelijk merkwaardig bijv. naamw. opmerkelijk treffend bijv. naamw. opmerkelijk saillant bijv. naamw. opmerkelijk opmerkenswaardig bijv. naamw. opmerken aanschouwen werkwoord opmerken bemerken werkwoord opmerken te berde brengen werkwoord opmerken signaleren werkwoord opmerken waarnemen werkwoord opmerken merken werkwoord opmerken gewaarworden werkwoord opmerken zeggen werkwoord opmerken verwoorden werkwoord opmerken vertellen werkwoord opmerken zien werkwoord opmerken turen werkwoord opmerken staren werkwoord opmerken ontwaren werkwoord opmerken onderscheiden werkwoord opmerken kijken werkwoord opmerken bekijken werkwoord opmerkenswaardig treffend bijv. naamw. opmerkenswaardig saillant bijv. naamw. opmerkenswaardig opvallend bijv. naamw. opmerkenswaardig opmerkelijk bijv. naamw. opmerkenswaardig frappant bijv. naamw. opmerking aanmerking zelfst. naamw. opmerking aantekening zelfst. naamw. opmerking bemerking zelfst. naamw. opmerking kritiek zelfst. naamw. opmerking commentaar zelfst. naamw. opmerkzaam aandachtig bijv. naamw. opmerkzaam oplettend bijv. naamw. opmerkzaamheid aandacht zelfst. naamw. opmerkzaamheid oplettendheid zelfst. naamw. opmerkzaamheid attentie zelfst. naamw. opmeten afmeten werkwoord opmeten opnemen werkwoord opmeten peilen werkwoord opmeten meten werkwoord opmeting meting zelfst. naamw. opmonteren opfleuren werkwoord opmonteren verkwikken werkwoord opmontering vertroosting zelfst. naamw. opmontering bemoediging zelfst. naamw. opnaaien opstikken werkwoord opname beeldregistratie zelfst. naamw. opname geluidsregistratie zelfst. naamw. opname opvang zelfst. naamw. opname ziekenhuisopname zelfst. naamw. opname absorptie zelfst. naamw. opnamelei regisseur overig. opnamestudio studio`s overig. opnemen absorberen werkwoord opnemen bekijken werkwoord opnemen beoordelen werkwoord opnemen gadeslaan werkwoord opnemen inspreken werkwoord opnemen noteren werkwoord opnemen onthouden werkwoord opnemen opdweilen werkwoord opnemen opmeten werkwoord opnemen oppakken werkwoord opnemen opslorpen werkwoord opnemen opvangen werkwoord opnemen opvatten werkwoord opnemen registreren werkwoord opnemen vastleggen werkwoord opnemen tapen zelfst. naamw. opnemen onregbrengen werkwoord opnemen opslaan werkwoord opnemen opslurpen werkwoord opneming absorptie zelfst. naamw. opnieuw nogmaals bijv. naamw. opnieuw weer bijv. naamw. opnieuw andermaal bijv. naamw. opnieuw wederom bijv. naamw. opnieuw weder bijv. naamw. opnieuw alweer bijv. naamw. opnieuw anders bijv. naamw. opnoemen afroepen werkwoord opnoemen opgeven werkwoord opnoemen opsommen werkwoord opnoeming staat overig. opnoeming opsomming zelfst. naamw. opnoeming lijst overig. opoe grootmoeder zelfst. naamw. opoe oma zelfst. naamw. opoe grootmoe zelfst. naamw. opoe grootje zelfst. naamw. opofferen afstaan werkwoord opofferen prijsgeven werkwoord opofferen toewijden werkwoord opofferen offeren werkwoord opofferen opgeven werkwoord opoffering offer zelfst. naamw. opoffering offering zelfst. naamw. opoffering offerande zelfst. naamw. oponthoud stagnatie zelfst. naamw. oponthoud verblijf zelfst. naamw. oponthoud vertraging zelfst. naamw. oppakken aanhouden werkwoord oppakken arresteren werkwoord oppakken gevangennemen werkwoord oppakken opnemen werkwoord oppakken oprapen werkwoord oppakken inrekenen werkwoord oppakken vatten werkwoord oppakken opsnappen werkwoord oppakken oppikken werkwoord oppas babysit zelfst. naamw. oppas kinderoppas zelfst. naamw. oppas babysitter zelfst. naamw. oppas babyoppas zelfst. naamw. oppas baby-sitter zelfst. naamw. oppassen babysitten werkwoord oppassen opletten werkwoord oppassen attentie zelfst. naamw. oppassen uitkijken zelfst. naamw. oppassen verzorgen zelfst. naamw. oppassen behartigen zelfst. naamw. oppassen hoeden zelfst. naamw. oppassen bewaren zelfst. naamw. oppassen bewaken zelfst. naamw. oppasser dienaar zelfst. naamw. oppasser wachter zelfst. naamw. oppasser verzorger zelfst. naamw. oppasser verpleger zelfst. naamw. oppeppen bemoedigen werkwoord oppeppen stimuleren werkwoord oppeppen opwekken werkwoord oppeppen bezielen werkwoord oppeppen activeren werkwoord oppeppen aanmoedigen werkwoord oppepper gangmaker overig. opperbest allerbest bijv. naamw. opperbestuur heerschappij zelfst. naamw. opperen aanvoeren werkwoord opperen poneren werkwoord opperen suggereren werkwoord opperen opwerpen werkwoord opperen entameren werkwoord opperen aansnijden werkwoord opperen aankaarten werkwoord opperen stellen werkwoord oppergezag scepter zelfst. naamw. oppergezag suprematie zelfst. naamw. opperhoofd hoofd zelfst. naamw. opperhoofd stamhoofd zelfst. naamw. opperhoofd hoofdman zelfst. naamw. opperhoofd hoofdlei zelfst. naamw. opperhoofden leiders zelfst. naamw. opperhoofden hoofdmannen zelfst. naamw. oppermachtig almachtig bijv. naamw. oppermachtig soeverein bijv. naamw. oppermachtig alvermogend bijv. naamw. opperpriester hogepriester overig. opperpriester kerkvoogd overig. oppersen opstrijken werkwoord opperst hoogst overig. opperst allerhoogst overig. opperst bovenst overig. opperste bovenste bijv. naamw. opperste voornaamst bijv. naamw. opperste hoogste bijv. naamw. oppervlak oppervlakte zelfst. naamw. oppervlak vlak zelfst. naamw. oppervlakkig los bijv. naamw. oppervlakkig losjes bijv. naamw. oppervlakkig terloops bijv. naamw. oppervlakkig vluchtig bijv. naamw. oppervlakkig vlot bijv. naamw. oppervlakkig meegaand bijv. naamw. oppervlakkig gemakkelijk bijv. naamw. oppervlakkig ondiep bijv. naamw. oppervlakkig licht bijv. naamw. oppervlakkig zondiepgang bijv. naamw. oppervlakkigheid luchtigheid zelfst. naamw. oppervlakkigheid ondiepte zelfst. naamw. oppervlakkigheid lichtzinnigheid zelfst. naamw. oppervlakkigheid hupsheid zelfst. naamw. oppervlakkigheid frivoliteit zelfst. naamw. oppervlakte grootte zelfst. naamw. oppervlakte oppervlak zelfst. naamw. oppervlakte uitgebreidheid zelfst. naamw. oppervlakte uitgestrektheid zelfst. naamw. oppervlakte areaal zelfst. naamw. Opperwezen god zelfst. naamw. opperwezen heer zelfst. naamw. opperwezen Schepper zelfst. naamw. opperwezen Almachtige zelfst. naamw. oppeuzelen opeten werkwoord oppeuzelen verorberen werkwoord oppeuzelen nuttigen werkwoord oppeuzelen gebruiken werkwoord oppeuzelen eten werkwoord oppeuzelen consumeren werkwoord oppeuzelen verzwelgen werkwoord oppeuzelen verslinden werkwoord oppeuzelen opvreten werkwoord oppikken aanleren werkwoord oppikken oprapen werkwoord oppikken opsteken werkwoord oppikken pikken werkwoord oppikken meepikken werkwoord oppikken meekrijgen werkwoord oppikken leren werkwoord oppikken verwerven werkwoord oppikken ophalen werkwoord oppikken opsnappen werkwoord oppikken oppakken werkwoord opplakken vastlijmen werkwoord opplakken vastplakken werkwoord opplakken vasthechten werkwoord opplakken lijmen werkwoord opplakken hechten werkwoord oppoetsen boenen werkwoord oppoetsen opblinken werkwoord oppoetsen opdoffen werkwoord oppoetsen poetsen werkwoord oppoetsen polijsten werkwoord oppoetsen wrijven werkwoord oppoetsen opwrijven werkwoord oppoken aanstoken werkwoord oppoken aanwakkeren werkwoord oppoken opstoken werkwoord oppoken opporren werkwoord oppoken agiteren werkwoord oppoken stoken werkwoord oppoken poken werkwoord oppoken aanblazen werkwoord oppompbaar opblaasbaar overig. oppompen pompen werkwoord opponent bestrijder zelfst. naamw. opponeren tegenwerpen werkwoord opponeren tegenspreken werkwoord opporren aandrijven werkwoord opporren aansporen werkwoord opporren opstoken werkwoord opporren porren werkwoord opporren pushen werkwoord opporren stoken werkwoord opporren oppoken werkwoord opporren aanwakkeren werkwoord opportuniteit het van pas zijn overig. opportuun gelegen bijv. naamw. opportuun van pas overig. opposant antagonist zelfst. naamw. oppositie tegenpartij zelfst. naamw. oppositie tegenstand zelfst. naamw. oppotten bewaren werkwoord oppotten hamsteren werkwoord oppotten potten werkwoord oppotten verzamelen werkwoord oppotten vergaren werkwoord oppotten sparen werkwoord oppotten opeenhopen werkwoord oppotten bijeenzamelen werkwoord opprikken prikken werkwoord oprakelen ophalen werkwoord oprapen oppakken werkwoord oprapen oppikken werkwoord oprapen rapen werkwoord oprapen vatten werkwoord oprapen pakken werkwoord oprapen nemen werkwoord oprapen aanvatten werkwoord oprapen opsnappen werkwoord oprecht echt bijv. naamw. oprecht eerlijk bijv. naamw. oprecht ongeveinsd bijv. naamw. oprecht openhartig bijv. naamw. oprecht rechtschapen bijv. naamw. oprecht gul bijv. naamw. oprecht onverbloemd bijv. naamw. oprecht plechtig bijv. naamw. oprecht rond bijv. naamw. oprecht rondborstig bijv. naamw. oprecht trouwhartig bijv. naamw. oprecht waarachtig bijv. naamw. oprecht eenvoudig bijv. naamw. oprecht open bijv. naamw. oprecht ronduit bijv. naamw. oprecht menens bijv. naamw. oprecht vrijuit bijv. naamw. oprecht vrijelijk bijv. naamw. oprecht vrij bijv. naamw. oprecht onverholen bijv. naamw. oprecht onomwonden bijv. naamw. oprecht onbewimpeld bijv. naamw. oprecht fideel bijv. naamw. oprechtheid echtheid zelfst. naamw. oprechtheid eenvoud zelfst. naamw. oprechtheid eerlijkheid zelfst. naamw. oprechtheid loyaliteit zelfst. naamw. oprechtheid rechtschapenheid zelfst. naamw. oprechtheid rondborstigheid zelfst. naamw. oprechtheid rondheid zelfst. naamw. oprechtheid openheid zelfst. naamw. oprechtheid openhartigheid zelfst. naamw. oprechtheid waarachtigheid zelfst. naamw. oprekken rekken werkwoord oprichten grondvesten werkwoord oprichten opzetten werkwoord oprichten overeind zetten werkwoord oprichten overeindzetten werkwoord oprichten stichten werkwoord oprichten invoeren werkwoord oprichten instellen werkwoord oprichten optrekken werkwoord oprichter grondlegger zelfst. naamw. oprichter stichter zelfst. naamw. oprichter stamva zelfst. naamw. oprichter oprichtster zelfst. naamw. oprichter grondvester zelfst. naamw. oprichter aanstichter zelfst. naamw. oprichting grondvesting zelfst. naamw. oprichting instelling zelfst. naamw. oprichting erectie zelfst. naamw. oprichting stichting zelfst. naamw. oprichting vestiging zelfst. naamw. oprichting stichten zelfst. naamw. oprichting zetting zelfst. naamw. oprichting stellen zelfst. naamw. oprichting poten zelfst. naamw. oprichting plaatsing zelfst. naamw. oprichtster grondlegger zelfst. naamw. oprichtster stichter zelfst. naamw. oprichtster stamva zelfst. naamw. oprichtster oprichter zelfst. naamw. oprichtster grondvester zelfst. naamw. oprijden stijging werkwoord oprijden oprit werkwoord oprijden hemelvaart werkwoord oprijlaan inrit zelfst. naamw. oprijlaan oprit zelfst. naamw. oprijzen omhoog rijzen werkwoord oprijzen ontstaan werkwoord oprijzen rijzen werkwoord oprijzen uitzetten werkwoord oprijzen omhoogrijzen werkwoord oprijzen uitsteken werkwoord oprispen burpen werkwoord oprispen boeren zelfst. naamw. oprisping boer zelfst. naamw. oprisping eructatio zelfst. naamw. oprispingen boeren zelfst. naamw. oprit oprijlaan zelfst. naamw. oprit aanlegplaats zelfst. naamw. oprit aankomst zelfst. naamw. oprit inrit zelfst. naamw. oprit stijging zelfst. naamw. oprit oprijden zelfst. naamw. oprit hemelvaart zelfst. naamw. oproep aanmaning zelfst. naamw. oproep roep zelfst. naamw. oproep aansporing zelfst. naamw. oproepen aanmanen werkwoord oproepen ontbieden werkwoord oproepen opwekken werkwoord oproepen sommeren werkwoord oproepend wat overig. oproeping convocatie overig. oproer beroering zelfst. naamw. oproer opstootje zelfst. naamw. oproer vuistgevecht zelfst. naamw. oproer volksoproer zelfst. naamw. oproer rel zelfst. naamw. oproer opstand zelfst. naamw. oproer rebellie overig. oproeren rellen zelfst. naamw. oproerig opstandig bijv. naamw. oproerig revolutionair bijv. naamw. oproerig rebels bijv. naamw. oproerkraaier rebel zelfst. naamw. oproerkraaier stokebrand zelfst. naamw. oproerkraaier rustverstoor zelfst. naamw. oproerkraaier herrieschopper zelfst. naamw. oproerling opstandeling zelfst. naamw. oprollen arresteren werkwoord oprollen opstropen werkwoord oprollen opwinden werkwoord oprollen opheffen werkwoord oprollen omwikkelen werkwoord oprollen liquideren werkwoord oprollen inzwachtelen werkwoord oprollen inbakeren werkwoord oprollen baken werkwoord oprollen afwikkelen werkwoord oprollen winden werkwoord oprollen wikkelen werkwoord oprollen strengelen werkwoord oprotten nokken werkwoord oprotten opdonderen werkwoord oprotten opduvelen werkwoord oprotten opflikkeren werkwoord opruien aanstoken werkwoord opruien aanwakkeren werkwoord opruien aanzetten werkwoord opruien opfokken werkwoord opruien ophitsen werkwoord opruien opjutten werkwoord opruien opstoken werkwoord opruien poken werkwoord opruien schudden werkwoord opruien opwinden werkwoord opruien agiteren werkwoord opruier provocateur zelfst. naamw. opruier raddraaier zelfst. naamw. opruier stoker zelfst. naamw. opruier stokebrand zelfst. naamw. opruier opstoker zelfst. naamw. opruier intrigant zelfst. naamw. opruier agitator zelfst. naamw. opruiing agitatie zelfst. naamw. opruiing provocatie zelfst. naamw. opruimen afdanken werkwoord opruimen afruimen werkwoord opruimen bergen werkwoord opruimen opbergen werkwoord opruimen uitmesten werkwoord opruimen uitschakelen werkwoord opruimen uitverkopen werkwoord opruimen afdekken werkwoord opruimen uitruimen werkwoord opruimen schoonmaken werkwoord opruimen reinigen werkwoord opruimer achterhoedespeler zelfst. naamw. opruiming schoonmaken zelfst. naamw. opruiming uitverkoop zelfst. naamw. opruiming zuivering zelfst. naamw. opruiming schoonmaak zelfst. naamw. opruiming reiniging zelfst. naamw. opruiming reinigen zelfst. naamw. opruiming kuising zelfst. naamw. opruiming opruimingsuitverkoop zelfst. naamw. opruimingen uitverkopen overig. opruimingsuitverkoop uitverkoop overig. opruimingsuitverkoop opruiming overig. oprukken doorstoten werkwoord oprukken naderen werkwoord oprukken opdringen werkwoord oprukken opmarcheren werkwoord oprukken optrekken werkwoord oprukken rukken werkwoord opscharrelen opsnorren werkwoord opscharrelen opduikelen werkwoord opschepen afschuiven werkwoord opschepen zegenen werkwoord opscheplep lep overig. opscheplepel lepel zelfst. naamw. opscheppen bluffen werkwoord opscheppen grootspreken werkwoord opscheppen opdissen werkwoord opscheppen snoeven werkwoord opscheppen zwetsen werkwoord opscheppen stoffen werkwoord opscheppen snorken werkwoord opscheppen pochen werkwoord opscheppen opsnijden werkwoord opscheppen scheppen werkwoord opschepper blaaskaak zelfst. naamw. opschepper bluffer zelfst. naamw. opschepper grootspreker zelfst. naamw. opschepper pocher zelfst. naamw. opschepper lefgozer zelfst. naamw. opschepper snoever zelfst. naamw. opschepper windbuil zelfst. naamw. opschepper patser zelfst. naamw. opschepper windbuilen zelfst. naamw. opschepper snoevers zelfst. naamw. opschepper praatjesmakers zelfst. naamw. opschepper opscheppers zelfst. naamw. opschepper dikdoener zelfst. naamw. opschepperig bekakt overig. opschepperig pretentieus overig. opschepperig snoevend overig. opschepperig pocherig overig. opschepperig grootsprakerig overig. opschepperig brallerig overig. opschepperig schreeuwerig overig. opschepperig protserig overig. opschepperig protsend overig. opschepperig snoefster overig. opschepperig opschepster overig. opschepperig lafaard overig. opschepperij bluf zelfst. naamw. opschepperij grootspraak zelfst. naamw. opschepperij snoeverij zelfst. naamw. opschepperij gepoch zelfst. naamw. opschepperij gebral zelfst. naamw. opschepperij gebluf zelfst. naamw. opschepperij dikdoenerij zelfst. naamw. opschepperij branie zelfst. naamw. opscheppers windbuilen overig. opscheppers windbuil overig. opscheppers snoevers overig. opscheppers snoever overig. opscheppers praatjesmakers overig. opscheppers pocher overig. opscheppers opschepper overig. opscheppers dikdoener overig. opscheppers bluffer overig. opschepster snoevend overig. opschepster snoefster overig. opschepster opschepperig overig. opschepster lafaard overig. opschieten omgaan werkwoord opschieten voortmaken werkwoord opschieten vooruitkomen werkwoord opschieten vliegen werkwoord opschieten spoeden werkwoord opschieten snellen werkwoord opschieten jakkeren werkwoord opschieten jagen werkwoord opschieten jachten werkwoord opschieten ijlen werkwoord opschieten reppen werkwoord opschieten vorderen werkwoord opschieten vooruitschrijden werkwoord opschik sieraad zelfst. naamw. opschik bepleistering zelfst. naamw. opschik versiering zelfst. naamw. opschik smuk zelfst. naamw. opschik opsmuk zelfst. naamw. opschikken opsieren werkwoord opschikken verluchten werkwoord opschikken verfraaien werkwoord opschikken tooien werkwoord opschikken optuigen werkwoord opschikken opsmukken werkwoord opschonen saneren werkwoord opschonen schonen werkwoord opschorten uitstellen werkwoord opschorten vertragen werkwoord opschorten verschuiven werkwoord opschorten rekken werkwoord opschorten opschuiven werkwoord opschorting surseance zelfst. naamw. opschorting uitstel zelfst. naamw. opschrift aanhef zelfst. naamw. opschrift inscriptie zelfst. naamw. opschrift titel zelfst. naamw. opschrift tit zelfst. naamw. opschrijven aantekenen werkwoord opschrijven boeken werkwoord opschrijven genoteerd werkwoord opschrijven noteren werkwoord opschrijven registreren werkwoord opschrijven vastleggen werkwoord opschrijven teboekstellen werkwoord opschrijven optekenen werkwoord opschrijven vastleggen overig. opschrijver merker overig. opschrijver markeur overig. opschrijver biljartjongen overig. opschrijving aantekening zelfst. naamw. opschrijving noot zelfst. naamw. opschrijving notitie zelfst. naamw. opschrikken schieten werkwoord opschrikken schrikken werkwoord opschroeven opdrijven werkwoord opschroeven opkloppen werkwoord opschroeven overdrijven werkwoord opschroeven opblazen werkwoord opschroeven aandikken werkwoord opschrokken smakken werkwoord opschudden schudden werkwoord opschudding beroering zelfst. naamw. opschudding opzien zelfst. naamw. opschudding rep zelfst. naamw. opschudding sensatie zelfst. naamw. opschudding tumult zelfst. naamw. opschudding verwarring zelfst. naamw. opschudding rumoer zelfst. naamw. opschudding pandemonium zelfst. naamw. opschudding leven zelfst. naamw. opschudding lawaai zelfst. naamw. opschudding heksenket zelfst. naamw. opschudding geraas zelfst. naamw. opschudding drukte zelfst. naamw. opschudding heib zelfst. naamw. opschuiven uitstellen werkwoord opschuiven vooruitschuiven werkwoord opschuiven voorschuiven werkwoord opschuiven duwen werkwoord opschuiven vertragen werkwoord opschuiven verschuiven werkwoord opschuiven rekken werkwoord opschuiven opschorten werkwoord opschuiven verzetten werkwoord opschuiven verplaatsen werkwoord opschuren schuren werkwoord opsieren optuigen werkwoord opsieren tooien werkwoord opsieren verfraaien werkwoord opsieren verluchten werkwoord opsieren opschikken werkwoord opsieren opsmukken werkwoord opsieren versieren werkwoord opsieren decoreren werkwoord opsiering versiersel overig. opsiering versiering zelfst. naamw. opsiering tooi overig. opsiering sierwerk overig. opsiering ornamentiek overig. opsiering opluistering zelfst. naamw. opsiering garnering zelfst. naamw. opsiering draperie overig. opsiering decoratie overig. opsiering decor overig. opsiering corsage overig. opslaan archiveren werkwoord opslaan bewaren werkwoord opslaan deponeren werkwoord opslaan onthouden werkwoord opslaan serveren werkwoord opslaan vastleggen werkwoord opslaan opbergen werkwoord opslaan inkuilen werkwoord opslaan opnemen werkwoord opslag blik zelfst. naamw. opslag het bewaren zelfst. naamw. opslag opslagplaats zelfst. naamw. opslag prijsverhoging zelfst. naamw. opslag salarisverhoging zelfst. naamw. opslag service zelfst. naamw. opslag bewaarplaats zelfst. naamw. opslag bergruimte zelfst. naamw. opslag bergplaats zelfst. naamw. opslag loonsverhoging zelfst. naamw. opslag loonsverbetering zelfst. naamw. opslag inleiding zelfst. naamw. opslagcapaciteit geheugen zelfst. naamw. opslagen agio`s zelfst. naamw. opslagen verhogingen zelfst. naamw. opslagen toeslagen zelfst. naamw. opslagen opcenten zelfst. naamw. opslagplaats bergplaats zelfst. naamw. opslagplaats depot zelfst. naamw. opslagplaats opslag zelfst. naamw. opslagplaats opslagruimte zelfst. naamw. opslagplaats pakhuis zelfst. naamw. opslagplaats warenhuis zelfst. naamw. opslagplaats bewaarplaats zelfst. naamw. opslagplaats bergruimte zelfst. naamw. opslagplaats voorraadschuur zelfst. naamw. opslagruimte bewaarplaats zelfst. naamw. opslagruimte opslagplaats zelfst. naamw. opslagruimte warenhuis zelfst. naamw. opslagruimte voorraadschuur zelfst. naamw. opslagruimte pakhuis zelfst. naamw. opslagruimte depot zelfst. naamw. opslagruimte bergplaats zelfst. naamw. opslagruimte magazijnruimte zelfst. naamw. opslagruimte magazijn zelfst. naamw. opslobberen slobberen werkwoord opslokken binnenkrijgen werkwoord opslokken verslinden werkwoord opslokken zwelgen werkwoord opslorpen absorberen werkwoord opslorpen leeg slurpen werkwoord opslorpen opnemen werkwoord opslorpen opslurpen werkwoord opslorpen slurpen werkwoord opslorpen resorberen werkwoord opslorpen terugdringen werkwoord opslorping resorptie zelfst. naamw. opsluiten sluiten werkwoord opsluiten vastzetten werkwoord opsluiten isoleren werkwoord opsluiten interneren werkwoord opsluiting arrest zelfst. naamw. opsluiting gevangenhouding zelfst. naamw. opsluiting hechtenis zelfst. naamw. opsluiting detentie zelfst. naamw. opslurpen opslorpen werkwoord opslurpen opnemen werkwoord opslurpen absorberen werkwoord opslurpen slurpen werkwoord opslurpen resorberen werkwoord opsmuk opschik zelfst. naamw. opsmuk versiering zelfst. naamw. opsmuk smuk zelfst. naamw. opsmukken optooien werkwoord opsmukken overdrijven werkwoord opsmukken tooien werkwoord opsmukken optutten werkwoord opsmukken opmaken werkwoord opsmukken opsieren werkwoord opsmukken verluchten werkwoord opsmukken verfraaien werkwoord opsmukken optuigen werkwoord opsmukken opschikken werkwoord opsmukken versieren werkwoord opsmukken decoreren werkwoord opsmukken garneren werkwoord opsmukken afwerken werkwoord opsnappen oprapen overig. opsnappen oppikken overig. opsnappen oppakken overig. opsnijden bluffen werkwoord opsnijden snoeven werkwoord opsnijden opscheppen werkwoord opsnijden grootspreken werkwoord opsnijder blaaskaak zelfst. naamw. opsnijder pocher zelfst. naamw. opsnoepen oppeuzelen werkwoord opsnorren opduikelen werkwoord opsnorren opscharrelen werkwoord opsnuffelen uitvissen overig. opsnuiven proeven werkwoord opsnuiven ruiken werkwoord opsnuiven snuiven werkwoord opsnuiven insnuiven werkwoord opsommen inventariseren werkwoord opsommen noemen werkwoord opsommen opnoemen werkwoord opsommen tellen werkwoord opsomming beschrijving zelfst. naamw. opsomming lijst zelfst. naamw. opsomming opgave zelfst. naamw. opsomming staat zelfst. naamw. opsomming opnoeming zelfst. naamw. opspannen spannen werkwoord opsparen bewaren werkwoord opspatten verspuiten werkwoord opspatten stuiven werkwoord opspelen opgooien werkwoord opspelen protesteren werkwoord opsplitsen afbreken werkwoord opsplitsen delen werkwoord opsplitsen onderverdelen werkwoord opsplitsen opdelen werkwoord opsplitsen splitsen werkwoord opsplitsing scheiding zelfst. naamw. opsporen ontdekken werkwoord opsporen ontwaren werkwoord opsporen traceren werkwoord opsporen vinden werkwoord opsporen lokaliseren werkwoord opsporen merken werkwoord opsporen vaststellen werkwoord opsporen uitmaken werkwoord opsporing nasporing zelfst. naamw. opsporing detectie zelfst. naamw. opsporing afstemming zelfst. naamw. opsporing traceerwerk zelfst. naamw. opsporing speurwerk zelfst. naamw. opsporingsambtenaar opsporingsbeambte overig. opsporingsbeambte opsporingsambtenaar overig. opsporingsdienst recherche zelfst. naamw. opspraak schandaal zelfst. naamw. opspringen afspringen werkwoord opspringen springen werkwoord opstaan gaan staan werkwoord opstaan opkomen werkwoord opstaan overeind staan werkwoord opstaan rebelleren werkwoord opstaan verheffen werkwoord opstaan wassen werkwoord opstaan verrijzen werkwoord opstaan stijgen werkwoord opstaan rijzen werkwoord opstaan opgaan werkwoord opstaan klimmen werkwoord opstaan bestijgen werkwoord opstaan omhoogrijzen werkwoord opstaan omhoogkomen werkwoord opstand muiterij zelfst. naamw. opstand opstootje zelfst. naamw. opstand rebellie zelfst. naamw. opstand stijging zelfst. naamw. opstand opleving zelfst. naamw. opstand opkomst zelfst. naamw. opstand vuistgevecht zelfst. naamw. opstand volksoproer zelfst. naamw. opstand rel zelfst. naamw. opstand oproer zelfst. naamw. opstand revolte zelfst. naamw. opstand weerstand zelfst. naamw. opstand verzet zelfst. naamw. opstand tegenstand zelfst. naamw. opstand revolutie overig. opstandeling guerrilla zelfst. naamw. opstandeling rebel zelfst. naamw. opstandeling reb zelfst. naamw. opstandelinge rebelle overig. opstandig rebels bijv. naamw. opstandig recalcitrant bijv. naamw. opstandig revolutionair bijv. naamw. opstandig stijfhoofdig bijv. naamw. opstandig oproerig bijv. naamw. opstandigheid rebellie zelfst. naamw. opstanding herrijzenis zelfst. naamw. opstap stoep zelfst. naamw. opstap tree zelfst. naamw. opstapelbaar stapelbaar overig. opstapelen aangroeien werkwoord opstapelen ophopen werkwoord opstapelen opkroppen werkwoord opstapelen opeenhopen zelfst. naamw. opstapelen cumuleren werkwoord opstapelen stapelen werkwoord opstapeling stapel zelfst. naamw. opstapeling stap zelfst. naamw. opstapeling opeenstapeling zelfst. naamw. opstapeling hoop zelfst. naamw. opstapje trede zelfst. naamw. opstappen bestijgen werkwoord opstappen vertrekken werkwoord opstappen weggaan werkwoord opstappen opbreken werkwoord opstappen heengaan werkwoord opstappen gaan werkwoord opstappen wegtrekken werkwoord opstappen wegreizen werkwoord opstappen verwijderen werkwoord opstappen smeren werkwoord opstappen afreizen werkwoord opsteken aanleren werkwoord opsteken aansteken werkwoord opsteken leren werkwoord opsteken omhoogsteken werkwoord opsteken toenemen werkwoord opsteken oppikken werkwoord opsteken meepikken werkwoord opsteken meekrijgen werkwoord opsteken verwerven werkwoord opsteker voordeel overig. opsteker meevaller overig. opsteker buitenkansje overig. opstel artikel zelfst. naamw. opstel scriptie zelfst. naamw. opstel verslag zelfst. naamw. opstellen inrichten werkwoord opstellen neerzetten werkwoord opstellen redigeren zelfst. naamw. opstellen opmaken werkwoord opstellen redigeren overig. opstelling arrangement zelfst. naamw. opstelling gedragslijn zelfst. naamw. opstelling houding zelfst. naamw. opstelling rangschikking zelfst. naamw. opstelling slagorde zelfst. naamw. opstelling schikking zelfst. naamw. opstelling ordening zelfst. naamw. opstelling indeling zelfst. naamw. opstijgen wegvliegen werkwoord opstijgen klimmen zelfst. naamw. opstijgen stijgen zelfst. naamw. opstijgen stijging zelfst. naamw. opstijgen opvliegen zelfst. naamw. opstijgen omhoogkomen zelfst. naamw. opstijgen afvliegen zelfst. naamw. opstijgend stijgend bijv. naamw. opstikken opnaaien werkwoord opstoken aanblazen werkwoord opstoken agiteren werkwoord opstoken oppoken werkwoord opstoken opruien werkwoord opstoken verbruiken werkwoord opstoken ophitsen zelfst. naamw. opstoken poken werkwoord opstoken opjutten werkwoord opstoken opfokken werkwoord opstoken aanzetten werkwoord opstoken aanwakkeren werkwoord opstoken aanstoken werkwoord opstoken schudden werkwoord opstoken opwinden werkwoord opstoken opstokerij werkwoord opstoken stoken werkwoord opstokend ophitsend overig. opstoker instigator overig. opstoker aanzetter overig. opstoker aanstichter overig. opstoker stoker overig. opstoker stokebrand overig. opstoker opruier overig. opstoker intrigant overig. opstoker agitator overig. opstokerij opstoken overig. opstokerij ophitsen overig. opstokerij aanstoken overig. opstootje oproer zelfst. naamw. opstootje opstand zelfst. naamw. opstootje rel zelfst. naamw. opstootje vuistgevecht zelfst. naamw. opstootje volksoproer zelfst. naamw. opstootje ordeverstoring zelfst. naamw. opstopper duw zelfst. naamw. opstopper klap zelfst. naamw. opstopper peut zelfst. naamw. opstopper stoot zelfst. naamw. opstopping stremming zelfst. naamw. opstopping verkeersopstopping zelfst. naamw. opstopping verstopping zelfst. naamw. opstopping verkeersstremming zelfst. naamw. opstopping file zelfst. naamw. opstrijken innen werkwoord opstrijken oppersen werkwoord opstrijken ontvangen werkwoord opstrijken krijgen werkwoord opstropen oprollen werkwoord opstuiven driftig worden werkwoord opstuiven opvliegen werkwoord opsturen gestuurd werkwoord opsturen posten werkwoord opsturen sturen werkwoord opsturen toezenden werkwoord opsturen verzenden werkwoord opsturen verzonden werkwoord opsturen wegsturen werkwoord opsturen wegzenden werkwoord opstuwen voortstuwen werkwoord opstuwen stuwen werkwoord optakelen opdirken werkwoord optakelen ophijsen werkwoord optater klap zelfst. naamw. optater oplawaai zelfst. naamw. optekenen noteren werkwoord optekenen vastleggen werkwoord optekenen registreren werkwoord optekenen opschrijven werkwoord optekenen boeken werkwoord optekenen aantekenen werkwoord optekening registratie zelfst. naamw. optellen bijtellen werkwoord optellen meerekenen werkwoord optellen samentrekken werkwoord optellen adderen werkwoord optellen bijrekenen werkwoord optelling som zelfst. naamw. optelling totaal zelfst. naamw. optelling samentelling zelfst. naamw. optellingen sommen zelfst. naamw. optelsom samenvoeging zelfst. naamw. optelsom som zelfst. naamw. opteren kiezen werkwoord opteren opmaken werkwoord optie aanspraak zelfst. naamw. optie keus zelfst. naamw. optie mogelijkheid zelfst. naamw. optiebeurs beurs zelfst. naamw. optiek benaderingswijze zelfst. naamw. optiek perspectief zelfst. naamw. optiek invalshoek zelfst. naamw. optiek benadering zelfst. naamw. optillen heffen werkwoord optillen lichten werkwoord optillen opbeuren werkwoord optillen opheffen werkwoord optillen tillen werkwoord optillen gewicht werkwoord optillen omhoogheffen werkwoord optimaal goed bijv. naamw. optimaal hoogst bijv. naamw. optimaliseren verbeteren werkwoord optimistisch positief overig. optioneel alternatief bijv. naamw. optocht corso zelfst. naamw. optocht stoet zelfst. naamw. optochten processies zelfst. naamw. optochten stoeten zelfst. naamw. optochten omgangen zelfst. naamw. optooien opsmukken werkwoord optornen tegen tegen in gaan overig. optreden functie vervullen werkwoord optreden performen werkwoord optreden zich manifesteren werkwoord optreden gedrag zelfst. naamw. optreden gedragswijze zelfst. naamw. optreden vertoning zelfst. naamw. optreden voorstelling zelfst. naamw. optreden uitvoering zelfst. naamw. optreden presentatie zelfst. naamw. optreden aanbieding zelfst. naamw. optreden handelen zelfst. naamw. optreden doen zelfst. naamw. optreden ageren zelfst. naamw. optreden manier zelfst. naamw. optreden handelwijze zelfst. naamw. optreden spelen zelfst. naamw. optreden werken zelfst. naamw. optreden procederen zelfst. naamw. optreden opereren zelfst. naamw. optreden manipuleren zelfst. naamw. optreden leven zelfst. naamw. optrek huisje zelfst. naamw. optrekje huis zelfst. naamw. optrekje verblijf zelfst. naamw. optrekje stulp zelfst. naamw. optrekken bouwen werkwoord optrekken omgaan werkwoord optrekken omhoog stijgen werkwoord optrekken omhoogtrekken werkwoord optrekken opmarcheren werkwoord optrekken overeindzetten werkwoord optrekken zich begeven werkwoord optrekken zorgen voor werkwoord optrekken accelereren zelfst. naamw. optrekken versnellen werkwoord optrekken oprichten werkwoord optrekkend ophijsend overig. optrommelen bijeenroepen werkwoord optuigen aankleden werkwoord optuigen opdirken werkwoord optuigen opsieren werkwoord optuigen optakelen werkwoord optuigen tooien werkwoord optuigen tuigen werkwoord optuigen versieren zelfst. naamw. optuigen verluchten werkwoord optuigen verfraaien werkwoord optuigen opsmukken werkwoord optuigen opschikken werkwoord optutten opdirken werkwoord optutten uitdossen werkwoord optutten opsmukken werkwoord optutten opmaken werkwoord optutten opdoffen werkwoord opus compositie zelfst. naamw. opvallen afsteken werkwoord opvallen de aandacht trekken werkwoord opvallen frapperen werkwoord opvallen uitspringen werkwoord opvallen uitsteken werkwoord opvallend eruitspringend bijv. naamw. opvallend frappant bijv. naamw. opvallend opmerkelijk bijv. naamw. opvallend treffend bijv. naamw. opvallend markant bijv. naamw. opvallend wonderbaarlijk bijv. naamw. opvallend zichtbaar bijv. naamw. opvallend opzienbarend bijv. naamw. opvallend eclatant bijv. naamw. opvallend saillant bijv. naamw. opvallend opmerkenswaardig bijv. naamw. opvallend uitsteken bijv. naamw. opvallend merkwaardig bijv. naamw. opvallenprestatie topprestatie overig. opvang begeleiding zelfst. naamw. opvang dagverblijf zelfst. naamw. opvang opname zelfst. naamw. opvangcentrum asiel zelfst. naamw. opvangcentrum hospitium zelfst. naamw. opvangen helpen werkwoord opvangen horen werkwoord opvangen onderscheppen werkwoord opvangen ondervangen werkwoord opvangen opnemen werkwoord opvangen registreren werkwoord opvangen vangen werkwoord opvangen incasseren werkwoord opvangen afvangen werkwoord opvarende passagier zelfst. naamw. opvatten begrijpen werkwoord opvatten beoordelen werkwoord opvatten gaan koesteren werkwoord opvatten opnemen werkwoord opvatten interpeteren overig. opvatten interpeteren overig. opvatten interpeteren overig. opvatting beoordeling zelfst. naamw. opvatting denkbeeld zelfst. naamw. opvatting interpretatie zelfst. naamw. opvatting visie zelfst. naamw. opvatting zienswijze zelfst. naamw. opvatting standpunt zelfst. naamw. opvatting mening zelfst. naamw. opvatting inzicht zelfst. naamw. opvatting idee zelfst. naamw. opvatting gezichtspunt zelfst. naamw. opvatting opinie zelfst. naamw. opvatting oordeel zelfst. naamw. opvatting lezing zelfst. naamw. opvatting kijk zelfst. naamw. opvegen opnemen werkwoord opveren veren werkwoord opvijzelen opkalefateren werkwoord opvijzelen oplappen werkwoord opvijzelen opknappen werkwoord opvissen opduikelen werkwoord opvlammen oplaaien werkwoord opvliegen omhoog vliegen werkwoord opvliegen opstaan werkwoord opvliegen opstuiven werkwoord opvliegen opstijgen werkwoord opvliegen omhoogkomen werkwoord opvliegen gaan werkwoord opvliegend driftig bijv. naamw. opvliegend agressief bijv. naamw. opvliegend heftig bijv. naamw. opvliegend wasbleek bijv. naamw. opvliegend nijdig bijv. naamw. opvlieging vapeur overig. opvoeden grootbrengen werkwoord opvoeden vormen werkwoord opvoeden opleiden werkwoord opvoeden kweken werkwoord opvoeden dresseren werkwoord opvoeden grootbrengen zelfst. naamw. opvoedend educatief bijv. naamw. opvoedend pedagogisch bijv. naamw. opvoeding vorming zelfst. naamw. opvoedingsgesticht tuchtschool zelfst. naamw. opvoedkun pedagogie overig. opvoedkunde pedagogie zelfst. naamw. opvoedkunde opvoedkundig zelfst. naamw. opvoedkundig educatief bijv. naamw. opvoedkundig pedagogisch bijv. naamw. opvoedkundig opvoedkunde bijv. naamw. opvoedkundige pedagoog zelfst. naamw. opvoeren spelen werkwoord opvoeren uitvoeren werkwoord opvoeren vergroot werkwoord opvoeren vergroten werkwoord opvoering performance zelfst. naamw. opvoering voorstelling zelfst. naamw. opvoering vertoning zelfst. naamw. opvoering staatsie zelfst. naamw. opvoering show zelfst. naamw. opvoering para zelfst. naamw. opvolgen gehoorzamen werkwoord opvolgen nakomen werkwoord opvolgen naleven werkwoord opvolgen navolgen werkwoord opvolgen volgen werkwoord opvolgen volgt werkwoord opvolgen respecteren werkwoord opvolgen observeren werkwoord opvolgen gadeslaan werkwoord opvolgen eerbiedigen werkwoord opvolgen bijhouden werkwoord opvolgen bewandelen werkwoord opvolger plaatsvervanger zelfst. naamw. opvolger erfgenaam overig. opvolging successie zelfst. naamw. opvorderbaar incasseerbaar bijv. naamw. opvorderbaar opeisbaar bijv. naamw. opvorderbaar inbaar bijv. naamw. opvorderen opeisen werkwoord opvorderen vordering zelfst. naamw. opvorderen vorderen zelfst. naamw. opvorderen rekwireren zelfst. naamw. opvorderen eisen zelfst. naamw. opvouwbaar opklapbaar bijv. naamw. opvouwen inklappen werkwoord opvouwen vouwen werkwoord opvouwen opwinden werkwoord opvouwen opwinden werkwoord opvouwen opwinden werkwoord opvragen aanvragen werkwoord opvragen verzoeken werkwoord opvragen vragen werkwoord opvragen opvraging zelfst. naamw. opvraging opvragen zelfst. naamw. opvraging terugroeping zelfst. naamw. opvraging afroeping zelfst. naamw. opvreten verslinden werkwoord opvreten vreten werkwoord opvreten opeten werkwoord opvreten verzwelgen werkwoord opvreten oppeuzelen werkwoord opvreten verorberen werkwoord opvreter binnenvetter overig. opvrijen drooggeilen werkwoord opvrolijken opbeuren werkwoord opvrolijken opfleuren werkwoord opvrolijken opmonteren werkwoord opvrolijken verluchtigen overig. opvrolijken verluchtigen overig. opvrolijken verluchtigen overig. opvrolijkend opbeurend overig. opvullen aanvullen werkwoord opvullen farceren werkwoord opvullen stoppen werkwoord opvullen vullen werkwoord opvulling vulling zelfst. naamw. opvulling vulsel zelfst. naamw. opvulling invaller zelfst. naamw. opvullingskatoen bombasten overig. opwaarderen revalueren werkwoord opwaardering revaluatie zelfst. naamw. opwaarts omhoog bijv. naamw. opwarmen verhitten werkwoord opwarmen warming-up zelfst. naamw. opwarmen verwarmen zelfst. naamw. opwegen overtreffen werkwoord opwekken aanblazen werkwoord opwekken aandrijven werkwoord opwekken aanmoedigen werkwoord opwekken aanzetten werkwoord opwekken animeren werkwoord opwekken manen werkwoord opwekken oproepen werkwoord opwekken prikkelen werkwoord opwekken stimuleren werkwoord opwekken verlevendigen werkwoord opwekken verwekken werkwoord opwekken instigeren zelfst. naamw. opwekken oppeppen werkwoord opwekken bezielen werkwoord opwekken activeren werkwoord opwekken zwepen werkwoord opwekken aanwakkeren werkwoord opwekken aanvuren werkwoord opwekken aansporen werkwoord opwekken reanimeren werkwoord opwekken opleven werkwoord opwekken opkrikken werkwoord opwekken wekken werkwoord opwekken opwinden werkwoord opwekken alarmeren werkwoord opwekkend aansporend bijv. naamw. opwekkend hartversterkend bijv. naamw. opwekkend opbeurend bijv. naamw. opwekkend stimulerend bijv. naamw. opwekkend animerend bijv. naamw. opwekking aansporing zelfst. naamw. opwekking aanzet zelfst. naamw. opwekking oproep zelfst. naamw. opwekking prikkel zelfst. naamw. opwekking stimulans zelfst. naamw. opwekking stimulering zelfst. naamw. opwekking prikk zelfst. naamw. opwekking animering zelfst. naamw. opwekking aanmoediging zelfst. naamw. opwekking steun zelfst. naamw. opwekking aansporen zelfst. naamw. opwellen opkomen werkwoord opwellen schieten werkwoord opwellen opborrelen werkwoord opwelling aandrift zelfst. naamw. opwelling bevlieging zelfst. naamw. opwelling drang zelfst. naamw. opwelling luim zelfst. naamw. opwelling stuwing zelfst. naamw. opwelling impuls zelfst. naamw. opwelling aandrang zelfst. naamw. opwelling gevoel zelfst. naamw. opwelling beweging zelfst. naamw. opwelling prikk zelfst. naamw. opwelling vlaag zelfst. naamw. opwelling aanval zelfst. naamw. opwerken vooruitkomen werkwoord opwerpen doen verrijzen werkwoord opwerpen omhooggooien werkwoord opwerpen omhoogwerpen werkwoord opwerpen opmerken werkwoord opwerpen starten werkwoord opwerpen openen werkwoord opwerpen entameren werkwoord opwerpen aansnijden werkwoord opwerpen aanknopen werkwoord opwerpen aankaarten werkwoord opwerpen opperen werkwoord opwerpen aanvoeren werkwoord opwerpen opgooien werkwoord opwerping verzet overig. opwerping tegenwerping zelfst. naamw. opwerping tegenspraak overig. opwerping protest overig. opwikkelen opwinden werkwoord opwikkelen opklossen werkwoord opwikkelen haspelen werkwoord opwinden enthousiasmeren werkwoord opwinden kwaad worden werkwoord opwinden oprollen werkwoord opwinden opwikkelen werkwoord opwinden prikkelen werkwoord opwinden voorbereiden werkwoord opwinden verhitten werkwoord opwinden toebereiden werkwoord opwinden bereiden werkwoord opwinden aanwakkeren werkwoord opwinden aanmaken werkwoord opwinden opheffen werkwoord opwinden omwikkelen werkwoord opwinden liquideren werkwoord opwinden inzwachtelen werkwoord opwinden inbakeren werkwoord opwinden baken werkwoord opwinden afwikkelen werkwoord opwinden schudden werkwoord opwinden opstoken werkwoord opwinden opruien werkwoord opwinden ophitsen werkwoord opwinden agiteren werkwoord opwinden uitrekken werkwoord opwinden strekken werkwoord opwinden spannen werkwoord opwinden opklossen werkwoord opwinden haspelen werkwoord opwinden stimuleren werkwoord opwinden opwekken werkwoord opwinden opvouwen werkwoord opwinden opvouwen werkwoord opwinden opvouwen werkwoord opwindend bewogen bijv. naamw. opwindend sensationeel bijv. naamw. opwindend sexy bijv. naamw. opwindend veelbewogen bijv. naamw. opwindend spannend bijv. naamw. opwindend zinderend bijv. naamw. opwindend pakkend bijv. naamw. opwindend meeslepend bijv. naamw. opwindend boeiend bijv. naamw. opwindend adembenemend bijv. naamw. opwindend pikant bijv. naamw. opwinding commotie zelfst. naamw. opwinding koorts zelfst. naamw. opwinding spanning zelfst. naamw. opwinding storm zelfst. naamw. opwinding agitatie zelfst. naamw. opwinding seksuegeprikkeldheid zelfst. naamw. opwinding opgewondenheid zelfst. naamw. opwrijven opdoffen werkwoord opwrijven poetsen werkwoord opwrijven uitpoetsen werkwoord opwrijven wrijven werkwoord opwrijven oppoetsen werkwoord opwrijven opblinken werkwoord opzadelen belasten werkwoord opzadelen zadelen werkwoord opzeggen beindigen werkwoord opzeggen declameren werkwoord opzeggen reciteren werkwoord opzeggen ontslagaanvraag zelfst. naamw. opzeggen opzegging werkwoord opzeggen voordragen werkwoord opzeggen zeggen werkwoord opzegging ontslagaanvraag zelfst. naamw. opzegging opzeggen zelfst. naamw. opzeggingstermijn opzegtermijn zelfst. naamw. opzegtermijn opzeggingstermijn zelfst. naamw. opzet bedoeling zelfst. naamw. opzet doel zelfst. naamw. opzet planning zelfst. naamw. opzet voornemen zelfst. naamw. opzet plan zelfst. naamw. opzettelijk bewust bijv. naamw. opzettelijk expres bijv. naamw. opzettelijk moedwillig bijv. naamw. opzettelijk weloverwogen bijv. naamw. opzettelijk intentioneel bijv. naamw. opzettelijk welbewust bijv. naamw. opzettelijk voorbedacht bijv. naamw. opzetten aanmoedigen werkwoord opzetten aanzwellen werkwoord opzetten beginnen werkwoord opzetten opkomen werkwoord opzetten toenemen werkwoord opzetten vermeerderen werkwoord opzetten stijgen werkwoord opzetten omhooggaan werkwoord opzetten groeien werkwoord opzetten gedijen werkwoord opzetten aanwinnen werkwoord opzetten aanwassen werkwoord opzetten aangroeien werkwoord opzetten opjutten werkwoord opzetten zwellen werkwoord opzetten uitdijen werkwoord opzetten rijzen werkwoord opzetten opzwellen werkwoord opzetting zwelling zelfst. naamw. opzetting pukkel zelfst. naamw. opzetting bult zelfst. naamw. opzetting buil zelfst. naamw. opzetting bolling zelfst. naamw. opzetting bobbel zelfst. naamw. opzicht aspect zelfst. naamw. opzicht facet zelfst. naamw. opzicht punt zelfst. naamw. opzicht toezicht zelfst. naamw. opzichter opziener zelfst. naamw. opzichters opzieners zelfst. naamw. opzichters toezichthouders zelfst. naamw. opzichters surveillanten zelfst. naamw. opzichters inspecteurs zelfst. naamw. opzichtig druk bijv. naamw. opzichtig schreeuwerig bijv. naamw. opzichtig protserig bijv. naamw. opzichtig rechtovereindstaand bijv. naamw. opzichtigheid glitter zelfst. naamw. opzien bewonderen werkwoord opzien opkijken werkwoord opzien vrezen werkwoord opzien opschudding zelfst. naamw. opzien verbazing zelfst. naamw. opzien verwarring werkwoord opzien sensatie werkwoord opzien spektakel werkwoord opzien schandaal werkwoord opzienbaar verwonderlijk overig. opzienbarend eclatant bijv. naamw. opzienbarend geruchtmakend bijv. naamw. opzienbarend verbazingwekkend bijv. naamw. opzienbarend opvallend bijv. naamw. opzienbarend wonderlijk bijv. naamw. opzienbarend wonderbaarlijk bijv. naamw. opzienbarend wonderbaar bijv. naamw. opzienbarend verwonderlijk bijv. naamw. opzienbarend verwonderingwekkend bijv. naamw. opzienbarend verbazend bijv. naamw. opzienbarend miraculeus bijv. naamw. opzienbarend fenomenaal bijv. naamw. opzienbarend verwonderend bijv. naamw. opzienbarend verbijsterend bijv. naamw. opzienbarend curieus bijv. naamw. opziener opzichter zelfst. naamw. opzieners opzichters zelfst. naamw. opzieners toezichthouders zelfst. naamw. opzieners surveillanten zelfst. naamw. opzieners inspecteurs zelfst. naamw. opzijgezet gereserveerd bijv. naamw. opzijleggen terughouden werkwoord opzijleggen reserveren werkwoord opzijleggen behouden werkwoord opzijleggen achterhouden werkwoord opzoeken bezoeken werkwoord opzoeken nagaan werkwoord opzoeken naslaan werkwoord opzoeken naslag zelfst. naamw. opzoeken afgaan werkwoord opzoeken voorbijkomen werkwoord opzoeken langskomen werkwoord opzoeken inlopen werkwoord opzoeken aankomen werkwoord opzoeken zoeken werkwoord opzoeken uitzien werkwoord opzoeken uitkijken werkwoord opzoeken snorren werkwoord opzouten inzouten werkwoord opzouten inpekelen werkwoord opzouten inmaken werkwoord opzuigen opslorpen werkwoord opzuigen stofzuigen werkwoord opzuigen wegzuigen werkwoord opzuigen zuigen werkwoord opzuigen afzuigen werkwoord opzuiging aspiratie zelfst. naamw. opzwellen opzetten werkwoord opzwellen rijzen werkwoord opzwellen uitdijen werkwoord opzwellen zwellen werkwoord opzwepen aanmoedigen werkwoord opzwepen opdrijven werkwoord opzwepen aanzetten werkwoord oraal mondeling overig. orakel godspraak overig. orakelen oreren werkwoord orakelspreuk raadsel zelfst. naamw. orang-oetang orang-utang overig. orang-utang orang-oetang overig. oranjebitter bitter zelfst. naamw. orateur redenaar overig. oratie rede zelfst. naamw. orde ambachtsgilde zelfst. naamw. orde klasse zelfst. naamw. orde lintje zelfst. naamw. orde ordelijkheid zelfst. naamw. orde regelmaat zelfst. naamw. orde tucht zelfst. naamw. orde vereniging zelfst. naamw. orde voorschrift zelfst. naamw. orde vakgenootschap zelfst. naamw. orde unie zelfst. naamw. orde organisatie zelfst. naamw. orde gilde zelfst. naamw. orde club zelfst. naamw. orde bond zelfst. naamw. orde onderwerping zelfst. naamw. orde gehoorzaamheid zelfst. naamw. orde dwang zelfst. naamw. orde discipline zelfst. naamw. orde stand zelfst. naamw. orde slag zelfst. naamw. orde rang zelfst. naamw. orde klas zelfst. naamw. orde soos zelfst. naamw. orde societiet zelfst. naamw. orde wet zelfst. naamw. orde reglement zelfst. naamw. orde regeling zelfst. naamw. orde reg zelfst. naamw. ordelijk gerangschikt bijv. naamw. ordelijk net bijv. naamw. ordelijk opgeruimd bijv. naamw. ordelijk ordentelijk bijv. naamw. ordelijk regulier bijv. naamw. ordelijk geregeld bijv. naamw. ordelijk methodisch bijv. naamw. ordelijk schoon bijv. naamw. ordelijk netjes bijv. naamw. ordelijkheid netheid zelfst. naamw. ordelijkheid orde zelfst. naamw. ordelijkheid smetteloosheid zelfst. naamw. ordelijkheid properheid zelfst. naamw. ordelijkheid opgeruimdheid zelfst. naamw. ordelijkheid onberispelijkheid zelfst. naamw. ordelijkheid keurigheid zelfst. naamw. ordeloos ongeordend bijv. naamw. ordeloos ongeregeld bijv. naamw. ordeloos tuchteloos bijv. naamw. ordeloos chaotisch bijv. naamw. ordeloos onregelmatig bijv. naamw. ordeloos ongesystematiseerd bijv. naamw. ordeloos wanordelijk bijv. naamw. ordeloos onordelijk bijv. naamw. ordeloos slordig bijv. naamw. ordeloos rommelig bijv. naamw. ordeloosheid chaos zelfst. naamw. ordenen catalogiseren werkwoord ordenen indelen werkwoord ordenen opruimen werkwoord ordenen rangschikken werkwoord ordenen regelen werkwoord ordenen sorteren werkwoord ordenen schikken zelfst. naamw. ordenen arrangeren werkwoord ordenen aanrichten werkwoord ordenen systematiseren werkwoord ordenen groeperen werkwoord ordenen organiseren werkwoord ordenen uitzoeken werkwoord ordenen schiften werkwoord ordenen rangeren werkwoord ordening inrichting zelfst. naamw. ordening opbouw zelfst. naamw. ordening plaatsing zelfst. naamw. ordening rangschikking zelfst. naamw. ordening schikking zelfst. naamw. ordening opstelling zelfst. naamw. ordening indeling zelfst. naamw. ordening arrangement zelfst. naamw. ordening systeem zelfst. naamw. ordening structuur zelfst. naamw. ordening samenstelling zelfst. naamw. ordening organisatie zelfst. naamw. ordening inzetting zelfst. naamw. ordening instelling overig. ordening inzetting zelfst. naamw. ordening instelling overig. ordening inzetting zelfst. naamw. ordening instelling overig. ordentelijk behoorlijk bijv. naamw. ordentelijk fatsoenlijk bijv. naamw. ordentelijk netjes bijv. naamw. ordentelijk fatsoenlijk overig. order bestelling zelfst. naamw. order bevel zelfst. naamw. order dwangbevel zelfst. naamw. order opdracht zelfst. naamw. order instructie zelfst. naamw. order commando zelfst. naamw. order taak zelfst. naamw. order consigne zelfst. naamw. order bevelschrift zelfst. naamw. orderen bestellen werkwoord orderplaatser besteller overig. ordeteken decoratie zelfst. naamw. ordeverstoring rel zelfst. naamw. ordeverstoring opstootje zelfst. naamw. ordinair alledaags bijv. naamw. ordinair gemeen bijv. naamw. ordinair vulgair bijv. naamw. ordinair goedkoop bijv. naamw. ordinair plat bijv. naamw. ordinair grof bijv. naamw. ordinair platvloers bijv. naamw. ordinair gewoon bijv. naamw. ordinair eenvoudig bijv. naamw. ordner klapper zelfst. naamw. ordner opbergmap zelfst. naamw. ordner map zelfst. naamw. ordner legger zelfst. naamw. ordners dossiers zelfst. naamw. ordners opbergmappen zelfst. naamw. ordonnansofficier adjudant overig. ordonnantie plakkaat zelfst. naamw. ordonneren bevelen werkwoord ordonneren verordineren werkwoord ordonneren verordenen werkwoord ordonneren decreteren werkwoord ordonneren afkondigen werkwoord orecchieotorinolaryngologie oor-neus-keelheelkunde zelfst. naamw. oreren betogen werkwoord oreren declameren werkwoord orgaan blad zelfst. naamw. orgaan instelling zelfst. naamw. orgaan lichaamsdeel zelfst. naamw. orgaan spreekbuis zelfst. naamw. orgaan zintuig zelfst. naamw. organisatie ambachtsgilde zelfst. naamw. organisatie bedrijf zelfst. naamw. organisatie genootschap zelfst. naamw. organisatie inrichting zelfst. naamw. organisatie instantie zelfst. naamw. organisatie instelling zelfst. naamw. organisatie lichaam zelfst. naamw. organisatie opbouw zelfst. naamw. organisatie vereniging zelfst. naamw. organisatie vakgenootschap zelfst. naamw. organisatie unie zelfst. naamw. organisatie orde zelfst. naamw. organisatie gilde zelfst. naamw. organisatie club zelfst. naamw. organisatie bond zelfst. naamw. organisatie systeem zelfst. naamw. organisatie structuur zelfst. naamw. organisatie samenstelling zelfst. naamw. organisatie ordening zelfst. naamw. organisatie soos zelfst. naamw. organisatie societiet zelfst. naamw. organiseren catalogiseren werkwoord organiseren initiëren werkwoord organiseren initiren werkwoord organiseren regelen zelfst. naamw. organiseren ordenen werkwoord orgasme climax zelfst. naamw. orgel harmonium zelfst. naamw. orgel harmonium zelfst. naamw. orgel harmonium zelfst. naamw. orgelpijp pijp zelfst. naamw. orgie bacchanaal zelfst. naamw. orgie overdaad zelfst. naamw. orgie sexfeest zelfst. naamw. orgie zwelgpartij zelfst. naamw. orgie drinkgelag zelfst. naamw. oriëntaals oosters overig. oriëntatie gerichtheid zelfst. naamw. oriëntering plaatsbepaling zelfst. naamw. originaliteit eigenaardigheid zelfst. naamw. originaliteit nieuwheid zelfst. naamw. originaliteit oorspronkelijkheid zelfst. naamw. originaliteit frisheid zelfst. naamw. origine afkomst zelfst. naamw. origine afstamming zelfst. naamw. origine komaf zelfst. naamw. origine herkomst zelfst. naamw. origineel fris bijv. naamw. origineel nieuw bijv. naamw. origineel oorspronkelijk bijv. naamw. origineel apart bijv. naamw. origineel schepper bijv. naamw. origineel model bijv. naamw. origineel moederblad bijv. naamw. orkaan storm zelfst. naamw. orkestratie arrangement zelfst. naamw. orkestratie instrumentatie zelfst. naamw. orkestreren arrangeren werkwoord orkestreren instrumenteren werkwoord ornaat ambtsgewaad zelfst. naamw. ornaat toga zelfst. naamw. ornaat robe zelfst. naamw. ornaat ambtskleed zelfst. naamw. ornaat ambtskleden zelfst. naamw. ornament decoratie zelfst. naamw. ornamenteren versieren werkwoord ornamentiek versiersel overig. ornamentiek versiering overig. ornamentiek tooi overig. ornamentiek sierwerk overig. ornamentiek opsiering overig. ornamentiek opluistering overig. ornamentiek garnering overig. ornamentiek draperie overig. ornamentiek decoratie overig. ornamentiek decor overig. ornamentiek corsage overig. orthodox christelijk bijv. naamw. orthodox puriteins bijv. naamw. orthodox rechtzinnig bijv. naamw. orthodox traditioneel bijv. naamw. orthodox rechtgelovig bijv. naamw. orthografie spelling overig. orthografie schrijfwijze overig. orthopedagoog psycholoog overig. ossehaas ossenhaas zelfst. naamw. ossenhaas ossehaas zelfst. naamw. ossenhoedster lomperd overig. ossiculum beentje zelfst. naamw. ossificatie beenvorming zelfst. naamw. ostentatief demonstratief overig. osteomalacie beenverweking zelfst. naamw. osteomyelitis botontsteking zelfst. naamw. osteoporose botontkalking zelfst. naamw. otitis oorontsteking zelfst. naamw. otoloog oorspecialist overig. otorroe loopoor zelfst. naamw. otter visotter overig. ou va overig. oubakken verschaald overig. oubakken plat overig. oubakken oudbakken overig. oubakken oud overig. oubakken muf overig. oubollig achterlijk bijv. naamw. oud afgeleefd bijv. naamw. oud antiek bijv. naamw. oud bedaagd bijv. naamw. oud bejaard bijv. naamw. oud klassiek bijv. naamw. oud verschaald bijv. naamw. oud versleten bijv. naamw. oud vervlogen bijv. naamw. oud belegen werkwoord oud ouderwets bijv. naamw. oud vergevorderd bijv. naamw. oud plat bijv. naamw. oud oudbakken bijv. naamw. oud oubakken bijv. naamw. oud muf bijv. naamw. oud overjarig bijv. naamw. oud vervallen bijv. naamw. oud afgetrapt bijv. naamw. oud afgedragen bijv. naamw. oud gedateerd overig. oud-soldaten veteranen overig. oud-soldaten oudgedienden overig. oudachtig ouwelijk overig. oudbakken afgezaagd bijv. naamw. oudbakken verschaald bijv. naamw. oudbakken plat bijv. naamw. oudbakken oud bijv. naamw. oudbakken oubakken bijv. naamw. oudbakken muf bijv. naamw. oudejaarsavond oudjaar zelfst. naamw. oudelui ouderen overig. ouden antieken zelfst. naamw. ouder vader zelfst. naamw. ouderdomspensioen ouderdomsrente overig. ouderdomsrente ouderdomspensioen overig. oudere 65-plusser zelfst. naamw. oudere AOWer zelfst. naamw. ouderen oudelui overig. ouderpaar ouders overig. ouders ouderpaar overig. ouderschapsverlof zwangerschapsverlof zelfst. naamw. ouderwets achterhaald bijv. naamw. ouderwets antiek bijv. naamw. ouderwets verouderd bijv. naamw. ouderwets klassiek bijv. naamw. ouderwets uit de tijd bijv. naamw. ouderwets oud bijv. naamw. ouderwets onmodern bijv. naamw. oudewijvenpraat bakerpraatjes overig. oudewijvenpraat bakerpraatje overig. oudgedienden veteranen overig. oudgedienden oud-soldaten overig. oudheidkundige archeoloog overig. oudjaar oudejaarsavond zelfst. naamw. oudje klassieker overig. oudste senior bijv. naamw. oudste deken zelfst. naamw. oudste eersteling zelfst. naamw. oudste nestor zelfst. naamw. outcast paria zelfst. naamw. outfit kleding zelfst. naamw. outfit garderobe zelfst. naamw. outfit versiering zelfst. naamw. outfit uitzet zelfst. naamw. outfit uitrusting zelfst. naamw. outfit uitmonstering zelfst. naamw. outfit outillage zelfst. naamw. outfit monstering zelfst. naamw. outfit benodigde zelfst. naamw. outillage materieel zelfst. naamw. outillage uitrusting zelfst. naamw. outillage versiering zelfst. naamw. outillage uitzet zelfst. naamw. outillage uitmonstering zelfst. naamw. outillage outfit zelfst. naamw. outillage monstering zelfst. naamw. outillage benodigde zelfst. naamw. outilleren toerusten werkwoord output opbrengst zelfst. naamw. outrigger vlerkprauw overig. outrigger dubbelboot overig. outriggers vlerkprauwen overig. outriggers dubbelboten overig. outriggers catamarans overig. outsi buitenstaan overig. outsider buitenstaander zelfst. naamw. outsiders buitenstaanders overig. ouverture begin zelfst. naamw. ouvreu zaaljuffrouw overig. ouvrijster vrijster overig. ouwe bejaarde zelfst. naamw. ouwe scheepskapitein zelfst. naamw. ouwehoer zwamneus overig. ouwehoer leuterkous overig. ouwehoer kletser overig. ouwehoer babbelaar overig. ouwehoeren kletsen werkwoord ouwehoeren kletsen overig. ouwehoeren kletsen overig. ouwehoeren kletsen overig. ouwelijk bejaard bijv. naamw. ouwelijk oudachtig overig. ovaal eivormig bijv. naamw. ovaal elliptisch bijv. naamw. ovatie applaus zelfst. naamw. ovatie klappen zelfst. naamw. ovatie handgeklap zelfst. naamw. ovatie applaudiseren zelfst. naamw. oven braadoven zelfst. naamw. oven fornuis zelfst. naamw. oven bakoven zelfst. naamw. oven vuur zelfst. naamw. oven stoken zelfst. naamw. oven kachel zelfst. naamw. oven brandstof zelfst. naamw. ovenschaal schaal zelfst. naamw. over af bijv. naamw. over afgedaan bijv. naamw. over overgebleven bijv. naamw. over overheen bijv. naamw. over voltooid bijv. naamw. over aangaande bijv. naamw. over met bijv. naamw. over in bijv. naamw. over betreffende bijv. naamw. over aan bijv. naamw. over van bijv. naamw. over boven bijv. naamw. over voorbij bijv. naamw. over uit bijv. naamw. over klaar bijv. naamw. over geëindigd bijv. naamw. over gereed bijv. naamw. over afgelopen bijv. naamw. over viering bijv. naamw. over pleging bijv. naamw. over langs bijv. naamw. over gepleegd bijv. naamw. over gedaan bijv. naamw. over beëindigd bijv. naamw. over de knie gaan pak slaag overig. overal allerwegen overig. overal van alles overig. overal alom overig. overal aanwezig alomvertegenwoordigd overig. overbelast overladen bijv. naamw. overbelasten forceren werkwoord overbelasting stress zelfst. naamw. overbelasting overlast zelfst. naamw. overbezet overvol bijv. naamw. overblijfsel afval zelfst. naamw. overblijfsel ruïne zelfst. naamw. overblijfsel spoor zelfst. naamw. overblijfsel restant zelfst. naamw. overblijfsel rest zelfst. naamw. overblijfsel overschot zelfst. naamw. overblijfsel overgeblevene zelfst. naamw. overblijven achterblijven werkwoord overblijven overschieten werkwoord overblijven verblijven werkwoord overblijven toeven werkwoord overblijven resteren werkwoord overblijven resten werkwoord overblijven blijven werkwoord overblijven allblijven werkwoord overblijven overhouden werkwoord overbluffen overdonderen werkwoord overbluffen platwalsen werkwoord overbluft overdonderd bijv. naamw. overbluft verbluft bijv. naamw. overbluft zwijgend bijv. naamw. overbluft stomverbaasd bijv. naamw. overbluft stom bijv. naamw. overbluft sprakeloos bijv. naamw. overbluft perplex bijv. naamw. overbluft paf bijv. naamw. overbodig ijdel bijv. naamw. overbodig nodeloos bijv. naamw. overbodig onnodig bijv. naamw. overboeken afboeken werkwoord overboeken overschrijven werkwoord overboeken overzenden werkwoord overboeking overschrijving zelfst. naamw. overboeking overmaking zelfst. naamw. overboekt overvol bijv. naamw. overbrengen besmetten werkwoord overbrengen communiceren werkwoord overbrengen meedelen werkwoord overbrengen overdragen werkwoord overbrengen overhevelen werkwoord overbrengen vertalen werkwoord overbrengen klikken zelfst. naamw. overbrengen verslaan werkwoord overbrengen melden werkwoord overbrengen aanbrengen werkwoord overbrengen voeren werkwoord overbrengen vervoeren werkwoord overbrengen transporteren werkwoord overbrengen vertolken werkwoord overbrengen translateren werkwoord overbrenging conductie zelfst. naamw. overbrenging vervoer zelfst. naamw. overbrenging transmissie zelfst. naamw. overbrenging deportatie zelfst. naamw. overbrenging verscheping zelfst. naamw. overbrenging verplaatsing zelfst. naamw. overbrenging transport zelfst. naamw. overbrenging afvoer zelfst. naamw. overbrieven aanbrengen werkwoord overbrieven verklikken werkwoord overcompleet boventallig bijv. naamw. overcompleet overtollig bijv. naamw. overdaad decadentie zelfst. naamw. overdaad exces zelfst. naamw. overdaad luxe zelfst. naamw. overdaad overmaat zelfst. naamw. overdaad overvloed zelfst. naamw. overdaad teveel zelfst. naamw. overdaad buitensporigheid zelfst. naamw. overdaad surplus zelfst. naamw. overdadig copieus bijv. naamw. overdadig overdreven bijv. naamw. overdekken dekken werkwoord overdekken overwoekeren werkwoord overdekken overgieten werkwoord overdekking overkapping zelfst. naamw. overdekking koep overig. overdekking kap overig. overdekking dak overig. overdekking afdekkap overig. overdekking dekking zelfst. naamw. overdekking dek overig. overdekking bedekking zelfst. naamw. overdekkingen overkappingen overig. overdenken beschouwen werkwoord overdenken nadenken werkwoord overdenken overpeinzen werkwoord overdenken overwegen werkwoord overdenken consideren werkwoord overdenken beraden werkwoord overdenken afwegen werkwoord overdenken zinnen werkwoord overdenken wikken werkwoord overdenken bedenken werkwoord overdenken peinzen werkwoord overdenken bespiegelen werkwoord overdenking beraad zelfst. naamw. overdenking meditatie zelfst. naamw. overdenking overleg zelfst. naamw. overdenking overweging zelfst. naamw. overdenking reflectie zelfst. naamw. overdenking overpeinzing zelfst. naamw. overdenking gepeins zelfst. naamw. overdenking afweging zelfst. naamw. overdoen afstaan werkwoord overdoen herhalen werkwoord overdoen overschenken werkwoord overdoen hernieuwen werkwoord overdonderd overbluft bijv. naamw. overdonderd overrompeld bijv. naamw. overdonderen overbluffen werkwoord overdonderen platwalsen werkwoord overdonderen verbluffen werkwoord overdonderend imposant bijv. naamw. overdonderend overweldigend bijv. naamw. overdraagbaar besmettelijk bijv. naamw. overdraagbaar erfelijk bijv. naamw. overdraagbaar veranderlijk bijv. naamw. overdracht aflevering zelfst. naamw. overdracht cessie zelfst. naamw. overdracht overgave zelfst. naamw. overdracht transmissie zelfst. naamw. overdracht transfer zelfst. naamw. overdracht uitlevering zelfst. naamw. overdracht afstaan zelfst. naamw. overdracht doorgifte zelfst. naamw. overdracht overmaking zelfst. naamw. overdrachtelijk figuurlijk bijv. naamw. overdrachtelijk metaforisch bijv. naamw. overdrachtelijk zinnebeeldig bijv. naamw. overdragen besmetten werkwoord overdragen delegeren werkwoord overdragen overbrengen werkwoord overdragen vermaken werkwoord overdragen overlijden werkwoord overdragen verwijzen werkwoord overdragen verbannen werkwoord overdragen overplaatsen werkwoord overdragen degraderen werkwoord overdragen overschenken werkwoord overdreven aanstellerig bijv. naamw. overdreven duur bijv. naamw. overdreven extravagant bijv. naamw. overdreven gechargeerd bijv. naamw. overdreven overdadig bijv. naamw. overdreven overspannen bijv. naamw. overdreven sterk bijv. naamw. overdreven theatraal bijv. naamw. overdreven buitensporig bijv. naamw. overdreven pijnlijk bijv. naamw. overdreven excessief bijv. naamw. overdreven gulzig bijv. naamw. overdreven erg bijv. naamw. overdreven bont bijv. naamw. overdreven begerig bijv. naamw. overdreven verslaafd bijv. naamw. overdreven hevig bijv. naamw. overdrevenheid uitbundigheid zelfst. naamw. overdrevenheid overvloed zelfst. naamw. overdrevenheid overmaat zelfst. naamw. overdrijven aandikken werkwoord overdrijven chargeren werkwoord overdrijven voorbijtrekken werkwoord overdrijven verstrijken werkwoord overdrijven verlopen werkwoord overdrijven vergaan werkwoord overdrijven overgaan werkwoord overdrijven omkomen werkwoord overdrijven doorgaan werkwoord overdrijven aflopen werkwoord overdrijven afleggen werkwoord overdrijven opkloppen werkwoord overdrijven opblazen werkwoord overdrijven opschroeven werkwoord overdrijvend hyperbolisch overig. overdrijving grootspraak zelfst. naamw. overdrijving aggravatie zelfst. naamw. overdrijving hyperbool zelfst. naamw. overdrijving uitspatting zelfst. naamw. overdrijving uitronding zelfst. naamw. overdrijving uitbuiging zelfst. naamw. overdrijving mateloosheid zelfst. naamw. overdrijving afdwaling zelfst. naamw. overdruk afdruk zelfst. naamw. overdrukken opdrukken werkwoord overdrukken bedrukken werkwoord overduidelijk flagrant bijv. naamw. overduidelijk hard bijv. naamw. overduidelijk klaarblijkelijk bijv. naamw. overduidelijk onmiskenbaar bijv. naamw. overduidelijk apert bijv. naamw. overduidelijk geprononceerd bijv. naamw. overduidelijk ondubbelzinnig bijv. naamw. overduidelijk ontegenzeglijk bijv. naamw. overduidelijk helder bijv. naamw. overduidelijk duidelijk bijv. naamw. overduidelijk zonneklaar bijv. naamw. overdwars diagonaal bijv. naamw. overdwars dwars bijv. naamw. overdwars kruiselings bijv. naamw. overeengekomen ingebeeld overig. overeengekomen fictief overig. overeenkomen accorderen werkwoord overeenkomen afgesproken werkwoord overeenkomen afspreken werkwoord overeenkomen corresponderen werkwoord overeenkomen gelijken werkwoord overeenkomen harmoniëren werkwoord overeenkomen kloppen werkwoord overeenkomen stroken werkwoord overeenkomen overeenstemmen werkwoord overeenkomst afspraak zelfst. naamw. overeenkomst consensus zelfst. naamw. overeenkomst contract zelfst. naamw. overeenkomst eensgezindheid zelfst. naamw. overeenkomst gelijkenis zelfst. naamw. overeenkomst gemeenschappelijkheid zelfst. naamw. overeenkomst regeling zelfst. naamw. overeenkomst schikking zelfst. naamw. overeenkomst akkoord zelfst. naamw. overeenkomst analogie zelfst. naamw. overeenkomst nabijheid zelfst. naamw. overeenkomst gelijkheid zelfst. naamw. overeenkomst verbond overig. overeenkomstig corresponderend bijv. naamw. overeenkomstig ingevolge bijv. naamw. overeenkomstig overeenstemmend bijv. naamw. overeenkomstig adequaat bijv. naamw. overeenkomstig analoog bijv. naamw. overeenkomstig conform bijv. naamw. overeenkomstig parallel bijv. naamw. overeenkomstig vergelijkbaar bijv. naamw. overeenkomstig volgens bijv. naamw. overeenkomstig homoloog bijv. naamw. overeenstemmen beantwoorden werkwoord overeenstemmen corresponderen werkwoord overeenstemmen accorderen zelfst. naamw. overeenstemmen stroken werkwoord overeenstemmen overeenkomen werkwoord overeenstemmen kloppen werkwoord overeenstemmen samenstemmen werkwoord overeenstemmen harmoniëren werkwoord overeenstemmend bevestigend bijv. naamw. overeenstemmend conform bijv. naamw. overeenstemmend homoloog bijv. naamw. overeenstemmend passend bijv. naamw. overeenstemmend bijpassend bijv. naamw. overeenstemmend adequaat bijv. naamw. overeenstemmend gelijkluidend bijv. naamw. overeenstemming eensgezindheid zelfst. naamw. overeenstemming gelijkenis zelfst. naamw. overeenstemming harmonie zelfst. naamw. overeenstemmingen akkoorden zelfst. naamw. overeind rechtopstaand bijv. naamw. overeind staand bijv. naamw. overeind rechtop bijv. naamw. overeind direct bijv. naamw. overeindzetten oprichten werkwoord overeindzetten optrekken werkwoord overgaan eindigen werkwoord overgaan overlopen werkwoord overgaan overschrijden werkwoord overgaan veranderen werkwoord overgaan verstrijken werkwoord overgaan verlopen werkwoord overgaan vergaan werkwoord overgaan overdrijven werkwoord overgaan omkomen werkwoord overgaan doorgaan werkwoord overgaan aflopen werkwoord overgaan afleggen werkwoord overgaan oversteken werkwoord overgang menopauze zelfst. naamw. overgang overtocht zelfst. naamw. overgang oversteekplaats zelfst. naamw. overgangsjaren menopauze zelfst. naamw. overgave afstand zelfst. naamw. overgave capitulatie zelfst. naamw. overgave gehoorzaamheid zelfst. naamw. overgave passie zelfst. naamw. overgave toewijding zelfst. naamw. overgave zorgzaamheid zelfst. naamw. overgave trouw zelfst. naamw. overgave toegewijdheid zelfst. naamw. overgave inzet zelfst. naamw. overgave ijver zelfst. naamw. overgave genegenheid zelfst. naamw. overgave devotie zelfst. naamw. overgave vuur zelfst. naamw. overgave vurigheid zelfst. naamw. overgave hartstochtelijkheid zelfst. naamw. overgave hartstocht zelfst. naamw. overgave gloed zelfst. naamw. overgebleven over bijv. naamw. overgeblevene restant overig. overgeblevene rest overig. overgeblevene overschot overig. overgeblevene overblijfsel overig. overgeschreven afgeschreven bijv. naamw. overgeschreven afgezien bijv. naamw. overgeschreven gespiekt bijv. naamw. overgeschreven afgekeken bijv. naamw. overgeven aanreiken werkwoord overgeven afstaan werkwoord overgeven capituleren werkwoord overgeven kotsen werkwoord overgeven overdragen werkwoord overgeven braken zelfst. naamw. overgeven vomeren werkwoord overgeven spugen werkwoord overgeven uitleveren werkwoord overgeven opgeven werkwoord overgeven toesteken werkwoord overgeven overhandigen werkwoord overgeven geven werkwoord overgeven afgeven werkwoord overgeven aangeven werkwoord overgeven uitbraken werkwoord overgeven spuwen werkwoord overgevoelig hypergevoelig bijv. naamw. overgevoelig kittelorig bijv. naamw. overgevoelig sentimenteel bijv. naamw. overgevoelig allergisch bijv. naamw. overgevoelig labiliteit overig. overgevoeligheid allergie zelfst. naamw. overgevoeligheid lichtgeraaktheid zelfst. naamw. overgewicht overwicht zelfst. naamw. overgieten omschenken werkwoord overgieten overdekken werkwoord overgieten overstorten werkwoord overgieten overschenken werkwoord overgordijn gordijn zelfst. naamw. overgordijn draperie zelfst. naamw. overgroeien overwoekeren werkwoord overgrootvader voorvader overig. overhaast voorbarig bijv. naamw. overhaast haastig bijv. naamw. overhaast overijld bijv. naamw. overhaasten voortmaken werkwoord overhaasten spoeden werkwoord overhaasten jagen werkwoord overhaasten ijlen werkwoord overhaasten haasten werkwoord overhaasten aanpoten werkwoord overhaastig overhaast overig. overhalen bepraten werkwoord overhalen overreden werkwoord overhalen overtuigen werkwoord overhalen ompraten werkwoord overhand overheersing overig. overhand heerschappij overig. overhandigd gegeven bijv. naamw. overhandigen aanbieden werkwoord overhandigen aanleveren werkwoord overhandigen aanreiken werkwoord overhandigen afgeven werkwoord overhandigen inleveren werkwoord overhandigen thuisbezorgen werkwoord overhandigen brengen werkwoord overhandigen bezorgen werkwoord overhandigen bestellen werkwoord overhandigen afleveren werkwoord overhandigen toesteken werkwoord overhandigen overgeven werkwoord overhandigen geven werkwoord overhandigen aangeven werkwoord overhandigen toeleveren werkwoord overhandigen leveren werkwoord overhandiging aanbieding zelfst. naamw. overhandiging afgifte zelfst. naamw. overhandiging bestelling zelfst. naamw. overhandiging bezorging zelfst. naamw. overhangen hellen werkwoord overhebben overhouden werkwoord overheen over bijv. naamw. overheerlijk reuzelekker bijv. naamw. overheerlijk delicieus bijv. naamw. overheerlijk zalig bijv. naamw. overheerlijk verrukkelijk bijv. naamw. overheerlijk smakelijk bijv. naamw. overheerlijk lekker bijv. naamw. overheerlijk kostelijk bijv. naamw. overheerlijk hemels bijv. naamw. overheerlijk heerlijk bijv. naamw. overheersen beheersen werkwoord overheersen domineren werkwoord overheersen gezaghebben werkwoord overheersen regeren werkwoord overheersen heersen werkwoord overheersen onderwerpen werkwoord overheersend bazig bijv. naamw. overheersend dominant bijv. naamw. overheersend sterk bijv. naamw. overheerser tiran overig. overheerser despoot overig. overheerser overweldiger overig. overheersing onderdrukking zelfst. naamw. overheersing hegemonie zelfst. naamw. overheersing dominantie zelfst. naamw. overheersing overhand zelfst. naamw. overheersing heerschappij zelfst. naamw. overheersingsdwang heerszuchtigheid overig. overheersingsdwang heerszucht overig. overheid autoriteit zelfst. naamw. overheid autoriteiten zelfst. naamw. overheid gezag zelfst. naamw. overheid rijk zelfst. naamw. overheid staat zelfst. naamw. overheid rijksbestuur zelfst. naamw. overheid regering overig. overheidsbelasting belasting zelfst. naamw. overheidsdienaar ambtenaar zelfst. naamw. overheidsinstelling overheidslichaam zelfst. naamw. overheidslichaam overheidsinstelling zelfst. naamw. overheidssteun rijkssubsidie overig. overheidswege rijkswege overig. overhellen hellen werkwoord overhellen overslaan werkwoord overhellen buigen werkwoord overhellen aflopen werkwoord overhellen neigen werkwoord overhemd hemd zelfst. naamw. overhevelen overbrengen werkwoord overhevelen overtappen werkwoord overhoop door elkaar overig. overhoop dooreen overig. overhoophalen ontregelen werkwoord overhoopliggen dooreen liggen werkwoord overhoopliggen harrewarren werkwoord overhoopschieten neerschieten werkwoord overhoopsteken neersteken werkwoord overhoopsteken doodsteken werkwoord overhoren verhoren werkwoord overhoren uitvragen werkwoord overhoren uithoren werkwoord overhoren ondervragen werkwoord overhoren toetsen werkwoord overhoren testen werkwoord overhoren examineren werkwoord overhoring ondervraging zelfst. naamw. overhoring proefwerk zelfst. naamw. overhouden overhebben werkwoord overhouden vangen werkwoord overhouden overblijven werkwoord overhrijden overrijden overig. overhrijden omverrijden overig. overhspringen overspringen overig. overig ander bijv. naamw. overig resterend bijv. naamw. overig rest bijv. naamw. overig verder bijv. naamw. overigens bovendien overig. overigens voorts overig. overigens verder overig. overigens trouwens overig. overigens daarenboven overig. overigens alsmede overig. overijld haastig overig. overijld voorbarig overig. overijld overhaast overig. overijling spoed overig. overijling ijl overig. overijling haastigheid overig. overijling haast overig. overijling gehaastheid overig. overjarig oud overig. overjas jas zelfst. naamw. overjas mantel zelfst. naamw. overjas amloen zelfst. naamw. overjas voornamelijk zelfst. naamw. overjas inzonderheid zelfst. naamw. overjas mant zelfst. naamw. overjas bovenrok zelfst. naamw. overjassen mantels zelfst. naamw. overkalken spieken overig. overkalken overschrijven overig. overkalken afkijken overig. overkant overzijde zelfst. naamw. overkappen dekken werkwoord overkappen overwelven werkwoord overkapping dak zelfst. naamw. overkapping dek zelfst. naamw. overkapping kap zelfst. naamw. overkapping koepel zelfst. naamw. overkapping overdekking zelfst. naamw. overkapping koep zelfst. naamw. overkapping afdekkap zelfst. naamw. overkappingen overdekkingen overig. overkapt bedekt bijv. naamw. overkijken doorlopen werkwoord overkomelijk onbelangrijk overig. overkomelijk onbelangrijk overig. overkomelijk onbelangrijk overig. overkomen overvallen bijv. naamw. overkomen aanslaan werkwoord overkomen bezoeken werkwoord overkomen gebeuren werkwoord overkomen voorkomen werkwoord overkomen toeschijnen werkwoord overkomen schijnen werkwoord overkomen lijken werkwoord overkomst komst zelfst. naamw. overlaat overloop overig. overladen bedolven bijv. naamw. overladen overbelast bijv. naamw. overladen bedelven werkwoord overladen overslaan werkwoord overladen overstelpen werkwoord overladen begraven werkwoord overladen volproppen werkwoord overladen verzadigen werkwoord overlappen bestrijken werkwoord overlast ergernis zelfst. naamw. overlast hinder zelfst. naamw. overlast last zelfst. naamw. overlast moeite zelfst. naamw. overlast hin zelfst. naamw. overlast overbelasting zelfst. naamw. overlast soesa zelfst. naamw. overlaten achterlaten werkwoord overlaten opdragen werkwoord overleden afgestorven bijv. naamw. overleden dood bijv. naamw. overleden doodgegaan bijv. naamw. overleden gestorven bijv. naamw. overleden heengegaan bijv. naamw. overledene dode zelfst. naamw. overledene gestorvene zelfst. naamw. overledene decuius zelfst. naamw. overledene decuius zelfst. naamw. overledene decuius zelfst. naamw. overledenen doden overig. overleg beleid zelfst. naamw. overleg beraad zelfst. naamw. overleg beraadslaging zelfst. naamw. overleg beschouwing zelfst. naamw. overleg deliberatie zelfst. naamw. overleg samenkomst zelfst. naamw. overleg conferentie zelfst. naamw. overleg vindingrijkheid zelfst. naamw. overleg vernuft zelfst. naamw. overleg toestel zelfst. naamw. overleg middel zelfst. naamw. overleg list zelfst. naamw. overleggen beraadslagen werkwoord overleggen inleveren werkwoord overleggen overwegen werkwoord overleven handhaven werkwoord overleven overblijven werkwoord overleven trotseren werkwoord overleven voortbestaan zelfst. naamw. overleven voortleven werkwoord overleveren doorgeven werkwoord overleveren overdragen werkwoord overlevering folklore zelfst. naamw. overlevering mythe zelfst. naamw. overlevering traditie zelfst. naamw. overleveringen tradities zelfst. naamw. overlezen herlezen werkwoord overlezen nalezen werkwoord overlijden dood gaan werkwoord overlijden doodgaan werkwoord overlijden heengaan werkwoord overlijden inslapen werkwoord overlijden sterven werkwoord overlijden dood zelfst. naamw. overlijden verscheiden zelfst. naamw. overlijden versmachten werkwoord overlijden vermaken werkwoord overlijden overdragen werkwoord overlijden ontslapen werkwoord overlijden omkomen werkwoord overlijden kapotgaan werkwoord overlijden wegvallen werkwoord overlijden vallen werkwoord overlijden sneuvelen werkwoord overlijden bezwijken werkwoord overlijdensakte overlijdensverklaring overig. overlijdensverklaring overlijdensakte overig. overlijdensverzekering levensverzekering zelfst. naamw. overloop gang zelfst. naamw. overloop hal zelfst. naamw. overloop migratie zelfst. naamw. overloop portaal zelfst. naamw. overloop vestibule zelfst. naamw. overloop verbindingsgang zelfst. naamw. overloop overlaat zelfst. naamw. overloop voorportaal zelfst. naamw. overloop vestibu zelfst. naamw. overloop entree zelfst. naamw. overlopen deserteren werkwoord overlopen overstromen werkwoord overlopen verhuizen werkwoord overlopen oversteken zelfst. naamw. overlopen overgaan werkwoord overmaat overdaad zelfst. naamw. overmaat teveel zelfst. naamw. overmaat uitbundigheid zelfst. naamw. overmaat overvloed zelfst. naamw. overmaat overdrevenheid zelfst. naamw. overmaat surplus zelfst. naamw. overmacht meerderheid zelfst. naamw. overmacht superioriteit zelfst. naamw. overmacht overwicht zelfst. naamw. overmaken gireren werkwoord overmaken herhalen werkwoord overmaken toezenden werkwoord overmaking storting zelfst. naamw. overmaking overschrijving zelfst. naamw. overmaking overboeking zelfst. naamw. overmaking transfer zelfst. naamw. overmaking overdracht zelfst. naamw. overmannen bedelven werkwoord overmannen overmeesteren werkwoord overmannen overweldigen werkwoord overmatig buitensporig overig. overmatig extravagant overig. overmeesteren onderwerpen werkwoord overmeesteren overmannen werkwoord overmeesteren overweldigen werkwoord overmeesteren beteugelen werkwoord overmoed driestheid zelfst. naamw. overmoed waaghalzerij zelfst. naamw. overmoed vermetelheid zelfst. naamw. overmoed roekeloosheid zelfst. naamw. overmoed onbesuisdheid zelfst. naamw. overmoedig baldadig bijv. naamw. overmoedig driest bijv. naamw. overmoedig vermetel bijv. naamw. overmoedig waaghalzig bijv. naamw. overmoedig brooddronken bijv. naamw. overmoedig roekeloos bijv. naamw. overmoedig lichtzinnig bijv. naamw. overmoedig doldriest bijv. naamw. overmoedig halsbrekend bijv. naamw. overnaad naad zelfst. naamw. overnachten logeren werkwoord overnachter slaper overig. overnachter slaapgast overig. overnachter logé overig. overnachter gast overig. overname aanvaarding overig. overnames fusies zelfst. naamw. overnemen aanhalen werkwoord overnemen aannemen werkwoord overnemen aanvaarden werkwoord overnemen annexeren werkwoord overnemen kopen werkwoord overnemen navolgen werkwoord overnemen opkopen werkwoord overnemen inkopen werkwoord overnemen afnemen werkwoord overnemen aanschaffen werkwoord overnemen aankopen werkwoord overnemen inlijven werkwoord overpeinzen bedenken werkwoord overpeinzen bepeinzen werkwoord overpeinzen beschouwen werkwoord overpeinzen nadenken werkwoord overpeinzen overdenken werkwoord overpeinzen peinzen werkwoord overpeinzen bespiegelen werkwoord overpeinzing bespiegeling zelfst. naamw. overpeinzing meditatie zelfst. naamw. overpeinzing overweging zelfst. naamw. overpeinzing overdenking zelfst. naamw. overpeinzing gepeins zelfst. naamw. overplaatsen overhevelen werkwoord overplaatsen overzetten werkwoord overplaatsen verwijzen werkwoord overplaatsen verbannen werkwoord overplaatsen overdragen werkwoord overplaatsen degraderen werkwoord overplanting transplantatie zelfst. naamw. overreden bepraten werkwoord overreden ompraten werkwoord overreden overhalen werkwoord overreden overtuigen werkwoord overreding overtuiging zelfst. naamw. overreiken aanreiken werkwoord overreiken overhandigen werkwoord overreiken reiken werkwoord overrijden omverrijden werkwoord overrijden overhrijden werkwoord overrijp beurs bijv. naamw. overrijp melig bijv. naamw. overrompeld overdonderd bijv. naamw. overrompelen aanranden werkwoord overrompelen overvallen werkwoord overrompelen verrassen werkwoord overschaduwen overtreffen werkwoord overschakelen omschakelen werkwoord overschenken omschenken werkwoord overschenken overdoen werkwoord overschenken overstorten werkwoord overschenken overgieten werkwoord overschenken overdragen werkwoord overschieten overblijven werkwoord overschot kliek zelfst. naamw. overschot surplus zelfst. naamw. overschot teveel zelfst. naamw. overschot verschil zelfst. naamw. overschot restant zelfst. naamw. overschot rest zelfst. naamw. overschot overgeblevene zelfst. naamw. overschot overblijfsel zelfst. naamw. overschot exces zelfst. naamw. overschot agio zelfst. naamw. overschotten resten zelfst. naamw. overschreeuwen overstemmen werkwoord overschrijden overgaan werkwoord overschrijden overtreden werkwoord overschrijding aantasting zelfst. naamw. overschrijven kopiëren werkwoord overschrijven overboeken werkwoord overschrijven overnemen werkwoord overschrijven spieken zelfst. naamw. overschrijven overzenden werkwoord overschrijven overkalken werkwoord overschrijven afkijken werkwoord overschrijving overboeking zelfst. naamw. overschrijving overmaking zelfst. naamw. overschrijvingsformulier acceptgiro zelfst. naamw. overseinen zenden werkwoord overslaan doorslaan werkwoord overslaan omslaan werkwoord overslaan overgaan werkwoord overslaan overladen werkwoord overslaan vergeten werkwoord overslag omslag zelfst. naamw. overspannen doorgedraaid bijv. naamw. overspannen gespannen bijv. naamw. overspannen gestresst bijv. naamw. overspannen overwerkt bijv. naamw. overspannen omspannen bijv. naamw. overspánning bespanning zelfst. naamw. overspel echtbreuk zelfst. naamw. Overspel Minnehandel zelfst. naamw. overspelig ontrouw bijv. naamw. overspoeld blank bijv. naamw. overspplegen echtbreken overig. overspplegen adultereren overig. overspringen overslaan werkwoord overspringen overhspringen werkwoord overstappunt transferium zelfst. naamw. overste aanvoerder zelfst. naamw. overste commandant zelfst. naamw. overste prior zelfst. naamw. overste bevelhebber zelfst. naamw. oversteek oversteekplaats zelfst. naamw. oversteek overtocht zelfst. naamw. oversteek zebrapad zelfst. naamw. oversteek voetgangersoversteekplaats zelfst. naamw. oversteekhulp zebrahulp overig. oversteekplaats oversteek zelfst. naamw. oversteekplaats zebrapad zelfst. naamw. oversteekplaats overtocht zelfst. naamw. oversteekplaats overgang zelfst. naamw. oversteekplaats voetgangersoversteekplaats zelfst. naamw. oversteekplaatsen zebra`s zelfst. naamw. oversteken overlopen zelfst. naamw. oversteken overgaan zelfst. naamw. overstelpen bedelven werkwoord overstelpen begraven werkwoord overstelpen bestormen werkwoord overstelpen overladen werkwoord overstelpen overweldigen zelfst. naamw. overstelpt overladen bijv. naamw. overstemmen overschreeuwen werkwoord overstemmen overtreffen werkwoord overstorten overschenken werkwoord overstorten overgieten werkwoord overstromen overladen werkwoord overstromen overlopen werkwoord overstroomd blank bijv. naamw. overstuur confuus bijv. naamw. overtappen overhevelen werkwoord overtocht oversteek zelfst. naamw. overtocht passage zelfst. naamw. overtocht oversteekplaats zelfst. naamw. overtocht overgang zelfst. naamw. overtocht overvaart zelfst. naamw. overtollig nutteloos bijv. naamw. overtre wetsovertre overig. overtreden overschrijden werkwoord overtreder wetsovertreder zelfst. naamw. overtreding delict zelfst. naamw. overtreding misdaad zelfst. naamw. overtreding misstap zelfst. naamw. overtreding schending zelfst. naamw. overtreding vergrijp zelfst. naamw. overtreding wetsovertreding zelfst. naamw. overtreding wandaad zelfst. naamw. overtreding schanddaad zelfst. naamw. overtreding misdrijf zelfst. naamw. overtredingen vergrijpen zelfst. naamw. overtreffen opwegen werkwoord overtreffen uitblinken werkwoord overtreffen voorbijstreven werkwoord overtreffen overstijgen werkwoord overtreffen uitmunten werkwoord overtreffen uitsteken werkwoord overtreffen schitteren werkwoord overtreffen onderscheiden werkwoord overtreffen excelleren werkwoord overtreffend tartend overig. overtreffend voortreffelijk overig. overtrek deken zelfst. naamw. overtrek sloop zelfst. naamw. overtrekken bedekken werkwoord overtrekken bekleden werkwoord overtrekken opblazen werkwoord overtrekken overgaan werkwoord overtrekken stofferen werkwoord overtroeven overklassen werkwoord overtroeven aftroeven werkwoord overtrokken gechargeerd bijv. naamw. overtuigd stellig bijv. naamw. overtuigd onwankelbaar bijv. naamw. overtuigd zeker bijv. naamw. overtuigd volvertrouwen bijv. naamw. overtuigd vertrouwd bijv. naamw. overtuigdheid overtuiging zelfst. naamw. overtuigen bewijzen werkwoord overtuigen nagaan werkwoord overtuigen overhalen werkwoord overtuigen overreden werkwoord overtuigen ompraten werkwoord overtuigend afdoend bijv. naamw. overtuigend steekhoudend bijv. naamw. overtuigend geloofwaardig bijv. naamw. overtuigend klemmend bijv. naamw. overtuigend beslissend bijv. naamw. overtuigender bevestigen overig. overtuiging geloof zelfst. naamw. overtuiging gezindheid zelfst. naamw. overtuiging opinie zelfst. naamw. overtuiging overreding zelfst. naamw. overtuiging overtuigdheid zelfst. naamw. overtuiging mening zelfst. naamw. overtuiging vaststaanmening zelfst. naamw. overuur overwerk zelfst. naamw. overvaart overtocht overig. overval aanval zelfst. naamw. overval hold-up zelfst. naamw. overvallen overkomen bijv. naamw. overvallen aanvallen werkwoord overvallen attaqueren werkwoord overvallen overrompelen werkwoord overvallen bestormen werkwoord overvaller aanvaller zelfst. naamw. overvaren overzetten werkwoord oververzadigd vol overig. overvleugelen overtreffen werkwoord overvloed boel zelfst. naamw. overvloed buitensporigheid zelfst. naamw. overvloed exces zelfst. naamw. overvloed luxe zelfst. naamw. overvloed overdaad zelfst. naamw. overvloed weelderigheid zelfst. naamw. overvloed weelde zelfst. naamw. overvloed pracht zelfst. naamw. overvloed massa zelfst. naamw. overvloed hoop zelfst. naamw. overvloed berg zelfst. naamw. overvloed uitbundigheid zelfst. naamw. overvloed overmaat zelfst. naamw. overvloed overdrevenheid zelfst. naamw. overvloedig copieus bijv. naamw. overvloedig luxe bijv. naamw. overvloedig mild bijv. naamw. overvloedig rijkelijk bijv. naamw. overvloedig weelderig bijv. naamw. overvloedig ampel bijv. naamw. overvloedig in ruime mate bijv. naamw. overvloedig welig bijv. naamw. overvloedig volop bijv. naamw. overvloedig uitbundig bijv. naamw. overvloedig rijk bijv. naamw. overvloedig abundant bijv. naamw. overvloedig uitgebreid bijv. naamw. overvloedig scheutig bijv. naamw. overvloedig ruimschoots bijv. naamw. overvloedig royaal bijv. naamw. overvloedigheid rijkelijkheid zelfst. naamw. overvloeien overlopen werkwoord overvloeien vol zijn van werkwoord overvol afgeladen bijv. naamw. overvol propvol bijv. naamw. overvol tjokvol bijv. naamw. overvol stampvol bijv. naamw. overvol knalvol bijv. naamw. overwaaien overgaan werkwoord overwaaien overkomen werkwoord overwaaien voorbijtrekken werkwoord overwaarde extrawaarde overig. overwegen afwegen werkwoord overwegen bekijken werkwoord overwegen beschouwen werkwoord overwegen overdenken werkwoord overwegen overheersen werkwoord overwegen overleggen werkwoord overwegen denken werkwoord overwegen nagaan werkwoord overwegen considereren werkwoord overwegen beraadslagen werkwoord overwegen wikken werkwoord overwegen wegen werkwoord overwegend meestens bijv. naamw. overwegend voornamelijk bijv. naamw. overwegend goeddeels bijv. naamw. overwegend grotendeels bijv. naamw. overwegend hoofdzakelijk bijv. naamw. overwegend in hoofdzaak bijv. naamw. overwegend merendeels bijv. naamw. overwegend voor het grootste gedeelte bijv. naamw. overwegend vooral bijv. naamw. overweging afweging zelfst. naamw. overweging beraad zelfst. naamw. overweging beweegreden zelfst. naamw. overweging overdenking zelfst. naamw. overweldigen bevangen werkwoord overweldigen overmeesteren werkwoord overweldigen verpletteren werkwoord overweldigen overstelpen zelfst. naamw. overweldigen overmannen werkwoord overweldigend imponerend bijv. naamw. overweldigend overdonderend bijv. naamw. overweldigend imposant bijv. naamw. overweldiger overheerser overig. overweldiging verovering zelfst. naamw. overwelven overkappen werkwoord overwelven dekken werkwoord overwerk overuur zelfst. naamw. overwerken doodwerken zelfst. naamw. overwerken verbeteren zelfst. naamw. overwerken nawerken zelfst. naamw. overwerken namaken zelfst. naamw. overwerken bijwerken zelfst. naamw. overwerkt overspannen bijv. naamw. overwicht aanzien zelfst. naamw. overwicht overgewicht zelfst. naamw. overwicht superioriteit zelfst. naamw. overwicht hegemonie zelfst. naamw. overwicht overmacht zelfst. naamw. overwinnaar triomfator overig. overwinnen bedwingen werkwoord overwinnen kloppen werkwoord overwinnen triomferen werkwoord overwinnen verdienen werkwoord overwinnen verslaan werkwoord overwinnen winnen werkwoord overwinnen zegevieren werkwoord overwinnen bevangen werkwoord overwinning triomf zelfst. naamw. overwinning zege zelfst. naamw. overwintering winterverblijfplaats overig. overwippen binnenwippen werkwoord overwoekeren overdekken werkwoord overwonnen verslagen bijv. naamw. overwonnen-worden nederlaag zelfst. naamw. overwonnen-worden verlies zelfst. naamw. overzee overzees overig. overzees overzee overig. overzenden overschrijven werkwoord overzenden overboeken werkwoord overzetten omzetten werkwoord overzetten overplaatsen werkwoord overzetten overvaren werkwoord overzetten transponeren werkwoord overzetten vertalen werkwoord overzetten vertolken werkwoord overzetten translateren werkwoord overzetting transcriptie zelfst. naamw. overzetting vertaling zelfst. naamw. overzicht inzicht zelfst. naamw. overzicht resumé zelfst. naamw. overzicht totaalbeeld zelfst. naamw. overzicht kijk zelfst. naamw. overzicht blik zelfst. naamw. overzicht aanblik zelfst. naamw. overzicht overzien zelfst. naamw. overzicht staatje zelfst. naamw. overzicht staat zelfst. naamw. overzicht opgave zelfst. naamw. overzicht opgaaf zelfst. naamw. overzicht lijst zelfst. naamw. overzicht rapportage zelfst. naamw. overzichtelijk duidelijk bijv. naamw. overzichtelijk gestructureerd bijv. naamw. overzichtelijk gestructureerd bijv. naamw. overzichtelijk gestructureerd bijv. naamw. overzien inspecteren werkwoord overzien nazien werkwoord overzien overzicht werkwoord overzijde overkant zelfst. naamw. ovulatie eisprong zelfst. naamw. ovum ei zelfst. naamw. oxidatie roest zelfst. naamw. oxideren oxyderen werkwoord oxyderen oxideren werkwoord pa paps zelfst. naamw. pa vader zelfst. naamw. paadje jaagpad zelfst. naamw. paadje landweg zelfst. naamw. paadje trekpad zelfst. naamw. paadje pad zelfst. naamw. paadje dreef zelfst. naamw. paadje buitenweg zelfst. naamw. paaien inpalmen werkwoord paaien tevredenstellen werkwoord paal balk zelfst. naamw. paal doelpaal zelfst. naamw. paal grenspaal zelfst. naamw. paal heipaal zelfst. naamw. paal mast zelfst. naamw. paal lul zelfst. naamw. paalsteek knoop zelfst. naamw. paaps pausgezind bijv. naamw. paar even bijv. naamw. paar duo zelfst. naamw. paar echtpaar zelfst. naamw. paar enkele zelfst. naamw. paar levenspaar zelfst. naamw. paar stelletje zelfst. naamw. paar tweetal zelfst. naamw. paar stel zelfst. naamw. paar wat zelfst. naamw. paar enige zelfst. naamw. paar sommige zelfst. naamw. paar koppel zelfst. naamw. paard karrenpaard zelfst. naamw. paard knol zelfst. naamw. paard schraag zelfst. naamw. paard ros zelfst. naamw. paard en wagen aanspan zelfst. naamw. paardebloem paardenbloem zelfst. naamw. paardekracht paardenkracht zelfst. naamw. paardenbloem paardebloem zelfst. naamw. paardendresseur dressuur zelfst. naamw. paardenfokplaats stoeterij zelfst. naamw. paardenkracht paardekracht zelfst. naamw. paardenmiddel geneesmiddel zelfst. naamw. paardenrookvlees hortsik overig. paardenslee ar zelfst. naamw. paardensmid hoefsmid overig. paardensport drafsport zelfst. naamw. paardensport draverij zelfst. naamw. paardenstaart paardestaart zelfst. naamw. paardenstaart staart zelfst. naamw. paardenwagen wagen zelfst. naamw. paardestaart paardenstaart zelfst. naamw. paardevlees hortbonk zelfst. naamw. paardevlees hortsik zelfst. naamw. paardrij ruiter overig. paardrij rij overig. paardrijder rijder zelfst. naamw. paardrijder ruiter zelfst. naamw. paardrijkunst rijkunst overig. paarlemoer parel zelfst. naamw. paarlemoer parelmoer zelfst. naamw. paars purper bijv. naamw. paars pimpelpaars bijv. naamw. paars, rood bordeaux overig. paarsgewijs verdubbelen overig. paarsgewijs gepaard overig. paarsgewijs dubbel overig. paarsrood bordeauxwijn overig. paartje paar zelfst. naamw. paasbest piekfijn bijv. naamw. paashaas nuttelig overig. pacemaker gangmaker zelfst. naamw. pacht huur zelfst. naamw. pacht pachtgeld zelfst. naamw. pacht pachttermijn zelfst. naamw. pachten huren werkwoord pachter zetboer overig. pachtgeld pacht zelfst. naamw. pachtster houdster overig. pacifist antimilitarist overig. pacifistisch vredelievend bijv. naamw. pact afspraak zelfst. naamw. pact akkoord zelfst. naamw. pact band zelfst. naamw. pact binding zelfst. naamw. pact bond zelfst. naamw. pact bondgenootschap zelfst. naamw. pact federatie zelfst. naamw. pact handvest zelfst. naamw. pact liga zelfst. naamw. pact unie zelfst. naamw. pact verbond zelfst. naamw. pact verdrag zelfst. naamw. pad jaagpad zelfst. naamw. pad laantje zelfst. naamw. pad landweg zelfst. naamw. pad levenspad zelfst. naamw. pad padachtige zelfst. naamw. pad traject zelfst. naamw. pad weg zelfst. naamw. pad bluffer zelfst. naamw. pad blaaskaak zelfst. naamw. pad trekpad zelfst. naamw. pad paadje zelfst. naamw. pad dreef zelfst. naamw. pad buitenweg zelfst. naamw. pad tournee zelfst. naamw. pad route zelfst. naamw. pad ronde zelfst. naamw. pad etappe zelfst. naamw. pad baanvak zelfst. naamw. pad baan zelfst. naamw. pad afstand zelfst. naamw. padachtige pad zelfst. naamw. paddel peddel zelfst. naamw. paddesto zwam overig. paddesto champignon overig. paddestoel champignon zelfst. naamw. paddestoel paddestoelwolk zelfst. naamw. paddestoel wegwijzer zelfst. naamw. paddestoel zwam zelfst. naamw. paddestoelsoort champignon zelfst. naamw. paddestoelsoort zwam zelfst. naamw. paddestoelwolk paddestoel zelfst. naamw. padvin verkenner overig. padvinder scout zelfst. naamw. padvinder verkenner zelfst. naamw. padvinderij verkennerij overig. paf opgeblazen bijv. naamw. paf perplex bijv. naamw. paf sprakeloos zelfst. naamw. paf ontsteld bijv. naamw. paf onthutst bijv. naamw. paf getroffen bijv. naamw. paf zwijgend bijv. naamw. paf stomverbaasd bijv. naamw. paf stom bijv. naamw. paf overbluft bijv. naamw. paffen dampen werkwoord paffen schieten werkwoord pafferig bol bijv. naamw. pafferig vlaagsgewijs bijv. naamw. pafferig reclameachtig bijv. naamw. pafferig opgeblazen bijv. naamw. pafferig kortademig bijv. naamw. pafferig dof bijv. naamw. pafferig dik bijv. naamw. pagaai peddel zelfst. naamw. paganisme heidendom zelfst. naamw. paganist godloochenaar zelfst. naamw. page dienaar zelfst. naamw. pagina bladzijde zelfst. naamw. paginagedeelte kolom overig. pagode oosterse tempel overig. paillet lovertje zelfst. naamw. paillet glittertje zelfst. naamw. paillette trilhaartje overig. paillette schijnsel overig. paillette lovertje overig. paillette flikkering overig. pair paladijn zelfst. naamw. pak baal zelfst. naamw. pak bagage zelfst. naamw. pak bundel zelfst. naamw. pak doos zelfst. naamw. pak herenkostuum zelfst. naamw. pak kostuum zelfst. naamw. pak laag zelfst. naamw. pak maatpak zelfst. naamw. pak janhagel zelfst. naamw. pak gespuis zelfst. naamw. pak gepeupel zelfst. naamw. pak petsen billenkoek overig. pak slaag over de knie gaan overig. pakez muilez overig. pakez muildier overig. pakez lastez overig. pakhuis entrepot zelfst. naamw. pakhuis opslagplaats zelfst. naamw. pakhuis warenhuis zelfst. naamw. pakhuis voorraadschuur zelfst. naamw. pakhuis opslagruimte zelfst. naamw. pakhuis depot zelfst. naamw. pakhuis bergplaats zelfst. naamw. pakhuis magazijnruimte zelfst. naamw. pakhuis magazijn zelfst. naamw. pakhuizen magazijnen overig. pakje cadeau zelfst. naamw. pakje doosje zelfst. naamw. pakje pak zelfst. naamw. pakje pakket zelfst. naamw. pakje postpakket zelfst. naamw. pakje kado zelfst. naamw. pakje cadeau zelfst. naamw. pakken aanhouden werkwoord pakken beetnemen werkwoord pakken beetpakken werkwoord pakken blijven zitten werkwoord pakken boeien werkwoord pakken drinken werkwoord pakken grijpen werkwoord pakken halen werkwoord pakken inpakken werkwoord pakken krijgen werkwoord pakken nemen werkwoord pakken vatten werkwoord pakken oprapen werkwoord pakken aanvatten werkwoord pakken verstrikken werkwoord pakken vangen werkwoord pakken klauwen werkwoord pakkend boeiend bijv. naamw. pakkend sensationeel bijv. naamw. pakkend treffend bijv. naamw. pakkend zinderend bijv. naamw. pakkend spannend bijv. naamw. pakkend opwindend bijv. naamw. pakkend meeslepend bijv. naamw. pakkend adembenemend bijv. naamw. pakkend aangrijpend bijv. naamw. pakkerd knuffel zelfst. naamw. pakkerd kus zelfst. naamw. pakkerd zoen zelfst. naamw. pakkerd klapzoen zelfst. naamw. pakkerds klapzoenen overig. pakket geheel zelfst. naamw. pakket pak zelfst. naamw. pakket pakje zelfst. naamw. pakket postpakket zelfst. naamw. pakweg ongeveer bijv. naamw. pakweg ruwweg bijv. naamw. pakweg plusminus bijv. naamw. pakweg omstreeks bijv. naamw. pakweg circa bijv. naamw. pal onwrikbaar bijv. naamw. pal makker zelfst. naamw. pal pen zelfst. naamw. pal vriend zelfst. naamw. pal juist zelfst. naamw. pal net zelfst. naamw. pal onbeweeglijk zelfst. naamw. pal stevig zelfst. naamw. pal volhardend zelfst. naamw. pal vasthoudend zelfst. naamw. pal standvastig zelfst. naamw. pal onwankelbaar zelfst. naamw. pal spitsbroe zelfst. naamw. pal maatje zelfst. naamw. pal maat zelfst. naamw. pal kornuit zelfst. naamw. pal kompaan zelfst. naamw. pal kameraadje zelfst. naamw. pal kameraad zelfst. naamw. pal gez zelfst. naamw. pal gabber zelfst. naamw. pal compagnon zelfst. naamw. pal vriendje zelfst. naamw. paladijn aanhanger zelfst. naamw. paladijn beschermer zelfst. naamw. paladijn pair zelfst. naamw. paleis hof zelfst. naamw. paleis kasteel zelfst. naamw. palen ketsen werkwoord palen neuken werkwoord palen masten zelfst. naamw. palet kleurschakering zelfst. naamw. palet schilderspalet zelfst. naamw. palindroom letterkeer zelfst. naamw. paling aal zelfst. naamw. paljas clown zelfst. naamw. paljas grappenmaker zelfst. naamw. paljas olijkerd zelfst. naamw. paljas uilenspieg zelfst. naamw. paljas snaak zelfst. naamw. paljas pias zelfst. naamw. paljas mallerd zelfst. naamw. paljas komiek zelfst. naamw. paljas guit zelfst. naamw. paljassen komieken overig. paljassen komedianten overig. paljassen grappenmakers overig. pallet laadbord zelfst. naamw. palliatief verzachtend bijv. naamw. palm handpalm overig. palm bal overig. palpiteren jagen werkwoord paltrok houtzaagmolen overig. pamflet libel zelfst. naamw. pamflet strooibiljet zelfst. naamw. pamflet vlugschrift zelfst. naamw. pamflet brochure zelfst. naamw. pamflet stencil zelfst. naamw. pan bende zelfst. naamw. pan braadpan zelfst. naamw. pan dakpan zelfst. naamw. pan duinpan zelfst. naamw. pan kookpan zelfst. naamw. pan forum zelfst. naamw. pan smeltkroes zelfst. naamw. panacee wondermiddel zelfst. naamw. pand borg zelfst. naamw. pand gebouw zelfst. naamw. pand huis zelfst. naamw. pand jaspand zelfst. naamw. pand onderpand zelfst. naamw. pand uitloper zelfst. naamw. pand slip zelfst. naamw. pand schoot zelfst. naamw. pand scheut zelfst. naamw. pand loot zelfst. naamw. pand cijns zelfst. naamw. pand belasting zelfst. naamw. pand waarborgsom zelfst. naamw. pand waarborging zelfst. naamw. pand waarborg zelfst. naamw. pand garantie zelfst. naamw. pand cautie zelfst. naamw. pand bouwwerk zelfst. naamw. pand perceel zelfst. naamw. pandbrief obligatie zelfst. naamw. pandbrieven effecten zelfst. naamw. pandemonium chaos zelfst. naamw. pandemonium tumult zelfst. naamw. pandemonium rumoer zelfst. naamw. pandemonium opschudding zelfst. naamw. pandemonium leven zelfst. naamw. pandemonium lawaai zelfst. naamw. pandemonium heksenket zelfst. naamw. pandemonium geraas zelfst. naamw. pandemonium drukte zelfst. naamw. pandemonium beroering zelfst. naamw. pandemonium heib zelfst. naamw. panden gebouwen zelfst. naamw. panden bouwwerken zelfst. naamw. pandjesbaas lommerdhou overig. pandjeshuis lommerd zelfst. naamw. pandjeshuis leenbank zelfst. naamw. pandjesjas jacquet zelfst. naamw. pandjesjas jas zelfst. naamw. pandoerspel schakel overig. pandoerspel manillasigaar overig. paneel knoppenbord zelfst. naamw. paneel schilderij zelfst. naamw. paneel vak zelfst. naamw. panel forum zelfst. naamw. paniek angst zelfst. naamw. panne pech zelfst. naamw. pannekoek pannenkoek zelfst. naamw. pannekoekje crêpe zelfst. naamw. pannen stoofpannen zelfst. naamw. pannenkoek flensje zelfst. naamw. pannenkoek pannekoek zelfst. naamw. pannenkoek streuf overig. panopticum wassenbeeldenmuseum zelfst. naamw. panorama perspectief zelfst. naamw. panorama uitzicht zelfst. naamw. panorama vergezicht zelfst. naamw. panorama zicht zelfst. naamw. panorama vue zelfst. naamw. panorama prospect zelfst. naamw. panorama kijk zelfst. naamw. panorama gezicht zelfst. naamw. pantalon broek zelfst. naamw. pantalons broeken overig. pantheon godenwereld overig. pantheon godendom overig. pantoffel huisschoen zelfst. naamw. pantoffel mocassin zelfst. naamw. pantoffel nederlaag zelfst. naamw. pantoffel klap zelfst. naamw. pantoffel flauwte zelfst. naamw. pantoffel echec zelfst. naamw. pantoffel slof zelfst. naamw. pantoffel muil zelfst. naamw. pantoffels sloffen zelfst. naamw. pantomime gebarenspel zelfst. naamw. pantomime mime zelfst. naamw. pantry bijkeuken zelfst. naamw. pantry spoelkeuken zelfst. naamw. pantser bekleding zelfst. naamw. pantser bepantsering zelfst. naamw. pantser harnas zelfst. naamw. pantser huid zelfst. naamw. pantseren versterken werkwoord pantseren wapenen werkwoord pantservoertuig tank overig. pantservoertuig pantserwagen overig. pantserwagen tank zelfst. naamw. pantserwagen pantservoertuig zelfst. naamw. panty maillot zelfst. naamw. panty pantykous zelfst. naamw. panty spanbroek zelfst. naamw. panty tricot zelfst. naamw. pantykous panty zelfst. naamw. pantykous tricot zelfst. naamw. pantykous spanbroek zelfst. naamw. pantykous maillot zelfst. naamw. pap bloempap zelfst. naamw. pap brij zelfst. naamw. pap papa zelfst. naamw. pap stijfsel zelfst. naamw. pap dad zelfst. naamw. papa pap zelfst. naamw. papa vader zelfst. naamw. papa dad zelfst. naamw. paparazzi media overig. papegaai kaketoe zelfst. naamw. papegaai nabauwer zelfst. naamw. papegaai ara zelfst. naamw. papel huidknobbeltje zelfst. naamw. paperassen papier zelfst. naamw. paperback boek zelfst. naamw. paperback pocket zelfst. naamw. papeterie papierwinkel zelfst. naamw. papier bankbiljet zelfst. naamw. papier bewijsstuk zelfst. naamw. papier diploma zelfst. naamw. papier waardepapier zelfst. naamw. papierbal prop zelfst. naamw. papieren bescheiden zelfst. naamw. papieren paspoort zelfst. naamw. papiergeld briefje overig. papiergeld bankbiljet overig. papierhandel effectenhandel zelfst. naamw. papierhandel papierwinkel zelfst. naamw. papiertje bankbiljet zelfst. naamw. papiertje blaadje zelfst. naamw. papierwinkel paperassen zelfst. naamw. papierwinkel papeterie zelfst. naamw. papillot krulstaaf overig. papillot krulspeld overig. papje brij overig. pappa vader overig. pappenheimer mens zelfst. naamw. papperig dik bijv. naamw. papperig pappig bijv. naamw. papperig brijig bijv. naamw. papperig brutaal bijv. naamw. papperig slap bijv. naamw. papperig sentimenteel bijv. naamw. pappie vader overig. pappig papperig bijv. naamw. paps pa zelfst. naamw. paps pap zelfst. naamw. paps vader zelfst. naamw. papzak vetzak overig. papzak dikzak overig. papzak dikkerd overig. para defilé overig. para voorstelling overig. para vertoning overig. para staatsie overig. para show overig. para opvoering overig. paraaf handtekening zelfst. naamw. paraaf krabbel zelfst. naamw. paraat beschikbaar bijv. naamw. paraat gereed bijv. naamw. paraat klaar bijv. naamw. paraat waakzaam bijv. naamw. paraat wakend bijv. naamw. paraat waaks bijv. naamw. paraat voorzichtig bijv. naamw. paraat hoede bijv. naamw. paraat alert bijv. naamw. paraatheid gereedheid zelfst. naamw. parabel gelijkenis zelfst. naamw. paracentese doorprikking zelfst. naamw. parachute valscherm zelfst. naamw. parachuteren droppen werkwoord parade defilé zelfst. naamw. parade inspectie zelfst. naamw. parade show zelfst. naamw. parade vertoning zelfst. naamw. paradepaard glansnummer zelfst. naamw. paradepaard staatsiepaard zelfst. naamw. paraderen flaneren werkwoord paraderen pronken werkwoord paraderen prijken werkwoord paraderen pralen werkwoord paraderen defileren werkwoord paradigma model zelfst. naamw. paradijs Eden zelfst. naamw. paradijs hemel zelfst. naamw. paradijs hiernamaals zelfst. naamw. paradijs lusthof zelfst. naamw. paradijs walhalla zelfst. naamw. paradijs hem zelfst. naamw. paradijselijk goddelijk bijv. naamw. paradijselijk hemels bijv. naamw. paradijselijk zalig bijv. naamw. paradijselijk verrukkelijk bijv. naamw. paradijselijk heerlijk bijv. naamw. paradox tegenstelling overig. paradoxaal tegenstrijdig overig. paraferen aftekenen werkwoord paraferen ondertekenen werkwoord parafering initialen zelfst. naamw. parafering aftekening zelfst. naamw. parafernalia bijkomstigheden zelfst. naamw. parafernalia gedoe zelfst. naamw. parafrase herformulering zelfst. naamw. paragnost helderziende zelfst. naamw. paragnostiek helderziendheid overig. paragnostisch helderziend bijv. naamw. paragraaf alinea zelfst. naamw. paragraaf lid zelfst. naamw. parallel analogie zelfst. naamw. parallel gelijk zelfst. naamw. parallel evenwijdig bijv. naamw. parallel gelijklopend zelfst. naamw. paralyse verlamming zelfst. naamw. parameter hulpvariabele zelfst. naamw. parameter maatstaf zelfst. naamw. parameter kenmerk zelfst. naamw. paranimf secondant zelfst. naamw. paranoia grootheidswaan zelfst. naamw. paranoia achtervolgingswaan zelfst. naamw. paranormaal bovenzintuiglijk bijv. naamw. paraplubak stijl overig. paraplubak staander overig. paraplubak rek overig. paraplubak poot overig. parasiet klaploper zelfst. naamw. parasiet uitvreter zelfst. naamw. parasiet profiteur zelfst. naamw. parasieten profiteurs overig. parasieten klaplopers overig. parasiteren klaplopen werkwoord parasol markies zelfst. naamw. parasol zonnescherm zelfst. naamw. parasol zonwering zelfst. naamw. parcours baan zelfst. naamw. parcours wedstrijdterrein zelfst. naamw. parcoursetappe etappe zelfst. naamw. pardoes hals over kop overig. pardon sorry bijv. naamw. pardon absolutie zelfst. naamw. pardon genade zelfst. naamw. pardon kwijtschelding zelfst. naamw. pardon vergiffenis zelfst. naamw. pardon verontschuldiging zelfst. naamw. pardon excuseer zelfst. naamw. pardon gratie zelfst. naamw. pardon begenadiging zelfst. naamw. pardon verschoning zelfst. naamw. pardon vergeving zelfst. naamw. pardon reden zelfst. naamw. pardon excuus zelfst. naamw. pardonneren vergeven werkwoord parel juweel zelfst. naamw. parel paarlemoer zelfst. naamw. parelen fonkelen werkwoord parelen kralen werkwoord parelen petilleren werkwoord parelen sprankelen werkwoord parelketting ketting zelfst. naamw. parelmoer paarlemoer zelfst. naamw. paren cohabiteren werkwoord paren combineren werkwoord paren koppelen werkwoord paren vrijen werkwoord paren neuken werkwoord paren verbinden werkwoord parenchym klierweefsel zelfst. naamw. pareren afwenden werkwoord pareren afweren werkwoord pareren terugslaan werkwoord pareren weren werkwoord pareren afkeren werkwoord pareren afdraaien werkwoord paresthesie tinteling zelfst. naamw. parfum aroma zelfst. naamw. parfum odeur zelfst. naamw. parfum reukwater zelfst. naamw. parfum geurwater zelfst. naamw. paria kasteloze zelfst. naamw. paria outcast zelfst. naamw. paria uitgestotene zelfst. naamw. Parijs Parisienne overig. Parijs Parijzenaar overig. Parijzenaar Parisienne overig. Parijzenaar Parijs overig. paring copulatie zelfst. naamw. paring gemeenschap zelfst. naamw. paringsdrang geslachtsdrift overig. paringspijn dyspareunie zelfst. naamw. Parisienne Parijzenaar overig. Parisienne Parijs overig. park hof zelfst. naamw. park plantsoen zelfst. naamw. parkeerautomaat parkeermeter zelfst. naamw. parkeergarage parking zelfst. naamw. parkeermeter parkeerautomaat zelfst. naamw. parkeerplaats parking zelfst. naamw. parkeerplaats ligplaats zelfst. naamw. parkeerplaats parkeerterrein zelfst. naamw. parkeerterrein parkeerplaats overig. parkeerwacht parkeerwachter zelfst. naamw. parkeerwachter parkeerwacht zelfst. naamw. parken groen zelfst. naamw. parket parketvloer zelfst. naamw. parket houten vloer overig. parketvloer parket zelfst. naamw. parkiet papegaai zelfst. naamw. parking parkeergarage zelfst. naamw. parlement kamer zelfst. naamw. Parlement Volksvertegenwoordiging zelfst. naamw. parlementair kamer- bijv. naamw. parlementair beleefd bijv. naamw. parlevinken brabbelen werkwoord parmant parmantig overig. parmant vorstelijk overig. parmant trots overig. parmant statig overig. parmant plechtstatig overig. parmant plechtig overig. parmant nobel overig. parmant majestueus overig. parmant indrukwekkend overig. parmant fier overig. parmant deftig overig. parmant aanzienlijk overig. parmantig indrukwekkend bijv. naamw. parmantig koket bijv. naamw. parmantig dapper bijv. naamw. parmantig deftig bijv. naamw. parmantig vorstelijk bijv. naamw. parmantig trots bijv. naamw. parmantig statig bijv. naamw. parmantig plechtstatig bijv. naamw. parmantig plechtig bijv. naamw. parmantig parmant bijv. naamw. parmantig nobel bijv. naamw. parmantig majestueus bijv. naamw. parmantig fier bijv. naamw. parmantig aanzienlijk bijv. naamw. parmantig zelfbewust bijv. naamw. Parnassus dichtkunst overig. paro persiflage overig. parochiaan gemeentelid overig. parochie geloofsgemeente zelfst. naamw. parochie kerkgemeenschap zelfst. naamw. parochie kerkgemeente zelfst. naamw. parochie kerk zelfst. naamw. parochie pastorie zelfst. naamw. parodie paskwil zelfst. naamw. parodie persiflage zelfst. naamw. parodie parodiëren zelfst. naamw. parodie koddig zelfst. naamw. parodie klucht zelfst. naamw. parodiëren parodie werkwoord parodiëren koddig werkwoord parodiëren klucht werkwoord parolen leuzen overig. parool leus zelfst. naamw. parool wachtwoord zelfst. naamw. parool wapenkreet zelfst. naamw. parool leuze zelfst. naamw. parool devies zelfst. naamw. parool spreuk zelfst. naamw. parotitis bof zelfst. naamw. part aandeel zelfst. naamw. part deel zelfst. naamw. part gedeelte zelfst. naamw. part portie zelfst. naamw. part schijf zelfst. naamw. part stuk zelfst. naamw. part fractie zelfst. naamw. parten porties zelfst. naamw. parten stukken zelfst. naamw. parten segmenten zelfst. naamw. parten partjes zelfst. naamw. parten delen zelfst. naamw. parten barrels zelfst. naamw. parterre begane grond zelfst. naamw. parterre benedenverdieping zelfst. naamw. parterre bloemperken zelfst. naamw. participant aandeelhouder zelfst. naamw. participant deelnemer zelfst. naamw. participant deelnemer overig. participant deelnemer overig. participant deelnemer overig. participatie deelname zelfst. naamw. participatie deelneming zelfst. naamw. participeren deelnemen werkwoord participeren meedoen werkwoord particularistische eigenaardig overig. particulier burger- bijv. naamw. particulier eigen bijv. naamw. particulier privé-persoon zelfst. naamw. particulier privé zelfst. naamw. particulier privaat overig. partieel fragmentarisch overig. partieel gedeeltelijk overig. partij belanghebbende zelfst. naamw. partij feest zelfst. naamw. partij groep zelfst. naamw. partij hoeveelheid zelfst. naamw. partij huwelijkspartner zelfst. naamw. partij partijtje zelfst. naamw. partij ronde zelfst. naamw. partij team zelfst. naamw. partij voetbalwedstrijd zelfst. naamw. partij wedstrijd zelfst. naamw. partij fuif zelfst. naamw. partij festiviteit zelfst. naamw. partij party zelfst. naamw. partij festijn zelfst. naamw. partij bepaalhoeveelheid zelfst. naamw. partij factie zelfst. naamw. partij ploeg zelfst. naamw. partij voetbalspel zelfst. naamw. partij strijd zelfst. naamw. partij pot zelfst. naamw. partij concours zelfst. naamw. partijdig bevooroordeeld bijv. naamw. partijdigheid voorliefde zelfst. naamw. partijganger partijlid overig. partijganger lid overig. partijganger aanhanger overig. partijgenoot aanhanger zelfst. naamw. partijgenoot medestander zelfst. naamw. partijlid partijganger overig. partijlid lid overig. partijlid aanhanger overig. partijprogramma programma zelfst. naamw. partijtje partij zelfst. naamw. partijtje spelletje zelfst. naamw. partijtje party zelfst. naamw. partijtje festijn zelfst. naamw. partijtje feest zelfst. naamw. partijtje wedstrijdje zelfst. naamw. partijtje potje zelfst. naamw. partijtop top zelfst. naamw. partizaan guerrilla zelfst. naamw. partje stukje overig. partje snippertje overig. partje fragmentje overig. partje eindje overig. partje brokje overig. partjes porties zelfst. naamw. partjes stukken zelfst. naamw. partjes segmenten zelfst. naamw. partjes parten zelfst. naamw. partjes delen zelfst. naamw. partjes barrels zelfst. naamw. partner compagnon zelfst. naamw. partner danspartner zelfst. naamw. partner deelgenoot zelfst. naamw. partner echtgenoot zelfst. naamw. partner gezel zelfst. naamw. partner gezellin zelfst. naamw. partner levensgezel zelfst. naamw. partner maat zelfst. naamw. partner medestrijder zelfst. naamw. partner zakenpartner zelfst. naamw. partner man zelfst. naamw. partner levenspartner zelfst. naamw. partner levensgez zelfst. naamw. partner eega zelfst. naamw. partner gez zelfst. naamw. partner medestrij zelfst. naamw. partner medestan zelfst. naamw. partner bondgenoot zelfst. naamw. partner vennoot zelfst. naamw. partner medefirmant zelfst. naamw. partners medewerkers overig. partners medewerkers overig. partners medewerkers overig. partus baring zelfst. naamw. party feest zelfst. naamw. party fuif zelfst. naamw. party instuif zelfst. naamw. party partij zelfst. naamw. party partijtje zelfst. naamw. party festijn zelfst. naamw. party viering zelfst. naamw. party feestje zelfst. naamw. parvenu snob zelfst. naamw. parvenu schoenlapper zelfst. naamw. pas daarnet bijv. naamw. pas onlangs bijv. naamw. pas op maat bijv. naamw. pas waterpas bijv. naamw. pas bankpas zelfst. naamw. pas bergpas zelfst. naamw. pas betaalpas zelfst. naamw. pas laissez-passer zelfst. naamw. pas paspoort zelfst. naamw. pas schrede zelfst. naamw. pas stap zelfst. naamw. pas juist zelfst. naamw. pas nog maar zelfst. naamw. pas schielijk zelfst. naamw. pas net zelfst. naamw. pas meteen zelfst. naamw. pas dadelijk zelfst. naamw. pas daarstraks zelfst. naamw. pas aanstonds zelfst. naamw. pas zonet zelfst. naamw. pas zojuist zelfst. naamw. pas zo-even zelfst. naamw. pas straks zelfst. naamw. pas recentelijk zelfst. naamw. pas laatstelijk zelfst. naamw. pas laatst zelfst. naamw. pas kortgeleden zelfst. naamw. pas kortelings zelfst. naamw. pas identiteitsbewijs zelfst. naamw. pasar markt zelfst. naamw. pasgeboren jong bijv. naamw. pasgeborene baby zelfst. naamw. pasgeld pasmunt zelfst. naamw. pashokje paskamer zelfst. naamw. pashokje kleedhokje zelfst. naamw. pasje pas zelfst. naamw. paskamer kleedhokje zelfst. naamw. paskamer pashokje zelfst. naamw. paskwil bespotting zelfst. naamw. paskwil grap zelfst. naamw. paskwil pamflet zelfst. naamw. pasmunt kleingeld zelfst. naamw. paspoort identiteitsbewijs zelfst. naamw. paspoort legitimatiebewijs zelfst. naamw. paspoort pas zelfst. naamw. paspoort papieren zelfst. naamw. paspop buste zelfst. naamw. paspop kostuumpop zelfst. naamw. paspop ledenpop zelfst. naamw. passaat wind zelfst. naamw. passabel acceptabel bijv. naamw. passabel begaanbaar bijv. naamw. passabel passeerbaar bijv. naamw. passage corridor zelfst. naamw. passage doorgang zelfst. naamw. passage galerij zelfst. naamw. passage gangpad zelfst. naamw. passage gedeelte zelfst. naamw. passage ontlasting zelfst. naamw. passage gang zelfst. naamw. passage doorloop zelfst. naamw. passage fragment overig. passagier inzittende zelfst. naamw. passagier reiziger zelfst. naamw. passagiers inzittenden overig. passagiersschip oceaanstomer overig. passant voorbijganger zelfst. naamw. passe-partout passepartout zelfst. naamw. passeerbaar passabel overig. passement boordsel zelfst. naamw. passement oplegsel zelfst. naamw. passement omzoming zelfst. naamw. passement galon zelfst. naamw. passement versierenomzoming zelfst. naamw. passement passementerie zelfst. naamw. passementerie versierenomzoming overig. passementerie passement overig. passen aanproberen werkwoord passen afmeten werkwoord passen afzien van werkwoord passen betamen werkwoord passen betreffen werkwoord passen bijpassen werkwoord passen gepast betalen werkwoord passen schikken werkwoord passen staan werkwoord passen voetstappen zelfst. naamw. passen aanpassen werkwoord passen aftellen werkwoord passen voegen werkwoord passen uitkomen werkwoord passen horen werkwoord passen behoren werkwoord passen deugen werkwoord passen conveniëren werkwoord passen proberen werkwoord passen treden werkwoord passen stappen werkwoord passen schreden werkwoord passend adequaat bijv. naamw. passend geëigend bijv. naamw. passend geschikt bijv. naamw. passend sluitend bijv. naamw. passend correct bijv. naamw. passend overeenstemmend bijv. naamw. passend bijpassend bijv. naamw. passend netjes bijv. naamw. passend fatsoenlijk bijv. naamw. passend behoorlijk bijv. naamw. passend gepast bijv. naamw. passend juist bijv. naamw. passende juiste bijv. naamw. passepartout passe-partout zelfst. naamw. passeren bekrachtigen werkwoord passeren doorbrengen werkwoord passeren doorgaan werkwoord passeren gaan door werkwoord passeren gebeuren werkwoord passeren inhalen werkwoord passeren overslaan werkwoord passeren voorbijgaan werkwoord passeren voorvallen werkwoord passeren voordoen werkwoord passeren plaatsvinden werkwoord passeren revisie werkwoord passeren voorbijrijden werkwoord passeren wegcijferen werkwoord passeren ontafschuiven werkwoord passeren negeren werkwoord passie drift zelfst. naamw. passie gloed zelfst. naamw. passie hartstocht zelfst. naamw. passie liefde zelfst. naamw. passie overgave zelfst. naamw. passie vuur zelfst. naamw. passie vurigheid zelfst. naamw. passie hartstochtelijkheid zelfst. naamw. passief lijdelijk bijv. naamw. passief bedrag zelfst. naamw. passief inactief zelfst. naamw. passies hartstochten overig. passioneel hartstochtelijk overig. passiviteit lijdelijkheid overig. pasta crème zelfst. naamw. pasta crme zelfst. naamw. pasta knoedels zelfst. naamw. pasta noedels zelfst. naamw. pasta Italiaandeegwaren zelfst. naamw. pastiche imitatie zelfst. naamw. pastille flik zelfst. naamw. pastille tablet zelfst. naamw. pastille staaf zelfst. naamw. pastille reep zelfst. naamw. pastille plak zelfst. naamw. pastoor pastor zelfst. naamw. pastoor zielenherder zelfst. naamw. pastoor zwarte kip zelfst. naamw. pastoor hoe zelfst. naamw. pastoorschap pastoraat zelfst. naamw. pastor herder zelfst. naamw. pastor predikant zelfst. naamw. pastor zielverzorger zelfst. naamw. pastor zielszorger zelfst. naamw. pastor voorganger zelfst. naamw. pastor dominee zelfst. naamw. pastoraal arcadisch bijv. naamw. pastoraal herderlijk bijv. naamw. pastoraat pastoorschap zelfst. naamw. pastoraat zielzorg zelfst. naamw. pastorie parochie overig. pasvorm coupe zelfst. naamw. pat patstelling zelfst. naamw. patat aardappel zelfst. naamw. patat friet zelfst. naamw. patat frites zelfst. naamw. patat pieper zelfst. naamw. patat aardapp zelfst. naamw. patatje patat zelfst. naamw. patatkraam frituur zelfst. naamw. patatkraam friettent zelfst. naamw. pâté vleespâté overig. pâté wildpastei overig. pâté vispâté overig. patella knieschijf overig. patella knieschijf zelfst. naamw. patella knieschijf zelfst. naamw. patella knieschijf zelfst. naamw. patent gepatenteerd bijv. naamw. patent gezond bijv. naamw. patent volmaakt bijv. naamw. patent voortreffelijk bijv. naamw. patent alleenrecht zelfst. naamw. patent octrooi zelfst. naamw. patent prima zelfst. naamw. patent puik bijv. naamw. patent fijn bijv. naamw. patent best bijv. naamw. patent uitstekend bijv. naamw. patent uitmuntend bijv. naamw. patent perfect bijv. naamw. pater priester zelfst. naamw. pater vader zelfst. naamw. pater geestelijke zelfst. naamw. pathetisch gezwollen bijv. naamw. pathetisch dramatisch bijv. naamw. pathetisch melodramatisch bijv. naamw. pathologisch abnormaal bijv. naamw. pathologisch ziekelijk bijv. naamw. pathos aandoening zelfst. naamw. pathos bezieling zelfst. naamw. pathos bombast zelfst. naamw. patiënt zieke zelfst. naamw. patio hofje zelfst. naamw. patio terras zelfst. naamw. patisserie banket zelfst. naamw. patisserie banketbakkerij zelfst. naamw. patois brabbeltaal zelfst. naamw. patois dialect zelfst. naamw. patriarch aartsvader zelfst. naamw. patriarch bisschop zelfst. naamw. patriarch grijsaard zelfst. naamw. patriot chauvinist zelfst. naamw. patriottisch nationalistisch bijv. naamw. patriottisch vaderlandslievend bijv. naamw. patriottisch vaderlandsgezind bijv. naamw. patriottisme chauvinisme zelfst. naamw. patronaat beschermheerschap zelfst. naamw. patronaat bescherming zelfst. naamw. patronage patronaat zelfst. naamw. patronen kogelpatronen zelfst. naamw. patronen raderbladen zelfst. naamw. patronen schema`s zelfst. naamw. patronen modellen zelfst. naamw. patrones beschermheilige zelfst. naamw. patrones beschermvrouwe zelfst. naamw. patroon baas zelfst. naamw. patroon begunstiger zelfst. naamw. patroon beschermer zelfst. naamw. patroon beschermheilige zelfst. naamw. patroon dessin zelfst. naamw. patroon huls zelfst. naamw. patroon knippatroon zelfst. naamw. patroon kogel zelfst. naamw. patroon kogelpatroon zelfst. naamw. patroon raderblad zelfst. naamw. patroon schutspatroon zelfst. naamw. patroon verdediger zelfst. naamw. patroon mal zelfst. naamw. patroon superieur zelfst. naamw. patroon meester zelfst. naamw. patroon meerdere zelfst. naamw. patroon tekening zelfst. naamw. patroon motief zelfst. naamw. patroon knaap zelfst. naamw. patroon kerel zelfst. naamw. patroon voorman overig. patroon voorman overig. patroon voorman overig. patroonhuls huls zelfst. naamw. patrouille verkenning zelfst. naamw. patrouille verkenningseenheid zelfst. naamw. patrouilleren de ronde doen werkwoord patrouilleren kruisen werkwoord patrouilleren afzoeken werkwoord patser dikdoener zelfst. naamw. patser pocher zelfst. naamw. patser opschepper zelfst. naamw. patser bluffer zelfst. naamw. patstelling pat zelfst. naamw. patstelling impasse overig. patstelling impasse overig. patstelling impasse overig. pauk keteltrom overig. pauper arme zelfst. naamw. pauper kakker overig. pauperisme armlastigen overig. paus kerkvorst zelfst. naamw. pausdom pausschap overig. pauselijk pontificaal bijv. naamw. pausgezind paaps bijv. naamw. pausschap pausdom overig. pauze onderbreking zelfst. naamw. pauze rust zelfst. naamw. pauze rustpauze zelfst. naamw. pauze tussenpoos zelfst. naamw. pauze verpozing zelfst. naamw. pauzeren rusten werkwoord pauzeren schaften werkwoord PC computer zelfst. naamw. pech mankement zelfst. naamw. pech ongeluk zelfst. naamw. pech onheil zelfst. naamw. pech tegenspoed zelfst. naamw. pech jammer zelfst. naamw. pech terugslag zelfst. naamw. pech tegenslag zelfst. naamw. pech rampspoed zelfst. naamw. pech ramp zelfst. naamw. pech onspoed zelfst. naamw. pech moeilijkheden zelfst. naamw. pech malheur zelfst. naamw. pech ellende zelfst. naamw. pech terugslagen zelfst. naamw. pech averij overig. pechstrook vluchtstrook zelfst. naamw. pechvogel schlemiel zelfst. naamw. pecunia geld zelfst. naamw. pedaalridder fietser overig. pedagogie opvoedkunde zelfst. naamw. pedagogie opvoedkun zelfst. naamw. pedagogisch opvoedend bijv. naamw. pedagogisch opvoedkundig bijv. naamw. pedagoog leermeester zelfst. naamw. pedagoog opvoedkundige zelfst. naamw. pedant betweterig bijv. naamw. pedant eigenwijs bijv. naamw. pedant schoolmeesterachtig bijv. naamw. pedant dandy zelfst. naamw. pedant schoolmeester zelfst. naamw. pedant laatdunkend zelfst. naamw. pedant kwast zelfst. naamw. pedant fat zelfst. naamw. pedant onderwijzer zelfst. naamw. pedant meester zelfst. naamw. pedant leraar zelfst. naamw. pedant leerkracht zelfst. naamw. pedant frikkig zelfst. naamw. pedant zelfingenomen zelfst. naamw. pedant zelfgenoegzaam zelfst. naamw. pedant verwaand zelfst. naamw. pedant ingebeeld zelfst. naamw. pedant frikkerig zelfst. naamw. pedant belerend zelfst. naamw. pedant zelfbewust zelfst. naamw. pedant stellig zelfst. naamw. pedanterie zakelijkheid overig. pedanterie bemoeizucht overig. peddel paddel zelfst. naamw. peddel pagaai zelfst. naamw. peddelen fietsen werkwoord peddelen kanoën werkwoord pedel koster overig. pedel conciërge overig. pedel bode overig. pediculose luizenplaag zelfst. naamw. pedicure pikster overig. pedigree stamboom overig. pee pest zelfst. naamw. peen wortel zelfst. naamw. peen wort zelfst. naamw. peer gloeilamp zelfst. naamw. peer kerel zelfst. naamw. peer klap zelfst. naamw. peer perenboom zelfst. naamw. peer lamp zelfst. naamw. peer ampul zelfst. naamw. peertje peer zelfst. naamw. pees boogpees zelfst. naamw. pees bullepees zelfst. naamw. pees spier zelfst. naamw. pees zeen zelfst. naamw. peesontsteking tendinitis zelfst. naamw. peet doopgetuige zelfst. naamw. peetmoeder peet zelfst. naamw. peetoom peetvader zelfst. naamw. peetoom peter zelfst. naamw. peetoom peetva zelfst. naamw. peettante meter zelfst. naamw. peettante peet zelfst. naamw. peettante doopmoe zelfst. naamw. peetva peter overig. peetva peetoom overig. peetvader doopvader zelfst. naamw. peetvader peetoom zelfst. naamw. peetvader schepper zelfst. naamw. peg ijskeg overig. pegel gulden zelfst. naamw. pegel ijskegel zelfst. naamw. pegels geld overig. peignoir duster zelfst. naamw. peignoir negligé zelfst. naamw. peignoir ochtendjas zelfst. naamw. peil graad zelfst. naamw. peil hoogte zelfst. naamw. peil hoogtemerk zelfst. naamw. peil maat zelfst. naamw. peil niveau zelfst. naamw. peil staat zelfst. naamw. peil stand zelfst. naamw. peil plan zelfst. naamw. peil laag zelfst. naamw. peilen bepalen werkwoord peilen meten werkwoord peilen vademen werkwoord peilen sonderen werkwoord peilen polsen werkwoord peilen loden werkwoord peilen opmeten werkwoord peillood dieplood overig. peilloos bodemloos bijv. naamw. peilloos diep bijv. naamw. peilloos onmeetbaar bijv. naamw. peilschaal peil zelfst. naamw. peilstift sonde zelfst. naamw. peilteken peil zelfst. naamw. peinzen denken werkwoord peinzen dubben werkwoord peinzen filosoferen werkwoord peinzen mijmeren werkwoord peinzen nadenken werkwoord peinzen overpeinzen werkwoord peinzen piekeren werkwoord peinzen prakkiseren werkwoord peinzen studeren werkwoord peinzen overdenken werkwoord peinzen bespiegelen werkwoord peinzen beschouwen werkwoord peinzen bedenken werkwoord peinzend diepzinnig bijv. naamw. peinzend meditatief bijv. naamw. peinzend nadenkend bijv. naamw. peinzend mijmerend bijv. naamw. peinzend ernstig bijv. naamw. pek pik zelfst. naamw. pek teer zelfst. naamw. pekelen inleggen werkwoord pekelen zout strooien werkwoord pekken pikken werkwoord pelgrim bedevaartganger zelfst. naamw. pelgrim kruisvaarder zelfst. naamw. pelgrim kruisvaar zelfst. naamw. pelgrim bedevaartganger overig. pelgrimage pelgrimstocht zelfst. naamw. pelgrimage bedevaart zelfst. naamw. pelgrimstocht bedevaart zelfst. naamw. pelgrimstocht pelgrimage zelfst. naamw. pellen doppen werkwoord pellen knippen werkwoord pellen schillen werkwoord pellen jassen werkwoord pels bontjas zelfst. naamw. pels halsbontje zelfst. naamw. pels lamsvacht zelfst. naamw. pels vacht zelfst. naamw. pels bont zelfst. naamw. pelsjager woudloper overig. pelsjas bontjas overig. peluw kussen zelfst. naamw. peluw hoofdkussen zelfst. naamw. pemphigus etterblaasjes zelfst. naamw. pen ballpoint zelfst. naamw. pen balpen zelfst. naamw. pen breinaald zelfst. naamw. pen deuvel zelfst. naamw. pen pin zelfst. naamw. pen schrijfstift zelfst. naamw. pen schrijftrant zelfst. naamw. pen vulpen zelfst. naamw. pen penneschacht zelfst. naamw. pen kiel zelfst. naamw. pen klem zelfst. naamw. penalties strafschoppen overig. penalties strafballen overig. penalty boete zelfst. naamw. penalty strafschop zelfst. naamw. penant penantspiegel overig. penantspiegel penant overig. penarie ellende zelfst. naamw. penarie moeilijkheid zelfst. naamw. penarie verlegenheid zelfst. naamw. penarie knelpunt zelfst. naamw. penarie hinder zelfst. naamw. penarie benardheid zelfst. naamw. penarie probleem zelfst. naamw. penarie narigheid zelfst. naamw. pendant tegenhanger zelfst. naamw. pendelaar forens zelfst. naamw. pendelen forenzen werkwoord pendule klok zelfst. naamw. pendule uurwerk zelfst. naamw. penetrant doordringend bijv. naamw. penetratie binnendringen zelfst. naamw. penetratie binnendringing zelfst. naamw. penetratie indringing zelfst. naamw. penetreren binnendringen werkwoord penetreren doordrenken werkwoord penetreren doordringen werkwoord penetreren indringen werkwoord penhou hou overig. penhouder houder zelfst. naamw. penibel benard bijv. naamw. penibel hachelijk bijv. naamw. penibel precair bijv. naamw. penibel netelig bijv. naamw. penibel lastig bijv. naamw. penibel kritiek bijv. naamw. penibel delicaat bijv. naamw. penibel zorgwekkend bijv. naamw. penibel zorgelijk bijv. naamw. penibel ernstig bijv. naamw. penibel benauwd bijv. naamw. penis geweer zelfst. naamw. penis handvat zelfst. naamw. penis jongeheer zelfst. naamw. penis lid zelfst. naamw. penis lul zelfst. naamw. penis piemel zelfst. naamw. penis pik zelfst. naamw. penis plasser zelfst. naamw. penis roede zelfst. naamw. penis taas zelfst. naamw. penis brandweerslag zelfst. naamw. penis snikkel zelfst. naamw. penis rampetamper zelfst. naamw. penis pielemuis zelfst. naamw. penis piem zelfst. naamw. penis leuter overig. penis pik zelfst. naamw. penis piemel zelfst. naamw. penis leuter overig. penis pik zelfst. naamw. penis piemel zelfst. naamw. penis leuter overig. penis pik zelfst. naamw. penis piemel zelfst. naamw. penitent gestrafte overig. penitent boeteling overig. penitentie bezoeking zelfst. naamw. penitentie boete zelfst. naamw. pennekras haal zelfst. naamw. pennekras kras zelfst. naamw. pennen geschreven werkwoord pennen ringen werkwoord pennen schrijven werkwoord pennen vastmaken werkwoord pennen kalken werkwoord pennendoosje etui zelfst. naamw. pennendoosje koker zelfst. naamw. pennendoosje pennenkoker zelfst. naamw. pennenhou hou overig. pennenhou etui overig. pennenhouder etui zelfst. naamw. pennenhouder houder zelfst. naamw. pennenkoker pennendoosje overig. pennenkoker koker overig. pennenkoker etui overig. pennenlikker ambtenaar zelfst. naamw. pennenmes mes zelfst. naamw. pennenridder schrijver zelfst. naamw. pennenstrijd controverse zelfst. naamw. pennenvrucht boek zelfst. naamw. pennenvrucht pennevrucht zelfst. naamw. penneschacht pen overig. penneschacht kiel overig. pennetje stift zelfst. naamw. pennevrucht pennenvrucht zelfst. naamw. penning cent zelfst. naamw. penning gedenkpenning zelfst. naamw. penning geldstuk zelfst. naamw. penning medaille zelfst. naamw. penning munt zelfst. naamw. penning muntstuk zelfst. naamw. penningmeester kassier zelfst. naamw. penningmeester quaestor zelfst. naamw. penningmeester thesaurier zelfst. naamw. penningmeester schatmeester zelfst. naamw. penningmeesteresse kassajuffrouw overig. penny penning zelfst. naamw. penoze onderwereld overig. pens buik zelfst. naamw. pens darm zelfst. naamw. pens maag zelfst. naamw. pens voormaag zelfst. naamw. pens spekbuik zelfst. naamw. penseel kwast zelfst. naamw. penselen bestrijken werkwoord penselen schilderen werkwoord pensioenfonds fonds zelfst. naamw. pension asiel zelfst. naamw. pension kamerverhuurbedrijf zelfst. naamw. pension kostgeld zelfst. naamw. pension kosthuis zelfst. naamw. pensiongast kostganger overig. pensiongaste kostgangster overig. pep energie zelfst. naamw. pep pepmiddel zelfst. naamw. pep doping zelfst. naamw. peperduur kostbaar bijv. naamw. peperig gepeperd bijv. naamw. pepmiddel doping zelfst. naamw. pepmiddel pep zelfst. naamw. pepperen toeteren werkwoord per vanaf bijv. naamw. per te bijv. naamw. per op bijv. naamw. per in bijv. naamw. per binnen bijv. naamw. per met bijv. naamw. per door bijv. naamw. per definitie vanzelfsprekend overig. perceel gebouw zelfst. naamw. perceel huis zelfst. naamw. perceel kavel zelfst. naamw. perceel terrein zelfst. naamw. perceel kav zelfst. naamw. perceel gebied zelfst. naamw. perceel bouwterrein zelfst. naamw. perceel pand zelfst. naamw. percent per honderd zelfst. naamw. percent percentage zelfst. naamw. percent procent zelfst. naamw. percentage percent zelfst. naamw. percentsgewijs proportioneel overig. percentsgewijs evenredig overig. perceptie apperceptie zelfst. naamw. perceptie beleving zelfst. naamw. perceptie inzicht zelfst. naamw. perceptie waarneming zelfst. naamw. perceptie waarnemingsvermogen zelfst. naamw. perceptie observatie zelfst. naamw. percussie drumstellen overig. percussie slagwerk overig. percussionist drummer zelfst. naamw. percussionist slagwerker zelfst. naamw. percussionisten slagwerkers overig. perenboom peer zelfst. naamw. perfect af bijv. naamw. perfect foutloos bijv. naamw. perfect volmaakt bijv. naamw. perfect geheel bijv. naamw. perfect vlekkeloos bijv. naamw. perfect uitstekend bijv. naamw. perfect volledig bijv. naamw. perfect prima bijv. naamw. perfect hoogwaardig bijv. naamw. perfect ideaal bijv. naamw. perfect voortreffelijk bijv. naamw. perfect uitmuntend bijv. naamw. perfect patent bijv. naamw. perfectie volmaaktheid overig. perfectie volkomenheid overig. perfectioneren bijschaven werkwoord perfectioneren verbeteren werkwoord perfectioneren vervolledigen werkwoord perfectioneren voltooien werkwoord perfectioneren vervolmaken werkwoord perfectioneren completeren werkwoord perfectioneren afmaken werkwoord perfide laag bijv. naamw. perfidie trouweloosheid overig. perfidie trouwbreuk overig. perfidie ontrouw overig. perfidie niet-trouw-zijn overig. perforatie maagperforatie zelfst. naamw. perforatie doorboring zelfst. naamw. perforeren doorboren werkwoord performance optreden zelfst. naamw. performance presentatie zelfst. naamw. performance show zelfst. naamw. performance taalbeheersing zelfst. naamw. performance voorstelling zelfst. naamw. performance happening zelfst. naamw. performen optreden werkwoord performen spelen werkwoord perfusie vochttoediening zelfst. naamw. pericarditis hartvliesontsteking zelfst. naamw. periferie buitenkant zelfst. naamw. perikel avontuur zelfst. naamw. perikel gevaar zelfst. naamw. perimeter omtrek zelfst. naamw. perio tijdvak overig. perio tijdsverloop overig. perio tijdsgewricht overig. perio tijdperk overig. perio era overig. perio epoche overig. perio epoch overig. perio tijdsduur overig. perio tijdsbestek overig. perio termijn overig. periode cyclus zelfst. naamw. periode episode zelfst. naamw. periode termijn zelfst. naamw. periode tijdperk zelfst. naamw. periode tijdsbestek zelfst. naamw. periode tijdsduur zelfst. naamw. periode volzin zelfst. naamw. periode tijd zelfst. naamw. periodes tijdvakken zelfst. naamw. periodiek magazine zelfst. naamw. periodiek salarisverhoging zelfst. naamw. periodiek tijdschrift zelfst. naamw. periodiek geregeld zelfst. naamw. periodiek repeterend zelfst. naamw. periodiek retorisch zelfst. naamw. periodiek kring- zelfst. naamw. periodiek weekblad zelfst. naamw. periodiek tijdspieg zelfst. naamw. periodiek maandblad zelfst. naamw. periodiek blad zelfst. naamw. periodiek bericht zelfst. naamw. peristaltiek darmbeweging zelfst. naamw. peritonitis buikvliesontsteking zelfst. naamw. perk bed zelfst. naamw. perk begrenzing zelfst. naamw. perk terrein zelfst. naamw. permanent altijd bijv. naamw. permanent definitief bijv. naamw. permanent onveranderlijk bijv. naamw. permanent voorgoed bijv. naamw. permanent haarcoupe zelfst. naamw. permanent krulhaar zelfst. naamw. permanent krullenkapsel zelfst. naamw. permanent aanhoudend zelfst. naamw. permanent blijvend bijv. naamw. permanent voortdurend bijv. naamw. permanent steeds bijv. naamw. permanent onophoudelijk bijv. naamw. permanent immer bijv. naamw. permanent doorlopend bijv. naamw. permanent continu bijv. naamw. permanent constant bijv. naamw. permanent onverandelijk bijv. naamw. permanent krulletjes bijv. naamw. permanent krullen bijv. naamw. permanent permanentje bijv. naamw. permanent vaststaand bijv. naamw. permanent vastgesteld bijv. naamw. permanentje permanent overig. permeabiliteit doordringbaarheid zelfst. naamw. permissie akkoord zelfst. naamw. permissie fiat zelfst. naamw. permissie goedkeuring zelfst. naamw. permissie goedvinden zelfst. naamw. permissie toestemming zelfst. naamw. permitteren autoriseren werkwoord permitteren laten werkwoord permitteren toelaten werkwoord permitteren toestaan werkwoord permitteren veroorloven werkwoord permitteren goedvinden werkwoord permitteren goedkeuren werkwoord permitteren fiatteren werkwoord permitteren vergunnen werkwoord permitteren toestemmen werkwoord permitteren inwilligen werkwoord permitteren gunnen werkwoord permitteren duren werkwoord permitteren dulden werkwoord perncious zemelenuitslag overig. pernicieus kwaadaardig bijv. naamw. pernicieus verderfelijk bijv. naamw. peroratie slotrede zelfst. naamw. perplex onthutst bijv. naamw. perplex sprakeloos bijv. naamw. perplex verbouwereerd bijv. naamw. perplex paf bijv. naamw. perplex ontsteld bijv. naamw. perplex getroffen bijv. naamw. perplex zwijgend bijv. naamw. perplex stomverbaasd bijv. naamw. perplex stom bijv. naamw. perplex overbluft bijv. naamw. perplex verbaasd bijv. naamw. perplex ontzet bijv. naamw. perplex ontdaan bijv. naamw. perplex beduusd bijv. naamw. perplexheid verdwaasdheid zelfst. naamw. perron platform zelfst. naamw. Pers bladen zelfst. naamw. pers drukpers zelfst. naamw. Pers journalisten zelfst. naamw. Pers Perzisch tapijt zelfst. naamw. persbericht communiqué zelfst. naamw. persbericht nieuwsbericht zelfst. naamw. persbericht nieuwsbericht overig. persbureau nieuwsagentschap zelfst. naamw. persen baren werkwoord persen dringen werkwoord persen samendrukken werkwoord persen strijken werkwoord persen stuwen werkwoord persen uitpersen werkwoord persen vervaardigen werkwoord persen leegknijpen werkwoord persevereren doorzetten werkwoord persiflage karikatuur zelfst. naamw. persiflage parodie zelfst. naamw. persiflage paro zelfst. naamw. persisteren handhaven werkwoord persisteren volharden overig. personage figuur zelfst. naamw. personage karakter zelfst. naamw. personage persoon zelfst. naamw. personage persoonlijkheid zelfst. naamw. personageuitbeelding rol zelfst. naamw. personaliteit karakter zelfst. naamw. personeel individueel bijv. naamw. personeel medewerkers zelfst. naamw. personeel staf zelfst. naamw. personeel gevolg zelfst. naamw. personeel aanhang zelfst. naamw. personeelsbestand personeelsbezetting zelfst. naamw. personeelsbestand personeelsgegevens zelfst. naamw. personeelsbezetting personeelsbestand zelfst. naamw. personeelslid arbeider zelfst. naamw. personeelslid arbeidskracht zelfst. naamw. personeelslid klerk zelfst. naamw. personeelslid medewerker zelfst. naamw. personeelslid werkkracht zelfst. naamw. personeelslid werknemer zelfst. naamw. personeelslid arbei zelfst. naamw. personen luiden zelfst. naamw. personificatie belichaming zelfst. naamw. personificeren verpersoonlijken overig. personificeren personifiëren overig. personifiëren verpersoonlijken werkwoord personifiëren personificeren werkwoord persoon figuur zelfst. naamw. persoon hoofd zelfst. naamw. persoon individu zelfst. naamw. persoon man zelfst. naamw. persoon mens zelfst. naamw. persoon personage zelfst. naamw. persoon persoonlijkheid zelfst. naamw. persoon pief zelfst. naamw. persoon sinjeur zelfst. naamw. persoon wezen zelfst. naamw. persoon ziel zelfst. naamw. persoon mensenkind zelfst. naamw. persoon iemand zelfst. naamw. persoon sterveling zelfst. naamw. persoonlijk eigen bijv. naamw. persoonlijk individueel bijv. naamw. persoonlijk zelf bijv. naamw. persoonlijk subjectief bijv. naamw. persoonlijkheid figuur zelfst. naamw. persoonlijkheid karakter zelfst. naamw. persoonlijkheid personage zelfst. naamw. persoonsbewijs legitimatiebewijs zelfst. naamw. persoonsbewijs legitimatiepapieren zelfst. naamw. persoonsbewijs legitimatiekaart zelfst. naamw. persoonsbewijs legitimatie zelfst. naamw. persoonsbewijs identiteitsbewijs zelfst. naamw. perspectief context zelfst. naamw. perspectief doorzicht zelfst. naamw. perspectief gezichtspunt zelfst. naamw. perspectief invalshoek zelfst. naamw. perspectief kans zelfst. naamw. perspectief vooruitzicht zelfst. naamw. perspectief zienswijs zelfst. naamw. perspectief standpunt zelfst. naamw. perspectief oogpunt zelfst. naamw. perspectief gezichtshoek zelfst. naamw. perspectief toekomst zelfst. naamw. perspex plexiglas zelfst. naamw. perspiratio huidademhaling zelfst. naamw. perspomp pomp zelfst. naamw. perswee wee zelfst. naamw. pertinent afdoend bijv. naamw. pertinent onvoorwaardelijk bijv. naamw. pertinent absoluut bijv. naamw. pertinent beslist bijv. naamw. pertinent zeker bijv. naamw. pertinent volstrekt bijv. naamw. pertinent vaststaand bijv. naamw. pertinentie vastberadenheid overig. pertinentie stelligheid overig. pertinentie beslistheid overig. pertussis kinkhoest zelfst. naamw. pervasief doordringend bijv. naamw. pervasief doordringend overig. pervers boosaardig bijv. naamw. pervers verkeerd bijv. naamw. pervers verdorven bijv. naamw. pervers onhandelbaar bijv. naamw. pessarium anticonceptiemiddel zelfst. naamw. pessarium vrouwenring zelfst. naamw. pessimist hypochonder zelfst. naamw. pessimist zwartkijker zelfst. naamw. pessimist zwartkijkers zelfst. naamw. pessimist pessimisten zelfst. naamw. pessimisten zwartkijkers overig. pessimisten zwartkijker overig. pessimisten pessimist overig. pessimistisch zwartgallig bijv. naamw. pessimistisch somber bijv. naamw. pessimistisch terneergeslagen bijv. naamw. pest builenpest zelfst. naamw. pest doodklap zelfst. naamw. pest ellende zelfst. naamw. pest hekel zelfst. naamw. pest pestilentie zelfst. naamw. pest plaag zelfst. naamw. pest epidemie zelfst. naamw. pest sterfte zelfst. naamw. pesten jennen werkwoord pesten sarren werkwoord pesten treiteren werkwoord pesten tergen werkwoord pesten tarten werkwoord pesten plagen werkwoord pesten narren werkwoord pesten kwellen werkwoord pesten koeioneren werkwoord pesten zieken werkwoord pesten uitdagen werkwoord pesten stangen werkwoord pesterij gepest zelfst. naamw. pesterij geplaag zelfst. naamw. pesterij snoei zelfst. naamw. pesterij scheren zelfst. naamw. pesterij maaien zelfst. naamw. pesterij ergernis zelfst. naamw. pestilent gevaarlijk bijv. naamw. pestilentie pest zelfst. naamw. pestkop plaaggeest zelfst. naamw. pestkop treiteraar zelfst. naamw. pestkop judas zelfst. naamw. pet flut bijv. naamw. pet baret zelfst. naamw. pet hoofd zelfst. naamw. pet hoofddeksel zelfst. naamw. petemoei peet zelfst. naamw. peter doopvader zelfst. naamw. peter peetoom zelfst. naamw. peter peetva zelfst. naamw. petieterig klein bijv. naamw. petieterig popperig bijv. naamw. petite klein overig. petitfour taartje zelfst. naamw. petitie rekest zelfst. naamw. petitie verzoekschrift zelfst. naamw. petitie rekwest zelfst. naamw. petitie aanvraag zelfst. naamw. petoet gevangenis zelfst. naamw. petoet strafgevangenis zelfst. naamw. petoet strafplaats zelfst. naamw. petoet strafinrichting zelfst. naamw. petoet spinhuis zelfst. naamw. petoet nor zelfst. naamw. petoet lik zelfst. naamw. petoet doos zelfst. naamw. petoet bak zelfst. naamw. petoet bajes zelfst. naamw. petroleum aardolie zelfst. naamw. petroleum kerosine zelfst. naamw. petroleumether nafta zelfst. naamw. pets klap zelfst. naamw. peuk sigaret zelfst. naamw. peuk stomp zelfst. naamw. peuk stinkstok zelfst. naamw. peuk wip zelfst. naamw. peuk stortplaats zelfst. naamw. peuk saffi overig. peul huls zelfst. naamw. peul schil zelfst. naamw. peul vel zelfst. naamw. peulenschil wissewasje overig. peulenschil kleinigheid overig. peulenschil bagatel overig. peulenschil niemendalletje overig. peulenschil futiliteit overig. peulenschil dingetje overig. peuleschil spel overig. peuleschil kinderspel overig. peuleschil kinderachtigheid overig. peuleschil beuzelarij overig. peuren eruit krijgen werkwoord peuren peuteren werkwoord peuren poeren werkwoord peut benzine zelfst. naamw. peut hengst zelfst. naamw. peut kwastenreiniger zelfst. naamw. peut oplawaai zelfst. naamw. peut opstopper zelfst. naamw. peut terpentijn zelfst. naamw. peut terpentine zelfst. naamw. peut verfreiniger zelfst. naamw. peut stoot zelfst. naamw. peut klap zelfst. naamw. peut opduv zelfst. naamw. peut opdon zelfst. naamw. peut muilpeer zelfst. naamw. peut mep zelfst. naamw. peut lel zelfst. naamw. peuter dreumes zelfst. naamw. peuter onderkruipsel zelfst. naamw. peuter wurm zelfst. naamw. peuter worm zelfst. naamw. peuter uk zelfst. naamw. peuter kleintje zelfst. naamw. peuter humm zelfst. naamw. peuteren friemelen werkwoord peuteren pielen werkwoord peuteren pulken werkwoord peuterig klein bijv. naamw. peuterspeelzaal crche zelfst. naamw. peuterspeelzaal creche zelfst. naamw. peuterspeelzaal kinderbewaarplaats zelfst. naamw. peuzelen eten werkwoord peuzelen knabbelen werkwoord pezen blokken werkwoord pezen neuken werkwoord pezen racen werkwoord pezen doodwerken zelfst. naamw. pezen sloven werkwoord pezen kapotwerken werkwoord pezen buffelen werkwoord pezen afbeulen werkwoord pezen aanpoten werkwoord pezen sprinten werkwoord pezen hollen werkwoord pezen draven werkwoord pezig gespierd bijv. naamw. pezig taai bijv. naamw. pezig zenig bijv. naamw. pH waterstofexponent zelfst. naamw. phylum stam zelfst. naamw. pi 3,14,... zelfst. naamw. pianist pianola overig. piano klavier zelfst. naamw. pianokrukje taboeret overig. pianokrukje poef overig. pianokrukje krukje overig. pianokrukje kruk overig. pianola pianist overig. pias dwaas zelfst. naamw. pias harlekijn zelfst. naamw. pias uilenspieg zelfst. naamw. pias snaak zelfst. naamw. pias paljas zelfst. naamw. pias olijkerd zelfst. naamw. pias mallerd zelfst. naamw. pias komiek zelfst. naamw. pias guit zelfst. naamw. pias grappenmaker zelfst. naamw. pias zottin zelfst. naamw. pias zot zelfst. naamw. pias malloot zelfst. naamw. pias gek zelfst. naamw. pias clown overig. picaro schelm overig. picaro schavuit overig. pick-up grammofoon zelfst. naamw. pick-up platenspeler zelfst. naamw. pick-up draaitafel zelfst. naamw. picobello tiptop overig. picobello piekfijn overig. picobello gelikt overig. picturaal beeldend bijv. naamw. pief man zelfst. naamw. piek bergtop zelfst. naamw. piek gulden zelfst. naamw. piek guldenmuntstuk zelfst. naamw. piek hoogtepunt zelfst. naamw. piek kerstversiering zelfst. naamw. piek pluk zelfst. naamw. piek summum zelfst. naamw. piek top zelfst. naamw. piek zenit zelfst. naamw. piek toppunt zelfst. naamw. piek topje zelfst. naamw. piek tip zelfst. naamw. piek spits zelfst. naamw. piek punt zelfst. naamw. piek neus zelfst. naamw. piekeraar tobber overig. piekeren denken werkwoord piekeren inzitten werkwoord piekeren nadenken werkwoord piekeren tobben werkwoord piekeren prakkiseren werkwoord piekeren peinzen werkwoord piekerig tobberig bijv. naamw. piekerig sprietig bijv. naamw. piekerig spinachtig bijv. naamw. piekerig zwaartillend bijv. naamw. piekfijn paasbest bijv. naamw. piekfijn tiptop bijv. naamw. piekfijn picobello bijv. naamw. piekfijn gelikt bijv. naamw. pielemuis penis overig. pielen klungelen werkwoord pielen klooien werkwoord piem roede overig. piem pik overig. piem penis overig. piem lul overig. piem lid overig. piemel falus zelfst. naamw. piemel lul zelfst. naamw. piemel penis zelfst. naamw. piemel pik zelfst. naamw. piemel plasser zelfst. naamw. piemel slurf zelfst. naamw. piemel jongeheer zelfst. naamw. piemel knaap zelfst. naamw. piemel knoert zelfst. naamw. piemel penis zelfst. naamw. piemel penis zelfst. naamw. piemel penis zelfst. naamw. pieneut dupe overig. pienter bij de pinken bijv. naamw. pienter intelligent bijv. naamw. pienter kien bijv. naamw. pienter slim bijv. naamw. pienter verstandig bijv. naamw. pienter helder bijv. naamw. pienter uitgekookt bijv. naamw. pienter spits bijv. naamw. pienter bijdehand bijv. naamw. pienter uitgeslapen bijv. naamw. pienter snugger bijv. naamw. pienter schrander bijv. naamw. pienter clever bijv. naamw. pienter zinnig bijv. naamw. pienter wijselijk bijv. naamw. pienter wijs bijv. naamw. pienter raadzaam bijv. naamw. pienter nadenkend bijv. naamw. pienter doordacht bijv. naamw. pienter correct bijv. naamw. pienter bedachtzaam bijv. naamw. pienter weldenkend bijv. naamw. pienterheid intelligentie zelfst. naamw. pienterheid slimheid zelfst. naamw. pienterheid schranderheid zelfst. naamw. piepen fluisteren werkwoord piepen fluiten werkwoord piepen gluren werkwoord piepen jammeren werkwoord piepen jassen werkwoord piepen poffen werkwoord piepen wegglippen werkwoord pieper aardappel zelfst. naamw. pieper graspieper zelfst. naamw. pieper portofoon zelfst. naamw. pieper zeur zelfst. naamw. pieper patat zelfst. naamw. pieper aardapp zelfst. naamw. piepschuim polystyreen zelfst. naamw. pier aardworm zelfst. naamw. pier havendam zelfst. naamw. pier regenworm zelfst. naamw. pier worm zelfst. naamw. pier havenhoofd zelfst. naamw. pier wurm zelfst. naamw. pierebad kinderbad zelfst. naamw. pieremachochel boot zelfst. naamw. pierewaaien boemelen werkwoord pierewaaien stropen werkwoord pierewaaier boemelaar zelfst. naamw. pierlala slungel zelfst. naamw. pierrot harlekijn overig. pierrot clown overig. piesemopsantee toilet zelfst. naamw. piesen motregenen werkwoord piesen zeiken werkwoord piesen pissen werkwoord piesen urineren werkwoord piet baas zelfst. naamw. piet expert zelfst. naamw. piet hoofdluis zelfst. naamw. piet kanarie zelfst. naamw. piet pieterman zelfst. naamw. piet joint zelfst. naamw. pietepeuterig klein bijv. naamw. pieterman piet zelfst. naamw. pietje zanger zelfst. naamw. pietlut muggenzifter zelfst. naamw. pietluttig benepen bijv. naamw. pietsje beetje zelfst. naamw. pietsje tikkeltje zelfst. naamw. pigment kleurstof zelfst. naamw. pigmentatie verkleuring zelfst. naamw. pij habijt zelfst. naamw. pij verspilling zelfst. naamw. pij vermorsing zelfst. naamw. pijl flits zelfst. naamw. pijl vuurpijl zelfst. naamw. pijlen stelen zelfst. naamw. pijlen schachten zelfst. naamw. pijler drager zelfst. naamw. pijler pilaar zelfst. naamw. pijlers steunpilaren zelfst. naamw. pijlsnel razendsnel overig. pijlsnel snel overig. pijn buikpijn zelfst. naamw. pijn kwel zelfst. naamw. pijn last zelfst. naamw. pijn leed zelfst. naamw. pijn smart zelfst. naamw. pijn rouw zelfst. naamw. pijn ongeluk zelfst. naamw. pijn kruis zelfst. naamw. pijn droefenis zelfst. naamw. pijn wee overig. pijn wee overig. pijn wee overig. pijnapp dennenapp overig. pijnbank marteling overig. pijnboom mastboom zelfst. naamw. pijnboom pinus overig. pijnboomhout grenenhout overig. pijnboomhout grenen overig. pijnboomhout pijnhars overig. pijnhars pijnboomhout overig. pijnigen afbeulen werkwoord pijnigen folteren werkwoord pijnigen kwellen werkwoord pijnigen martelen werkwoord pijnigen molesteren werkwoord pijnigen kwetsen werkwoord pijnigen verwonden werkwoord pijnigen krenken werkwoord pijnigen mishandelen werkwoord pijniging marteling zelfst. naamw. pijniging foltering zelfst. naamw. pijnlijk gekweld bijv. naamw. pijnlijk gekwetst bijv. naamw. pijnlijk genant bijv. naamw. pijnlijk gevoelig bijv. naamw. pijnlijk krenkend bijv. naamw. pijnlijk lastig bijv. naamw. pijnlijk moeizaam bijv. naamw. pijnlijk zeer bijv. naamw. pijnlijk gemeen bijv. naamw. pijnlijk uiterst bijv. naamw. pijnlijk martelend bijv. naamw. pijnlijk kwellend bijv. naamw. pijnlijk schrijnend bijv. naamw. pijnlijk scherp bijv. naamw. pijnlijk pikant bijv. naamw. pijnloos gevoelloos bijv. naamw. pijnpunt triggerzone zelfst. naamw. pijnscheuten scheuten zelfst. naamw. pijnstiller analgeticum zelfst. naamw. pijnstilling neuroleptanalgesie zelfst. naamw. pijp bierfles zelfst. naamw. pijp broekspijp zelfst. naamw. pijp buis zelfst. naamw. pijp orgelpijp zelfst. naamw. pijp tabakspijp zelfst. naamw. pijpen fluiten werkwoord pijpen buizen werkwoord pijpen zuigen werkwoord pijpen afzuigen werkwoord pijpen blazen werkwoord pijpje pijp zelfst. naamw. pijpzweer fistel zelfst. naamw. pik penis zelfst. naamw. pik pief zelfst. naamw. pik pikhouweel zelfst. naamw. pik rancune zelfst. naamw. pik lul zelfst. naamw. pik roede zelfst. naamw. pik piem zelfst. naamw. pik lid zelfst. naamw. pik penis zelfst. naamw. pik penis zelfst. naamw. pik penis zelfst. naamw. pikant gedurfd bijv. naamw. pikant gekruid bijv. naamw. pikant gepeperd bijv. naamw. pikant gewaagd bijv. naamw. pikant sexy bijv. naamw. pikant zinnenprikkelend bijv. naamw. pikant pittig bijv. naamw. pikant heet bijv. naamw. pikant opwindend bijv. naamw. pikant hartig bijv. naamw. pikant scherp bijv. naamw. pikant schrijnend bijv. naamw. pikant pijnlijk bijv. naamw. pikantheid scherpheid zelfst. naamw. pikdonker donker bijv. naamw. pikhaak bootshaak overig. pikhouweel pik zelfst. naamw. pikkedonker donker zelfst. naamw. pikken accepteren werkwoord pikken bietsen werkwoord pikken inpikken werkwoord pikken kiezen werkwoord pikken ontvreemden werkwoord pikken oppikken werkwoord pikken prikken werkwoord pikken stelen werkwoord pikken wegkapen werkwoord pikken pekken werkwoord pikken velen werkwoord pikken uitstaan werkwoord pikken tolereren werkwoord pikken toelaten werkwoord pikken ondergaan werkwoord pikken lijden werkwoord pikken dulden werkwoord pikken doorstaan werkwoord pikken aanzien werkwoord pikken snaaien werkwoord pikken jatten werkwoord pikken grissen werkwoord pikken grijpen werkwoord pikken graaien werkwoord pikken ontfutselen werkwoord pikken gappen werkwoord pikken aftroggelen werkwoord pikken afpakken werkwoord pikken wegpikken werkwoord pikken vervreemden werkwoord pikken verdonkeremanen werkwoord pikken achteroverdrukken werkwoord pikken wegnemen werkwoord pikken toeëigenen werkwoord pikken ontnemen werkwoord pikken kapen werkwoord pikken wegfutselen werkwoord pikken verduisteren werkwoord pikken achterhouden werkwoord pikorde hiërarchie zelfst. naamw. pikster pedicure overig. pikzwart zwart bijv. naamw. pikzwart koolzwart bijv. naamw. pikzwart gitzwart bijv. naamw. pil anticonceptiepil zelfst. naamw. pil apotheker zelfst. naamw. pil boek zelfst. naamw. pil capsule zelfst. naamw. pil medicijn zelfst. naamw. pilaar paal zelfst. naamw. pilaar pilaster overig. pilaar pilaster overig. pilaar pilaster overig. pilaarheilige asceet zelfst. naamw. pilaster zuil zelfst. naamw. pilaster pilaar overig. pilaster pilaar overig. pilaster pilaar overig. pillen geneesmiddel zelfst. naamw. pillendraaier apotheker overig. pilletje tablet zelfst. naamw. pilon kegel zelfst. naamw. pilon keg zelfst. naamw. piloot aviateur zelfst. naamw. piloot vlieger zelfst. naamw. piloot vliegenier zelfst. naamw. pilot proef zelfst. naamw. piloten vliegers zelfst. naamw. pils bier zelfst. naamw. pils glaasje zelfst. naamw. pilsener pils zelfst. naamw. pilsje bier overig. pilsje biertje overig. pilsje met borrel kopstoot overig. pimpelen borrelen werkwoord pimpelen drinken werkwoord pimpelpaars purper overig. pimpelpaars paars overig. pin feeks zelfst. naamw. pin klem zelfst. naamw. pin knijper zelfst. naamw. pin pen zelfst. naamw. pin speld zelfst. naamw. pin tentharing zelfst. naamw. pin bout zelfst. naamw. pin haring zelfst. naamw. pince-nez lorgnet zelfst. naamw. pinda aardnoot zelfst. naamw. pinda pindanoot zelfst. naamw. pinda katjang zelfst. naamw. pindanoot pinda zelfst. naamw. pindanoot katjang zelfst. naamw. pindanoot aardnoot overig. pineut dupe zelfst. naamw. pineut lul zelfst. naamw. pineut sigaar zelfst. naamw. pingelen afdingen werkwoord pingelen marchanderen werkwoord pingelen handelen werkwoord pingelen dingen werkwoord pingelen sjacheren werkwoord pingelen onderhandelen werkwoord pingelen afpingelen werkwoord pingping geld zelfst. naamw. pingpong tafeltennis overig. pinguin vetgans overig. pink schuit overig. pink hulk overig. pink bark overig. pinkelen flakkeren werkwoord pinkelhoutje vlinderstrikje overig. pinkelhoutje vlinderdasje overig. pinkelhoutje vlinderdas overig. pinkelhoutje strikje overig. pinken pinkelen werkwoord pinnen spelden werkwoord pinnig bits bijv. naamw. pinnig gierig bijv. naamw. pinnig kattig bijv. naamw. pinnig vinnig bijv. naamw. pinnig fel bijv. naamw. pinnig spinnig bijv. naamw. pinnig snibbig bijv. naamw. pinnig snauwerig bijv. naamw. pinnig onvriendelijk bijv. naamw. pinnig vlijmend bijv. naamw. pinnig scherp bijv. naamw. pinnig hanig bijv. naamw. pint biertje zelfst. naamw. pint trog zelfst. naamw. pint pot zelfst. naamw. pint bak zelfst. naamw. pinus pijnboom overig. pionier baanbreker zelfst. naamw. pionier geniesoldaat zelfst. naamw. pionier ontdekker zelfst. naamw. pionier voortrekker zelfst. naamw. pionier wegbereider zelfst. naamw. pionier genist zelfst. naamw. pionier wegberei zelfst. naamw. pips betrokken bijv. naamw. pips bleek bijv. naamw. pips bleekjes bijv. naamw. pips zwak bijv. naamw. pips ziekelijk bijv. naamw. pips wee bijv. naamw. pips slapjes bijv. naamw. pips slap bijv. naamw. pipsheid bleekheid zelfst. naamw. piraat avonturier zelfst. naamw. piraat boekanier zelfst. naamw. piraat etherpiraat zelfst. naamw. piraat zeerover zelfst. naamw. piraat kaper zelfst. naamw. piraten zeerovers overig. piratenschepen kaperschepen overig. piratenschip roverschip overig. piratenschip kaperschip overig. pis zeik overig. pis urine overig. pisang banaan zelfst. naamw. pisfles urinefles overig. pisfles pisglas overig. pisglas urinefles overig. pisglas pisfles overig. pisglas urinaal overig. pispaal voetveeg overig. pispaaltje zondebok zelfst. naamw. pissen piesen werkwoord pissen urineren werkwoord pissig prikkelbaar overig. pissig geïrriteerd overig. pissig geërgerd overig. pissig geprikkeld overig. pissig aangebrand overig. piste wielerbaan zelfst. naamw. piston trompet zelfst. naamw. piston zuiger zelfst. naamw. piston toeter zelfst. naamw. piston klaroen zelfst. naamw. piston blaasinstrument zelfst. naamw. piston bazuin zelfst. naamw. pistool geweer zelfst. naamw. pistool blaffer zelfst. naamw. pistool blaffer zelfst. naamw. pistool blaffer zelfst. naamw. pit elan zelfst. naamw. pit kaarsenpit zelfst. naamw. pit vruchtenpit zelfst. naamw. pit fut zelfst. naamw. pit vuur zelfst. naamw. pit vlam zelfst. naamw. pit gloed zelfst. naamw. pit lemmet zelfst. naamw. pitten maffen werkwoord pitten ontpitten werkwoord pitten slapen werkwoord pitten meuren werkwoord pittig gekruid bijv. naamw. pittig straf bijv. naamw. pittig gehard bijv. naamw. pittig geestig bijv. naamw. pittig kruidig bijv. naamw. pittig hartig bijv. naamw. pittig gepeperd bijv. naamw. pittig pikant bijv. naamw. pittig heet bijv. naamw. pittig stevig bijv. naamw. pittig vurig bijv. naamw. pittoresk schilderachtig bijv. naamw. pityriasis zemelenuitslag zelfst. naamw. plaag epidemie zelfst. naamw. plaag pest zelfst. naamw. plaaggeest kabouter overig. plaaggeest kwelduiv overig. plaaggeesten kwelduivels overig. plaat elpee zelfst. naamw. plaat ets zelfst. naamw. plaat langspeelplaat zelfst. naamw. plaat lp zelfst. naamw. plaat grammofoonplaat zelfst. naamw. plaat album zelfst. naamw. plaat gravure zelfst. naamw. plaat plaatje zelfst. naamw. plaat illustratie zelfst. naamw. plaat foto zelfst. naamw. plaatdrukkers drukkers zelfst. naamw. plaatje singeltje zelfst. naamw. plaatje plaat zelfst. naamw. plaatje illustratie zelfst. naamw. plaatje foto zelfst. naamw. plaatjes illustraties zelfst. naamw. plaatkoek kop overig. plaatkoek bol overig. plaats landstreek zelfst. naamw. plaats locatie zelfst. naamw. plaats plek zelfst. naamw. plaats streek zelfst. naamw. plaats regio zelfst. naamw. plaats oord zelfst. naamw. plaats gouw zelfst. naamw. plaats gewest zelfst. naamw. plaats gebied zelfst. naamw. plaats ruimte zelfst. naamw. plaatsbekle stadhou overig. plaatsbekleder stadhouder zelfst. naamw. plaatsbepaling lokalisatie zelfst. naamw. plaatsbepaling oriëntering zelfst. naamw. plaatsbespreking reservering zelfst. naamw. plaatsbewijs toegangsbewijs overig. plaatsbewijs ticket overig. plaatsbewijs kaartje overig. plaatsbewijs kaart overig. plaatsbewijs entreebiljet overig. plaatselijk topisch bijv. naamw. plaatselijk lokaal bijv. naamw. plaatsen deponeren werkwoord plaatsen geplaatst werkwoord plaatsen leggen werkwoord plaatsen neerleggen werkwoord plaatsen neerzetten werkwoord plaatsen situeren werkwoord plaatsen stationeren werkwoord plaatsen zetten werkwoord plaatsen installeren werkwoord plaatsen aanleggen werkwoord plaatsen aanbrengen werkwoord plaatsen wegleggen werkwoord plaatsen onderbrengen werkwoord plaatsen huisvesten werkwoord plaatsen herbergen werkwoord plaatsen posteren werkwoord plaatsen posten werkwoord plaatsen bijzetten werkwoord plaatsen plaatsing werkwoord plaatser steller overig. plaatsgebrek ruimtegebrek overig. plaatsgrijpen plaatshebben werkwoord plaatsgrijpen gebeuren werkwoord plaatshebben plaatsgrijpen werkwoord plaatshebben gebeuren werkwoord plaatsing allocatie zelfst. naamw. plaatsing plaatsen zelfst. naamw. plaatsing schenking zelfst. naamw. plaatsing zetting zelfst. naamw. plaatsing stellen zelfst. naamw. plaatsing poten zelfst. naamw. plaatsing oprichting zelfst. naamw. plaatsnemen neerstrijken werkwoord plaatsnij graveur overig. plaatsnij graveer overig. plaatsvervangend waarnemend bijv. naamw. plaatsvervangend loco- bijv. naamw. plaatsvervanger representant zelfst. naamw. plaatsvervanger vertegenwoordiger zelfst. naamw. plaatsvervanger kapelaan zelfst. naamw. plaatsvervanger waarnemer zelfst. naamw. plaatsvervangers vervanger zelfst. naamw. plaatsvervangers substituten zelfst. naamw. plaatsvervangers remplaçanten zelfst. naamw. plaatsvinden gebeuren werkwoord plaatsvinden voorvallen werkwoord plaatsvinden voordoen werkwoord plaatsvinden passeren werkwoord placemat tafelmatje overig. placemat onderzetter overig. placemat onderlegger overig. placemat matje overig. placemat mat overig. placemats tafelmatjes overig. placemats onderzetters overig. placemats onderleggers overig. placenta moederkoek zelfst. naamw. plafond gewelf zelfst. naamw. plafond koep zelfst. naamw. plag zode overig. plag graszode overig. plagen sarren werkwoord plagen treiteren werkwoord plagen kwellingen zelfst. naamw. plagen verschrikkingen werkwoord plagen rampen werkwoord plagen tergen werkwoord plagen tarten werkwoord plagen pesten werkwoord plagen narren werkwoord plagen kwellen werkwoord plagen koeioneren werkwoord plagen foppen werkwoord plagen zieken werkwoord plagen uitdagen werkwoord plagen stangen werkwoord plagen jennen werkwoord plagiaat zeeroverij overig. plak lijm zelfst. naamw. plak medaille zelfst. naamw. plak moot zelfst. naamw. plak plaksel zelfst. naamw. plak kleefstof zelfst. naamw. plak kit zelfst. naamw. plak tablet zelfst. naamw. plak staaf zelfst. naamw. plak reep zelfst. naamw. plak pastille zelfst. naamw. plak tranche zelfst. naamw. plakband band zelfst. naamw. plakband tape zelfst. naamw. plakje schijfje zelfst. naamw. plakkaat aanplakbiljet zelfst. naamw. plakkaat poster zelfst. naamw. plakkaat affiche zelfst. naamw. plakkaat biljet zelfst. naamw. plakken aaneenplakken werkwoord plakken klitten werkwoord plakken kleven zelfst. naamw. plakken vastplakken werkwoord plakken vastlijmen werkwoord plakken vastkleven werkwoord plakken lijmen werkwoord plakker aanplakker zelfst. naamw. plakker sticker zelfst. naamw. plakker plakkertje zelfst. naamw. plakker label zelfst. naamw. plakker etiket zelfst. naamw. plakkerig klef bijv. naamw. plakkerig kleverig bijv. naamw. plakkers plakplaatjes zelfst. naamw. plakkers stickers zelfst. naamw. plakkers plakkertjes zelfst. naamw. plakkertje sticker overig. plakkertje plakker overig. plakkertje label overig. plakkertje etiket overig. plakkertjes stickers overig. plakkertjes plakplaatjes overig. plakkertjes plakkers overig. plakmiddel kleefpasta overig. plakmiddel kleefmiddel overig. plakplaatjes plakkers zelfst. naamw. plakplaatjes stickers zelfst. naamw. plakplaatjes plakkertjes zelfst. naamw. plaksel plak overig. plaksel lijm overig. plaksel kleefstof overig. plaksel kit overig. plakzeg zegel overig. plakzegel zegel zelfst. naamw. plamuur plamuursel overig. plamuursel plamuur overig. plan gedrag zelfst. naamw. plan idee zelfst. naamw. plan niveau zelfst. naamw. plan planning zelfst. naamw. plan project zelfst. naamw. plan voornemen zelfst. naamw. plan rijrichting zelfst. naamw. plan leiding zelfst. naamw. plan houding zelfst. naamw. plan besturing zelfst. naamw. plan stand zelfst. naamw. plan peil zelfst. naamw. plan laag zelfst. naamw. plan opzet zelfst. naamw. planeet aardbol zelfst. naamw. planeet aarde zelfst. naamw. planeet bol zelfst. naamw. planeet ster zelfst. naamw. planeet- zwervend overig. planeet- planetarisch overig. planeet- aards overig. planeren zweven werkwoord planetarisch zwervend overig. planetarisch planeet- overig. planetarisch aards overig. plank lat zelfst. naamw. plank plaat zelfst. naamw. plank schap zelfst. naamw. planken legborden zelfst. naamw. planken podium zelfst. naamw. planken schappen zelfst. naamw. plankier dansvloer zelfst. naamw. plankier steiger zelfst. naamw. plankzeilen surfen werkwoord planmatig systematisch bijv. naamw. planmatig stelselmatig bijv. naamw. planmatig methodisch bijv. naamw. plannen uitstippelen werkwoord planning concept zelfst. naamw. planning opzet zelfst. naamw. planning plan zelfst. naamw. planologie stedenbouw zelfst. naamw. planoloog ontwerper overig. plant basilicum zelfst. naamw. plant bloem zelfst. naamw. plant gewas zelfst. naamw. plant veredelen zelfst. naamw. plantecelwandstof cellulose zelfst. naamw. planten neerzetten werkwoord planten poten werkwoord planten telen werkwoord planten verplanten werkwoord planten aanplanten zelfst. naamw. planten beplanting zelfst. naamw. planten groen zelfst. naamw. planten vegetatie zelfst. naamw. planten aanplant zelfst. naamw. planten voortbrengen zelfst. naamw. planten verbouwen zelfst. naamw. planten procreëren zelfst. naamw. planten opkweken zelfst. naamw. planten kweken zelfst. naamw. planten genereren zelfst. naamw. planten fokken zelfst. naamw. planten aankweken zelfst. naamw. planten gewas zelfst. naamw. planteneter herbivoor zelfst. naamw. planteneter vegetariër zelfst. naamw. plantengroei begroeiing zelfst. naamw. plantengroei groei zelfst. naamw. plantenkas broeikas zelfst. naamw. plantenleer plantkun overig. plantenleer botanie overig. plantentuin tuin zelfst. naamw. plantestekje scheut zelfst. naamw. plantestekje schoot zelfst. naamw. plantestekje spruit zelfst. naamw. plantestekje stek zelfst. naamw. plantkun plantenleer overig. plantkun botanie overig. plantsoen aanleg zelfst. naamw. plantsoen aanplant zelfst. naamw. plantsoen plantsoen overig. plantsoen plantsoen overig. plantsoen plantsoen overig. plaque plak zelfst. naamw. plaque plaquette zelfst. naamw. plaquette gedenkplaat zelfst. naamw. plas bel zelfst. naamw. plas meer zelfst. naamw. plas overschot zelfst. naamw. plas pis zelfst. naamw. plas vijver zelfst. naamw. plas waterplas zelfst. naamw. plas plasje zelfst. naamw. plas po zelfst. naamw. plasje plas overig. plasma bloedplasma zelfst. naamw. plasregen plensbui zelfst. naamw. plassen fluiten werkwoord plassen gutsen werkwoord plassen klateren werkwoord plassen kliederen werkwoord plassen pissen werkwoord plassen urineren werkwoord plassen waden werkwoord plassen wateren werkwoord plassen zeiken zelfst. naamw. plassen klotsen werkwoord plassen kletsen werkwoord plassen geklots werkwoord plasser geweer zelfst. naamw. plasser penis zelfst. naamw. plasser piemel zelfst. naamw. plasser jongeheer zelfst. naamw. plastic kunststof overig. plasticiteit plastiek zelfst. naamw. plastiek aanschouwelijkheid zelfst. naamw. plastiek beeld zelfst. naamw. plastiek beeldhouwkunst zelfst. naamw. plastiek plasticiteit zelfst. naamw. plastiek boetseerkunst zelfst. naamw. plastisch buigzaam bijv. naamw. plastisch vormgevend bijv. naamw. plastisch aanschouwelijk bijv. naamw. plat banaal bijv. naamw. plat effen bijv. naamw. plat geëgaliseerd bijv. naamw. plat horizontaal bijv. naamw. plat platvloers bijv. naamw. plat schunnig bijv. naamw. plat verschaald bijv. naamw. plat vlak bijv. naamw. plat volks bijv. naamw. plat vulgair bijv. naamw. plat dakterras zelfst. naamw. plat plateau zelfst. naamw. plat languit zelfst. naamw. plat nietszeggend bijv. naamw. plat gewoontjes bijv. naamw. plat alledaags bijv. naamw. plat afgezaagd bijv. naamw. plat ordinair bijv. naamw. plat grof bijv. naamw. plat vunzig bijv. naamw. plat triviaal bijv. naamw. plat lomp bijv. naamw. plat laag-bij-de-grond bijv. naamw. plat oudbakken bijv. naamw. plat oud bijv. naamw. plat oubakken bijv. naamw. plat muf bijv. naamw. plat vlakuit bijv. naamw. plat strak bijv. naamw. plat glad bijv. naamw. plat geslepen bijv. naamw. plat gelijk bijv. naamw. plat egaal bijv. naamw. platbranden uitbranden werkwoord platbranden leegbranden werkwoord platbranden afbranden werkwoord platdrukken platmaken werkwoord platdrukken pletten werkwoord platdrukken stukdrukken werkwoord platdrukken fijndrukken werkwoord platdrukken verpletteren werkwoord platdrukken vermorzelen werkwoord platdrukken vergruizen werkwoord platdrukken verbrijzelen werkwoord platdrukken fijnmaken werkwoord plateau bord zelfst. naamw. plateau dienblad zelfst. naamw. plateau hoogvlakte zelfst. naamw. plateau tableau zelfst. naamw. plateau presenteerblad zelfst. naamw. plateau blad zelfst. naamw. plateau hoogland zelfst. naamw. platen elpees zelfst. naamw. platen lp`s zelfst. naamw. platendraaier diskjocky overig. platendraaier discjockey overig. platenhoes hoes zelfst. naamw. platenspeler draaitafel zelfst. naamw. platenspeler grammofoon zelfst. naamw. platenspeler pick-up zelfst. naamw. platform forum zelfst. naamw. platform laadperron zelfst. naamw. platform plateau zelfst. naamw. platform podium zelfst. naamw. platform verhoging zelfst. naamw. platgelopen platgetreden overig. platgetreden platgelopen overig. platheid platitude zelfst. naamw. platheid trivialiteit zelfst. naamw. platheid banaliteit zelfst. naamw. platheid vulgariteit zelfst. naamw. platheid platvloersheid zelfst. naamw. platina witgoud zelfst. naamw. platitu gewoonheid overig. platitu alledaagsheid overig. platitude banaliteit zelfst. naamw. platleggen platgooien werkwoord platmaken effenen werkwoord platmaken afplatten werkwoord platmaken pletten werkwoord platmaken platdrukken werkwoord platmaken fijndrukken werkwoord platpersen pletten werkwoord platslaan afranselen werkwoord platslaan platmaken werkwoord platstampen platwalsen overig. plattegrond grondplan zelfst. naamw. plattegrond kaart zelfst. naamw. plattegrond situatieschets zelfst. naamw. plattegrond stadskaart zelfst. naamw. platteland land zelfst. naamw. plattelander boer zelfst. naamw. plattelander provinciaal zelfst. naamw. plattelands dorps bijv. naamw. plattelands landelijk bijv. naamw. plattelandsleven landleven zelfst. naamw. platteren verzilveren overig. platteren vergulden overig. platvloers banaal bijv. naamw. platvloers grof bijv. naamw. platvloers lomp bijv. naamw. platvloers plat bijv. naamw. platvloers schunnig bijv. naamw. platvloers vulgair bijv. naamw. platvloers vunzig bijv. naamw. platvloers triviaal bijv. naamw. platvloers laag-bij-de-grond bijv. naamw. platvloers ordinair bijv. naamw. platvloersheid sjabloon zelfst. naamw. platvloersheid vulgariteit zelfst. naamw. platvloersheid platheid zelfst. naamw. platwalsen overbluffen werkwoord platwalsen platmaken werkwoord platwalsen platstampen werkwoord platzak arm bijv. naamw. platzak blut bijv. naamw. platzak afgebrand bijv. naamw. plausibel aannemelijk bijv. naamw. plausibel acceptabel bijv. naamw. plausibel geloofwaardig bijv. naamw. plausibel waarschijnlijk bijv. naamw. plausibiliteit aannemelijkheid zelfst. naamw. plausibiliteit waarschijnlijkheid zelfst. naamw. plaveien bedekken werkwoord plaveien bestraten werkwoord plaveisel bestrating zelfst. naamw. playbacken mimen werkwoord playboy fat zelfst. naamw. plebejer proleet zelfst. naamw. plebejisch arbeideristisch bijv. naamw. plebejisch onbeschaafd bijv. naamw. plebs gepeupel zelfst. naamw. plebs schorem zelfst. naamw. plebs rapaille zelfst. naamw. plebs grauw zelfst. naamw. plechtig heilig bijv. naamw. plechtig indrukwekkend bijv. naamw. plechtig plechtstatig bijv. naamw. plechtig ceremonieel bijv. naamw. plechtig ernstig bijv. naamw. plechtig formeel bijv. naamw. plechtig oprecht bijv. naamw. plechtig pontificaal bijv. naamw. plechtig vorstelijk bijv. naamw. plechtig trots bijv. naamw. plechtig statig bijv. naamw. plechtig parmantig bijv. naamw. plechtig parmant bijv. naamw. plechtig nobel bijv. naamw. plechtig majestueus bijv. naamw. plechtig fier bijv. naamw. plechtig deftig bijv. naamw. plechtig aanzienlijk bijv. naamw. plechtig solem overig. plechtig solem overig. plechtig solem overig. plechtigheid ceremonie zelfst. naamw. plechtigheid ernst zelfst. naamw. plechtigheid omhaal zelfst. naamw. plechtigheid staatsie zelfst. naamw. plechtigheid statigheid zelfst. naamw. plechtigheid plichtpleging zelfst. naamw. plechtigheid vormelijkheid zelfst. naamw. plechtigheid voornaamheid zelfst. naamw. plechtigheid plechtstatigheid zelfst. naamw. plechtigheid gedragenheid zelfst. naamw. plechtstatig indrukwekkend bijv. naamw. plechtstatig plechtig bijv. naamw. plechtstatig statig bijv. naamw. plechtstatig deftig bijv. naamw. plechtstatig gedragen bijv. naamw. plechtstatig vorstelijk bijv. naamw. plechtstatig trots bijv. naamw. plechtstatig parmantig bijv. naamw. plechtstatig parmant bijv. naamw. plechtstatig nobel bijv. naamw. plechtstatig majestueus bijv. naamw. plechtstatig fier bijv. naamw. plechtstatig aanzienlijk bijv. naamw. plechtstatigheid vormelijkheid zelfst. naamw. plechtstatigheid voornaamheid zelfst. naamw. plechtstatigheid statigheid zelfst. naamw. plechtstatigheid plechtigheid zelfst. naamw. plechtstatigheid gedragenheid zelfst. naamw. plee WC zelfst. naamw. plee toilet zelfst. naamw. plee privaat zelfst. naamw. plee gemak zelfst. naamw. plee closet zelfst. naamw. pleegkind pupil zelfst. naamw. plegen bedrijven werkwoord plegen begaan werkwoord plegen gewoon zijn werkwoord plegen gewoonlijk zijn werkwoord plegen uithalen werkwoord pleging viering zelfst. naamw. pleging over overig. pleging langs overig. pleidooi betoog zelfst. naamw. pleidooi pleitrede zelfst. naamw. plein brink zelfst. naamw. plein circuit zelfst. naamw. plein stadswijk zelfst. naamw. plein woonwijk zelfst. naamw. plein wijk zelfst. naamw. plein stadskwartier zelfst. naamw. plein stadsdeel zelfst. naamw. plein sectie zelfst. naamw. plein handelswijk zelfst. naamw. plein centrum zelfst. naamw. plein buurt zelfst. naamw. plein buitenwijk zelfst. naamw. pleister gips zelfst. naamw. pleister hechtpleister zelfst. naamw. pleister kalkspecie zelfst. naamw. pleister stuc zelfst. naamw. pleister kleefpleister zelfst. naamw. pleisteren stukadoren werkwoord pleisteren bepleisteren werkwoord pleisterkalk pleister zelfst. naamw. pleisterkalk specie zelfst. naamw. pleisterkalk gips overig. pleisterplaats uitspanning zelfst. naamw. pleisterplaats relais zelfst. naamw. pleisterplaats stopplaats zelfst. naamw. pleisterplaats halte zelfst. naamw. pleisterwerk stukadoorswerk overig. pleit geschil zelfst. naamw. pleit pleidooi zelfst. naamw. pleit rechtsgeding zelfst. naamw. pleitbezorger advocaat zelfst. naamw. pleitbezorger pleiter zelfst. naamw. pleitbezorger verdediger zelfst. naamw. pleitbezorger raadsman zelfst. naamw. pleitbezorger jurist zelfst. naamw. pleitbezorgers verdedigers overig. pleitbezorgster verdedigster overig. pleitbezorgster pleitster overig. pleiten bepleiten werkwoord pleiten spreken werkwoord pleiter advocaat zelfst. naamw. pleiter jurist zelfst. naamw. pleiter pleitbezorger zelfst. naamw. pleiter raadsman zelfst. naamw. pleiter verdediger zelfst. naamw. pleitrede pleidooi zelfst. naamw. pleitster verdedigster overig. pleitster pleitbezorgster overig. plek plaats zelfst. naamw. plek positie zelfst. naamw. plek vlek zelfst. naamw. plek locatie zelfst. naamw. plempen dempen werkwoord plempen volgooien werkwoord plenair kompleet bijv. naamw. plenair voltallig bijv. naamw. plengen storten werkwoord plenging plengoffer zelfst. naamw. plengoffer drankoffer zelfst. naamw. plens plons zelfst. naamw. plensbui plasregen zelfst. naamw. plensbui stortregen zelfst. naamw. plensbui stortbui zelfst. naamw. plensbui slagregen zelfst. naamw. plensbui gietbui zelfst. naamw. plenzen gieten werkwoord plenzen gutsen werkwoord plenzen stortregenen werkwoord plenzen storten werkwoord pletrol wals overig. pletten platdrukken werkwoord pletten verbrijzelen werkwoord pletten platmaken werkwoord pletten fijndrukken werkwoord pleuris pleuritis overig. pleurislij smeerlap overig. pleurislij schoft overig. pleurislij ploert overig. pleurislij pleurislijer overig. pleurislij loeder overig. pleurislij kuttenkop overig. pleurislij klootzak overig. pleurislij hoerenjong overig. pleurislijer smeerlap overig. pleurislijer schoft overig. pleurislijer ploert overig. pleurislijer pleurislij overig. pleurislijer loeder overig. pleurislijer kuttenkop overig. pleurislijer klootzak overig. pleurislijer hoerenjong overig. pleuritis borstvliesontsteking zelfst. naamw. pleuritis pleuris zelfst. naamw. plexiglas perspex zelfst. naamw. plezant prettig bijv. naamw. plezant plezierig bijv. naamw. plezant leuk bijv. naamw. plezant fijn bijv. naamw. plezant behaaglijk bijv. naamw. plezant aangenaam bijv. naamw. plezier aardigheid zelfst. naamw. plezier blijdschap zelfst. naamw. plezier genoegen zelfst. naamw. plezier genot zelfst. naamw. plezier lol zelfst. naamw. plezier lust zelfst. naamw. plezier pret zelfst. naamw. plezier pretmakerij zelfst. naamw. plezier vreugde zelfst. naamw. plezier behagen zelfst. naamw. plezier leut zelfst. naamw. plezier jool zelfst. naamw. plezier keet zelfst. naamw. plezier jolijt zelfst. naamw. plezier gein zelfst. naamw. plezier vreug zelfst. naamw. plezieren behagen werkwoord plezieren verblijden werkwoord plezieren bevallen werkwoord plezieren gelieven werkwoord plezieren aanstaan werkwoord plezieren verrukken werkwoord plezieren verheugd werkwoord plezierig aangenaam bijv. naamw. plezierig gelukkig bijv. naamw. plezierig goedaardig bijv. naamw. plezierig lollig bijv. naamw. plezierig prettig bijv. naamw. plezierig monter bijv. naamw. plezierig leuk bijv. naamw. plezierig plezant bijv. naamw. plezierig fijn bijv. naamw. plezierig behaaglijk bijv. naamw. plezierig zachtaardig bijv. naamw. plezierig vriendelijk bijv. naamw. plezierig voorkomend bijv. naamw. plezierig hulpvaardig bijv. naamw. plezierig goedhartig bijv. naamw. plezierig behulpzaam bijv. naamw. plezierig attent bijv. naamw. plezierig aardig bijv. naamw. plezierreisje uitstapje overig. plezierreisje pleziertochtje overig. pleziertje pretje zelfst. naamw. pleziertjes pretjes overig. pleziertocht excursie zelfst. naamw. pleziertochtje uitstapje zelfst. naamw. pleziertochtje plezierreisje zelfst. naamw. pleziervaartuig jacht zelfst. naamw. plicht opdracht zelfst. naamw. plichtmatig beleefdheids- bijv. naamw. plichtpleging beleefdheid zelfst. naamw. plichtpleging plechtigheid zelfst. naamw. plichtpleging omhaal zelfst. naamw. plichtpleging ceremonie zelfst. naamw. plichtpleging beleefdheidsbetuiging zelfst. naamw. plichtsgetrouw consciëntieus overig. ploeg dagploeg zelfst. naamw. ploeg equipe zelfst. naamw. ploeg landbouwploeg zelfst. naamw. ploeg landbouwwerktuig zelfst. naamw. ploeg team zelfst. naamw. ploeg partij zelfst. naamw. ploegbaas voorman zelfst. naamw. ploegbaas werkmeester zelfst. naamw. ploegen omploegen werkwoord ploegen omwerken werkwoord ploegen ploeteren werkwoord ploegen spitten werkwoord ploegen omspitten werkwoord ploegen omgraven werkwoord ploeger boer overig. ploegmaat maat zelfst. naamw. ploegsnede vore zelfst. naamw. ploegvoren voren overig. ploert fielt zelfst. naamw. ploert kuttenkop zelfst. naamw. ploert smeerlap zelfst. naamw. ploert schoft zelfst. naamw. ploert pleurislijer zelfst. naamw. ploert pleurislij zelfst. naamw. ploert loeder zelfst. naamw. ploert klootzak zelfst. naamw. ploert hoerenjong zelfst. naamw. ploertendo knupp overig. ploertendo knots overig. ploertendoder knots zelfst. naamw. ploertendoder knuppel zelfst. naamw. ploerterig smiechterig overig. ploeteraar sloof zelfst. naamw. ploeteraar uitslover zelfst. naamw. ploeteren plonzen werkwoord ploeteren sappelen werkwoord ploeteren zwoegen werkwoord ploeteren sloven werkwoord ploeteren afsloven werkwoord ploeteren afjakkeren werkwoord ploeteren afbeulen werkwoord plof klap zelfst. naamw. plof smak zelfst. naamw. plof ontploffing zelfst. naamw. plof knal zelfst. naamw. plof explosie zelfst. naamw. plof bam zelfst. naamw. ploffen exploderen werkwoord ploffen neerploffen werkwoord ploffen ontploffen werkwoord ploffen plompen werkwoord ploffen puffen werkwoord ploffen springen werkwoord ploffen verpaffen werkwoord ploffen verknallen werkwoord plombe naaiplombe overig. plomberen vullen werkwoord plomp bot bijv. naamw. plomp grofgebouwd bijv. naamw. plomp onelegant bijv. naamw. plomp gracht zelfst. naamw. plomp plas zelfst. naamw. plomp plons zelfst. naamw. plomp lomp zelfst. naamw. plomp log zelfst. naamw. plompen ploffen werkwoord plomperd lomperd zelfst. naamw. plompheid logheid zelfst. naamw. plompheid lompheid zelfst. naamw. plompverloren abrupt overig. plons plens zelfst. naamw. plons plomp zelfst. naamw. plonzen gooien werkwoord plonzen ploeteren werkwoord plonzen springen werkwoord plooi fatsoen zelfst. naamw. plooi groef zelfst. naamw. plooi kreuk zelfst. naamw. plooi plooiing zelfst. naamw. plooibaar flexibel bijv. naamw. plooibaar gewillig bijv. naamw. plooibaar meegaand bijv. naamw. plooibaar vouwbaar bijv. naamw. plooibaarheid souplesse zelfst. naamw. plooien regelen werkwoord plooien rimpelen werkwoord plooien vertrekken werkwoord plooiing plooi overig. plot intrige zelfst. naamw. plot verwikkeling zelfst. naamw. plots plotseling bijv. naamw. plots eensklaps bijv. naamw. plots plotsklaps bijv. naamw. plots opeens bijv. naamw. plots onverwachts bijv. naamw. plots onverwacht bijv. naamw. plots onverhoeds bijv. naamw. plots ineens bijv. naamw. plots abrupt bijv. naamw. plots schielijk bijv. naamw. plots bruusk bijv. naamw. plotseling abrupt bijv. naamw. plotseling bruusk bijv. naamw. plotseling ineens bijv. naamw. plotseling onverwacht bijv. naamw. plotseling onverwachts bijv. naamw. plotseling opeens bijv. naamw. plotseling plots bijv. naamw. plotseling schielijk bijv. naamw. plotseling acuut bijv. naamw. plotseling onvoorzien bijv. naamw. plotseling plotsklaps bijv. naamw. plotseling onverhoeds bijv. naamw. plotseling eensklaps bijv. naamw. plotsklaps plotseling overig. plotsklaps plots overig. plotsklaps opeens overig. plotsklaps onverwachts overig. plotsklaps onverwacht overig. plotsklaps onverhoeds overig. plotsklaps ineens overig. plotsklaps eensklaps overig. plotsklaps abrupt overig. plotsklaps schielijk overig. plotsklaps bruusk overig. plotten intriges zelfst. naamw. plotten verwikkelingen zelfst. naamw. pluche pluis zelfst. naamw. pluche velours zelfst. naamw. plug muurplug zelfst. naamw. plug spongat zelfst. naamw. plug spon zelfst. naamw. plug prop zelfst. naamw. pluggen pousseren werkwoord pluim compliment zelfst. naamw. pluim helmpluim zelfst. naamw. pluim kwast zelfst. naamw. pluim pluimstaart zelfst. naamw. pluim rietpluim zelfst. naamw. pluim slagpen zelfst. naamw. pluim veer zelfst. naamw. pluimage gevederte zelfst. naamw. pluimage veren zelfst. naamw. pluimage vederdos zelfst. naamw. pluimbal shuttle zelfst. naamw. pluimen plukken werkwoord pluimpje pluim zelfst. naamw. pluimstrijken flemen werkwoord pluimstrijker strooplikker zelfst. naamw. pluimstrijkerij hielenlikkerij overig. pluimveehok ren overig. pluimveehok kippenhok overig. pluimveehok hoenderkooi overig. pluimveehok hoenderhok overig. pluis in orde bijv. naamw. pluis draadje zelfst. naamw. pluis pluche zelfst. naamw. pluizen rafelen werkwoord pluizen vlokken werkwoord pluk bosje zelfst. naamw. pluk oogst zelfst. naamw. pluk wijnoogst zelfst. naamw. pluk schuur zelfst. naamw. pluk kuif zelfst. naamw. pluk kruin zelfst. naamw. pluk druivenoogst zelfst. naamw. plukken afplukken werkwoord plukken afzetten werkwoord plukken friemelen werkwoord plukken grijpen werkwoord plukken oogsten werkwoord plukken pluimen werkwoord plukken verzamelen werkwoord plumeau vod overig. plumeau vaatdoek overig. plumeau strowis overig. plumeau stofdoek overig. plumeau prul overig. plumeau bosje overig. plunderen beroven werkwoord plunderen leeghalen werkwoord plunderen leegplunderen werkwoord plunderen roven werkwoord plunderen stelen werkwoord plunderen uitplunderen werkwoord plunderen leegstelen werkwoord plunderen leegroven werkwoord plunderen rooftocht werkwoord plunderen uitzuigen werkwoord plunderen uitpersen werkwoord plunderen uitknijpen werkwoord plundering diefstal zelfst. naamw. plundertocht strooptocht zelfst. naamw. plundertocht marode overig. plundertocht razzia overig. plunje bagage zelfst. naamw. plunje kleren zelfst. naamw. plunje tenue zelfst. naamw. plunje kleding zelfst. naamw. pluralis meervoud overig. pluraliteit gevarieerdheid zelfst. naamw. pluriform veelvormig overig. plus daarbovenop bijv. naamw. plus overschot zelfst. naamw. plus pluspunt zelfst. naamw. plus plusteken zelfst. naamw. plus en zelfst. naamw. plusfour pofbroek zelfst. naamw. plusfour drollenvanger overig. plusminus ongeveer bijv. naamw. plusminus circa bijv. naamw. plusminus zowat bijv. naamw. plusminus nabij bijv. naamw. plusminus naast bijv. naamw. plusminus dichtbij bijv. naamw. plusminus bij bijv. naamw. plusminus aan bijv. naamw. plusminus ruwweg bijv. naamw. plusminus pakweg bijv. naamw. plusminus omstreeks bijv. naamw. plusminus krapaan overig. plusminus krapaan overig. plusminus krapaan overig. pluspool pool zelfst. naamw. pluspunt plus zelfst. naamw. pluspunt pre zelfst. naamw. pluspunt voordeel zelfst. naamw. plussen nadenken werkwoord plusteken en zelfst. naamw. plusteken plus zelfst. naamw. plutocraat grootkapitalist zelfst. naamw. pluviale koorkap zelfst. naamw. pneumonie longontsteking zelfst. naamw. pneumopathie longziekte zelfst. naamw. po pot zelfst. naamw. po steek zelfst. naamw. po standje zelfst. naamw. po stand zelfst. naamw. po lichaamshouding zelfst. naamw. po houding zelfst. naamw. po modderpo zelfst. naamw. po vijver zelfst. naamw. po plas zelfst. naamw. po steek overig. po steek overig. po steek overig. pochen hoog opgeven werkwoord pochen zwetsen werkwoord pochen stoffen werkwoord pochen snorken werkwoord pochen snoeven werkwoord pochen opscheppen werkwoord pochen bluffen werkwoord pocher blaaskaak zelfst. naamw. pocher bluffer zelfst. naamw. pocher opschepper zelfst. naamw. pocher windbuil zelfst. naamw. pocher patser zelfst. naamw. pocher windbuilen zelfst. naamw. pocher snoevers zelfst. naamw. pocher snoever zelfst. naamw. pocher praatjesmakers zelfst. naamw. pocher opscheppers zelfst. naamw. pocher dikdoener zelfst. naamw. pocher praalhans overig. pocheren koken werkwoord pocherig snoevend overig. pocherig opschepperig overig. pocherig grootsprakerig overig. pocherig brallerig overig. pochet lefdoekje overig. pocket boekje zelfst. naamw. pocketboek pocket zelfst. naamw. pocketboek pocketboeken zelfst. naamw. pocketboeken pocketboek overig. podium planken zelfst. naamw. podium platform zelfst. naamw. podium toneelpodium zelfst. naamw. podium verhoging zelfst. naamw. podium toneel zelfst. naamw. poedel Ellen overig. poedelen badderen werkwoord poedelen baden werkwoord poedelnaakt bloot bijv. naamw. poedelnaakt naakt bijv. naamw. poedelnaakt spiernaakt bijv. naamw. poedelnaakt moedernaakt bijv. naamw. poedelnat zeiknat overig. poedelnat kletsnat overig. poedelnat kleddernat overig. poedelnat drijfnat overig. poedelnat doornat overig. poedelprijs fooi zelfst. naamw. poedelprijs troostprijs zelfst. naamw. poeder kruit zelfst. naamw. poeder meel zelfst. naamw. poeder pulver zelfst. naamw. poeder stof zelfst. naamw. poederdonsje stuifzwam overig. poederen poeieren werkwoord poëet dichter zelfst. naamw. poef taboeret zelfst. naamw. poef pianokrukje zelfst. naamw. poef krukje zelfst. naamw. poef kruk zelfst. naamw. poeha drukte zelfst. naamw. poehaan voorman overig. poehaan voorman overig. poehaan voorman overig. poeieren poederen werkwoord poel kolk zelfst. naamw. poel modderpoel zelfst. naamw. poel vijver zelfst. naamw. poel glans zelfst. naamw. poel blankheid zelfst. naamw. poen centen zelfst. naamw. poen dikdoener zelfst. naamw. poen geld zelfst. naamw. poenig duur bijv. naamw. poep drek zelfst. naamw. poep kak zelfst. naamw. poep schijt zelfst. naamw. poep stront zelfst. naamw. poep wind zelfst. naamw. poep angst zelfst. naamw. poep stront overig. poep drol overig. poep drol overig. poep drol overig. poepelig wispelturig overig. poepelig wispelturig overig. poepelig wispelturig overig. poepen kakken werkwoord poepen neuken werkwoord poepen ontlasten werkwoord poepen uit je rug niezen werkwoord poepen bruintje de beer uitlaten werkwoord poepen drol draaien werkwoord poepen drukken werkwoord poepen een bruine trui breien werkwoord poepen uit je heup kuchen werkwoord poepen uitscheiden werkwoord poepen kleien werkwoord poepen schijten werkwoord poepen beren werkwoord poeper aars zelfst. naamw. poeper snuiter zelfst. naamw. poepje snoes overig. poepje scheetje overig. poepje schatje overig. poepje schat overig. poepje lieve overig. poepje liefste overig. poepje liefje overig. poepje duifje overig. poepje beminde overig. poepje schattebout overig. poepje dot overig. poeren peuren werkwoord poes kat zelfst. naamw. poes liefje zelfst. naamw. poes meid zelfst. naamw. poes schimmel zelfst. naamw. poes vagina zelfst. naamw. poesje kut overig. poesje katje overig. poeslief zalvend overig. poespas drukte zelfst. naamw. poespas franje zelfst. naamw. poëte dichteres overig. poëten dichters overig. poëtisch dichterlijk overig. poets bak zelfst. naamw. poets streek zelfst. naamw. poetsdoek smeerlap zelfst. naamw. poetsen boenen werkwoord poetsen opblinken werkwoord poetsen wrijven werkwoord poetsen opwrijven werkwoord poetsen oppoetsen werkwoord poetskatoen watten overig. poetslap lap zelfst. naamw. poetsvrouw schoonmaakster zelfst. naamw. poetsvrouw werkster zelfst. naamw. poetsvrouw hulp zelfst. naamw. poezel poezelig bijv. naamw. poezelig fluwelig bijv. naamw. poezenbak kattenbak overig. poezenbak bak overig. poëzie dichtkunst zelfst. naamw. poëzie dichtwerk zelfst. naamw. poëzie lyriek zelfst. naamw. pof bons zelfst. naamw. pofbroek plusfour zelfst. naamw. poffen piepen werkwoord pogen beproeven werkwoord pogen probeer werkwoord pogen proberen werkwoord pogen trachten werkwoord pogen beogen zelfst. naamw. pogen streven werkwoord pogen nastreven werkwoord pogen najagen werkwoord pogen bedoelen werkwoord pogen aspireren werkwoord pogen ambiëren werkwoord pogen zoeken werkwoord pogen intentie werkwoord pogen doel werkwoord pogen azen werkwoord pogen aspiratie werkwoord pogen ambitie werkwoord poging inspanning zelfst. naamw. pointe betekenis zelfst. naamw. pointe clou zelfst. naamw. pok bult zelfst. naamw. pok litteken zelfst. naamw. pok pest zelfst. naamw. pok pokken zelfst. naamw. poken porren werkwoord poken opstoken werkwoord poken opruien werkwoord poken opjutten werkwoord poken ophitsen werkwoord poken opfokken werkwoord poken aanzetten werkwoord poken aanwakkeren werkwoord poken aanstoken werkwoord poken stoken werkwoord poken oppoken werkwoord poken aanblazen werkwoord pokken pok zelfst. naamw. pol aardkluit zelfst. naamw. polariseren tegenstellingen doen ontstaan werkwoord polemiek dispuut zelfst. naamw. poliep gezwel zelfst. naamw. poliep inktvis zelfst. naamw. polijsten bijschaven werkwoord polijsten gladschuren werkwoord polis contract zelfst. naamw. politici bestuurders zelfst. naamw. politicus bestuurder zelfst. naamw. politicus bestuur zelfst. naamw. politie agent zelfst. naamw. politie recherche zelfst. naamw. politie de kit zelfst. naamw. politie w00t zelfst. naamw. politie- politiemacht overig. politie- politiekorps overig. politie-informant aanbrenger zelfst. naamw. politie-informant verklikker zelfst. naamw. politie-inval inval zelfst. naamw. politieagent agent zelfst. naamw. politieagent gerechtsdienaar zelfst. naamw. politieagent glimmer zelfst. naamw. politieagent konstabel zelfst. naamw. politieagent dien zelfst. naamw. politieagente agente overig. politiebureau bureau zelfst. naamw. politiebureau politiepost zelfst. naamw. politiek beleids- bijv. naamw. politiek beleidsmatig bijv. naamw. politiek parlementair bijv. naamw. politiek staatkundig bijv. naamw. politiek beleid zelfst. naamw. politiek management zelfst. naamw. politiek staatkunde zelfst. naamw. politiek staatsbeleid zelfst. naamw. politiek behendig zelfst. naamw. politiek bestuur zelfst. naamw. politiek staatkun zelfst. naamw. politiek regeringsbeleid zelfst. naamw. politieke stap demarche overig. politiekorps politiemacht overig. politiekorps politie- overig. politielint lint zelfst. naamw. politielint afzetlint zelfst. naamw. politiemacht politiekorps overig. politiemacht politie- overig. politieman agent zelfst. naamw. politieman politieagent zelfst. naamw. politieman smeris zelfst. naamw. politiepost politiebureau overig. politoeren poetsen werkwoord poll opinieonderzoek zelfst. naamw. pollepel lepel zelfst. naamw. Pollepel sleef zelfst. naamw. pollutie vervuiling zelfst. naamw. pollutie zaadlozing zelfst. naamw. pols handgewricht zelfst. naamw. pols polsader zelfst. naamw. polsader pols zelfst. naamw. polsen peilen werkwoord polsen vademen werkwoord polsen sonderen werkwoord polsen loden werkwoord polshorloge klokje zelfst. naamw. polshorloge zakuurwerk zelfst. naamw. polsslag hartenklop zelfst. naamw. polsslag hartslag zelfst. naamw. polsslag pols zelfst. naamw. polsslag hartklop zelfst. naamw. poltergeist geest zelfst. naamw. polyfoon meerstemmig bijv. naamw. polyfoon veelstemmig bijv. naamw. polygamie veelwijverij zelfst. naamw. polymorf veelvormig bijv. naamw. polystyreen piepplastic zelfst. naamw. polyvalent meerwaardig bijv. naamw. pommade brylcream zelfst. naamw. pommade crème zelfst. naamw. pomp benzinepomp zelfst. naamw. pomp fietspomp zelfst. naamw. pompaf uitgeput overig. pompen blokken werkwoord pompen malen werkwoord pompen neuken werkwoord pompeus bombastisch bijv. naamw. pompeus dikdoenerig bijv. naamw. pompeus luisterrijk bijv. naamw. pompeus opgeblazen bijv. naamw. pompeus hoogdravend bijv. naamw. pompeus gezwollen bijv. naamw. pompeusheid hoogdravendheid zelfst. naamw. pompeusheid gezwollenheid zelfst. naamw. pompeusheid gewichtigheid zelfst. naamw. pompeusheid gewichtigdoenerij zelfst. naamw. pompeusheid bombast zelfst. naamw. pompoen kalebas zelfst. naamw. pompoen kalbas zelfst. naamw. pompstation tankstation zelfst. naamw. pon nachtjapon overig. pond gewicht zelfst. naamw. poneren aandragen werkwoord poneren opperen werkwoord poneren gesteld zelfst. naamw. poneren stellen zelfst. naamw. poneren aanvoeren zelfst. naamw. ponjaard degen zelfst. naamw. ponjaard dolk zelfst. naamw. ponsen drevelen werkwoord ponsen stansen werkwoord ponsen doorponsen werkwoord pont ferryboot zelfst. naamw. pont veer zelfst. naamw. pont veerdienst zelfst. naamw. pont veerboot zelfst. naamw. pont pontveer zelfst. naamw. pont veer overig. pontificaal bisschoppelijk bijv. naamw. pontificaal plechtig bijv. naamw. pontveer veerdienst zelfst. naamw. pontveer veerboot zelfst. naamw. pontveer pont zelfst. naamw. ponum tronie zelfst. naamw. ponum snuit zelfst. naamw. ponum snoet zelfst. naamw. ponum smoelwerk zelfst. naamw. ponum smo zelfst. naamw. ponum porum zelfst. naamw. ponum bakkes zelfst. naamw. pony haardracht zelfst. naamw. pooier bikker zelfst. naamw. pooier patser zelfst. naamw. pooier souteneur zelfst. naamw. pook haardstok zelfst. naamw. pook versnellingshandel zelfst. naamw. pook haardijzer zelfst. naamw. Pool antarctis zelfst. naamw. Pool hemelpool zelfst. naamw. Pool kartel zelfst. naamw. Pool magneetpool zelfst. naamw. Pool minpool zelfst. naamw. Pool tegenpool zelfst. naamw. Pool toto zelfst. naamw. poolbeer ijsbeer zelfst. naamw. poolgebied pool zelfst. naamw. poollicht noorderlicht zelfst. naamw. poollicht aurora zelfst. naamw. poort boog zelfst. naamw. poort deur zelfst. naamw. poort doorgang zelfst. naamw. poort fabriekspoort zelfst. naamw. poort toegangspoort zelfst. naamw. poort ingang zelfst. naamw. poos tijd zelfst. naamw. poos ogenblik zelfst. naamw. poot been zelfst. naamw. poot de vijf zelfst. naamw. poot hand zelfst. naamw. poot handtekening zelfst. naamw. poot homo zelfst. naamw. poot mietje zelfst. naamw. poot onderstel zelfst. naamw. poot spoor zelfst. naamw. poot stoelpoot zelfst. naamw. poot voet zelfst. naamw. poot onderbeen zelfst. naamw. poot nicht zelfst. naamw. poot flikker zelfst. naamw. poot knuist zelfst. naamw. poot klauw zelfst. naamw. poot jat zelfst. naamw. poot stijl zelfst. naamw. poot staander zelfst. naamw. poot rek zelfst. naamw. poot paraplubak zelfst. naamw. poot staan zelfst. naamw. pootaan flink overig. pootaarde teelaarde overig. pootaarde compost overig. pootplant pootvis overig. pootvis pootplant overig. pop etalagepop zelfst. naamw. pop gulden zelfst. naamw. pop liefje zelfst. naamw. pop marionet zelfst. naamw. pop popmuziek zelfst. naamw. pop speelgoedpop zelfst. naamw. pop speelpop zelfst. naamw. pop tonnetje zelfst. naamw. pop chrysalide zelfst. naamw. popgroep band zelfst. naamw. popmuziek pop zelfst. naamw. poppenkast circus zelfst. naamw. poppenkast marionettenspel zelfst. naamw. poppenkast poppentheater zelfst. naamw. poppenspel poppenkast zelfst. naamw. popperig kabouterachtig overig. poppig popperig overig. populair bewonderd bijv. naamw. populair gemeenzaam bijv. naamw. populair gevierd bijv. naamw. populair bewonderd bijv. naamw. populariteit beroemdheid zelfst. naamw. populatie bevolking zelfst. naamw. por duw zelfst. naamw. por duwtje zelfst. naamw. por zet zelfst. naamw. por stootje zelfst. naamw. por stoot zelfst. naamw. porcelein porselein zelfst. naamw. porno pornografisch bijv. naamw. porno pornografie zelfst. naamw. pornografie porno zelfst. naamw. pornografisch obsceen bijv. naamw. porren aanjagen werkwoord porren aansporen werkwoord porren duwen werkwoord porren opstoken werkwoord porren opjutten werkwoord porren aanstoten werkwoord porren stoten werkwoord porselein porcelein zelfst. naamw. porselein vaat zelfst. naamw. porseleinkast dressoir zelfst. naamw. porseleinkast glazenkast zelfst. naamw. port porto zelfst. naamw. port portwijn zelfst. naamw. port strafport zelfst. naamw. port bestelkosten zelfst. naamw. portaal hal zelfst. naamw. portaal ingang zelfst. naamw. portaal overloop zelfst. naamw. portaal vestibule zelfst. naamw. portaal verbindingsgang zelfst. naamw. portaal voorportaal zelfst. naamw. portaal vestibu zelfst. naamw. portaal entree zelfst. naamw. portable draagbaar bijv. naamw. portcullis valhek overig. portcullis valhek overig. portcullis valhek overig. portee belang zelfst. naamw. portee zin zelfst. naamw. portee significantie zelfst. naamw. portee betekenis zelfst. naamw. portefeuil portemonnee overig. portefeuil portemonnaie overig. portefeuil knip overig. portefeuil beurs overig. portefeuille map zelfst. naamw. portefeuille portemonnaie zelfst. naamw. portefeuille portemonnee zelfst. naamw. portefeuille voorraad zelfst. naamw. portefeuille ambt/functie zelfst. naamw. portemonnaie beurs zelfst. naamw. portemonnaie knip zelfst. naamw. portemonnaie portefeuille zelfst. naamw. portemonnaie portemonnee zelfst. naamw. portemonnaie portefeuil zelfst. naamw. portemonnee beurs zelfst. naamw. portemonnee centen zelfst. naamw. portemonnee portemonnaie zelfst. naamw. portemonnee portefeuil zelfst. naamw. portemonnee knip zelfst. naamw. portemonnees buidels zelfst. naamw. portfolio map zelfst. naamw. portfolio omslag zelfst. naamw. portfolio portefeuille zelfst. naamw. portie aandeel zelfst. naamw. portie dosis zelfst. naamw. portie part zelfst. naamw. portie gedeelte overig. portiek portaal zelfst. naamw. portiek huisdeur zelfst. naamw. portier autodeur zelfst. naamw. portier bewaker zelfst. naamw. portier conciërge zelfst. naamw. portier suppoost zelfst. naamw. portier wacht zelfst. naamw. portier deurwachter zelfst. naamw. portiershokje loge zelfst. naamw. porties delen zelfst. naamw. porties parten zelfst. naamw. porties partjes zelfst. naamw. porties segmenten zelfst. naamw. porties stukken zelfst. naamw. porties barrels zelfst. naamw. porto frankeerkosten zelfst. naamw. porto port zelfst. naamw. porto briefport zelfst. naamw. portofoon mobilofoon zelfst. naamw. portofoon pieper zelfst. naamw. portret afbeelden zelfst. naamw. portret beeld zelfst. naamw. portret beeltenis zelfst. naamw. portret figuur zelfst. naamw. portret tafereel zelfst. naamw. portret scene zelfst. naamw. portret prent zelfst. naamw. portret afbeelding zelfst. naamw. portret beeldenaar zelfst. naamw. portretteren afbeelden werkwoord portretteren getekend werkwoord portretteren schilderen werkwoord portretteren tekenen werkwoord Portugees Portugetaal overig. Portugetaal Portugees overig. portvrij franco overig. portwijn port zelfst. naamw. porum kop zelfst. naamw. porum tronie zelfst. naamw. porum snuit zelfst. naamw. porum snoet zelfst. naamw. porum smoelwerk zelfst. naamw. porum smo zelfst. naamw. porum ponum zelfst. naamw. porum bakkes zelfst. naamw. pose aanstellerij zelfst. naamw. pose houding zelfst. naamw. poseren zitten werkwoord poseren modelzitten zelfst. naamw. positie baan zelfst. naamw. positie dienstbetrekking zelfst. naamw. positie gesteldheid zelfst. naamw. positie houding zelfst. naamw. positie legerstelling zelfst. naamw. positie ligging zelfst. naamw. positie rang zelfst. naamw. positie situatie zelfst. naamw. positie stellingname zelfst. naamw. positie thema zelfst. naamw. positie standpuntbepaling zelfst. naamw. positie standpunt zelfst. naamw. positie bewering zelfst. naamw. positie job zelfst. naamw. positie functie zelfst. naamw. positie toestand zelfst. naamw. positie staat zelfst. naamw. positief batig bijv. naamw. positief bevestigend bijv. naamw. positief beslist bijv. naamw. positief optimistisch bijv. naamw. positief stellig bijv. naamw. positief aanwezig bijv. naamw. positief gunstig bijv. naamw. positief dienstig bijv. naamw. positief bevorderlijk bijv. naamw. positioneren plaatsen werkwoord possibiliteit mogelijkheid overig. post ambt zelfst. naamw. post bedrag zelfst. naamw. post bestelling zelfst. naamw. post brieven zelfst. naamw. post brievenbesteller zelfst. naamw. post brievenbus zelfst. naamw. post deurpost zelfst. naamw. post onderdeel zelfst. naamw. post postdienst zelfst. naamw. post wacht zelfst. naamw. postadres adres zelfst. naamw. postadres correspondentieadres overig. postagentschap post zelfst. naamw. postbestelling postbezorging zelfst. naamw. postbestelling bezorging zelfst. naamw. postbezorger duif zelfst. naamw. postbezorging bezorging zelfst. naamw. postbezorging postbestelling zelfst. naamw. postbo brievenbesteller overig. postbo bo overig. postbo bezorger overig. postbo besteller overig. postbode bode zelfst. naamw. postbode post zelfst. naamw. postbode postiljon zelfst. naamw. postbode brievenbesteller zelfst. naamw. postbus brievenbus zelfst. naamw. postbus postbox zelfst. naamw. postdienst post zelfst. naamw. posten bewaken werkwoord posten opsturen werkwoord posten patrouilleren werkwoord posten stationeren werkwoord posten toezenden werkwoord posten verzenden werkwoord posten wegzenden werkwoord posten afzenden zelfst. naamw. posten terpostbezorging zelfst. naamw. posten posteren werkwoord posten plaatsen werkwoord posten wegsturen werkwoord posten sturen werkwoord posten versturen werkwoord poster aanplakbiljet zelfst. naamw. poster reproductie zelfst. naamw. poster plakkaat zelfst. naamw. poster affiche zelfst. naamw. poster biljet zelfst. naamw. posteren opstellen werkwoord posteren stationeren werkwoord posteren posten werkwoord posteren plaatsen werkwoord posterijen post zelfst. naamw. postgiro giro zelfst. naamw. postiljon koerier zelfst. naamw. postiljon postbode zelfst. naamw. postkantoor post zelfst. naamw. postpakket pakje zelfst. naamw. postpakket pakket zelfst. naamw. postpapier briefpapier overig. postscriptum ps zelfst. naamw. poststukken post zelfst. naamw. posttrein trein zelfst. naamw. postulaat axioma zelfst. naamw. postulaat hypothese zelfst. naamw. postulaat stelling zelfst. naamw. postulaat vooronderstelling zelfst. naamw. postuleren aannemen werkwoord postuleren vooronderstellen werkwoord postuur figuur zelfst. naamw. postuur gedaante zelfst. naamw. postuur gestalte zelfst. naamw. postuur houding zelfst. naamw. postuur lichaamspostuur zelfst. naamw. postuur uiterlijk zelfst. naamw. postuur vorm zelfst. naamw. postuur verschijning zelfst. naamw. postwiss wissel overig. postwissel wissel zelfst. naamw. postzak zak zelfst. naamw. postzegel zegel zelfst. naamw. postzegel frankeerzegel zelfst. naamw. pot bak zelfst. naamw. pot bloempot zelfst. naamw. pot doel zelfst. naamw. pot geld zelfst. naamw. pot glas zelfst. naamw. pot inzet zelfst. naamw. pot kookpot zelfst. naamw. pot lesbienne zelfst. naamw. pot lesbisch zelfst. naamw. pot marihuana zelfst. naamw. pot pispot zelfst. naamw. pot speelgeld zelfst. naamw. pot vat zelfst. naamw. pot wedstrijd zelfst. naamw. pot opbolling zelfst. naamw. pot kussentje zelfst. naamw. pot dot zelfst. naamw. pot poule zelfst. naamw. pot trog zelfst. naamw. pot pint zelfst. naamw. pot ton zelfst. naamw. pot teil zelfst. naamw. pot kuip zelfst. naamw. pot fust zelfst. naamw. pot emmer zelfst. naamw. pot barr zelfst. naamw. pot strijd zelfst. naamw. pot partij zelfst. naamw. pot concours zelfst. naamw. potdicht dicht bijv. naamw. poten neerpoten werkwoord poten plaatsen werkwoord poten uitzetten werkwoord poten beplanting zelfst. naamw. poten fikken zelfst. naamw. poten neuken zelfst. naamw. poten planten zelfst. naamw. poten aanplant zelfst. naamw. poten zetting zelfst. naamw. poten stellen zelfst. naamw. poten plaatsing zelfst. naamw. poten oprichting zelfst. naamw. potent krachtig bijv. naamw. potent mannelijk bijv. naamw. potent vruchtbaar bijv. naamw. potent viriel bijv. naamw. potentaat machthebber zelfst. naamw. potentaat tiran zelfst. naamw. potentiaal spanning zelfst. naamw. potentie macht zelfst. naamw. potentie kracht zelfst. naamw. potentie mogelijkheid zelfst. naamw. potentie kansen zelfst. naamw. potentie gelegenheden zelfst. naamw. potentieel eventueel bijv. naamw. potentieel latent bijv. naamw. potentieel kracht zelfst. naamw. potentieel mogelijk bijv. naamw. potentiëring versterking zelfst. naamw. potig flink bijv. naamw. potig fors bijv. naamw. potig stevig bijv. naamw. potig zwaargebouwd bijv. naamw. potig zwaar bijv. naamw. potig struis bijv. naamw. potig robuust bijv. naamw. potig massief bijv. naamw. potje partij zelfst. naamw. potje spel zelfst. naamw. potje spelletje zelfst. naamw. potje wedstrijdje zelfst. naamw. potje partijtje zelfst. naamw. potlood grafiet zelfst. naamw. potlood kleurpotlood zelfst. naamw. potloodventer exhibitionist overig. potpourri medley zelfst. naamw. potsenmaker grappenmaker zelfst. naamw. potsenmaker paljas zelfst. naamw. potsenmaker kluchtspeler zelfst. naamw. potsierlijk belachelijk bijv. naamw. potsierlijk grotesk bijv. naamw. potsierlijk kluchtig bijv. naamw. potsierlijk groteske bijv. naamw. potsierlijk antics bijv. naamw. pottekijker pottenkijker zelfst. naamw. potten oppotten werkwoord potten hamsteren werkwoord pottenbakker keramist overig. pottenbakkerskunst keramiek zelfst. naamw. pottenkijker pottekijker zelfst. naamw. potverteren opmaken werkwoord poule speelgeld zelfst. naamw. poule pot zelfst. naamw. poule inzet zelfst. naamw. pousseren adverteren werkwoord pousseren pushen werkwoord pover arm bijv. naamw. pover armetierig bijv. naamw. pover armzalig bijv. naamw. pover berooid bijv. naamw. pover haveloos bijv. naamw. pover karig bijv. naamw. pover mager bijv. naamw. pover schamel bijv. naamw. pover schraal bijv. naamw. pover magertjes bijv. naamw. pover bekaaid bijv. naamw. pover schooierig bijv. naamw. pover luizig bijv. naamw. pover armoedig bijv. naamw. pover verlopen bijv. naamw. pover sjofeltjes bijv. naamw. pover sjofel bijv. naamw. pover flodderig bijv. naamw. poverheid schraalheid zelfst. naamw. poverheid schamelheid zelfst. naamw. poverheid karigheid zelfst. naamw. poverheid armzaligheid zelfst. naamw. povertjes pover bijv. naamw. praaien aanroepen werkwoord praal glans zelfst. naamw. praal luister zelfst. naamw. praal pracht zelfst. naamw. praal pronk zelfst. naamw. praalhans charlatan zelfst. naamw. praalhans showbink zelfst. naamw. praalhans pocher overig. praalzucht gepraal overig. praam aak overig. praat gepraat zelfst. naamw. praat gesprek zelfst. naamw. praat spit zelfst. naamw. praatgraag spraakzaam overig. praatgraag praatziek overig. praatgraag mededeelzaam overig. praatgraag loslippig overig. praatgraag kletsgraag overig. praatgraag kletserig overig. praatgraag indiscreet overig. praatgraag flapuit overig. praatgraag babbelziek overig. praatgraag babbelachtig overig. praatgroep gespreksgroep zelfst. naamw. praatje babbel zelfst. naamw. praatje babbeltje zelfst. naamw. praatje causerie zelfst. naamw. praatje gepraat zelfst. naamw. praatje geroddel zelfst. naamw. praatje kapsones zelfst. naamw. praatje gebabbel zelfst. naamw. praatje kout zelfst. naamw. praatje gekeuvel zelfst. naamw. praatje klap zelfst. naamw. praatje sage zelfst. naamw. praatje gerucht zelfst. naamw. praatjes babbeltjes zelfst. naamw. praatjes geroddel zelfst. naamw. praatjes kapsones zelfst. naamw. praatjes praatje zelfst. naamw. praatjes roddels zelfst. naamw. praatjes roddelpraat zelfst. naamw. praatjes rodd zelfst. naamw. praatjes klets zelfst. naamw. praatjes klap zelfst. naamw. praatjes geklets zelfst. naamw. praatjes geklap zelfst. naamw. praatjes achterklap zelfst. naamw. praatjes geklep zelfst. naamw. praatjesmaker druktemaker zelfst. naamw. praatjesmakers windbuilen overig. praatjesmakers windbuil overig. praatjesmakers snoevers overig. praatjesmakers snoever overig. praatjesmakers pocher overig. praatjesmakers opscheppers overig. praatjesmakers opschepper overig. praatjesmakers dikdoener overig. praatjesmakers bluffer overig. praatziek spraakzaam overig. praatziek praatgraag overig. praatziek mededeelzaam overig. praatziek loslippig overig. praatziek kletsgraag overig. praatziek kletserig overig. praatziek indiscreet overig. praatziek flapuit overig. praatziek babbelziek overig. praatziek babbelachtig overig. pracht glans zelfst. naamw. pracht juweel zelfst. naamw. pracht luxe zelfst. naamw. pracht praal zelfst. naamw. pracht schoonheid zelfst. naamw. pracht pronk zelfst. naamw. pracht luister zelfst. naamw. pracht weelderigheid zelfst. naamw. pracht weelde zelfst. naamw. pracht overvloed zelfst. naamw. prachtig betoverend bijv. naamw. prachtig formidabel bijv. naamw. prachtig fraai bijv. naamw. prachtig luisterrijk bijv. naamw. prachtig magnifiek bijv. naamw. prachtig mooi bijv. naamw. prachtig schitterend bijv. naamw. prachtig fantastisch bijv. naamw. prachtig geweldig bijv. naamw. prachtig lustrijk bijv. naamw. prachtig glorierijk bijv. naamw. prachtig wonderbaarlijk bijv. naamw. prachtig uitstekend bijv. naamw. prachtig mooi bijv. naamw. prachtig mooi bijv. naamw. prachtig oogverblindend overig. prachtig beeldschoon overig. practisch gemakkelijk bijv. naamw. practisch nuttig bijv. naamw. pragmatisch didactisch bijv. naamw. pragmatisch nuttig bijv. naamw. pragmatisch nuchter overig. prak hachee zelfst. naamw. prakken fijnmaken werkwoord prakkiseren bedenken werkwoord prakkiseren denken werkwoord prakkiseren dubben werkwoord prakkiseren piekeren werkwoord prakkiseren peinzen werkwoord prakkiseren nadenken werkwoord praktijk advocatenpraktijk zelfst. naamw. praktijk artsenpraktijk zelfst. naamw. praktijk clientèle zelfst. naamw. praktijk gebruik zelfst. naamw. praktijk praxis zelfst. naamw. praktijk routine zelfst. naamw. praktijk streek zelfst. naamw. praktijk ervaring zelfst. naamw. praktijkgericht pragmatisch overig. praktisch bruikbaar bijv. naamw. praktisch bijna bijv. naamw. praktisch efficiënt bijv. naamw. praktisch feitelijk bijv. naamw. praktisch voordelig bijv. naamw. praktisch nuttig bijv. naamw. praktiseren oefenen werkwoord pralen geuren werkwoord pralen pronken werkwoord pralen prijken werkwoord pralen paraderen werkwoord pralen schitteren werkwoord prammen tieten overig. prammen borsten overig. prammen boezem overig. prammen borsten overig. prat fier bijv. naamw. prat trots bijv. naamw. prat groots bijv. naamw. prat glorieus bijv. naamw. prat flink bijv. naamw. praten babbelen werkwoord praten converseren werkwoord praten discussiëren werkwoord praten kakelen werkwoord praten klappen werkwoord praten kletsen werkwoord praten kouten werkwoord praten kwebbelen werkwoord praten kwetteren werkwoord praten spreken werkwoord praten praat zelfst. naamw. praten fluisteren werkwoord praten kwekken werkwoord praten communiceren werkwoord praten zwammen werkwoord praten wauwelen werkwoord praten snateren werkwoord praten spreken werkwoord prater theetante overig. prater kouter overig. prater klapekster overig. prater keuvelaar overig. prater babbelaar overig. praxis praktijk zelfst. naamw. pre pro zelfst. naamw. pre pluspunt zelfst. naamw. pré voordeel overig. pré voordeel overig. pré voordeel overig. preambule inleiding zelfst. naamw. preambule omhaal zelfst. naamw. preambule preludium zelfst. naamw. precair bedenkelijk bijv. naamw. precair delicaat bijv. naamw. precair hachelijk bijv. naamw. precair kritiek bijv. naamw. precair lastig bijv. naamw. precair netelig bijv. naamw. precair penibel bijv. naamw. precident eenmalig zelfst. naamw. precies accuraat bijv. naamw. precies bepaald bijv. naamw. precies correct bijv. naamw. precies exact bijv. naamw. precies haarfijn bijv. naamw. precies juist bijv. naamw. precies kloppend bijv. naamw. precies krek bijv. naamw. precies nauwgezet bijv. naamw. precies nauwkeurig bijv. naamw. precies punctueel bijv. naamw. precies inderdaad bijv. naamw. precies secuur bijv. naamw. precies scherp bijv. naamw. precies prompt bijv. naamw. precies minutieus bijv. naamw. precies nauwlettend bijv. naamw. precies zorgvuldig bijv. naamw. precies stipt bijv. naamw. precies net bijv. naamw. precies vlak bijv. naamw. precies gedetailleerd bijv. naamw. precies goed bijv. naamw. precies strikt bijv. naamw. precies waar bijv. naamw. precies uitgerekend bijv. naamw. preciesheid precisie zelfst. naamw. preciesheid stiptheid zelfst. naamw. preciesheid juistheid zelfst. naamw. precieus fijnzinnig bijv. naamw. precieus geaffecteerd bijv. naamw. precieus kostbaar bijv. naamw. precipitatie neerslag zelfst. naamw. preciseren omlijnen werkwoord preciseren naomschrijven werkwoord preciseren uitwerken werkwoord precisie accuratesse zelfst. naamw. precisie nauwgezetheid zelfst. naamw. precisie nauwkeurigheid zelfst. naamw. precisie accurates zelfst. naamw. precisie-tijdmeter stopwatch overig. precursor voorloper zelfst. naamw. predestinatie uitverkiezing zelfst. naamw. predestinatie voorbeschikking zelfst. naamw. predestineren veroordelen werkwoord predestineren voorbeschikken werkwoord predikant dominee zelfst. naamw. predikant pastor zelfst. naamw. predikant zielenherder zelfst. naamw. predikant zielverzorger zelfst. naamw. predikant zielszorger zelfst. naamw. predikant voorganger zelfst. naamw. predikant prediker zelfst. naamw. predikanten voorgangers zelfst. naamw. predikatie kanselrede zelfst. naamw. predikatie vermaning zelfst. naamw. prediken preken werkwoord prediken verkondigen werkwoord prediker dominee zelfst. naamw. prediker voorganger zelfst. naamw. prediker predikant zelfst. naamw. prediker verkondiger overig. prediker verkondiger overig. prediker verkondiger overig. predispositie vatbaarheid zelfst. naamw. pree loon zelfst. naamw. preek donderpreek zelfst. naamw. preek hagenpreek zelfst. naamw. preek toespraak zelfst. naamw. preek leerrede overig. preeksto spreekgestoelte overig. preeksto kans overig. preekstoel kansel zelfst. naamw. preferentie voorkeur zelfst. naamw. preferentie voorrang zelfst. naamw. prefereren verkiezen werkwoord prefereren voortrekken werkwoord prefereren voorkeur geven overig. prefiguratie prototype zelfst. naamw. pregnant speciaal bijv. naamw. pregnant kernachtig bijv. naamw. prehistorisch archaïsch bijv. naamw. prejudicie vooroordeel overig. prejudicie vooringenomenheid overig. prejudicie prejugé overig. prejudiciëren vooruitlopen werkwoord prejudiciëren anticiperen werkwoord prejugé vooroordeel overig. prejugé vooringenomenheid overig. prejugé prejudicie overig. preken betogen werkwoord preken prediken werkwoord preken zedenmeesteren werkwoord preliminair voorafgaand bijv. naamw. preload voorbelasting zelfst. naamw. prelude aanloop zelfst. naamw. prelude inleiding zelfst. naamw. prelude openingsstuk zelfst. naamw. preluderen vooruitlopen werkwoord preludium prelude zelfst. naamw. prematuur ontijdig bijv. naamw. prematuur te vroeg bijv. naamw. prematuur voortijdig bijv. naamw. premie beloning zelfst. naamw. premie bijdrage zelfst. naamw. premie bonus zelfst. naamw. premie geschenk zelfst. naamw. premie prijs zelfst. naamw. premie verzekeringspremie zelfst. naamw. premie toeslag zelfst. naamw. premie tantième zelfst. naamw. premie extraatje zelfst. naamw. premier minister-president zelfst. naamw. première wereldpremière zelfst. naamw. premis vooronderstelling overig. premis voorwaar overig. premisse aanname zelfst. naamw. premisse vooronderstelling zelfst. naamw. premisse voorwaarde zelfst. naamw. premium premie zelfst. naamw. premonitie voorvoelen overig. prent afbeelden zelfst. naamw. prent afbeelding zelfst. naamw. prent bankbiljet zelfst. naamw. prent snijboon zelfst. naamw. prent tafereel zelfst. naamw. prent scene zelfst. naamw. prent portret zelfst. naamw. prent beeld zelfst. naamw. prent wandplaat zelfst. naamw. prent boete overig. prentbriefkaart ansicht zelfst. naamw. prentbriefkaart ansichtkaart zelfst. naamw. prentkunst grafiek zelfst. naamw. preparaat geneesmiddel zelfst. naamw. preparaat bereiding zelfst. naamw. prepareren bereiden werkwoord prepareren gereedmaken werkwoord prepareren opzetten werkwoord prepareren voorbewerken werkwoord prepareren klaarmaken werkwoord prepareren brouwen werkwoord prepareren inwerken werkwoord prepareren voorwerken werkwoord preputium voorhuid zelfst. naamw. present aanwezig bijv. naamw. present bij bijv. naamw. present cadeau zelfst. naamw. present presentje bijv. naamw. present kado bijv. naamw. present geschenk bijv. naamw. present aardigheid bijv. naamw. present! aanwezig bijv. naamw. present! tegenwoordig bijv. naamw. presentabel representatief bijv. naamw. presentabel toonbaar bijv. naamw. presentatie aanbieding zelfst. naamw. presentatie indiening zelfst. naamw. presentatie introductie zelfst. naamw. presentatie voordracht zelfst. naamw. presentatie ligging zelfst. naamw. presentatie voorstelling zelfst. naamw. presentatie uitvoering zelfst. naamw. presentatie optreden zelfst. naamw. presentator gastheer zelfst. naamw. presentator gastvrouw zelfst. naamw. presentator discjockey zelfst. naamw. presentator DJ zelfst. naamw. presentatrice presentator zelfst. naamw. presenteerblad blad zelfst. naamw. presenteerblad dienblad zelfst. naamw. presenteerblad plateau zelfst. naamw. presenteerblad theeblad zelfst. naamw. presenteerblad schenkblad zelfst. naamw. presenteren aanbieden werkwoord presenteren aangeboden werkwoord presenteren introduceren werkwoord presenteren offreren werkwoord presenteren tonen werkwoord presenteren uitzenden werkwoord presenteren voorleggen werkwoord presenteren voorstellen werkwoord presenteren vertonen werkwoord presenteren spelen werkwoord presenteren nazeggen werkwoord presenteren indienen werkwoord presenteren herhalen werkwoord presenteren doornemen werkwoord presentie aanwezigheid zelfst. naamw. presentiegeld premie overig. presentje aardigheid zelfst. naamw. presentje aardigheidje zelfst. naamw. presentje attentie zelfst. naamw. presentje cadeau zelfst. naamw. presentje geschenk zelfst. naamw. presentje kleinigheid zelfst. naamw. presentje pakje zelfst. naamw. presentje verjaardagscadeau zelfst. naamw. presentje present zelfst. naamw. presentje kado zelfst. naamw. preservatief kapotje zelfst. naamw. preservatief condoom zelfst. naamw. preses president zelfst. naamw. president preses zelfst. naamw. president staatshoofd zelfst. naamw. presidenten voorzitters overig. presideren leiden werkwoord presideren voorzitten werkwoord presidium voorzitterschap overig. pressen beklemmen werkwoord pressen dwingen werkwoord pressie aandrang zelfst. naamw. pressie druk zelfst. naamw. pressie dwang zelfst. naamw. pressie luchtdruk zelfst. naamw. pressiegroep belangengroep zelfst. naamw. prestatie resultaat zelfst. naamw. prestatie stunt zelfst. naamw. prestatie toer zelfst. naamw. prestatie verrichting zelfst. naamw. prestatie krachttoer zelfst. naamw. prestatie volbrenging zelfst. naamw. prestatie vaardigheid zelfst. naamw. prestatie talent zelfst. naamw. presteren fietsen werkwoord presteren maken werkwoord presteren opbrengen werkwoord presteren bewijzen werkwoord prestige aanzien zelfst. naamw. prestige status zelfst. naamw. prestige achtbaarheid zelfst. naamw. pret gein zelfst. naamw. pret genoegen zelfst. naamw. pret jolijt zelfst. naamw. pret jool zelfst. naamw. pret keet zelfst. naamw. pret lol zelfst. naamw. pret plezier zelfst. naamw. pret vreugde zelfst. naamw. pret lust zelfst. naamw. pret leut zelfst. naamw. pret genot zelfst. naamw. pret vreug zelfst. naamw. pretendent eiser overig. pretendent troonpretendent overig. pretendent troonopvolger overig. pretendent succeseur overig. pretendent prins overig. pretendent pretendente overig. pretendent kroonprinses overig. pretendent kroonprins overig. pretendent infante overig. pretendente troonpretendent overig. pretendente troonopvolger overig. pretendente succeseur overig. pretendente prins overig. pretendente pretendent overig. pretendente kroonprinses overig. pretendente kroonprins overig. pretendente infante overig. pretenderen beweren werkwoord pretenderen gesteld werkwoord pretenderen stellen werkwoord pretenderen verklaren werkwoord pretenderen voorgeven werkwoord pretentie aanspraak zelfst. naamw. pretentie kapsones zelfst. naamw. pretentieloosheid bescheidenheid zelfst. naamw. pretentieus aanmatigend overig. pretentieus onbeschaamd overig. pretje feestje zelfst. naamw. pretje geintje zelfst. naamw. pretje scherts zelfst. naamw. pretje lolletje zelfst. naamw. pretje grapje zelfst. naamw. pretje gekheid zelfst. naamw. pretje gein zelfst. naamw. pretje aardigheid zelfst. naamw. pretjes pleziertjes overig. pretmaker fuifnummer overig. pretmakerij jolijt zelfst. naamw. pretmakerij keet zelfst. naamw. pretmakerij lol zelfst. naamw. pretmakerij plezier zelfst. naamw. pretmakerij jool zelfst. naamw. pretpark amusementspark zelfst. naamw. pretpark lunapark zelfst. naamw. pretsigaret joint zelfst. naamw. prettig aangenaam bijv. naamw. prettig behaaglijk bijv. naamw. prettig charmant bijv. naamw. prettig fijn bijv. naamw. prettig leuk bijv. naamw. prettig lief bijv. naamw. prettig lollig bijv. naamw. prettig plezant bijv. naamw. prettig plezierig bijv. naamw. prettig comfortabel bijv. naamw. prettig aardig bijv. naamw. prettig aantrekkelijk bijv. naamw. prettig lekker bijv. naamw. prettig bevallig bijv. naamw. preut vagina zelfst. naamw. preuts kuis bijv. naamw. preuts ingetogen bijv. naamw. prevelen lispelen werkwoord prevelen mompelen werkwoord preventie voorzorg zelfst. naamw. preventie voorkoming zelfst. naamw. preventie voorkómen zelfst. naamw. preventief voorkomend bijv. naamw. preventief voorlopig bijv. naamw. preventief voorbehoedend bijv. naamw. preventief contraceptief bijv. naamw. prieel tuinhuis zelfst. naamw. prieel tuinhuisje zelfst. naamw. prieel zomerhuisje zelfst. naamw. prieel loofhut zelfst. naamw. priegelen friemelen werkwoord priem steek zelfst. naamw. priemen boren werkwoord priester geestelijke zelfst. naamw. priester pater zelfst. naamw. priesterlijk hiëratisch bijv. naamw. priesterlijk hiratisch bijv. naamw. priesterlijk verheven bijv. naamw. priesterlijk streng bijv. naamw. priesterlijk stijf bijv. naamw. prietpraat gebeuzel zelfst. naamw. prijken pronken werkwoord prijken pralen werkwoord prijken paraderen werkwoord prijken schitteren werkwoord prijs beker zelfst. naamw. prijs beloning zelfst. naamw. prijs buit zelfst. naamw. prijs eerbewijs zelfst. naamw. prijs koopprijs zelfst. naamw. prijs lot zelfst. naamw. prijs prijsje zelfst. naamw. prijs snuifje zelfst. naamw. prijs goebuit zelfst. naamw. prijsbepaling tarief zelfst. naamw. prijscourant prijslijst zelfst. naamw. prijscourant prospectus zelfst. naamw. prijsdaling deflatie zelfst. naamw. prijsdaling prijsverlaging zelfst. naamw. prijsdaling bais zelfst. naamw. prijsgeven afzien werkwoord prijsgeven laten werkwoord prijsgeven opgeven werkwoord prijsgeven opofferen werkwoord prijsgeven afleggen werkwoord prijskaartje prijs zelfst. naamw. prijskaartjes etiketten zelfst. naamw. prijsklasse prijsniveau overig. prijslijst catalogus zelfst. naamw. prijslijst tarievenlijst zelfst. naamw. prijsniveau prijsklasse overig. prijsopgave offerte zelfst. naamw. prijsstijging geldontwaarding zelfst. naamw. prijsstijging prijsverhoging zelfst. naamw. prijsstijging inflatie zelfst. naamw. prijsverhoging geldontwaarding zelfst. naamw. prijsverhoging opslag zelfst. naamw. prijsverhoging prijsstijging zelfst. naamw. prijsverhoging inflatie zelfst. naamw. prijsverlaging deflatie zelfst. naamw. prijsverlaging korting zelfst. naamw. prijsverlaging prijsdaling zelfst. naamw. prijsverlaging reductie zelfst. naamw. prijsverlaging bais zelfst. naamw. prijsvermindering korting zelfst. naamw. prijsvermindering reductie zelfst. naamw. prijzen achten werkwoord prijzen lauweren werkwoord prijzen verheerlijken zelfst. naamw. prijzen vereren werkwoord prijzen roemen werkwoord prijzen loven werkwoord prijzen bedragen overig. prijzen tarieven overig. prijzen bedragen overig. prijzen tarieven overig. prijzen bedragen overig. prijzen tarieven overig. prijzenswaardig loffelijk bijv. naamw. prijzenswaardig respectabel bijv. naamw. prijzenswaardig schoon bijv. naamw. prijzenswaardig verdienstelijk bijv. naamw. prijzenswaardig lovenswaardig bijv. naamw. prijzenswaardig lofwaardig bijv. naamw. prijzig duur bijv. naamw. prijzig kostbaar bijv. naamw. prijzigheid kostbaarheid zelfst. naamw. prik fooi zelfst. naamw. prik fris zelfst. naamw. prik gaatje zelfst. naamw. prik injectie zelfst. naamw. prik steek zelfst. naamw. prik punctie zelfst. naamw. prik spuitje zelfst. naamw. prik inspuiting zelfst. naamw. prikbord aanhangtablet overig. prikbord aanhangtablet overig. prikbord aanhangtablet overig. prikk stimulering overig. prikk stimulans overig. prikk opwekking overig. prikk animering overig. prikk aansporing overig. prikk aanmoediging overig. prikk aanzet overig. prikk stimuleren overig. prikk aanzetten overig. prikk aansporen overig. prikk aanmoedigen overig. prikk opwelling overig. prikk luim overig. prikk impuls overig. prikkel aansporen zelfst. naamw. prikkel aansporing zelfst. naamw. prikkel doorn zelfst. naamw. prikkel luim zelfst. naamw. prikkel opwekking zelfst. naamw. prikkel prikkeling zelfst. naamw. prikkel stimulans zelfst. naamw. prikkel spoor zelfst. naamw. prikkelbaar geïrriteerd bijv. naamw. prikkelbaar kittelorig bijv. naamw. prikkelbaar pissig bijv. naamw. prikkelbaar geërgerd bijv. naamw. prikkelbaar geprikkeld bijv. naamw. prikkelbaar aangebrand bijv. naamw. prikkelbaar kregel bijv. naamw. prikkelbaarheid lichtgeraaktheid zelfst. naamw. prikkelbaarheid geraaktheid zelfst. naamw. prikkelbaarheid geprikkeldheid zelfst. naamw. prikkelen aandrijven werkwoord prikkelen aanwakkeren werkwoord prikkelen ergeren werkwoord prikkelen kriebelen werkwoord prikkelen opwekken werkwoord prikkelen opwinden werkwoord prikkelen prikken werkwoord prikkelen stimuleren werkwoord prikkelen voorbereiden werkwoord prikkelen verhitten werkwoord prikkelen toebereiden werkwoord prikkelen bereiden werkwoord prikkelen aanmaken werkwoord prikkelen irriteren werkwoord prikkelen agaceren werkwoord prikkelen opkrikken werkwoord prikkelen aansporen werkwoord prikkelen steken werkwoord prikkelen aanzetten werkwoord prikkelen aanmoedigen werkwoord prikkelen verergeren werkwoord prikkelend irriterend bijv. naamw. prikkelend pikant bijv. naamw. prikkelend pornografisch bijv. naamw. prikkelend sensueel bijv. naamw. prikkelend irritant bijv. naamw. prikkelend uitdagend bijv. naamw. prikkelend uitdagend overig. prikkelig kriebelig overig. prikkeling gevoel zelfst. naamw. prikkeling kriebeling zelfst. naamw. prikkeling irritatie zelfst. naamw. prikkeling sensatie zelfst. naamw. prikkelreactie reflex zelfst. naamw. prikkels kriebels overig. prikkels irritatie overig. prikkels stimuli overig. prikkels stimulansen overig. prikkels drijfveren overig. prikken bepalen werkwoord prikken irriteren werkwoord prikken opprikken werkwoord prikken steken werkwoord prikken prikkelen werkwoord prikken aanzetten werkwoord prikken aansporen werkwoord prikkie prik zelfst. naamw. pril fris bijv. naamw. pril vroeg bijv. naamw. pril groen overig. pril jeugdig overig. pril groen overig. pril jeugdig overig. pril groen overig. pril jeugdig overig. prima goed bijv. naamw. prima kiplekker bijv. naamw. prima opperbest bijv. naamw. prima patent bijv. naamw. prima best bijv. naamw. prima mieters bijv. naamw. prima perfect bijv. naamw. prima hoogwaardig bijv. naamw. primaatschap voorrang overig. primair basis- bijv. naamw. primair belangrijkst bijv. naamw. primair direct bijv. naamw. primair ondeelbaar bijv. naamw. primair oorspronkelijk bijv. naamw. primeur eersteling zelfst. naamw. primitief eenvoudig bijv. naamw. primitief laagstaand bijv. naamw. primitief op z`n janboerefluitjes bijv. naamw. primitief gebrekkig bijv. naamw. primitief wild bijv. naamw. primitief wild bijv. naamw. primitief wild bijv. naamw. primo ten eerste overig. primula sleutelbloem overig. principaal chef zelfst. naamw. principe beginsel zelfst. naamw. principe grondbeginsel zelfst. naamw. principe hoofdbeginsel zelfst. naamw. principe uitgangspunt zelfst. naamw. principe wezen zelfst. naamw. principe vertrekpunt zelfst. naamw. principe veronderstelling zelfst. naamw. principe uitgangsvorm zelfst. naamw. principe grondslag zelfst. naamw. principe grondgedachte zelfst. naamw. principe fundering zelfst. naamw. principe basis zelfst. naamw. principe hoekst zelfst. naamw. principe grondstelling zelfst. naamw. principe fundament zelfst. naamw. principe basisbeginsel zelfst. naamw. principe grondreg zelfst. naamw. principe grondbegrip zelfst. naamw. principe grondlijn zelfst. naamw. principe basislijn zelfst. naamw. principe grond zelfst. naamw. principes morele standpunten overig. principes morele standpunten overig. principes morele standpunten overig. principieel elementair overig. principieel fundamenteel overig. prins heer zelfst. naamw. prins koningszoon zelfst. naamw. prins prins-gemaal zelfst. naamw. prins soeverein zelfst. naamw. prins troonpretendent zelfst. naamw. prins troonopvolger zelfst. naamw. prins succeseur zelfst. naamw. prins pretendente zelfst. naamw. prins pretendent zelfst. naamw. prins kroonprinses zelfst. naamw. prins kroonprins zelfst. naamw. prins infante zelfst. naamw. prinses dame zelfst. naamw. prinses koningsdochter zelfst. naamw. prinsessenboon suikerboon overig. prinsessenboon sperzieboon overig. prinsessenboon snijboon overig. prinsessenboon slaboon overig. prinsessenboon herenboon overig. prinsessenboon boon overig. print afdruk zelfst. naamw. print dessin zelfst. naamw. print-out print zelfst. naamw. print-out uitdraai zelfst. naamw. printen drukken werkwoord printen uitdraaien werkwoord printer afdrukeenheid zelfst. naamw. prior overste zelfst. naamw. prioriteit voorrang zelfst. naamw. privaat particulier bijv. naamw. privaat toilet zelfst. naamw. privaat privé zelfst. naamw. privaat plee zelfst. naamw. privaat gemak zelfst. naamw. privaat particulier overig. privacy afzondering zelfst. naamw. privé besloten bijv. naamw. privé-adres huisadres overig. privilege gunst zelfst. naamw. privileges voorrechten overig. pro pluspunt zelfst. naamw. pro voor zelfst. naamw. probaat beproefd bijv. naamw. probaat deugdelijk bijv. naamw. probaat prima bijv. naamw. probeer aanproberen werkwoord probeer pogen werkwoord probeer proberen werkwoord probeer proeven werkwoord probeer uitproberen werkwoord probeer trachten zelfst. naamw. probeersel proef zelfst. naamw. proberen aanproberen werkwoord proberen beproeven werkwoord proberen betrachten werkwoord proberen onderzoeken werkwoord proberen pogen werkwoord proberen probeer werkwoord proberen proeven werkwoord proberen uitproberen werkwoord proberen wagen werkwoord proberen trachten zelfst. naamw. proberen passen werkwoord proberen keuren werkwoord probleem complicatie zelfst. naamw. probleem geval zelfst. naamw. probleem hersenbreker zelfst. naamw. probleem kwestie zelfst. naamw. probleem moeilijkheid zelfst. naamw. probleem opgave zelfst. naamw. probleem probleemgeval zelfst. naamw. probleem vraagstuk zelfst. naamw. probleem ingewikkeldheid zelfst. naamw. probleem penarie zelfst. naamw. probleem narigheid zelfst. naamw. probleem puzz zelfst. naamw. probleem zwaarte zelfst. naamw. probleem opgaaf zelfst. naamw. probleemgeval geval zelfst. naamw. probleemgeval probleem zelfst. naamw. probleemloos gemakkelijk overig. probleemloos glad overig. probleemloos vlot overig. probleemstelling vraagstelling zelfst. naamw. probleemstelling stelling zelfst. naamw. problematiek materie zelfst. naamw. problematiek problemen zelfst. naamw. problematiek kwesties zelfst. naamw. problematisch kritisch bijv. naamw. problematisch onbeantwoord bijv. naamw. problematisch onzeker bijv. naamw. problematisch moeilijk bijv. naamw. problemen brand zelfst. naamw. problemen gedonder zelfst. naamw. problemen knoei zelfst. naamw. problemen moeite zelfst. naamw. problemen narigheden zelfst. naamw. problemen penarie zelfst. naamw. problemen problematiek zelfst. naamw. problemen sores zelfst. naamw. problemen kwesties zelfst. naamw. problemen zorgen zelfst. naamw. problemen moeilijkheden zelfst. naamw. procédé aanpak zelfst. naamw. procédé methode zelfst. naamw. procédé metho zelfst. naamw. procederen betwisten werkwoord procederen werken werkwoord procederen optreden werkwoord procederen opereren werkwoord procederen manipuleren werkwoord procederen leven werkwoord procederen handelen werkwoord procedure geding zelfst. naamw. procedure methode zelfst. naamw. procedure procesregels zelfst. naamw. procedure procesvoering zelfst. naamw. procedure rechtsgeding zelfst. naamw. procedure werkwijze zelfst. naamw. procedure wijze zelfst. naamw. procedure wijs zelfst. naamw. procedure trant zelfst. naamw. procedure metho zelfst. naamw. procedure manier zelfst. naamw. procedure handelwijze zelfst. naamw. procedure rechtszaak zelfst. naamw. procedure proces zelfst. naamw. procent percent zelfst. naamw. proces geding zelfst. naamw. proces ontwikkeling zelfst. naamw. proces rechtsgeding zelfst. naamw. proces rechtszitting zelfst. naamw. proces rechtszaak zelfst. naamw. proces procedure zelfst. naamw. proces verbaal bon zelfst. naamw. proces verbaal bon zelfst. naamw. proces verbaal bon zelfst. naamw. proces-verbaal akte zelfst. naamw. proces-verbaal protocol zelfst. naamw. proceskosten gerechtskosten overig. processie optocht zelfst. naamw. processie stoet zelfst. naamw. processie rondgang zelfst. naamw. processie omloop zelfst. naamw. processie omgang zelfst. naamw. processie staatsie zelfst. naamw. processies omgang zelfst. naamw. processies optochten zelfst. naamw. processies stoeten zelfst. naamw. processies omgangen zelfst. naamw. procesverbaal bekeuring zelfst. naamw. procesvoering procedure zelfst. naamw. proclamatie aankondiging zelfst. naamw. proclamatie afkondiging zelfst. naamw. proclamatie bekendmaking zelfst. naamw. proclamatie kennisgeving zelfst. naamw. proclamatie mededeling zelfst. naamw. proclamatie melding zelfst. naamw. proclamatie verkondiging zelfst. naamw. proclamatie publicatie zelfst. naamw. proclamatie openbaarmaking zelfst. naamw. proclameren afkondigen werkwoord proclameren bekendmaken werkwoord procreatie voortplanting zelfst. naamw. procreëren voortbrengen overig. procreëren verbouwen overig. procreëren telen overig. procreëren planten overig. procreëren opkweken overig. procreëren kweken overig. procreëren genereren overig. procreëren fokken overig. procreëren aanplanten overig. procreëren aankweken overig. proctitis endeldarmontsteking zelfst. naamw. procuratie mandaat zelfst. naamw. procuratie volmacht zelfst. naamw. procuratie vergunning zelfst. naamw. procuratie licentie zelfst. naamw. procuratiehouder gemachtigde zelfst. naamw. procureur procureur-generaal overig. procureur-generaal procureur overig. producent fabrikant zelfst. naamw. producent producer zelfst. naamw. producent vervaardiger zelfst. naamw. producer producent zelfst. naamw. produceren overleggen werkwoord produceren vervaardigen werkwoord produceren fabriceren zelfst. naamw. produceren voortbrengen werkwoord produceren maken werkwoord produceren vervaardiging werkwoord produceren aanmaken werkwoord producerend fabricerend overig. product artikel zelfst. naamw. product creatuur zelfst. naamw. product fabrikaat zelfst. naamw. product opbrengst zelfst. naamw. product voortbrengsel zelfst. naamw. product uitkomst zelfst. naamw. product rendement zelfst. naamw. product oogst zelfst. naamw. product maaksel zelfst. naamw. productie produktie zelfst. naamw. productie vervaardiging zelfst. naamw. productie maken zelfst. naamw. productie fabricage zelfst. naamw. productiebedrijf fabriek zelfst. naamw. productief creatief bijv. naamw. productief nuttig bijv. naamw. productief winstgevend bijv. naamw. productiekosten kostprijs zelfst. naamw. productiekosten vervaardigingskosten zelfst. naamw. productiemethode procédé zelfst. naamw. productieproces produktieproces zelfst. naamw. produkt fabrikaat zelfst. naamw. produkt opbrengst zelfst. naamw. produktie productie zelfst. naamw. produktie vervaardiging zelfst. naamw. produktie voortbrenging zelfst. naamw. produktief winstgevend bijv. naamw. produktief voortbrengend bijv. naamw. produktief vruchtbaar bijv. naamw. produktief voordelig bijv. naamw. produktief rendabel bijv. naamw. produktief profijtelijk bijv. naamw. produktief lucratief bijv. naamw. produktief lonend bijv. naamw. produktieproces productieproces zelfst. naamw. proef auditie zelfst. naamw. proef beproeving zelfst. naamw. proef bewijs zelfst. naamw. proef drukproef zelfst. naamw. proef examen zelfst. naamw. proef experiment zelfst. naamw. proef goudmerk zelfst. naamw. proef onderzoek zelfst. naamw. proef probeersel zelfst. naamw. proef smaak zelfst. naamw. proef staaltje zelfst. naamw. proef toets zelfst. naamw. proef pilot zelfst. naamw. proef test zelfst. naamw. proef proefneming zelfst. naamw. proefdier proefkonijn zelfst. naamw. proefdruk proef zelfst. naamw. proefje specimen zelfst. naamw. proefje staaltje zelfst. naamw. proefje staal zelfst. naamw. proefje proeve zelfst. naamw. proefje monster zelfst. naamw. proefje model zelfst. naamw. proefkonijn proefdier zelfst. naamw. proeflokalen kroegen overig. proeflokalen dranklokalen overig. proeflokalen cafés overig. proeflokalen bars overig. proefneming experiment zelfst. naamw. proefneming onderzoek zelfst. naamw. proefneming proef zelfst. naamw. proefondervindelijk feitelijk bijv. naamw. proefondervindelijk experimenteel bijv. naamw. proefopname demo overig. proefopvoering repetitie overig. proefopvoering generarepetitie overig. proefschrift dissertatie zelfst. naamw. proefstuk monster zelfst. naamw. proefversie klad zelfst. naamw. proefversie kladwerk zelfst. naamw. proefwerk overhoring zelfst. naamw. proefwerk repetitie zelfst. naamw. proefwerk schriftelijk zelfst. naamw. proefwerk test zelfst. naamw. proefwerk toets zelfst. naamw. proesten blazen werkwoord proesten giebelen werkwoord proesten grinniken werkwoord proesten niezen werkwoord proeve proef zelfst. naamw. proeve staaltje zelfst. naamw. proeve staal zelfst. naamw. proeve specimen zelfst. naamw. proeve proefje zelfst. naamw. proeve monster zelfst. naamw. proeve model zelfst. naamw. proeve voorbeeld zelfst. naamw. proeven beleven werkwoord proeven bespeuren werkwoord proeven keuren werkwoord proeven opsnuiven werkwoord proeven probeer werkwoord proeven proberen werkwoord proeven smaken werkwoord proever tester overig. prof beroeps zelfst. naamw. prof hoogleraar zelfst. naamw. prof professional zelfst. naamw. prof professor zelfst. naamw. profaan godslasterend bijv. naamw. profaan ongewijd bijv. naamw. profaan oningewijd bijv. naamw. profaan wereldlijk bijv. naamw. profaan werelds bijv. naamw. profaan goddeloos bijv. naamw. profaan ontheiligend bijv. naamw. profaan godslasterlijk bijv. naamw. profaan blasfemisch bijv. naamw. profaan seculair bijv. naamw. profaan aards bijv. naamw. profanatie heiligschennis zelfst. naamw. profeet verkondiger zelfst. naamw. profeet voorspeller zelfst. naamw. profeet ziener zelfst. naamw. professie ambt zelfst. naamw. professie beroep zelfst. naamw. professional prof zelfst. naamw. professioneel bekwaam overig. professioneel beroepsmatig overig. professor hoogleraar zelfst. naamw. professor prof zelfst. naamw. professoraat leerstoel zelfst. naamw. profeteren aankondigen werkwoord profeteren prediken werkwoord profetes waarzegster overig. profetisch bezwerend bijv. naamw. profetisch voorspellend bijv. naamw. profetisch voorzeggend bijv. naamw. Proficiat Gefeliciteerd overig. profiel bandprofiel zelfst. naamw. profiel doorsnede zelfst. naamw. profiel karakter zelfst. naamw. profiel karakteristiek zelfst. naamw. profiel silhouet zelfst. naamw. profielschets profiel zelfst. naamw. profijt baat zelfst. naamw. profijt gewin zelfst. naamw. profijt nut zelfst. naamw. profijt opbrengst zelfst. naamw. profijt voordeel zelfst. naamw. profijt winst zelfst. naamw. profijtelijk winstgevend bijv. naamw. profijtelijk vruchtbaar bijv. naamw. profijtelijk voordelig bijv. naamw. profijtelijk rendabel bijv. naamw. profijtelijk produktief bijv. naamw. profijtelijk lucratief bijv. naamw. profijtelijk lonend bijv. naamw. profilering profiel zelfst. naamw. profiteren gebruikmaken werkwoord profiteren voordetrekken werkwoord profiteur klaploper zelfst. naamw. profiteur uitvreter zelfst. naamw. profiteur parasiet zelfst. naamw. profiteurs klaplopers zelfst. naamw. profiteurs parasieten zelfst. naamw. profylaxe voorbehoeding zelfst. naamw. progestageen zwangerschapshormoon zelfst. naamw. prognose inschatting zelfst. naamw. program programma zelfst. naamw. programma computerprogramma zelfst. naamw. programma magazine zelfst. naamw. programma overzicht zelfst. naamw. programma partijprogramma zelfst. naamw. programma radio-uitzending zelfst. naamw. programma rooster zelfst. naamw. programma beginselverklaring zelfst. naamw. programma uitzending zelfst. naamw. programmaboekje programma zelfst. naamw. programmatuur software zelfst. naamw. programmeertaal logo zelfst. naamw. progressie stijging zelfst. naamw. progressie voortgang zelfst. naamw. progressie vooruitgang zelfst. naamw. progressie glijdenschaal zelfst. naamw. progressie escadrilleverband zelfst. naamw. progressie reeks zelfst. naamw. progressie opklimming zelfst. naamw. progressie vordering zelfst. naamw. progressie verloop zelfst. naamw. progressie ontwikkelingsgang zelfst. naamw. progressief links bijv. naamw. progressief opklimmend bijv. naamw. progressief voortgaand bijv. naamw. progressief vooruitstrevend bijv. naamw. progressief voortschrijdend bijv. naamw. progressief geavanceerd bijv. naamw. project onderzoek zelfst. naamw. project ontwerp zelfst. naamw. project plan zelfst. naamw. projectiel bom zelfst. naamw. projectiel granaat zelfst. naamw. prolaps uitzakking zelfst. naamw. proleet lomperd zelfst. naamw. proleet plebejer zelfst. naamw. proleet asociaal zelfst. naamw. proleet vleg zelfst. naamw. proleet kink zelfst. naamw. proleet hork zelfst. naamw. proletariaat arbeiders zelfst. naamw. proliferatie groei zelfst. naamw. proliferatie uitbreiding zelfst. naamw. proliferatie woekering zelfst. naamw. prolongatie vernieuwing zelfst. naamw. prolongeren verlengen werkwoord prolongeren voortzetten werkwoord prolongeren vervolgen werkwoord prolongeren verdergaan werkwoord prolongeren doorgaan werkwoord prolongeren continueren werkwoord proloog inleiding zelfst. naamw. proloog introductie zelfst. naamw. proloog opening zelfst. naamw. proloog openingsrit zelfst. naamw. proloog voorbericht zelfst. naamw. proloog voorwoord zelfst. naamw. promenade voetgangersgebied zelfst. naamw. promenade wandeling zelfst. naamw. promenade wandelplein zelfst. naamw. promenade wandelweg zelfst. naamw. promeneren wandelen werkwoord promesse schuldbekentenis zelfst. naamw. prominent aanzienlijk bijv. naamw. prominent befaamd bijv. naamw. prominent geacht bijv. naamw. prominent hooggeplaatst bijv. naamw. prominent vooraanstaand bijv. naamw. prominent vooraanstaande bijv. naamw. prominent voornaam bijv. naamw. prominent hooggezeten bijv. naamw. promoten helpen werkwoord promoten pushen werkwoord promoten avanceren werkwoord promotie bevordering zelfst. naamw. promotie promoting zelfst. naamw. promotie verzending zelfst. naamw. promotie vervoer zelfst. naamw. promotie transport zelfst. naamw. promoting promotie zelfst. naamw. promotor beschermheer zelfst. naamw. promotor bevorderaar zelfst. naamw. promoveert avanceert overig. promoveren bevorderen werkwoord promoveren bombarderen werkwoord prompt meteen overig. prompt pront overig. prompt stipt overig. prompt secuur overig. prompt scherp overig. prompt punctueel overig. prompt precies overig. prompt nauwkeurig overig. prompt nauwgezet overig. prompt minutieus overig. prompt juist overig. prompt accuraat overig. pronk opschik zelfst. naamw. pronk praal zelfst. naamw. pronk pracht zelfst. naamw. pronk luister zelfst. naamw. pronk glans zelfst. naamw. pronken paraderen werkwoord pronken pralen werkwoord pronken schitteren werkwoord pronken prijken werkwoord pronken geuren werkwoord pronkerig protserig bijv. naamw. pronkerig weelderig bijv. naamw. pronkstuk paradepaard zelfst. naamw. pronkstuk trots zelfst. naamw. pronkstukken sierstukken overig. pronkziek ijdel bijv. naamw. pront knap bijv. naamw. pront prompt bijv. naamw. pront stipt bijv. naamw. prooi buit zelfst. naamw. prooi prooidier zelfst. naamw. prooi slachtoffer zelfst. naamw. prooi acquest zelfst. naamw. prooi aanwinst zelfst. naamw. prooi roof zelfst. naamw. prooidier prooi zelfst. naamw. prooizoeken azen overig. proost deken zelfst. naamw. proost gezondheid zelfst. naamw. proost skol zelfst. naamw. proost santé overig. proosten aanstoten werkwoord proosten klinken werkwoord prop bloedprop zelfst. naamw. prop bol zelfst. naamw. prop frommel zelfst. naamw. prop stop zelfst. naamw. prop dikkerd zelfst. naamw. prop spongat zelfst. naamw. prop spon zelfst. naamw. prop plug zelfst. naamw. prop papierbal zelfst. naamw. propaedeuse propedeuse zelfst. naamw. propagandist stemmingmaker overig. propagandistisch tendentieus overig. propageren adverteren werkwoord propedeuse propaedeuse zelfst. naamw. propeller luchtschroef zelfst. naamw. propeller schroef zelfst. naamw. proper hygiënisch bijv. naamw. proper keurig bijv. naamw. proper netjes bijv. naamw. proper schoon bijv. naamw. proper zindelijk bijv. naamw. proper zuiver bijv. naamw. proper zorgvuldig bijv. naamw. properheid netheid zelfst. naamw. properheid smetteloosheid zelfst. naamw. properheid ordelijkheid zelfst. naamw. properheid opgeruimdheid zelfst. naamw. properheid onberispelijkheid zelfst. naamw. properheid keurigheid zelfst. naamw. propje onderkruipsel overig. propje drol overig. propje dreumes overig. proportie afmeting zelfst. naamw. proportie grootte zelfst. naamw. proportie maat zelfst. naamw. proportie omvang zelfst. naamw. proportie schaal zelfst. naamw. proportie verhouding zelfst. naamw. proportie dimensie zelfst. naamw. proporties dimensie overig. proportioneel evenredig bijv. naamw. proportioneel percentsgewijs bijv. naamw. propositie aanbod zelfst. naamw. propositie theorema zelfst. naamw. propositie voorstel zelfst. naamw. propositie voorstdoen zelfst. naamw. propositie suggestie zelfst. naamw. propositie motie zelfst. naamw. propositie bod zelfst. naamw. proposities voorstellen zelfst. naamw. proppen stoppen werkwoord proppen induwen werkwoord proppenschieter blaaspijp overig. propulsief voortstuwend bijv. naamw. propvol afgeladen bijv. naamw. propvol overvol bijv. naamw. propvol stampvol bijv. naamw. propvol tjokvol bijv. naamw. propvol knalvol bijv. naamw. prosit proost overig. prospect uitzicht zelfst. naamw. prospect zicht zelfst. naamw. prospect vue zelfst. naamw. prospect vergezicht zelfst. naamw. prospect panorama zelfst. naamw. prospect kijk zelfst. naamw. prospect gezicht zelfst. naamw. prospectus aankondiging zelfst. naamw. prostituee hoer zelfst. naamw. prostituee gigolo zelfst. naamw. prostituee hoertje zelfst. naamw. protagonist held zelfst. naamw. protagonist voorstander zelfst. naamw. protagonist voorvechter zelfst. naamw. protagonist hoofdpersoon zelfst. naamw. protectie bescherming zelfst. naamw. protectie protectionisme zelfst. naamw. protectie steun zelfst. naamw. protectie veiligheid zelfst. naamw. protectie beveiliging zelfst. naamw. protectionisme protectie zelfst. naamw. protégé beschermeling zelfst. naamw. protegeren beschermen werkwoord protegeren vooruithelpen werkwoord protégés beschermelingen overig. proteïne eiwit zelfst. naamw. proteolytisch eiwitsplitsend bijv. naamw. protest bezwaar zelfst. naamw. protest protestactie zelfst. naamw. protest tegenspraak zelfst. naamw. protest tegenwerping zelfst. naamw. protest verzet zelfst. naamw. protest opwerping zelfst. naamw. protestactie protest zelfst. naamw. protestant hervormd bijv. naamw. protestant hervormde zelfst. naamw. protestantisme hervorming zelfst. naamw. protestants protestant bijv. naamw. protestbijeenkomst actie overig. protesten tegenspraken overig. protesteren opspelen werkwoord protesteren tegenspartelen werkwoord protesteren tegenspreken werkwoord protesteren tegensputteren werkwoord protesteren weerspreken werkwoord protesteren tegenwerpen werkwoord protesteren verzetten werkwoord protesteren tegenstribbelen werkwoord protesteren tegenpruttelen werkwoord protesteren sputteren werkwoord prothese hulpstuk zelfst. naamw. prothese kunstarm zelfst. naamw. protiënedeel van een enzym apoenzym overig. protocol akte zelfst. naamw. protocol ceremonie zelfst. naamw. protocol ceremonieel zelfst. naamw. protocollair ceremonieel overig. prototype ideaal zelfst. naamw. prototype model zelfst. naamw. prototype prefiguratie zelfst. naamw. prototype schoolvoorbeeld zelfst. naamw. protrombine bloedstollingsfactor zelfst. naamw. protrusie uitpuiling zelfst. naamw. protsend schreeuwerig overig. protsend protserig overig. protsend opschepperig overig. protserig overladen bijv. naamw. protserig schreeuwerig bijv. naamw. protserig protsend bijv. naamw. protserig opschepperig bijv. naamw. protserig opzichtig bijv. naamw. proviand eten zelfst. naamw. proviand voeding zelfst. naamw. proviand voedsel zelfst. naamw. proviand spijs zelfst. naamw. proviand eetwaren zelfst. naamw. provianderen uitrusten werkwoord provinciaal plattelands bijv. naamw. provinciaal boer zelfst. naamw. provinciaal bekrompen zelfst. naamw. provinciaal gewestelijk zelfst. naamw. provincialen boeren zelfst. naamw. provincie departement zelfst. naamw. provincie gebied zelfst. naamw. provincie gewest zelfst. naamw. provincie platteland zelfst. naamw. provincie rayon zelfst. naamw. provincie ressort zelfst. naamw. provincie rijksonderdeel zelfst. naamw. provincie rechtsgebied zelfst. naamw. provisie commissie zelfst. naamw. provisie maatregel zelfst. naamw. provisie makelaarsprovisie zelfst. naamw. provisiekamer voorraadkamer zelfst. naamw. provisiekamer voorraadplaats zelfst. naamw. provisiekamer magazijn zelfst. naamw. provisioneel provisorisch overig. provisorisch tijdelijk bijv. naamw. provisorisch provisioneel bijv. naamw. provisorisch zolang bijv. naamw. provisorisch voorlopig bijv. naamw. provisorisch voorbijgaand bijv. naamw. provisorisch tussentijds bijv. naamw. provisorisch temporeel bijv. naamw. provisorisch kortstondig bijv. naamw. provisorisch aards bijv. naamw. provocateur aanstichter zelfst. naamw. provocatie opruiing zelfst. naamw. provocatie tarting zelfst. naamw. provocatie uitlokking zelfst. naamw. provoceren ophitsen werkwoord provoceren tarten werkwoord provoceren uitlokken werkwoord provoceren uitdagen werkwoord provoceren instigeren werkwoord provocerend uitdagend bijv. naamw. proza alledaagsheid zelfst. naamw. proza novelle zelfst. naamw. prozaïsch zakelijk overig. prozaïsch nuchter overig. prudent verstandig bijv. naamw. pruik haardos zelfst. naamw. pruik haarstukje zelfst. naamw. pruikenbol pruik zelfst. naamw. pruilen bokken werkwoord pruilen dreinen werkwoord pruilen bouderen werkwoord pruilend misnoegd bijv. naamw. pruillip pruilmond overig. pruilmond pruillip overig. pruimen kauwen werkwoord pruimen lusten werkwoord pruimen schransen werkwoord pruimen schransen overig. Pruis Pruisisch overig. Pruisisch Pruis overig. prul lammeling zelfst. naamw. prul lor zelfst. naamw. prul kruk zelfst. naamw. prul broddelaar zelfst. naamw. prul vodje zelfst. naamw. prul vod zelfst. naamw. prul lap zelfst. naamw. prul homp zelfst. naamw. prul flard zelfst. naamw. prul vaatdoek zelfst. naamw. prul strowis zelfst. naamw. prul stofdoek zelfst. naamw. prul plumeau zelfst. naamw. prul bosje zelfst. naamw. pruldichter potaster zelfst. naamw. prulgeschrift krabbel overig. prulgeschrift hanenpoten overig. prulgeschrift gekrabbel overig. prulgeschrift gekladder overig. prullaria dingetjes zelfst. naamw. prullaria junk zelfst. naamw. prullaria kitsch zelfst. naamw. prullaria rommel zelfst. naamw. prullaria romm zelfst. naamw. prullaria clichékunst zelfst. naamw. prullen prullaria zelfst. naamw. prullenbak prullenmand zelfst. naamw. Prullenbak Container zelfst. naamw. prullenmand prullenbak zelfst. naamw. prulletjes snuisterijen overig. prullig knullig bijv. naamw. prulschrijver scribent zelfst. naamw. prulwerk rommel overig. prurigineus jeukend zelfst. naamw. pruritus jeuk zelfst. naamw. prut bagger zelfst. naamw. prut brij zelfst. naamw. prut koffiedik zelfst. naamw. prut modder zelfst. naamw. prut smurrie zelfst. naamw. prut drek zelfst. naamw. prut slik zelfst. naamw. prut slijk zelfst. naamw. prut slib zelfst. naamw. prut drab zelfst. naamw. prutsen broddelen werkwoord prutsen knutselen werkwoord prutsen rommelen werkwoord prutsen aanmodderen werkwoord prutsen stuntelen werkwoord prutsen knoeien werkwoord prutsen klunzen werkwoord prutsen klungelen werkwoord prutsen fröbelen werkwoord prutser beunhaas zelfst. naamw. prutser frutselaar zelfst. naamw. prutser kruk zelfst. naamw. prutser sukkel zelfst. naamw. prutser knoeier zelfst. naamw. prutswerk gestuntel zelfst. naamw. prutswerk knutselwerk zelfst. naamw. prutswerk knoeiwerk zelfst. naamw. prutswerk kladwerk zelfst. naamw. prutswerk broddelwerk zelfst. naamw. pruttelen borrelen werkwoord pruttelen brommen werkwoord pruttelen morren werkwoord pruttelen mopperen werkwoord pruttelen klagen werkwoord pruttelen kankeren werkwoord pruttelen sudderen werkwoord pruttelen stoffen werkwoord pruttelen smoren werkwoord pruttig slijkerig overig. pruttig slibberig overig. pruttig slibachtig overig. pruttig modderig overig. pruttig drassig overig. pruttig drabbig overig. pruttig baggerig overig. ps postscriptum zelfst. naamw. psalm hymne zelfst. naamw. psalmen kerkliederen overig. pseudo- zogenaamde overig. pseudo- quasi overig. pseudo- kwasi overig. pseudodictamnus ballota overig. pseudodictamnus ballota overig. pseudodictamnus ballota overig. pseudoniem schuilnaam zelfst. naamw. pseudoniem alias zelfst. naamw. pseudoniem deknaam overig. pseudoniemen schuilnamen overig. pseudoniemen aliassen overig. pseudotumor schijngezwel zelfst. naamw. psoriasis schubziekte zelfst. naamw. psyche binnenste zelfst. naamw. psyche geest zelfst. naamw. psyche innerlijk zelfst. naamw. psychedelisch geestverruimend overig. psychiater zenuwarts zelfst. naamw. psychisch psychische bijv. naamw. psychisch geestelijk bijv. naamw. psychische psychisch bijv. naamw. psychische geestelijk bijv. naamw. psychoanalitica psychoanalyticus overig. psychoanalyticus psychoanalitica overig. psycholoog orthopedagoog overig. ptosis verzakking zelfst. naamw. puber melkmuil zelfst. naamw. puberteit rijpheid zelfst. naamw. publicatie afkondiging zelfst. naamw. publicatie artikel zelfst. naamw. publicatie editie zelfst. naamw. publicatie openbaarmaking zelfst. naamw. publicatie plakkaat zelfst. naamw. publicatie publikatie zelfst. naamw. publicatie stuk zelfst. naamw. publicatie uitgave zelfst. naamw. publicatie uitgifte zelfst. naamw. publicatie proclamatie zelfst. naamw. publicatie bekendmaking zelfst. naamw. publiceren afkondigen werkwoord publiceren openbaar maken werkwoord publiceren openbaren werkwoord publiceren uitbrengen werkwoord publiceren uitgeven zelfst. naamw. publicist columnist zelfst. naamw. publiciteit bekendheid zelfst. naamw. publiciteit openbaarmaking zelfst. naamw. publiciteit toename zelfst. naamw. publiek algemeen bijv. naamw. publiek bekend bijv. naamw. publiek openbaar bijv. naamw. publiek overheids- bijv. naamw. publiek gehoor zelfst. naamw. publiek kijkers zelfst. naamw. publiek massa zelfst. naamw. publiekelijk publiek bijv. naamw. publiekelijk openbaar bijv. naamw. publiekelijk openlijk bijv. naamw. publikatie publicatie zelfst. naamw. publikatie uitgifte zelfst. naamw. publikatie uitgave zelfst. naamw. pudding vla zelfst. naamw. pueriel flauw bijv. naamw. pueriel kinderlijk bijv. naamw. puerperium kraambed zelfst. naamw. puf daadkracht zelfst. naamw. puf fut zelfst. naamw. puf werklust zelfst. naamw. puf momentum zelfst. naamw. puf kracht zelfst. naamw. puf esprit zelfst. naamw. puf energie zelfst. naamw. puf aandrift zelfst. naamw. puffen blazen werkwoord puffen hijgen werkwoord puffen paffen werkwoord puffen ploffen werkwoord pugilist bokser zelfst. naamw. pui bordes zelfst. naamw. pui façade zelfst. naamw. pui front zelfst. naamw. pui gevel zelfst. naamw. pui voorgevel zelfst. naamw. pui voorkant zelfst. naamw. pui voorzijde zelfst. naamw. pui voorgev zelfst. naamw. pui gev zelfst. naamw. pui faça zelfst. naamw. puik fantastisch bijv. naamw. puik fenomenaal bijv. naamw. puik geweldig bijv. naamw. puik groots bijv. naamw. puik lekker bijv. naamw. puik bloem zelfst. naamw. puik best zelfst. naamw. puik voortreffelijk bijv. naamw. puik patent bijv. naamw. puik fijn bijv. naamw. puik uitstekend bijv. naamw. puik uitnemend bijv. naamw. puik uitmuntend bijv. naamw. puik uitgezocht bijv. naamw. puik uitgelezen bijv. naamw. puik superbe bijv. naamw. puik subliem bijv. naamw. puik excellent bijv. naamw. puik briljant bijv. naamw. puikje allerbeste zelfst. naamw. puikje puik zelfst. naamw. puikje room zelfst. naamw. puikje crème zelfst. naamw. puilen bollen werkwoord puilen uitpuilen werkwoord puin gruis zelfst. naamw. puin metselspecie zelfst. naamw. puin steengruis zelfst. naamw. puin steenslag zelfst. naamw. puin split zelfst. naamw. puin mort zelfst. naamw. puin macadam zelfst. naamw. puin bik zelfst. naamw. puin specie zelfst. naamw. puinhoop bende zelfst. naamw. puinhoop bouwval zelfst. naamw. puinhoop chaos zelfst. naamw. puinhoop rommel zelfst. naamw. puinhoop rotzooi zelfst. naamw. puinhoop troep zelfst. naamw. puinhoop zooi zelfst. naamw. puinhoop zootje zelfst. naamw. puinhoop romm zelfst. naamw. puinhoop puinzooi zelfst. naamw. puinhoop wanordelijkheid zelfst. naamw. puinhoop wanorde zelfst. naamw. puinhoop regelloosheid zelfst. naamw. puinhoop keet zelfst. naamw. puinhoop heksenket zelfst. naamw. puinhopen verwoesting zelfst. naamw. puinzooi zootje overig. puinzooi zooi overig. puinzooi troep overig. puinzooi rotzooi overig. puinzooi romm overig. puinzooi puinhoop overig. puinzooi bende overig. puist acne zelfst. naamw. puist gezwel zelfst. naamw. puist pukkel zelfst. naamw. puistje steenpuist zelfst. naamw. puistje pukkel zelfst. naamw. puistje mee-eter zelfst. naamw. puistje bultje zelfst. naamw. puistje bobbeltje zelfst. naamw. puistjes puist zelfst. naamw. puistjes uitslag zelfst. naamw. puitaal modderkruiper overig. pukkel bobbel zelfst. naamw. pukkel puist zelfst. naamw. pukkel puistje zelfst. naamw. pukkel zwelling zelfst. naamw. pukkel opzetting zelfst. naamw. pukkel bult zelfst. naamw. pukkel buil zelfst. naamw. pukkel bolling zelfst. naamw. pukkel mee-eter zelfst. naamw. pukkel steenpuist zelfst. naamw. pukkel bultje zelfst. naamw. pukkel bobbeltje zelfst. naamw. pukkel rugtas overig. pul bierfles zelfst. naamw. pul bierglas zelfst. naamw. pul kruik zelfst. naamw. pul mok zelfst. naamw. pul vaas zelfst. naamw. pul drinkbeker zelfst. naamw. pul beker zelfst. naamw. pulken friemelen werkwoord pulken peuteren werkwoord pull pull-over zelfst. naamw. pull-over pull zelfst. naamw. pull-over pullover zelfst. naamw. pull-over trui zelfst. naamw. pulli skitrui overig. pullover pull-over zelfst. naamw. pullover jumper zelfst. naamw. pulp brij zelfst. naamw. pulp houtbrij zelfst. naamw. pulp houtpap zelfst. naamw. pulp rommel zelfst. naamw. pulp moes zelfst. naamw. pulp pap overig. pulsatie klopping zelfst. naamw. pulseren golven werkwoord pulseren kloppen werkwoord pulver buskruit zelfst. naamw. pulver gruis zelfst. naamw. pulverig los bijv. naamw. pulverig mul bijv. naamw. pulverig rul bijv. naamw. pulveriseren fijnmalen werkwoord pumm vleg overig. pumm lumm overig. pumm kink overig. pummel kinkel zelfst. naamw. pummel vlegel zelfst. naamw. punaise pin zelfst. naamw. punctie punctuur zelfst. naamw. punctie prik zelfst. naamw. punctualiteit precisie zelfst. naamw. punctuatie interpunctie overig. punctueel exact bijv. naamw. punctueel precies bijv. naamw. punctueel stipt bijv. naamw. punctueel strikt bijv. naamw. punctueel secuur bijv. naamw. punctueel scherp bijv. naamw. punctueel prompt bijv. naamw. punctueel nauwkeurig bijv. naamw. punctueel nauwgezet bijv. naamw. punctueel minutieus bijv. naamw. punctueel juist bijv. naamw. punctueel accuraat bijv. naamw. punctuur gat zelfst. naamw. punctuur prik zelfst. naamw. punk punker zelfst. naamw. punker punk zelfst. naamw. punniken friemelen werkwoord punniken haken werkwoord punt aangelegenheid zelfst. naamw. punt beoordelingscijfer zelfst. naamw. punt cijfer zelfst. naamw. punt hoek zelfst. naamw. punt issue zelfst. naamw. punt moment zelfst. naamw. punt nummer zelfst. naamw. punt piek zelfst. naamw. punt plaats zelfst. naamw. punt spikkel zelfst. naamw. punt uiteinde zelfst. naamw. punt kwestie zelfst. naamw. punt topje zelfst. naamw. punt top zelfst. naamw. punt tip zelfst. naamw. punt spits zelfst. naamw. punt neus zelfst. naamw. punt stip zelfst. naamw. punt oog zelfst. naamw. punt tuit zelfst. naamw. punt snoet zelfst. naamw. punt snavel zelfst. naamw. puntbroodje wittebrood overig. puntdicht epigram zelfst. naamw. puntdicht satire zelfst. naamw. puntdicht hekelvers zelfst. naamw. puntdicht hekelschrift zelfst. naamw. puntdicht hekeling zelfst. naamw. puntdicht hekeldicht zelfst. naamw. punten aanpunten werkwoord punten bijknippen werkwoord punten kiemen werkwoord punten slijpen werkwoord puntgaaf gaaf bijv. naamw. puntgaaf onaangetast bijv. naamw. puntig scherp bijv. naamw. puntig spits bijv. naamw. puntig spitsvormig bijv. naamw. puntig geestig bijv. naamw. puntig toegespitst bijv. naamw. puntig spitsig bijv. naamw. puntigheid spitsheid zelfst. naamw. puntigheid scherpte zelfst. naamw. puntigheid scherpheid zelfst. naamw. puntje broodje zelfst. naamw. puntje stip zelfst. naamw. puntje tip zelfst. naamw. puntje kadetje zelfst. naamw. puntkomma kommapunt overig. puntzak zak zelfst. naamw. pupil beschermeling zelfst. naamw. pupil jeugdlid zelfst. naamw. pupil jongmaat zelfst. naamw. pupil oogpupil zelfst. naamw. pupil pleegkind zelfst. naamw. pupil maatje zelfst. naamw. pupil leerknecht zelfst. naamw. pupildilatatie pupilverwijding zelfst. naamw. pupillen scholieren zelfst. naamw. pupillen leerlingen zelfst. naamw. pupilverwijder mydriaticum zelfst. naamw. pupilverwijding pupildilatatie zelfst. naamw. puppie hondje zelfst. naamw. pure zuivere bijv. naamw. puree brij zelfst. naamw. puree moes zelfst. naamw. purgeermiddel laxatief zelfst. naamw. purgeermiddel laxeermiddel zelfst. naamw. purgeermiddelen laxeermiddelen overig. purgeren laxeren werkwoord purgerend laxerend overig. purificatie zuivering zelfst. naamw. puristisch calvinistisch bijv. naamw. puristisch puriteins bijv. naamw. puritein puriteins overig. puriteins godsdienstig bijv. naamw. puriteins leerstellig bijv. naamw. puriteins puritein bijv. naamw. purper paars bijv. naamw. purper pimpelpaars bijv. naamw. purper purperen bijv. naamw. purperen purper werkwoord purulent etterig bijv. naamw. pus etter zelfst. naamw. pushen aanbevelen werkwoord pushen aansporen werkwoord pushen dealen werkwoord put afvoerput zelfst. naamw. put boorput zelfst. naamw. put bouwput zelfst. naamw. put kuil zelfst. naamw. put waterput zelfst. naamw. put wel zelfst. naamw. put bron zelfst. naamw. putemmer aker zelfst. naamw. putjes snel overig. puts schepvat overig. putsch coup zelfst. naamw. putsch staatsgreep zelfst. naamw. Putten ontlenen werkwoord Putten ophalen werkwoord putten waterputten zelfst. naamw. puur echt bijv. naamw. puur klinkklaar bijv. naamw. puur maagdelijk bijv. naamw. puur ongerept bijv. naamw. puur onvermengd bijv. naamw. puur zuiver bijv. naamw. puur alleen bijv. naamw. puur door en door bijv. naamw. puur sec bijv. naamw. puur ronduit bijv. naamw. puur regelrecht bijv. naamw. puur gewoonweg bijv. naamw. puur rein bijv. naamw. puur onschuldig bijv. naamw. puur onbevlekt bijv. naamw. puur kuis bijv. naamw. puur virginaal bijv. naamw. puur onaangeraakt bijv. naamw. puur gaaf bijv. naamw. puzz probleem overig. puzz hersenbreker overig. puzzel cryptogram zelfst. naamw. puzzel hersenbreker zelfst. naamw. puzzel moeilijkheid zelfst. naamw. puzzel raadsel overig. puzzel raadsel overig. puzzel raadsel overig. pyelitis nierbekkenontsteking zelfst. naamw. pyjama nachtgoed zelfst. naamw. pyjama pyjama`s zelfst. naamw. pyjama`s pyjama overig. pyloon boortoren zelfst. naamw. pyloon gedenkzuil zelfst. naamw. pyloon toren zelfst. naamw. pylorus maaguitgang zelfst. naamw. pyogeen etterverwekkend zelfst. naamw. pyrexie koorts zelfst. naamw. pyriet zwavelkies overig. pyrogeen koortsverwekkend bijv. naamw. pyromaan brandstichter zelfst. naamw. pyrosis maagzuur zelfst. naamw. qua wat betreft overig. quadrilateral Soort van vierkant schuin zelfst. naamw. quaestor penningmeester zelfst. naamw. quaker kwaker zelfst. naamw. qualitatief kwalitatief overig. quantum kwantum zelfst. naamw. quarantaine afzondering zelfst. naamw. quartair kwartair overig. quasi gespeeld bijv. naamw. quasi zogenaamde bijv. naamw. quasi kwansuit bijv. naamw. quasi pseudo- bijv. naamw. quasi kwasi bijv. naamw. quaternair viertallig bijv. naamw. quatsch geklets overig. quatsch kletspraat overig. quatsch klets overig. queue file zelfst. naamw. queue rij zelfst. naamw. quintessens kwintessens overig. quiz kwis overig. quizmaster spellei overig. quota contingent zelfst. naamw. quota quotum zelfst. naamw. quote citaat overig. quote aanhaling overig. quotum quota overig. quotum contingent overig. ra voelspriet overig. ra antenne overig. ra mast overig. raad adviescollege zelfst. naamw. raad adviesraad zelfst. naamw. raad oplossing zelfst. naamw. raad raadgeving zelfst. naamw. raad advies zelfst. naamw. raad richtlijn zelfst. naamw. raadgeefster raadsvrouw overig. raadgeefster raadslid overig. raadgevend adviserend bijv. naamw. raadgever adviseur zelfst. naamw. raadgever consulent zelfst. naamw. raadgever raadsman zelfst. naamw. raadgeving advies zelfst. naamw. raadgeving raad zelfst. naamw. raadhuis gemeentehuis zelfst. naamw. raadhuis stadhuis zelfst. naamw. raadplegen bestuderen werkwoord raadplegen consulteren werkwoord raadpleging consult zelfst. naamw. raadpleging consultatie zelfst. naamw. raadsbesluit besluit zelfst. naamw. raadsbesluit besluiten zelfst. naamw. raadsbesluit beslissing zelfst. naamw. raadsel enigma zelfst. naamw. raadsel geheimtaal zelfst. naamw. raadsel vraagstuk zelfst. naamw. raadsel puzzel overig. raadsel puzzel overig. raadsel puzzel overig. raadselachtig duister bijv. naamw. raadselachtig mysterieus bijv. naamw. raadselachtig enigmatisch bijv. naamw. raadselachtig geheimzinnig bijv. naamw. raadselachtig onduidelijk bijv. naamw. raadselachtig gesluierd bijv. naamw. raadsheer loper zelfst. naamw. raadslid gemeenteraadslid overig. raadslid raadsvrouw overig. raadslid raadgeefster overig. raadsman adviseur zelfst. naamw. raadsman mentor zelfst. naamw. raadsman patroon zelfst. naamw. raadsman pleiter zelfst. naamw. raadsman raadgever zelfst. naamw. raadsman consulent zelfst. naamw. raadsman verdediger zelfst. naamw. raadsman pleitbezorger zelfst. naamw. raadsman jurist zelfst. naamw. raadsman advocaat zelfst. naamw. raadsvrouw raadslid overig. raadsvrouw raadgeefster overig. raadzaam aanbevelenswaardig bijv. naamw. raadzaam verstandig bijv. naamw. raadzaam zinnig bijv. naamw. raadzaam wijselijk bijv. naamw. raadzaam wijs bijv. naamw. raadzaam pienter bijv. naamw. raadzaam nadenkend bijv. naamw. raadzaam doordacht bijv. naamw. raadzaam correct bijv. naamw. raadzaam bedachtzaam bijv. naamw. raadzaam weldenkend bijv. naamw. raak adrem bijv. naamw. raak kernachtig bijv. naamw. raak treffend bijv. naamw. raak doeltreffend bijv. naamw. raak juist bijv. naamw. raak snedig bijv. naamw. raak gevat bijv. naamw. raak bijdehand bijv. naamw. raakpunt raakvlak overig. raakpunt aanrakingspunt overig. raakschot treffer overig. raakschot hit overig. raakvlak aanrakingspunt zelfst. naamw. raakvlak raakpunt zelfst. naamw. raam glas zelfst. naamw. raam kader zelfst. naamw. raam kozijn zelfst. naamw. raam lijst zelfst. naamw. raam omlijsting zelfst. naamw. raam raming zelfst. naamw. raam vensterglas zelfst. naamw. raam vensterruit zelfst. naamw. raam rand zelfst. naamw. raam ruit zelfst. naamw. raam venster zelfst. naamw. raambiljet plakkaat zelfst. naamw. raamwerk chassis zelfst. naamw. raamwerk frame zelfst. naamw. raamwerk geraamte zelfst. naamw. raamwerk kader zelfst. naamw. raamwerk lijstwerk zelfst. naamw. raamwerk raam zelfst. naamw. raamwerk skelet zelfst. naamw. raap knolraap zelfst. naamw. raapzaad koolzaad overig. raar draaierig bijv. naamw. raar mal bijv. naamw. raar vreemd bijv. naamw. raar zeldzaam bijv. naamw. raar gek bijv. naamw. raar vaag bijv. naamw. raar anders bijv. naamw. raar idioot bijv. naamw. raar wonderlijk bijv. naamw. raar vreemdsoortig bijv. naamw. raar eigenaardig bijv. naamw. raar komiek bijv. naamw. raar grappig bijv. naamw. raar zelden bijv. naamw. raar uniek bijv. naamw. raar uitzonderlijk bijv. naamw. raar schaars bijv. naamw. raar ongewoon bijv. naamw. raar ongemeen bijv. naamw. raar merkwaardig bijv. naamw. raaskallen bazelen werkwoord raaskallen fantaseren werkwoord raaskallen razen werkwoord raaskallen uit de nek lullen werkwoord raaskallen uit de nekharen lullen werkwoord raaskallen kletsen werkwoord raaskallen ijlen werkwoord raat honingraat zelfst. naamw. rabat korting zelfst. naamw. rabauwen schurken overig. rabauwen boeven overig. rabbi rabbijn zelfst. naamw. rabbijn rabbi zelfst. naamw. rabiës hondsdolheid overig. race wedloop zelfst. naamw. race wedstrijd zelfst. naamw. race wedren zelfst. naamw. race hardloperij zelfst. naamw. racen jakkeren werkwoord racen motorracen werkwoord racen pezen werkwoord racen razen werkwoord racen rennen werkwoord racen scheuren werkwoord racen hollen werkwoord racisme rassenhaat zelfst. naamw. racisme rassenideologie zelfst. naamw. racisme cultuurbotsing overig. racist rassenhater overig. racket vechtjas overig. racket vechter overig. racket trommelstok overig. racket slaghout overig. racket rapier overig. racket degen overig. rad bijdehand bijv. naamw. rad molenrad zelfst. naamw. rad tandwiel zelfst. naamw. rad wagenwiel zelfst. naamw. rad glad zelfst. naamw. rad waterrad zelfst. naamw. rad scheprad zelfst. naamw. rad wiel zelfst. naamw. radbraken folteren werkwoord radbraken verknoeien werkwoord raddraaier opruier zelfst. naamw. raddraaier raddraaister zelfst. naamw. raddraaier belham zelfst. naamw. raddraaister raddraaier overig. raddraaister belham overig. radeloos desperaat bijv. naamw. radeloos wanhopig bijv. naamw. radeloos vertwijfeld bijv. naamw. radeloosheid ontreddering zelfst. naamw. radeloosheid paniek zelfst. naamw. radeloosheid wanhoop zelfst. naamw. radeloosheid vertwijfeling zelfst. naamw. raden aanraden werkwoord raden gissen werkwoord raden gokken werkwoord raden ontsluieren werkwoord raden suggereren werkwoord raden ingeven werkwoord raden adviseren werkwoord raden gissen overig. raderblad patroon zelfst. naamw. raderbladen patronen zelfst. naamw. raderwerk loopwerk zelfst. naamw. raderwerk mechaniek zelfst. naamw. radiaal straalsgewijs bijv. naamw. radiaal straalvormig bijv. naamw. radiaal radiair bijv. naamw. radiair straalvormig overig. radiair straalsgewijs overig. radiair radiaal overig. radiateur radiator zelfst. naamw. radiateur koelmant zelfst. naamw. radiatie straling zelfst. naamw. radiatie uitstraling zelfst. naamw. radiator radiateur zelfst. naamw. radiator koelmant zelfst. naamw. radicaal extreem bijv. naamw. radicaal extremistisch bijv. naamw. radicaal progressief bijv. naamw. radicaal volkomen bijv. naamw. radicaal extremist zelfst. naamw. radicaal drastisch zelfst. naamw. radicaal radikaal bijv. naamw. radicale extremistische overig. radijs rammenas overig. radikaal volkomen overig. radikaal radicaal overig. radio omroep zelfst. naamw. radio ontvangtoestel zelfst. naamw. radio radioprogramma zelfst. naamw. radio radiotoestel zelfst. naamw. radio telefonie zelfst. naamw. radio uitzending zelfst. naamw. radio tv-distributie zelfst. naamw. radio-en tvgids omroepblad overig. radio-uitzending programma zelfst. naamw. radio-uitzending uitzending zelfst. naamw. radiojock discjockey overig. radiojock DJ overig. radioluisteraar luistervink overig. radiomast zendmast overig. radioprogramma radio zelfst. naamw. radioprogramma uitzending zelfst. naamw. radiostation stations zelfst. naamw. radiostation zender zelfst. naamw. radiostation zendstation zelfst. naamw. radiostation zen zelfst. naamw. radiotelegrafist marconist overig. radiotherapie bestraling zelfst. naamw. radiotoestel radio zelfst. naamw. rafel flard zelfst. naamw. rafelen pluizen werkwoord raffinement leepheid overig. raffinement geraffineerdheid overig. raffinement verfijndheid overig. raffineren zuiveren werkwoord rag spinrag zelfst. naamw. rag web zelfst. naamw. ragade scheurtje zelfst. naamw. ragdun flinterdun bijv. naamw. rage bevlieging zelfst. naamw. rage mode zelfst. naamw. raggen ravotten werkwoord raid invasie zelfst. naamw. raid razzia zelfst. naamw. rail spoorstaaf overig. rail spoorstaaf overig. rail spoorstaaf overig. railing balustrade zelfst. naamw. railing wegmarkering zelfst. naamw. railing leuning zelfst. naamw. railing balustra zelfst. naamw. railing wegbebakening zelfst. naamw. railing verkeersstrepen zelfst. naamw. railing kilometerpaaltjes zelfst. naamw. rails spoor zelfst. naamw. rails spoorweg zelfst. naamw. rails spoorbaan zelfst. naamw. rails baan zelfst. naamw. rakelings ternauwernood bijv. naamw. raken aangaan werkwoord raken aanraken werkwoord raken beïnvloeden werkwoord raken beroeren werkwoord raken betreffen werkwoord raken grenzen werkwoord raken meeslepen werkwoord raken ontroeren werkwoord raken terechtkomen werkwoord raken treffen zelfst. naamw. raken toucheren werkwoord raken aankomen werkwoord raket bom zelfst. naamw. raket ruimteschip zelfst. naamw. raket vuurpijl zelfst. naamw. rakker boef zelfst. naamw. rakker deugniet zelfst. naamw. rakker jongen zelfst. naamw. rakker stinkerd zelfst. naamw. rakker snaak zelfst. naamw. rakker guit zelfst. naamw. rakkers jongens overig. rally sterrit zelfst. naamw. ram Aries zelfst. naamw. ramen begroten werkwoord ramen berekenen werkwoord ramen schatten werkwoord ramen taxeren werkwoord ramen beramen werkwoord raming begroting zelfst. naamw. raming taxatie zelfst. naamw. raming waardeschatting zelfst. naamw. raming waardebepaling zelfst. naamw. raming schatting zelfst. naamw. rammelaar hertebok zelfst. naamw. rammelaar kinderspeeltje zelfst. naamw. rammelen klepperen werkwoord rammelen kletteren werkwoord rammelen knorren werkwoord rammelen niet deugen werkwoord rammelen schudden werkwoord rammen aanrijden werkwoord rammen aanvaren werkwoord rammen beuken werkwoord rammen bonken werkwoord rammen stompen werkwoord rammen hengsten werkwoord rammen slaan werkwoord rammen hameren werkwoord rammenas radijs overig. ramp beproeving zelfst. naamw. ramp catastrofe zelfst. naamw. ramp onheil zelfst. naamw. ramp onheilsdreiging zelfst. naamw. ramp rampspoed zelfst. naamw. ramp tegenspoed zelfst. naamw. ramp crime zelfst. naamw. ramp terugslag zelfst. naamw. ramp tegenslag zelfst. naamw. ramp pech zelfst. naamw. ramp onspoed zelfst. naamw. ramp ongeluk zelfst. naamw. ramp moeilijkheden zelfst. naamw. ramp malheur zelfst. naamw. ramp ellende zelfst. naamw. ramp terugslagen zelfst. naamw. ramp gevaar zelfst. naamw. rampen kwellingen zelfst. naamw. rampen verschrikkingen zelfst. naamw. rampen plagen zelfst. naamw. rampetamper penis overig. rampspoed calamiteit zelfst. naamw. rampspoed onheil zelfst. naamw. rampspoed ramp zelfst. naamw. rampspoed tegenslag zelfst. naamw. rampspoed tegenspoed zelfst. naamw. rampspoed terugslag zelfst. naamw. rampspoed pech zelfst. naamw. rampspoed onspoed zelfst. naamw. rampspoed ongeluk zelfst. naamw. rampspoed moeilijkheden zelfst. naamw. rampspoed malheur zelfst. naamw. rampspoed ellende zelfst. naamw. rampspoed terugslagen zelfst. naamw. rampspoedig desastreus bijv. naamw. rampspoedig heilloos bijv. naamw. rampspoedig noodlottig bijv. naamw. rampspoedig rampzalig bijv. naamw. rampspoedig catastrofaal bijv. naamw. rampzalig armzalig bijv. naamw. rampzalig catastrofaal bijv. naamw. rampzalig ellendig bijv. naamw. rampzalig erbarmelijk bijv. naamw. rampzalig funest bijv. naamw. rampzalig noodlottig bijv. naamw. rampzalig ongelukkig bijv. naamw. rampzalig tragisch bijv. naamw. rampzalig erg bijv. naamw. rampzalig deerniswekkend bijv. naamw. rampzalig bar bijv. naamw. rampzalig rampspoedig bijv. naamw. rampzalig fnuikend bijv. naamw. rampzalig fataal bijv. naamw. rampzalig desastreus bijv. naamw. rampzalig desastreus bijv. naamw. rampzalig desastreus bijv. naamw. rampzaligheid noodlottigheid zelfst. naamw. ramsj uitschot overig. ramsj ongeregelgoederen overig. rancune haat zelfst. naamw. rancune haatdragendheid zelfst. naamw. rancuneus haatdragend bijv. naamw. rancuneus wraakzuchtig bijv. naamw. rancuneus onverzoenlijk bijv. naamw. rand boord zelfst. naamw. rand grens zelfst. naamw. rand kader zelfst. naamw. rand omlijsting zelfst. naamw. rand omranding zelfst. naamw. rand richel zelfst. naamw. rand zijkant zelfst. naamw. rand zoom zelfst. naamw. rand lijst zelfst. naamw. rand raam zelfst. naamw. rand kant zelfst. naamw. rand boordsel zelfst. naamw. rand aanval zelfst. naamw. randen kanten zelfst. naamw. randen richels zelfst. naamw. randgebied grensgebied zelfst. naamw. randgebied zelfkant zelfst. naamw. randgemeente voorstad zelfst. naamw. random willekeurig overig. rang gelid zelfst. naamw. rang klasse zelfst. naamw. rang orde zelfst. naamw. rang rangorde zelfst. naamw. rang volgorde zelfst. naamw. rang hiërarchie zelfst. naamw. rang stand zelfst. naamw. rang slag zelfst. naamw. rang klas zelfst. naamw. rang meerdere zelfst. naamw. rang lading zelfst. naamw. rang ambt zelfst. naamw. range reikwijdte zelfst. naamw. range verspreidingsgebied zelfst. naamw. range draagwijdte zelfst. naamw. range bereik zelfst. naamw. rangeren sorteren werkwoord rangeren manoeuvreren werkwoord rangeren uitzoeken werkwoord rangeren schiften werkwoord rangeren ordenen werkwoord rangnummer cijfer zelfst. naamw. rangorde hiërarchie zelfst. naamw. rangorde rang zelfst. naamw. rangorde volgorde zelfst. naamw. rangorde gelid zelfst. naamw. rangordenen rangschikken werkwoord rangschikken classificeren werkwoord rangschikken groeperen werkwoord rangschikken indelen werkwoord rangschikken ordenen werkwoord rangschikken rangordenen werkwoord rangschikken rangschikking zelfst. naamw. rangschikking arrangement zelfst. naamw. rangschikking indeling zelfst. naamw. rangschikking opstelling zelfst. naamw. rangschikking ordening zelfst. naamw. rangschikking rangschikken zelfst. naamw. rangschikking schikking zelfst. naamw. rangschikking classificatie zelfst. naamw. ranja sinaasappellimonade overig. rank fijngebouwd bijv. naamw. rank wankel bijv. naamw. rank loot zelfst. naamw. rank uitloper zelfst. naamw. rank wankelend zelfst. naamw. rank wankelbaar zelfst. naamw. rank onvast zelfst. naamw. rank los zelfst. naamw. rank mager zelfst. naamw. rank ranken zelfst. naamw. rank tenger zelfst. naamw. rank slank zelfst. naamw. rank fijn zelfst. naamw. rank dun zelfst. naamw. rank maairijp zelfst. naamw. rank goedgebouwd zelfst. naamw. rank flink zelfst. naamw. rank bevallig zelfst. naamw. ranken rank werkwoord rankheid slankheid zelfst. naamw. ranonkel boterbloem overig. rans ranzig bijv. naamw. rans knapzak bijv. naamw. ransaap smeerlap overig. ransel klappen zelfst. naamw. ransel knapzak zelfst. naamw. ransel rugzak zelfst. naamw. ransuil uil zelfst. naamw. rantsoen noodrantsoen zelfst. naamw. rantsoeneren distribueren werkwoord rantsoeneren exploiteren werkwoord rantsoeneren beheren werkwoord rantsoenering distributie zelfst. naamw. ranzig bedorven bijv. naamw. ranzig goor bijv. naamw. ranzig morsig bijv. naamw. ranzig vunzig bijv. naamw. ranzig voddig bijv. naamw. ranzig viezig bijv. naamw. ranzig slonzig bijv. naamw. ranzig slodderig bijv. naamw. ranzig haveloos bijv. naamw. ranzig vuil bijv. naamw. ranzig vies bijv. naamw. ranzig smerig bijv. naamw. ranzig slordig bijv. naamw. ranzig weerzinwekkend bijv. naamw. ranzig walgelijk bijv. naamw. ranzig stuitend bijv. naamw. ranzig onverkwikkelijk bijv. naamw. rap vingervlug bijv. naamw. rap vlug bijv. naamw. rap actief bijv. naamw. rap gauw bijv. naamw. rap rad bijv. naamw. rap snel bijv. naamw. rap wakker bijv. naamw. rap vief bijv. naamw. rap tierig bijv. naamw. rap opgewekt bijv. naamw. rap levendig bijv. naamw. rap kwiek bijv. naamw. rap kras bijv. naamw. rap druk bijv. naamw. rap vlot bijv. naamw. rapaille geboefte zelfst. naamw. rapaille schorem zelfst. naamw. rapaille schorremorrie zelfst. naamw. rapaille uitschot zelfst. naamw. rapaille plebs zelfst. naamw. rapaille grauw zelfst. naamw. rapaille gepeupel zelfst. naamw. rapen bijeengaren werkwoord rapen oppakken werkwoord rapheid snelheid zelfst. naamw. rapheid vlugheid zelfst. naamw. rapheid vaart zelfst. naamw. rapheid spoed zelfst. naamw. rapheid gezwindheid zelfst. naamw. rapheid vlotheid zelfst. naamw. rapheid tempo zelfst. naamw. rapheid schielijkheid zelfst. naamw. rapheid rapiditeit zelfst. naamw. rapiditeit vlugheid overig. rapiditeit vlotheid overig. rapiditeit vaart overig. rapiditeit tempo overig. rapiditeit snelheid overig. rapiditeit schielijkheid overig. rapiditeit rapheid overig. rapiditeit gezwindheid overig. rapier degen zelfst. naamw. rapier vechtjas zelfst. naamw. rapier vechter zelfst. naamw. rapier trommelstok zelfst. naamw. rapier slaghout zelfst. naamw. rapier racket zelfst. naamw. rappelleren manen werkwoord rapport nota zelfst. naamw. rapport reportage zelfst. naamw. rapport verhaal zelfst. naamw. rapport verslag zelfst. naamw. rapport weergave zelfst. naamw. rapport verklaring zelfst. naamw. rapportage overzicht zelfst. naamw. rapporteren berichten werkwoord rapporteren informeren werkwoord rapporteren meedelen werkwoord rapporteren meld werkwoord rapporteren melden werkwoord rapporteur verslaggever zelfst. naamw. rapporteur reporter zelfst. naamw. rapporteur referent zelfst. naamw. rapporteur journalist zelfst. naamw. rapporteur correspondent zelfst. naamw. rapporteur commentator zelfst. naamw. rapporteur berichtgever zelfst. naamw. rapsode rondtrekkende volkszanger zelfst. naamw. rare zonderling zelfst. naamw. rare buitenbeentje zelfst. naamw. rare eigenaardige zelfst. naamw. rare buitenbeentje overig. rare vreemde overig. rarigheid tic zelfst. naamw. rarigheid aanwensel zelfst. naamw. rarigheid vreemdsoortigheid zelfst. naamw. rariteit curiositeit zelfst. naamw. rariteit zeldzaamheid zelfst. naamw. rariteit curiositeit overig. ras ondersoort zelfst. naamw. ras soort zelfst. naamw. ras snel zelfst. naamw. ras spoedig zelfst. naamw. ras geslacht zelfst. naamw. ras slag zelfst. naamw. ras snel bijv. naamw. ras snel bijv. naamw. ras snel bijv. naamw. raspen fijnwrijven werkwoord raspen krassen werkwoord raspen schaven werkwoord raspen schuren werkwoord raspen vijlen werkwoord rassendiscriminatie racisme zelfst. naamw. rassendiscriminatie rassenscheiding zelfst. naamw. rassendiscriminatie apartheid zelfst. naamw. rassenhaat racisme overig. rassenhater racist overig. rassenscheiding apartheid zelfst. naamw. rassenscheiding rassendiscriminatie zelfst. naamw. rassentheorie racisme zelfst. naamw. raster hek zelfst. naamw. raster latwerk zelfst. naamw. raster netwerk zelfst. naamw. raster rooster zelfst. naamw. raster spijlen zelfst. naamw. raster rastering zelfst. naamw. raster rasterwerk zelfst. naamw. rastering spijlen overig. rastering raster overig. rastering latwerk overig. rastering rooster overig. rastering rasterwerk overig. rasterwerk hekwerk zelfst. naamw. rasterwerk rooster zelfst. naamw. rasterwerk rastering zelfst. naamw. rasterwerk raster zelfst. naamw. ratel babbelkous zelfst. naamw. ratel mond zelfst. naamw. ratel kwebbel zelfst. naamw. ratel klepper zelfst. naamw. ratelen klepperen werkwoord ratelen kwebbelen werkwoord ratelen kletsen werkwoord ratelen babbelen werkwoord ratificatie akte zelfst. naamw. ratificatie bekrachtiging zelfst. naamw. ratificatie voltrekking zelfst. naamw. ratificatie uitvoering zelfst. naamw. ratificeren bekrachtigen werkwoord ratificering bekrachtiging zelfst. naamw. ratio betekenis zelfst. naamw. ratio rede zelfst. naamw. ratio redelijkheid zelfst. naamw. ratio verstand zelfst. naamw. rationaliseren beredeneren werkwoord rationaliseren efficiënt maken werkwoord rationeel doordacht bijv. naamw. rationeel verstandelijk bijv. naamw. rationeel logisch bijv. naamw. rationeel redelijk bijv. naamw. ratjetoe mengelmoes zelfst. naamw. rattengif rattenkruit overig. rattenkruit arsenicum overig. rattenkruit rattengif overig. rattestaart ronde vijl overig. rauw bloederig bijv. naamw. rauw hard bijv. naamw. rauw onbehouwen bijv. naamw. rauw ongebakken bijv. naamw. rauw ongekookt bijv. naamw. rauw ruw bijv. naamw. rauwdouwen rouwdouwen werkwoord ravage puinhoop zelfst. naamw. ravage schade zelfst. naamw. ravage verwoesting zelfst. naamw. ravage vernieling zelfst. naamw. ravijn afgrond zelfst. naamw. ravijn dal zelfst. naamw. ravijnen afgronden overig. ravotten dollen werkwoord ravotten spelen werkwoord ravotten stoeien werkwoord rayon afdeling zelfst. naamw. rayon district zelfst. naamw. rayon gewest zelfst. naamw. rayon kunstzijde zelfst. naamw. rayon provincie zelfst. naamw. rayon ressort zelfst. naamw. rayon gebied zelfst. naamw. rayon rijksonderdeel zelfst. naamw. rayon rechtsgebied zelfst. naamw. razen bulderen werkwoord razen kletsen werkwoord razen racen werkwoord razen tekeergaan werkwoord razen tieren werkwoord razen woeden werkwoord razen zoeven werkwoord razen fulmineren werkwoord razen schreeuwen werkwoord razen brullen werkwoord razend furieus bijv. naamw. razend gek bijv. naamw. razend vertoornd bijv. naamw. razend woedend bijv. naamw. razend geweldig bijv. naamw. razend dol bijv. naamw. razend woest bijv. naamw. razend tierend bijv. naamw. razend nijdig bijv. naamw. razend laaiend bijv. naamw. razend kwaad bijv. naamw. razend hels bijv. naamw. razend boos bijv. naamw. razend ziedend bijv. naamw. razend toornig bijv. naamw. razend spinnijdig bijv. naamw. razendsnel pijlsnel overig. razendsnel snel overig. razernij furie zelfst. naamw. razernij giftigheid zelfst. naamw. razernij krankzinnigheid zelfst. naamw. razernij kwaadheid zelfst. naamw. razernij toorn zelfst. naamw. razernij woede zelfst. naamw. razernij dolheid zelfst. naamw. razzia drijfjacht zelfst. naamw. razzia strooptocht zelfst. naamw. razzia klopjacht zelfst. naamw. razzia plundertocht overig. reabsorptie terugresorptie zelfst. naamw. reactie antwoord zelfst. naamw. reactie reflex zelfst. naamw. reactie weerwoord zelfst. naamw. reactie terugwerking zelfst. naamw. reactie retort zelfst. naamw. reactie repliek zelfst. naamw. reactie bescheid zelfst. naamw. reactie beantwoording zelfst. naamw. reactie feedback zelfst. naamw. reacties weerklank zelfst. naamw. reactionair behoudend bijv. naamw. reactionair conservatief zelfst. naamw. reageermiddel reagens zelfst. naamw. reagens reageermiddel zelfst. naamw. reageren antwoorden werkwoord reageren ingaan werkwoord reageren responderen werkwoord realisatie verwerkelijking zelfst. naamw. realiseerbaar verwezenlijkbaar bijv. naamw. realiseerbaar haalbaar bijv. naamw. realiseren beseffen werkwoord realiseren bewerkstelligen werkwoord realiseren ontplooien werkwoord realiseren verwerkelijken werkwoord realiseren verwezenlijken werkwoord realiseren onderkennen werkwoord realiseren inzien werkwoord realiseren doorzien werkwoord realiseren verwezelijken overig. realistisch haalbaar bijv. naamw. realistisch natuurgetrouw bijv. naamw. realistisch nuchter bijv. naamw. realiteit feitelijkheid zelfst. naamw. realiteit werkelijkheid zelfst. naamw. reanimeren verlevendigen werkwoord reanimeren opwekken werkwoord reanimeren opleven werkwoord reanimeren activeren werkwoord reb opstandeling overig. rebel muiter zelfst. naamw. rebel opstandeling zelfst. naamw. rebel subversieveling overig. rebelle opstandelinge overig. rebelleren muiten werkwoord rebelleren opstaan werkwoord rebellie muiterij zelfst. naamw. rebellie opstand zelfst. naamw. rebellie opstandigheid zelfst. naamw. rebellie tegenstand zelfst. naamw. rebellie verzet zelfst. naamw. rebellie weerstand zelfst. naamw. rebellie oproer overig. rebels balsturig bijv. naamw. rebels opstandig bijv. naamw. rebels wild bijv. naamw. rebels revolutionair bijv. naamw. rebels oproerig bijv. naamw. rebels recalcitrant overig. rebound-effect terugslag zelfst. naamw. recalcitrant onwillig bijv. naamw. recalcitrant opstandig bijv. naamw. recalcitrant stijfhoofdig bijv. naamw. recalcitrant weerbarstig bijv. naamw. recalcitrant koppig bijv. naamw. recalcitrant rebels overig. recalcitrant onwillig overig. recalcitrant tegendraads overig. recalcitrant onwillig overig. recalcitrant tegendraads overig. recalcitrant onwillig overig. recalcitrant tegendraads overig. recapitulatie samenvatting zelfst. naamw. recapituleren samenvatten werkwoord recensent beoordelaar zelfst. naamw. recensent criticus zelfst. naamw. recenseren beoordelen werkwoord recensie beoordeling zelfst. naamw. recensie bespreking zelfst. naamw. recensie boekbespreking zelfst. naamw. recensie kritiek zelfst. naamw. recent hedendaags bijv. naamw. recent jong bijv. naamw. recent nieuw bijv. naamw. recent laatst bijv. naamw. recent onlangs bijv. naamw. recente nieuwheid overig. recentelijk onlangs bijv. naamw. recentelijk laatstelijk bijv. naamw. recentelijk pas bijv. naamw. recentelijk laatst bijv. naamw. recentelijk kortgeleden bijv. naamw. recentelijk kortelings bijv. naamw. recept voorschrift zelfst. naamw. receptie balie zelfst. naamw. receptie ontvangst zelfst. naamw. receptie verwelkoming zelfst. naamw. receptief vatbaar overig. receptief ontvankelijk overig. receptiekamer salon overig. receptiekamer ontvangstruimte overig. receptiekamer hal overig. receptionist portier zelfst. naamw. recessie crisis zelfst. naamw. recette ontvangst zelfst. naamw. rechaud kookplaat zelfst. naamw. rechaud komfoor zelfst. naamw. recherche opsporingsdienst zelfst. naamw. rechercheren snuffelen werkwoord rechercheren speuren werkwoord rechercheren uitzoeken overig. rechercheren onderzoeken overig. rechercheur detective zelfst. naamw. rechercheur speurder zelfst. naamw. rechercheur stille zelfst. naamw. rechercheur speur zelfst. naamw. recht haaks bijv. naamw. recht lijnrecht bijv. naamw. recht aanspraak zelfst. naamw. recht belasting zelfst. naamw. recht billijkheid zelfst. naamw. recht gerechtigheid zelfst. naamw. recht gewoonterecht zelfst. naamw. recht rechtsgeleerdheid zelfst. naamw. recht rechtspleging zelfst. naamw. recht rechtstitel zelfst. naamw. recht echt zelfst. naamw. recht goed zelfst. naamw. recht pal zelfst. naamw. recht rechtop zelfst. naamw. recht tit zelfst. naamw. recht rechtstit zelfst. naamw. recht rechtsgrond zelfst. naamw. recht rechtstreeks zelfst. naamw. recht live zelfst. naamw. recht direct zelfst. naamw. recht loodrecht zelfst. naamw. recht kaarsrecht zelfst. naamw. recht rechtspraak zelfst. naamw. rechtbank balie zelfst. naamw. rechtbank gerecht zelfst. naamw. rechtbank gerechtshof zelfst. naamw. rechtbank hof zelfst. naamw. rechtbank tribunaal zelfst. naamw. rechtdoor rechtuit bijv. naamw. rechtelijk juridisch bijv. naamw. rechten verschuldigde werkwoord rechten tarief werkwoord rechten kosten werkwoord rechten betamelijkheid werkwoord rechten betamelijke werkwoord rechtenstudent jurist zelfst. naamw. rechterhand assistent zelfst. naamw. rechterlijk gerechtelijk bijv. naamw. rechterlijk justitieel bijv. naamw. rechtgeaard echt bijv. naamw. rechtgeaard rechtvaardig bijv. naamw. rechtgeaard rechtschapen bijv. naamw. rechtgeaard eerlijk bijv. naamw. rechtgeaard braaf bijv. naamw. rechtgelovig rechtzinnig overig. rechtgelovig orthodox overig. rechthoekig haaks bijv. naamw. rechtlijnig calvinistisch bijv. naamw. rechtlijnig dogmatisch bijv. naamw. rechtmatig gerechtvaardigd bijv. naamw. rechtmatig wettig bijv. naamw. rechtmatig legitiem bijv. naamw. rechtmatig billijk bijv. naamw. rechtmatig wetmatig bijv. naamw. rechtmatig rechtvaardig bijv. naamw. rechtmatig gewettigd bijv. naamw. rechtmatigheid gerechtvaardigdheid zelfst. naamw. rechtmatigheid rechtsgeldigheid zelfst. naamw. rechtmatigheid wettigheid zelfst. naamw. rechtop rechtopstaand bijv. naamw. rechtop staand bijv. naamw. rechtop recht bijv. naamw. rechtop overeind bijv. naamw. rechtop direct bijv. naamw. rechtopstaand overeind bijv. naamw. rechtopstaand rechtop bijv. naamw. rechtopstaand ruwharig bijv. naamw. rechtopstaand ruigharig bijv. naamw. rechtopstaand borstelig bijv. naamw. rechtovereindstaand schreeuwerig overig. rechtovereindstaand opzichtig overig. rechtpraten goedpraten overig. rechts behoudend bijv. naamw. rechts rechtshandig bijv. naamw. rechts te rechterzijde bijv. naamw. rechtsaf rechtsom bijv. naamw. rechtsbevoegdheid jurisdictie zelfst. naamw. rechtsbijstand rechtshulp zelfst. naamw. rechtsbuiten vleugelspeler overig. rechtsbuiten spits overig. rechtsbuiten linksbuiten overig. rechtsbuiten flankspeler overig. rechtsbuiten buitenspeler overig. rechtschapen braaf bijv. naamw. rechtschapen eerlijk bijv. naamw. rechtschapen integer bijv. naamw. rechtschapen open bijv. naamw. rechtschapen oprecht bijv. naamw. rechtschapen rechtvaardig bijv. naamw. rechtschapen goed bijv. naamw. rechtschapen onkreukbaar bijv. naamw. rechtschapen onbesproken bijv. naamw. rechtschapen trouwhartig bijv. naamw. rechtschapen rechtgeaard bijv. naamw. rechtschapene eerlijke zelfst. naamw. rechtschapenheid deugdzaamheid zelfst. naamw. rechtschapenheid eerlijkheid zelfst. naamw. rechtschapenheid oprechtheid zelfst. naamw. rechtschapenheid correctheid zelfst. naamw. rechtsgebied arrondissement zelfst. naamw. rechtsgebied departement zelfst. naamw. rechtsgebied jurisdictie zelfst. naamw. rechtsgebied rijksonderdeel zelfst. naamw. rechtsgebied ressort zelfst. naamw. rechtsgebied rayon zelfst. naamw. rechtsgebied provincie zelfst. naamw. rechtsgebied gewest zelfst. naamw. rechtsgebied gebied zelfst. naamw. rechtsgebouw gerechtsgebouw overig. rechtsgeding geding zelfst. naamw. rechtsgeding pleit zelfst. naamw. rechtsgeding procedure zelfst. naamw. rechtsgeding proces zelfst. naamw. rechtsgeding rechtszaak zelfst. naamw. rechtsgeldig legaal bijv. naamw. rechtsgeldig wettig bijv. naamw. rechtsgeldig wettelijk bijv. naamw. rechtsgeldig legitiem bijv. naamw. rechtsgeldig gewettigd bijv. naamw. rechtsgeldigheid rechtmatigheid zelfst. naamw. rechtsgeldigheid wettigheid zelfst. naamw. rechtsgeleerd juridisch bijv. naamw. rechtsgeleerd rechtskundig bijv. naamw. rechtsgeleerde jurist zelfst. naamw. rechtsgeleerde rechtskundige zelfst. naamw. rechtsgeleerdheid geesteswetenschap zelfst. naamw. rechtsgeleerdheid recht zelfst. naamw. rechtsgrond rechtstitel zelfst. naamw. rechtsgrond tit zelfst. naamw. rechtsgrond rechtstit zelfst. naamw. rechtsgrond recht zelfst. naamw. rechtsgrond aanspraak zelfst. naamw. rechtshandig rechts bijv. naamw. rechtsherstel rehabilitatie zelfst. naamw. rechtshulp rechtsbijstand zelfst. naamw. rechtskundig juridisch bijv. naamw. rechtskundig rechtsgeleerd bijv. naamw. rechtskundige jurist zelfst. naamw. rechtskundige rechtsgeleerde zelfst. naamw. rechtsmacht jurisdictie zelfst. naamw. rechtsmiddel middel zelfst. naamw. rechtsom rechtsaf bijv. naamw. rechtspleging recht zelfst. naamw. rechtspleging rechtspraak zelfst. naamw. rechtspraak jurisdictie zelfst. naamw. rechtspraak jurisprudentie zelfst. naamw. rechtspraak rechtspleging zelfst. naamw. rechtspraak recht zelfst. naamw. rechtspreken oordelen werkwoord rechtspreken oordewijzen werkwoord rechtsstaat democratie zelfst. naamw. rechtstit tit overig. rechtstit rechtsgrond overig. rechtstit recht overig. rechtstit aanspraak overig. rechtstitel aanspraak zelfst. naamw. rechtstitel recht zelfst. naamw. rechtstitel rechtsgrond zelfst. naamw. rechtstitel titel zelfst. naamw. rechtstreeks duidelijk bijv. naamw. rechtstreeks onmiddellijk bijv. naamw. rechtstreeks direct bijv. naamw. rechtstreeks recht bijv. naamw. rechtstreeks live bijv. naamw. rechtstreeks regelrecht bijv. naamw. rechtstrijken rechtzetten overig. rechtstrijken goedmaken overig. rechtsvordering eis zelfst. naamw. rechtswezen justitie zelfst. naamw. rechtszaak geding zelfst. naamw. rechtszaak rechtsgeding zelfst. naamw. rechtszaak proces zelfst. naamw. rechtszaak procedure zelfst. naamw. rechtszitting proces overig. rechttoe frank bijv. naamw. rechttoe klinkklaar bijv. naamw. rechttoe open bijv. naamw. rechttoe gewoonweg bijv. naamw. rechttrekken goedmaken werkwoord rechttrekken rechtleggen werkwoord rechtuit rechtdoor bijv. naamw. rechtuit ronduit bijv. naamw. rechtvaardig rechtschapen bijv. naamw. rechtvaardig wettig bijv. naamw. rechtvaardig billijk bijv. naamw. rechtvaardig fair bijv. naamw. rechtvaardig rechtgeaard bijv. naamw. rechtvaardig eerlijk bijv. naamw. rechtvaardig braaf bijv. naamw. rechtvaardig wetmatig bijv. naamw. rechtvaardig rechtmatig bijv. naamw. rechtvaardig gewettigd bijv. naamw. rechtvaardigen billijken werkwoord rechtvaardigen heiligen werkwoord rechtvaardigen wettigen werkwoord rechtvaardigheid eerlijkheid zelfst. naamw. rechtvaardigheid voorrecht zelfst. naamw. rechtvaardigheid gerechtigheid zelfst. naamw. rechtvaardiging apologie zelfst. naamw. rechtvaardiging justificatie zelfst. naamw. rechtzetten corrigeren werkwoord rechtzetten goedmaken werkwoord rechtzetten rechtop zetten werkwoord rechtzetten rectificeren werkwoord rechtzetten repareren werkwoord rechtzetten rechtstrijken werkwoord rechtzetten maken werkwoord rechtzetten herstellen werkwoord rechtzetten fiksen werkwoord rechtzetting rectificatie zelfst. naamw. rechtzinnig orthodox bijv. naamw. rechtzinnig rechtgelovig bijv. naamw. recidief wederinstorting zelfst. naamw. recidive terugval zelfst. naamw. recipiënt ontvanger zelfst. naamw. reciprociteit wederzijdsheid overig. reciprook verwisselbaar bijv. naamw. reciprook wederkerig bijv. naamw. recirculatie hergebruik zelfst. naamw. recirculatie hercirculatie zelfst. naamw. recital concert zelfst. naamw. reciteren opzeggen werkwoord reciteren voordragen werkwoord reclamant eiser zelfst. naamw. reclame klacht zelfst. naamw. reclame promotie zelfst. naamw. reclame reclameadvertentie zelfst. naamw. reclameaanbieding speciaaanbieding zelfst. naamw. reclameaanbieding gelegenheidskoopje overig. reclameachtig vlaagsgewijs overig. reclameachtig pafferig overig. reclameachtig opgeblazen overig. reclameachtig kortademig overig. reclameachtig dof overig. reclameachtig dik overig. reclameadvertentie reclame zelfst. naamw. reclamebiljet affiche zelfst. naamw. reclamebonnen coupons overig. reclameboodschap spot zelfst. naamw. reclamebord bord zelfst. naamw. reclamebord lichtreclame zelfst. naamw. reclamebord lichtbak zelfst. naamw. reclamebureau advertentiebureau overig. reclameleus slogan overig. reclameleus slagzin overig. reclameleus reclamezin overig. reclameleus leus overig. reclameleus kreet overig. reclameren eisen werkwoord reclameren klagen werkwoord reclameren navragen werkwoord reclameren terugeisen werkwoord reclamespot spot zelfst. naamw. reclamezin slogan overig. reclamezin slagzin overig. reclamezin reclameleus overig. reclamezin leus overig. reclamezin kreet overig. reclamezuil aanplakzuil overig. recommandabel aanbevelenswaardig bijv. naamw. recommandatie aanbeveling zelfst. naamw. recommandatie referentie zelfst. naamw. recommandatie aanprijzing zelfst. naamw. recommanderen aanbevelen werkwoord reconstructie herbouw zelfst. naamw. reconstrueren herbouwen werkwoord recordprestatie topprestatie overig. recreant vakantieganger zelfst. naamw. recreant vakantievier zelfst. naamw. recreatie ontspanning zelfst. naamw. recreatie vrijetijdsbesteding zelfst. naamw. recreatie verstrooiing zelfst. naamw. recriminatie tegeneis overig. recriminatie tegenbeschuldiging overig. rectaal anaal bijv. naamw. rectificatie correctie zelfst. naamw. rectificatie verbetering zelfst. naamw. rectificatie herstelling zelfst. naamw. rectificeren corrigeren werkwoord rectificeren rechtzetten werkwoord rector schoolhoofd zelfst. naamw. rector schooldirecteur zelfst. naamw. rector hoofdonderwijzer zelfst. naamw. rector hoofd zelfst. naamw. reçu ontvangstbewijs zelfst. naamw. reçu stortingsbewijs zelfst. naamw. reçu ontvangbewijs zelfst. naamw. reçu kwitantie zelfst. naamw. reçu bon zelfst. naamw. recuperatie herstel zelfst. naamw. recupereren terugwinnen werkwoord recurrerend terugkomend bijv. naamw. recycling hergebruik zelfst. naamw. recycling herwinning zelfst. naamw. red bevrij overig. redacteur samensteller zelfst. naamw. redactie stilering overig. redactiebureau redactiekamer overig. redactiekamer redactiebureau overig. redactievoorzitter chef-redacteur overig. redactioneel hoofdartikel zelfst. naamw. reddeloos hopeloos overig. reddeloos onherstelbaar overig. redden behouden werkwoord redden bevrijden werkwoord redden halen werkwoord redden helpen werkwoord redder bevrijder zelfst. naamw. redding behoud zelfst. naamw. redding bevrijding zelfst. naamw. redding vrijmaking zelfst. naamw. redding verlossing zelfst. naamw. redding ontzetting zelfst. naamw. reddingsboot sloep zelfst. naamw. rede ankerplaats zelfst. naamw. rede betoog zelfst. naamw. rede billijkheid zelfst. naamw. rede denkvermogen zelfst. naamw. rede redevoering zelfst. naamw. rede verstand zelfst. naamw. rede inzicht zelfst. naamw. rede brein zelfst. naamw. rede bewustzijn zelfst. naamw. rede voordracht zelfst. naamw. rede toespraak zelfst. naamw. rede spreekbeurt zelfst. naamw. rede speech zelfst. naamw. rede lezing zelfst. naamw. rede intellect zelfst. naamw. rede geestvermogen zelfst. naamw. redekavelen twisten werkwoord redekunst retoriek overig. redekunst retorica overig. redekunstig retorisch bijv. naamw. redelijk christelijk bijv. naamw. redelijk schappelijk bijv. naamw. redelijk tamelijk bijv. naamw. redelijk verstandelijk bijv. naamw. redelijk zinnig bijv. naamw. redelijk zinvol bijv. naamw. redelijk behoorlijk bijv. naamw. redelijk nogal bijv. naamw. redelijk rationeel bijv. naamw. redelijk geschikt bijv. naamw. redelijk billijk bijv. naamw. redelijke tamelijke bijv. naamw. redelijke behoorlijke bijv. naamw. redelijkheid billijkheid zelfst. naamw. redelijkheid ratio zelfst. naamw. redelijkheid schappelijkheid zelfst. naamw. redeloos uitzinnig bijv. naamw. redeloos zinneloos bijv. naamw. redeloos dwaas bijv. naamw. redeloos onberedeneerd bijv. naamw. redeloos irrationeel bijv. naamw. redeloos zonverstand bijv. naamw. redeloos verstandeloos bijv. naamw. reden aanleiding zelfst. naamw. reden argument zelfst. naamw. reden beweegreden zelfst. naamw. reden grond zelfst. naamw. reden verontschuldiging zelfst. naamw. reden motivatie zelfst. naamw. reden motief zelfst. naamw. reden drijfveer zelfst. naamw. reden verschoning zelfst. naamw. reden pardon zelfst. naamw. reden excuus zelfst. naamw. redenaar lector zelfst. naamw. redenaar spreker zelfst. naamw. redenaar orateur zelfst. naamw. redenaar redevoerder zelfst. naamw. redenatie betoog zelfst. naamw. redenatie redeneertrant zelfst. naamw. redeneerkunde logica zelfst. naamw. redeneertrant redenatie zelfst. naamw. redenen oorzaken zelfst. naamw. redenen uitgangspunten zelfst. naamw. redenen aanleidingen zelfst. naamw. redenen vertrekpunten zelfst. naamw. redenen bases zelfst. naamw. redeneren argumenteren werkwoord redeneren beredeneren werkwoord redeneren betogen werkwoord redenering argumentatie zelfst. naamw. redenering betoog zelfst. naamw. redenering gedachtegang zelfst. naamw. redenering gedachtengang zelfst. naamw. redenering beredenering zelfst. naamw. redengevend causaal bijv. naamw. reder bedrijver overig. rederij scheepvaartbedrijf overig. redestrijd woordenwisseling overig. redestrijd woordenstrijd overig. redestrijd twistgesprek overig. redestrijd twist overig. redestrijd ruzie overig. redestrijd redetwist overig. redestrijd geschil overig. redestrijd dispuut overig. redestrijd debat overig. redetwist woordenwisseling overig. redetwist woordenstrijd overig. redetwist twistgesprek overig. redetwist twist overig. redetwist ruzie overig. redetwist redestrijd overig. redetwist geschil overig. redetwist dispuut overig. redetwist debat overig. redetwisten argumenteren werkwoord redetwisten debatteren werkwoord redetwisten disputeren werkwoord redetwisten redeneren werkwoord redetwisten twisten werkwoord redetwisten strijden werkwoord redetwisten krakelen werkwoord redevoerder spreker overig. redevoerder redenaar overig. redevoerder lector overig. redevoering betoog zelfst. naamw. redevoering lezing zelfst. naamw. redevoering rede zelfst. naamw. redevoering speech zelfst. naamw. redevoering spreekbeurt zelfst. naamw. redevoering toespraak zelfst. naamw. redevoering voordracht zelfst. naamw. redevoering betoog zelfst. naamw. redevoering betoog zelfst. naamw. redevoering betoog zelfst. naamw. redigeren uitgeven werkwoord redigeren opmaken zelfst. naamw. redigeren opstellen zelfst. naamw. redigeren opstellen overig. redmiddel hulpmiddel zelfst. naamw. redmiddel ressource zelfst. naamw. reduceren afprijzen werkwoord reduceren beperken werkwoord reduceren herleiden werkwoord reduceren terugbrengen werkwoord reduceren verminderen werkwoord reduceren inkrimping zelfst. naamw. reduceren verlagen werkwoord reduceren slinken werkwoord reduceren minworden werkwoord reduceren minderen werkwoord reduceren inperken werkwoord reduceren inkrimpen werkwoord reduceren afnemen werkwoord reduceren verkorten werkwoord reduceren krimpen werkwoord reductie herleiding zelfst. naamw. reductie korting zelfst. naamw. reductie prijsvermindering zelfst. naamw. reductie prijsverlaging zelfst. naamw. reductie herleiding bijv. naamw. redundant overbodig bijv. naamw. ree ankerplaats zelfst. naamw. ree ankerplaats zelfst. naamw. ree ankerplaats zelfst. naamw. reebruin reekleurig overig. reeds al bijv. naamw. reeds alreeds bijv. naamw. reeds alvast bijv. naamw. reëel zeker overig. reëel welzeker overig. reëel waarlijk overig. reëel waarachtig overig. reëel voorzeker overig. reëel stellig overig. reëel heus overig. reëel gewis overig. reëel geheid overig. reëel echt overig. reëel beslist overig. reëel werkelijk overig. reëel warempel overig. reëel waar overig. reëel metterdaad overig. reëel effectief overig. reëel vast overig. reëel feitelijk overig. reekleurig reebruin overig. reeks aaneenschakeling zelfst. naamw. reeks cyclus zelfst. naamw. reeks keten zelfst. naamw. reeks rij zelfst. naamw. reeks serie zelfst. naamw. reeks ris zelfst. naamw. reeks progressie zelfst. naamw. reeks opklimming zelfst. naamw. reeks reidans zelfst. naamw. reeks rei zelfst. naamw. reeks aantal overig. reeksen opeenvolgingen zelfst. naamw. reeksen series zelfst. naamw. reeksen aaneenschakelingen zelfst. naamw. reep chocoladereep zelfst. naamw. reep lap zelfst. naamw. reep moot zelfst. naamw. reep plak zelfst. naamw. reep snipper zelfst. naamw. reep strook zelfst. naamw. reep touw zelfst. naamw. reep chocola zelfst. naamw. reep tablet zelfst. naamw. reep staaf zelfst. naamw. reep pastille zelfst. naamw. reet achterste zelfst. naamw. reet inkeping zelfst. naamw. reet kier zelfst. naamw. reet uitsparing zelfst. naamw. reet split zelfst. naamw. reet scheur zelfst. naamw. reet opening zelfst. naamw. reet kloof zelfst. naamw. reet groef zelfst. naamw. reet gat zelfst. naamw. reet barst zelfst. naamw. reet spleet zelfst. naamw. reet billen overig. referaat bericht zelfst. naamw. referaat verslag zelfst. naamw. referaat voordracht zelfst. naamw. referee arbiter zelfst. naamw. referendaris ambtenaar zelfst. naamw. referendaris intendant zelfst. naamw. referendaris boekhou zelfst. naamw. referendaris beheer zelfst. naamw. referendaris administrateur zelfst. naamw. referendum volksstemming zelfst. naamw. referendum volksraadpleging zelfst. naamw. referent verslaggever zelfst. naamw. referent reporter zelfst. naamw. referent rapporteur zelfst. naamw. referent journalist zelfst. naamw. referent correspondent zelfst. naamw. referent commentator zelfst. naamw. referent berichtgever zelfst. naamw. referentie aanbeveling zelfst. naamw. referentie getuigschrift zelfst. naamw. referentie verwijzing zelfst. naamw. referentie recommandatie zelfst. naamw. referentie aanprijzing zelfst. naamw. referentie melding zelfst. naamw. refereren verwijzen werkwoord reflectant belanghebbende zelfst. naamw. reflecteren beschouwen werkwoord reflecteren terugkaatsen werkwoord reflecteren weerspiegelen werkwoord reflecteren weerkaatsen werkwoord reflecteren terugstoten werkwoord reflecteren stuiten werkwoord reflecteren echoën werkwoord reflectie beschouwing zelfst. naamw. reflectie gloed zelfst. naamw. reflectie terugkaatsing zelfst. naamw. reflectie weerspiegeling zelfst. naamw. reflectie weerschijn zelfst. naamw. reflectie weerkaatsing zelfst. naamw. reflectie spiegeling zelfst. naamw. reflex reactie zelfst. naamw. reflex prikkelreactie zelfst. naamw. reflexief wederkerend overig. reflux terugvloeiing zelfst. naamw. reformateur hervormer overig. reformatie hervorming zelfst. naamw. reformeren hervormen werkwoord reformeren herzien werkwoord reformvoeding natuurvoeding zelfst. naamw. refractair ongevoelig bijv. naamw. refrein keerrijm overig. refter mensa overig. refugié vluchteling zelfst. naamw. reg schriftlijn overig. reg wet overig. reg voorschrift overig. reg reglement overig. reg regeling overig. reg orde overig. regatta roeiwedstrijd zelfst. naamw. regel gewoonte zelfst. naamw. regel lijn zelfst. naamw. regel richtsnoer zelfst. naamw. regel schriftlijn zelfst. naamw. regel voorschrift zelfst. naamw. regel zin zelfst. naamw. regel richtlijn zelfst. naamw. regelaar afstemknop zelfst. naamw. regelaar regulator zelfst. naamw. regelaar regulateur zelfst. naamw. regelaar regelknop zelfst. naamw. regelafstand interlinie zelfst. naamw. regelbaar afstelbaar bijv. naamw. regelbaar verstelbaar bijv. naamw. regelen afgesproken werkwoord regelen afspreken werkwoord regelen afstemmen werkwoord regelen arrangeren werkwoord regelen bepalen werkwoord regelen ordenen werkwoord regelen ritselen werkwoord regelen schikken werkwoord regelen inregelen zelfst. naamw. regelen organiseren zelfst. naamw. regelen aanrichten werkwoord regelen bijstellen werkwoord regelen afstellen werkwoord regelen instellen werkwoord regelen klaren werkwoord regelen afdoen werkwoord regelen bedisselen werkwoord regelen ensceneren overig. regelend regulatief overig. regelgeving wetgeving zelfst. naamw. regelgeving regularisatie overig. regeling afspraak zelfst. naamw. regeling akkoord zelfst. naamw. regeling arrangement zelfst. naamw. regeling maatregel zelfst. naamw. regeling ordening zelfst. naamw. regeling overeenkomst zelfst. naamw. regeling schaderegeling zelfst. naamw. regeling schikking zelfst. naamw. regeling vereffening zelfst. naamw. regeling vergelijk zelfst. naamw. regeling voorschrift zelfst. naamw. regeling wet zelfst. naamw. regeling reglement zelfst. naamw. regeling reg zelfst. naamw. regeling orde zelfst. naamw. regelknop regulator overig. regelknop regulateur overig. regelknop regelaar overig. regelknop afstemknop overig. regelloosheid zootje zelfst. naamw. regelloosheid wanordelijkheid zelfst. naamw. regelloosheid wanorde zelfst. naamw. regelloosheid puinhoop zelfst. naamw. regelloosheid keet zelfst. naamw. regelloosheid heksenket zelfst. naamw. regelloosheid chaos zelfst. naamw. regelmaat orde zelfst. naamw. regelmatig dikwijls bijv. naamw. regelmatig normaal bijv. naamw. regelmatig regulier bijv. naamw. regelmatig vaak bijv. naamw. regelmatig vast bijv. naamw. regelmatig veelvuldig bijv. naamw. regelmatig gelijkmatig bijv. naamw. regelmatig geregeld bijv. naamw. regelmatig menigmaal bijv. naamw. regelmatig meermaals bijv. naamw. regelmatig frequent bijv. naamw. regelrecht direct overig. regelrecht duidelijk overig. regelrecht ronduit overig. regelrecht puur overig. regelrecht klinkklaar overig. regelrecht gewoonweg overig. regelrecht rechtstreeks overig. regels code zelfst. naamw. regelschroef stelschroef zelfst. naamw. regen bui zelfst. naamw. regen hemelwater zelfst. naamw. regen neerslag zelfst. naamw. regenachtig buiig bijv. naamw. regenachtig druilerig bijv. naamw. regenachtig miezerig bijv. naamw. regenachtig nat bijv. naamw. regenbak regenton overig. regenbak waterreservoir overig. regenbak tank overig. regenboogvliesontsteking iritis zelfst. naamw. regenbui bui zelfst. naamw. regenbui regen zelfst. naamw. regenen miezeren werkwoord regenen piesen werkwoord regenen pissen werkwoord regeneratie herstel zelfst. naamw. regeneratie herstelgroei zelfst. naamw. regenfront front zelfst. naamw. regenjas regenmant overig. regenmant regenjas overig. regenpijp afvoerbuis zelfst. naamw. regenpijp spui zelfst. naamw. regenpijp riool zelfst. naamw. regenpijp afwateringsbuis zelfst. naamw. regenseizoen regentijd zelfst. naamw. regent landvoogd zelfst. naamw. regent stadhou zelfst. naamw. regent rijksbestuurder zelfst. naamw. regent gouverneur zelfst. naamw. regentijd regenseizoen zelfst. naamw. regenton regenbak overig. regenworm aardworm zelfst. naamw. regenworm pier zelfst. naamw. regenworm worm zelfst. naamw. regenworm wurm zelfst. naamw. regeren gezaghebben werkwoord regeren besturen zelfst. naamw. regeren overheersen zelfst. naamw. regeren heersen zelfst. naamw. regerend heersend bijv. naamw. regering bewind zelfst. naamw. regering gezag zelfst. naamw. regering kabinet zelfst. naamw. regering gouvernement zelfst. naamw. regering overheid overig. regeringsapparaat bestuursapparaat overig. regeringsbeleid staatsbeleid overig. regeringsbeleid politiek overig. regeringsperiode regering zelfst. naamw. regeringsstelsel staatsbestel overig. regeringsstelsel regime overig. regeringsstelsel bewind overig. regeringsvorm staatsbestel zelfst. naamw. regeringsvorm bestuursvorm zelfst. naamw. regie spelleiding zelfst. naamw. regieaanwijzing cue overig. regime bewind zelfst. naamw. regime dieet zelfst. naamw. regime leefregel zelfst. naamw. regime regeringsstelsel zelfst. naamw. regime staatsbestel zelfst. naamw. regime systeem zelfst. naamw. regime lijnen zelfst. naamw. regiment detachement zelfst. naamw. regiment legereenheid zelfst. naamw. regio gebied zelfst. naamw. regio landstreek zelfst. naamw. regio streek zelfst. naamw. regio plaats zelfst. naamw. regio oord zelfst. naamw. regio gouw zelfst. naamw. regio gewest zelfst. naamw. regionaal gewestelijk overig. regionaal streeksgewijs overig. regisseur opnamelei overig. regisseur verwezenlijkend overig. regisseur uitvoerder overig. register bevolkingsregister zelfst. naamw. register gastenboek zelfst. naamw. register index zelfst. naamw. register inhoudsopgave zelfst. naamw. register kaartsysteem zelfst. naamw. register ledenlijst zelfst. naamw. register cedel zelfst. naamw. register inhoud zelfst. naamw. register lijst zelfst. naamw. registeraccountant accountant zelfst. naamw. registeraccountant verificateur zelfst. naamw. registeren indexeren werkwoord registratie inschrijving zelfst. naamw. registratie opname zelfst. naamw. registratierecht aanmeldingskosten zelfst. naamw. registratierecht inschrijvingskosten zelfst. naamw. registratierecht inschrijfgeld zelfst. naamw. registreren constateren werkwoord registreren inboeken werkwoord registreren opnemen werkwoord registreren opschrijven werkwoord registreren optekenen werkwoord registreren werven werkwoord registreren vastleggen werkwoord registreren boeken werkwoord registreren aanwerven werkwoord registreren aantekenen werkwoord registreren aanbrengen werkwoord registreren noteren werkwoord reglement bepalingen zelfst. naamw. reglement dienstvoorschrift zelfst. naamw. reglement voorschrift zelfst. naamw. reglement wet zelfst. naamw. reglement regeling zelfst. naamw. reglement reg zelfst. naamw. reglement orde zelfst. naamw. regres beroep overig. regres appel overig. regressie teruggang zelfst. naamw. regularisatie regelgeving overig. regulariseren legaliseren werkwoord regulateur regulator overig. regulateur regelknop overig. regulateur regelaar overig. regulateur afstemknop overig. regulatief normatief bijv. naamw. regulatief ordenend bijv. naamw. regulator regulateur overig. regulator regelknop overig. regulator regelaar overig. regulator afstemknop overig. reguleren in de wet vastleggen werkwoord regulerend regulatief overig. regulier geregeld bijv. naamw. regulier regelmatig bijv. naamw. regulier kloosterling zelfst. naamw. regurgitatie terugstroming zelfst. naamw. rehabilitatie eerherstel zelfst. naamw. rehabilitatie rechtsherstel zelfst. naamw. rehabilitatie renovatie zelfst. naamw. rei reidans zelfst. naamw. rei reeks zelfst. naamw. rei rondedans zelfst. naamw. reidans rei zelfst. naamw. reidans reeks zelfst. naamw. reidans rondedans zelfst. naamw. reiken aangeven werkwoord reiken aanreiken werkwoord reiken lopen werkwoord reiken geven werkwoord reikhalzen begeren werkwoord reikhalzen zuchten werkwoord reikhalzen verlangen werkwoord reikhalzen smachten werkwoord reikhalzen hunkeren werkwoord reikhalzend verlangend overig. reikhalzend smachtend overig. reikhalzend hunkerend overig. reikwijdte bereik zelfst. naamw. reikwijdte draagwijdte zelfst. naamw. reikwijdte range zelfst. naamw. reikwijdte verspreidingsgebied zelfst. naamw. rein hygienisch bijv. naamw. rein kuis bijv. naamw. rein maagdelijk bijv. naamw. rein net bijv. naamw. rein onbevlekt bijv. naamw. rein onschuldig bijv. naamw. rein onvermengd bijv. naamw. rein proper bijv. naamw. rein schoon bijv. naamw. rein vlekkeloos bijv. naamw. rein zuiver bijv. naamw. rein puur bijv. naamw. reine koningin overig. reinheid eerbaarheid zelfst. naamw. reinheid onbevlektheid zelfst. naamw. reinheid vlekkeloosheid zelfst. naamw. reinheid zedigheid zelfst. naamw. reinheid onschuldigheid zelfst. naamw. reinheid onbezoedeldheid zelfst. naamw. reinheid kuisheid zelfst. naamw. reinheid zuiverheid zelfst. naamw. reinheid helderheid zelfst. naamw. reinheid maagdelijkheid overig. reinigen schoonmaken werkwoord reinigen uitmesten werkwoord reinigen zuiveren werkwoord reinigen reiniging zelfst. naamw. reinigen wassen zelfst. naamw. reinigen uitruimen werkwoord reinigen opruimen werkwoord reinigen louteren werkwoord reinigen kuisen werkwoord reinigen klaren werkwoord reinigen wassing werkwoord reinigen zuivering werkwoord reinigen schoonmaak werkwoord reinigen kuising werkwoord reinigen kuis werkwoord reinigen opruiming werkwoord reinigen schoonpoetsen werkwoord reiniging catharsis zelfst. naamw. reiniging kuis zelfst. naamw. reiniging loutering zelfst. naamw. reiniging reinigen zelfst. naamw. reiniging schoonmaak zelfst. naamw. reiniging schoonmaken zelfst. naamw. reiniging zuivering zelfst. naamw. reiniging reinigings-offer zelfst. naamw. reiniging kuising zelfst. naamw. reiniging opruiming zelfst. naamw. reiniging wassing zelfst. naamw. reinigings-offer reiniging overig. reinigingsdienst stadsreiniging zelfst. naamw. reis expeditie zelfst. naamw. reis mars zelfst. naamw. reis rit zelfst. naamw. reis tocht zelfst. naamw. reis toer zelfst. naamw. reis trektocht zelfst. naamw. reis uitstapje zelfst. naamw. Reis trip zelfst. naamw. reis vakantie zelfst. naamw. reis aankomst zelfst. naamw. reis tournee zelfst. naamw. reis gang zelfst. naamw. reis excursie zelfst. naamw. reis dagreis zelfst. naamw. reisagentschap reisbureau overig. reisbegeleider gids zelfst. naamw. reisbelasting toeristenbelasting zelfst. naamw. reisbeschrijving reisverhaal overig. reisbeschrijving reisplanning zelfst. naamw. reisbeschrijving routebeschrijving zelfst. naamw. reisbestemming bestemming zelfst. naamw. reisbestemming doel zelfst. naamw. reisbestemming eindpunt zelfst. naamw. reisboek reisgids zelfst. naamw. reisboek reiswijzer zelfst. naamw. reisbureau reisagentschap overig. reisdoel bestemming zelfst. naamw. reisdokument visa zelfst. naamw. reisgenoot metgezel zelfst. naamw. reisgenoot reismakker zelfst. naamw. reisgids reisboek zelfst. naamw. reisgids reisleider zelfst. naamw. reisgids reisleidster zelfst. naamw. reisgids reislei zelfst. naamw. reisgids gids zelfst. naamw. reisgids reiswijzer zelfst. naamw. reisje tour zelfst. naamw. reisje uitstapje zelfst. naamw. reislei reisleidster overig. reislei reisgids overig. reislei gids overig. reisleider gids zelfst. naamw. reisleider reisgids zelfst. naamw. reisleider reisleidster zelfst. naamw. reisleidster reisleider zelfst. naamw. reisleidster reislei zelfst. naamw. reisleidster reisgids zelfst. naamw. reisleidster gids zelfst. naamw. reismakker reisgenoot overig. reisplanning reisverhaal zelfst. naamw. reisplanning reisbeschrijving zelfst. naamw. reistas necessaire overig. reisverhaal reisplanning zelfst. naamw. reisverhaal reisbeschrijving zelfst. naamw. reisverslag journaal zelfst. naamw. reiswijzer reisgids overig. reiswijzer reisboek overig. reizen forenzen werkwoord reizen rondreizen werkwoord reizen zwerven werkwoord reizen trekken werkwoord reiziger avonturier zelfst. naamw. reiziger handelsreiziger zelfst. naamw. reiziger passagier zelfst. naamw. reiziger toerist zelfst. naamw. reiziger inzittende zelfst. naamw. rejectie weigering overig. rejectie verworpenheid overig. rejectie verwerping overig. rejectie terugwijzing overig. rejectie afwijzing overig. rejectie afkeuring overig. rek droogrek zelfst. naamw. rek elasticiteit zelfst. naamw. rek latwerk zelfst. naamw. rek rekbaarheid zelfst. naamw. rek stellage zelfst. naamw. rek stelling zelfst. naamw. rek veerkracht zelfst. naamw. rek spankracht zelfst. naamw. rek stijl zelfst. naamw. rek staander zelfst. naamw. rek poot zelfst. naamw. rek paraplubak zelfst. naamw. rekbaar veerkrachtig bijv. naamw. rekbaar elastisch bijv. naamw. rekbaarheid rek zelfst. naamw. rekbaarheid veerkracht zelfst. naamw. rekel deugniet zelfst. naamw. rekel vlegel zelfst. naamw. reken rekenen werkwoord rekenaar computer zelfst. naamw. rekenen aannemen werkwoord rekenen achten werkwoord rekenen berekenen werkwoord rekenen cijferen werkwoord rekenen reken werkwoord rekenen rekening houden werkwoord rekenen uitrekenen werkwoord rekenen tellen werkwoord rekenen calculeren werkwoord rekening afrekening zelfst. naamw. rekening bankrekening zelfst. naamw. rekening berekening zelfst. naamw. rekening conto zelfst. naamw. rekening factuur zelfst. naamw. rekening verantwoording zelfst. naamw. rekening nota zelfst. naamw. rekening nota overig. rekening nota werkwoord rekening nota werkwoord rekening nota werkwoord rekening-courant rekeningcourant zelfst. naamw. rekeningcourant rekening-courant zelfst. naamw. rekenkun wiskun overig. rekenkun mathematica overig. rekenkunde wiskunde zelfst. naamw. rekenmachine calculator zelfst. naamw. rekenmachine computer zelfst. naamw. rekenmachine rekentuig zelfst. naamw. rekenopgave rekensom overig. rekenschap verantwoording zelfst. naamw. rekensom rekenopgave overig. rekentuig rekenmachine overig. rekentuig calculator overig. rekest adres zelfst. naamw. rekest verzoekschrift zelfst. naamw. rekest rekwest zelfst. naamw. rekest petitie zelfst. naamw. rekest aanvraag zelfst. naamw. rekestreren rekwestreren werkwoord rekkelijk rekbaar bijv. naamw. rekken oprekken werkwoord rekken strekken werkwoord rekken traineren werkwoord rekken uitstrekken werkwoord rekken vertragen werkwoord rekken uitsteken werkwoord rekken uitbreiden werkwoord rekken ophouden werkwoord rekken verlengen werkwoord rekken verschuiven werkwoord rekken uitstellen werkwoord rekken opschuiven werkwoord rekken opschorten werkwoord rekken temporiseren werkwoord rekruteren aantrekken werkwoord rekruteren aanwerven werkwoord rekruteren oproepen werkwoord rekruteren werven werkwoord rekruteren rekrutering werkwoord rekrutering lichting zelfst. naamw. rekrutering rekruteren zelfst. naamw. rekrutering werving zelfst. naamw. rekwest rekest zelfst. naamw. rekwest verzoekschrift zelfst. naamw. rekwest petitie zelfst. naamw. rekwest aanvraag zelfst. naamw. rekwestrant verzoeker zelfst. naamw. rekwestrant vrager zelfst. naamw. rekwestrant aanvrager zelfst. naamw. rekwestranten verzoekers overig. rekwestranten aanvragers overig. rekwestreren aanvragen werkwoord rekwestreren verzoeken werkwoord rekwestreren vragen werkwoord rekwestreren rekestreren werkwoord rekwireren vorderen werkwoord rekwireren opvorderen werkwoord rekwireren opeisen werkwoord rekwireren eisen werkwoord rekwisieten toneelbenodigdheden overig. rel kabaal zelfst. naamw. rel opstootje zelfst. naamw. rel ordeverstoring zelfst. naamw. rel tumult zelfst. naamw. rel spektakel zelfst. naamw. rel rustverstoring zelfst. naamw. rel roerigheid zelfst. naamw. rel herrie zelfst. naamw. rel getier zelfst. naamw. rel vuistgevecht zelfst. naamw. rel volksoproer zelfst. naamw. rel opstand zelfst. naamw. rel oproer zelfst. naamw. relaas bericht zelfst. naamw. relaas mededeling zelfst. naamw. relaas verhaal zelfst. naamw. relaas verslag zelfst. naamw. relaas vertelsel zelfst. naamw. relaas vermelding zelfst. naamw. relaas uitspraak zelfst. naamw. relaas tijding zelfst. naamw. relaas opgave zelfst. naamw. relaas melding zelfst. naamw. relaas boodschap zelfst. naamw. relaas bekendmaking zelfst. naamw. relaas verwittiging zelfst. naamw. relaas gewag zelfst. naamw. relaas vertelling zelfst. naamw. relaas verhaaltje zelfst. naamw. relaas verdichtsel zelfst. naamw. relaas geschiedenis zelfst. naamw. relais pleisterplaats overig. relatie band zelfst. naamw. relatie betrekking zelfst. naamw. relatie connectie zelfst. naamw. relatie liaison zelfst. naamw. relatie verhouding zelfst. naamw. relatie slippertje zelfst. naamw. relatie avontuurtje zelfst. naamw. relatie affaire zelfst. naamw. relatie liefdesrelatie zelfst. naamw. relatie verband zelfst. naamw. relatie schakel zelfst. naamw. relatie samenhang zelfst. naamw. relatie link zelfst. naamw. relatie verwantschap zelfst. naamw. relatie verbinding zelfst. naamw. relatie aansluiting zelfst. naamw. relatie correlatie zelfst. naamw. relatie verkering zelfst. naamw. relatie liefdesbetrekking zelfst. naamw. relatief beperkt bijv. naamw. relatief betrekkelijk bijv. naamw. relatief naar verhouding overig. relatiekaart visitekaart overig. relativiteit betrekkelijkheid overig. relaxed ontspannen overig. relaxen chillen werkwoord relaxen uitrusten werkwoord relaxen ontspannen werkwoord relaxen verpozen werkwoord relaxen rusten werkwoord releaser ripper zelfst. naamw. relevant belangrijk bijv. naamw. relevant pertinent bijv. naamw. relevant essentieel bijv. naamw. relevantie belang zelfst. naamw. relevantie bruikbaarheid zelfst. naamw. relict spoor zelfst. naamw. religie geloof zelfst. naamw. religie godsdienst zelfst. naamw. religieus extatisch bijv. naamw. religieus geestelijk bijv. naamw. religieus gelovig bijv. naamw. religieus godsdienstig bijv. naamw. religieus devotioneel bijv. naamw. religieus vroom bijv. naamw. religieus kerkelijk bijv. naamw. religieus godvruchtig bijv. naamw. religieuze non zelfst. naamw. relikwiehouder schrijn overig. reling balustrade zelfst. naamw. reling leuning zelfst. naamw. rellen oproeren zelfst. naamw. rem belemmering zelfst. naamw. rem vertragingsmechanisme overig. remblok remschoen overig. remboursement terugbetaling zelfst. naamw. remedie geneesmiddel zelfst. naamw. remedie middel zelfst. naamw. remedie medicijn zelfst. naamw. remedie medicament zelfst. naamw. remedie artsenijmiddel zelfst. naamw. remi geldzending overig. remi gelijkspel overig. remigratie terugkeer zelfst. naamw. reminiscent koestering overig. remise geldzending zelfst. naamw. remise gelijkspel zelfst. naamw. remmen afremmen werkwoord remmen belemmeren werkwoord remmen stopzetten werkwoord remmen stoppen werkwoord remmen tegenhouden werkwoord remmen ophouden werkwoord remming frustratie zelfst. naamw. remming inhibitie zelfst. naamw. remplaçant substituut overig. remplaçant surrogaat overig. remplaçanten vervanger overig. remplaçanten substituten overig. remplaçanten plaatsvervangers overig. remplaceren aflossen werkwoord remplaceren vernieuwen werkwoord remplaceren vervangen werkwoord remplaceren verwisselen werkwoord remschoen remblok overig. ren hoenderhok zelfst. naamw. ren pluimveehok zelfst. naamw. ren kippenhok zelfst. naamw. ren hoenderkooi zelfst. naamw. Renaissance herleving zelfst. naamw. renaissance wedergeboorte zelfst. naamw. renbaan circuit zelfst. naamw. renbaan velodroom zelfst. naamw. renbo koerier overig. renbo ijlbo overig. renbode koerier zelfst. naamw. rendabel lonend bijv. naamw. rendabel winstgevend bijv. naamw. rendabel vruchtbaar bijv. naamw. rendabel voordelig bijv. naamw. rendabel profijtelijk bijv. naamw. rendabel produktief bijv. naamw. rendabel lucratief bijv. naamw. rendement effect zelfst. naamw. rendement opbrengst zelfst. naamw. rendement voortbrengsel zelfst. naamw. rendement uitkomst zelfst. naamw. rendement product zelfst. naamw. rendement oogst zelfst. naamw. renderend winstgevend overig. renderend voordelig overig. renderend beloonster overig. renderend beloner overig. rendez vous afspraak zelfst. naamw. rendez-vous afspraak zelfst. naamw. rendez-vous ontmoeting zelfst. naamw. renegaat afvallige zelfst. naamw. renet stremsel overig. renet kaasstremsel overig. rennen draven werkwoord rennen hollen werkwoord rennen racen werkwoord rennen hardlopen zelfst. naamw. rennen geren werkwoord rennen snellen werkwoord renner coureur zelfst. naamw. renner hardloper zelfst. naamw. renner jogger zelfst. naamw. renner wielrenner zelfst. naamw. renner sprinter zelfst. naamw. renner loper zelfst. naamw. renner renpaard zelfst. naamw. renommee reputatie zelfst. naamw. renovatie vernieuwbouw zelfst. naamw. renovatie vernieuwing zelfst. naamw. renovaties verbouwingen zelfst. naamw. renoveren herstellen werkwoord renoveren opknappen werkwoord renoveren verbeter werkwoord renoveren verbeterd werkwoord renoveren verbeteren werkwoord renoveren verbouwen werkwoord renoveren vernieuwen werkwoord renoveren repareren werkwoord renoveren herzien werkwoord renoveren goedmaken werkwoord renoveren corrigeren werkwoord renoveren bijwerken werkwoord renoveren beteren werkwoord renoveren hernieuwen werkwoord renpaard paard zelfst. naamw. renpaard koerspaard zelfst. naamw. renpaard renner zelfst. naamw. rensport paardensport zelfst. naamw. rente bedrag zelfst. naamw. rente interest zelfst. naamw. rente rentebetaling zelfst. naamw. rentebetaling rente overig. rentezegel zegel zelfst. naamw. rentmeester administrateur zelfst. naamw. rentmeesterschap intendance overig. rentree comeback zelfst. naamw. rentrees terugkeren overig. reorganisatie hervorming zelfst. naamw. reorganisaties hervormingen overig. reorganiseren hervormen werkwoord reorganiseren omvormen werkwoord reorganiseren rationaliseren werkwoord reorganiseren vervormen werkwoord rep opschudding zelfst. naamw. reparateur hersteller zelfst. naamw. reparateur monteur zelfst. naamw. reparatie herstel zelfst. naamw. reparatie herstelling zelfst. naamw. reparatie vergoeding zelfst. naamw. reparatiewerk restauratiewerk overig. reparatiewerk herstellingswerk overig. repareerbaar herstelbaar overig. repareren goedmaken werkwoord repareren herstellen werkwoord repareren maakt werkwoord repareren maken werkwoord repareren rechtzetten werkwoord repareren verbeteren werkwoord repareren renoveren werkwoord repareren herzien werkwoord repareren corrigeren werkwoord repareren bijwerken werkwoord repareren beteren werkwoord repareren fiksen werkwoord repareren vernieuwen werkwoord repercussie terugslag overig. repertoire programma zelfst. naamw. repeteren herhalen werkwoord repeteren instuderen werkwoord repeteren oefenen werkwoord repeterend periodiek overig. repetitie herhaling zelfst. naamw. repetitie overhoring zelfst. naamw. repetitie proefwerk zelfst. naamw. repetitie proefopvoering zelfst. naamw. repetitie generarepetitie zelfst. naamw. repetitie herhaaloefening zelfst. naamw. repetitie toets zelfst. naamw. repetitie test zelfst. naamw. repetitief herhalend overig. repetitor huisleraar zelfst. naamw. repetitor oefenmeester zelfst. naamw. replica afdruk zelfst. naamw. replica kopie zelfst. naamw. repliceren antwoorden werkwoord repliek antwoord zelfst. naamw. repliek verweerschrift zelfst. naamw. repliek weerwoord zelfst. naamw. repliek verweer zelfst. naamw. repliek verdedigingsakte zelfst. naamw. repliek bezwaar zelfst. naamw. repliek retort zelfst. naamw. repliek reactie zelfst. naamw. repliek bescheid zelfst. naamw. repliek beantwoording zelfst. naamw. reportage rapport zelfst. naamw. reportage verslag zelfst. naamw. reportage weergave zelfst. naamw. reportage verhaal zelfst. naamw. reporter interviewer zelfst. naamw. reporter journalist zelfst. naamw. reporter verslaggever zelfst. naamw. reporter referent zelfst. naamw. reporter rapporteur zelfst. naamw. reporter correspondent zelfst. naamw. reporter commentator zelfst. naamw. reporter berichtgever zelfst. naamw. reportster verslaggeefster overig. reportster journaliste overig. reppen aanroeren werkwoord reppen haasten werkwoord reppen jakkeren werkwoord reppen spoeden werkwoord reppen jachten werkwoord reppen vliegen werkwoord reppen snellen werkwoord reppen opschieten werkwoord reppen jagen werkwoord reppen ijlen werkwoord reppen over noemen werkwoord represaille vergelding zelfst. naamw. represaille vergeldingsmaatreg zelfst. naamw. represaille wraakactie overig. represaille wraakactie overig. represaille wraakactie overig. representant gedelegeerde zelfst. naamw. representant plaatsvervanger zelfst. naamw. representant vertegenwoordiger zelfst. naamw. representant zaakgelastigde zelfst. naamw. representant gedeputeerde zelfst. naamw. representant gecommitteerde zelfst. naamw. representant afgevaardigde zelfst. naamw. representatie belichaming zelfst. naamw. representatie vertegenwoordiging zelfst. naamw. representatie voorstelling zelfst. naamw. representatie weergave zelfst. naamw. representatief goed ogend bijv. naamw. representatief karakteristiek bijv. naamw. representatief vertegenwoordigend bijv. naamw. representeren belichamen werkwoord representeren vertegenwoordigen werkwoord representeren vertegenwoordigen werkwoord representeren vertegenwoordigen werkwoord representeren vertegenwoordigen werkwoord repressie onderdrukking zelfst. naamw. repressie verdringing zelfst. naamw. repressief onderdrukkend bijv. naamw. repri herhaling overig. reprimande berisping zelfst. naamw. reprimande terechtwijzing zelfst. naamw. reprimande standje zelfst. naamw. reprimande verwijt zelfst. naamw. reprimande lering zelfst. naamw. reprimande gisping zelfst. naamw. reprimandes terechtwijzingen overig. reprimandes berispingen overig. reproduceren fotokopiëren werkwoord reproduceren herhalen werkwoord reproduceren uitvoeren werkwoord reproduceren verdubbelen werkwoord reproduceren vermenigvuldigen werkwoord reproductie afdruk zelfst. naamw. reproductie voortplanting zelfst. naamw. reproductie voortbrenging zelfst. naamw. reproductie verbouw zelfst. naamw. reproductie teelt zelfst. naamw. reproductie kweken zelfst. naamw. reproductie fokkerij zelfst. naamw. reproductie fok zelfst. naamw. reproductie cultuur zelfst. naamw. reproductie aanplant zelfst. naamw. reproductie aankweken zelfst. naamw. reproductie aankweek zelfst. naamw. reproductie aanfok zelfst. naamw. reproduktie vermenigvuldiging zelfst. naamw. reproduktie weergave zelfst. naamw. reproduktie vertolking zelfst. naamw. reproduktie teruggave zelfst. naamw. reputatie bekendheid zelfst. naamw. reputatie eer zelfst. naamw. reputatie faam zelfst. naamw. reputatie naam zelfst. naamw. reputatie roep zelfst. naamw. requiem dodenmis zelfst. naamw. requiemmis requiem zelfst. naamw. requirant klager overig. requirant eiser overig. requirant eisenpartij overig. requirant beschuldiger overig. requisitoir aanklacht zelfst. naamw. requisitoir eis zelfst. naamw. requisitorium ondervraging overig. requisitorium ondervraging overig. requisitorium ondervraging overig. research speurwerk zelfst. naamw. resectie uitsnijding zelfst. naamw. reservaat wildpark zelfst. naamw. reserve bedenking zelfst. naamw. reserve fonds zelfst. naamw. reserve invaller zelfst. naamw. reserve voorraad zelfst. naamw. reserve- troost overig. reserve- steun overig. reserve- nood- overig. reserveonderdeel vervangstuk zelfst. naamw. reserveren bedingen werkwoord reserveren behouden werkwoord reserveren bespreken werkwoord reserveren opzij leggen werkwoord reserveren terughouden werkwoord reserveren voorbehouden werkwoord reserveren opzijleggen werkwoord reserveren achterhouden werkwoord reserveren vastleggen werkwoord reservering plaatsbespreking zelfst. naamw. reservetroepen reservisten overig. reservist reserve zelfst. naamw. reservisten reservetroepen overig. reservoir container zelfst. naamw. reservoir kom zelfst. naamw. reservoir spaarbekken zelfst. naamw. reservoir vergaarbak zelfst. naamw. reservoir bak zelfst. naamw. residentie hofstad zelfst. naamw. residentie woning zelfst. naamw. residentie woonhuis zelfst. naamw. residentie verblijf zelfst. naamw. residentie thuis zelfst. naamw. residentie huis zelfst. naamw. resideren wonen werkwoord resideren zetelen werkwoord resideren verblijven werkwoord resideren logeren werkwoord resideren leven werkwoord residu bezinksel zelfst. naamw. residu zetsel zelfst. naamw. residu sediment zelfst. naamw. residu grondsop zelfst. naamw. residu droesem zelfst. naamw. residu depot zelfst. naamw. residu afzetsel zelfst. naamw. resistent immuun bijv. naamw. resistentie weerstand zelfst. naamw. resistentie verzet zelfst. naamw. resolutie besluit zelfst. naamw. resoluut vastberaden bijv. naamw. resoluut beslist bijv. naamw. resoluut ferm bijv. naamw. resoluut kordaat bijv. naamw. resoluut gedecideerd bijv. naamw. resoluut besluitvaardig bijv. naamw. resonans nagalm zelfst. naamw. resonantie echo zelfst. naamw. resonantie klankweerkaatsing zelfst. naamw. resonantie galm zelfst. naamw. resoneren galmen werkwoord resoneren weergalmen werkwoord resoneren weerschallen werkwoord resoneren weerklinken werkwoord resoneren weerkaatsen werkwoord resoneren schallen werkwoord resoneren echoën werkwoord resorberen slurpen werkwoord resorberen opslurpen werkwoord resorberen opslorpen werkwoord resorberen terugdringen werkwoord resorptie opslorping zelfst. naamw. respect achting zelfst. naamw. respect ontzag zelfst. naamw. respect waardering zelfst. naamw. respect hoogachting zelfst. naamw. respect eerbiediging zelfst. naamw. respect eerbied zelfst. naamw. respectabel aanzienlijk bijv. naamw. respectabel achtenswaardig bijv. naamw. respectabel eerbaar bijv. naamw. respectabel eerzaam bijv. naamw. respectabel keurig bijv. naamw. respectabel kies bijv. naamw. respectabel loffelijk bijv. naamw. respecteren bewonderen werkwoord respecteren eerbiedigen werkwoord respecteren hoogachten werkwoord respecteren opvolgen werkwoord respecteren observeren werkwoord respecteren naleven werkwoord respecteren nakomen werkwoord respecteren gehoorzamen werkwoord respecteren gadeslaan werkwoord respecteren bijhouden werkwoord respecteren bewandelen werkwoord respecteren hoogschatten werkwoord respecteren achten werkwoord respectief respectievelijk overig. respectievelijk onderscheidenlijk bijv. naamw. respectievelijk achtereenvolgens bijv. naamw. respectievelijk dan wel bijv. naamw. respectloos onbeschaamd bijv. naamw. respectloos ongegeneerd bijv. naamw. respectloos onbeschoft bijv. naamw. respectloos aanmatigend bijv. naamw. respectvol deugdelijk bijv. naamw. respijt adempauze zelfst. naamw. respijt bedenktijd zelfst. naamw. respijt onderbreking zelfst. naamw. respijt uitstel zelfst. naamw. respijt indult overig. respijt indult overig. respijt indult overig. responderen antwoorden werkwoord responderen reageren werkwoord responderen beantwoorden werkwoord respons antwoord zelfst. naamw. response feedback zelfst. naamw. ressort rayon overig. ressort provincie overig. ressort gewest overig. ressort gebied overig. ressort rijksonderdeel overig. ressort rechtsgebied overig. ressorteren behoren werkwoord ressource redmiddel overig. ressource hulpmiddel overig. rest overblijfsel zelfst. naamw. rest surplus zelfst. naamw. rest overig zelfst. naamw. rest restant zelfst. naamw. rest overschot zelfst. naamw. rest overgeblevene zelfst. naamw. rest teveel zelfst. naamw. rest exces zelfst. naamw. rest agio zelfst. naamw. restant coupon zelfst. naamw. restant overblijfsel zelfst. naamw. restant rest zelfst. naamw. restant overschot zelfst. naamw. restant overgeblevene zelfst. naamw. restaurant bistro zelfst. naamw. restaurant eetgelegenheid zelfst. naamw. restaurant gelegenheid zelfst. naamw. restaurant restauratie zelfst. naamw. restaurant eethuisje zelfst. naamw. restaurant eethuis zelfst. naamw. restaurant eetcafé zelfst. naamw. restaurant logement zelfst. naamw. restaurant hotel zelfst. naamw. restaurantbedienden obers zelfst. naamw. restaurantbedienden bedienden zelfst. naamw. restauratie cafetaria zelfst. naamw. restauratie eetgelegenheid zelfst. naamw. restauratie herbouwing zelfst. naamw. restauratie herstel zelfst. naamw. restauratie herstelwerkzaamheden zelfst. naamw. restauratie renovatie zelfst. naamw. restauratie restauratiezaal zelfst. naamw. restauratie stationsrestauratie zelfst. naamw. restauratie restaurant zelfst. naamw. restauratie eethuisje zelfst. naamw. restauratie eethuis zelfst. naamw. restauratie eetcafé zelfst. naamw. restauratie genezing zelfst. naamw. restauratie eetzaal zelfst. naamw. restauratiewagen eetwagen overig. restauratiewerk reparatiewerk overig. restauratiewerk herstellingswerk overig. restauratiezaal eetzaal zelfst. naamw. restauratiezaal restauratie zelfst. naamw. restaureren opknappen werkwoord resten overblijven werkwoord resten overschotten zelfst. naamw. resten verblijven zelfst. naamw. resten toeven zelfst. naamw. resten resteren zelfst. naamw. resten blijven zelfst. naamw. resteren overblijven werkwoord resteren verblijven werkwoord resteren toeven werkwoord resteren resten werkwoord resteren blijven werkwoord resterend over bijv. naamw. resterend overig bijv. naamw. restitueren terugbetalen werkwoord restitueren vergoeden zelfst. naamw. restitutie terugbetaling zelfst. naamw. restituties terugbetalingen zelfst. naamw. restjes sprankjes zelfst. naamw. restrictie beperking zelfst. naamw. restrictie voorbehoud zelfst. naamw. restrictie voorwaar zelfst. naamw. restrictief beperkend bijv. naamw. restrictief beknottend bijv. naamw. resultaat afloop zelfst. naamw. resultaat effect zelfst. naamw. resultaat gevolg zelfst. naamw. resultaat opbrengst zelfst. naamw. resultaat uitkomst zelfst. naamw. resultaat uitslag zelfst. naamw. resultaat uitmonden zelfst. naamw. resultaat resulteren zelfst. naamw. resultante uitkomst overig. resultaten gevolgen zelfst. naamw. resultaten uitvloeisels zelfst. naamw. resulteren uitkomen werkwoord resulteren uitlopen werkwoord resulteren uitmonden werkwoord resulteren voortvloeien werkwoord resulteren resultaat werkwoord resulteren voortspruiten werkwoord resulteren voortkomen werkwoord resulteren volgen werkwoord resulteren in leiden tot overig. resumé samenvatting zelfst. naamw. resumé uittreksel zelfst. naamw. resumé extract zelfst. naamw. resumé excerpt zelfst. naamw. resumeren herhalen werkwoord resumeren samenvatten werkwoord resurrectie herrijzenis zelfst. naamw. retardatie vertraging zelfst. naamw. retentie ophouding zelfst. naamw. retinopathie netvliesaandoening zelfst. naamw. retirade toilet zelfst. naamw. retirade chalet zelfst. naamw. retorica retoriek zelfst. naamw. retorica redekunst zelfst. naamw. retoriek retorica zelfst. naamw. retoriek redekunst zelfst. naamw. retorisch bombastisch bijv. naamw. retorisch redekunstig bijv. naamw. retorisch periodiek bijv. naamw. retorisch kring- bijv. naamw. retort kolf zelfst. naamw. retort weerwoord zelfst. naamw. retort repliek zelfst. naamw. retort reactie zelfst. naamw. retort bescheid zelfst. naamw. retort beantwoording zelfst. naamw. retort antwoord zelfst. naamw. retoucheren aandikken werkwoord retoucheren bijwerken werkwoord retour achterwaarts bijv. naamw. retour terugkeer zelfst. naamw. retour terugreis zelfst. naamw. retour terug zelfst. naamw. retour achteruit zelfst. naamw. retourneren terugbrengen werkwoord retourneren teruggeven werkwoord retourneren terugkeren werkwoord retourneren terugzenden werkwoord retourneren terugwijzen werkwoord retourneren terugsturen werkwoord retourneren terugbezorgen werkwoord retourneren heruitzenden werkwoord retourneren terugkomen werkwoord retourneren omkeren werkwoord retourtje dagretour zelfst. naamw. retractie terugtrekking zelfst. naamw. retraite aftocht zelfst. naamw. retraite afzondering zelfst. naamw. retraite rustplaats zelfst. naamw. retrograad teruggaand bijv. naamw. retrograde palindroom zelfst. naamw. return terugwedstrijd zelfst. naamw. reuk geur zelfst. naamw. reuk reukzin zelfst. naamw. reuk roep zelfst. naamw. reuk lucht zelfst. naamw. reuk geurtje zelfst. naamw. reuk bouquet zelfst. naamw. reuk aroma zelfst. naamw. reuk reukvermogen zelfst. naamw. reukloos geurloos overig. reukorgaan neus zelfst. naamw. reukvermogen reukzin zelfst. naamw. reukvermogen reuk zelfst. naamw. reukwater parfum zelfst. naamw. reukwater odeur zelfst. naamw. reukwater geurwater zelfst. naamw. reukzakje sachet zelfst. naamw. reukzin neus zelfst. naamw. reukzin reuk zelfst. naamw. reukzin reukvermogen zelfst. naamw. reukzin zintuig zelfst. naamw. reukzin odor zelfst. naamw. reuma gewrichtsreumatiek overig. reuma gewrichtsreuma overig. reunie hereniging zelfst. naamw. reunie weerzien zelfst. naamw. reus geweldenaar zelfst. naamw. reus gigant zelfst. naamw. reus titaan zelfst. naamw. reus joek zelfst. naamw. reusachtig enorm bijv. naamw. reusachtig kolossaal bijv. naamw. reusachtig buitengewoon bijv. naamw. reusachtig uitermate bijv. naamw. reusachtig immens bijv. naamw. reusachtig gigantisch bijv. naamw. reusachtig onmetelijk bijv. naamw. reusachtig hegroot bijv. naamw. reutelen rochelen werkwoord reutelen zaniken werkwoord reutelgeruis rhonchus zelfst. naamw. reuz vet overig. reuz smeer overig. reuz olie overig. reuze enorm bijv. naamw. reuze buitengewoon bijv. naamw. reuze wijs bijv. naamw. reuze waanzinnig bijv. naamw. reuze krankzinnig bijv. naamw. reuze gaaf bijv. naamw. reuze fantastisch bijv. naamw. reuze fabelachtig bijv. naamw. reuze grootschalig bijv. naamw. reuze groots bijv. naamw. reuze heerg bijv. naamw. reuzel smeer zelfst. naamw. reuzel vet zelfst. naamw. reuzel smout zelfst. naamw. reuzelekker heerlijk bijv. naamw. reuzelekker hemels bijv. naamw. reuzelekker kostelijk bijv. naamw. reuzelekker lekker bijv. naamw. reuzelekker overheerlijk bijv. naamw. reuzelekker smakelijk bijv. naamw. reuzelekker verrukkelijk bijv. naamw. reuzelekker zalig bijv. naamw. revalidatiecentrum herstellingsoord overig. revaluatie opwaardering zelfst. naamw. revaluatie herwaardering zelfst. naamw. revaluatie hertaxatie zelfst. naamw. revaluatie herschatting zelfst. naamw. revalueren herwaarderen werkwoord revalueren opwaarderen werkwoord revanche herkansing zelfst. naamw. revanche wraak zelfst. naamw. reveil reveille overig. reveille reveil overig. revelatie ontdekking zelfst. naamw. reveleren openbaren werkwoord reveleren bekendmaken werkwoord reversibel omkeerbaar zelfst. naamw. revier jachtterrein zelfst. naamw. reviseren controleren werkwoord reviseren herzien werkwoord revisie controle zelfst. naamw. revisie herziening zelfst. naamw. revisie passeren zelfst. naamw. revisie inhalen zelfst. naamw. revival herleving zelfst. naamw. revival opleving overig. revival opleving overig. revival opleving overig. revocatie intrekking zelfst. naamw. revolte muiterij zelfst. naamw. revolte opstand zelfst. naamw. revolteren opstaan werkwoord revolutie kentering zelfst. naamw. revolutie omwenteling zelfst. naamw. revolutie opstand zelfst. naamw. revolutie omverwerping zelfst. naamw. revolutie totaverandering zelfst. naamw. revolutie ommekeer zelfst. naamw. revolutie opstand overig. revoluties omverwerpingen overig. revolutionair baanbrekend bijv. naamw. revolutionair opstandig bijv. naamw. revolutionair opstandeling zelfst. naamw. revolutionair rebels bijv. naamw. revolutionair oproerig bijv. naamw. revolver pistool zelfst. naamw. revolverschot schot zelfst. naamw. revue parade zelfst. naamw. revue theater zelfst. naamw. revulsief afleidend bijv. naamw. rhinitis neusverkoudheid zelfst. naamw. rhonchus reutelgeruis zelfst. naamw. riant aantrekkelijk bijv. naamw. riant royaal bijv. naamw. riant mooi bijv. naamw. ribbe onderlegger overig. ribbe balk overig. ribbel vlaskam overig. ribbel hekel overig. ribbelig geribd overig. ribbelig geribbeld overig. ribben ribbenkast zelfst. naamw. ribbenkast borstkas zelfst. naamw. ribbenkast ribben zelfst. naamw. ribbenkast tors zelfst. naamw. ribbenkast thorax zelfst. naamw. ribbenkasten borstkassen overig. ribcord ribfluweel zelfst. naamw. ribfluweel corduroy zelfst. naamw. richel rand zelfst. naamw. richels randen overig. richels kanten overig. richtdatum streefdatum overig. richten aanleggen werkwoord richten aanschrijven werkwoord richten leiden werkwoord richten lijnen werkwoord richten uitlijnen werkwoord richten uitbalanceren werkwoord richting aansturing zelfst. naamw. richting gezindheid zelfst. naamw. richting hoek zelfst. naamw. richting koers zelfst. naamw. richting denkwijze zelfst. naamw. richtingaanwijzer indicator zelfst. naamw. richtinggevend directief overig. richtingsverandering wending zelfst. naamw. richtlijn aanwijzing zelfst. naamw. richtlijn richtsnoer zelfst. naamw. richtlijn voorschrift zelfst. naamw. richtlijn raad zelfst. naamw. richtprijs adviesprijs zelfst. naamw. richtsnoer leidraad zelfst. naamw. richtsnoer regel zelfst. naamw. richtsnoer voorschrift zelfst. naamw. richtsnoer richtlijn zelfst. naamw. ricocheren terugkaatsen zelfst. naamw. ricocheren afketsen zelfst. naamw. ricocheren afstuiten zelfst. naamw. ridder paladijn zelfst. naamw. ridderen decoreren werkwoord ridderen onderscheiden werkwoord ridderkasteel ridderslot overig. ridderkasteel kasteel overig. ridderkasteel citadel overig. ridderlijk edelmoedig bijv. naamw. ridderlijk openlijk bijv. naamw. ridderlijk voorkomend bijv. naamw. ridderlijk hoffelijk bijv. naamw. ridderlijk galant bijv. naamw. ridderlijk attent bijv. naamw. ridderorde lintje zelfst. naamw. ridderorde onderscheiding zelfst. naamw. ridderorde onderscheidingsteken zelfst. naamw. ridderorde ereteken zelfst. naamw. ridderorde decoratie zelfst. naamw. ridderslot ridderkasteel overig. ridderslot kasteel overig. ridderslot citadel overig. ridderstand adel zelfst. naamw. ridderstand ridderwezen zelfst. naamw. ridderstand adeldom zelfst. naamw. ridderstand ad zelfst. naamw. ridderwezen ridderstand overig. ridderwezen adeldom overig. ridderwezen ad overig. ridderzaal hal zelfst. naamw. ridenau toneelgordijn zelfst. naamw. ridicuul lachwekkend bijv. naamw. ridicuul belachelijk bijv. naamw. riek gaffel zelfst. naamw. riek mestvork zelfst. naamw. riek vork zelfst. naamw. riek hooivork zelfst. naamw. rieken geuren werkwoord rieken stinken werkwoord rieken ruiken werkwoord rieken walmen werkwoord rieken meuren werkwoord riem band zelfst. naamw. riem ceintuur zelfst. naamw. riem gordel zelfst. naamw. riem lei zelfst. naamw. riem lijn zelfst. naamw. riem roeiriem zelfst. naamw. riem roeispaan zelfst. naamw. riem teugel zelfst. naamw. riem veiligheidsgordel zelfst. naamw. riem gord zelfst. naamw. riem teug zelfst. naamw. riet oeverriet zelfst. naamw. riet rotan zelfst. naamw. riet rietsteng zelfst. naamw. rietje muziek zelfst. naamw. rietje strohalm overig. rietland rietveld zelfst. naamw. rietsteng rotan overig. rietsteng riet overig. rietsteng oeverriet overig. rietveld rietland zelfst. naamw. rif klip zelfst. naamw. rif uitstekenrots zelfst. naamw. rif scheer zelfst. naamw. rigide onverbiddelijk bijv. naamw. rigide verstijfd bijv. naamw. rigide star overig. rigiditeit onverbiddelijkheid zelfst. naamw. rigiditeit stijfheid zelfst. naamw. rigoureus drastisch overig. rigoureus stipt overig. rij aaneenschakeling zelfst. naamw. rij colonne zelfst. naamw. rij file zelfst. naamw. rij gelid zelfst. naamw. rij reeks zelfst. naamw. rij keten zelfst. naamw. rij serie zelfst. naamw. rij wagenbestuurder zelfst. naamw. rij chauffeur zelfst. naamw. rij queue zelfst. naamw. rij ruiter zelfst. naamw. rij paardrij zelfst. naamw. rijbaan baan zelfst. naamw. rijbaan rijstrook zelfst. naamw. rijbaan rijweg zelfst. naamw. rijbaan weg zelfst. naamw. rijden berijden werkwoord rijden besturen werkwoord rijden karren werkwoord rijden schaatsen werkwoord rijden vervoeren werkwoord rijden autorijden zelfst. naamw. rijder chauffeur zelfst. naamw. rijder paardrijder zelfst. naamw. Rijf hooivork zelfst. naamw. rijgdraad draad zelfst. naamw. rijgen aaneenrijgen werkwoord rijgen dichtsnoeren werkwoord rijgen naaien werkwoord rijgen dichtrijgen werkwoord rijgsnoer garen overig. rijgsnoer draad overig. rijk bemiddeld bijv. naamw. rijk gefortuneerd bijv. naamw. rijk kostbaar bijv. naamw. rijk overdadig bijv. naamw. rijk ruim bedeeld bijv. naamw. rijk gebied zelfst. naamw. rijk land zelfst. naamw. rijk natie zelfst. naamw. rijk overheid zelfst. naamw. rijk welig bijv. naamw. rijk weelderig bijv. naamw. rijk volop bijv. naamw. rijk uitbundig bijv. naamw. rijk overvloedig bijv. naamw. rijk abundant bijv. naamw. rijk mollig bijv. naamw. rijk vermogend bijv. naamw. rijk uitgebreid bijv. naamw. rijk staat bijv. naamw. rijkaard plutocraat zelfst. naamw. rijkdom bezit zelfst. naamw. rijkdom overvloed zelfst. naamw. rijke bevoorrechte overig. rijkelijk mild bijv. naamw. rijkelijk overvloedig bijv. naamw. rijkelijk royaal bijv. naamw. rijkelijk ruimschoots bijv. naamw. rijkelijk scheutig bijv. naamw. rijkelijk al te bijv. naamw. rijkelijk copieus bijv. naamw. rijkelijk vrijgevig bijv. naamw. rijkelijk kwistig bijv. naamw. rijkelijk gul bijv. naamw. rijkelijk genereus bijv. naamw. rijkelijkheid overvloedigheid zelfst. naamw. rijksambtenaar ambtenaar zelfst. naamw. rijksambtenaar staatsdienaar zelfst. naamw. rijksambtenaar staatsbeambte zelfst. naamw. rijksambtenaar staatsambtenaar zelfst. naamw. rijksambtenaar rijksbeambte zelfst. naamw. rijksambtenaar landsdienaar zelfst. naamw. rijksapp koningsapp overig. rijksappel koningsappel zelfst. naamw. rijksbeambte staatsdienaar overig. rijksbeambte staatsbeambte overig. rijksbeambte staatsambtenaar overig. rijksbeambte rijksambtenaar overig. rijksbeambte landsdienaar overig. rijksbelasting staatsbelasting zelfst. naamw. rijksbestuur overheid overig. rijksbestuur autoriteiten overig. rijksbestuurder stadhou overig. rijksbestuurder regent overig. rijksbestuurder landvoogd overig. rijksbestuurder gouverneur overig. rijksgenoot landsman overig. rijksgenoot landgenoot overig. rijksgrens grens zelfst. naamw. rijksgrens landgrens zelfst. naamw. rijksonderdeel ressort overig. rijksonderdeel rechtsgebied overig. rijksonderdeel rayon overig. rijksonderdeel provincie overig. rijksonderdeel gewest overig. rijksonderdeel gebied overig. rijkssubsidie overheidssteun overig. rijksveldwachter veldwachter overig. rijksveldwachter gendarme overig. rijksweg bondsweg overig. rijkswege overheidswege overig. rijkunst paardrijkunst overig. rijles autorijles zelfst. naamw. rijmelaar poëtaster zelfst. naamw. rijmelarij gerijmel overig. rijmen dichten werkwoord rijmen kloppen werkwoord rijmen rijm hebben werkwoord rijmpje vers zelfst. naamw. rijnaak aak overig. rijp bezadigd bijv. naamw. rijp gerijpt bijv. naamw. rijp geschikt bijv. naamw. rijp voldragen bijv. naamw. rijp volgroeid bijv. naamw. rijp vroeg bijv. naamw. rijp tijdig bijv. naamw. rijpaard paard zelfst. naamw. rijpen groeien werkwoord rijpen rijp worden werkwoord rijpen rijpingsproces zelfst. naamw. rijpen opleveren werkwoord rijpheid puberteit zelfst. naamw. rijpheid volwassenheid zelfst. naamw. rijpingsproces rijpen zelfst. naamw. rijrichting gedrag zelfst. naamw. rijrichting plan zelfst. naamw. rijrichting leiding zelfst. naamw. rijrichting houding zelfst. naamw. rijrichting besturing zelfst. naamw. rijs tak zelfst. naamw. rijschool autorijschool zelfst. naamw. rijschool manege zelfst. naamw. rijst graan zelfst. naamw. rijstbrandewijn arak overig. rijstepap pap zelfst. naamw. rijstrook rijbaan zelfst. naamw. rijstrook rijweg zelfst. naamw. rijstrook baan zelfst. naamw. rijstwijn sake zelfst. naamw. rijstwijn saki zelfst. naamw. rijten openscheuren werkwoord rijten scheuren werkwoord rijten openrijten werkwoord rijten losscheuren werkwoord rijtijdenboek rijtijdenboekje overig. rijtijdenboekje rijtijdenboek overig. rijtuig calche zelfst. naamw. rijtuig koets zelfst. naamw. rijtuig spoorwagon zelfst. naamw. rijtuig tramwagen zelfst. naamw. rijtuig vehikel zelfst. naamw. rijtuig wagon zelfst. naamw. rijtuig wagen zelfst. naamw. rijtuig voertuig zelfst. naamw. rijtuig kar zelfst. naamw. rijweg rijbaan zelfst. naamw. rijweg straat zelfst. naamw. rijweg weg zelfst. naamw. rijweg rijstrook zelfst. naamw. rijweg baan zelfst. naamw. rijwegen wegen zelfst. naamw. rijwiel fiets zelfst. naamw. rijwiel zwijntje zelfst. naamw. rijwiel velo zelfst. naamw. rijwiel tweewieler zelfst. naamw. rijwielstalling fietsenhok zelfst. naamw. rijwielstalling stalling zelfst. naamw. rijzen omhoogrijzen werkwoord rijzen omhoogstijgen werkwoord rijzen ontstaan werkwoord rijzen opgaan werkwoord rijzen opkomen werkwoord rijzen oprijzen werkwoord rijzen opstaan werkwoord rijzen opzwellen werkwoord rijzen stijgen werkwoord rijzen wassen werkwoord rijzen verrijzen werkwoord rijzen klimmen werkwoord rijzen bestijgen werkwoord rijzen zwellen werkwoord rijzen uitdijen werkwoord rijzen opzetten werkwoord rijzen aanwassen werkwoord rijzend verheffend overig. rijzend toenemend overig. rijzend stijgend overig. rijzend oplopend overig. rijzend omhooggaand overig. rijzend klimmend overig. rijzig fors bijv. naamw. rijzig lang bijv. naamw. rikketik hart zelfst. naamw. rillen beven werkwoord rillen bibberen zelfst. naamw. rillen huiveren zelfst. naamw. rillend bibberend overig. rillend bevend overig. rillerig kil bijv. naamw. rilling beving zelfst. naamw. rilling huivering zelfst. naamw. rilling griezel zelfst. naamw. rilling siddering zelfst. naamw. rillingen huiveringen overig. rilo ringtone zelfst. naamw. rimboe bush-bush zelfst. naamw. rimboe oerwoud zelfst. naamw. rimboe verlatenheid zelfst. naamw. rimboe jungle zelfst. naamw. rimboes oerwouden overig. rimboes jungles overig. rimpel frons zelfst. naamw. rimpel gezichtsrimpel zelfst. naamw. rimpel golving zelfst. naamw. rimpel huidrimpel zelfst. naamw. rimpel kreuk zelfst. naamw. rimpel lijn zelfst. naamw. rimpelen plooien werkwoord rimpelig gerimpeld bijv. naamw. rimpeling rimpel zelfst. naamw. rimpeling golfje zelfst. naamw. rimram nonsens overig. rimram kul overig. rimram kol overig. rimram kletskoek overig. rimram humbug overig. rimram gezwets overig. rimram geleuter overig. rimram gebeuzel overig. rimram flauwekul overig. ring boksring zelfst. naamw. ring cirkel zelfst. naamw. ring stadionring zelfst. naamw. ring trouwring zelfst. naamw. ring krans zelfst. naamw. ring ringetje zelfst. naamw. ring krul zelfst. naamw. ringbaan ringweg zelfst. naamw. ringband klapper zelfst. naamw. ringband multomap zelfst. naamw. ringdijk dijk zelfst. naamw. ringduif woudduif overig. ringduif houtduif overig. ringduif duif overig. ringeloren intimideren werkwoord ringeloren tiranniseren werkwoord ringen pennen werkwoord ringetje rondje zelfst. naamw. ringetje ring zelfst. naamw. ringetje krul zelfst. naamw. ringtone rilo zelfst. naamw. ringvormig rond bijv. naamw. ringweg ringbaan zelfst. naamw. ringweg rondweg zelfst. naamw. rinkelen kletteren werkwoord rinkelen tingelen werkwoord rinkelen klingelen werkwoord rinkelen spleet werkwoord rinkelen gerinkel werkwoord rinkelen Chinees werkwoord rinkelen tinkelen werkwoord rinoceros neushoorn zelfst. naamw. rinorroe neusdrop zelfst. naamw. rins zurig bijv. naamw. rinsheid zuurheid zelfst. naamw. rinsheid wrangheid zelfst. naamw. rinsheid stugheid zelfst. naamw. rinsheid strengheid zelfst. naamw. rinsheid hardheid zelfst. naamw. rinsheid guurheid zelfst. naamw. rinsheid bitterheid zelfst. naamw. riolen afvoerbuizen zelfst. naamw. riolering boezem zelfst. naamw. riolering riool zelfst. naamw. riolering afwateringskanaal zelfst. naamw. riolering afvoerkanaal zelfst. naamw. riool afvoerbuis zelfst. naamw. riool riolering zelfst. naamw. riool cloaca zelfst. naamw. riool boezem zelfst. naamw. riool afwateringskanaal zelfst. naamw. riool afvoerkanaal zelfst. naamw. riool spui zelfst. naamw. riool regenpijp zelfst. naamw. riool afwateringsbuis zelfst. naamw. rioolwater afvalwater zelfst. naamw. riposteren antwoorden werkwoord rippen encoderen werkwoord ris reeks zelfst. naamw. ris bos overig. ris bundel overig. ris bos overig. ris bundel overig. ris bos overig. ris bundel overig. risico gevaar zelfst. naamw. risico waagstuk zelfst. naamw. risico risicovolonderneming zelfst. naamw. risico kans zelfst. naamw. risico gok zelfst. naamw. risico gewaagonderneming zelfst. naamw. risico toeval zelfst. naamw. risicoloos safe bijv. naamw. risicoloos zeker bijv. naamw. risicovol riskant bijv. naamw. risicovol hachelijk bijv. naamw. risicovol gevaarlijk bijv. naamw. risicovolonderneming waagstuk overig. risicovolonderneming risico overig. risicovolonderneming kans overig. risicovolonderneming gok overig. risicovolonderneming gewaagonderneming zelfst. naamw. riskant gedurfd bijv. naamw. riskant gevaarlijk bijv. naamw. riskant hachelijk bijv. naamw. riskant risicovol bijv. naamw. riskant waaghalzerig bijv. naamw. riskant gewaagd bijv. naamw. riskant bedenkelijk bijv. naamw. riskant link bijv. naamw. riskeren durven werkwoord riskeren gevaar lopen werkwoord riskeren wagen werkwoord riskeren avonturen werkwoord rissen risten werkwoord rissole vleespasteitje zelfst. naamw. risten rissen werkwoord rit afstand zelfst. naamw. rit etappe zelfst. naamw. rit reis zelfst. naamw. rit rondrit zelfst. naamw. rit uitstapje zelfst. naamw. rit tournee zelfst. naamw. rit toer zelfst. naamw. rit tocht zelfst. naamw. rit gang zelfst. naamw. rit excursie zelfst. naamw. rit dagreis zelfst. naamw. rit trektocht zelfst. naamw. rit mars zelfst. naamw. rit expeditie zelfst. naamw. rit trip zelfst. naamw. rit tour zelfst. naamw. rit tochtje zelfst. naamw. rit rondreis zelfst. naamw. rite gebruik zelfst. naamw. rite kerkgebruik zelfst. naamw. rite gebruik zelfst. naamw. ritje toertje overig. ritje tochtje overig. ritme cadans zelfst. naamw. ritme maat zelfst. naamw. ritme melodie zelfst. naamw. rits kras zelfst. naamw. rits rij zelfst. naamw. rits ritssluiting zelfst. naamw. rits sluiting zelfst. naamw. ritselaar smiecht zelfst. naamw. ritselen knisperen werkwoord ritselen organiseren werkwoord ritselen ruisen werkwoord ritseling geritsel overig. ritshout kruishout overig. ritssluiting rits zelfst. naamw. ritssluiting sluiting zelfst. naamw. ritten mollengang werkwoord ritueel koosjer bijv. naamw. ritueel plechtigheid zelfst. naamw. ritus rite zelfst. naamw. ritus ritueel zelfst. naamw. rivaal concurrent zelfst. naamw. rivaal mededinger zelfst. naamw. rivaal medeminnaar zelfst. naamw. rivaal wedijveraar zelfst. naamw. rivaliseren concurreren werkwoord rivaliteit concurrentie zelfst. naamw. rivaliteit ijverzucht zelfst. naamw. rivaliteit wedijver zelfst. naamw. rivier stroom zelfst. naamw. rivierbedding bedding zelfst. naamw. rivierbocht meander overig. rivierbron bron zelfst. naamw. riviereilandje uiterwaard overig. rivierkreeft zoetwaterkreeft overig. rivierkreeft kreeft overig. rivierkreeft krab overig. riviermond delta overig. roadblock versperring zelfst. naamw. rob zeerob zelfst. naamw. rob zeehond zelfst. naamw. robbedoes wildebras zelfst. naamw. robbedoezen stoeien werkwoord robbedoezen dartelen werkwoord robbertje partij zelfst. naamw. robe japon zelfst. naamw. robe jurk zelfst. naamw. robe gewaad zelfst. naamw. robe toga zelfst. naamw. robe ornaat zelfst. naamw. robe ambtskleed zelfst. naamw. robe ambtskleden zelfst. naamw. robe ambtsgewaad zelfst. naamw. robe avondtoilet zelfst. naamw. robe avondjurk zelfst. naamw. robe avondjapon zelfst. naamw. robe japon overig. robot kunstmens zelfst. naamw. robuust fors bijv. naamw. robuust zwaargebouwd bijv. naamw. robuust zwaar bijv. naamw. robuust struis bijv. naamw. robuust potig bijv. naamw. robuust massief bijv. naamw. robuust stevig bijv. naamw. robuust sterk bijv. naamw. robuust solide bijv. naamw. robuust flink bijv. naamw. robuust fiks bijv. naamw. robuust ferm bijv. naamw. roch kwat overig. roch fluim overig. rochel fluim zelfst. naamw. rochelen hoesten werkwoord rochelen spuwen werkwoord rochelen reutelen werkwoord rococostijl styrococo overig. rodd roddels overig. rodd roddelpraat overig. rodd praatjes overig. rodd klets overig. rodd klap overig. rodd geroddel overig. rodd geklets overig. rodd geklap overig. rodd achterklap overig. rodd geklep overig. rodd zwartmaken overig. rodd lasterpraatje overig. rodd lastering overig. rodd laster overig. rodd kwaadsprekerij overig. roddel achterklap zelfst. naamw. roddel geroddel zelfst. naamw. roddel kwaadsprekerij zelfst. naamw. roddel laster zelfst. naamw. roddel roddelaar zelfst. naamw. roddel zwartmaken zelfst. naamw. roddelaar lasteraar zelfst. naamw. roddelaar roddel zelfst. naamw. roddelaar roddelaarster zelfst. naamw. roddelaarster roddelaar overig. roddelen babbelen werkwoord roddelen kletsen werkwoord roddelen kwaadspreken werkwoord roddelen lasteren werkwoord roddelen belasteren werkwoord roddelpraat belediging zelfst. naamw. roddelpraat roddel zelfst. naamw. roddelpraat roddels zelfst. naamw. roddelpraat rodd zelfst. naamw. roddelpraat praatjes zelfst. naamw. roddelpraat klets zelfst. naamw. roddelpraat klap zelfst. naamw. roddelpraat geroddel zelfst. naamw. roddelpraat geklets zelfst. naamw. roddelpraat geklap zelfst. naamw. roddelpraat achterklap zelfst. naamw. roddelpraat geklep zelfst. naamw. roddelpraat zwartmaken zelfst. naamw. roddelpraat lasterpraatje zelfst. naamw. roddelpraat lastering zelfst. naamw. roddelpraat laster zelfst. naamw. roddelpraat kwaadsprekerij zelfst. naamw. roddelpraatjes nawoord overig. roddelpraatjes narede overig. roddelpraatjes achterklap overig. roddels geroddel zelfst. naamw. roddels roddelpraat zelfst. naamw. roddels rodd zelfst. naamw. roddels praatjes zelfst. naamw. roddels klets zelfst. naamw. roddels klap zelfst. naamw. roddels geklets zelfst. naamw. roddels geklap zelfst. naamw. roddels achterklap zelfst. naamw. roddels geklep zelfst. naamw. rodehond rubella zelfst. naamw. rododendron alpenroosje overig. roe roede zelfst. naamw. roe zweep zelfst. naamw. roede garde zelfst. naamw. roede penis zelfst. naamw. roede staaf zelfst. naamw. roede pik zelfst. naamw. roede piem zelfst. naamw. roede lul zelfst. naamw. roede lid zelfst. naamw. roef kajuit overig. roeiboot boot zelfst. naamw. roeien peddelen werkwoord roeien varen werkwoord roeien watersport zelfst. naamw. roeiriem peddel zelfst. naamw. roeiriem riem zelfst. naamw. roeispaan peddel zelfst. naamw. roeispaan riem zelfst. naamw. roeispaan spaan zelfst. naamw. roeiwedstrijd regatta zelfst. naamw. roekeloos baldadig bijv. naamw. roekeloos driest bijv. naamw. roekeloos onnadenkend bijv. naamw. roekeloos onverantwoord bijv. naamw. roekeloos vermetel bijv. naamw. roekeloos waaghalzig bijv. naamw. roekeloos lichtzinnig bijv. naamw. roekeloos overmoedig bijv. naamw. roekeloos doldriest bijv. naamw. roekeloos onvoorzichtig bijv. naamw. roekeloos onbedachtzaam bijv. naamw. roekeloos halsbrekend bijv. naamw. roekeloosheid lichtzinnigheid zelfst. naamw. roekeloosheid waaghalzerij zelfst. naamw. roekeloosheid vermetelheid zelfst. naamw. roekeloosheid overmoed zelfst. naamw. roekeloosheid onbesuisdheid zelfst. naamw. roem aanzien zelfst. naamw. roem eer zelfst. naamw. Roem Roemeniër zelfst. naamw. roem faam overig. Roemeen Roemeniër zelfst. naamw. roemen beroemen werkwoord roemen eren werkwoord roemen verheerlijken zelfst. naamw. roemen vereren werkwoord roemen prijzen werkwoord roemen loven werkwoord Roemeniër Roemeen zelfst. naamw. Roemeniër Roem zelfst. naamw. roemer kelk zelfst. naamw. roemloos eerloos overig. roemrijk bekend bijv. naamw. roemrijk glorierijk bijv. naamw. roemrijk roemvol bijv. naamw. roemrijk glorieus bijv. naamw. roemrijk luisterrijk bijv. naamw. roemrucht befaamd bijv. naamw. roemrucht vermaard bijv. naamw. roemruchtig bekend bijv. naamw. roemvol roemrijk bijv. naamw. roemvol glorierijk bijv. naamw. roep eis zelfst. naamw. roep faam zelfst. naamw. roep geroep zelfst. naamw. roep gerucht zelfst. naamw. roep oproep zelfst. naamw. roep reputatie zelfst. naamw. roep schreeuw zelfst. naamw. roep naam zelfst. naamw. roep geschreeuw zelfst. naamw. roep uitroep zelfst. naamw. roep kreet zelfst. naamw. roep gil zelfst. naamw. roepen aanmanen werkwoord roepen brullen werkwoord roepen halen werkwoord roepen schreeuwen zelfst. naamw. roepen blaffen werkwoord roepen kreten werkwoord roepen gillen werkwoord roepend schreeuwend bijv. naamw. roeping missie zelfst. naamw. roeping vocatie zelfst. naamw. roepnaam naam zelfst. naamw. roer stuurroer zelfst. naamw. roer stuur zelfst. naamw. roeren beroeren werkwoord roeren bewegen werkwoord roeren mengen werkwoord roeren mixen werkwoord roeren omroeren werkwoord roeren ontroeren werkwoord roeren verplaatsen werkwoord roeren verzetten werkwoord roeren vervoeren werkwoord roeren verschuiven werkwoord roeren verschikken werkwoord roeren verleggen werkwoord roeren disloqueren werkwoord roeren doorroeren werkwoord roerend beweegbaar bijv. naamw. roerend hartroerend bijv. naamw. roerend aandoenlijk bijv. naamw. roerend ontroerend bijv. naamw. roerend hartveroverend bijv. naamw. roerend emotioneel bijv. naamw. roerend aangrijpend bijv. naamw. roerend verzetbaar bijv. naamw. roerend verplaatsbaar bijv. naamw. roerend mobiel bijv. naamw. roerend los bijv. naamw. roerganger stuurman overig. roerig beweeglijk bijv. naamw. roerig onrustig bijv. naamw. roerig turbulent bijv. naamw. roerig woelig bijv. naamw. roerig veelbewogen bijv. naamw. roerig bewogen bijv. naamw. roerigheid activiteit zelfst. naamw. roerigheid bedrijvigheid zelfst. naamw. roerigheid beroering zelfst. naamw. roerigheid tumult zelfst. naamw. roerigheid spektakel zelfst. naamw. roerigheid rustverstoring zelfst. naamw. roerigheid rel zelfst. naamw. roerigheid herrie zelfst. naamw. roerigheid getier zelfst. naamw. roerigheid onrust zelfst. naamw. roerloos bewegingloos bijv. naamw. roerloos bewegingsloos bijv. naamw. roerloos onbeweeglijk bijv. naamw. roerloos zonroer bijv. naamw. roes dronkenschap zelfst. naamw. roes extase zelfst. naamw. roest corrosie zelfst. naamw. roest oxidatie zelfst. naamw. roesten verroesten werkwoord roesten inroesten werkwoord roet lampzwart zelfst. naamw. roetachtig roeterig overig. roeterig roetachtig overig. roetmop nikker overig. roetsjbaan glijbaan zelfst. naamw. roetsjen glijden werkwoord roezemoezen gonzen werkwoord roffelen trommelen werkwoord rogge graan zelfst. naamw. rogge koren zelfst. naamw. roggebloem roggemeel zelfst. naamw. roggemeel roggebloem zelfst. naamw. rokbroek broekrok overig. roken dampen werkwoord roker junk zelfst. naamw. rokerig dampig overig. rokjas frak overig. rokkenjager vrouwenjager zelfst. naamw. rol cilinder zelfst. naamw. rol hoedanigheid zelfst. naamw. rol personageuitbeelding zelfst. naamw. rol tabel zelfst. naamw. rol cilinder overig. rol koker overig. rol cilinder overig. rol koker overig. rol cilinder overig. rol koker overig. roldoorbreking emancipatie zelfst. naamw. rolgordijn gordijn zelfst. naamw. rolgordijn jaloezie zelfst. naamw. roljaloezie rolluik overig. rolkraag col overig. rollebollen dartelen werkwoord rollebollen stoeien werkwoord rollen buitelen werkwoord rollen oprollen werkwoord rollen pikken werkwoord rollen rijden werkwoord rollen slingeren werkwoord rollen wentelen werkwoord rollen roteren werkwoord rollen ronddraaien werkwoord rollen kantelen werkwoord rollen draaien werkwoord roller breker zelfst. naamw. roller golf zelfst. naamw. roller kruller zelfst. naamw. roller triller zelfst. naamw. roller zakkenroller zelfst. naamw. rolletje losmanchet overig. rolluik luik zelfst. naamw. rolluik roljaloezie zelfst. naamw. rolmaat duimstok zelfst. naamw. rolprent speelfilm overig. rolrond rond bijv. naamw. rolrond cilindrisch bijv. naamw. rolrond cilindervormig bijv. naamw. rolsodemietertjes doperwten overig. rolst steen overig. rolst kei overig. rolsteen kei zelfst. naamw. rolsteen steen zelfst. naamw. rolwagentje lorrie overig. roman proza zelfst. naamw. romance idylle zelfst. naamw. romance liefdesgeschiedenis zelfst. naamw. romance liefdesavontuur zelfst. naamw. romancier auteur zelfst. naamw. romancier romanschrijver zelfst. naamw. romans boeken zelfst. naamw. romanschrijver romancier zelfst. naamw. romantisch poëtisch bijv. naamw. romantisch avontuurlijk bijv. naamw. romantisch dromerig bijv. naamw. romantiseren verheerlijken werkwoord romm prullaria overig. romm junk overig. romm zootje overig. romm warwink overig. romm warhoop overig. romm warbo overig. romm troep overig. romm knoeibo overig. romm zooi overig. romm rotzooi overig. romm puinzooi overig. romm puinhoop overig. romm bende overig. romm vullis overig. romm vuilnis overig. romm voddengoed overig. romm huisvuil overig. romm huisafval overig. romm grofvuil overig. romm drek overig. romm afval overig. rommel allegaartje zelfst. naamw. rommel bende zelfst. naamw. rommel mikmak zelfst. naamw. rommel prullaria zelfst. naamw. rommel puinhoop zelfst. naamw. rommel troep zelfst. naamw. rommel vuilnis zelfst. naamw. rommel warhoop zelfst. naamw. rommel rotzooi zelfst. naamw. rommel vermindering zelfst. naamw. rommel ontrouw zelfst. naamw. rommel helling zelfst. naamw. rommel afval zelfst. naamw. rommel viezigheid zelfst. naamw. rommel modder zelfst. naamw. rommel drinken zelfst. naamw. rommel prulwerk zelfst. naamw. rommelaar scharrelaar zelfst. naamw. rommelaar sjacheraar zelfst. naamw. rommelen donderen werkwoord rommelen knoeien werkwoord rommelen prutsen werkwoord rommelen aanmodderen werkwoord rommelen grabbelen werkwoord rommelen graaien werkwoord rommelig chaotisch bijv. naamw. rommelig ongeregeld bijv. naamw. rommelig onopgeruimd bijv. naamw. rommelig onordelijk bijv. naamw. rommelig wanordelijk bijv. naamw. rommelig slordig bijv. naamw. rommelig ordeloos bijv. naamw. rommelmarkt vlooienmarkt zelfst. naamw. rommeltje janboel zelfst. naamw. rommeltje soep zelfst. naamw. romp tors zelfst. naamw. romp- stam- overig. rompen torso`s zelfst. naamw. rompslomp drukte zelfst. naamw. rompslomp vegedoe zelfst. naamw. rond afgerond bijv. naamw. rond bolvormig bijv. naamw. rond cirkelvormig bijv. naamw. rond gevuld bijv. naamw. rond kogelrond bijv. naamw. rond circa bijv. naamw. rond eerlijk bijv. naamw. rond om bijv. naamw. rond sferisch bijv. naamw. rond bol bijv. naamw. rondbazuinen bekendmaken werkwoord rondbazuinen leuren werkwoord rondbazuinen rondvertellen werkwoord rondbazuinen trompetten werkwoord rondbazuinen verbreiden werkwoord rondborstig openhartig overig. rondborstig trouwhartig overig. rondborstig oprecht overig. rondborstig fideel overig. rondborstig eerlijk overig. rondborstig onverholen overig. rondborstigheid openheid zelfst. naamw. rondborstigheid oprechtheid zelfst. naamw. rondborstigheid rondheid zelfst. naamw. rondborstigheid openhartigheid zelfst. naamw. rondbrengen bestellen werkwoord rondbrengen thuisbezorgen werkwoord rondbrengen brengen werkwoord rondbrengen bezorgen werkwoord rondbrengen afleveren werkwoord rondbrenger bode zelfst. naamw. rondbrenger koerier zelfst. naamw. rondbrenger bo zelfst. naamw. rondbrenger bezorger zelfst. naamw. rondbrenger besteller zelfst. naamw. rondbrengers koeriers overig. rondbrengers bodes overig. rondbrengers bezorgers overig. rondbrieven rondvertellen werkwoord rondbrieven doorvertellen werkwoord rondbrieven doorspelen werkwoord rondbrieven doorgeven werkwoord ronddansen hossen werkwoord ronddelen bedelen werkwoord ronddelen distribueren werkwoord ronddelen rondgeven werkwoord ronddelen uitdelen werkwoord ronddelen uitreiken werkwoord ronddelen verdeel werkwoord ronddelen verdelen werkwoord ronddelen rondreiken werkwoord ronddelers verspreiders overig. ronddelers uitdelers overig. ronddolen dwalen werkwoord ronddolen rondzwerven werkwoord ronddraaien bewegen om werkwoord ronddraaien doen wentelen werkwoord ronddraaien kolken werkwoord ronddraaien rondgaan werkwoord ronddraaien wentelen werkwoord ronddraaien tollen werkwoord ronddraaien zwenken werkwoord ronddraaien wenden werkwoord ronddraaien omdraaien werkwoord ronddraaien keren werkwoord ronddraaien draaien werkwoord ronddraaien roteren werkwoord ronddraaien rollen werkwoord ronddraaien kantelen werkwoord ronddrentelen rondlopen werkwoord ronddwalen dolen werkwoord ronddwalen dwalen werkwoord ronddwalen omzwerven werkwoord ronddwalen waarden werkwoord ronddwalen waren werkwoord ronde omgang zelfst. naamw. ronde rondgang zelfst. naamw. ronde rondje zelfst. naamw. ronde tour zelfst. naamw. ronde tournee zelfst. naamw. ronde traject zelfst. naamw. ronde weg zelfst. naamw. ronde route zelfst. naamw. ronde pad zelfst. naamw. ronde etappe zelfst. naamw. ronde baanvak zelfst. naamw. ronde baan zelfst. naamw. ronde afstand zelfst. naamw. ronde vijl rattestaart overig. rondedans reidans overig. rondedans rei overig. rondel moer overig. rondfladderen dartelen werkwoord rondgaan circuleren werkwoord rondgaan rondoen werkwoord rondgang omloop zelfst. naamw. rondgang ronde zelfst. naamw. rondgang tour zelfst. naamw. rondgang processie zelfst. naamw. rondgang omgang zelfst. naamw. rondgang toer zelfst. naamw. rondgang rondje zelfst. naamw. rondgeven ronddelen werkwoord rondgeven verdelen werkwoord rondgeven uitreiken werkwoord rondgeven uitdelen werkwoord rondgeven rondreiken werkwoord rondhangen lanterfanten werkwoord rondhangen lummelen werkwoord rondhangen niksen werkwoord rondhangen nietsdoen werkwoord rondhangen luieren werkwoord rondhangen rondlummelen werkwoord rondheid rondborstigheid zelfst. naamw. rondheid oprechtheid zelfst. naamw. rondheid openheid zelfst. naamw. rondheid openhartigheid zelfst. naamw. ronding kromming zelfst. naamw. ronding kronkel zelfst. naamw. ronding draai zelfst. naamw. ronding bocht zelfst. naamw. ronding bolling zelfst. naamw. rondje beurt zelfst. naamw. rondje cirkel zelfst. naamw. rondje drankje zelfst. naamw. rondje ringetje zelfst. naamw. rondje ronde zelfst. naamw. rondje spelletje zelfst. naamw. rondje kring zelfst. naamw. rondje cirk zelfst. naamw. rondje toer zelfst. naamw. rondje rondgang zelfst. naamw. rondje omgang zelfst. naamw. rondkijken rondneuzen werkwoord rondkijken rondzien werkwoord rondkijken snuffelen werkwoord rondkijken struinen werkwoord rondkijken rondsnuffelen werkwoord rondkijken rondscharrelen werkwoord rondkomen genoeg hebben werkwoord rondkomen uitkomen werkwoord rondleiden begeleiden werkwoord rondleiden rondrijden werkwoord rondleiden leiden werkwoord rondleiden geleiden werkwoord rondlopen bestaan werkwoord rondlopen ijsberen werkwoord rondlopen rondslenteren werkwoord rondlopen rondwaren werkwoord rondlopen afreizen werkwoord rondlopen aflopen werkwoord rondlopen rondzwalken werkwoord rondlopen rondwandelen werkwoord rondlummelen slungelen werkwoord rondlummelen rondhangen werkwoord rondlummelen niksen werkwoord rondneuzen rondkijken werkwoord rondneuzen rondscharrelen werkwoord rondneuzen struinen werkwoord rondneuzen rondsnuffelen werkwoord rondoen omgang overig. rondoen rondgaan overig. rondom omheen bijv. naamw. rondom om bijv. naamw. rondom omtrent bijv. naamw. rondom rond bijv. naamw. rondomtijd cyclustijd overig. rondreiken verdelen overig. rondreiken uitreiken overig. rondreiken uitdelen overig. rondreiken rondgeven overig. rondreiken ronddelen overig. rondreis rondrit zelfst. naamw. rondreis tournee zelfst. naamw. rondreis trip zelfst. naamw. rondreis tour zelfst. naamw. rondreis toer zelfst. naamw. rondreis tochtje zelfst. naamw. rondreis rit zelfst. naamw. rondreis tocht zelfst. naamw. rondreizen reizen werkwoord rondreizen trekken werkwoord rondreizen zwerven werkwoord rondreizen rondtrekken werkwoord rondrijden rondgaan werkwoord rondrijden rondleiden werkwoord rondrijden toeren werkwoord rondrit rit zelfst. naamw. rondrit rondje zelfst. naamw. rondrit rondreis zelfst. naamw. rondrit toer zelfst. naamw. rondrit tour zelfst. naamw. rondrit trip zelfst. naamw. rondrit tochtje zelfst. naamw. rondscharrelen rondneuzen werkwoord rondscharrelen struinen werkwoord rondscharrelen rondsnuffelen werkwoord rondscharrelen rondkijken werkwoord rondschrijven circulaire zelfst. naamw. rondschrijven nieuwsbrief zelfst. naamw. rondsjouwen sjouwen werkwoord rondslenteren flaneren werkwoord rondslenteren rondlopen werkwoord rondslenteren klungelen werkwoord rondslenteren rondwandelen werkwoord rondslenteren wandelen werkwoord rondslenteren slenteren werkwoord rondslenteren lopen werkwoord rondslenteren kuieren werkwoord rondslingeren rondzwerven werkwoord rondslingeren slieren werkwoord rondslingeren slingeren werkwoord rondsnuffelen struinen werkwoord rondsnuffelen rondscharrelen werkwoord rondsnuffelen rondneuzen werkwoord rondsnuffelen rondkijken werkwoord rondstralen uitstralen werkwoord rondstralen uitzenden werkwoord rondstralen zenden werkwoord rondstrooien rondvertellen werkwoord rondstrooien uitzaaien werkwoord rondstrooien uitzenden werkwoord rondstrooien verbreiden werkwoord rondstrooien verdeler werkwoord rondstrooien verspreiden werkwoord rondstrooien verbreider werkwoord rondte cirkel zelfst. naamw. rondte omgeving zelfst. naamw. rondtoeren reizen werkwoord rondtollen draaien werkwoord rondtollen tollen werkwoord rondtrekken doorkruisen werkwoord rondtrekken doortrekken werkwoord rondtrekken toeren werkwoord rondtrekken trekken werkwoord rondtrekken zwerven werkwoord rondtrekken rondreizen werkwoord rondtrekken rondzwerven werkwoord rondtrekkende volkszanger rapsode zelfst. naamw. ronduit openlijk bijv. naamw. ronduit openhartig bijv. naamw. ronduit ridderlijk bijv. naamw. ronduit ruiterlijk bijv. naamw. ronduit zeker bijv. naamw. ronduit stellig bijv. naamw. ronduit beslist bijv. naamw. ronduit absoluut bijv. naamw. ronduit gladweg bijv. naamw. ronduit gewoonweg bijv. naamw. ronduit onverholen bijv. naamw. ronduit onverbloemd bijv. naamw. ronduit onomwonden bijv. naamw. ronduit onbewimpeld bijv. naamw. ronduit oprecht bijv. naamw. ronduit menens bijv. naamw. ronduit eerlijk bijv. naamw. ronduit echt bijv. naamw. ronduit vrijuit bijv. naamw. ronduit vrijelijk bijv. naamw. ronduit vrij bijv. naamw. ronduit open bijv. naamw. ronduit regelrecht bijv. naamw. ronduit puur bijv. naamw. ronduit klinkklaar bijv. naamw. rondventen rondvertellen werkwoord rondverteld uitgedragen overig. rondvertellen rondbazuinen werkwoord rondvertellen rondbrieven werkwoord rondvertellen doorvertellen werkwoord rondvertellen doorspelen werkwoord rondvertellen doorgeven werkwoord rondvliegen omheenvliegen werkwoord rondvliegen warrelen werkwoord rondwandelen rondlopen werkwoord rondwandelen rondslenteren werkwoord rondwandelingetjes ommetjes overig. rondwandelingetjes kuiertjes overig. rondwaren dwalen werkwoord rondwaren rondlopen werkwoord rondwaren rondzwalken werkwoord rondwarenschaduwen schimmen overig. rondwarenschaduwen schaduwen overig. rondweg ringweg zelfst. naamw. rondwroeten snuffelen werkwoord rondzendbrief rondschrijven zelfst. naamw. rondzenden circuleren werkwoord rondzien omzien werkwoord rondzwalken ronddobberen werkwoord rondzwalken rondzwerven werkwoord rondzwalken rondwaren werkwoord rondzwalken rondlopen werkwoord rondzwerven dwalen werkwoord rondzwerven ronddolen werkwoord rondzwerven rondslingeren werkwoord rondzwerven zwerven werkwoord rondzwerven rondtrekken werkwoord ronkeisteen kinderkopje overig. ronkeisteen kinderhoofdje overig. ronkeisteen kei overig. ronken brommen werkwoord ronken knorren werkwoord ronken slapen werkwoord ronken snorren werkwoord ronken zagen werkwoord ronker snurker overig. ronselaar werver overig. ronselen werven werkwoord rood blozend overig. roodachtig ros bijv. naamw. roodachtig rossig bijv. naamw. roodbruin kastanjebruin overig. roodbruin goudrenet overig. roodgloeiend gloeiend bijv. naamw. roodheid blozen zelfst. naamw. roodkoper koper zelfst. naamw. roodkrijttekening bloedsinaasappel overig. roodvonk scarlatina zelfst. naamw. roof beroving zelfst. naamw. roof wondkorst zelfst. naamw. roof prooi zelfst. naamw. roof buit zelfst. naamw. roof korst zelfst. naamw. roofachtig roofzuchtig overig. roofdier beer zelfst. naamw. roofdier jager overig. roofdier jager overig. roofdier jager overig. roofdruk illegale nadruk zelfst. naamw. roofgierig roofzuchtig overig. roofgierig roofziek overig. roofgierigheid roofzucht zelfst. naamw. roofoverval overval zelfst. naamw. roofridder piraat zelfst. naamw. rooftocht strooptocht zelfst. naamw. rooftocht plunderen zelfst. naamw. roofvogelnest horst overig. roofziek roofzuchtig overig. roofziek roofgierig overig. roofzucht roofgierigheid overig. roofzuchtig roofachtig overig. roofzuchtig roofziek overig. roofzuchtig roofgierig overig. rooie bankbiljet zelfst. naamw. rooie communist zelfst. naamw. rooie rug zelfst. naamw. rooien klaarspelen werkwoord rooien uitgraven werkwoord rooien uittrekken werkwoord rook damp zelfst. naamw. rook lucht zelfst. naamw. rook walm zelfst. naamw. rookgewoonte opiumkit overig. rookgordijn verneveling overig. rookgordijn nevelgordijn overig. rookhok rookkamer overig. rookkamer rookhok overig. rookwaar tabak zelfst. naamw. room crème zelfst. naamw. room crme zelfst. naamw. room puikje zelfst. naamw. roomijs ijsje zelfst. naamw. roomijs consumptie-ijs zelfst. naamw. rooms katholiek bijv. naamw. rooms paaps bijv. naamw. roomsoes gebakje zelfst. naamw. roomwit cremekleurig overig. roomwit cremekleurig overig. roomwit cremekleurig overig. roos rozenstruik zelfst. naamw. roos schietschijf zelfst. naamw. roosje rozet zelfst. naamw. rooskleurig florissant bijv. naamw. rooskleurig hoopvol bijv. naamw. rooskleurig rozig bijv. naamw. rooster braadrooster zelfst. naamw. rooster dienstrooster zelfst. naamw. rooster lesrooster zelfst. naamw. rooster programma zelfst. naamw. rooster raster zelfst. naamw. rooster rasterwerk zelfst. naamw. rooster tijdsindeling zelfst. naamw. rooster dienstregeling zelfst. naamw. rooster rastering zelfst. naamw. rooster sproeier zelfst. naamw. roosteren barbecuen werkwoord roosteren grillen werkwoord roosteren toast maken werkwoord roosteren verschroeien werkwoord roosteren grilleren werkwoord roquefort kaas zelfst. naamw. ros roodachtig bijv. naamw. ros paard zelfst. naamw. ros rosbief zelfst. naamw. rosarium rozentuin overig. rose rozekleurig overig. roskam kaarde overig. rossig roodachtig bijv. naamw. rot verrot bijv. naamw. rot vervelend bijv. naamw. rot vergaan bijv. naamw. rot slecht bijv. naamw. rot rottig bijv. naamw. rot bedorven bijv. naamw. rot saai bijv. naamw. rot melig bijv. naamw. rot lastig bijv. naamw. rot langwijlig bijv. naamw. rot langdraadig bijv. naamw. rot ellendig bijv. naamw. rot afgezaagd bijv. naamw. rotan oeverriet zelfst. naamw. rotan rietsteng zelfst. naamw. rotan riet zelfst. naamw. rotatie omwenteling zelfst. naamw. rotatie wenteling zelfst. naamw. rotatie draaiing zelfst. naamw. roteren wentelen werkwoord roteren ronddraaien werkwoord roteren rollen werkwoord roteren kantelen werkwoord roteren draaien werkwoord rotheid verrotheid zelfst. naamw. rotheid vergaanheid zelfst. naamw. rotheid bedorvenheid zelfst. naamw. rotje zevenklapper overig. rotje klapper overig. rotje knalbonbon overig. rotjeknor rotterdam overig. rotonde verkeersplein overig. rots rotsblok zelfst. naamw. rotsblok rots zelfst. naamw. rotskloof kloof overig. rotskloof bergspleet overig. rotskloof bergkloof overig. rotstreek schurkenstreek overig. rotstreek boevenstreek overig. rotten bederven werkwoord rotten wegrotten werkwoord rotten verrotten werkwoord rotten vergaan werkwoord rotten verteren werkwoord rotten ontbinden werkwoord rottend septisch bijv. naamw. rotterdam rotjeknor overig. rottig verrot bijv. naamw. rottig vergaan bijv. naamw. rottig slecht bijv. naamw. rottig rot bijv. naamw. rottig bedorven bijv. naamw. rotvent snertvent overig. rotvent kaffer overig. rotweer hondenweer zelfst. naamw. rotzak schoft zelfst. naamw. rotzak smeerlap zelfst. naamw. rotzak smiecht zelfst. naamw. rotzak stinkerd zelfst. naamw. rotzak naarling zelfst. naamw. rotzak mispunt zelfst. naamw. rotzak fielt zelfst. naamw. rotzakken smeerlappen overig. rotzooi afval zelfst. naamw. rotzooi bocht zelfst. naamw. rotzooi puinhoop zelfst. naamw. rotzooi troep zelfst. naamw. rotzooi rommel zelfst. naamw. rotzooi vuilnis zelfst. naamw. rotzooi bende zelfst. naamw. rotzooi zootje zelfst. naamw. rotzooi zooi zelfst. naamw. rotzooi romm zelfst. naamw. rotzooi puinzooi zelfst. naamw. rotzooi slachthuis zelfst. naamw. rotzooi janboel zelfst. naamw. rotzooi bloedbad zelfst. naamw. rotzooi knoeiboel overig. rotzooien scharrelen werkwoord rotzooien knoeien werkwoord rotzooien aanrotzooien werkwoord rotzooien aanrommelen werkwoord rotzooien klooien werkwoord rotzooien aanklooien werkwoord roulatie circulatie zelfst. naamw. roulatie omloop zelfst. naamw. roulatie rouleren zelfst. naamw. rouleren circuleren werkwoord rouleren roulatie zelfst. naamw. rouleren omloop zelfst. naamw. rouleren circulatie zelfst. naamw. route koers zelfst. naamw. route traject zelfst. naamw. route weg zelfst. naamw. route tournee zelfst. naamw. route ronde zelfst. naamw. route pad zelfst. naamw. route etappe zelfst. naamw. route baanvak zelfst. naamw. route baan zelfst. naamw. route afstand zelfst. naamw. routebeschrijving reisbeschrijving zelfst. naamw. routine ervaring zelfst. naamw. routine praktijk zelfst. naamw. routinematig routineus overig. routineus routinematig overig. rouw kwel zelfst. naamw. rouw smart zelfst. naamw. rouw pijn zelfst. naamw. rouw ongeluk zelfst. naamw. rouw leed zelfst. naamw. rouw kruis zelfst. naamw. rouw droefenis zelfst. naamw. rouwauto lijkwagen overig. rouwauto lijkauto overig. rouwbeklag condoleance zelfst. naamw. rouwbeklag condoleantie zelfst. naamw. rouwbeklag deelname zelfst. naamw. rouwbeklag deelneming zelfst. naamw. rouwbeklag medeleven zelfst. naamw. rouwbeklag medelijden zelfst. naamw. rouwbeklag leedwezen zelfst. naamw. rouwdouwen rauwdouwen werkwoord rouwdouwer krachtpatser overig. rouwen bewenen werkwoord rouwgewaad rouwkleed overig. rouwgoed rouwkleding overig. rouwig treurig bijv. naamw. rouwig verdrietig bijv. naamw. rouwkleding rouwgoed overig. rouwkleed rouwgewaad overig. rouwkoets lijkkoets overig. roven plunderen werkwoord roven stelen werkwoord roven wondkorsten zelfst. naamw. roven beroven werkwoord roven uitplunderen werkwoord roven leegplunderen werkwoord rover dief zelfst. naamw. rover struikrover zelfst. naamw. rover bandiet zelfst. naamw. roverschip piratenschip overig. roverschip kaperschip overig. royaal genereus bijv. naamw. royaal goedgeefs bijv. naamw. royaal rijkelijk bijv. naamw. royaal ruim bijv. naamw. royaal vorstelijk bijv. naamw. royaal vrijgevig bijv. naamw. royaal aanzienlijk bijv. naamw. royaal scheutig bijv. naamw. royaal kwistig bijv. naamw. royaal gul bijv. naamw. royaal ruimschoots bijv. naamw. royaal overvloedig bijv. naamw. royaal ruimhartig bijv. naamw. royaal mild bijv. naamw. royaal edelmoedig bijv. naamw. royalist koningsgezinde overig. royalistisch koningsgezind overig. royaliteit goedgeefsheid zelfst. naamw. royaliteit vrijgevigheid zelfst. naamw. royaliteit scheutigheid zelfst. naamw. royaliteit ruimhartigheid zelfst. naamw. royaliteit gulheid zelfst. naamw. royement uitsluiting zelfst. naamw. royement uitstoting zelfst. naamw. royement schrapping zelfst. naamw. royementen uitsluitingen overig. royeren diskwalificeren werkwoord royeren uitsluiten werkwoord rozebottel rozenbottel zelfst. naamw. rozekleurig rose overig. rozelaar rozestok overig. rozelaar rozenstruik overig. rozenbottel rozebottel zelfst. naamw. rozenhoedje rozenkrans zelfst. naamw. rozenkrans rozenhoedje zelfst. naamw. rozenstruik roos zelfst. naamw. rozenstruik rozestok zelfst. naamw. rozenstruik rozelaar zelfst. naamw. rozentuin rosarium overig. rozestok rozenstruik overig. rozestok rozelaar overig. rozet roosje zelfst. naamw. rozig rooskleurig bijv. naamw. rubber gummi overig. rubber elastiek overig. rubella rodehond zelfst. naamw. rudimentair grofweg overig. ruften scheten werkwoord rug bergrug zelfst. naamw. rug rugleuning zelfst. naamw. rug bergkam zelfst. naamw. rug kam zelfst. naamw. rug rugzijde zelfst. naamw. rug leuning zelfst. naamw. ruggegraat wervelkolom zelfst. naamw. ruggegraatswervel rugwerv overig. ruggegraatswervel ruggenwerv overig. ruggemerg ruggenmerg zelfst. naamw. ruggengraat wervelkolom zelfst. naamw. ruggenmerg ruggemerg zelfst. naamw. ruggensteun ruggesteun zelfst. naamw. ruggenwerv rugwerv overig. ruggenwerv ruggegraatswervel overig. ruggenwervel rugwervel zelfst. naamw. ruggesteun ruggensteun zelfst. naamw. ruggewervel rugwervel zelfst. naamw. rugleuning leuning zelfst. naamw. rugleuning rug zelfst. naamw. rugleuning rugzijde zelfst. naamw. rugsteunen steunen overig. rugsteunen instemmen overig. rugsteunen bijvallen overig. rugsteunen ondersteunen overig. rugtas pukkel overig. rugwaarts terug overig. rugwaarts achterwaarts overig. rugwaarts achteruit overig. rugwerv ruggenwerv overig. rugwerv ruggegraatswervel overig. rugwervel ruggenwervel zelfst. naamw. rugwervel ruggewervel zelfst. naamw. rugzak tas overig. rugzak tas overig. rugzak tas overig. rugzijde ommezijde overig. rugzijde keerzijde overig. rugzijde achterzijde overig. rugzijde achterkant overig. rugzijde rugleuning overig. rugzijde rug overig. rugzijde leuning overig. rui ruitijd zelfst. naamw. ruien verharen werkwoord ruig behaard bijv. naamw. ruig ongetemd bijv. naamw. ruig onherbergzaam bijv. naamw. ruig ruigharig bijv. naamw. ruig harig bijv. naamw. ruig steriel bijv. naamw. ruig ongastvrij bijv. naamw. ruig kaal bijv. naamw. ruig woest bijv. naamw. ruig wild bijv. naamw. ruig ruw bijv. naamw. ruigharig ruwharig bijv. naamw. ruigharig rechtopstaand bijv. naamw. ruigharig borstelig bijv. naamw. ruigharig ruig bijv. naamw. ruigharig harig bijv. naamw. ruiken stinken werkwoord ruiken rieken werkwoord ruiken geuren werkwoord ruiken walmen werkwoord ruiken meuren werkwoord ruiker bloemstuk zelfst. naamw. ruiker boeket zelfst. naamw. ruiker tuil zelfst. naamw. ruiker bloemetje zelfst. naamw. ruikers tuilen overig. ruikers boeketten overig. ruil inruil zelfst. naamw. ruil omruiling zelfst. naamw. ruil uitwisseling zelfst. naamw. ruil ruiltransactie zelfst. naamw. ruil ruiling zelfst. naamw. ruil omwisseling zelfst. naamw. ruil omruil zelfst. naamw. ruilbaar wisselbaar overig. ruilbaar inwisselbaar overig. ruilbaar inruilbaar overig. ruilen inwisselen werkwoord ruilen omruilen werkwoord ruilen uitwisselen werkwoord ruilen wisselen werkwoord ruilen verwisselen werkwoord ruilen verruilen werkwoord ruilen omwisselen werkwoord ruilhand ruilverkeer overig. ruiling uitwisseling zelfst. naamw. ruiling ruiltransactie overig. ruiling ruil overig. ruiling omwisseling zelfst. naamw. ruiling omruiling zelfst. naamw. ruiling omruil overig. ruiltransactie uitwisseling overig. ruiltransactie ruiling overig. ruiltransactie ruil overig. ruiltransactie omwisseling overig. ruiltransactie omruiling overig. ruiltransactie omruil overig. ruilverkeer nering overig. ruilverkeer koophand overig. ruilverkeer handelsverkeer overig. ruilverkeer handeldrijven overig. ruilverkeer handel overig. ruilverkeer ruilhand overig. ruim royaal bijv. naamw. ruim weids bijv. naamw. ruim wijd bijv. naamw. ruim breed bijv. naamw. ruimer wijder bijv. naamw. ruimhartig meevoelend overig. ruimhartig meelevend overig. ruimhartig medelevend overig. ruimhartig vrijgevig overig. ruimhartig royaal overig. ruimhartig mild overig. ruimhartig gul overig. ruimhartig genereus overig. ruimhartig edelmoedig overig. ruimhartig scheutig overig. ruimhartig goedgeefs overig. ruimhartigheid vrijgevigheid zelfst. naamw. ruimhartigheid scheutigheid zelfst. naamw. ruimhartigheid royaliteit zelfst. naamw. ruimhartigheid gulheid zelfst. naamw. ruimhartigheid goedgeefsheid zelfst. naamw. ruimschoots rijkelijk bijv. naamw. ruimschoots scheutig bijv. naamw. ruimschoots royaal bijv. naamw. ruimschoots overvloedig bijv. naamw. ruimte universum zelfst. naamw. ruimte wereldruimte zelfst. naamw. ruimte heelal zelfst. naamw. ruimte vertrek zelfst. naamw. ruimte zaal overig. ruimte plaats zelfst. naamw. ruimtegebrek plaatsgebrek overig. ruimtevaar astronaut overig. ruimtevaarder astronaut zelfst. naamw. Ruimtevaarders Wijdshergereisden overig. ruïne bouwval zelfst. naamw. ruïneren verzieken werkwoord ruïneren nekken werkwoord ruïneren bederven werkwoord ruineren verwoesten werkwoord ruineren vernietigen werkwoord ruineren vernielen werkwoord ruineren slopen werkwoord ruineren afbreken werkwoord ruïnes bouwvallen overig. ruïneus gammel overig. ruïneus bouwvallig overig. ruis geruis zelfst. naamw. ruisen suizen werkwoord ruisen murmelen werkwoord ruisen mummelen werkwoord ruisen morren werkwoord ruisen mompelen werkwoord ruisen brommen werkwoord ruisen suizelen werkwoord ruit vensterglas zelfst. naamw. ruit vensterruit zelfst. naamw. ruit raam zelfst. naamw. ruit glas zelfst. naamw. ruit venster zelfst. naamw. ruit glas overig. ruit glas overig. ruit glas overig. ruitenwisser ruitewisser zelfst. naamw. ruitenwisser trekker zelfst. naamw. ruitenwisser wisser zelfst. naamw. ruiter paardrijder zelfst. naamw. ruiter zit zelfst. naamw. ruiter rij zelfst. naamw. ruiter paardrij zelfst. naamw. ruiterij ruitervolk overig. ruiterij cavalerie overig. ruiterlijk ronduit bijv. naamw. ruiterlijk openhartig bijv. naamw. ruiterlijk onverholen bijv. naamw. ruiterlijk onverbloemd bijv. naamw. ruiterlijk onomwonden bijv. naamw. ruiterlijk onbewimpeld bijv. naamw. ruitervolk ruiterij overig. ruitervolk cavalerie overig. ruitewisser ruitenwisser zelfst. naamw. ruitijd rui zelfst. naamw. ruitje vierkantje zelfst. naamw. ruk haal zelfst. naamw. ruk trek zelfst. naamw. rukken trekken werkwoord rukwind windvlaag zelfst. naamw. rukwind windstoot zelfst. naamw. rul pulverig bijv. naamw. rul mul bijv. naamw. rul los bijv. naamw. rumoer gedruis zelfst. naamw. rumoer geluid zelfst. naamw. rumoer lawaai zelfst. naamw. rumoer tumult zelfst. naamw. rumoer ophef zelfst. naamw. rumoer drukte zelfst. naamw. rumoer spektakel zelfst. naamw. rumoer leven zelfst. naamw. rumoer kabaal zelfst. naamw. rumoer herrie zelfst. naamw. rumoer pandemonium zelfst. naamw. rumoer opschudding zelfst. naamw. rumoer heksenket zelfst. naamw. rumoer geraas zelfst. naamw. rumoer beroering zelfst. naamw. rumoer heib zelfst. naamw. rumoerig luidruchtig bijv. naamw. rumoerig luid bijv. naamw. rumoerig lawaaierig bijv. naamw. run bestorming zelfst. naamw. run stormloop zelfst. naamw. run stormaanval zelfst. naamw. run offensief zelfst. naamw. run attaque zelfst. naamw. run aanval zelfst. naamw. rund koe zelfst. naamw. rund onnozelaar zelfst. naamw. rund koebeest zelfst. naamw. rund sul zelfst. naamw. rund sukkel zelfst. naamw. rund stommerd zelfst. naamw. rund schapenkop zelfst. naamw. rund schaapskop zelfst. naamw. rund onnozele zelfst. naamw. rund oen zelfst. naamw. rund idioot zelfst. naamw. runner stoepier overig. runner klantenlokker overig. runner aanlokker overig. runner aanbrenger overig. runners stoepiers zelfst. naamw. runners klantenlokkers zelfst. naamw. runners aanbrengers zelfst. naamw. runs manches overig. runs stormlopen overig. ruptuur verscheuring zelfst. naamw. ruptuur scheuring zelfst. naamw. rust gemoedsrust zelfst. naamw. rust rustigheid zelfst. naamw. rust rustpauze zelfst. naamw. rust vredigheid zelfst. naamw. rust kalmte zelfst. naamw. rust vrede zelfst. naamw. rust verpozing zelfst. naamw. rust rusttijd zelfst. naamw. rust rustpoos zelfst. naamw. rust sereniteit zelfst. naamw. rust gerustheid zelfst. naamw. rust tijd zelfst. naamw. rustbank ligbank overig. rusteloosheid acathisie zelfst. naamw. rusten uitrusten werkwoord rusten verpozen werkwoord rusten relaxen werkwoord rustend gewezen overig. rustend gepensioneerd overig. rustgevend geruststellend bijv. naamw. rustgevend kalmerend overig. rustgevend ontspannend overig. rusthuis bejaardenhuis zelfst. naamw. rusthuis rustoord zelfst. naamw. rusthuis bejaardenoord zelfst. naamw. rustiek landelijk bijv. naamw. rustiek onbehouwen bijv. naamw. rustig even bijv. naamw. rustig gedeisd bijv. naamw. rustig gelijkmoedig bijv. naamw. rustig gerust bijv. naamw. rustig kalm bijv. naamw. rustig sereen bijv. naamw. rustig stil bijv. naamw. rustig bedaard bijv. naamw. rustig onbewogen bijv. naamw. rustig kalmpjes bijv. naamw. rustig vreedzaam bijv. naamw. rustig vredig bijv. naamw. rustig vastberaden bijv. naamw. rustig aan doen chillen werkwoord rustigheid kalmte zelfst. naamw. rustigheid rust zelfst. naamw. rustigheid vrede zelfst. naamw. rustoord rusthuis zelfst. naamw. rustoord bejaardenoord zelfst. naamw. rustoord bejaardenhuis zelfst. naamw. rustpauze onderbreking zelfst. naamw. rustpauze pauze zelfst. naamw. rustpauze rust zelfst. naamw. rustpauze rusttijd zelfst. naamw. rustpauze tussenpoos zelfst. naamw. rustpauze verpozing zelfst. naamw. rustpauze rustpoos zelfst. naamw. rustplaats crypte zelfst. naamw. rustplaats graf zelfst. naamw. rustplaats grafplaats zelfst. naamw. rustpoos verpozing overig. rustpoos rusttijd overig. rustpoos rustpauze overig. rustpoos rust overig. ruststo slaapsto overig. ruststo ligsto overig. rusttijd rustpauze zelfst. naamw. rusttijd verpozing zelfst. naamw. rusttijd rustpoos zelfst. naamw. rusttijd rust zelfst. naamw. rustverstoor stokebrand overig. rustverstoor oproerkraaier overig. rustverstoor herrieschopper overig. rustverstoring burengerucht overig. rustverstoring tumult overig. rustverstoring spektakel overig. rustverstoring roerigheid overig. rustverstoring rel overig. rustverstoring herrie overig. rustverstoring getier overig. ruw grofgebouwd bijv. naamw. ruw hardhandig bijv. naamw. ruw onbewerkt bijv. naamw. ruw ongetemd bijv. naamw. ruw lomp bijv. naamw. ruw grof bijv. naamw. ruw onzacht bijv. naamw. ruw hard bijv. naamw. ruw woest bijv. naamw. ruw wild bijv. naamw. ruw ruig bijv. naamw. ruw wrang bijv. naamw. ruw scherp bijv. naamw. ruw hobbelig bijv. naamw. ruwharig ruigharig bijv. naamw. ruwharig rechtopstaand bijv. naamw. ruwharig borstelig bijv. naamw. ruwheid hardhandigheid zelfst. naamw. ruwheid oneffenheid zelfst. naamw. ruwheid hobbeligheid zelfst. naamw. ruwijzer gietijzer zelfst. naamw. ruwweg ongeveer bijv. naamw. ruwweg plusminus bijv. naamw. ruwweg pakweg bijv. naamw. ruwweg omstreeks bijv. naamw. ruwweg circa bijv. naamw. ruzie botsing zelfst. naamw. ruzie conflict zelfst. naamw. ruzie geschil zelfst. naamw. ruzie heibel zelfst. naamw. ruzie hommeles zelfst. naamw. ruzie mot zelfst. naamw. ruzie onenigheid zelfst. naamw. ruzie twist zelfst. naamw. ruzie twistgesprek zelfst. naamw. ruzie bonje zelfst. naamw. ruzie gevecht zelfst. naamw. ruzie woordenwisseling zelfst. naamw. ruzie woordenstrijd zelfst. naamw. ruzie redetwist zelfst. naamw. ruzie redestrijd zelfst. naamw. ruzie dispuut zelfst. naamw. ruzie debat zelfst. naamw. ruzie kwestie zelfst. naamw. ruzie vod zelfst. naamw. ruzie onmin zelfst. naamw. ruzie lor zelfst. naamw. ruzieën twisten overig. ruzieën hakketakken overig. ruzieën bekvechten overig. ruzieën bakkeleien overig. ruziemaker vechter zelfst. naamw. ruziemaker twistzoeker zelfst. naamw. ruziemaker twiststoker zelfst. naamw. ruziemaker ruziezoeker zelfst. naamw. ruziemaker kemphaan zelfst. naamw. ruziemaker haantje zelfst. naamw. ruziemakers twistzoekers overig. ruziemakers ruziezoekers overig. ruziemakers kemphanen overig. ruziemakers herriezoekers overig. ruziemakers herrieschoppers overig. ruziën twisten werkwoord ruziën krakelen werkwoord ruziën kijven werkwoord ruziën kiften werkwoord ruzies aanvaringen overig. ruzieziek twistziek overig. ruziezoeker vechtjas overig. ruziezoeker vechtersbaas overig. ruziezoeker messentrekker overig. ruziezoeker knokker overig. ruziezoeker kemphaan overig. ruziezoeker ijzervreter overig. ruziezoeker vechter overig. ruziezoeker twistzoeker overig. ruziezoeker twiststoker overig. ruziezoeker ruziemaker overig. ruziezoeker haantje overig. ruziezoekers twistzoekers overig. ruziezoekers ruziemakers overig. ruziezoekers kemphanen overig. ruziezoekers herriezoekers overig. ruziezoekers herrieschoppers overig. rww ww overig. rww werklozensteun overig. rww werkloosheidsuitkering overig. rww bz overig. rww abw overig. röntgenstralen x-stralen overig. S-vormig sigmoïd bijv. naamw. s.v.p. alstublieft bijv. naamw. saai afgezaagd bijv. naamw. saai eentonig bijv. naamw. saai geestdodend bijv. naamw. saai langdradig bijv. naamw. saai monotoon bijv. naamw. saai slaapverwekkend bijv. naamw. saai suf bijv. naamw. saai vermoeid bijv. naamw. saai vervelend bijv. naamw. Saai Sober bijv. naamw. saai alledaags bijv. naamw. saai zonafleiding bijv. naamw. saai taai bijv. naamw. saai stom bijv. naamw. saai afstompend bijv. naamw. saai rot bijv. naamw. saai melig bijv. naamw. saai lastig bijv. naamw. saai langwijlig bijv. naamw. saai langdraadig bijv. naamw. saai ellendig bijv. naamw. saai boring overig. saaiheid eentonigheid zelfst. naamw. saaiheid uniformiteit zelfst. naamw. saaiheid monotonie zelfst. naamw. saaiheid eenvormigheid zelfst. naamw. saaiheid verveling zelfst. naamw. saamhorig eendrachtig bijv. naamw. saamhorig solidair bijv. naamw. saamhorig harmonieus bijv. naamw. saamhorig eensgezind bijv. naamw. saamhorigheid eensgezindheid zelfst. naamw. saamhorigheid solidariteit zelfst. naamw. saamhorigheid verbondenheid zelfst. naamw. saamhorigheid eendrachtigheid zelfst. naamw. saamhorigheidsgevoel solidariteit zelfst. naamw. sabbat sjabbes overig. sabbelen lurken werkwoord sabbelen zabbelen werkwoord sabbelen zuigen werkwoord sabberen zabberen werkwoord sabel slagwapen zelfst. naamw. sabotage tegenwerking zelfst. naamw. sabreur ijzervreter overig. sabreur houwdegen overig. sachet reukzakje zelfst. naamw. Sacrificeren Offeren werkwoord sacrilege ontheiliging overig. sacrilege heiligschennis overig. sacrista koster overig. sacristie kerkekamer overig. sacristie consistorie overig. safe bewaarkluis zelfst. naamw. safe brandkast zelfst. naamw. safe kluis zelfst. naamw. safeloket safeloketten overig. safeloketten safeloket overig. safes kluizen overig. safes brandkasten overig. saffi peuk overig. saffi sigaret overig. sage legende zelfst. naamw. sage praatje zelfst. naamw. sage gerucht zelfst. naamw. saillant treffend overig. saillant opvallend overig. saillant opmerkenswaardig overig. saillant opmerkelijk overig. saillant frappant overig. saillant merkwaardig bijv. naamw. sake rijstwijn zelfst. naamw. sake saki zelfst. naamw. saki sake overig. saki rijstwijn overig. Sakser Sassisch overig. Sakser Saksisch overig. Saksisch Sassisch overig. Saksisch Sakser overig. salariëren honoreren werkwoord salariëren bezoldigen werkwoord salariëren betalen werkwoord salariëren belonen werkwoord salaris arbeidsinkomen zelfst. naamw. salaris arbeidsloon zelfst. naamw. salaris bezoldiging zelfst. naamw. salaris gage zelfst. naamw. salaris honorarium zelfst. naamw. salaris inkomen zelfst. naamw. salaris loon zelfst. naamw. salaris traktement zelfst. naamw. salaris verdienste zelfst. naamw. salaris wedde zelfst. naamw. salaris soldij zelfst. naamw. salarisgroep salarisschaal zelfst. naamw. salarisschaal salarisgroep zelfst. naamw. salarisverhoging opslag zelfst. naamw. salarisverhoging loonsverhoging zelfst. naamw. salarisverhoging loonsverbetering zelfst. naamw. salarisverlaging verlaging zelfst. naamw. saletjonker salonheld overig. saline zouthoudend bijv. naamw. salivatie speekselvloed zelfst. naamw. salmiakgeest ammoniak overig. salmiakgeest ammonia overig. salon ontvangkamer zelfst. naamw. salon ontvangstruimte zelfst. naamw. salon zitkamer zelfst. naamw. salon receptiekamer zelfst. naamw. salon hal zelfst. naamw. salonheld saletjonker overig. salonrijtuig salonwagen overig. salonwagen salonrijtuig overig. salueren gegroet werkwoord salueren groeten werkwoord saluut begroeting zelfst. naamw. saluut welkomstgroet zelfst. naamw. saluut groet zelfst. naamw. samen bijeen bijv. naamw. samen gezamenlijk bijv. naamw. samen tezamen bijv. naamw. samen stel bijv. naamw. samen tevens bijv. naamw. samen tegelijkertijd bijv. naamw. samen tegelijk bijv. naamw. samen ineen bijv. naamw. samen gelijktijdig bijv. naamw. samen gelijk bijv. naamw. samen aaneen bijv. naamw. samenbinden verbinden werkwoord samenbinden aaneenbinden werkwoord samenbrengen bijeenbrengen werkwoord samenbrengen concentreren werkwoord samendoen samenwerken overig. samendrukken samenpersen werkwoord samendrukken comprimeren werkwoord samengaan fuseren werkwoord samengaand inherent bijv. naamw. samengegroeid concreet bijv. naamw. samengeraapte snelgreep overig. samengeraapte gepakte overig. samengevoegd bijeengevoegd overig. samenhang band zelfst. naamw. samenhang correlatie zelfst. naamw. samenhang verband zelfst. naamw. samenhang verbinding zelfst. naamw. samenhang schakel zelfst. naamw. samenhang relatie zelfst. naamw. samenhang link zelfst. naamw. samenhang connectie zelfst. naamw. samenhang liaison zelfst. naamw. samenhang aansluiting zelfst. naamw. samenhangen zinsverbanden zelfst. naamw. samenhangen verbanden zelfst. naamw. samenhangen contexten zelfst. naamw. samenhangend coherent bijv. naamw. samenhangend verenigd bijv. naamw. samenhangend verbonden bijv. naamw. samenhangend aaneengesloten bijv. naamw. samenhoren bijhoren overig. samenhorigheid solidatiteit zelfst. naamw. samenklank harmonie zelfst. naamw. samenklontering aggregatie zelfst. naamw. samenknopen knopen werkwoord samenkomen bijeenkomen werkwoord samenkomen treffen werkwoord samenkomen afspreken werkwoord samenkomen bijkomen werkwoord samenkomen verzamelen werkwoord samenkomst beraadslaging zelfst. naamw. samenkomst bijeenkomst zelfst. naamw. samenkomst manifestatie zelfst. naamw. samenkomst oploopje zelfst. naamw. samenkomst vergadering zelfst. naamw. samenkomst zitting zelfst. naamw. samenkomst toeloop zelfst. naamw. samenkomst overleg zelfst. naamw. samenkomst conferentie zelfst. naamw. samenkomsten bijeenkomsten zelfst. naamw. samenkoppelen koppelen werkwoord samenkoppelen verbinden werkwoord samenkrimpen samentrekken werkwoord samenleven samenwonen werkwoord samenleving maatschappij zelfst. naamw. samenlopen samenvallen werkwoord samenpakken samenrapen werkwoord samenpakken bijscharrelen werkwoord samenpersen comprimeren werkwoord samenpersen samendrukken werkwoord samenpersing compressie overig. samenplakken klitten werkwoord samenplakken verbinden werkwoord samenplakken agglutineren werkwoord samenraapsel mengelmoes overig. samenraapsel allegaartje overig. samenrapen samenpakken werkwoord samenrapen bijscharrelen werkwoord samenroepen convoceren werkwoord samenroepen bijeenroepen werkwoord samenscholing accumulatie zelfst. naamw. samenscholing bende zelfst. naamw. samenscholing groep zelfst. naamw. samenscholing hoop zelfst. naamw. samenscholing troep zelfst. naamw. samensmelten fuseren werkwoord samensmelten versmelten werkwoord samensmelten ineensmelten werkwoord samensmelting fusie zelfst. naamw. samenspannen samenzweren werkwoord samenspraak dialoog zelfst. naamw. samenspraak gesprek zelfst. naamw. samenspraak onderhoud zelfst. naamw. samenspraak tweespraak zelfst. naamw. samenspraak tweegesprek zelfst. naamw. samenstel bestel zelfst. naamw. samenstel netwerk overig. samenstelling assemblage zelfst. naamw. samenstelling assembleren zelfst. naamw. samenstelling combinatie zelfst. naamw. samenstelling montage zelfst. naamw. samenstelling onderdelen zelfst. naamw. samenstelling opbouw zelfst. naamw. samenstelling samenvoeging zelfst. naamw. samenstelling synthese zelfst. naamw. samenstelling structuur zelfst. naamw. samenstelling opbouwen zelfst. naamw. samenstelling constructie zelfst. naamw. samenstelling bouw zelfst. naamw. samenstelling systeem zelfst. naamw. samenstelling organisatie zelfst. naamw. samenstelling ordening zelfst. naamw. samenstellingen composities zelfst. naamw. samenstemmen overeenstemmen overig. samenstemmen harmoniëren overig. samenstroming samenvloeiing zelfst. naamw. samentelling som overig. samentelling optelling zelfst. naamw. samentrekken contracteren werkwoord samentrekken verschrompelen werkwoord samentrekken omarmen werkwoord samentrekken drukken werkwoord samentrekken slinken werkwoord samentrekken schrompelen werkwoord samentrekken indrogen werkwoord samentrekken samenkrimpen werkwoord samentrekkend adstringerend bijv. naamw. samentrekking contractie zelfst. naamw. samentrekking stuiptrekking zelfst. naamw. samentrekking stuip zelfst. naamw. samentrekking kramp zelfst. naamw. samentrekking convulsie zelfst. naamw. samentrekking samenvoeging zelfst. naamw. samentrekking aaneenschakeling zelfst. naamw. samentrekkingsteken kapjesteken overig. samentrekkingsteken kapje overig. samentrekkingsteken circumflex overig. samenvallen samenlopen werkwoord samenvatten resumeren werkwoord samenvatten recapituleren werkwoord samenvatten uittreksmaken werkwoord samenvatten excerperen werkwoord samenvatting excerpt zelfst. naamw. samenvatting extract zelfst. naamw. samenvatting recapitulatie zelfst. naamw. samenvatting resumé zelfst. naamw. samenvatting uittreksel zelfst. naamw. samenvlechten verstrengelen werkwoord samenvlechten ineenstrengelen werkwoord samenvloeiing samenstroming zelfst. naamw. samenvoegen aaneenschakelen werkwoord samenvoegen combineren werkwoord samenvoegen bijvoegen werkwoord samenvoegen verbinden werkwoord samenvoegen koppelen werkwoord samenvoegen integreren werkwoord samenvoeging aaneenschakeling zelfst. naamw. samenvoeging aaneenvoeging zelfst. naamw. samenvoeging bijeenlegging zelfst. naamw. samenvoeging consolidatie zelfst. naamw. samenvoeging las zelfst. naamw. samenvoeging optelsom zelfst. naamw. samenvoeging samenstelling zelfst. naamw. samenvoeging verbinding zelfst. naamw. samenvoeging montage zelfst. naamw. samenvoeging assembleren zelfst. naamw. samenvoeging assemblage zelfst. naamw. samenvoeging samentrekking zelfst. naamw. samenvoeging smelting zelfst. naamw. samenvoegsel mengvorm zelfst. naamw. samenwerken coöpereren werkwoord samenwerken samendoen overig. samenwerkend synergistisch bijv. naamw. samenwerking samenwerkingsverband zelfst. naamw. samenwerkingsverband coöperatie zelfst. naamw. samenwerkingsverband samenwerking zelfst. naamw. samenwonen samenleven werkwoord samenwonen samenwonend werkwoord samenwonend samenwonen werkwoord samenzweer kuiper overig. samenzweer konkelaar overig. samenzweer intrigant overig. samenzweerder complotteur zelfst. naamw. samenzweren conspireren werkwoord samenzweren samenspannen werkwoord samenzweren komplotteren werkwoord samenzwering complot zelfst. naamw. sanatorium herstellingsoord zelfst. naamw. sanatorium kuuroord zelfst. naamw. sanatorium gezondheidsoord zelfst. naamw. sanctie bekrachtiging zelfst. naamw. sanctie dwangmaatregel zelfst. naamw. sanctie straf zelfst. naamw. sanctioneren bekrachtigen werkwoord sanctioneren waarborgen werkwoord sandaal schoen zelfst. naamw. Sander Alexander overig. Sander Alex overig. saneren gezond maken werkwoord saneren opruimen werkwoord saneren gezondmaking zelfst. naamw. saneren sanering werkwoord sanering gezondmaking zelfst. naamw. sanering saneren zelfst. naamw. sanguïstisch driftig bijv. naamw. sanguïstisch vurig bijv. naamw. sante gezondheid overig. santé proost overig. santen klapper zelfst. naamw. sap jus zelfst. naamw. sap vruchtensap zelfst. naamw. sap sapje zelfst. naamw. sap vruchtennat zelfst. naamw. sapje vruchtensap overig. sapje sap overig. sapje jus overig. sappelen ploeteren werkwoord sappelen zwoegen werkwoord sappelen sloven werkwoord sappelen afsloven werkwoord sappelen afjakkeren werkwoord sappelen afbeulen werkwoord sappig mals bijv. naamw. sappig vruchtbaar bijv. naamw. sappig levendig bijv. naamw. Sapristi Verhip overig. sar plaaggeest zelfst. naamw. sarcasme cynisme zelfst. naamw. sarcasme hoon zelfst. naamw. sarcasme spot zelfst. naamw. sarcasme spotternij zelfst. naamw. sarcasme smaad zelfst. naamw. sarcasme ironie zelfst. naamw. sarcasme gespot zelfst. naamw. sarcasme bespotting zelfst. naamw. sarcasme aanfluiting zelfst. naamw. sarcasme stekeligheid zelfst. naamw. sarcasme hatelijkheid zelfst. naamw. sarcastisch cynisch bijv. naamw. sarcastisch bijtend bijv. naamw. sarcofaag stenen doodkist zelfst. naamw. sardonisch boosaardig overig. sarren jennen werkwoord sarren pesten werkwoord sarren plagen werkwoord sarren stangen werkwoord sarren tarten werkwoord sarren tergen werkwoord sarren treiteren werkwoord sarren uitdagen werkwoord sarren zieken werkwoord sarren narren werkwoord sarren kwellen werkwoord sarren koeioneren werkwoord sas schik zelfst. naamw. sas schutsluisje zelfst. naamw. sas sluis zelfst. naamw. sas verlaat zelfst. naamw. sas sluiskolk zelfst. naamw. Sassisch Saksisch overig. Sassisch Sakser overig. satan booswicht zelfst. naamw. satan duivel zelfst. naamw. satan kwaad zelfst. naamw. satan duiv zelfst. naamw. satan demon zelfst. naamw. Satan Lucifer zelfst. naamw. satanisch diabolisch bijv. naamw. satanisch duivels bijv. naamw. satanisch demonisch bijv. naamw. satelliet kunstmaan zelfst. naamw. satelliet maan zelfst. naamw. satellietstad slaapstad zelfst. naamw. sater bok zelfst. naamw. satéspies spies zelfst. naamw. satijn atlas zelfst. naamw. satijnachtig satijnen overig. satijnen satijnachtig overig. satire hekeldicht zelfst. naamw. satire spotdicht zelfst. naamw. satire puntdicht zelfst. naamw. satire hekelvers zelfst. naamw. satire hekelschrift zelfst. naamw. satire hekeling zelfst. naamw. satire spotschrift zelfst. naamw. satisfactie bevrediging zelfst. naamw. satisfactie genoegdoening zelfst. naamw. satisfactie voldoening zelfst. naamw. satisfied enough overig. saucijs saucisse zelfst. naamw. saucisse saucijs zelfst. naamw. saus jus zelfst. naamw. saus papje zelfst. naamw. sausen sauzen werkwoord sausen witten werkwoord sausen kalken werkwoord sauskom juskom zelfst. naamw. sauzen sausen werkwoord savooiekool savooienkool zelfst. naamw. savooienkool savooiekool zelfst. naamw. savoureren proeven werkwoord savoureren smullen werkwoord savoureren smikkelen werkwoord sawa rijstveld overig. saxifraga steenbreek overig. scabies schurft zelfst. naamw. scabreus gewaagd bijv. naamw. scala baaierd zelfst. naamw. scala spectrum zelfst. naamw. scala toonladder zelfst. naamw. scala gamma zelfst. naamw. scala ruimte zelfst. naamw. scandaleus schandelijk bijv. naamw. scandaleusheid schandelijkheid zelfst. naamw. scannen aftasten werkwoord scarlatina roodvonk zelfst. naamw. scenario draaiboek zelfst. naamw. scenario filmscenario zelfst. naamw. scenario`s filmscenario`s overig. scenario`s draaiboeken overig. scenario`s situaties overig. scene afbeelden zelfst. naamw. scene subcultuur zelfst. naamw. scene tafereel zelfst. naamw. scene prent zelfst. naamw. scene portret zelfst. naamw. scene beeld zelfst. naamw. scene afbeelding zelfst. naamw. scène toneel zelfst. naamw. scène tableau zelfst. naamw. scepsis reserve zelfst. naamw. scepsis twijfel zelfst. naamw. scepter gezag zelfst. naamw. scepter koningsstaf zelfst. naamw. scepter skepter zelfst. naamw. scepticisme scepsis zelfst. naamw. scepticus twijfelaar overig. schaafwond schram zelfst. naamw. schaak schaakspel overig. schaakspel schaak overig. schaakspelen schaken werkwoord schaakstukverplaatsing zet zelfst. naamw. schaakzet zet overig. schaal bolster zelfst. naamw. schaal dop zelfst. naamw. schaal maatstaf zelfst. naamw. schaal ovenschaal zelfst. naamw. schaal plateau zelfst. naamw. schaal proportie zelfst. naamw. schaal schaaltje zelfst. naamw. schaal schelp zelfst. naamw. schaal weegschaal zelfst. naamw. schaal waag zelfst. naamw. schaal schil zelfst. naamw. schaal schotel zelfst. naamw. schaalmodel maquette zelfst. naamw. schaaltje schaal zelfst. naamw. schaam generen werkwoord schaamdelen geslachtsorganen overig. schaamdelen geslachtsdelen overig. schaamdelen genitaliën overig. schaamrood schaamteblos overig. schaamspleet vulva overig. schaamte beschaamdheid zelfst. naamw. schaamte gêne zelfst. naamw. schaamte schaamtegevoel zelfst. naamw. schaamteblos schaamrood overig. schaamtegevoel schaamte zelfst. naamw. schaamtegevoel beschaamdheid zelfst. naamw. schaamteloos brutaal overig. schaamteloos onbetamelijk overig. schaamteloosheid zelfverheffing zelfst. naamw. schaamteloosheid verwaandheid zelfst. naamw. schaamteloosheid onwelgevoegelijkheid zelfst. naamw. schaamteloosheid onkiesheid zelfst. naamw. schaamteloosheid onbeschoftheid zelfst. naamw. schaamteloosheid onbeschaamdheid zelfst. naamw. schaamteloosheid laatdunkendheid zelfst. naamw. schaamteloosheid indiscretie zelfst. naamw. schaamteloosheid inbeelding zelfst. naamw. schaap bloedje zelfst. naamw. schaap onnozelaar zelfst. naamw. schaap ooi zelfst. naamw. schaap pupil zelfst. naamw. schaap uil zelfst. naamw. schaap schaapskop zelfst. naamw. schaap onnozohals zelfst. naamw. schaap onnozele zelfst. naamw. schaap kuiken zelfst. naamw. schaapachtig dom overig. schaapachtig zwakhoofdig overig. schaapachtig stom overig. schaapachtig onbenullig overig. schaapachtig bot overig. schaapachtig schapen- overig. schaapachtig schaaps- overig. schaapherderin herderin zelfst. naamw. schaapkameel lama zelfst. naamw. schaaps- schapen- overig. schaaps- schaapachtig overig. schaapskameel lama overig. schaapskameel lama overig. schaapskameel lama overig. schaapskooi schapenstal overig. schaapskooi schapehok overig. schaapskooien schapenstallen overig. schaapskooien schapehokken overig. schaapskop uil overig. schaapskop schaap overig. schaapskop onnozohals overig. schaapskop onnozele overig. schaapskop onnozelaar overig. schaapskop kuiken overig. schaapskop sul overig. schaapskop sufferd overig. schaapskop oen overig. schaapskop druiloor overig. schaapskop sukkel overig. schaapskop stommerd overig. schaapskop schapenkop overig. schaapskop rund overig. schaapskop idioot overig. schaar schare zelfst. naamw. schaar troep zelfst. naamw. schaar massa zelfst. naamw. schaar kudde zelfst. naamw. schaar horde zelfst. naamw. schaar drom zelfst. naamw. schaars beperkt bijv. naamw. schaars karig bijv. naamw. schaars zeldzaam bijv. naamw. schaars spaarzaam bijv. naamw. schaars zelden bijv. naamw. schaars uniek bijv. naamw. schaars uitzonderlijk bijv. naamw. schaars raar bijv. naamw. schaars ongewoon bijv. naamw. schaars ongemeen bijv. naamw. schaarsheid schaarste zelfst. naamw. schaarsheid zeldzaamheid zelfst. naamw. schaarsheid tekort zelfst. naamw. schaarsheid krapte zelfst. naamw. schaarsheid gebrek zelfst. naamw. schaarsnede knip zelfst. naamw. schaarsnede knip zelfst. naamw. schaarsnede knip zelfst. naamw. schaarste gebrek zelfst. naamw. schaarste krapte zelfst. naamw. schaarste tekort zelfst. naamw. schaarste schaarsheid zelfst. naamw. schaats loper zelfst. naamw. schaats scheuvel overig. schaatsbaan ijsbaan overig. schaatsen rijden werkwoord schaatsen schaatsenrijden werkwoord schaatsen wintersport zelfst. naamw. schaatsen doorlopers werkwoord schaatsenrijden schaatsen werkwoord schaberokkenen schaden overig. schaberokkenen nadetoebrengen overig. schaberokkenen duperen overig. schaberokkenen benadelen overig. schaberokkenend schadelijk overig. schacht gang zelfst. naamw. schacht koker zelfst. naamw. schachten mijnschachten overig. schachten mijnputten overig. schachten mijngroeven overig. schachten stelen overig. schachten pijlen overig. schade afbreuk zelfst. naamw. schade beschadiging zelfst. naamw. schade ellende zelfst. naamw. schade nadeel zelfst. naamw. schade verlies zelfst. naamw. schade-uitkering vergoeding zelfst. naamw. schade-uitkering schadevergoeding zelfst. naamw. schade-uitkering schadeloosstelling zelfst. naamw. schade-uitkering indemnisatie overig. schade-uitkering herstelbetaling zelfst. naamw. schade-uitkeringen schadevergoedingen overig. schadeclaim schadevordering zelfst. naamw. schadeclaims schadevorderingen overig. schadelijk funest bijv. naamw. schadelijk onvoordelig bijv. naamw. schadelijk schaberokkenend bijv. naamw. schadelijk vijandig bijv. naamw. schadeloosstellen afkopen werkwoord schadeloosstellen terugbetalen werkwoord schadeloosstellen tevredenstellen werkwoord schadeloosstellen vergoeden werkwoord schadeloosstelling compensatie zelfst. naamw. schadeloosstelling genoegdoening zelfst. naamw. schadeloosstelling schadevergoeding zelfst. naamw. schadeloosstelling vergoeding zelfst. naamw. schadeloosstelling schade-uitkering zelfst. naamw. schadeloosstelling indemnisatie zelfst. naamw. schadeloosstelling herstelbetaling zelfst. naamw. schaden aantasten werkwoord schaden beschadigen werkwoord schaden verwonden werkwoord schaden kwetsen werkwoord schaden blesseren werkwoord schaden bezeren werkwoord schaden schaberokkenen werkwoord schaden nadetoebrengen werkwoord schaden duperen werkwoord schaden benadelen werkwoord schadepost verliespost overig. schaderegeling regeling zelfst. naamw. schaderegeling vereffening zelfst. naamw. schadevergoeding schadeloosstelling zelfst. naamw. schadevergoeding vergoeding zelfst. naamw. schadevergoeding verhaal zelfst. naamw. schadevergoeding schade-uitkering zelfst. naamw. schadevergoeding indemnisatie zelfst. naamw. schadevergoeding herstelbetaling zelfst. naamw. schadevergoedingen schade-uitkeringen overig. schadevordering schadeclaim zelfst. naamw. schadevorderingen schadeclaims overig. schaduw geest zelfst. naamw. schaduw lommer zelfst. naamw. schaduw schaduwbeeld zelfst. naamw. schaduw zweem zelfst. naamw. schaduwachtig lommerachtig overig. schaduwbeeld hersenschim zelfst. naamw. schaduwbeeld silhouet zelfst. naamw. schaduwbeelden schimmen zelfst. naamw. schaduwbeelden silhouetten zelfst. naamw. schaduwen aankleven werkwoord schaduwen volgen werkwoord schaduwen schaduwing werkwoord schaduwen schimmen werkwoord schaduwen rondwarenschaduwen werkwoord schaduwing schaduwen overig. schaduwrijk lommerrijk bijv. naamw. schaduwrijk beschaduwd bijv. naamw. schaduwzijde bezwaar zelfst. naamw. schaduwzijde keerzijde zelfst. naamw. schaduwzijde nadeel zelfst. naamw. schaduwzijde gebrek zelfst. naamw. schaffen opdissen werkwoord schaffen verlenen werkwoord schaft eetpauze zelfst. naamw. schaft schacht zelfst. naamw. schaften eten werkwoord schaften pauzeren werkwoord schaftkeet schaftlokaal overig. schaftlokaal kantine zelfst. naamw. schaftlokaal schaftkeet zelfst. naamw. schafttijd schaftuur overig. schafttijd middagpauze overig. schafttijd lunchpauze overig. schafttijd lunch overig. schaftuur schafttijd overig. schaftuur middagpauze overig. schaftuur lunchpauze overig. schaftuur lunch overig. schakel connectie zelfst. naamw. schakel ring zelfst. naamw. schakel schalm zelfst. naamw. schakel verband zelfst. naamw. schakel samenhang zelfst. naamw. schakel relatie zelfst. naamw. schakel link zelfst. naamw. schakel pandoerspel zelfst. naamw. schakel manillasigaar zelfst. naamw. schakel connectie overig. schakelaar knop zelfst. naamw. schakelaar schakelknop zelfst. naamw. schakelaars knoppen zelfst. naamw. schakelbord centrale zelfst. naamw. schakelbord paneel zelfst. naamw. schakelbord instrumentenbord zelfst. naamw. schakelhefbomen versnellingspoken overig. schakelhefbomen versnellingshendels overig. schakelhefbomen schakelpoken overig. schakeling circuit zelfst. naamw. schakelinrichting versnelling zelfst. naamw. schakelklok tijdschakelaar zelfst. naamw. schakelknop schakelaar overig. schakelknop knop overig. schakelpoken versnellingspoken overig. schakelpoken versnellingshendels overig. schakelpoken schakelhefbomen overig. schaken ontvoeren werkwoord schaken schaakspelen werkwoord schaker ontvoerder zelfst. naamw. schakeren nuanceren werkwoord schakering kleur zelfst. naamw. schakering kleurenspel zelfst. naamw. schakering kleurschikking zelfst. naamw. schakering nuance zelfst. naamw. schakering nuancering zelfst. naamw. schaking wegnemen overig. schalkachtig spotachtig overig. schalkachtig snaaks overig. schalkachtig schelms overig. schalkachtig schelmachtig overig. schalkachtig schalks overig. schalkachtig ondeugend overig. schalkachtig kwajongensachtig overig. schalkachtig guitig overig. schalkachtig bengelachtig overig. schalks guitig bijv. naamw. schalks loos bijv. naamw. schalks spotachtig bijv. naamw. schalks snaaks bijv. naamw. schalks schelms bijv. naamw. schalks schelmachtig bijv. naamw. schalks schalkachtig bijv. naamw. schalks ondeugend bijv. naamw. schalks kwajongensachtig bijv. naamw. schalks bengelachtig bijv. naamw. schalksheid snaaksheid zelfst. naamw. schalksheid schelmsheid zelfst. naamw. schallen galmen werkwoord schallen weergalmen werkwoord schallen weerschallen werkwoord schallen weerklinken werkwoord schallen weerkaatsen werkwoord schallen resoneren werkwoord schallen echoën werkwoord schallend weerklinkend overig. schallend galmend overig. schalm schakel zelfst. naamw. schalmei herdersfluit overig. schamel haveloos bijv. naamw. schamel pover bijv. naamw. schamel armoedig bijv. naamw. schamel bekaaid bijv. naamw. schamel stumperig bijv. naamw. schamel schunnig bijv. naamw. schamel miserabel bijv. naamw. schamel ellendig bijv. naamw. schamel belabberd bijv. naamw. schamel schraal bijv. naamw. schamel mager bijv. naamw. schamel karig bijv. naamw. schamel armzalig bijv. naamw. schamel verlopen bijv. naamw. schamel sjofeltjes bijv. naamw. schamel sjofel bijv. naamw. schamel flodderig bijv. naamw. schamelheid karigheid zelfst. naamw. schamelheid nood zelfst. naamw. schamelheid narigheid zelfst. naamw. schamelheid misère zelfst. naamw. schamelheid ellende zelfst. naamw. schamelheid armoe zelfst. naamw. schamelheid schraalheid zelfst. naamw. schamelheid poverheid zelfst. naamw. schamelheid armzaligheid zelfst. naamw. schamen generen werkwoord schamp spot overig. schamp beschimping overig. schamp belediging overig. schamper bitter bijv. naamw. schamper honend bijv. naamw. schamper geringschattend bijv. naamw. schamper spottend bijv. naamw. schamper smalend bijv. naamw. schamper smadend bijv. naamw. schamper smadelijk bijv. naamw. schamperen meesmuilen werkwoord schamperen sneren werkwoord schandaal aanstoot zelfst. naamw. schandaal schande zelfst. naamw. schandaal spektakel zelfst. naamw. schandaal opzien zelfst. naamw. schandaalpers boulevardpers overig. schandalig schandelijk bijv. naamw. schandalig verfoeilijk bijv. naamw. schandalig misdadig bijv. naamw. schandalig schreeuwend bijv. naamw. schandaliseren blameren werkwoord schanddaad wetsovertreding overig. schanddaad wandaad overig. schanddaad vergrijp overig. schanddaad overtreding overig. schanddaad misdrijf overig. schanddaad misdaad overig. schanddaad delict overig. schande aanfluiting zelfst. naamw. schande laster zelfst. naamw. schande vernedering zelfst. naamw. schande smaad zelfst. naamw. schande oneer zelfst. naamw. schande schimp zelfst. naamw. schande hoon zelfst. naamw. schandelijk infaam bijv. naamw. schandelijk schandalig bijv. naamw. schandelijk erg bijv. naamw. schandelijk honds bijv. naamw. schandelijk laaghartig bijv. naamw. schandelijk misdadig bijv. naamw. schandelijk ongehoord bijv. naamw. schandelijk schaamteloos bijv. naamw. schandelijk zedeloos bijv. naamw. schandelijk verlegen bijv. naamw. schandelijk beschaamd bijv. naamw. schandelijk verfoeilijk bijv. naamw. schandelijkheid scandaleusheid zelfst. naamw. schandelijkheid zwartheid zelfst. naamw. schandelijkheid zwartgalligheid zelfst. naamw. schandelijkheid somberheid zelfst. naamw. schandelijkheid snoodheid zelfst. naamw. schandelijkheid donkerheid zelfst. naamw. schandmerk brandmerk zelfst. naamw. schandmerk smet zelfst. naamw. schandmerk schandvlek zelfst. naamw. schandmerken schandvlekken zelfst. naamw. schandpaal kaak zelfst. naamw. schandschrift smaadschrift overig. schandschrift schotschrift overig. schandschrift hekelschrift overig. schandvlek schande zelfst. naamw. schandvlek smet zelfst. naamw. schandvlek schandmerk zelfst. naamw. schandvlekken brandmerken werkwoord schandvlekken schandmerken zelfst. naamw. schans springschans zelfst. naamw. schans wal zelfst. naamw. schans verschansing zelfst. naamw. schap plank zelfst. naamw. schapebout schapenbout zelfst. naamw. schapehok schapenstal overig. schapehok schaapskooi overig. schapehokken schapenstallen overig. schapehokken schaapskooien overig. schapen- schaaps- overig. schapen- schaapachtig overig. schapenbol krullenkapsel zelfst. naamw. schapenbol krullenkapsel zelfst. naamw. schapenbol krullenkapsel zelfst. naamw. schapenbout schapebout zelfst. naamw. schapenhoeder hoeder zelfst. naamw. schapenhoeder hoe zelfst. naamw. schapenkop sul overig. schapenkop sukkel overig. schapenkop stommerd overig. schapenkop schaapskop overig. schapenkop rund overig. schapenkop onnozele overig. schapenkop onnozelaar overig. schapenkop oen overig. schapenkop idioot overig. schapenscheer scheer overig. schapenstal schapehok overig. schapenstal schaapskooi overig. schapenstallen schapehokken overig. schapenstallen schaapskooien overig. schapenvlees schapevlees zelfst. naamw. schapevlees schapenvlees zelfst. naamw. schappelijk billijk bijv. naamw. schappelijk geschikt bijv. naamw. schappelijk redelijk bijv. naamw. schappelijk aanvaardbaar bijv. naamw. schappelijkheid redelijkheid zelfst. naamw. schappelijkheid billijkheid zelfst. naamw. schappen planken zelfst. naamw. schare drom zelfst. naamw. schare horde zelfst. naamw. schare kudde zelfst. naamw. schare massa zelfst. naamw. schare menigte zelfst. naamw. schare schaar zelfst. naamw. schare troep zelfst. naamw. schare hoop zelfst. naamw. schare bende zelfst. naamw. schare tas zelfst. naamw. schare stapel zelfst. naamw. schare boel zelfst. naamw. schare vlucht zelfst. naamw. schare stel zelfst. naamw. schare set zelfst. naamw. schare school zelfst. naamw. schare groep zelfst. naamw. schare drift zelfst. naamw. scharen opstellen werkwoord scharlaken scharlakenrood overig. scharlaken hoogrood overig. scharlaken bloedrood overig. scharlakenrood scharlaken overig. scharlakenrood hoogrood overig. scharlakenrood bloedrood overig. scharminkel geraamte zelfst. naamw. scharminkelig knokig overig. scharnier hengsel overig. scharnieren draaien werkwoord scharrelaar brekebeen zelfst. naamw. scharrelaar versierder zelfst. naamw. scharrelen aanrotzooien werkwoord scharrelen gaan werkwoord scharrelen handelen werkwoord scharrelen krabbelen werkwoord scharrelen rommelen werkwoord scharrelen stropen werkwoord scharrelen rotzooien werkwoord scharrelen knoeien werkwoord scharrelen aanrommelen werkwoord scharrelen flirten werkwoord scharrelen vrijen werkwoord scharrelpartijtje vrijage overig. scharreltje vriendinnetje overig. schat beminde zelfst. naamw. schat bezit zelfst. naamw. schat engel zelfst. naamw. schat geldschat zelfst. naamw. schat liefste zelfst. naamw. schat mop zelfst. naamw. schat lieverd zelfst. naamw. schat vriendin zelfst. naamw. schat snoes zelfst. naamw. schat liefje zelfst. naamw. schat geliefde zelfst. naamw. schat lieveling zelfst. naamw. schat toevluchtsoord zelfst. naamw. schat toevlucht zelfst. naamw. schat steun zelfst. naamw. schat kinder-dagverblijf zelfst. naamw. schat bolwerk zelfst. naamw. schat scheetje zelfst. naamw. schat schatje zelfst. naamw. schat poepje zelfst. naamw. schat lieve zelfst. naamw. schat duifje zelfst. naamw. schat schattebout zelfst. naamw. schat lieverd overig. schatbewaarder penningmeester zelfst. naamw. schateren gieren werkwoord schateren lachen werkwoord schaterlach lachsalvo overig. schaterlachen lachen werkwoord schaterlachen schateren werkwoord schatje liefste zelfst. naamw. schatje lieverd zelfst. naamw. schatje snoes zelfst. naamw. schatje snoepje zelfst. naamw. schatje lieveling zelfst. naamw. schatje scheetje zelfst. naamw. schatje schat zelfst. naamw. schatje poepje zelfst. naamw. schatje lieve zelfst. naamw. schatje liefje zelfst. naamw. schatje duifje zelfst. naamw. schatje beminde zelfst. naamw. schatje schattebout zelfst. naamw. schatje dot zelfst. naamw. schatjes liefjes zelfst. naamw. schatjes schatten zelfst. naamw. schatjes schattebouten zelfst. naamw. schatkamer thesaurie overig. schatkist financiën zelfst. naamw. schatkist geldkist zelfst. naamw. schatkist staatskas zelfst. naamw. schatkist thesaurie zelfst. naamw. schatmeester thesaurier overig. schatmeester penningmeester overig. schatmeester kassier overig. schatoebrengen beschadiging overig. schatplichtig belastbaar overig. schatplichtig belastingschuldig overig. schatrijk steenrijk bijv. naamw. schattebout liefste zelfst. naamw. schattebout schat zelfst. naamw. schattebout lieveling zelfst. naamw. schattebout snoes zelfst. naamw. schattebout scheetje zelfst. naamw. schattebout schatje zelfst. naamw. schattebout poepje zelfst. naamw. schattebout lieve zelfst. naamw. schattebout liefje zelfst. naamw. schattebout duifje zelfst. naamw. schattebout beminde zelfst. naamw. schattebouten schatten overig. schattebouten schatjes overig. schattebouten liefjes overig. schatten aanslaan werkwoord schatten beramen werkwoord schatten berekenen werkwoord schatten beschouwen werkwoord schatten inschatten werkwoord schatten ramen werkwoord schatten taxeren werkwoord schatten liefjes zelfst. naamw. schatten bepalen werkwoord schatten afwegen werkwoord schatten schattebouten werkwoord schatten schatjes werkwoord schatten beoordelen werkwoord schatten begroten werkwoord schatten geringschatten werkwoord schatter taxateur overig. schattig aanbiddelijk bijv. naamw. schattig beeldig bijv. naamw. schattig enig bijv. naamw. schattig lief bijv. naamw. schattig snoeperig bijv. naamw. schattig snoezig bijv. naamw. schattig vertederend bijv. naamw. schattig koddig bijv. naamw. schattig verrukkelijk bijv. naamw. schattig charmant bijv. naamw. schattig bekoorlijk bijv. naamw. schattig begeerenswaardig bijv. naamw. schattig aantrekkelijk bijv. naamw. schattig dottig bijv. naamw. schattig allerliefst bijv. naamw. schattig aanvallig bijv. naamw. schatting achting zelfst. naamw. schatting begroting zelfst. naamw. schatting belasting zelfst. naamw. schatting taxatie zelfst. naamw. schatting waardeschatting zelfst. naamw. schatting waardebepaling zelfst. naamw. schatting raming zelfst. naamw. schavelen schavielen werkwoord schaven bijschaven werkwoord schaven ontvellen werkwoord schaven raspen werkwoord schaven schuren werkwoord schaven slijten werkwoord schavielen schavelen werkwoord schavuit boef zelfst. naamw. schavuit vleg zelfst. naamw. schavuit schelm zelfst. naamw. schavuit ondeugd zelfst. naamw. schavuit kwajongen zelfst. naamw. schavuit deugniet zelfst. naamw. schavuit boefje zelfst. naamw. schavuit beng zelfst. naamw. schavuit picaro zelfst. naamw. schavuiten guiten overig. schavuiten gladakkers overig. schavuiten deugnieten overig. schavuiten boefjes overig. schede vagina zelfst. naamw. schede doosje zelfst. naamw. schede foedraal zelfst. naamw. schedel doodshoofd zelfst. naamw. schedel hersenpan zelfst. naamw. scheef argwanend bijv. naamw. scheef dwars bijv. naamw. scheef krom bijv. naamw. scheef lijp bijv. naamw. scheef schuin bijv. naamw. scheef vals bijv. naamw. scheef jaloers bijv. naamw. scheef hellend bijv. naamw. scheef verkeerd bijv. naamw. scheefhals torticollis zelfst. naamw. scheefheid schuinte zelfst. naamw. scheefheid schuinheid zelfst. naamw. scheefheid scheefte zelfst. naamw. scheefte schuinte zelfst. naamw. scheefte schuinheid zelfst. naamw. scheefte scheefheid zelfst. naamw. scheel loens bijv. naamw. scheel loensend bijv. naamw. scheelzien strabismus zelfst. naamw. scheen been zelfst. naamw. scheenbeen scheen zelfst. naamw. scheepje vaartuig overig. scheepje stoomschip overig. scheepje schuitje overig. scheepje schuit overig. scheepje schip overig. scheepje bootje overig. scheepje boot overig. scheepjes schuitjes overig. scheepjes bootjes overig. scheepsagent cargadoor zelfst. naamw. scheepsagenten cargadoren overig. scheepsagenten cargadoors overig. scheepsbeschuit kaak zelfst. naamw. scheepsbouwwerf scheepswerf zelfst. naamw. scheepsdek boord zelfst. naamw. scheepsgez zeevaar overig. scheepsgez varensgez overig. scheepsgezagvoerder kapitein zelfst. naamw. scheepsgezagvoerder scheepskapitein zelfst. naamw. scheepsgezagvoerders schippers overig. scheepsgezagvoerders scheepskapiteins overig. scheepsgezagvoerders kapiteins overig. scheepsgezel varensgezel zelfst. naamw. scheepshut hut zelfst. naamw. scheepsinhoud tonnenmaat overig. scheepsinhoud tonnengeld overig. scheepsinhoud tonnage overig. scheepsinhoud scheepsruimte overig. scheepsinhoud laadruimte overig. scheepsjongen ketelbinkie overig. scheepsjongen kajuitsjongen overig. scheepsjournaal journaal zelfst. naamw. scheepsjournaal logboek zelfst. naamw. scheepskabel kabel zelfst. naamw. scheepskabel kabeltouw zelfst. naamw. scheepskabel kab zelfst. naamw. scheepskampanje kampanje zelfst. naamw. scheepskapitein ouwe overig. scheepskapitein scheepsgezagvoerder overig. scheepskapitein kapitein overig. scheepskapitein schipper overig. scheepskapiteins schippers overig. scheepskapiteins scheepsgezagvoerders overig. scheepskapiteins kapiteins overig. scheepskeuken kombuis zelfst. naamw. scheepsmaat matroos zelfst. naamw. scheepsmakelaars scheepsmakelaren overig. scheepsmakelaren scheepsmakelaars overig. scheepsrecht zeerecht zelfst. naamw. scheepsromp casco zelfst. naamw. scheepsruimte tonnage zelfst. naamw. scheepsruimte tonnenmaat zelfst. naamw. scheepsruimte tonnengeld zelfst. naamw. scheepsruimte scheepsinhoud zelfst. naamw. scheepsruimte laadruimte zelfst. naamw. scheepsvolk bemanning zelfst. naamw. scheepswant want overig. scheepswerf scheepsbouwwerf zelfst. naamw. scheepswerf werf zelfst. naamw. scheepswerven werven zelfst. naamw. scheepswrak wrak zelfst. naamw. scheepszwaarden zwaarden zelfst. naamw. scheepvaart navigatie zelfst. naamw. scheepvaart zeevaart zelfst. naamw. scheepvaartbedrijf rederij overig. scheepvaartbeurs schippersbeurs overig. scheepvaartroute zeeroute zelfst. naamw. scheer uitstekenrots overig. scheer rif overig. scheer klip overig. scheer schapenscheer overig. scheermes mes zelfst. naamw. scheerzeep zeep zelfst. naamw. scheet wind zelfst. naamw. scheetje snoes overig. scheetje schatje overig. scheetje schat overig. scheetje poepje overig. scheetje lieve overig. scheetje liefste overig. scheetje liefje overig. scheetje duifje overig. scheetje beminde overig. scheetje schattebout overig. scheetje dot overig. scheidbaar uitneembaar bijv. naamw. scheiden afzonderen werkwoord scheiden losmaken werkwoord scheiden separeren werkwoord scheiden splitsen werkwoord scheiden uitsplitsen werkwoord scheiden loswerken werkwoord scheiden loskrijgen werkwoord scheiden detacheren werkwoord scheiden afsplitsen werkwoord scheiden afscheiden werkwoord scheiden uiteenhalen werkwoord scheiden uiteengaan werkwoord scheiden loskoppelen werkwoord scheiding afscheid zelfst. naamw. scheiding afscheiding zelfst. naamw. scheiding boedelscheiding zelfst. naamw. scheiding echtscheiding zelfst. naamw. scheiding opsplitsing zelfst. naamw. scheiding segregatie zelfst. naamw. scheiding verbreking zelfst. naamw. scheidingslijn demarcatielijn zelfst. naamw. scheidingslijn grens zelfst. naamw. scheidingswand wand zelfst. naamw. scheidrechter scheidsrechter zelfst. naamw. scheidslijn scheiding zelfst. naamw. scheidsman scheidsrechter overig. scheidsman kamprechter overig. scheidsmuur tussenwand overig. scheidsmuur tussenmuur overig. scheidsrechter arbiter zelfst. naamw. scheidsrechter scheidrechter zelfst. naamw. scheidsrechter scheidsman zelfst. naamw. scheidsrechter kamprechter zelfst. naamw. scheidsrechter voorzitter zelfst. naamw. scheidsrechter voorman zelfst. naamw. scheikun chemie overig. scheikunde chemie zelfst. naamw. scheikundig chemisch bijv. naamw. scheikundige chemicus zelfst. naamw. scheikundige chemicus overig. scheikundigen chemici overig. schel hard bijv. naamw. schel hel bijv. naamw. schel hoog bijv. naamw. schel penetrant bijv. naamw. schel scherp bijv. naamw. schel schril bijv. naamw. schel snerpend bijv. naamw. schel bel zelfst. naamw. schel doordringend zelfst. naamw. schel fel zelfst. naamw. schel schreeuwend zelfst. naamw. schel koperen bijv. naamw. schel brutaal bijv. naamw. schelden foeteren werkwoord schelden uitfoeteren werkwoord schelden uitschelden werkwoord schelden uitjouwen werkwoord schelden beledigen werkwoord scheldkanonnade filippica zelfst. naamw. scheldpartij gescheld overig. scheldpartij gefoeter overig. scheldvers schimpdicht overig. schelen er toe doen werkwoord schelen haperen werkwoord schelen ontbreken werkwoord schelen verschillen zelfst. naamw. schelen uiteenlopen werkwoord schelheid schrilheid zelfst. naamw. schelheid scherpte zelfst. naamw. schelheid scherpheid zelfst. naamw. schelheid guurheid zelfst. naamw. schelheid felheid zelfst. naamw. schellen luiden werkwoord schellen bellen werkwoord schellen aanbellen werkwoord schelm boef zelfst. naamw. schelm deugniet zelfst. naamw. schelm vleg zelfst. naamw. schelm schavuit zelfst. naamw. schelm ondeugd zelfst. naamw. schelm kwajongen zelfst. naamw. schelm boefje zelfst. naamw. schelm beng zelfst. naamw. schelm picaro zelfst. naamw. schelm snaak overig. schelm snaak overig. schelm snaak overig. schelmachtig spotachtig overig. schelmachtig snaaks overig. schelmachtig schelms overig. schelmachtig schalks overig. schelmachtig schalkachtig overig. schelmachtig ondeugend overig. schelmachtig kwajongensachtig overig. schelmachtig guitig overig. schelmachtig bengelachtig overig. schelmenstreek schelmerij overig. schelmenstreek ondeugendheid overig. schelmenstreek kwajongensstreek overig. schelmenstreek kattenkwaad overig. schelmenstreek baldadigheid overig. schelmerij schelmenstreek overig. schelmerij ondeugendheid overig. schelmerij kwajongensstreek overig. schelmerij kattenkwaad overig. schelmerij baldadigheid overig. schelms guitig overig. schelms schurkachtig overig. schelms spotachtig overig. schelms snaaks overig. schelms schelmachtig overig. schelms schalks overig. schelms schalkachtig overig. schelms ondeugend overig. schelms kwajongensachtig overig. schelms bengelachtig overig. schelmsheid snaaksheid zelfst. naamw. schelmsheid schalksheid zelfst. naamw. schelmstuk guitenstreek overig. schelp schaal zelfst. naamw. schema model zelfst. naamw. schema overzicht zelfst. naamw. schema rooster zelfst. naamw. schema`s patronen overig. schema`s modellen overig. schematisch schetsmatig overig. schemer avond zelfst. naamw. schemer schemerdonker zelfst. naamw. schemer schemerlicht zelfst. naamw. schemer schemering zelfst. naamw. schemer schemeren zelfst. naamw. schemer halfdonker zelfst. naamw. schemer deemstering zelfst. naamw. schemerachtig schemerig overig. schemerdonker halfdonker zelfst. naamw. schemerdonker schemer zelfst. naamw. schemerdonker schemering zelfst. naamw. schemerdonker schemerlicht zelfst. naamw. schemerdonker schemeren zelfst. naamw. schemerdonker deemstering zelfst. naamw. schemeren donkeren werkwoord schemeren doorschemeren werkwoord schemeren schemerlicht werkwoord schemeren schemering werkwoord schemeren schemerdonker werkwoord schemeren schemer werkwoord schemeren halfdonker werkwoord schemeren deemstering werkwoord schemerig schimmig bijv. naamw. schemerig schemerachtig bijv. naamw. schemering ochtendgloren zelfst. naamw. schemering schemer zelfst. naamw. schemering schemerdonker zelfst. naamw. schemering schemerlicht zelfst. naamw. schemering schemeren zelfst. naamw. schemering halfdonker zelfst. naamw. schemering deemstering zelfst. naamw. schemerlicht schemering overig. schemerlicht schemeren overig. schemerlicht schemerdonker overig. schemerlicht schemer overig. schemerlicht halfdonker overig. schemerlicht deemstering overig. schenden aantasten werkwoord schenden onteren werkwoord schenden ontheiligen werkwoord schenden overtreden werkwoord schenden verknoeien werkwoord schenden toetakelen werkwoord schenden stukmaken werkwoord schenden havenen werkwoord schenden beschadigen werkwoord schenden bederven werkwoord schenden uitwissen werkwoord schenden ontsieren werkwoord schenden krassen werkwoord schenden ontwijden werkwoord schender onteerder overig. schender lasteraar overig. schending inbreuk zelfst. naamw. schending schennis zelfst. naamw. schending aantasting zelfst. naamw. schenkblad theeblad overig. schenkblad presenteerblad overig. schenkblad dienblad overig. schenkblad blad overig. schenken aanbieden werkwoord schenken bijgieten werkwoord schenken doneren werkwoord schenken geven werkwoord schenken gieten werkwoord schenken kwijtschelden werkwoord schenken slijten werkwoord schenken verstrekken werkwoord schenken tappen werkwoord schenken serveren werkwoord schenken intappen werkwoord schenken inschenken werkwoord schenken uitstorten werkwoord schenken verlenen werkwoord schenker donateur zelfst. naamw. schenker begunstiger zelfst. naamw. schenker gever overig. schenking cadeau zelfst. naamw. schenking donatie zelfst. naamw. schenking gift zelfst. naamw. schenking geschenk zelfst. naamw. schenking plaatsing zelfst. naamw. schenkkan kan zelfst. naamw. schenkkannetje kannetje overig. schenktuiten tuiten zelfst. naamw. schennis inbreuk zelfst. naamw. schennis schending zelfst. naamw. schennis aantasting zelfst. naamw. schep boel zelfst. naamw. schep schop zelfst. naamw. schep spade zelfst. naamw. schepeling bemanning zelfst. naamw. schepeling opvarende zelfst. naamw. schepemmer schepper overig. schepemmer aker overig. schepen lekenrechter zelfst. naamw. schepen vaartuigen zelfst. naamw. schepen schuitjes zelfst. naamw. schepen schuiten zelfst. naamw. schepen boten zelfst. naamw. scheppen halen werkwoord scheppen lepelen werkwoord scheppen onderscheppen werkwoord scheppen opgraven werkwoord scheppen opscheppen werkwoord scheppen teweegbrengen werkwoord scheppen creëren zelfst. naamw. scheppen spades zelfst. naamw. scheppen maken werkwoord scheppen opdelven werkwoord scheppen graven werkwoord scheppen schoppen werkwoord scheppend creatief bijv. naamw. scheppend creatief overig. schepper aker zelfst. naamw. schepper God zelfst. naamw. schepper maker zelfst. naamw. schepper peetvader zelfst. naamw. schepper voortbrenger zelfst. naamw. schepper auteur zelfst. naamw. schepper creator zelfst. naamw. schepper origineel zelfst. naamw. schepper model zelfst. naamw. Schepper opperwezen zelfst. naamw. Schepper heer zelfst. naamw. Schepper Almachtige zelfst. naamw. schepper Here zelfst. naamw. schepper schepemmer zelfst. naamw. schepperig creatief overig. schepping creatie zelfst. naamw. schepping heelal zelfst. naamw. schepping maaksel zelfst. naamw. scheppingskracht scheppingsvermogen overig. scheppingskracht creativiteit overig. scheppingsvermogen scheppingskracht overig. scheppingsvermogen creativiteit overig. Scheppingswet Gezet overig. scheprad waterrad overig. scheprad rad overig. scheprad molenrad overig. schepsel creatuur zelfst. naamw. schepster maakster overig. schepster creator overig. scheren afknippen werkwoord scheren schieten werkwoord scheren trimmen werkwoord scheren snoei werkwoord scheren pesterij werkwoord scheren maaien werkwoord scheren ergernis werkwoord scherf brok zelfst. naamw. scherf splinter zelfst. naamw. scherf diggel zelfst. naamw. scherm afscherming zelfst. naamw. scherm buis zelfst. naamw. scherm doek zelfst. naamw. scherm beeld zelfst. naamw. schermen pronken werkwoord schermen zwaaien werkwoord schermutselen strijden werkwoord schermutseling botsing zelfst. naamw. schermutseling twist zelfst. naamw. schermutseling handgemeen zelfst. naamw. scherp bijtend bijv. naamw. scherp doordringend bijv. naamw. scherp gepeperd bijv. naamw. scherp geslepen bijv. naamw. scherp messcherp bijv. naamw. scherp schel bijv. naamw. scherp scherpgerand bijv. naamw. scherp spits bijv. naamw. scherp streng bijv. naamw. scherp vinnig bijv. naamw. scherp vlijmscherp bijv. naamw. scherp punt zelfst. naamw. scherp abrupt zelfst. naamw. scherp bits zelfst. naamw. scherp duidelijk zelfst. naamw. scherp secuur bijv. naamw. scherp punctueel bijv. naamw. scherp prompt bijv. naamw. scherp precies bijv. naamw. scherp nauwkeurig bijv. naamw. scherp nauwgezet bijv. naamw. scherp minutieus bijv. naamw. scherp juist bijv. naamw. scherp accuraat bijv. naamw. scherp helder bijv. naamw. scherp acuut bijv. naamw. scherp schklinkend bijv. naamw. scherp indringend bijv. naamw. scherp vlak bijv. naamw. scherp exact bijv. naamw. scherp gemeen bijv. naamw. scherp fel bijv. naamw. scherp snerpend bijv. naamw. scherp schril bijv. naamw. scherp hoog bijv. naamw. scherp hard bijv. naamw. scherp pikant bijv. naamw. scherp heet bijv. naamw. scherp fixeermiddel bijv. naamw. scherp etszuur bijv. naamw. scherp bijtmiddel bijv. naamw. scherp schrijnend bijv. naamw. scherp pijnlijk bijv. naamw. scherp vlijmend bijv. naamw. scherp snibbig bijv. naamw. scherp pinnig bijv. naamw. scherp hanig bijv. naamw. scherp wrang bijv. naamw. scherp ruw bijv. naamw. scherp hobbelig bijv. naamw. scherp puntig bijv. naamw. scherpen oefenen werkwoord scherpen slijpen werkwoord scherpen wetten werkwoord scherpen aanzetten werkwoord scherpgerand scherp bijv. naamw. scherpheid scherpzinnigheid zelfst. naamw. scherpheid schrilheid zelfst. naamw. scherpheid scherpte zelfst. naamw. scherpheid schelheid zelfst. naamw. scherpheid guurheid zelfst. naamw. scherpheid felheid zelfst. naamw. scherpheid spitsheid zelfst. naamw. scherpheid puntigheid zelfst. naamw. scherpheid pikantheid zelfst. naamw. scherpheid spitsvondigheid zelfst. naamw. scherpheid schranderheid zelfst. naamw. scherprechter beul overig. scherpschutter schutter zelfst. naamw. scherpslijper muggenzifter zelfst. naamw. scherpslijper zeloot zelfst. naamw. scherpslijper maniak zelfst. naamw. scherpslijper ijveraar zelfst. naamw. scherpslijper mierenneuker zelfst. naamw. scherpslijper haarklover zelfst. naamw. scherpstelling afstelling zelfst. naamw. scherpstelling instelling zelfst. naamw. scherpte scherpzinnigheid zelfst. naamw. scherpte snee zelfst. naamw. scherpte snijkant zelfst. naamw. scherpte acuïteit zelfst. naamw. scherpte schrilheid zelfst. naamw. scherpte scherpheid zelfst. naamw. scherpte schelheid zelfst. naamw. scherpte guurheid zelfst. naamw. scherpte felheid zelfst. naamw. scherpte spitsheid zelfst. naamw. scherpte puntigheid zelfst. naamw. scherpte spitsvondigheid zelfst. naamw. scherpte schranderheid zelfst. naamw. scherpzinnig gevat bijv. naamw. scherpzinnig schrander bijv. naamw. scherpzinnig slim bijv. naamw. scherpzinnig snedig bijv. naamw. scherpzinnig spitsvondig bijv. naamw. scherpzinnig uitgeslapen bijv. naamw. scherpzinnig intelligent bijv. naamw. scherpzinnig discriminerend bijv. naamw. scherpzinnig uitgekiend bijv. naamw. scherpzinnigheid scherpheid zelfst. naamw. scherpzinnigheid scherpte zelfst. naamw. scherpzinnigheid spitsvondigheid zelfst. naamw. scherpzinnigheid vernuft zelfst. naamw. scherpzinnigheid talent zelfst. naamw. scherpzinnigheid kundigheid zelfst. naamw. scherpzinnigheid knobb zelfst. naamw. scherpzinnigheid gave zelfst. naamw. scherpzinnigheid capaciteit zelfst. naamw. scherpzinnigheid bekwaamheid zelfst. naamw. scherpzinnigheid begaafdheid zelfst. naamw. scherpzinnigheid aanleg zelfst. naamw. scherpzinnigheid kracht zelfst. naamw. scherpzinnigheid spitsheid zelfst. naamw. scherpzinnigheid schranderheid zelfst. naamw. scherts geintje zelfst. naamw. scherts gekheid zelfst. naamw. scherts kwinkslag zelfst. naamw. scherts grol zelfst. naamw. scherts grap zelfst. naamw. scherts canard zelfst. naamw. scherts pretje zelfst. naamw. scherts lolletje zelfst. naamw. scherts grapje zelfst. naamw. scherts gein zelfst. naamw. scherts aardigheid zelfst. naamw. schertsen dollen werkwoord schertsen spotten werkwoord schertsen lolletjes zelfst. naamw. schertsen grapjes werkwoord schertsen grappen werkwoord schertsen gekscheren werkwoord schertsvertoning farce zelfst. naamw. schervengerecht uitbanning overig. scheten ruften werkwoord scheten kakken werkwoord schets impressie zelfst. naamw. schets overzicht zelfst. naamw. schets schildering zelfst. naamw. schets tekening zelfst. naamw. schets voorbeeld zelfst. naamw. schets toonbeeld zelfst. naamw. schets ontwerp zelfst. naamw. schets model zelfst. naamw. schets concept zelfst. naamw. schets schetstekening zelfst. naamw. schetsblok schetsboek zelfst. naamw. schetsboek schetsblok zelfst. naamw. schetsen aangeven werkwoord schetsen afbeelden werkwoord schetsen beschrijven werkwoord schetsen karakteriseren werkwoord schetsen ontwerpen werkwoord schetsen tekenen werkwoord schetsen traceren werkwoord schetsen uitbeelden werkwoord schetsen omschrijven werkwoord schetsen afschilderen werkwoord schetsen uitstippelen werkwoord schetsmatig globaal overig. schetstekening tekening zelfst. naamw. schetstekening schets overig. schetteren kwetteren werkwoord schetteren tetteren werkwoord scheur barst zelfst. naamw. scheur inkeping zelfst. naamw. scheur mond zelfst. naamw. scheur torn zelfst. naamw. scheur krak zelfst. naamw. scheur breuk zelfst. naamw. scheur spleet zelfst. naamw. scheur kloof zelfst. naamw. scheur uitsparing zelfst. naamw. scheur split zelfst. naamw. scheur reet zelfst. naamw. scheur opening zelfst. naamw. scheur groef zelfst. naamw. scheur gat zelfst. naamw. scheur kreupelhout zelfst. naamw. scheur knak zelfst. naamw. scheuren inscheuren werkwoord scheuren jakkeren werkwoord scheuren losrukken werkwoord scheuren openhalen werkwoord scheuren snijden werkwoord scheuren stuktrekken werkwoord scheuren barsten zelfst. naamw. scheuren versnipperen werkwoord scheuren sprongen werkwoord scheuring schisma zelfst. naamw. scheuring ruptuur zelfst. naamw. scheuring geloofsafscheiding zelfst. naamw. scheuring afscheiding zelfst. naamw. scheuring vete zelfst. naamw. scheuring verdeeldheid zelfst. naamw. scheuring twist zelfst. naamw. scheuring tweestrijd zelfst. naamw. scheuring tweespalt zelfst. naamw. scheuring tweedracht zelfst. naamw. scheuring onenigheid zelfst. naamw. scheuring conflict zelfst. naamw. scheuring disharmonie zelfst. naamw. scheuringen schisma`s overig. scheurmaker afvallige zelfst. naamw. scheurtje ragade zelfst. naamw. scheut loot zelfst. naamw. scheut plantestekje zelfst. naamw. scheut plens zelfst. naamw. scheut schok zelfst. naamw. scheut stekje zelfst. naamw. scheut uitloper zelfst. naamw. scheut slip zelfst. naamw. scheut schoot zelfst. naamw. scheut pand zelfst. naamw. scheut cijns zelfst. naamw. scheut belasting zelfst. naamw. scheut spruit zelfst. naamw. scheut stek zelfst. naamw. scheuten pijnscheuten zelfst. naamw. scheuten stekken zelfst. naamw. scheuten uitlopers zelfst. naamw. scheuten knoppen zelfst. naamw. scheuten spruiten zelfst. naamw. scheuten schoten zelfst. naamw. scheutig goedgeefs bijv. naamw. scheutig gul bijv. naamw. scheutig rijkelijk bijv. naamw. scheutig vrijgevig bijv. naamw. scheutig royaal bijv. naamw. scheutig kwistig bijv. naamw. scheutig genereus bijv. naamw. scheutig ruimschoots bijv. naamw. scheutig overvloedig bijv. naamw. scheutig ruimhartig bijv. naamw. scheutig mild bijv. naamw. scheutigheid vrijgevigheid zelfst. naamw. scheutigheid ruimhartigheid zelfst. naamw. scheutigheid royaliteit zelfst. naamw. scheutigheid gulheid zelfst. naamw. scheutigheid goedgeefsheid zelfst. naamw. scheuvel schaats overig. schicht bliksemstraal zelfst. naamw. schicht pijl overig. schicht pijl overig. schicht pijl overig. schichtig kopschuw bijv. naamw. schichtig schrikachtig bijv. naamw. schichtig vreesachtig bijv. naamw. schielijk plotseling bijv. naamw. schielijk haastig bijv. naamw. schielijk onverwacht bijv. naamw. schielijk pas bijv. naamw. schielijk net bijv. naamw. schielijk meteen bijv. naamw. schielijk juist bijv. naamw. schielijk dadelijk bijv. naamw. schielijk daarstraks bijv. naamw. schielijk daarnet bijv. naamw. schielijk aanstonds bijv. naamw. schielijk zo bijv. naamw. schielijk subiet bijv. naamw. schielijk vlug bijv. naamw. schielijk snel bijv. naamw. schielijk hard bijv. naamw. schielijk gauw bijv. naamw. schielijk plotsklaps bijv. naamw. schielijk plots bijv. naamw. schielijk opeens bijv. naamw. schielijk eensklaps bijv. naamw. schielijk bruusk bijv. naamw. schielijk abrupt bijv. naamw. schielijkheid vlugheid zelfst. naamw. schielijkheid vlotheid zelfst. naamw. schielijkheid vaart zelfst. naamw. schielijkheid tempo zelfst. naamw. schielijkheid snelheid zelfst. naamw. schielijkheid rapiditeit zelfst. naamw. schielijkheid rapheid zelfst. naamw. schielijkheid gezwindheid zelfst. naamw. schier nagenoeg bijv. naamw. schier bijkans bijv. naamw. schier welhaast bijv. naamw. schier haast bijv. naamw. schier bijna bijv. naamw. schiereiland landtong zelfst. naamw. schieten afschieten werkwoord schieten bloeien werkwoord schieten gaan werkwoord schieten knallen werkwoord schieten opschrikken werkwoord schieten opwellen werkwoord schieten raken werkwoord schieten rennen werkwoord schieten slaan werkwoord schieten trappen werkwoord schieten vuren zelfst. naamw. schieten afvuren werkwoord schieter spoel overig. schieter schietspoel overig. schietlood meetlood overig. schietschijf doelwit zelfst. naamw. schietschijf schijf zelfst. naamw. schietspoel spoel zelfst. naamw. schietspoel schieter zelfst. naamw. schiettuig pistool zelfst. naamw. schietvereniging schuttersgilde zelfst. naamw. schietwapen vuurwapen overig. schiften klonteren werkwoord schiften selecteren werkwoord schiften sorteren werkwoord schiften verzuren werkwoord schiften ziften werkwoord schiften uitzoeken werkwoord schiften uitpikken werkwoord schiften uitkiezen werkwoord schiften kiezen werkwoord schiften rangeren werkwoord schiften ordenen werkwoord schifting filtering zelfst. naamw. schifting keuze zelfst. naamw. schifting klontering zelfst. naamw. schifting selectie zelfst. naamw. schifting uitsplitsing zelfst. naamw. schifting verzuring zelfst. naamw. schifting sortering zelfst. naamw. schijf damschijf zelfst. naamw. schijf diskette zelfst. naamw. schijf grammofoon zelfst. naamw. schijf grammofoonplaat zelfst. naamw. schijf moot zelfst. naamw. schijf plak zelfst. naamw. schijf schietschijf zelfst. naamw. schijf telefoonschijf zelfst. naamw. schijfje plakje zelfst. naamw. schijfje cd overig. schijfvormig discoïd bijv. naamw. schijn dekmantel zelfst. naamw. schijn flikkering zelfst. naamw. schijn glans zelfst. naamw. schijn glimp zelfst. naamw. schijn illusie zelfst. naamw. schijn indruk zelfst. naamw. schijn mom zelfst. naamw. schijn schijnsel zelfst. naamw. schijn voorkomen zelfst. naamw. schijn masker zelfst. naamw. schijn faça zelfst. naamw. schijn dekmant zelfst. naamw. schijn schittering zelfst. naamw. schijn geflikker zelfst. naamw. schijn flakkering zelfst. naamw. schijn straling zelfst. naamw. schijn gloed zelfst. naamw. schijn voorwendsel zelfst. naamw. schijn uiterlijk zelfst. naamw. schijn gedaante zelfst. naamw. schijnaanval schijnmanoeuvre overig. schijnbaar loos bijv. naamw. schijnbaar ogenschijnlijk bijv. naamw. schijnbaar kennelijk bijv. naamw. schijnbeeld schaduwbeeld zelfst. naamw. schijnen fonkelen werkwoord schijnen glanzen werkwoord schijnen lijken werkwoord schijnen voorkomen werkwoord schijnen toeschijnen werkwoord schijnen overkomen werkwoord schijnen twinkelen werkwoord schijnen stralen werkwoord schijnen sprankelen werkwoord schijnen flikkeren werkwoord schijnend lichtend overig. schijngestalte maanfase zelfst. naamw. schijngevecht spiegelgevecht overig. schijngevecht sciamachie overig. schijngevecht schijnkamp overig. schijngevecht manoeuvre overig. schijngezwel pseudotumor zelfst. naamw. schijnheilig geveinsd bijv. naamw. schijnheilig hypocriet bijv. naamw. schijnheilig zoetsappig bijv. naamw. schijnheilig huichelachtig bijv. naamw. schijnheilige huichelaar zelfst. naamw. schijnheilige hypocriet zelfst. naamw. schijnheilige huichelaar overig. schijnheiligen hypocrieten overig. schijnheiligen huichelaars overig. schijnheiligheid femelarij zelfst. naamw. schijnheiligheid kwezelarij zelfst. naamw. schijnheiligheid hypocrisie zelfst. naamw. schijnheiligheid bigotterie zelfst. naamw. schijnkamp spiegelgevecht overig. schijnkamp sciamachie overig. schijnkamp schijngevecht overig. schijnkamp manoeuvre overig. schijnmanoeuvre schijnaanval overig. schijnreden drogreden zelfst. naamw. schijnsel glans zelfst. naamw. schijnsel gloed zelfst. naamw. schijnsel licht zelfst. naamw. schijnsel schijn zelfst. naamw. schijnsel straling zelfst. naamw. schijnsel trilhaartje zelfst. naamw. schijnsel paillette zelfst. naamw. schijnsel lovertje zelfst. naamw. schijnsel flikkering zelfst. naamw. schijnsel verlichting zelfst. naamw. schijntje fooi zelfst. naamw. schijntje zweem zelfst. naamw. schijntje waas zelfst. naamw. schijntje vleugje zelfst. naamw. schijntje snufje zelfst. naamw. schijntje floers zelfst. naamw. schijntje flinter zelfst. naamw. schijnvertoning façade zelfst. naamw. schijnvertoning faça zelfst. naamw. schijnwaarheid waarschijnlijkheid zelfst. naamw. schijnwerper spot zelfst. naamw. schijt kak zelfst. naamw. schijt poep zelfst. naamw. schijt stront zelfst. naamw. schijt drek zelfst. naamw. schijten kakken werkwoord schijten poepen werkwoord schijter lafaard zelfst. naamw. schijterd bangerik overig. schijterd bangerik overig. schijterd bangerik overig. schijterij diarree zelfst. naamw. schik plezier zelfst. naamw. schik sas zelfst. naamw. schik vermaak zelfst. naamw. schik amusement zelfst. naamw. schikkelijk fatsoenlijk bijv. naamw. schikkelijkheid toeschietelijkheid zelfst. naamw. schikkelijkheid bereidvaardigheid zelfst. naamw. schikken aanpassen werkwoord schikken bijleggen werkwoord schikken gaan zitten werkwoord schikken passen werkwoord schikken plaatsen werkwoord schikken regelen werkwoord schikken verzoenen werkwoord schikken ordenen zelfst. naamw. schikken voegen werkwoord schikken uitkomen werkwoord schikken horen werkwoord schikken betamen werkwoord schikken behoren werkwoord schikken conveniëren werkwoord schikking akkoord zelfst. naamw. schikking maatregel zelfst. naamw. schikking ordening zelfst. naamw. schikking rangschikking zelfst. naamw. schikking regeling zelfst. naamw. schikking verbintenis zelfst. naamw. schikking afspraak zelfst. naamw. schikking overeenkomst zelfst. naamw. schikking vergelijk zelfst. naamw. schikking vereffening zelfst. naamw. schikking opstelling zelfst. naamw. schikking indeling zelfst. naamw. schikking arrangement zelfst. naamw. schikking voorziening zelfst. naamw. schikking maatreg zelfst. naamw. schil bast zelfst. naamw. schil bolster zelfst. naamw. schil dop zelfst. naamw. schil korst zelfst. naamw. schil peul zelfst. naamw. schil vel zelfst. naamw. schil schaal zelfst. naamw. schil verver zelfst. naamw. schil huisschilderes zelfst. naamw. schil huisschil zelfst. naamw. schild bescherming zelfst. naamw. schild blazoen zelfst. naamw. schild dekschild zelfst. naamw. schild uithangbord zelfst. naamw. schild bordje zelfst. naamw. schild bord zelfst. naamw. schilddrager schildknaap zelfst. naamw. schilden dekschilden zelfst. naamw. schilder huisschilder zelfst. naamw. schilder kunstenaar zelfst. naamw. schilderachtig picturaal bijv. naamw. schilderachtig pittoresk bijv. naamw. schilderachtig beeldend bijv. naamw. schilderen afschilderen werkwoord schilderen beschilderen werkwoord schilderen portretteren werkwoord schilderen verven werkwoord schilderen tekenen werkwoord schilderen afbeelden werkwoord schilderen lakken werkwoord schilderij doek zelfst. naamw. schilderij landschap zelfst. naamw. schilderij schildering zelfst. naamw. schilderij tableau zelfst. naamw. schilderij schilderstuk zelfst. naamw. schilderijdoek linnen zelfst. naamw. schilderijlijst lijst zelfst. naamw. schildering beschildering zelfst. naamw. schildering beschrijving zelfst. naamw. schildering muurschildering zelfst. naamw. schildering schilderij zelfst. naamw. schildering tableau zelfst. naamw. schildering schilderstuk zelfst. naamw. schildering doek zelfst. naamw. schilders huisschilders zelfst. naamw. schildersezel ezel zelfst. naamw. schilderstuk paneel zelfst. naamw. schilderstuk schilderij zelfst. naamw. schilderstuk tableau zelfst. naamw. schilderstuk schildering zelfst. naamw. schilderstuk doek zelfst. naamw. schildknaap assistent zelfst. naamw. schildknaap schilddrager zelfst. naamw. schildwacht wacht zelfst. naamw. schildwacht wachter zelfst. naamw. schilferen afschilferen werkwoord schilferen bladderen werkwoord schilferend squameus bijv. naamw. schilferig schurftig bijv. naamw. schillen doppen werkwoord schillen jassen werkwoord schillen pellen werkwoord schilletje velletje overig. schilletje laagje overig. schilletje huidje overig. schilletje filmpje overig. schim gedaante zelfst. naamw. schim geest zelfst. naamw. schim geestverschijning zelfst. naamw. schim schaduwbeeld zelfst. naamw. schim schijntje zelfst. naamw. schim verschijning zelfst. naamw. schim spookverschijning zelfst. naamw. schim spook zelfst. naamw. schimmel poes zelfst. naamw. schimmel uitslag zelfst. naamw. schimmel fungus zelfst. naamw. schimmelen beschimmelen werkwoord schimmelen verschimmelen werkwoord schimmelig muf bijv. naamw. schimmelig beschimmeld bijv. naamw. schimmelwerend fungistatisch bijv. naamw. schimmen schaduwbeelden zelfst. naamw. schimmen spoken zelfst. naamw. schimmen spookbeelden zelfst. naamw. schimmen silhouetten zelfst. naamw. schimmen schaduwen zelfst. naamw. schimmen rondwarenschaduwen zelfst. naamw. schimmen schrikbeelden zelfst. naamw. schimmig schemerig bijv. naamw. schimp smaad overig. schimp schande overig. schimp hoon overig. schimp spot overig. schimp honenwoorden overig. schimpdicht scheldvers overig. schimpdicht spotvers overig. schimpen afgeven werkwoord schimpscheut hatelijkheid zelfst. naamw. schip boot zelfst. naamw. schip vaartuig zelfst. naamw. schip aak zelfst. naamw. schip stoomschip zelfst. naamw. schip schuitje zelfst. naamw. schip schuit zelfst. naamw. schip scheepje zelfst. naamw. schip bootje zelfst. naamw. schipper baas zelfst. naamw. schipper beurtschipper zelfst. naamw. schipper kapitein zelfst. naamw. schipper scheepskapitein zelfst. naamw. schipperen bedisselen werkwoord schipperen laveren werkwoord schippers scheepskapiteins overig. schippers scheepsgezagvoerders overig. schippers kapiteins overig. schippersbeurs scheepvaartbeurs overig. schippershaak bootshaak overig. schipspriet boegspriet overig. schisma afscheiding zelfst. naamw. schisma geloofsafscheiding zelfst. naamw. schisma tweedracht zelfst. naamw. schisma scheuring zelfst. naamw. schisma vete zelfst. naamw. schisma verdeeldheid zelfst. naamw. schisma twist zelfst. naamw. schisma tweestrijd zelfst. naamw. schisma tweespalt zelfst. naamw. schisma onenigheid zelfst. naamw. schisma conflict zelfst. naamw. schisma disharmonie zelfst. naamw. schisma`s scheuringen overig. schitteren fonkelen werkwoord schitteren glinsteren werkwoord schitteren opvallen werkwoord schitteren uitblinken werkwoord schitteren glans zelfst. naamw. schitteren luister zelfst. naamw. schitteren uitsteken werkwoord schitteren uitmunten werkwoord schitteren overtreffen werkwoord schitteren onderscheiden werkwoord schitteren excelleren werkwoord schitteren prijken werkwoord schitteren pralen werkwoord schitteren fonkelen werkwoord schitterend flonkerend bijv. naamw. schitterend glansrijk bijv. naamw. schitterend glinsterend bijv. naamw. schitterend grandioos bijv. naamw. schitterend luisterrijk bijv. naamw. schitterend oogverblindend bijv. naamw. schitterend prachtig bijv. naamw. schitterend tof bijv. naamw. schitterend subliem bijv. naamw. schitterend eclatant bijv. naamw. schitterend fantastisch bijv. naamw. schitterend mooi bijv. naamw. schitterend magnifiek bijv. naamw. schitterend betoverend bijv. naamw. schitterend mieters bijv. naamw. schitterend gaaf bijv. naamw. schitterend fonkelend bijv. naamw. schitterend lustrijk bijv. naamw. schitterend glorierijk bijv. naamw. schitterend verblindend bijv. naamw. schitterend voortreffelijk bijv. naamw. schitterend uitstekend bijv. naamw. schitterend uitnemend bijv. naamw. schitterend groots bijv. naamw. schitterend geweldig bijv. naamw. schitterend briljant overig. schittering fonkeling zelfst. naamw. schittering luister zelfst. naamw. schittering sprankelen zelfst. naamw. schittering glitter zelfst. naamw. schittering fonkelen zelfst. naamw. schittering schijn zelfst. naamw. schittering geflikker zelfst. naamw. schittering flikkering zelfst. naamw. schittering flakkering zelfst. naamw. schizofreen gespleten bijv. naamw. schizofreen raar bijv. naamw. schizofrenie gespletenheid overig. schklinkend scherp overig. schklinkend indringend overig. schklinkend doordringend overig. schlager hit zelfst. naamw. schlager succesnummer zelfst. naamw. schlager treffer zelfst. naamw. schlager topper zelfst. naamw. schlager successtuk zelfst. naamw. schlager succes zelfst. naamw. schlager kraker zelfst. naamw. schlager klapper zelfst. naamw. schlager kasstuk zelfst. naamw. schlemi watje overig. schlemi sukkel overig. schlemi slung overig. schlemi slemiel overig. schlemiel pechvogel zelfst. naamw. schlemiel slappeling zelfst. naamw. schlemiel sukkel zelfst. naamw. schlemiel watje zelfst. naamw. schmink cosmetica zelfst. naamw. schmink grime zelfst. naamw. schmink maquillage zelfst. naamw. schmink schoonheidsmiddelen zelfst. naamw. schmink opmaak zelfst. naamw. schmink make-up zelfst. naamw. schmink visagie zelfst. naamw. schminken grimeren werkwoord schnabb neveninkomsten overig. schnabb bijverdienste overig. schnabbel bijverdienste zelfst. naamw. schnabbel grijpstuiver zelfst. naamw. schnabbelen snabbelen werkwoord schnaps jenever zelfst. naamw. schobbejak schurk zelfst. naamw. schobbejak smeerlap zelfst. naamw. schobbejak schoft zelfst. naamw. schobbejak schoelje zelfst. naamw. schobbejak lul zelfst. naamw. schobbejak klootzak zelfst. naamw. schobbejak hond zelfst. naamw. schobbejak eik zelfst. naamw. schobbejak fielt zelfst. naamw. schobbejak boef zelfst. naamw. schoeisel klomp zelfst. naamw. schoeisel schoenen zelfst. naamw. schoeisel kistjes zelfst. naamw. schoelje geboefte zelfst. naamw. schoelje schoft zelfst. naamw. schoelje smiecht zelfst. naamw. schoelje schurk zelfst. naamw. schoelje smiek zelfst. naamw. schoelje smeerlap zelfst. naamw. schoelje fielt zelfst. naamw. schoelje schobbejak zelfst. naamw. schoelje lul zelfst. naamw. schoelje klootzak zelfst. naamw. schoelje hond zelfst. naamw. schoelje eik zelfst. naamw. schoeljes smiechten overig. schoeljes achterbakpersonen overig. schoen flat zelfst. naamw. schoencrème schoensmeer overig. schoencrème schoenpoets overig. schoenen kistjes zelfst. naamw. schoenen schoeisel zelfst. naamw. schoenen baanders zelfst. naamw. schoenenwink schoenwink overig. schoenenwinkel schoenwinkel zelfst. naamw. schoener schip zelfst. naamw. schoener hoes zelfst. naamw. schoener beschermer zelfst. naamw. schoenlapper schoenmaker zelfst. naamw. schoenlapper snob zelfst. naamw. schoenlapper parvenu zelfst. naamw. schoenlappers schoenmakers overig. schoenmaker schoenlapper zelfst. naamw. schoenmakers schoenlappers overig. schoenpoets schoensmeer overig. schoenpoets schoencrème overig. schoensmeer schoenpoets overig. schoensmeer schoencrème overig. schoentje muil zelfst. naamw. schoenveter veter zelfst. naamw. schoenveters veters zelfst. naamw. schoenwink schoenenwink overig. schoenwinkel schoenenwinkel zelfst. naamw. schoepenrad waterwiel overig. schoepenrad waterwiel overig. schoepenrad waterwiel overig. schoffelen schudden werkwoord schoffelen schuifelen werkwoord schoffelen wieden werkwoord schoffelen uitkammen werkwoord schoffelen aanharken werkwoord schofferen beledigen werkwoord schofferen onteren werkwoord schoffie schooier zelfst. naamw. schoffie vlegel zelfst. naamw. schoffie vlerk zelfst. naamw. schoffie vleg zelfst. naamw. schoft eikel zelfst. naamw. schoft ellendeling zelfst. naamw. schoft hond zelfst. naamw. schoft klootzak zelfst. naamw. schoft kuttenkop zelfst. naamw. schoft loeder zelfst. naamw. schoft lul zelfst. naamw. schoft rotzak zelfst. naamw. schoft schaft zelfst. naamw. schoft schoelje zelfst. naamw. schoft schouder zelfst. naamw. schoft smeerlap zelfst. naamw. schoft smiecht zelfst. naamw. schoft schurk zelfst. naamw. schoft smiek zelfst. naamw. schoft fielt zelfst. naamw. schoft schobbejak zelfst. naamw. schoft eik zelfst. naamw. schoft ploert zelfst. naamw. schoft pleurislijer zelfst. naamw. schoft pleurislij zelfst. naamw. schoft hoerenjong zelfst. naamw. schoft stinkerd zelfst. naamw. schoft naarling zelfst. naamw. schoft mispunt zelfst. naamw. schoft schou zelfst. naamw. schoft kreng zelfst. naamw. schoft klier zelfst. naamw. schoften zwijnen overig. schoften viezeriken overig. schoften varkens overig. schoften smeerlappen overig. schofterig gemeen overig. schofterigheid grofheid zelfst. naamw. schok beving zelfst. naamw. schok drama zelfst. naamw. schok shock zelfst. naamw. schok geweld zelfst. naamw. schok stoot zelfst. naamw. schok schokkenbeweging zelfst. naamw. schok hort zelfst. naamw. schokbreker buffer zelfst. naamw. schokken aangrijpen werkwoord schokken aantasten werkwoord schokken hobbelen werkwoord schokken schokkend zelfst. naamw. schokken horten werkwoord schokken stuiten werkwoord schokken stoten werkwoord schokken fschijnen werkwoord schokken botsen werkwoord schokken shockeren werkwoord schokken choqueren werkwoord schokkenbeweging stoot overig. schokkenbeweging schok overig. schokkenbeweging hort overig. schokkend adembenemend bijv. naamw. schokkend dramatisch bijv. naamw. schokkend sensationeel bijv. naamw. schokkend stotend bijv. naamw. schokkend stuitend bijv. naamw. schokkend traumatisch bijv. naamw. schokkend schokken zelfst. naamw. schokkend ontstellend zelfst. naamw. schol schots zelfst. naamw. scholen onderrichten werkwoord scholen opleiden werkwoord scholen samendrommen werkwoord scholier leerling zelfst. naamw. scholieren leerlingen zelfst. naamw. scholieren pupillen zelfst. naamw. scholing educatie zelfst. naamw. scholing onderwijs zelfst. naamw. scholing opleiding zelfst. naamw. scholing vorming zelfst. naamw. scholing schoolopleiding zelfst. naamw. scholing oefening zelfst. naamw. scholing africhting zelfst. naamw. schommel zwier overig. schommel touwter overig. schommel zwier overig. schommelen deinen werkwoord schommelen fluctueren werkwoord schommelen waggelen werkwoord schommelen wiegen werkwoord schommelen wiebelen werkwoord schommelen slingeren werkwoord schommelend onvast bijv. naamw. schommeling zeegang zelfst. naamw. schommeling zwaaien zelfst. naamw. schommeling zwaai zelfst. naamw. schommeling trilling zelfst. naamw. schommeling slingering zelfst. naamw. schommeling wiegeling zelfst. naamw. schommeling deining zelfst. naamw. schommelsto hobbelsto overig. schonen opschonen werkwoord schonk bonk zelfst. naamw. schonk schouder zelfst. naamw. schonkig bottig bijv. naamw. schoof bosje zelfst. naamw. schoof bundel zelfst. naamw. schooien bedelen werkwoord schooier landloper zelfst. naamw. schooier schelm zelfst. naamw. schooier sloeber zelfst. naamw. schooier bedelaar zelfst. naamw. schooieren bedelen werkwoord schooierig pover overig. schooierig luizig overig. schooierig armzalig overig. schooierig armoedig overig. schooiers sloebers overig. school groep zelfst. naamw. school kleuterschool zelfst. naamw. school leerschool zelfst. naamw. school richting zelfst. naamw. school schoolgebouw zelfst. naamw. school vlucht zelfst. naamw. school troep zelfst. naamw. school stel zelfst. naamw. school set zelfst. naamw. school schare zelfst. naamw. school kudde zelfst. naamw. school hoop zelfst. naamw. school drift zelfst. naamw. school- schools overig. schoolakte schoolrapport overig. schoolakte cijferlijst overig. schoolbank bank zelfst. naamw. schoolbewaarder conciërge zelfst. naamw. schoolbewaarders conciërges overig. schoolbezoek schoolcursus overig. schoolblijven nablijven zelfst. naamw. schoolboek leerboek zelfst. naamw. schoolboek studieboek zelfst. naamw. schoolboek lesboek zelfst. naamw. schoolboeken studieboeken zelfst. naamw. schoolbord bord zelfst. naamw. schoolcijfer cijfer zelfst. naamw. schoolcursus schoolbezoek overig. schooldirecteur schoolhoofd overig. schooldirecteur rector overig. schooldirecteur hoofdonderwijzer overig. schooldirecteur hoofd overig. schoolgebouw lyceum zelfst. naamw. schoolgebouw school zelfst. naamw. schoolhoofd hoofd zelfst. naamw. schoolhoofd rector zelfst. naamw. schoolhoofd schooldirecteur zelfst. naamw. schoolhoofd hoofdonderwijzer zelfst. naamw. schooljaar jaar zelfst. naamw. schooljaar klas zelfst. naamw. schooljongen scholier zelfst. naamw. schooljongen schoolkind zelfst. naamw. schooljuffrouw juf zelfst. naamw. schooljuffrouw juffrouw zelfst. naamw. schooljuffrouw onderwijzeres zelfst. naamw. schooljuffrouw lerares zelfst. naamw. schooljuffrouw instructrice zelfst. naamw. schoolkind leerling zelfst. naamw. schoolklas klas zelfst. naamw. schoolklassen klassen zelfst. naamw. schoollokaal klassenlokaal overig. schoollokaal klaslokaal overig. schoollokaal lokaal overig. schoollokaal leslokaal overig. schoolmeester docent zelfst. naamw. schoolmeester frik zelfst. naamw. schoolmeester leerkracht zelfst. naamw. schoolmeester leraar zelfst. naamw. schoolmeester meester zelfst. naamw. schoolmeester onderwijzer zelfst. naamw. schoolmeester pedant zelfst. naamw. schoolmeester muggezifter zelfst. naamw. schoolmeester boekengeleerde zelfst. naamw. schoolmeesterachtig ingebeeld bijv. naamw. schoolmeesterachtig pedant bijv. naamw. schoolmeesterachtig verwaand bijv. naamw. schoolmeesterachtig zelfingenomen bijv. naamw. schoolmeesterachtig zelfgenoegzaam bijv. naamw. schoolmeesterachtig frikkerig bijv. naamw. schoolmeesterachtig belerend bijv. naamw. schoolmeesterachtig meesterachtig bijv. naamw. schoolmeesters onderwijzers overig. schoolmeesters meesters overig. schoolmeisje scholier zelfst. naamw. schoolmeisje schoolkind zelfst. naamw. schoolopdracht taak zelfst. naamw. schoolopleiding onderwijs zelfst. naamw. schoolopleiding opleiding zelfst. naamw. schoolopleiding vorming zelfst. naamw. schoolopleiding scholing zelfst. naamw. schoolplein speelplaats zelfst. naamw. schoolplein speelplein zelfst. naamw. schoolpleinen speelplaatsen zelfst. naamw. schoolpleinen speelpleinen zelfst. naamw. schoolplicht leerplicht zelfst. naamw. schoolplichtig leerplichtig overig. schoolrapport cijferlijst zelfst. naamw. schoolrapport schoolakte zelfst. naamw. schoolreisje schooluitstapje overig. schools academisch overig. schools school- overig. schoolslag zwemslag zelfst. naamw. schooltafel lessenaar zelfst. naamw. schooltas boekentas zelfst. naamw. schooluitstapje schoolreisje overig. schoolverlater drop-out zelfst. naamw. schoolvoorbeeld prototype zelfst. naamw. schoolvorming onderwijs overig. schoolwerk huiswerk zelfst. naamw. schoon beeldig bijv. naamw. schoon brandschoon bijv. naamw. schoon hygienisch bijv. naamw. schoon loffelijk bijv. naamw. schoon mooi bijv. naamw. schoon opgeruimd bijv. naamw. schoon proper bijv. naamw. schoon rein bijv. naamw. schoon mooiheid zelfst. naamw. schoon geheel en al zelfst. naamw. schoon hoewel zelfst. naamw. schoon netto zelfst. naamw. schoon zuiver bijv. naamw. schoon kuis bijv. naamw. schoon welgemaakt bijv. naamw. schoon knap bijv. naamw. schoon bevallig bijv. naamw. schoon ordelijk bijv. naamw. schoon netjes bijv. naamw. schoon net bijv. naamw. schoon zindelijk bijv. naamw. schoonboenen schrobben overig. schoonboenen schoonschrobben overig. schoonboenen boenen overig. schoonboenen afschrobben overig. schoonboenen afboenen overig. schoonborstelen schoonvegen werkwoord schoonbroe zwager overig. schoonbroe schoonbroer overig. schoonbroer zwager overig. schoonbroer schoonbroe overig. schoonheid esthetiek zelfst. naamw. schoonheid pracht zelfst. naamw. schoonheid knapheid zelfst. naamw. schoonheidsmiddel cosmeticum zelfst. naamw. schoonheidsmiddel haarmiddel zelfst. naamw. schoonheidsmiddelen schmink overig. schoonheidsmiddelen opmaak overig. schoonheidsmiddelen make-up overig. schoonheidsmiddelen cosmetica overig. schoonheidszin smaak zelfst. naamw. schoonhouden nethouden werkwoord schoonhouden knaphouden werkwoord schoonmaak reiniging zelfst. naamw. schoonmaak schoonmaken zelfst. naamw. schoonmaak zuivering zelfst. naamw. schoonmaak reinigen zelfst. naamw. schoonmaak kuising zelfst. naamw. schoonmaak kuis zelfst. naamw. schoonmaak opruiming zelfst. naamw. schoonmaakster hulp zelfst. naamw. schoonmaakster poetsvrouw zelfst. naamw. schoonmaakster werkster zelfst. naamw. schoonmaakwerk schrobben zelfst. naamw. schoonmaken afnemen werkwoord schoonmaken reinigen werkwoord schoonmaken schrapen werkwoord schoonmaken uitmesten werkwoord schoonmaken zuiveren werkwoord schoonmaken opruiming zelfst. naamw. schoonmaken reiniging zelfst. naamw. schoonmaken schoonmaak zelfst. naamw. schoonmaken zuivering zelfst. naamw. schoonmaken uitruimen werkwoord schoonmaken opruimen werkwoord schoonmaken kuising werkwoord schoonmaken kuis werkwoord schoonmaken schoonpoetsen werkwoord schoonmaker schrobber overig. schoonmama schoonmoe overig. schoonmoe schoonmama overig. schoonpapa schoonva overig. schoonpoetsen zuiveren werkwoord schoonpoetsen schoonmaken werkwoord schoonpoetsen reinigen werkwoord schoonschrift kalligrafie overig. schoonschrijfkunst schrijfkunst overig. schoonschrijfkunst kalligrafie overig. schoonschrijfkunst calligrafie overig. schoonschrobben schrobben overig. schoonschrobben schoonboenen overig. schoonschrobben boenen overig. schoonschrobben afschrobben overig. schoonschrobben afboenen overig. schoonva schoonpapa overig. schoonvegen afvegen werkwoord schoonvegen schoonborstelen werkwoord schoor balk zelfst. naamw. schoor schor zelfst. naamw. schoor schraag zelfst. naamw. schoor schrap zelfst. naamw. schoorbalk schoor zelfst. naamw. schoorbalk steunbalk zelfst. naamw. schoorbalk stutbalk zelfst. naamw. schoorbalk schuinsteunbalk zelfst. naamw. schoorbalken stutten overig. schoorbalken steunen overig. schoorst schouw overig. schoorst schoorsteenmant overig. schoorsteen schoorsteenmantel zelfst. naamw. schoorsteen smidse zelfst. naamw. schoorsteenmant schouw overig. schoorsteenmant schoorst overig. schoorsteenmantel schoorsteen zelfst. naamw. schoorsteenmantel schouw zelfst. naamw. schoorsteenpijpen schouwen overig. schoorsteenpijpen schoorstenen overig. schoorstenen schouwen zelfst. naamw. schoorstenen schoorsteenpijpen zelfst. naamw. schoorvoetend aarzelend bijv. naamw. schoorvoetend halfslachtig bijv. naamw. schoorvoetend weifelend bijv. naamw. schoorvoetend wankelmoedig bijv. naamw. schoorzuil pijler zelfst. naamw. schoot baarmoeder zelfst. naamw. schoot boezem zelfst. naamw. schoot bovenbenen zelfst. naamw. schoot loot zelfst. naamw. schoot moederschoot zelfst. naamw. schoot plantestekje zelfst. naamw. schoot schort zelfst. naamw. schoot uitloper zelfst. naamw. schoot slip zelfst. naamw. schoot scheut zelfst. naamw. schoot pand zelfst. naamw. schoot cijns zelfst. naamw. schoot belasting zelfst. naamw. schoot tong zelfst. naamw. schoot schuif zelfst. naamw. schoot grend zelfst. naamw. schoot stek zelfst. naamw. schoot spruit zelfst. naamw. schoot touw zelfst. naamw. schoot touw zelfst. naamw. schoot touw zelfst. naamw. schoot touw zelfst. naamw. schootslijn vuurlijn overig. schootsveld bereik zelfst. naamw. schop hengst zelfst. naamw. schop schep zelfst. naamw. schop spade zelfst. naamw. schop trap zelfst. naamw. schop voetbeweging zelfst. naamw. schoppen trappen werkwoord schoppen uithalen werkwoord schoppen schoppenmotief zelfst. naamw. schoppen spades zelfst. naamw. schoppen scheppen zelfst. naamw. schoppenmotief schoppen zelfst. naamw. schor hees bijv. naamw. schor gors zelfst. naamw. schorem gajes zelfst. naamw. schorem gespuis zelfst. naamw. schorem geteisem zelfst. naamw. schorem plebs zelfst. naamw. schorem rapaille zelfst. naamw. schorem schorremorrie zelfst. naamw. schorem tuig zelfst. naamw. schorem uitschot zelfst. naamw. schorem uitvaagsel zelfst. naamw. schoren schragen werkwoord schoren stutten werkwoord schoren steunen werkwoord schoren ondersteunen werkwoord schoren dragen werkwoord schorheid heesheid zelfst. naamw. schorremorrie gepeupel zelfst. naamw. schorremorrie samenraapsel zelfst. naamw. schorremorrie schorem zelfst. naamw. schorriemorrie gespuis zelfst. naamw. schorriemorrie tuig zelfst. naamw. schorriemorrie uitschot zelfst. naamw. schorriemorrie gebroed zelfst. naamw. schorriemorrie geboefte zelfst. naamw. schors bast zelfst. naamw. schors buitenzijde zelfst. naamw. schors hersenschors zelfst. naamw. schors cortex zelfst. naamw. schorsen beindigen werkwoord schorsen buitensluiten werkwoord schorsen suspenderen werkwoord schorsen uitstellen werkwoord schorsend uitstellend overig. schorsing suspensie zelfst. naamw. schorsing onderbreking zelfst. naamw. schorsing tijdelijke onderbreking zelfst. naamw. schort boezelaar zelfst. naamw. schort lendendoek zelfst. naamw. schort werkschort zelfst. naamw. schort voorschoot zelfst. naamw. schort sloof zelfst. naamw. schort schortje zelfst. naamw. schorten mankeren werkwoord schorten schelen werkwoord schortje werkschort overig. schortje voorschoot overig. schortje sloof overig. schortje schort overig. schortje lapje overig. schortje lap overig. schortje molenarm overig. schortje molenarm overig. schortje molenarm overig. Schot afscheiding zelfst. naamw. Schot beweging zelfst. naamw. Schot geweerschot zelfst. naamw. Schot hagel zelfst. naamw. Schot hok zelfst. naamw. Schot knal zelfst. naamw. schot tussenschot zelfst. naamw. schot tussenmuur zelfst. naamw. schot beschot zelfst. naamw. schot wand zelfst. naamw. schot schut zelfst. naamw. schotel dis zelfst. naamw. schotel gerecht zelfst. naamw. schotel kom zelfst. naamw. schotel schotelantenne zelfst. naamw. schotel schaal zelfst. naamw. schoten stekken overig. schoten spruiten overig. schoten scheuten overig. Schots bont bijv. naamw. Schots ijsschots zelfst. naamw. schotsbont schots bijv. naamw. schotschrift pamflet zelfst. naamw. schotschrift smaadschrift zelfst. naamw. schotschrift schandschrift zelfst. naamw. schotschrift hekelschrift zelfst. naamw. schotschrift verweerschrift zelfst. naamw. schotsen drijfijs overig. schotten tussenschotten zelfst. naamw. schotten afscheidingen zelfst. naamw. schou schoft overig. schouder nek zelfst. naamw. schouder schoft zelfst. naamw. schouderband draagband zelfst. naamw. schouderblad schouder zelfst. naamw. schouderklopje compliment zelfst. naamw. schoudermant cape overig. schouderstuk epaulet overig. schouderstukken epauletten overig. schoudertas tas zelfst. naamw. schout dijkgraaf zelfst. naamw. schout schoutendiender zelfst. naamw. schoutendiender schout zelfst. naamw. schouw haard zelfst. naamw. schouw inspectie zelfst. naamw. schouw openhaard zelfst. naamw. schouw schoorsteenmantel zelfst. naamw. schouw schoorsteenmant zelfst. naamw. schouw schoorst zelfst. naamw. schouwburg publiek zelfst. naamw. schouwburg theater zelfst. naamw. schouwburgen theaters overig. schouwburgplaats loge zelfst. naamw. schouwen examineren werkwoord schouwen kijken werkwoord schouwen schoorstenen zelfst. naamw. schouwen keuren werkwoord schouwen inspecteren werkwoord schouwen controleren werkwoord schouwen toeschouwen werkwoord schouwen schoorsteenpijpen werkwoord schouwspel gezicht zelfst. naamw. schouwspel spektakel zelfst. naamw. schouwspel spektakelstuk zelfst. naamw. schouwspel toneelstuk zelfst. naamw. schouwspel stuk zelfst. naamw. schouwspel drama zelfst. naamw. schouwspel toneel overig. schoven bosjes zelfst. naamw. schoven bundels zelfst. naamw. schraag draagezel zelfst. naamw. schraag schoor zelfst. naamw. schraag stut zelfst. naamw. schraag schuin zelfst. naamw. schraag zaagbok zelfst. naamw. schraal armzalig bijv. naamw. schraal dor bijv. naamw. schraal droog bijv. naamw. schraal gebarsten bijv. naamw. schraal guur bijv. naamw. schraal iel bijv. naamw. schraal karig bijv. naamw. schraal pover bijv. naamw. schraal sobertjes bijv. naamw. schraal minnetjes bijv. naamw. schraal schriel bijv. naamw. schraal mager bijv. naamw. schraal dun bijv. naamw. schraal schraaltjes bijv. naamw. schraal magertjes bijv. naamw. schraal dunnetjes bijv. naamw. schraal berooid bijv. naamw. schraal gierig bijv. naamw. schraal behoeftig bijv. naamw. schraal schamel bijv. naamw. schraalheid dorheid zelfst. naamw. schraalheid karigheid zelfst. naamw. schraalheid magerte zelfst. naamw. schraalheid droogte zelfst. naamw. schraalheid schamelheid zelfst. naamw. schraalheid poverheid zelfst. naamw. schraalheid armzaligheid zelfst. naamw. schraalheid magerheid zelfst. naamw. schraaltjes sobertjes overig. schraaltjes schraal overig. schraaltjes magertjes overig. schraaltjes dunnetjes overig. schraapachtig schraperig bijv. naamw. schraapijzer schrapijzer overig. schraapijzer schraper overig. schraapijzer schraapmes overig. schraapmes schraper zelfst. naamw. schraapmes schrapijzer zelfst. naamw. schraapmes schraapijzer zelfst. naamw. schraapzucht gierigheid zelfst. naamw. schraapzucht schraperigheid zelfst. naamw. schraapzuchtig schraperig bijv. naamw. schraapzuchtig schraperig overig. schrabben schrappen werkwoord schrabben schrapen werkwoord schrabben krassen werkwoord schragen bijstaan werkwoord schragen ondersteunen werkwoord schragen steunen werkwoord schragen stutten werkwoord schragen schoren werkwoord schragen dragen werkwoord schram groef zelfst. naamw. schram krab zelfst. naamw. schram kras zelfst. naamw. schram krabwond zelfst. naamw. schram schaafwond zelfst. naamw. schrammen schaven werkwoord schrammen graven werkwoord schrander gis bijv. naamw. schrander goochem bijv. naamw. schrander intelligent bijv. naamw. schrander scherpzinnig bijv. naamw. schrander slim bijv. naamw. schrander kien bijv. naamw. schrander listig bijv. naamw. schrander uitgeslapen bijv. naamw. schrander snugger bijv. naamw. schrander pienter bijv. naamw. schrander clever bijv. naamw. schrander snedig bijv. naamw. schrander gevat bijv. naamw. schrander vrolijk bijv. naamw. schrander levendig bijv. naamw. schranderheid intelligentie zelfst. naamw. schranderheid slimheid zelfst. naamw. schranderheid spitsvondigheid zelfst. naamw. schranderheid spitsheid zelfst. naamw. schranderheid scherpzinnigheid zelfst. naamw. schranderheid scherpte zelfst. naamw. schranderheid scherpheid zelfst. naamw. schranderheid uitgeslapenheid zelfst. naamw. schranderheid goochemheid zelfst. naamw. schranderheid pienterheid zelfst. naamw. schrank schraag zelfst. naamw. schransen brassen werkwoord schransen buffelen werkwoord schransen slempen werkwoord schransen vreten werkwoord schransen zwelgen werkwoord schransen schranzen werkwoord schransen opeten werkwoord schransen nuttigen werkwoord schransen eten werkwoord schransen consumeren werkwoord schransen bunkeren werkwoord schransen verorberen werkwoord schransen schrokken werkwoord schransen bikken werkwoord schransen pruimen overig. schranzen schransen werkwoord schrap schoor overig. schrapen afkrabben werkwoord schrapen beknibbelen werkwoord schrapen krabben werkwoord schrapen kuchen werkwoord schrapen oppotten werkwoord schrapen knijpen werkwoord schrapen knibbelen werkwoord schrapen schrappen werkwoord schrapen schrabben werkwoord schrapen krassen werkwoord schraper geldwolf zelfst. naamw. schraper gierigaard zelfst. naamw. schraper schraapmes zelfst. naamw. schraper hamster zelfst. naamw. schraper vrek zelfst. naamw. schraper krentenweger zelfst. naamw. schraper krent zelfst. naamw. schraper knibbelaar zelfst. naamw. schraper schrapijzer zelfst. naamw. schraper schraapijzer zelfst. naamw. schraperig gierig bijv. naamw. schraperig vrekkig bijv. naamw. schraperig krenterig bijv. naamw. schraperig inhalig bijv. naamw. schraperig schraapzuchtig overig. schraperigheid gierigheid zelfst. naamw. schraperigheid schraapzucht zelfst. naamw. schrapijzer schraper overig. schrapijzer schraapmes overig. schrapijzer schraapijzer overig. schrappen afkrabben werkwoord schrappen doorhalen werkwoord schrappen krabbelen werkwoord schrappen krabben werkwoord schrappen schrapen werkwoord schrappen schrabben werkwoord schrappen krassen werkwoord schrapping uitstoting zelfst. naamw. schrapping uitsluiting zelfst. naamw. schrapping royement overig. schrapping doorhaling zelfst. naamw. schrapping strijken overig. schrede stap zelfst. naamw. schrede pas zelfst. naamw. schreden voetstappen zelfst. naamw. schreden treden zelfst. naamw. schreden stappen zelfst. naamw. schreden passen zelfst. naamw. schreef doorhaling zelfst. naamw. schreef grenslijn zelfst. naamw. schreef haal zelfst. naamw. schreef lijn zelfst. naamw. schreeuw gil zelfst. naamw. schreeuw kreet zelfst. naamw. schreeuw roep zelfst. naamw. schreeuw uitroep zelfst. naamw. schreeuwen blèren werkwoord schreeuwen blaffen werkwoord schreeuwen brullen werkwoord schreeuwen bulderen werkwoord schreeuwen fulmineren werkwoord schreeuwen krijsen werkwoord schreeuwen gillen zelfst. naamw. schreeuwen roepen zelfst. naamw. schreeuwen kreten werkwoord schreeuwen daveren werkwoord schreeuwen razen werkwoord schreeuwend gillend bijv. naamw. schreeuwend fel bijv. naamw. schreeuwend schandalig bijv. naamw. schreeuwend joelend bijv. naamw. schreeuwer schreeuwlelijk zelfst. naamw. schreeuwer brulboei zelfst. naamw. schreeuwerig druk bijv. naamw. schreeuwerig protserig bijv. naamw. schreeuwerig protsend bijv. naamw. schreeuwerig opschepperig bijv. naamw. schreeuwerig opzichtig bijv. naamw. schreeuwerig krijserig bijv. naamw. schreeuwerig rechtovereindstaand bijv. naamw. schreeuwlelijk herrieschopper zelfst. naamw. schreeuwlelijk schreeuwer zelfst. naamw. schreeuwlelijk brulboei zelfst. naamw. schreien huilen werkwoord schreien roepen werkwoord schriel dor bijv. naamw. schriel droog bijv. naamw. schriel dun bijv. naamw. schriel gierig bijv. naamw. schriel schraal bijv. naamw. schriel mager bijv. naamw. schriel iel bijv. naamw. Schrift bijbel zelfst. naamw. schrift cahier zelfst. naamw. Schrift geschrift zelfst. naamw. Schrift hand zelfst. naamw. Schrift letter zelfst. naamw. Schrift letterteken zelfst. naamw. Schrift tekst zelfst. naamw. schrift schrijfboek zelfst. naamw. Schrift Bijb zelfst. naamw. schriftelijk examen zelfst. naamw. schriftelijk geschreven zelfst. naamw. schriftgeleerde exegeet zelfst. naamw. schriftlijn regel zelfst. naamw. schriftlijn reg zelfst. naamw. schriftteken letter zelfst. naamw. schriftteken letterteken zelfst. naamw. schriftuur bijbel zelfst. naamw. schriftuur document zelfst. naamw. schriftuur geschrevene zelfst. naamw. schriftuur schrijfstijl zelfst. naamw. schriftuur script zelfst. naamw. schriftuur geschrift zelfst. naamw. schriftuur tekst zelfst. naamw. schrijden lopen werkwoord schrijden treden werkwoord schrijden stappen werkwoord schrijfbehoeften schrijfgereedschappen overig. schrijfbehoeften schrijfbenodigdheden overig. schrijfbenodigdheden schrijfgereedschappen overig. schrijfbenodigdheden schrijfbehoeften overig. schrijfblokje blocnote overig. schrijfboek schrift overig. schrijfbureau schrijftafel overig. schrijfbureau lessenaar overig. schrijfbureau bureau overig. schrijfgeld Leges zelfst. naamw. schrijfgereedschappen schrijfbenodigdheden overig. schrijfgereedschappen schrijfbehoeften overig. schrijfkunst schoonschrijfkunst overig. schrijfkunst kalligrafie overig. schrijfkunst calligrafie overig. schrijfletter letter zelfst. naamw. schrijfmachine typemachine zelfst. naamw. schrijfmap map zelfst. naamw. schrijfsel krabbel overig. schrijfsel kladje overig. schrijfsel kladbriefje overig. schrijfsel kattebelletje overig. schrijfsel briefje overig. schrijfsel aantekening overig. schrijfsel krabbelbriefje overig. schrijfsels correspondentie overig. schrijfsels brieven overig. schrijfsels briefwisseling overig. schrijfsels kladjes overig. schrijfster auteur zelfst. naamw. schrijfstift pen zelfst. naamw. schrijfstift stift zelfst. naamw. schrijfstift grift zelfst. naamw. schrijfstift griffel zelfst. naamw. schrijfstijl schrijftrant zelfst. naamw. schrijftafel bureau zelfst. naamw. schrijftafel lessenaar zelfst. naamw. schrijftafel schrijfbureau zelfst. naamw. schrijftafeltje lessenaar overig. schrijfteken schrift zelfst. naamw. schrijftrant pen zelfst. naamw. schrijftrant schrijfstijl zelfst. naamw. schrijftrant schrijfwijze zelfst. naamw. schrijftrant stijl zelfst. naamw. schrijfwijze handschrift zelfst. naamw. schrijfwijze schrijfstijl zelfst. naamw. schrijfwijze spelling zelfst. naamw. schrijfwijze orthografie zelfst. naamw. schrijfwijze schrijven zelfst. naamw. schrijlings wijdbeens overig. schrijn kastje zelfst. naamw. schrijn relikwieënkastje zelfst. naamw. schrijn relikwiehouder zelfst. naamw. schrijnen branden werkwoord schrijnen schuren werkwoord schrijnen kistjes zelfst. naamw. schrijnend gevoelig bijv. naamw. schrijnend hartverscheurend bijv. naamw. schrijnend schreeuwend bijv. naamw. schrijnend smartelijk bijv. naamw. schrijnend scherp bijv. naamw. schrijnend pikant bijv. naamw. schrijnend pijnlijk bijv. naamw. schrijnwerker meubelmaker zelfst. naamw. schrijnwerker timmerman zelfst. naamw. schrijven berichten werkwoord schrijven maken werkwoord schrijven neerkrabbelen werkwoord schrijven neerpennen werkwoord schrijven noteren werkwoord schrijven pennen werkwoord schrijven spellen werkwoord schrijven auteurschap zelfst. naamw. schrijven brief zelfst. naamw. schrijven epistel zelfst. naamw. schrijven schrijfwijze werkwoord schrijven corresponderen werkwoord schrijven kalken werkwoord schrijver auteur zelfst. naamw. schrijver dichter zelfst. naamw. schrijver klerk zelfst. naamw. schrijver pennenridder zelfst. naamw. schrijver scribent zelfst. naamw. schrijvers auteurs zelfst. naamw. schrik afkeer zelfst. naamw. schrik angst zelfst. naamw. schrik boeman zelfst. naamw. schrik ontsteltenis zelfst. naamw. schrik verbijstering zelfst. naamw. schrikaanjagend angstwekkend bijv. naamw. schrikaanjagend ontzettend bijv. naamw. schrikaanjagend schrikbarend bijv. naamw. schrikaanjagend verschrikkelijk bijv. naamw. schrikaanjagend vreesaanjagend bijv. naamw. schrikaanjagend vreselijk bijv. naamw. schrikaanjagend afschrikwekkend bijv. naamw. schrikaanjagend vreeswekkend bijv. naamw. schrikaanjagend schrikwekkend bijv. naamw. schrikaanjagend griezelig bijv. naamw. schrikaanjagend eng bijv. naamw. schrikaanjagend angstaanjagend bijv. naamw. schrikachtig bang bijv. naamw. schrikachtig kopschuw bijv. naamw. schrikachtig schichtig bijv. naamw. schrikachtig vreesachtig bijv. naamw. schrikbarend bedenkelijk bijv. naamw. schrikbarend ijzingwekkend bijv. naamw. schrikbarend ontzettend bijv. naamw. schrikbarend schrikaanjagend bijv. naamw. schrikbarend vreselijk bijv. naamw. schrikbarend angstwekkend bijv. naamw. schrikbarend verschrikkelijk bijv. naamw. schrikbarend schrikwekkend bijv. naamw. schrikbeeld nachtmerrie zelfst. naamw. schrikbeeld hersenschim zelfst. naamw. schrikbeelden angsten overig. schrikbeelden spookbeelden overig. schrikbeelden schimmen overig. schrikbewind terreur zelfst. naamw. schrikdraad afscheiding zelfst. naamw. schrikkelmaand februari zelfst. naamw. schrikkelmaand sprokkelmaand zelfst. naamw. schrikken ontstellen werkwoord schrikken terugdeinzen werkwoord schrikwekkend onguur bijv. naamw. schrikwekkend angstaanjagend bijv. naamw. schrikwekkend geducht bijv. naamw. schrikwekkend ontstellend bijv. naamw. schrikwekkend vreeswekkend bijv. naamw. schrikwekkend vreesaanjagend bijv. naamw. schrikwekkend schrikaanjagend bijv. naamw. schrikwekkend griezelig bijv. naamw. schrikwekkend eng bijv. naamw. schrikwekkend angstwekkend bijv. naamw. schrikwekkend vreselijk bijv. naamw. schrikwekkend verschrikkelijk bijv. naamw. schrikwekkend schrikbarend bijv. naamw. schrikwekkend ontzettend bijv. naamw. schrikwekkend ijzingwekkend bijv. naamw. schril fel bijv. naamw. schril schel bijv. naamw. schril snerpend bijv. naamw. schril scherp bijv. naamw. schril hoog bijv. naamw. schril hard bijv. naamw. schril snijdend bijv. naamw. schrilheid scherpte zelfst. naamw. schrilheid scherpheid zelfst. naamw. schrilheid schelheid zelfst. naamw. schrilheid guurheid zelfst. naamw. schrilheid felheid zelfst. naamw. schrobben boenen werkwoord schrobben boenwerk zelfst. naamw. schrobben schoonmaakwerk zelfst. naamw. schrobben schoonschrobben zelfst. naamw. schrobben schoonboenen zelfst. naamw. schrobben afschrobben zelfst. naamw. schrobben afboenen zelfst. naamw. schrobber schoonmaker overig. schrobber boen overig. schrobbering berisping zelfst. naamw. schrobbering standje zelfst. naamw. schrobbering uitbrander zelfst. naamw. schrobbering uitschijter zelfst. naamw. schrobbering uitbran zelfst. naamw. schrobnet sleepnet overig. schrobnet korre zelfst. naamw. schrobnet korre zelfst. naamw. schrobnet korre zelfst. naamw. schroef bankschroef zelfst. naamw. schroef bout zelfst. naamw. schroef draai zelfst. naamw. schroef propeller zelfst. naamw. schroefdraad winding overig. schroefdraad kronkeling overig. schroefdraad kromming overig. schroefdraad bocht overig. schroefsleutel moersleutel zelfst. naamw. schroefsluiting dichtschroeven overig. schroeien bakken werkwoord schroeien blakeren werkwoord schroeien uitdrogen werkwoord schroevedraaier schroevendraaier zelfst. naamw. schroeven bevestigen werkwoord schroeven klemmen werkwoord schroeven opschroeven werkwoord schroevendraaier schroevedraaier zelfst. naamw. schrok schrokop zelfst. naamw. schrokachtigheid vraatzuchtigheid zelfst. naamw. schrokachtigheid gulzigheid zelfst. naamw. schrokachtigheid gretigheid zelfst. naamw. schrokachtigheid begerigheid zelfst. naamw. schrokken buffelen werkwoord schrokken vreten werkwoord schrokken verorberen werkwoord schrokken schransen werkwoord schrokken opeten werkwoord schrokken nuttigen werkwoord schrokken eten werkwoord schrokken consumeren werkwoord schrokken bunkeren werkwoord schrokken bikken werkwoord schrokker schrokop zelfst. naamw. schrokkerig gulzig bijv. naamw. schrokop gulzigaard zelfst. naamw. schrokop vreetzak zelfst. naamw. schrokop veelvraat zelfst. naamw. schrokop slokop zelfst. naamw. schromelijk ernstig bijv. naamw. schromen aarzelen werkwoord schromen duchten werkwoord schromen vrezen werkwoord schrompelen krimpen werkwoord schrompelen ineenschrompelen werkwoord schrompelen ineenkrimpen werkwoord schrompelen verschrompelen werkwoord schrompelen slinken werkwoord schrompelen samentrekken werkwoord schrompelen indrogen werkwoord schroom aarzeling zelfst. naamw. schroom beschroomdheid zelfst. naamw. schroom gêne zelfst. naamw. schroom verlegenheid zelfst. naamw. schroom timiditeit zelfst. naamw. schroom schuwheid zelfst. naamw. schroom geslotenheid zelfst. naamw. schroom bedeesdheid zelfst. naamw. schroom gegeneerdheid zelfst. naamw. schroomvallig timide bijv. naamw. schroomvallig bedeesd bijv. naamw. schroomvallig verlegen bijv. naamw. schroomvallig schuchter bijv. naamw. schroomvallig bleu bijv. naamw. schroomvallig beschroomd bijv. naamw. schroot scherp zelfst. naamw. schroot smalplank zelfst. naamw. schroot lat zelfst. naamw. schroothoop autowrak overig. schubziekte psoriasis zelfst. naamw. schuchter bang bijv. naamw. schuchter schuw bijv. naamw. schuchter timide bijv. naamw. schuchter bedeesd bijv. naamw. schuchter verlegen bijv. naamw. schuchter schroomvallig bijv. naamw. schuchter bleu bijv. naamw. schuchter beschroomd bijv. naamw. schuchterheid verlegenheid zelfst. naamw. schuchterheid bedeesdheid zelfst. naamw. schudden beven werkwoord schudden husselen werkwoord schudden trillen werkwoord schudden wankelen werkwoord schudden opwinden werkwoord schudden opstoken werkwoord schudden opruien werkwoord schudden ophitsen werkwoord schudden agiteren werkwoord schudden wiegelen werkwoord schudden spartelen werkwoord schudding commotio zelfst. naamw. schuier borstel zelfst. naamw. schuier borst zelfst. naamw. schuieren borstelen werkwoord schuif grendel zelfst. naamw. schuif hoop zelfst. naamw. schuif schuifluik zelfst. naamw. schuif knip zelfst. naamw. schuif grend zelfst. naamw. schuif tong zelfst. naamw. schuif schoot zelfst. naamw. schuifbak lade zelfst. naamw. schuifelen schuiven werkwoord schuifelen sloffen werkwoord schuifknoop strik zelfst. naamw. schuifla schuiflade overig. schuifla lade overig. schuifla la overig. schuiflade la zelfst. naamw. schuiflade lade zelfst. naamw. schuiflade schuifla zelfst. naamw. schuifluik schuif zelfst. naamw. schuiftrompet trombone zelfst. naamw. schuilen liggen werkwoord schuilen schuilgaan werkwoord schuilen toevluchten werkwoord schuilen vluchten werkwoord schuilen wegkruipen werkwoord schuilen uitwijken werkwoord schuilgaan schuilen werkwoord schuilgaan verdwijnen werkwoord schuilhoek hoek zelfst. naamw. schuilhoek wijkplaats zelfst. naamw. schuilhoek toevluchtsoord zelfst. naamw. schuilhoek toevlucht zelfst. naamw. schuilhoek stek zelfst. naamw. schuilhoek schuilplaats zelfst. naamw. schuilhoek schuilkel zelfst. naamw. schuilhoekje hoekje zelfst. naamw. schuilhouden verbergen werkwoord schuilkel wijkplaats overig. schuilkel toevluchtsoord overig. schuilkel toevlucht overig. schuilkel stek overig. schuilkel schuilplaats overig. schuilkel schuilhoek overig. schuilkelder schuilplaats zelfst. naamw. schuilnaam alias zelfst. naamw. schuilnaam pseudoniem zelfst. naamw. schuilnamen pseudoniemen overig. schuilnamen aliassen overig. schuilplaats hol zelfst. naamw. schuilplaats onderkomen zelfst. naamw. schuilplaats schuilkelder zelfst. naamw. schuilplaats stek zelfst. naamw. schuilplaats toevlucht zelfst. naamw. schuilplaats toevluchtsoord zelfst. naamw. schuilplaats vrijplaats zelfst. naamw. schuilplaats toeverlaat zelfst. naamw. schuilplaats heenkomen zelfst. naamw. schuilplaats leger zelfst. naamw. schuilplaats onderdak zelfst. naamw. schuilplaats wijkplaats zelfst. naamw. schuilplaats schuilkel zelfst. naamw. schuilplaats schuilhoek zelfst. naamw. schuilplaatsen toevluchtsoorden overig. schuilplaatsen onderkomens overig. schuilplaatsen onderdaken overig. schuim bruis zelfst. naamw. schuim gepeupel zelfst. naamw. schuim kookschuim zelfst. naamw. schuim schuimpje zelfst. naamw. schuim sop zelfst. naamw. schuimachtig gemeen overig. schuimachtig mousse overig. schuimbekken razen werkwoord schuimen mousseren werkwoord schuimend gistend overig. schuimkop schuim zelfst. naamw. schuin dubbelzinnig bijv. naamw. schuin lijp bijv. naamw. schuin obsceen bijv. naamw. schuin scheef bijv. naamw. schuin dwars bijv. naamw. schuin hellend bijv. naamw. schuin wankelend bijv. naamw. schuin neiging bijv. naamw. schuin helling bijv. naamw. schuin achteruitgaand bijv. naamw. schuin zedeloos bijv. naamw. schuin vunzig bijv. naamw. schuin vies bijv. naamw. schuine strook geer overig. schuinheid schuinte zelfst. naamw. schuinheid scheefte zelfst. naamw. schuinheid scheefheid zelfst. naamw. schuinheid vuitaal zelfst. naamw. schuinheid vuiligheid zelfst. naamw. schuinheid vuilheid zelfst. naamw. schuinheid vuilbekkerij zelfst. naamw. schuinheid obsceniteit zelfst. naamw. schuins lichtzinnig overig. schuins scheef overig. schuins schuin overig. schuins zijdelings overig. schuinsmarcheer losbol overig. schuinsmarcheerder losbol zelfst. naamw. schuinsteunbalk stutbalk overig. schuinsteunbalk steunbalk overig. schuinsteunbalk schoorbalk overig. schuinte scheefte zelfst. naamw. schuinte schuinheid zelfst. naamw. schuinte scheefheid zelfst. naamw. schuit boot zelfst. naamw. schuit schoen zelfst. naamw. schuit vaartuig zelfst. naamw. schuit pink zelfst. naamw. schuit hulk zelfst. naamw. schuit bark zelfst. naamw. schuit stoomschip zelfst. naamw. schuit schuitje zelfst. naamw. schuit schip zelfst. naamw. schuit scheepje zelfst. naamw. schuit bootje zelfst. naamw. schuiten vaartuigen overig. schuiten schuitjes overig. schuiten schepen overig. schuiten boten overig. schuitje vaartuig overig. schuitje stoomschip overig. schuitje schuit overig. schuitje schip overig. schuitje scheepje overig. schuitje bootje overig. schuitje boot overig. schuitjes scheepjes overig. schuitjes bootjes overig. schuitjes vaartuigen overig. schuitjes schuiten overig. schuitjes schepen overig. schuitjes boten overig. schuiven betalen werkwoord schuiven duwen werkwoord schuiven glijden werkwoord schuiven opium roken werkwoord schuiven opzij duwen werkwoord schuiven rommelen werkwoord schuiven scroll werkwoord schuiven voortschuiven werkwoord schuiver val zelfst. naamw. schuld fout zelfst. naamw. schuld schuldenlast zelfst. naamw. schuld verantwoordelijkheid zelfst. naamw. schuld verplichting zelfst. naamw. schuldbekentenis bekentenis zelfst. naamw. schuldbekentenis obligatie zelfst. naamw. schuldbekentenis schuldbelijdenis zelfst. naamw. schuldbelijdenis schuldbekentenis overig. schuldbesef berouw zelfst. naamw. schuldbewijs pandbrief zelfst. naamw. schuldbrief obligatie zelfst. naamw. schuldbrief schuldbekentenis zelfst. naamw. schuldeiser crediteur zelfst. naamw. schuldeloos onschuldig bijv. naamw. schuldeloos zuiver bijv. naamw. schuldeloos schuldloos bijv. naamw. schuldeloosheid onschuld zelfst. naamw. schuldenaar debiteur zelfst. naamw. schuldenaars debiteuren overig. schuldenlast schuld zelfst. naamw. schuldig aansprakelijk bijv. naamw. schuldig schuldbeladen bijv. naamw. schuldige stichter zelfst. naamw. schuldige zondaar zelfst. naamw. schuldige beschuldigde zelfst. naamw. schuldigverklaring veroordeling zelfst. naamw. schuldloos schuldeloos overig. schuldloos onschuldig overig. schuldvordering vordering zelfst. naamw. schunnig armoedig bijv. naamw. schunnig banaal bijv. naamw. schunnig gemeen bijv. naamw. schunnig grof bijv. naamw. schunnig lomp bijv. naamw. schunnig plat bijv. naamw. schunnig platvloers bijv. naamw. schunnig triviaal bijv. naamw. schunnig vunzig bijv. naamw. schunnig laag-bij-de-grond bijv. naamw. schunnig stumperig bijv. naamw. schunnig schamel bijv. naamw. schunnig miserabel bijv. naamw. schunnig ellendig bijv. naamw. schunnig belabberd bijv. naamw. schunnigheid obsceniteit zelfst. naamw. schunnigheid smerigheid zelfst. naamw. schunnigheid zwijnerij zelfst. naamw. schuren gladschuren werkwoord schuren raspen werkwoord schuren schrijnen werkwoord schuren schurken werkwoord schuren schaven werkwoord schurft huidziekte zelfst. naamw. schurft scabies zelfst. naamw. schurftachtig schurftig overig. schurftig immoreel bijv. naamw. schurftig schilferig bijv. naamw. schurftig schurftachtig bijv. naamw. schuring frictie zelfst. naamw. schuringsgeluid glij overig. schuringsgeluid fricatief overig. schurk bedrieger zelfst. naamw. schurk boef zelfst. naamw. schurk ellendeling zelfst. naamw. schurk schobbejak zelfst. naamw. schurk schoelje zelfst. naamw. schurk schoft zelfst. naamw. schurk fielt zelfst. naamw. schurk smeerlap zelfst. naamw. schurk mispunt zelfst. naamw. schurk kreng zelfst. naamw. schurk klier zelfst. naamw. schurk wicht zelfst. naamw. schurk kobold zelfst. naamw. schurk kabouter zelfst. naamw. schurkachtig boosaardig bijv. naamw. schurkachtig gemeen bijv. naamw. schurkachtig gluiperig bijv. naamw. schurkachtig vals bijv. naamw. schurkachtig schelms bijv. naamw. schurkachtig boefachtig bijv. naamw. schurkachtigheid slinksheid zelfst. naamw. schurkachtigheid gemeenheid zelfst. naamw. schurken krabben werkwoord schurken boeven zelfst. naamw. schurken rabauwen zelfst. naamw. schurkenstreek rotstreek overig. schurkenstreek boevenstreek overig. schut wand overig. schut tussenschot overig. schut schot overig. schut beschot overig. schutblad dekblad overig. schutbladen dekbladen overig. schutgeld sluisgeld overig. schutkolk sluis zelfst. naamw. schutsheer patroon zelfst. naamw. schutsheilige patrones zelfst. naamw. schutsheilige patroon zelfst. naamw. schutsluis sluis zelfst. naamw. schutsluisje sas zelfst. naamw. schutsluisje sluis zelfst. naamw. schutsluisje verlaat zelfst. naamw. schutspatroon beschermheilige zelfst. naamw. schutspatroon patroon zelfst. naamw. schutten sluizen werkwoord schutter scherpschutter zelfst. naamw. schutteren draaien werkwoord schutterig harkerig overig. schutterig stuntelig overig. schutterig stumperig overig. schutterig onhandig overig. schutterig onbeholpen overig. schutterig knullig overig. schutterig gebrekkig overig. schutterig sukkelig overig. schutterig slungelig overig. schutterig krukkig overig. schutterij schietvereniging zelfst. naamw. schuttersgilde schutterij zelfst. naamw. schutting heining zelfst. naamw. schuttingen omheiningen overig. schuttingen hekken overig. schuttingen beschuttingen overig. schuttingtaal straattaal overig. schuttingwoord krachtterm zelfst. naamw. Schuur Boet zelfst. naamw. schuur box zelfst. naamw. schuur pluk zelfst. naamw. schuur kuif zelfst. naamw. schuur kruin zelfst. naamw. schuur bosje zelfst. naamw. schuur loods zelfst. naamw. schuurpapier glaspapier overig. schuurpapier schuurvel overig. schuurtje bergplaats zelfst. naamw. schuurtje keet zelfst. naamw. schuurtje optrek zelfst. naamw. schuurtje bijgebouw zelfst. naamw. schuurvel schuurpapier overig. schuw bang bijv. naamw. schuw kopschuw bijv. naamw. schuw beschroomd bijv. naamw. schuwen mijden werkwoord schuwen vermijden zelfst. naamw. schuwen vermijding zelfst. naamw. schuwen verhoeden zelfst. naamw. schuwen ontwijken zelfst. naamw. schuwen ontlopen zelfst. naamw. schuwheid verlegenheid zelfst. naamw. schuwheid timiditeit zelfst. naamw. schuwheid schroom zelfst. naamw. schuwheid geslotenheid zelfst. naamw. schuwheid bedeesdheid zelfst. naamw. schuwheid eenkennigheid zelfst. naamw. schwung gang zelfst. naamw. sciamachie spiegelgevecht overig. sciamachie schijnkamp overig. sciamachie schijngevecht overig. sciamachie manoeuvre overig. sciatica heupjicht zelfst. naamw. score puntenaantal zelfst. naamw. score stand zelfst. naamw. scoren behalen werkwoord scoren spuiten werkwoord scout padvinder zelfst. naamw. scribent prulschrijver zelfst. naamw. scribent schrijver zelfst. naamw. script scenario zelfst. naamw. script schriftuur zelfst. naamw. script geschrift zelfst. naamw. script document zelfst. naamw. scriptie eindscriptie zelfst. naamw. scriptie opstel zelfst. naamw. scriptie verslag zelfst. naamw. scrofuleus klierachtig overig. scroll draaien werkwoord scroll schuiven werkwoord scroll wheel draaiwiel(tje) werkwoord scroll wheel muiswiel(tje) zelfst. naamw. scrotum balzak zelfst. naamw. scrotum zak zelfst. naamw. scrupule bedenking zelfst. naamw. scrupule gewetensbezwaar zelfst. naamw. scrupule gemoedsbezwaar zelfst. naamw. scrupuleus consciëntieus overig. scrupuleus gewetensvol overig. sculptuur beeld zelfst. naamw. sculptuur beeldhouwkunst zelfst. naamw. sculptuur beeldhouwwerk zelfst. naamw. seance sessie zelfst. naamw. seborroe talgvloed zelfst. naamw. sec droog bijv. naamw. sec op zichzelf bijv. naamw. secessie afscheiding zelfst. naamw. secondant assistent zelfst. naamw. secondant hulp zelfst. naamw. secondant helper zelfst. naamw. seconde moment zelfst. naamw. seconde ogenblik zelfst. naamw. seconde oogwenk zelfst. naamw. seconde tel zelfst. naamw. seconde t zelfst. naamw. seconde minuutje zelfst. naamw. seconderen weldoen werkwoord seconderen ondersteunen werkwoord seconderen helpen werkwoord seconderen bijstaan werkwoord seconderen bijspringen werkwoord seconderen assisteren werkwoord secretares secretaris overig. secretaresse secretaris zelfst. naamw. secretaris bestuurslid zelfst. naamw. secretaris schrijver zelfst. naamw. secretaris secretaresse zelfst. naamw. secretaris secretares zelfst. naamw. secretie afscheiding zelfst. naamw. sectie afdeling zelfst. naamw. sectie autopsie zelfst. naamw. sectie divisie zelfst. naamw. sectie lijkschouwing zelfst. naamw. sectie stadswijk zelfst. naamw. sectie vakgroep zelfst. naamw. sectie tak zelfst. naamw. sectie detachement zelfst. naamw. sectie departement zelfst. naamw. sectie woonwijk zelfst. naamw. sectie wijk zelfst. naamw. sectie stadskwartier zelfst. naamw. sectie stadsdeel zelfst. naamw. sectie plein zelfst. naamw. sectie handelswijk zelfst. naamw. sectie centrum zelfst. naamw. sectie buurt zelfst. naamw. sectie buitenwijk zelfst. naamw. sector branche zelfst. naamw. sector cirkelsector zelfst. naamw. sector gebied zelfst. naamw. seculair werelds overig. seculair wereldlijk overig. seculair profaan overig. seculair aards overig. secularisatie ontkerkelijking zelfst. naamw. seculariseren verwereldlijken werkwoord seculier wereldlijk bijv. naamw. secundair bijkomend bijv. naamw. secundair bijkomstig bijv. naamw. secundo ten tweede overig. securiteit waarborgsom overig. securiteit onderpand overig. secuur accuraat bijv. naamw. secuur nauwgezet bijv. naamw. secuur nauwkeurig bijv. naamw. secuur veilig bijv. naamw. secuur beslist bijv. naamw. secuur scherp bijv. naamw. secuur punctueel bijv. naamw. secuur prompt bijv. naamw. secuur precies bijv. naamw. secuur minutieus bijv. naamw. secuur juist bijv. naamw. secuur nauwlettend bijv. naamw. secuur zorgvuldig bijv. naamw. secuur stipt bijv. naamw. secuur net bijv. naamw. secuur gedetailleerd bijv. naamw. sedatief kalmerend bijv. naamw. sedatief kalmeringsmiddel zelfst. naamw. sedativum sedatief zelfst. naamw. sedert sinds overig. sedert vanaf overig. sedert van overig. sedert uit overig. sedert op overig. sedert door overig. sedert aan overig. sedertdien nadien overig. sediment bezinksel zelfst. naamw. sediment steenlaag zelfst. naamw. sediment zetsel zelfst. naamw. sediment residu zelfst. naamw. sediment grondsop zelfst. naamw. sediment droesem zelfst. naamw. sediment depot zelfst. naamw. sediment afzetsel zelfst. naamw. sedimentatie bezinking zelfst. naamw. sedimentatie aanslibbing zelfst. naamw. sedimentatie aanslibben zelfst. naamw. sedimenteren afzetten overig. seductie verzoeking overig. seductie verovering overig. seductie verlokking overig. seductie verleiding overig. seductie temptatie overig. seductie bekoring overig. seductie aanvechting overig. segment deel zelfst. naamw. segment onderdeel zelfst. naamw. segment sector zelfst. naamw. segmenten porties zelfst. naamw. segmenten stukken zelfst. naamw. segmenten partjes zelfst. naamw. segmenten parten zelfst. naamw. segmenten delen zelfst. naamw. segmenten barrels zelfst. naamw. segmenteren afscheiden werkwoord segmenteren Categoriseren overig. segmenteren typeren overig. segregatie apartheid zelfst. naamw. segregatie scheiding zelfst. naamw. segregatie verbreking zelfst. naamw. sein aanleiding zelfst. naamw. sein code zelfst. naamw. sein hint zelfst. naamw. sein seinlamp zelfst. naamw. sein teken zelfst. naamw. sein wenk zelfst. naamw. seinen berichten werkwoord seinen telegraferen werkwoord seiner seinwachter zelfst. naamw. seinlamp sein zelfst. naamw. seinmast semafoor overig. seinmast seinpaal overig. seinpaal semafoor overig. seinpaal seinmast overig. seinsleutel zegsman overig. seinsleutel noodrem overig. seintje knipoog zelfst. naamw. seintje oogwenk zelfst. naamw. seinvlag sein zelfst. naamw. seinwachter seiner zelfst. naamw. seizoen jaargetijde zelfst. naamw. seizoen periode zelfst. naamw. seizoenkaart abonnement zelfst. naamw. seizoenopruiming seizoensuitverkoop overig. seizoensuitverkoop seizoenopruiming overig. sek kunne overig. sek geslacht overig. sek genus overig. sekreet helleveeg zelfst. naamw. sekreet kreng zelfst. naamw. seks bloot zelfst. naamw. seks gemeenschap zelfst. naamw. sekse geslacht zelfst. naamw. sekse kunne zelfst. naamw. seksen neuken werkwoord seksualiteit geslachtelijkheid zelfst. naamw. seksualiteit geslachtsdrift zelfst. naamw. seksuebegeerte lust overig. seksuebegeerte drift overig. seksueel geslachtelijk bijv. naamw. seksueel sexueel bijv. naamw. seksuegeprikkeldheid opwinding zelfst. naamw. seksuegeprikkeldheid opgewondenheid zelfst. naamw. seksueopgewonden opgewonden overig. seksueopgewonden hitsig overig. seksueopgewonden heet overig. seksueopgewonden geil overig. sekte geloofsgemeenschap zelfst. naamw. selderijknol knolselderij overig. select uitgelezen bijv. naamw. select uitgezocht bijv. naamw. selecteren kiezen werkwoord selecteren schiften werkwoord selecteren uitkiezen werkwoord selecteren uitpikken werkwoord selecteren uitzoeken werkwoord selecteren ziften werkwoord selectie ballotage zelfst. naamw. selectie bloemlezing zelfst. naamw. selectie keuze zelfst. naamw. selectie opeenhoping zelfst. naamw. selectie schifting zelfst. naamw. selectie teeltkeus zelfst. naamw. selectie uitverkoring zelfst. naamw. selectie verzameling zelfst. naamw. selectie stel zelfst. naamw. selectie sortering zelfst. naamw. selectie ophoping zelfst. naamw. selectie massa zelfst. naamw. selectie accumulatie zelfst. naamw. selectief kieskeurig bijv. naamw. selectief uitkiezend bijv. naamw. semafoon pieper zelfst. naamw. semafoor seinpaal overig. semafoor seinmast overig. semantiek betekenisleer zelfst. naamw. semester halfjaar zelfst. naamw. semi half bijv. naamw. seminar studiebijeenkomst zelfst. naamw. seminar studiedag zelfst. naamw. seminar bijeenkomst zelfst. naamw. seminarie seminarium zelfst. naamw. seminarium seminarie zelfst. naamw. senaat Eerste Kamer zelfst. naamw. senang behaaglijk overig. senator Eerste-Kamerlid overig. seniel achterlijk bijv. naamw. seniel afgetakeld bijv. naamw. seniliteit kindsheid zelfst. naamw. seniliteit achterlijkheid zelfst. naamw. senior oudste bijv. naamw. senior nestor bijv. naamw. sensatie emotie zelfst. naamw. sensatie ervaring zelfst. naamw. sensatie gewaarwording zelfst. naamw. sensatie opschudding zelfst. naamw. sensatie beroering zelfst. naamw. sensatie gevoel zelfst. naamw. sensatie verwarring zelfst. naamw. sensatie opzien zelfst. naamw. sensatie prikkeling zelfst. naamw. sensatie spanning overig. sensationeel adembenemend bijv. naamw. sensationeel boeiend bijv. naamw. sensationeel geruchtmakend bijv. naamw. sensationeel meeslepend bijv. naamw. sensationeel opwindend bijv. naamw. sensationeel pakkend bijv. naamw. sensationeel spannend bijv. naamw. sensationeel zinderend bijv. naamw. sensibel gevoelig bijv. naamw. sensibel waarneembaar bijv. naamw. sensitief gevoelig bijv. naamw. sensitief kwetsbaar bijv. naamw. sensorisch zintuiglijk bijv. naamw. sensualisme zinnelijkheid overig. sensualisme wulpsheid overig. sensualisme wellust overig. sensualisme weelderigheid overig. sensualisme sensualiteit overig. sensualisme erotiek overig. sensualiteit zinnelijkheid overig. sensualiteit wulpsheid overig. sensualiteit wellust overig. sensualiteit weelderigheid overig. sensualiteit sensualisme overig. sensualiteit erotiek overig. sensueel prikkelend bijv. naamw. sensueel zinlijk bijv. naamw. sensueel wulps bijv. naamw. sensueel zinnelijk bijv. naamw. sententie aforisme zelfst. naamw. sententie vonnis zelfst. naamw. sententie uitspraak zelfst. naamw. sententie judicium zelfst. naamw. sentiment aandoening zelfst. naamw. sentiment gevoel zelfst. naamw. sentimenteel gevoelig bijv. naamw. sentimenteel huilerig bijv. naamw. sentimenteel week bijv. naamw. sentimenteel kletsnat bijv. naamw. sentimenteel futloos bijv. naamw. sentimenteel drassig bijv. naamw. sentimenteel slap bijv. naamw. sentimenteel papperig bijv. naamw. sentimenteel gevoelvol bijv. naamw. sentimenteel vet bijv. naamw. separaat afzonderlijk bijv. naamw. separaat apart bijv. naamw. separaat vrijstaand bijv. naamw. separaat losstaand bijv. naamw. separaat gescheiden bijv. naamw. separaat alleenstaand bijv. naamw. separaat geïsoleerd bijv. naamw. separatie afscheiding zelfst. naamw. separeren afscheiden werkwoord separeren afzonderen werkwoord separeren scheiden werkwoord separeren splitsen werkwoord separeren afsplitsen werkwoord september herfstmaand zelfst. naamw. september slachtmaand zelfst. naamw. september november zelfst. naamw. septikemie bloedvergiftiging zelfst. naamw. septisch rottend bijv. naamw. septum tussenschot zelfst. naamw. sequens sequentie overig. sequentie sequens overig. sereen bedaard bijv. naamw. sereen kalm bijv. naamw. sereen kalmpjes bijv. naamw. sereen rustig bijv. naamw. sereen stil bijv. naamw. sereen vredig bijv. naamw. sereen vreedzaam bijv. naamw. sereen onbewogen bijv. naamw. sereen gelijkmoedig bijv. naamw. serenabrengen serenate overig. serenabrengen serenade overig. serenade serenate overig. serenade serenabrengen overig. serenate serenade overig. serenate serenabrengen overig. sereniteit kalmte zelfst. naamw. sereniteit rust zelfst. naamw. sereniteit gerustheid zelfst. naamw. sereniteit gemoedsrust zelfst. naamw. sergeant onderofficier zelfst. naamw. serie aaneenschakeling zelfst. naamw. serie aantal zelfst. naamw. serie cyclus zelfst. naamw. serie reeks zelfst. naamw. serie rij zelfst. naamw. serie keten zelfst. naamw. serieproductie massaproductie zelfst. naamw. series reeksen zelfst. naamw. serieus ernstig bijv. naamw. serieus plechtig bijv. naamw. serieus menens overig. sering seringenboom zelfst. naamw. seringenboom sering zelfst. naamw. sermoen predikatie zelfst. naamw. sermoen toespraak zelfst. naamw. serpent feeks zelfst. naamw. serpent slang zelfst. naamw. serpenten slangen zelfst. naamw. serre kas zelfst. naamw. serre tuinkamer zelfst. naamw. serum bloedwei zelfst. naamw. serveerster bediende zelfst. naamw. serveerster kelnerin zelfst. naamw. serveerster dienster zelfst. naamw. serveersters tafelbediendes overig. serveertafel dientafel overig. serveren bedienen werkwoord serveren bijgieten werkwoord serveren opslaan werkwoord serveren opdienen zelfst. naamw. serveren tappen werkwoord serveren schenken werkwoord serveren intappen werkwoord serveren inschenken werkwoord servet vingerdoekje zelfst. naamw. servet vingerservetje zelfst. naamw. service bedieningsgeld zelfst. naamw. service dienst zelfst. naamw. service onderhoudsdienst zelfst. naamw. service opslag zelfst. naamw. service uitserveren zelfst. naamw. service diensten zelfst. naamw. service bediening zelfst. naamw. serviel slaafs bijv. naamw. serviel kruiperig bijv. naamw. serviel onderworpen bijv. naamw. serviel onderdanig bijv. naamw. serviel knechts bijv. naamw. servies eetservies zelfst. naamw. serviliteit slaafsheid overig. sessie seance zelfst. naamw. sessie vergadering zelfst. naamw. set complex zelfst. naamw. set pakket zelfst. naamw. set span zelfst. naamw. set stel zelfst. naamw. set vlucht zelfst. naamw. set troep zelfst. naamw. set school zelfst. naamw. set schare zelfst. naamw. set kudde zelfst. naamw. set hoop zelfst. naamw. set groep zelfst. naamw. set drift zelfst. naamw. set filmdecor overig. set filmdecor overig. set filmdecor overig. settelen koloniseren werkwoord settelen vestigen werkwoord sex geslachtsgemeenschap werkwoord sex dancing werkwoord sex geslacht overig. sexfeest orgie zelfst. naamw. sexueel seksueel overig. sexueel geslachtelijk overig. sexy opwindend bijv. naamw. sexy pikant bijv. naamw. sexy uitdagend bijv. naamw. sexy hot bijv. naamw. sfeer ambiance zelfst. naamw. sfeer atmosfeer zelfst. naamw. sfeerloos zonsfeer overig. sfeervol gezellig overig. sferisch rond overig. sferisch kogelrond overig. sferisch bol overig. sgeinheilig huichelachtig overig. shabby haveloos bijv. naamw. shag tabak zelfst. naamw. shampo shampoo zelfst. naamw. shamponeren shampooën werkwoord shampoo shampo zelfst. naamw. shampooën shamponeren werkwoord shantoeng zijde zelfst. naamw. shawl halsdoek zelfst. naamw. shawl omslagdoek zelfst. naamw. shawl sjaal zelfst. naamw. shawl das zelfst. naamw. sheik sjeik zelfst. naamw. shirt hemd zelfst. naamw. shock elektroshock zelfst. naamw. shock schok zelfst. naamw. shockeren choqueren overig. shockeren schokken overig. shocktoestand shock zelfst. naamw. shoppen winkelen werkwoord shot beeld zelfst. naamw. shot injectie zelfst. naamw. shovel bulldozer overig. show demonstratie zelfst. naamw. show optreden zelfst. naamw. show performance zelfst. naamw. show vertoning zelfst. naamw. show voorstelling zelfst. naamw. show staatsie zelfst. naamw. show para zelfst. naamw. show opvoering zelfst. naamw. show happening zelfst. naamw. showbink praalhans overig. showen demonstreren werkwoord showen paraderen werkwoord showen tentoonstellen werkwoord showroom toonzaal zelfst. naamw. shuttle pluimbal zelfst. naamw. shuttle ruimteveer zelfst. naamw. Siamees kat zelfst. naamw. sibbe clan zelfst. naamw. sidderen beven werkwoord sidderend huiverend overig. siddering rilling zelfst. naamw. siddering trilling zelfst. naamw. siddering huivering zelfst. naamw. sier pronk zelfst. naamw. sieraad armband zelfst. naamw. sieraad juweel zelfst. naamw. sieraad sierstuk zelfst. naamw. sieraad bijou zelfst. naamw. sieraad versiersel zelfst. naamw. sieraad versiering zelfst. naamw. sieraad tooisel zelfst. naamw. sieraad decoratie zelfst. naamw. sieraad ring overig. sieraad ring overig. sieraad ring overig. sieraden juwelen zelfst. naamw. sieraden sierraden zelfst. naamw. sieraden bijouterieën zelfst. naamw. sieren tooien werkwoord sierlijk aanvallig bijv. naamw. sierlijk elegant bijv. naamw. sierlijk fijn bijv. naamw. sierlijk fraai bijv. naamw. sierlijk gracieus bijv. naamw. sierlijk bekoorlijk bijv. naamw. sierlijk bevallig bijv. naamw. sierlijkheid gratie zelfst. naamw. sierlijkheid souplesse zelfst. naamw. sierlijkheid zwier zelfst. naamw. sierlijkheid bevalligheid zelfst. naamw. sierraden sieraden zelfst. naamw. sierstenen edelstenen overig. sierstuk sieraad zelfst. naamw. sierstukken pronkstukken overig. sierwerk versiersel overig. sierwerk versiering overig. sierwerk tooi overig. sierwerk ornamentiek overig. sierwerk opsiering overig. sierwerk opluistering overig. sierwerk garnering overig. sierwerk draperie overig. sierwerk decoratie overig. sierwerk decor overig. sierwerk corsage overig. siësta middagslaapje overig. siësta middagdutje overig. sifon spuitwaterfles overig. sifon stankafsluiter overig. sigaar bolknak zelfst. naamw. sigaar pineut zelfst. naamw. sigaar lul zelfst. naamw. sigaar dupe zelfst. naamw. sigaartje sigaar zelfst. naamw. sigarenbandje banderol zelfst. naamw. sigarenwink tabakswink overig. sigaret peuk zelfst. naamw. sigaret stinkstok zelfst. naamw. sigaret saffi overig. sigmoïd S-vormig bijv. naamw. signaal aanleiding zelfst. naamw. signaal alarm zelfst. naamw. signaal teken zelfst. naamw. signaalhoorn toeter overig. signaalhoorn claxon overig. signaleren aanwijzen werkwoord signaleren bemerken werkwoord signaleren opmerken werkwoord signaleren waarnemen werkwoord signaleren zien werkwoord signaleren voelen werkwoord signaleren observeren werkwoord signaleren merken werkwoord signaleren horen werkwoord signaleren gewaarworden werkwoord signaleren gadeslaan werkwoord signaleren bekijken werkwoord signatuur handtekening zelfst. naamw. signatuur karakter zelfst. naamw. signatuur tekening zelfst. naamw. signatuur ondertekening zelfst. naamw. signatuur autogram zelfst. naamw. signeren ondertekenen werkwoord signeren tekenen werkwoord significant beduidend bijv. naamw. significant betekenisvol bijv. naamw. significant gewichtig bijv. naamw. significant veelbetekenend bijv. naamw. significant veelzeggend bijv. naamw. significant zwaarwegend bijv. naamw. significant belangrijk bijv. naamw. significantie zin overig. significantie portee overig. significantie betekenis overig. sijpelen druipen werkwoord sijpelen druppelen werkwoord sijpelen zijpelen werkwoord sijpelen uitdruppelen werkwoord sijpelen druppen werkwoord sijpelen droppen werkwoord sijpelen afdruipen werkwoord sijsjeslijmer treuzelkous overig. sijsjeslijmer treuzelaar overig. sijsjeslijmer treuzel overig. sijsjeslijmer teut overig. sijsjeslijmer talmer overig. sijsjeslijmer sukkel overig. sijsjeslijmer slak overig. sijsjeslijmer hannes overig. sik baard zelfst. naamw. sik kinbaardje overig. sik kinbaardje overig. sik kinbaardje overig. sikkel zicht zelfst. naamw. sikkel sikkeltje zelfst. naamw. sikkeltje sikkel overig. sikkeneurig chagrijnig bijv. naamw. sikkeneurig gemelijk bijv. naamw. sikkeneurig knorrig bijv. naamw. sikkeneurig nurks bijv. naamw. sikkeneurig humeurig bijv. naamw. sikkeneurig nukkig bijv. naamw. sikkepit barst zelfst. naamw. sikkepit biet zelfst. naamw. sikkepitje zier zelfst. naamw. sikker dronken bijv. naamw. silhouet lichaamslijn zelfst. naamw. silhouet omtrek zelfst. naamw. silhouet schaduwbeeld zelfst. naamw. silhouet schim zelfst. naamw. silhouet figuur zelfst. naamw. silhouetten schimmen overig. silhouetten schaduwbeelden overig. silo opslagplaats zelfst. naamw. silo voederkuil zelfst. naamw. silo graansilo zelfst. naamw. sim hengelsnoer overig. sim hengelsnoer overig. sim hengelsnoer overig. simmen dreinen werkwoord simpel eenvoudig bijv. naamw. simpel gek bijv. naamw. simpel ongecompliceerd bijv. naamw. simpel simplistisch bijv. naamw. simpel makkelijk bijv. naamw. simpel stompzinnig bijv. naamw. simpel onnozel bijv. naamw. simpel flauw bijv. naamw. simpel dom bijv. naamw. simpel licht bijv. naamw. simpel gemakkelijk bijv. naamw. simpel dom overig. simpel dom overig. simpel dom overig. simpelheid eenvoud zelfst. naamw. simpelheid eenvoudigheid zelfst. naamw. simpelheid soberheid zelfst. naamw. simpelheid onnozelheid zelfst. naamw. simpelheid naïviteit zelfst. naamw. simpelheid naïveteit zelfst. naamw. simpelheid kinderlijkheid zelfst. naamw. simpelweg eenvoudig overig. simpelweg finaal overig. simpeziel onnozelaar overig. simpeziel onnozekerel overig. simpeziel onbenul overig. simpeziel idioot overig. simpeziel dwaas overig. simpeziel dommerik overig. simpeziel achterlijke overig. simplificatie vereenvoudiging overig. simplificatie herleiding overig. simplificeren versoberen werkwoord simplificeren vergemakkelijken werkwoord simplificeren vereenvoudigen werkwoord simplificeren bemakkelijken werkwoord simplistisch simpel overig. simulatie spel zelfst. naamw. simuleren imiteren werkwoord simuleren spelen werkwoord simuleren voorwenden werkwoord simuleren veinzen werkwoord simuleren fingeren werkwoord simultaan tegelijk bijv. naamw. simultaan gelijktijdig bijv. naamw. sinaasappellimonade ranja overig. sinds vanaf overig. sinds van overig. sinds uit overig. sinds sedert overig. sinds op overig. sinds door overig. sinds aan overig. sindsdien sedertdien overig. sinecure sinecuur overig. sinecure luizenbaan overig. sinecuur sinecure overig. sinecuur luizenbaan overig. sing stadsgracht overig. sing gracht overig. singel gracht zelfst. naamw. singel stadsgracht zelfst. naamw. singel boulevard zelfst. naamw. singeltje plaatje zelfst. naamw. single alleenstaand bijv. naamw. single plaat zelfst. naamw. singlet onderlijfje overig. singlet borstrok overig. singulier bijzonder bijv. naamw. singulier eigenaardig bijv. naamw. singultus hik zelfst. naamw. sinister dreigend bijv. naamw. sinister duister bijv. naamw. sinister griezelig bijv. naamw. sinister luguber bijv. naamw. sinister onheilspellend bijv. naamw. sinister eng bijv. naamw. sinister akelig bijv. naamw. sinister huiveringwekkend bijv. naamw. sinjeur heerschap zelfst. naamw. sint sinterklaas zelfst. naamw. sint steenkoolslak zelfst. naamw. sint slak zelfst. naamw. sint metaalslak zelfst. naamw. sint nicolaas sinterklaas overig. Sint-Nicolaas sinterklaas zelfst. naamw. sintel slak zelfst. naamw. sinterklaas goedheiligman zelfst. naamw. sinterklaas sint nicolaas zelfst. naamw. sinus boogpees (latijn, wisk.) overig. sip beteuterd bijv. naamw. sip betrokken bijv. naamw. sip teleurgesteld bijv. naamw. sip zuinig bijv. naamw. sip bedremmeld bijv. naamw. sirene alarmbel zelfst. naamw. sirene meermin zelfst. naamw. siroop limonade zelfst. naamw. siroop suikerstroop zelfst. naamw. siroop stroop zelfst. naamw. siroop melasse zelfst. naamw. sissen blazen werkwoord sissen lispelen werkwoord sissen piepen werkwoord sissen fluisteren werkwoord sissen gesis werkwoord situatie affaire zelfst. naamw. situatie ligging zelfst. naamw. situatie omstandigheden zelfst. naamw. situatie omstandigheid zelfst. naamw. situatie positie zelfst. naamw. situatie toestand zelfst. naamw. situatie stand zelfst. naamw. situatie gebeurtenis zelfst. naamw. situaties scenario`s overig. situatieschets plattegrond zelfst. naamw. situatieschets situatietekening zelfst. naamw. situatietekening situatieschets overig. situeren geplaatst werkwoord situeren plaatsen werkwoord situering situatie zelfst. naamw. sjaal das zelfst. naamw. sjaal halsdoek zelfst. naamw. sjaal omslagdoek zelfst. naamw. sjaal bouffante zelfst. naamw. sjaal shawl zelfst. naamw. sjaals omslagdoeken zelfst. naamw. sjabbes sabbat overig. sjablone mal zelfst. naamw. sjablone modelvorm zelfst. naamw. sjablone sjabloon zelfst. naamw. sjabloon banaliteit zelfst. naamw. sjabloon mal zelfst. naamw. sjabloon sjablone zelfst. naamw. sjabloon modelvorm zelfst. naamw. sjacheraar handelaar zelfst. naamw. sjacheren handeldrijven werkwoord sjacheren onderhandelen werkwoord sjacheren pingelen werkwoord sjacheren marchanderen werkwoord sjacheren afpingelen werkwoord sjacheren afdingen werkwoord sjah heerser zelfst. naamw. sjah monarch zelfst. naamw. sjansen flirten werkwoord sjansen lonken werkwoord sjees slee zelfst. naamw. sjeik sheik zelfst. naamw. sjerp band zelfst. naamw. sjezen falen werkwoord sjezen rennen werkwoord sjezen sngaan werkwoord sjiek duur bijv. naamw. sjiek chic bijv. naamw. sjiek handigheidje bijv. naamw. sjiek handig bijv. naamw. sjiek geintje bijv. naamw. sjiek geestigheid bijv. naamw. sjilpen fluiten werkwoord sjirpen tsjilpen werkwoord sjirpen tsjirpen werkwoord sjo synagoge overig. sjoege antwoord zelfst. naamw. sjoege begrip zelfst. naamw. sjoege verdenking zelfst. naamw. sjoege vermoeden zelfst. naamw. sjoege verstand zelfst. naamw. sjoege kennis zelfst. naamw. sjoemelen knoeien werkwoord sjofel haveloos bijv. naamw. sjofel schunnig bijv. naamw. sjofel sleets bijv. naamw. sjofel armelijk bijv. naamw. sjofel verlopen bijv. naamw. sjofel sjofeltjes bijv. naamw. sjofel schamel bijv. naamw. sjofel pover bijv. naamw. sjofel flodderig bijv. naamw. sjofel armoedig bijv. naamw. sjofel verward bijv. naamw. sjofel smerig bijv. naamw. sjofel slordig bijv. naamw. sjofelheid haveloosheid zelfst. naamw. sjofeltjes verlopen overig. sjofeltjes sjofel overig. sjofeltjes schamel overig. sjofeltjes pover overig. sjofeltjes haveloos overig. sjofeltjes flodderig overig. sjofeltjes armoedig overig. sjokken klossen werkwoord sjokken voortsukkelen werkwoord sjorren dragen werkwoord sjorren vastbinden werkwoord sjouw karwei zelfst. naamw. sjouwen dragen werkwoord sjouwen meeslepen werkwoord sjouwen ploeteren werkwoord sjouwen zeulen werkwoord sjouwen torsen werkwoord sjouwer kruier zelfst. naamw. sjouwer drager zelfst. naamw. sjouwer bagagedrager zelfst. naamw. sjouwer lastdrager zelfst. naamw. skaen joren zelfst. naamw. skai kunstleer zelfst. naamw. skelet botten zelfst. naamw. skelet bottenbouw zelfst. naamw. skelet geraamte zelfst. naamw. skelet raamwerk zelfst. naamw. skelet spicht zelfst. naamw. skelet frame zelfst. naamw. skelet gebeente zelfst. naamw. skepter scepter overig. sketch nummer zelfst. naamw. ski lat zelfst. naamw. ski sneeuwlat zelfst. naamw. skinhead kaalkop overig. skitrui pulli overig. skol proost overig. skottelslet vaatdoek zelfst. naamw. sla slaatje zelfst. naamw. Slaaf dienaar zelfst. naamw. Slaaf horige zelfst. naamw. slaaf lijfeigene zelfst. naamw. Slaaf Slavisch zelfst. naamw. slaafs fantasieloos bijv. naamw. slaafs onderdanig bijv. naamw. slaafs onderworpen bijv. naamw. slaafs serviel bijv. naamw. slaafs blindelings bijv. naamw. slaafs kruiperig bijv. naamw. slaafs vernederend bijv. naamw. slaafs knechts bijv. naamw. slaafs volgzaam bijv. naamw. slaafs gedienstig bijv. naamw. slaafs dienstbaar bijv. naamw. slaafsheid onderworpenheid zelfst. naamw. slaafsheid serviliteit zelfst. naamw. slaag afranseling zelfst. naamw. slaag dikke piet zelfst. naamw. slaag kleum zelfst. naamw. slaag ransel zelfst. naamw. slaag aframmeling zelfst. naamw. slaags handtastelijk bijv. naamw. slaan aanleggen werkwoord slaan betreffen werkwoord slaan beuken werkwoord slaan bevestigen werkwoord slaan bonken werkwoord slaan klapperen werkwoord slaan kleunen werkwoord slaan klinken werkwoord slaan opslaan werkwoord slaan overtreffen werkwoord slaan trappen werkwoord slaan kloppen werkwoord slaan slag werkwoord slaan dreun werkwoord slaan rammen werkwoord slaan hameren werkwoord slaan timmeren werkwoord slaan meppen werkwoord slaan hengsten werkwoord slaap dutje zelfst. naamw. slaapbank bedbank zelfst. naamw. slaapbank slaapmeubel zelfst. naamw. slaapdrank slaapmiddel overig. slaapdronkenheid soezerigheid zelfst. naamw. slaapdronkenheid slaperigheid zelfst. naamw. slaapdronkenheid lodderigheid zelfst. naamw. slaapgast slaper overig. slaapgast overnachter overig. slaapgast logé overig. slaapgast gast overig. slaapgelegenheid logies zelfst. naamw. slaapgelegenheid slaapplaats zelfst. naamw. slaapje slaap zelfst. naamw. slaapje tuk zelfst. naamw. slaapkamer kamer zelfst. naamw. slaapkop domkop zelfst. naamw. slaapkop dromer zelfst. naamw. slaapkop langslaper zelfst. naamw. slaaploos slapeloos bijv. naamw. slaapmeubel slaapbank overig. slaapmeubel bedbank overig. slaapmiddel slaapdrank overig. slaapmutsje drankje zelfst. naamw. slaapplaats bed zelfst. naamw. slaapplaats slaapgelegenheid zelfst. naamw. slaapsto ruststo overig. slaapsto ligsto overig. slaapverblijf slaapvertrek overig. slaapvertrek slaapverblijf overig. slaapverwekkend duf bijv. naamw. slaapverwekkend saai bijv. naamw. slaapverwekkend monotoon bijv. naamw. slaapverwekkend eentonig bijv. naamw. slaapverwekkend vervelend bijv. naamw. slaapverwekkend suf bijv. naamw. slaapverwekkend afgezaagd bijv. naamw. slaapverwekkend slaapwekkend bijv. naamw. slaapwandelen somnambulisme zelfst. naamw. slaapwekkend slaapverwekkend overig. slaatje salade zelfst. naamw. slaatje sla zelfst. naamw. slaatje voordeel zelfst. naamw. slab morsdoekje overig. slabakken luieren werkwoord slaboon suikerboon overig. slaboon sperzieboon overig. slaboon snijboon overig. slaboon prinsessenboon overig. slaboon herenboon overig. slaboon boon overig. slachten afmaken werkwoord slachten wegdoen werkwoord slachten afdoen werkwoord slachter slager zelfst. naamw. slachterij abattoir zelfst. naamw. slachterij slachthuis zelfst. naamw. slachthuis slachterij overig. slachthuis abattoir overig. slachthuis rotzooi overig. slachthuis janboel overig. slachthuis bloedbad overig. slachthuis bende overig. slachting bloedbad zelfst. naamw. slachting uitroeiing zelfst. naamw. slachting afslachting zelfst. naamw. slachting afslachten zelfst. naamw. slachting afmaken zelfst. naamw. slachting slachtpartij zelfst. naamw. slachting moordpartij zelfst. naamw. slachting offeren zelfst. naamw. slachting vermoorden zelfst. naamw. slachtingen moordpartijen overig. slachtingen bloedbaden overig. slachtmaand september overig. slachtmaand november overig. slachtmaand herfstmaand overig. slachtmes vleesmes overig. slachtmes slagersmes overig. slachtoffer mikpunt zelfst. naamw. slachtoffer offer zelfst. naamw. slachtoffer offerdier zelfst. naamw. slachtpartij afslachting zelfst. naamw. slachtpartij bloedbad zelfst. naamw. slachtpartij moordpartij zelfst. naamw. slachtpartij slachting zelfst. naamw. slag deining zelfst. naamw. slag draai zelfst. naamw. slag dreun zelfst. naamw. slag genre zelfst. naamw. slag gevecht zelfst. naamw. slag handigheid zelfst. naamw. slag hengst zelfst. naamw. slag kleum zelfst. naamw. slag kleun zelfst. naamw. slag ramp zelfst. naamw. slag soort zelfst. naamw. slag tegenvaller zelfst. naamw. slag veldslag zelfst. naamw. slag vuistslag zelfst. naamw. slag vlugheid zelfst. naamw. slag vaardigheid zelfst. naamw. slag bedrevenheid zelfst. naamw. slag coup zelfst. naamw. slag terugslag zelfst. naamw. slag teleurstelling zelfst. naamw. slag sof zelfst. naamw. slag misslag zelfst. naamw. slag misrekening zelfst. naamw. slag flop zelfst. naamw. slag fiasco zelfst. naamw. slag houw zelfst. naamw. slag stand zelfst. naamw. slag rang zelfst. naamw. slag orde zelfst. naamw. slag klas zelfst. naamw. slag slaan zelfst. naamw. slag beuken zelfst. naamw. slag uithaal zelfst. naamw. slag opdon zelfst. naamw. slag ras zelfst. naamw. slag type zelfst. naamw. slag strijd zelfst. naamw. slagader hartader overig. slagaderbreuk aneurysma zelfst. naamw. slagaderlijk arterieel bijv. naamw. slagaderverkalking vaatverkalking zelfst. naamw. slagaderverkalking aderverkalking zelfst. naamw. slagbomen afsluitbomen zelfst. naamw. slagbomen sluitbomen zelfst. naamw. slagboom afsluitboom zelfst. naamw. slagboom barrière zelfst. naamw. slagboom sluitboom zelfst. naamw. slagen gelukken werkwoord slagen succes hebben werkwoord slagen lukken zelfst. naamw. slagen mazzelen zelfst. naamw. slagen klaarspelen zelfst. naamw. slagen doorkomen zelfst. naamw. slager beul zelfst. naamw. slager slachter zelfst. naamw. slager slagerij zelfst. naamw. slager vleeshouwer zelfst. naamw. slagerij slager zelfst. naamw. slagerij vleeshouwerij zelfst. naamw. slagerij slagerszaak zelfst. naamw. slagerij slagerswink zelfst. naamw. slagersmes vleesmes overig. slagersmes slachtmes overig. slagerswink vleeshouwerij overig. slagerswink slagerszaak overig. slagerswink slagerij overig. slagerszaak vleeshouwerij overig. slagerszaak slagerswink overig. slagerszaak slagerij overig. slaghamer hamer zelfst. naamw. slaghout hakhout overig. slaghout vechtjas overig. slaghout vechter overig. slaghout trommelstok overig. slaghout rapier overig. slaghout racket overig. slaghout degen overig. slaginstrumenten slagwerk overig. slaginstrumentjes trommeltjes overig. slagorde opstelling zelfst. naamw. slagpen pluim zelfst. naamw. slagpen veer zelfst. naamw. slagregen stortregen overig. slagregen stortbui overig. slagregen plensbui overig. slagregen gietbui overig. slagroomklopper garde overig. slagschaduw schaduw zelfst. naamw. slagschip oorlogsvaartuig overig. slagschip oorlogsschip overig. slagschip oorlogsbodem overig. slagtand hoektand zelfst. naamw. slagvaardig ad rem bijv. naamw. slagvaardig paraat bijv. naamw. slagvaardig strijdvaardig bijv. naamw. slagvaardig wakker bijv. naamw. slagveld strijdtoneel zelfst. naamw. slagwapen sabel zelfst. naamw. slagwerk drum zelfst. naamw. slagwerk percussie zelfst. naamw. slagwerk slaginstrumenten zelfst. naamw. slagwerker drummer overig. slagwerker percussionist overig. slagwerkers percussionisten overig. slagzee zee zelfst. naamw. slagzin kreet zelfst. naamw. slagzin leus zelfst. naamw. slagzin slogan zelfst. naamw. slagzin reclamezin zelfst. naamw. slagzin reclameleus zelfst. naamw. slagzinnen slogans zelfst. naamw. slagzinnen leuzen zelfst. naamw. slagzinnen kreten zelfst. naamw. slak escargot zelfst. naamw. slak huisjesslak zelfst. naamw. slak metaalslak zelfst. naamw. slak sintel zelfst. naamw. slak treuzelaar zelfst. naamw. slak naaktslak zelfst. naamw. slak treuzelkous zelfst. naamw. slak treuzel zelfst. naamw. slak teut zelfst. naamw. slak talmer zelfst. naamw. slak sukkel zelfst. naamw. slak sijsjeslijmer zelfst. naamw. slak hannes zelfst. naamw. slak steenkoolslak zelfst. naamw. slak sint zelfst. naamw. slaken losmaken werkwoord slaken uiten werkwoord slakkehuis slakkenhuis zelfst. naamw. slakkenhuis huis zelfst. naamw. slakkenhuis slakkehuis zelfst. naamw. slakrop krop zelfst. naamw. slampampen hangen werkwoord slampamper lammeling zelfst. naamw. slampamper slapkous zelfst. naamw. slampamper nietsnut zelfst. naamw. slampamper lijntrekker zelfst. naamw. slampamper leegloper zelfst. naamw. slampamper lapzwans zelfst. naamw. slampamper lanterfanter zelfst. naamw. slampamper lamzak zelfst. naamw. slampamper geitenbreier zelfst. naamw. slampamper lanterfant zelfst. naamw. slampamper flierefluiter zelfst. naamw. slang Bargoens zelfst. naamw. slang buis zelfst. naamw. slang duivelin zelfst. naamw. slang satan zelfst. naamw. slang serpent zelfst. naamw. slang tuinslang zelfst. naamw. slang krokodil zelfst. naamw. slangen serpenten zelfst. naamw. slangentong vuilspuiter overig. slangentong lasteraar overig. slangentong kwaadspreker overig. slangetje catheter zelfst. naamw. slank dun bijv. naamw. slank fijngebouwd bijv. naamw. slank tenger bijv. naamw. slank rank bijv. naamw. slank fijn bijv. naamw. slank maairijp bijv. naamw. slank goedgebouwd bijv. naamw. slank flink bijv. naamw. slank bevallig bijv. naamw. slankheid rankheid zelfst. naamw. slap bleekjes bijv. naamw. slap flauw bijv. naamw. slap futloos bijv. naamw. slap karakterloos bijv. naamw. slap lamlendig bijv. naamw. slap los bijv. naamw. slap mild bijv. naamw. slap slapjes bijv. naamw. slap smakeloos bijv. naamw. slap waterachtig bijv. naamw. slap zwak bijv. naamw. slap inhoudsloos bijv. naamw. slap flaccidus bijv. naamw. slap lusteloos bijv. naamw. slap landerig bijv. naamw. slap energieloos bijv. naamw. slap sentimenteel bijv. naamw. slap papperig bijv. naamw. slap mat bijv. naamw. slap uitgeput bijv. naamw. slap waterig bijv. naamw. slap zonkarakter bijv. naamw. slap verwaterd bijv. naamw. slap ziekelijk bijv. naamw. slap wee bijv. naamw. slap pips bijv. naamw. slapeloos slaaploos bijv. naamw. slapeloosheid insomnia zelfst. naamw. slapen doezelen werkwoord slapen dromen werkwoord slapen keveren werkwoord slapen luimen werkwoord slapen maffen werkwoord slapen meuren werkwoord slapen naar bed gaan werkwoord slapen pitten werkwoord slapen prikken werkwoord slapend gevoelloos bijv. naamw. slapend vast bijv. naamw. slapend onbeweeglijk bijv. naamw. slaper binnendijk zelfst. naamw. slaper dromer zelfst. naamw. slaper logé zelfst. naamw. slaper landloper zelfst. naamw. slaper slaapgast zelfst. naamw. slaper overnachter zelfst. naamw. slaper gast zelfst. naamw. slaperdijk slaper zelfst. naamw. slaperig doezelig bijv. naamw. slaperig dromerig bijv. naamw. slaperig versuft bijv. naamw. slaperig suffig bijv. naamw. slaperig lodderig bijv. naamw. slaperig dommelig bijv. naamw. slaperigheid lodderigheid zelfst. naamw. slaperigheid somnolentie zelfst. naamw. slaperigheid soezerigheid zelfst. naamw. slaperigheid slaapdronkenheid zelfst. naamw. slapers logés overig. slapheid laksheid zelfst. naamw. slapheid slapte zelfst. naamw. slapheid zwakte zelfst. naamw. slapheid matheid zelfst. naamw. slapheid loomheid zelfst. naamw. slapheid futloosheid zelfst. naamw. slapheid malai zelfst. naamw. slapheid zwakheid zelfst. naamw. slapheid zachtheid zelfst. naamw. slapheid weekheid zelfst. naamw. slapheid sulligheid zelfst. naamw. slapheid krachteloosheid zelfst. naamw. slapjanus slappeling zelfst. naamw. slapjanussen slappelingen overig. slapjes slap bijv. naamw. slapjes zwak bijv. naamw. slapjes ziekelijk bijv. naamw. slapjes wee bijv. naamw. slapjes pips bijv. naamw. slapjes bleekjes bijv. naamw. slapkous slampamper overig. slapkous nietsnut overig. slapkous lijntrekker overig. slapkous leegloper overig. slapkous lapzwans overig. slapkous lanterfanter overig. slapkous lamzak overig. slapkous lammeling overig. slapkous geitenbreier overig. slappeling defaitist zelfst. naamw. slappeling nul zelfst. naamw. slappeling schlemiel zelfst. naamw. slappeling slapjanus zelfst. naamw. slappeling zak zelfst. naamw. slappelingen slapjanussen overig. slapte krachteloosheid zelfst. naamw. slapte malaise zelfst. naamw. slapte weekheid zelfst. naamw. slapte slapheid zelfst. naamw. slapte malai zelfst. naamw. slapte weekte zelfst. naamw. slapte traagheid zelfst. naamw. slapte sloomheid zelfst. naamw. slapte luiheid zelfst. naamw. slapte logheid zelfst. naamw. slapte langzaamheid zelfst. naamw. slapte lamlendigheid zelfst. naamw. slapte inertie zelfst. naamw. slapte indolentie zelfst. naamw. slapte zwakheid zelfst. naamw. slapte zwakte zelfst. naamw. slapte zachtheid zelfst. naamw. slapte sulligheid zelfst. naamw. slapte laksheid zelfst. naamw. slasaus dressing zelfst. naamw. Slaven ploeteren werkwoord slaven lijfeigenen werkwoord slavenarbeid slavenwerk overig. slavenarbeid lijfeigenenwerk overig. slavenhaler slavenschip overig. slavenhand mensenhand overig. slavenleven galeistraf overig. slavenleven galei overig. slavenschip slavenhaler overig. slavenwerk slavenarbeid overig. slavenwerk lijfeigenenwerk overig. Slavisch Slaaf overig. slecht fout bijv. naamw. slecht gemeen bijv. naamw. slecht ineffectief bijv. naamw. slecht inferieur bijv. naamw. slecht kwaad bijv. naamw. slecht mager bijv. naamw. slecht min bijv. naamw. slecht ontaard bijv. naamw. slecht vals bijv. naamw. slecht verrot bijv. naamw. slecht boosaardig bijv. naamw. slecht bezwaarlijk bijv. naamw. slecht gebrekkig bijv. naamw. slecht moeilijk bijv. naamw. slecht naar bijv. naamw. slecht ondeugdelijk bijv. naamw. slecht ongunstig bijv. naamw. slecht gedegenereerd bijv. naamw. slecht bedorven bijv. naamw. slecht zwak bijv. naamw. slecht tweederangs bijv. naamw. slecht ondermaats bijv. naamw. slecht minderwaardig bijv. naamw. slecht arm bijv. naamw. slecht vergaan bijv. naamw. slecht rottig bijv. naamw. slecht rot bijv. naamw. slecht kwaadwillig bijv. naamw. slecht verderfelijk overig. slecht beroerd bijv. naamw. slecht volk gajes zelfst. naamw. slechtaard snoodaard overig. slechtaard onverlaat overig. slechtaard booswicht overig. slechtaard boosdoener overig. slechtaard bandiet overig. slechtaarden demonen overig. slechten afbreken werkwoord slechten effenen werkwoord slechter erger bijv. naamw. slechter minder bijv. naamw. slechterik onverlaat zelfst. naamw. slechteriken gemeneriken overig. slechtgehumeurd chagrijnig overig. slechthamers vlakhamers overig. slechtheid boosheid zelfst. naamw. slechtheid kwaadaardigheid zelfst. naamw. slechtheid laaghartigheid zelfst. naamw. slechtheid ondeugd zelfst. naamw. slechtheid verdorvenheid zelfst. naamw. slechtheid snoodheid zelfst. naamw. slechtheid gemeenheid zelfst. naamw. slechtheid kwaadwilligheid zelfst. naamw. slechtheid boosaardigheid zelfst. naamw. slechthorend hardhorend bijv. naamw. slechthorend hardhorig bijv. naamw. slechthorend gehoorgestoord bijv. naamw. slechthorendheid hardhorigheid zelfst. naamw. slechthorendheid hardhorendheid zelfst. naamw. slechts enkel bijv. naamw. slechts alleen bijv. naamw. slechts allmaar bijv. naamw. slede ar zelfst. naamw. slede slee zelfst. naamw. sleden sleeën werkwoord slee ar zelfst. naamw. slee auto zelfst. naamw. slee braadslee zelfst. naamw. slee limousine zelfst. naamw. slee stroef zelfst. naamw. slee slede zelfst. naamw. sleeën sleden werkwoord sleef Pollepel overig. sleep rij zelfst. naamw. sleep sluier zelfst. naamw. sleepkabel sleeptouw overig. sleepnet tiras overig. sleepnet schrobnet overig. sleepnet kor zelfst. naamw. sleepnet treil overig. sleepnet kor zelfst. naamw. sleepnet treil overig. sleepnet kor zelfst. naamw. sleepnet treil overig. sleeptouw sleepkabel overig. sleetje slee zelfst. naamw. sleets sjofel bijv. naamw. sleets slordig bijv. naamw. sleg houten hamer overig. slemiel watje overig. slemiel sukkel overig. slemiel slung overig. slemiel schlemi overig. slempen brassen werkwoord slempen schransen werkwoord slempen zwijnen werkwoord slempen uitspatten werkwoord slempen boemelen werkwoord slempen zwelgen werkwoord slempen vreten werkwoord slemper zwelger overig. slemper boemelaar overig. slemppartij liederlijkheid overig. slemppartij vreetfestijn overig. slemppartij smulpartij overig. slenk kloof zelfst. naamw. slenteraar kuieraar overig. slenteren banjeren werkwoord slenteren kuieren werkwoord slenteren drentelen werkwoord slenteren wandelen werkwoord slenteren rondslenteren werkwoord slenteren lopen werkwoord slentergang slentergangetje overig. slentergang kuiergang overig. slentergangetje slentergang overig. slentergangetje kuiergang overig. slentergangetjes kuiergangen overig. slepen binnenslepen werkwoord slepen helpen werkwoord slepen meeslepen werkwoord slepen sjouwen werkwoord slepen verlopen werkwoord slepen wegslepen zelfst. naamw. slepen voorttrekken werkwoord slepen trekken werkwoord slepen boegseren werkwoord slepend flauw bijv. naamw. slepend hortend bijv. naamw. slepend langgerekt bijv. naamw. slepend chronisch bijv. naamw. slepend weifelend bijv. naamw. slepend treuzelend bijv. naamw. slepend treuzelachtig bijv. naamw. slepend traag bijv. naamw. slepend talmend bijv. naamw. slepend leuterig bijv. naamw. slepend langzaam bijv. naamw. slepend dralend bijv. naamw. slepend besluitloos bijv. naamw. slepend aarzelend bijv. naamw. slepenziekte stoornis overig. slepenziekte kwaal overig. slet del zelfst. naamw. slet lellebel zelfst. naamw. slet snol zelfst. naamw. slet totebel zelfst. naamw. slet lelleb zelfst. naamw. sletterig dellerig overig. sleuf gleuf zelfst. naamw. sleuf groef zelfst. naamw. sleuf kier zelfst. naamw. sleuf opening zelfst. naamw. sleuf vaargeul zelfst. naamw. sleuf goot zelfst. naamw. sleuf geul zelfst. naamw. sleur gebruik zelfst. naamw. sleuren slepen werkwoord sleut tool overig. sleutel code zelfst. naamw. sleutel toegang zelfst. naamw. sleutel tool zelfst. naamw. sleutel loper overig. sleutel loper overig. sleutel loper overig. sleutelbloem primula overig. sleutelen dokteren werkwoord sleutelen knutselen werkwoord sleutelen repareren werkwoord sleuven smaluithollingen overig. sleuven groeven overig. sleuven gleuven overig. slib bagger zelfst. naamw. slib bezinksel zelfst. naamw. slib schor zelfst. naamw. slib slijk zelfst. naamw. slib slik zelfst. naamw. slib prut zelfst. naamw. slib modder zelfst. naamw. slibachtig drassig bijv. naamw. slibachtig modderig bijv. naamw. slibachtig slijkerig bijv. naamw. slibachtig slibberig bijv. naamw. slibachtig pruttig bijv. naamw. slibachtig drabbig bijv. naamw. slibachtig baggerig bijv. naamw. slibberen glibberen werkwoord slibberig glad bijv. naamw. slibberig slijkerig bijv. naamw. slibberig slibachtig bijv. naamw. slibberig pruttig bijv. naamw. slibberig modderig bijv. naamw. slibberig drassig bijv. naamw. slibberig drabbig bijv. naamw. slibberig baggerig bijv. naamw. slieren glijden werkwoord slieren kronkelen werkwoord slieren rondlopen werkwoord slieren rondslingeren werkwoord slieren slepen werkwoord sliert rij zelfst. naamw. slijk bagger zelfst. naamw. slijk slik zelfst. naamw. slijk slib zelfst. naamw. slijk prut zelfst. naamw. slijk modder zelfst. naamw. slijkerig slibberig overig. slijkerig slibachtig overig. slijkerig pruttig overig. slijkerig modderig overig. slijkerig drassig overig. slijkerig drabbig overig. slijkerig baggerig overig. slijm sputum zelfst. naamw. slijm mucus zelfst. naamw. slijmbal hielenlikker overig. slijmen temen werkwoord slijmerd kletsmeier zelfst. naamw. slijmerig flikflooierig bijv. naamw. slijmerig glad bijv. naamw. slijmerig glibberig bijv. naamw. slijmerig stroperig bijv. naamw. slijmerig flemerig bijv. naamw. slijmvlies mucosa zelfst. naamw. slijmvliesaandoening catarre zelfst. naamw. slijpen aanzetten werkwoord slijpen bijslijpen werkwoord slijpen graveren werkwoord slijpen rondhangen werkwoord slijpen wetten werkwoord slijpen wegslijpen zelfst. naamw. slijpen aanslijpen werkwoord slijpen scherpen werkwoord slijper slijpmachine zelfst. naamw. slijper frees zelfst. naamw. slijpmachine frees zelfst. naamw. slijpmachine slijper zelfst. naamw. slijtage achteruitgang zelfst. naamw. slijtage slijting zelfst. naamw. slijten afslijten werkwoord slijten doorbrengen werkwoord slijten kwijtraken werkwoord slijten verminderen werkwoord slijten verslijten werkwoord slijten besteden werkwoord slijten verteren werkwoord slijten afdragen werkwoord slijten splijten werkwoord slijten aftrekken werkwoord slijten afschillen werkwoord slijter drankboer zelfst. naamw. slijter drankwinkelier zelfst. naamw. slijting slijtage overig. slijting vlasoogst overig. slik bagger zelfst. naamw. slik modder zelfst. naamw. slik slijk zelfst. naamw. slik slib zelfst. naamw. slik prut zelfst. naamw. slikken aanvaarden werkwoord slikken accepteren werkwoord slikken doorslikken werkwoord slikstoornis dysfagie zelfst. naamw. slim clever bijv. naamw. slim geleerd bijv. naamw. slim gis bijv. naamw. slim goochem bijv. naamw. slim kien bijv. naamw. slim leip bijv. naamw. slim pienter bijv. naamw. slim scherpzinnig bijv. naamw. slim schrander bijv. naamw. slim snugger bijv. naamw. slim uitgeslapen bijv. naamw. slim erg bijv. naamw. slim fijntjes bijv. naamw. slim uitgekookt bijv. naamw. slim spits bijv. naamw. slim bijdehand bijv. naamw. slim snedig bijv. naamw. slim gevat bijv. naamw. slim sluw bijv. naamw. slim geslepen bijv. naamw. slim wijs bijv. naamw. slim intelligent bijv. naamw. slimheid knapheid zelfst. naamw. slimheid slimmigheid zelfst. naamw. slimheid spitsvondigheid zelfst. naamw. slimheid list zelfst. naamw. slimheid gewiekstheid zelfst. naamw. slimheid schranderheid zelfst. naamw. slimheid pienterheid zelfst. naamw. slimheid intelligentie zelfst. naamw. slimmerd kei zelfst. naamw. slimmerd leperd zelfst. naamw. slimmerd olijkerd zelfst. naamw. slimmerd smiecht zelfst. naamw. slimmerik hoogvlieger zelfst. naamw. slimmerik goochemerd zelfst. naamw. slimmerik gladvogel zelfst. naamw. slimmeriken leperikken overig. slimmeriken leperds overig. slimmeriken goochemerds overig. slimmigheid foef zelfst. naamw. slimmigheid slimheid zelfst. naamw. slimmigheid spitsvondigheid zelfst. naamw. slimmigheid gewiekstheid zelfst. naamw. slimmigheidje handigheid zelfst. naamw. slimmigheidje list zelfst. naamw. slimstevandewereld Tom overig. slinger arm zelfst. naamw. slinger draai zelfst. naamw. slinger feestslinger zelfst. naamw. slinger guirlande zelfst. naamw. slinger katapult zelfst. naamw. slinger mitella zelfst. naamw. slinger sliert zelfst. naamw. slinger zwengel zelfst. naamw. slinger bloemenslinger zelfst. naamw. slinger bloemenfestoen zelfst. naamw. slinger zweng zelfst. naamw. slinger kruk zelfst. naamw. slingeren bengelen werkwoord slingeren gooien werkwoord slingeren kronkelen werkwoord slingeren laveren werkwoord slingeren rondslingeren werkwoord slingeren wapperen werkwoord slingeren zwaaien werkwoord slingeren zwenken werkwoord slingeren wiegen werkwoord slingeren wiebelen werkwoord slingeren schommelen werkwoord slingeren snorren werkwoord slingeren smakken werkwoord slingeren kletteren werkwoord slingeren swingen werkwoord slingerenbeweging zwaai overig. slingerenbeweging slingering zelfst. naamw. slingerend bochtig overig. slingerend geslingerd overig. slingerend gekronkeld overig. slingering zwaai overig. slingering slingerenbeweging zelfst. naamw. slingering zwaaien overig. slingering trilling zelfst. naamw. slingering schommeling zelfst. naamw. slingerplant klimplant overig. slinken afnemen werkwoord slinken inkrimpen werkwoord slinken krimpen werkwoord slinken verminderen werkwoord slinken verschrompelen werkwoord slinken verkleinen werkwoord slinken minworden werkwoord slinken schrompelen werkwoord slinken samentrekken werkwoord slinken indrogen werkwoord slinken verlagen werkwoord slinken reduceren werkwoord slinken minderen werkwoord slinken inperken werkwoord slinken beperken werkwoord slinken verkorten werkwoord slinkend afnemend werkwoord slinkend tanend werkwoord slinkend krimpend werkwoord slinkend verminderend werkwoord slinkend minderend werkwoord slinks sluw bijv. naamw. slinks achterbaks bijv. naamw. slinks geraffineerd bijv. naamw. slinks stiekem bijv. naamw. slinks snood bijv. naamw. slinks listig bijv. naamw. slinks gluiperig bijv. naamw. slinks geniepig bijv. naamw. slinks doortrapt bijv. naamw. slinks verwrongen bijv. naamw. slinks gedraaid bijv. naamw. slinks gemeen bijv. naamw. slinks gehaaid bijv. naamw. slinks uitgekookt bijv. naamw. slinks link bijv. naamw. slinks leep bijv. naamw. slinks geslepen bijv. naamw. slinks arglistig bijv. naamw. slinksheid schurkachtigheid zelfst. naamw. slinksheid gemeenheid zelfst. naamw. slinksigheid kunsten zelfst. naamw. slinksigheid hocus-pocus zelfst. naamw. slip directoire zelfst. naamw. slip onderbroek zelfst. naamw. slip uitloper zelfst. naamw. slip schoot zelfst. naamw. slip scheut zelfst. naamw. slip pand zelfst. naamw. slip loot zelfst. naamw. slip cijns zelfst. naamw. slip belasting zelfst. naamw. slip slipje zelfst. naamw. slip-over trui zelfst. naamw. slipjas jas zelfst. naamw. slipje onderbroek zelfst. naamw. slipje slip zelfst. naamw. slipjes onderbroeken overig. slippen doorschieten werkwoord slippen glippen werkwoord slippen onderuitgaan werkwoord slippen uitglijden werkwoord slippen wegschieten werkwoord slippen uitschuiven werkwoord slippen uitschieten werkwoord slippen uitglibberen werkwoord slippertje avontuurtje zelfst. naamw. slippertje escapade zelfst. naamw. slippertje verhouding zelfst. naamw. slippertje relatie zelfst. naamw. slippertje liaison zelfst. naamw. slippertje affaire zelfst. naamw. slissen lispelen werkwoord slobberen drinken werkwoord slobberen flodderen werkwoord slobberen opslobberen werkwoord slobberig flodderig bijv. naamw. slobberig slodderig bijv. naamw. slodder slons overig. slodder sloddervos overig. slodder slodderkous overig. slodderen slobberen werkwoord slodderig vunzig overig. slodderig voddig overig. slodderig viezig overig. slodderig slonzig overig. slodderig ranzig overig. slodderig morsig overig. slodderig haveloos overig. slodderig slobberig overig. slodderig flodderig overig. slodderkous sloddervos zelfst. naamw. slodderkous slons zelfst. naamw. slodderkous slodder zelfst. naamw. sloddervos slodderkous zelfst. naamw. sloddervos slons zelfst. naamw. sloddervos slodder zelfst. naamw. sloeber hals zelfst. naamw. sloeber schooier zelfst. naamw. sloebers schooiers overig. sloep reddingsboot zelfst. naamw. sloerie del zelfst. naamw. sloerie meid zelfst. naamw. sloerie slet zelfst. naamw. slof huisschoen zelfst. naamw. slof mandje zelfst. naamw. slof pantoffel zelfst. naamw. slof muil zelfst. naamw. sloffen schuifelen werkwoord sloffen verlopen werkwoord sloffen pantoffels zelfst. naamw. slogan leus zelfst. naamw. slogan slagzin zelfst. naamw. slogan reclamezin zelfst. naamw. slogan reclameleus zelfst. naamw. slogan kreet zelfst. naamw. slogans slagzinnen zelfst. naamw. slogans leuzen zelfst. naamw. slogans kreten zelfst. naamw. slok borrel zelfst. naamw. slok dronk zelfst. naamw. slok teug zelfst. naamw. slokje drankje zelfst. naamw. slokje mondje zelfst. naamw. slokje opkikkertje zelfst. naamw. slokje neutje zelfst. naamw. slokje glaasje zelfst. naamw. slokje borreltje zelfst. naamw. slokken bunkeren werkwoord slokop gulzigaard zelfst. naamw. slokop vreetzak zelfst. naamw. slokop veelvraat zelfst. naamw. slokop schrokop zelfst. naamw. slome lamzak zelfst. naamw. slome slaapkop zelfst. naamw. slome treuzelaar zelfst. naamw. slons sloddervos zelfst. naamw. slons slodderkous zelfst. naamw. slons slodder zelfst. naamw. slonzig flodderig bijv. naamw. slonzig vunzig bijv. naamw. slonzig voddig bijv. naamw. slonzig viezig bijv. naamw. slonzig slodderig bijv. naamw. slonzig ranzig bijv. naamw. slonzig morsig bijv. naamw. slonzig haveloos bijv. naamw. slonzig geil bijv. naamw. slonzig vuil bijv. naamw. slonzig vies bijv. naamw. slonzig smerig bijv. naamw. slonzig slordig bijv. naamw. slonzig vodderig bijv. naamw. slonzigheid zwijnenbo zelfst. naamw. slonzigheid vuiligheid zelfst. naamw. slonzigheid vuilheid zelfst. naamw. slonzigheid vuil zelfst. naamw. slonzigheid viezigheid zelfst. naamw. slonzigheid viespeukerij zelfst. naamw. slonzigheid smerigheid zelfst. naamw. slonzigheid smeerlapperij zelfst. naamw. slonzigheid morsigheid zelfst. naamw. slonzigheid drab zelfst. naamw. sloof ploeteraar zelfst. naamw. sloof sloeber zelfst. naamw. sloof moeke zelfst. naamw. sloof huissloof zelfst. naamw. sloof werkschort zelfst. naamw. sloof voorschoot zelfst. naamw. sloof schortje zelfst. naamw. sloof schort zelfst. naamw. sloom gezapig bijv. naamw. sloom landerig bijv. naamw. sloom langzaam bijv. naamw. sloom slap bijv. naamw. sloom slaperig bijv. naamw. sloom traag bijv. naamw. sloom truttig bijv. naamw. sloom vadsig bijv. naamw. sloom laks bijv. naamw. sloom bezadigd bijv. naamw. sloom langzaam bijv. naamw. sloomheid apathie zelfst. naamw. sloomheid traagheid zelfst. naamw. sloomheid slapte zelfst. naamw. sloomheid luiheid zelfst. naamw. sloomheid logheid zelfst. naamw. sloomheid langzaamheid zelfst. naamw. sloomheid lamlendigheid zelfst. naamw. sloomheid inertie zelfst. naamw. sloomheid indolentie zelfst. naamw. sloop afbraak zelfst. naamw. sloop kussensloop zelfst. naamw. sloop sloper zelfst. naamw. sloopbedrijf sloperij overig. sloot afwatering zelfst. naamw. sloot plens zelfst. naamw. slop achterbuurt zelfst. naamw. slop vaargeul zelfst. naamw. slop steeg zelfst. naamw. slop dopunt zelfst. naamw. slopen aantasten werkwoord slopen afbreken werkwoord slopen breken werkwoord slopen demonteren werkwoord slopen mollen werkwoord slopen verwoesten werkwoord slopen amoveren werkwoord slopen omverhalen werkwoord slopen neerhalen werkwoord slopen verteren werkwoord slopen verorberen werkwoord slopen verbruiken werkwoord slopen consumeren werkwoord slopen vernietigen werkwoord slopen vernielen werkwoord slopen ruineren werkwoord slopen vermoeien werkwoord slopen uitputten werkwoord slopen afmatten werkwoord slopend moordend bijv. naamw. sloper sloop zelfst. naamw. sloperij sloopbedrijf overig. sloppen slop zelfst. naamw. sloppen bidonvilles zelfst. naamw. sloppenwijk krottenwijk zelfst. naamw. slordig dik bijv. naamw. slordig morsig bijv. naamw. slordig ongeregeld bijv. naamw. slordig onopgeruimd bijv. naamw. slordig rommelig bijv. naamw. slordig achteloos bijv. naamw. slordig onnet bijv. naamw. slordig wanordelijk bijv. naamw. slordig ordeloos bijv. naamw. slordig onordelijk bijv. naamw. slordig verward bijv. naamw. slordig vunzig bijv. naamw. slordig vuil bijv. naamw. slordig voddig bijv. naamw. slordig viezig bijv. naamw. slordig vies bijv. naamw. slordig smerig bijv. naamw. slordig slonzig bijv. naamw. slordig ranzig bijv. naamw. slordig sjofel bijv. naamw. slordig haveloos overig. slordigheid nalatigheid zelfst. naamw. slordigheid onverzorgdheid zelfst. naamw. slordigheid wanordelijkheid zelfst. naamw. slorpen slurpen werkwoord slot afloop zelfst. naamw. slot beëindiging zelfst. naamw. slot burcht zelfst. naamw. slot cijferslot zelfst. naamw. slot deurslot zelfst. naamw. slot eindcijfer zelfst. naamw. slot fietsslot zelfst. naamw. slot spang zelfst. naamw. slot haakje zelfst. naamw. slot agrafe zelfst. naamw. slot sluiting zelfst. naamw. slot einde zelfst. naamw. slot kasteel zelfst. naamw. slotbeschouwing conclusie zelfst. naamw. slotbeschouwingen conclusies zelfst. naamw. slotbeschouwingen slotsommen zelfst. naamw. slotbeschouwingen einden zelfst. naamw. slotbeschouwingen afsluitingen zelfst. naamw. sloten burchten zelfst. naamw. sloten kastelen zelfst. naamw. sloten veiligheidssloten zelfst. naamw. sloten vestingen zelfst. naamw. slotenmakerij bankwerkersvak overig. slotenmakerij bankwerkerij overig. slotgracht gracht zelfst. naamw. slotheer kasteelheer overig. slotheer burchtheer overig. slotrede epiloog zelfst. naamw. slotsom besluit zelfst. naamw. slotsom conclusie zelfst. naamw. slotsom gevolgtrekking zelfst. naamw. slotsom eindsom zelfst. naamw. slotsommen slotbeschouwingen overig. slotsommen einden overig. slotsommen conclusies overig. slotsommen afsluitingen overig. slotsommen totaalbedragen overig. slotstuk sluitstuk overig. slotstuk finale overig. slotstukken sluitstukken overig. slottoren kasteeltoren overig. slottoren burchttoren overig. slotvoogd kastelein zelfst. naamw. slotvoogd voogd zelfst. naamw. slotvoogd landvoogd zelfst. naamw. slotwoord besluit zelfst. naamw. slotwoord nawoord zelfst. naamw. slotwoorden afsluitenwoorden overig. sloven hard werken werkwoord sloven pezen werkwoord sloven kapotwerken werkwoord sloven buffelen werkwoord sloven afbeulen werkwoord sloven aanpoten werkwoord sloven zwoegen werkwoord sloven sappelen werkwoord sloven ploeteren werkwoord sloven afsloven werkwoord sloven afjakkeren werkwoord sluier dekking zelfst. naamw. sluier floers zelfst. naamw. sluier voile zelfst. naamw. sluik recht bijv. naamw. sluikhand smokkelhand overig. sluikhand smokkelen overig. sluikhand smokkelarij overig. sluikhandel smokkel zelfst. naamw. sluikhandel smokkelen zelfst. naamw. sluimer doezel zelfst. naamw. sluimer sluimeren zelfst. naamw. sluimer sluimering zelfst. naamw. sluimeren dommelen werkwoord sluimeren smeulen werkwoord sluimeren sluimer zelfst. naamw. sluimeren doezelen werkwoord sluimeren sluimering werkwoord sluimeren soezen werkwoord sluimeren dutten werkwoord sluimerend latent bijv. naamw. sluimerend verborgen bijv. naamw. sluimerend onderhuids bijv. naamw. sluimering sluimeren overig. sluimering sluimer overig. sluipen glijden werkwoord sluipen kruipen werkwoord sluipend geleidelijk bijv. naamw. sluipend zwerver bijv. naamw. sluipend zwervend bijv. naamw. sluipend zwerfster bijv. naamw. sluiproute sluipweg zelfst. naamw. sluipweg omweg zelfst. naamw. sluis doorgangshuis zelfst. naamw. sluis sas zelfst. naamw. sluis schutkolk zelfst. naamw. sluis schutsluisje zelfst. naamw. sluis verlaat zelfst. naamw. sluisgeld schutgeld overig. sluiskolk sluis zelfst. naamw. sluiskolk sas zelfst. naamw. sluitbomen slagbomen overig. sluitbomen afsluitbomen overig. sluitboom slagboom overig. sluitboom afsluitboom overig. sluitdop dop zelfst. naamw. sluiten aaneensluiten werkwoord sluiten aangaan werkwoord sluiten aflopen werkwoord sluiten afsluiten werkwoord sluiten buiten houden werkwoord sluiten dichtdoen werkwoord sluiten dichtgaan werkwoord sluiten kloppen werkwoord sluiten opbergen werkwoord sluiten vergrendelen werkwoord sluiten toemaken werkwoord sluiten toedoen werkwoord sluiten locken werkwoord sluiten grendelen werkwoord sluiten dichtmaken werkwoord sluiten borgen werkwoord sluiten afgrendelen werkwoord sluiten toetrekken werkwoord sluiten afronden overig. sluitend afgesloten bijv. naamw. sluitend passend bijv. naamw. sluitend waterdicht bijv. naamw. sluiting afsluiting zelfst. naamw. sluiting beëindiging zelfst. naamw. sluiting beindiging zelfst. naamw. sluiting blinde sluiting zelfst. naamw. sluiting dichtmaken zelfst. naamw. sluiting ritssluiting zelfst. naamw. sluiting afsluiten zelfst. naamw. sluiting slot zelfst. naamw. sluiting einde zelfst. naamw. sluiting rits zelfst. naamw. sluiting dichting overig. sluitingstermijn termijn zelfst. naamw. sluitingstermijn tijdlimiet zelfst. naamw. sluitrede epiloog zelfst. naamw. sluitrede redenering zelfst. naamw. sluitspier sphincter zelfst. naamw. sluitst hoekst overig. sluitsteen hoeksteen zelfst. naamw. sluitsteen slotstuk zelfst. naamw. sluitstuk slotstuk overig. sluitstuk finale overig. sluitstukken slotstukken overig. sluitzegel zegel zelfst. naamw. sluizen doorsluizen werkwoord sluizen schutten werkwoord slum achterbuurt zelfst. naamw. slum slop zelfst. naamw. slung watje overig. slung sukkel overig. slung slemiel overig. slung schlemi overig. slungel hark zelfst. naamw. slungel lijs zelfst. naamw. slungelen lummelen werkwoord slungelen slieren werkwoord slungelig onhandig bijv. naamw. slungelig lijzig bijv. naamw. slungelig sukkelig bijv. naamw. slungelig stuntelig bijv. naamw. slungelig stumperig bijv. naamw. slungelig schutterig bijv. naamw. slungelig onbeholpen bijv. naamw. slungelig krukkig bijv. naamw. slurfdier olifant zelfst. naamw. slurpen lebberen werkwoord slurpen zuigen werkwoord slurpen slorpen werkwoord slurpen resorberen werkwoord slurpen opslurpen werkwoord slurpen opslorpen werkwoord slurpen lurken werkwoord sluw doortrapt bijv. naamw. sluw geslepen bijv. naamw. sluw glad bijv. naamw. sluw leep bijv. naamw. sluw listig bijv. naamw. sluw politiek bijv. naamw. sluw slinks bijv. naamw. sluw stiekem bijv. naamw. sluw snood bijv. naamw. sluw gluiperig bijv. naamw. sluw geraffineerd bijv. naamw. sluw geniepig bijv. naamw. sluw gemeen bijv. naamw. sluw gehaaid bijv. naamw. sluw achterbaks bijv. naamw. sluw uitgekookt bijv. naamw. sluw link bijv. naamw. sluw arglistig bijv. naamw. sluw handig bijv. naamw. sluw intrigerend bijv. naamw. sluw slim bijv. naamw. sluw gewiekst bijv. naamw. sluwheid gladheid zelfst. naamw. sluwheid list zelfst. naamw. sluwheid listigheid zelfst. naamw. sluwheid loosheid zelfst. naamw. sluwheid leepheid zelfst. naamw. sluwheid gewiekstheid zelfst. naamw. sluwheid geslepenheid zelfst. naamw. sluwheid geraffineerdheid zelfst. naamw. sluwheid doortraptheid zelfst. naamw. sluwheid snoodheid zelfst. naamw. sluwheid linkheid zelfst. naamw. sluwheid arglistigheid zelfst. naamw. sluwheid arglist zelfst. naamw. smaad belediging zelfst. naamw. smaad laster zelfst. naamw. smaad spotternij zelfst. naamw. smaad spot zelfst. naamw. smaad sarcasme zelfst. naamw. smaad ironie zelfst. naamw. smaad hoon zelfst. naamw. smaad gespot zelfst. naamw. smaad bespotting zelfst. naamw. smaad aanfluiting zelfst. naamw. smaad schande zelfst. naamw. smaad oneer zelfst. naamw. smaad schimp zelfst. naamw. smaad honenwoorden zelfst. naamw. smaad achterklap zelfst. naamw. smaadschrift schotschrift overig. smaadschrift schandschrift overig. smaadschrift hekelschrift overig. smaak bijsmaak zelfst. naamw. smaak kunstzin zelfst. naamw. smaak lust zelfst. naamw. smaak neiging zelfst. naamw. smaak smaakwaarneming zelfst. naamw. smaak tong zelfst. naamw. smaak voorkeur zelfst. naamw. smaak zin zelfst. naamw. smaak voorlief zelfst. naamw. smaak keuze zelfst. naamw. smaakje bijsmaak zelfst. naamw. smaakje smaakmaker zelfst. naamw. smaakloos flauw bijv. naamw. smaakmaker smaakje zelfst. naamw. smaakstoffen kruiden zelfst. naamw. smaakstoffen specerijen zelfst. naamw. smaakstoornis dysgeusie zelfst. naamw. smaakvol artistiek bijv. naamw. smaakvol chic bijv. naamw. smaakvol elegant bijv. naamw. smaakvol esthetisch bijv. naamw. smaakvol geraffineerd bijv. naamw. smaakvol sfeervol bijv. naamw. smaakvol stijlvol bijv. naamw. smaakvol verfijnd bijv. naamw. smaakwaarneming smaak zelfst. naamw. smachten haken werkwoord smachten kwijnen werkwoord smachten snakken werkwoord smachten wegkwijnen werkwoord smachten hunkeren zelfst. naamw. smachten verlangen zelfst. naamw. smachten zuchten werkwoord smachten reikhalzen werkwoord smachten zucht werkwoord smachten wensen werkwoord smachten lust werkwoord smachten begeren werkwoord smachten afscherming van hooiberg zelfst. naamw. smachten afscherming van hooiberg zelfst. naamw. smachten afscherming van hooiberg zelfst. naamw. smachtend dorstig bijv. naamw. smachtend verlangend bijv. naamw. smachtend hunkerend bijv. naamw. smachtend kwijnend bijv. naamw. smachtend reikhalzend bijv. naamw. smadelijk honend bijv. naamw. smadelijk vernederend bijv. naamw. smadelijk beledigend bijv. naamw. smadelijk eerloos bijv. naamw. smadelijk spottend bijv. naamw. smadelijk smalend bijv. naamw. smadelijk smadend bijv. naamw. smadelijk schamper bijv. naamw. smaden honen werkwoord smaden lasteren werkwoord smaden kwaadspreken werkwoord smaden belasteren werkwoord smaden smalen werkwoord smadend lasterlijk overig. smadend kwaadsprekend overig. smadend spottend overig. smadend smalend overig. smadend smadelijk overig. smadend schamper overig. smadend honend overig. smak boel zelfst. naamw. smak bons zelfst. naamw. smak dreun zelfst. naamw. smak klap zelfst. naamw. smak knal zelfst. naamw. smak smakker zelfst. naamw. smak val zelfst. naamw. smak kwak zelfst. naamw. smakelijk aanlokkelijk bijv. naamw. smakelijk appetijtelijk bijv. naamw. smakelijk lekker bijv. naamw. smakelijk reuzelekker bijv. naamw. smakelijk enthousiast bijv. naamw. smakelijk zalig bijv. naamw. smakelijk verrukkelijk bijv. naamw. smakelijk overheerlijk bijv. naamw. smakelijk kostelijk bijv. naamw. smakelijk hemels bijv. naamw. smakelijk heerlijk bijv. naamw. smakelijk verlokkend bijv. naamw. smakelijk lekker overig. smakeloos banaal bijv. naamw. smakeloos stijlloos bijv. naamw. smakeloos zonsmaak bijv. naamw. smakeloos flauw bijv. naamw. smaken beleven werkwoord smaken bevallen werkwoord smaken lekker zijn werkwoord smaken proeven werkwoord smaken zwemen werkwoord smakken gooien werkwoord smakken klappen werkwoord smakken neerkwakken werkwoord smakken slobberen werkwoord smakken knallen zelfst. naamw. smakken smijten werkwoord smakken opschrokken werkwoord smakken snorren werkwoord smakken slingeren werkwoord smakken kletteren werkwoord smakken kwakken werkwoord smakker zoen overig. smal dun bijv. naamw. smal gering bijv. naamw. smal bleekjes bijv. naamw. smal zuinig bijv. naamw. smal uitgedroogd bijv. naamw. smal sober bijv. naamw. smal nauw bijv. naamw. smal lek bijv. naamw. smal dor bijv. naamw. smal smalletjes bijv. naamw. smal eng bijv. naamw. smaldeel vlooteskader overig. smaldeel eskader overig. smalen honen werkwoord smalen smaden werkwoord smalend geringschattend bijv. naamw. smalend honend bijv. naamw. smalend minachtend bijv. naamw. smalend spottend bijv. naamw. smalend hooghartig bijv. naamw. smalend smadend bijv. naamw. smalend smadelijk bijv. naamw. smalend schamper bijv. naamw. smalheid smalte zelfst. naamw. smalheid engte zelfst. naamw. smalheid nauwheid zelfst. naamw. smalletjes smal overig. smalletjes nauw overig. smalletjes eng overig. smalplank schroot overig. smalplank lat overig. smalte smalheid overig. smalte engte overig. smaluithollingen sleuven overig. smaluithollingen groeven overig. smaluithollingen gleuven overig. smaragden groen bijv. naamw. smart droefheid zelfst. naamw. smart hunkering zelfst. naamw. smart kwel zelfst. naamw. smart leed zelfst. naamw. smart verdriet zelfst. naamw. smart rouw zelfst. naamw. smart pijn zelfst. naamw. smart ongeluk zelfst. naamw. smart kruis zelfst. naamw. smart droefenis zelfst. naamw. smart droefenis overig. smart zielenleed overig. smart droefenis overig. smart zielenleed overig. smart droefenis overig. smart zielenleed overig. smartelijk bedroefd bijv. naamw. smartelijk ongeduldig bijv. naamw. smartelijk pijnlijk bijv. naamw. smartelijk droevig bijv. naamw. smartelijk nijpend bijv. naamw. smartelijk knellend bijv. naamw. smartelijk beklemmend bijv. naamw. smartlap kitschstuk overig. smeden lassen werkwoord smeden scheppen werkwoord smeden uitdenken werkwoord smederij smidse overig. smederij smeedwerkplaats overig. smeedwerkplaats smidse overig. smeedwerkplaats smederij overig. smeekbede bede zelfst. naamw. smeekbede beroep zelfst. naamw. smeekbede litanie zelfst. naamw. smeekbede verzoek zelfst. naamw. smeekbede smeekgebed zelfst. naamw. smeekgebed verzoek overig. smeekgebed smeekbede overig. smeekgebed bede overig. smeekschrift petitie zelfst. naamw. smeer motorolie zelfst. naamw. smeer reuzel zelfst. naamw. smeer smeersel zelfst. naamw. smeer vet zelfst. naamw. smeer reuz zelfst. naamw. smeer olie zelfst. naamw. smeer zalf zelfst. naamw. smeer smeerzalf zelfst. naamw. smeer smeerseltje zelfst. naamw. smeer balsem zelfst. naamw. smeerbaar smeuïg bijv. naamw. smeerboel rommel zelfst. naamw. smeergeld steekpenning zelfst. naamw. smeergelden steekpenningen zelfst. naamw. smeerkaas smeltkaas zelfst. naamw. smeerkees viezerik overig. smeerlap ellendeling zelfst. naamw. smeerlap kuttenkop zelfst. naamw. smeerlap rotzak zelfst. naamw. smeerlap schoft zelfst. naamw. smeerlap smiecht zelfst. naamw. smeerlap varken zelfst. naamw. smeerlap viezerik zelfst. naamw. smeerlap vuilak zelfst. naamw. smeerlap smiek zelfst. naamw. smeerlap schoelje zelfst. naamw. smeerlap fielt zelfst. naamw. smeerlap schobbejak zelfst. naamw. smeerlap lul zelfst. naamw. smeerlap klootzak zelfst. naamw. smeerlap hond zelfst. naamw. smeerlap eik zelfst. naamw. smeerlap ploert zelfst. naamw. smeerlap pleurislijer zelfst. naamw. smeerlap pleurislij zelfst. naamw. smeerlap loeder zelfst. naamw. smeerlap hoerenjong zelfst. naamw. smeerlap stinkerd zelfst. naamw. smeerlap naarling zelfst. naamw. smeerlap mispunt zelfst. naamw. smeerlap schurk zelfst. naamw. smeerlap kreng zelfst. naamw. smeerlap klier zelfst. naamw. smeerlap zwijn zelfst. naamw. smeerlap viespoes zelfst. naamw. smeerlap goorpijp zelfst. naamw. smeerlap viespeuk overig. smeerlap smeerpijp zelfst. naamw. smeerlap goorling overig. smeerlap ransaap overig. smeerlap vuns overig. smeerlap poetsdoek zelfst. naamw. smeerlappen rotzakken overig. smeerlappen zwijnen overig. smeerlappen viezeriken overig. smeerlappen varkens overig. smeerlappen schoften overig. smeerlapperij gemeenheid zelfst. naamw. smeerlapperij liederlijkheid zelfst. naamw. smeerlapperij smerigheid zelfst. naamw. smeerlapperij zwijnenbo zelfst. naamw. smeerlapperij vuiligheid zelfst. naamw. smeerlapperij vuilheid zelfst. naamw. smeerlapperij vuil zelfst. naamw. smeerlapperij viezigheid zelfst. naamw. smeerlapperij viespeukerij zelfst. naamw. smeerlapperij slonzigheid zelfst. naamw. smeerlapperij morsigheid zelfst. naamw. smeerlapperij drab zelfst. naamw. smeerolie smeer zelfst. naamw. smeerpijp smeerpoets overig. smeerpijp smeerlap zelfst. naamw. smeerpijp viezerik overig. smeerpoes knoeier zelfst. naamw. smeerpoets smeerpijp overig. smeersel balsem zelfst. naamw. smeersel smeer zelfst. naamw. smeersel zalf zelfst. naamw. smeersel smeerzalf zelfst. naamw. smeersel smeerseltje zelfst. naamw. smeerseltje crème zelfst. naamw. smeerseltje smeersel zelfst. naamw. smeerseltje huidcrème zelfst. naamw. smeerseltje zalf zelfst. naamw. smeerseltje smeerzalf zelfst. naamw. smeerseltje smeer zelfst. naamw. smeerseltje balsem zelfst. naamw. smeervet smeer zelfst. naamw. smeerzalf zalf overig. smeerzalf smeerseltje overig. smeerzalf smeersel overig. smeerzalf smeer overig. smeerzalf balsem overig. smeken bidden werkwoord smeken verzoeken werkwoord smeken vragen werkwoord smeken gesmeek zelfst. naamw. smelten ineen vloeien werkwoord smelten oplossen werkwoord smelten overvloeien werkwoord smelten slinken werkwoord smelten verweken werkwoord smelten ontdooien zelfst. naamw. smelten versmelten werkwoord smelten wegdooien werkwoord smelterij ijzersmelterij overig. smelterij metaalsmelterij overig. smelterijen ijzersmelterijen overig. smelting samenvoeging zelfst. naamw. smeltkaas smeerkaas zelfst. naamw. smeltkroes pan overig. smeltwater ijswater zelfst. naamw. smeren beboteren werkwoord smeren besmeren werkwoord smeren invetten werkwoord smeren verdwijnen werkwoord smeren vertrekken werkwoord smeren oliën werkwoord smeren inoliën werkwoord smeren wegtrekken werkwoord smeren wegreizen werkwoord smeren weggaan werkwoord smeren verwijderen werkwoord smeren opstappen werkwoord smeren afreizen werkwoord smerig corrupt bijv. naamw. smerig goor bijv. naamw. smerig morsig bijv. naamw. smerig obsceen bijv. naamw. smerig walgelijk bijv. naamw. smerig vunzig bijv. naamw. smerig vuil bijv. naamw. smerig voddig bijv. naamw. smerig viezig bijv. naamw. smerig vies bijv. naamw. smerig slordig bijv. naamw. smerig slonzig bijv. naamw. smerig ranzig bijv. naamw. smerig min bijv. naamw. smerig verward bijv. naamw. smerig sjofel bijv. naamw. smerig gemeen bijv. naamw. smerig weerzinwekkend bijv. naamw. smerig stuitend bijv. naamw. smerig onverkwikkelijk bijv. naamw. smerigheid goorheid zelfst. naamw. smerigheid obsceniteit zelfst. naamw. smerigheid viezigheid zelfst. naamw. smerigheid vuil zelfst. naamw. smerigheid vuiligheid zelfst. naamw. smerigheid zwijnenbo zelfst. naamw. smerigheid vuilheid zelfst. naamw. smerigheid viespeukerij zelfst. naamw. smerigheid smeerlapperij zelfst. naamw. smerigheid slonzigheid zelfst. naamw. smerigheid morsigheid zelfst. naamw. smerigheid drab zelfst. naamw. smerigheid viesheid zelfst. naamw. smeris juut zelfst. naamw. smet bezoedeling zelfst. naamw. smet ongerechtigheid zelfst. naamw. smet schandvlek zelfst. naamw. smet vlek zelfst. naamw. smet schandmerk zelfst. naamw. smetstof onzuiverheid zelfst. naamw. smetstof infectiestof zelfst. naamw. smetteloos brandschoon bijv. naamw. smetteloos onbesproken bijv. naamw. smetteloos vlekkeloos bijv. naamw. smetteloosheid properheid zelfst. naamw. smetteloosheid ordelijkheid zelfst. naamw. smetteloosheid opgeruimdheid zelfst. naamw. smetteloosheid onberispelijkheid zelfst. naamw. smetteloosheid netheid zelfst. naamw. smetteloosheid keurigheid zelfst. naamw. smetteloosheid feilloosheid zelfst. naamw. smetten afgeven werkwoord smetten bevlekken werkwoord smetten vlekken werkwoord smeulen branden werkwoord smeulen broeien werkwoord smeulen nasmeulen werkwoord smeulen gloeien werkwoord smid hoefsmid zelfst. naamw. smidse schoorsteen overig. smidse smeedwerkplaats overig. smidse smederij overig. smiecht gemenerik zelfst. naamw. smiecht ritselaar zelfst. naamw. smiecht rotzak zelfst. naamw. smiecht schoelje zelfst. naamw. smiecht schoft zelfst. naamw. smiecht smeerlap zelfst. naamw. smiecht smiek zelfst. naamw. smiecht fielt zelfst. naamw. smiecht stinkerd zelfst. naamw. smiecht naarling zelfst. naamw. smiecht mispunt zelfst. naamw. smiechten schoeljes overig. smiechten achterbakpersonen overig. smiechterig ploerterig overig. smiek smiecht overig. smiek smeerlap overig. smiek schoft overig. smiek schoelje overig. smiek fielt overig. smiespelen fluisteren werkwoord smiespelen smoezen werkwoord smiespelen bedriegen werkwoord smiespelen smoezelen werkwoord smiespelen smoezelen werkwoord smiespelen smoezelen werkwoord smijdig zacht bijv. naamw. smijten donderen werkwoord smijten gooien werkwoord smijten smakken werkwoord smijten gooien werkwoord smijten gooien werkwoord smijten gooien werkwoord smikkelen kluiven werkwoord smikkelen smullen werkwoord smikkelen savoureren werkwoord smikkelen eten werkwoord smikkelen eten werkwoord smikkelen eten werkwoord smo waff overig. smo smoelwerk overig. smo muil overig. smo bek overig. smo tronie overig. smo snuit overig. smo snoet overig. smo porum overig. smo ponum overig. smo bakkes overig. smoel bakkes zelfst. naamw. smoel bek zelfst. naamw. smoel bekken zelfst. naamw. smoel tronie zelfst. naamw. smoel gezicht zelfst. naamw. smoelwerk gezicht zelfst. naamw. smoelwerk waff zelfst. naamw. smoelwerk smo zelfst. naamw. smoelwerk muil zelfst. naamw. smoelwerk bek zelfst. naamw. smoelwerk tronie zelfst. naamw. smoelwerk snuit zelfst. naamw. smoelwerk snoet zelfst. naamw. smoelwerk porum zelfst. naamw. smoelwerk ponum zelfst. naamw. smoelwerk bakkes zelfst. naamw. smoes excuus zelfst. naamw. smoes uitvlucht zelfst. naamw. smoes voorwendsel zelfst. naamw. smoezelen konkelfoezen werkwoord smoezelen smiespelen werkwoord smoezelen smiespelen werkwoord smoezelen smiespelen werkwoord smoezelig grauw bijv. naamw. smoezelig viezig bijv. naamw. smoezelig morsig bijv. naamw. smoezelig groezelig bijv. naamw. smoezelig bedoezeld bijv. naamw. smoezen fluisteren werkwoord smoezen kletsen werkwoord smoezen smiespelen werkwoord smoezen voorwendsels zelfst. naamw. smoezen uitvluchten werkwoord smog nevel zelfst. naamw. smog uitwaseming zelfst. naamw. smog damp zelfst. naamw. smoking kostuum zelfst. naamw. smoking smokingkostuum zelfst. naamw. smoking galakostuum overig. smokingkostuum smoking overig. smokkel sluikhandel zelfst. naamw. smokkelarij fraude zelfst. naamw. smokkelarij smokkel zelfst. naamw. smokkelarij smokkelhand zelfst. naamw. smokkelarij smokkelen zelfst. naamw. smokkelarij sluikhand zelfst. naamw. smokkelen bedriegen werkwoord smokkelen spieken werkwoord smokkelen verbergen werkwoord smokkelen sluikhandel zelfst. naamw. smokkelen smokkelhand werkwoord smokkelen smokkelarij werkwoord smokkelen sluikhand werkwoord smokkelhand smokkelen overig. smokkelhand smokkelarij overig. smokkelhand sluikhand overig. smook damp zelfst. naamw. smoor beschonken bijv. naamw. smoor smoorverliefd bijv. naamw. smoor hekel zelfst. naamw. smoordronken straalbezopen overig. smoordronken stomdronken overig. smoordronken laveloos overig. smoordronken ladderzat overig. smoorheet bloedheet overig. smoorverliefd smoor bijv. naamw. smoren braiseren werkwoord smoren doodlopen werkwoord smoren doven werkwoord smoren onderdrukken werkwoord smoren stikken werkwoord smoren uitdoven werkwoord smoren uitblussen werkwoord smoren sudderen werkwoord smoren stoffen werkwoord smoren pruttelen werkwoord smousen smouzen werkwoord smout reuzel overig. smoutebol oliebol zelfst. naamw. smouzen smousen werkwoord smuk versiering overig. smuk opsmuk overig. smuk opschik overig. smullen genieten werkwoord smullen lekkerbekken werkwoord smullen smikkelen werkwoord smullen snoepen werkwoord smullen likken werkwoord smullen savoureren werkwoord smulpaap gastronoom zelfst. naamw. smulpaap lekkerbek zelfst. naamw. smulpaap snoeper zelfst. naamw. smulpaap likkepot zelfst. naamw. smulpaap likkebaard zelfst. naamw. smulpaap gourmet zelfst. naamw. smulpapen snoepers werkwoord smulpapen likkebaarden werkwoord smulpapen lekkerbekken werkwoord smulpartij feestmaal overig. smulpartij feestdiner overig. smulpartij banket overig. smulpartij vreetfestijn overig. smulpartij slemppartij overig. smurrie prut zelfst. naamw. smurrie drek zelfst. naamw. snaaien gappen werkwoord snaaien peuzelen werkwoord snaaien pikken werkwoord snaaien stelen werkwoord snaaien wegkapen werkwoord snaaien jatten werkwoord snaaien grissen werkwoord snaaien grijpen werkwoord snaaien graaien werkwoord snaaien wegnemen werkwoord snaaien verdonkeremanen werkwoord snaaien toeëigenen werkwoord snaaien ontnemen werkwoord snaaien kapen werkwoord snaaien inpikken werkwoord snaaien wegpikken werkwoord snaaien weggraaien werkwoord snaak gast zelfst. naamw. snaak grapjas zelfst. naamw. snaak galgentronie zelfst. naamw. snaak galgenbrok zelfst. naamw. snaak boef zelfst. naamw. snaak stinkerd zelfst. naamw. snaak rakker zelfst. naamw. snaak guit zelfst. naamw. snaak deugniet zelfst. naamw. snaak uilenspieg zelfst. naamw. snaak pias zelfst. naamw. snaak paljas zelfst. naamw. snaak olijkerd zelfst. naamw. snaak mallerd zelfst. naamw. snaak komiek zelfst. naamw. snaak grappenmaker zelfst. naamw. snaak schelm overig. snaak kwast overig. snaak schelm overig. snaak kwast overig. snaak schelm overig. snaak kwast overig. snaaks grappig overig. snaaks spotachtig overig. snaaks schelms overig. snaaks schelmachtig overig. snaaks schalks overig. snaaks schalkachtig overig. snaaks ondeugend overig. snaaks kwajongensachtig overig. snaaks guitig overig. snaaks bengelachtig overig. snaaksheid vermakelijkheid zelfst. naamw. snaaksheid koddigheid zelfst. naamw. snaaksheid kluchtigheid zelfst. naamw. snaaksheid grappigheid zelfst. naamw. snaaksheid schelmsheid zelfst. naamw. snaaksheid schalksheid zelfst. naamw. snaar draad zelfst. naamw. snaar riem zelfst. naamw. snaar- besnaard overig. snabbelen schnabbelen werkwoord snack hap zelfst. naamw. snack hapje zelfst. naamw. snack tussendoortje zelfst. naamw. snack hap overig. snackbar cafetaria zelfst. naamw. snackbar snelbuffet zelfst. naamw. snailmail briefpost overig. snakken begeren werkwoord snakken happen werkwoord snakken smachten werkwoord snakken kwijnen werkwoord snap begrijp overig. snappen babbelen werkwoord snappen betrappen werkwoord snappen happen werkwoord snappen begrijpen zelfst. naamw. snappen inzien werkwoord snappen vatten werkwoord snappen verrassen werkwoord snars barst zelfst. naamw. snars biet zelfst. naamw. snars zier zelfst. naamw. snater mond zelfst. naamw. snateren babbelen werkwoord snateren gakken werkwoord snateren kwetteren werkwoord snateren kwaken werkwoord snateren kakelen werkwoord snateren kwekken werkwoord snateren zwammen werkwoord snateren wauwelen werkwoord snateren spreken werkwoord snateren praten werkwoord snateren kwebbelen werkwoord snateren kletsen werkwoord snateren klappen werkwoord snauw grauw zelfst. naamw. snauw kat zelfst. naamw. snauw steek zelfst. naamw. snauw grom zelfst. naamw. snauwen afbekken werkwoord snauwen bitsen werkwoord snauwen toesnauwen werkwoord snauwen afsnauwen werkwoord snauwen afblaffen werkwoord snauwen toebijten werkwoord snauwen grauwen werkwoord snauwend kortaf bijv. naamw. snauwend korzelig bijv. naamw. snauwend wrevelig bijv. naamw. snauwerig bars bijv. naamw. snauwerig bits bijv. naamw. snauwerig snibbig bijv. naamw. snauwerig vinnig bijv. naamw. snauwerig spinnig bijv. naamw. snauwerig pinnig bijv. naamw. snauwerig onvriendelijk bijv. naamw. snauwerig kattig bijv. naamw. snav vogelbek overig. snavel bek zelfst. naamw. snavel mond zelfst. naamw. snavel vogelbek zelfst. naamw. snavel tuit zelfst. naamw. snavel snoet zelfst. naamw. snavel punt zelfst. naamw. snavel neus zelfst. naamw. snavels vogelbekken overig. snavels klepels overig. snavelvormig tuitvormig overig. snbeeld flits overig. sneb snavel zelfst. naamw. snede inkeping zelfst. naamw. snede scherp zelfst. naamw. snede snee zelfst. naamw. snede snijwond zelfst. naamw. snede jaap zelfst. naamw. snede insnijding zelfst. naamw. sneden japen overig. snedig adrem bijv. naamw. snedig gewiekst bijv. naamw. snedig scherpzinnig bijv. naamw. snedig spiritueel bijv. naamw. snedig ad rem bijv. naamw. snedig gevat bijv. naamw. snedig geestig bijv. naamw. snedig raak bijv. naamw. snedig bijdehand bijv. naamw. snedig uitgeslapen bijv. naamw. snedig slim bijv. naamw. snedig schrander bijv. naamw. snedig gehaaid bijv. naamw. snedigheid gevatheid zelfst. naamw. snedigheid bijdehandheid zelfst. naamw. snedigheid adremheid zelfst. naamw. snee afsnee zelfst. naamw. snee boterham zelfst. naamw. snee haal zelfst. naamw. snee incisie zelfst. naamw. snee inkeping zelfst. naamw. snee pasvorm zelfst. naamw. snee plak zelfst. naamw. snee scherpte zelfst. naamw. snee snijwond zelfst. naamw. snee vagina zelfst. naamw. snee kut zelfst. naamw. snee sneetje zelfst. naamw. snee snede zelfst. naamw. snee jaap zelfst. naamw. snee insnijding zelfst. naamw. sneer grijns zelfst. naamw. sneer kat zelfst. naamw. sneer schimpscheut zelfst. naamw. sneer grijnslach zelfst. naamw. sneetje boterham zelfst. naamw. sneetje snee zelfst. naamw. sneetje snijwondje zelfst. naamw. sneeuw sneeuwen werkwoord sneeuwbui bui zelfst. naamw. sneeuwen sneeuw werkwoord sneeuwhoen meerkoet overig. sneeuwhoen korhoen overig. sneeuwhut iglo overig. sneeuwjacht sneeuwstorm overig. sneeuwjacht blizzard overig. sneeuwlat ski zelfst. naamw. sneeuwstorm sneeuwjacht overig. sneeuwstorm blizzard overig. sneeuwwit wit overig. sneeuwwit spierwit overig. sneeuwwit lijkwit overig. sneeuwwit lijkbleek overig. sneeuwwit doodsbleek overig. snel hip bijv. naamw. snel in bijv. naamw. snel trendy bijv. naamw. snel vlug bijv. naamw. snel gauw bijv. naamw. snel gezwind bijv. naamw. snel rap bijv. naamw. snel putjes bijv. naamw. snel schielijk bijv. naamw. snel hard bijv. naamw. snel vlot bijv. naamw. snel flitsend bijv. naamw. snel modieus bijv. naamw. snel tempo overig. snel razendsnel overig. snel pijlsnel overig. snel ras bijv. naamw. snel ras bijv. naamw. snel ras bijv. naamw. snelblusser handblusser overig. snelbuffet cafetaria zelfst. naamw. snelbuffet snackbar zelfst. naamw. sneldicht puntdicht zelfst. naamw. snelgang galop overig. snelgreep samengeraapte overig. snelgreep gepakte overig. snelheid gang zelfst. naamw. snelheid haast zelfst. naamw. snelheid speed zelfst. naamw. snelheid spoed zelfst. naamw. snelheid tempo zelfst. naamw. snelheid vaart zelfst. naamw. snelheid vlugheid zelfst. naamw. snelheid rapheid zelfst. naamw. snelheid gezwindheid zelfst. naamw. snelheid vlotheid zelfst. naamw. snelheid schielijkheid zelfst. naamw. snelheid rapiditeit zelfst. naamw. snelheid vitesse overig. snelheidsmeter kilometerteller zelfst. naamw. snelheidsmeter kilometerwijzer zelfst. naamw. snelheidsmeter tachometer zelfst. naamw. snelheidsmeter tachograaf zelfst. naamw. snelkookpan hogedrukpan zelfst. naamw. snellen ijlen werkwoord snellen spoeden werkwoord snellen hardlopen zelfst. naamw. snellen vliegen werkwoord snellen opschieten werkwoord snellen jakkeren werkwoord snellen jagen werkwoord snellen jachten werkwoord snellen rennen werkwoord snellen hollen werkwoord snellen reppen werkwoord snellopend hardlopend overig. snelschaatsen hardrijderij overig. snelschrift stenoschrijven overig. snelschrift stenografie overig. sneltrein expres zelfst. naamw. sneltrein exprestrein zelfst. naamw. sneltreinen intercity`s overig. sneltreinen D-treinen overig. snelvoetig lichtvoetig overig. snelvuur salvo zelfst. naamw. snelweg autoweg zelfst. naamw. snelweg weg zelfst. naamw. snelweg verkeersweg zelfst. naamw. snelwegen autowegen overig. snelwegrestaurant wegrestaurant overig. sneren snieren werkwoord sneren grijnzen werkwoord snerpen bijten werkwoord snerpen sissen werkwoord snerpend schel bijv. naamw. snerpend fel bijv. naamw. snerpend schril bijv. naamw. snerpend scherp bijv. naamw. snerpend hoog bijv. naamw. snerpend hard bijv. naamw. snert waardeloos bijv. naamw. snert erwtensoep zelfst. naamw. snert klets zelfst. naamw. snert prul zelfst. naamw. snert soep zelfst. naamw. snertvent rotvent overig. snertvent kaffer overig. sneu hard bijv. naamw. sneu jammer bijv. naamw. sneu onbevredigend bijv. naamw. sneu spijtig bijv. naamw. sneu helaas bijv. naamw. sneu teleurstellend bijv. naamw. sneu onvoldoende bijv. naamw. sneu ontoereikend bijv. naamw. sneu jammerlijk bijv. naamw. sneu betreurenswaardig bijv. naamw. sneuvelen kapotgaan werkwoord sneuvelen omkomen werkwoord sneuvelen breken werkwoord sneuvelen wegvallen werkwoord sneuvelen vallen werkwoord sneuvelen sterven werkwoord sneuvelen overlijden werkwoord sneuvelen inslapen werkwoord sneuvelen heengaan werkwoord sneuvelen doodgaan werkwoord sneuvelen bezwijken werkwoord sngaan sjezen overig. snibben snauwen werkwoord snibbig nijdig bijv. naamw. snibbig snauwerig bijv. naamw. snibbig bits bijv. naamw. snibbig vinnig bijv. naamw. snibbig spinnig bijv. naamw. snibbig pinnig bijv. naamw. snibbig onvriendelijk bijv. naamw. snibbig kattig bijv. naamw. snibbig vlijmend bijv. naamw. snibbig scherp bijv. naamw. snibbig hanig bijv. naamw. snibbig fel bijv. naamw. snieren sneren werkwoord sniffen snotteren werkwoord snijboon prent zelfst. naamw. snijboon suikerboon zelfst. naamw. snijboon sperzieboon zelfst. naamw. snijboon slaboon zelfst. naamw. snijboon prinsessenboon zelfst. naamw. snijboon herenboon zelfst. naamw. snijboon boon zelfst. naamw. snijden afsnijden werkwoord snijden afzetten werkwoord snijden castreren werkwoord snijden kruisen werkwoord snijden snerpen werkwoord snijden uitsnijden werkwoord snijdend guur bijv. naamw. snijdend schril bijv. naamw. snijdend afgebeten bijv. naamw. snijdend scherp bijv. naamw. snijdend incisief bijv. naamw. snijkant scherpte zelfst. naamw. snijkoek ontbijtkoek overig. snijpunt intersectie zelfst. naamw. snijvlak doorsnede zelfst. naamw. snijvlak lemmet zelfst. naamw. snijvlak snee zelfst. naamw. snijwond snede zelfst. naamw. snijwond snee zelfst. naamw. snijwondje sneetje zelfst. naamw. snik bij het hoofd bijv. naamw. snik adem zelfst. naamw. snik traan zelfst. naamw. snik hik zelfst. naamw. snik jank zelfst. naamw. snikkel penis overig. snikken grienen werkwoord snikken hikken werkwoord snikken snotteren werkwoord snikken janken werkwoord snikken huilen werkwoord snikken gesnik werkwoord snip bankbiljet zelfst. naamw. snipper flard zelfst. naamw. snipperdag verloftijd zelfst. naamw. snipperdag vrij zelfst. naamw. snipperdag verlofjaar zelfst. naamw. snipperdag verlof zelfst. naamw. snipperdag vakantie zelfst. naamw. snipperen versnipperen werkwoord snipperen verknippen werkwoord snippers spaanders zelfst. naamw. snippertje stukje overig. snippertje partje overig. snippertje fragmentje overig. snippertje eindje overig. snippertje brokje overig. snit coupe zelfst. naamw. snob ijdeltuit zelfst. naamw. snob parvenu zelfst. naamw. snob schoenlapper zelfst. naamw. snobistisch aanstellerig bijv. naamw. snoefster snoevend overig. snoefster opschepster overig. snoefster opschepperig overig. snoefster lafaard overig. snoei scheren overig. snoei pesterij overig. snoei maaien overig. snoei ergernis overig. snoeien afsnijden werkwoord snoeien bezuinigen werkwoord snoeien inkorten werkwoord snoeien knippen werkwoord snoeien trimmen werkwoord snoeien korten zelfst. naamw. snoeien uitdunnen werkwoord snoeien besnoeien werkwoord snoeiing besnoeiing zelfst. naamw. snoeischaar snoeitang zelfst. naamw. snoeitang snoeischaar zelfst. naamw. snoekduik duik zelfst. naamw. snoep lekkernij zelfst. naamw. snoep snoeperij zelfst. naamw. snoep zoetigheid zelfst. naamw. snoepen nassen werkwoord snoepen smikkelen werkwoord snoepen snoep eten werkwoord snoepen smullen werkwoord snoepen likken werkwoord snoeper versierder zelfst. naamw. snoeper zoetekauw zelfst. naamw. snoeper smulpaap zelfst. naamw. snoeper likkepot zelfst. naamw. snoeper likkebaard zelfst. naamw. snoeper lekkerbek zelfst. naamw. snoeper gourmet zelfst. naamw. snoeperd lekkerbek zelfst. naamw. snoeperig schattig bijv. naamw. snoeperig snoezig bijv. naamw. snoeperig allerliefst bijv. naamw. snoeperig aanvallig bijv. naamw. snoeperij snoep zelfst. naamw. snoepers smulpapen overig. snoepers likkebaarden overig. snoepers lekkerbekken overig. snoepgoed lekkers zelfst. naamw. snoepgoed snoepjes zelfst. naamw. snoepgoed zoetigheid zelfst. naamw. snoepgoed lekkernij zelfst. naamw. snoepje beeld zelfst. naamw. snoepje dot zelfst. naamw. snoepje lieverd zelfst. naamw. snoepje snoep zelfst. naamw. snoepje snoes zelfst. naamw. snoepje schatje zelfst. naamw. snoepje lieveling zelfst. naamw. snoepjes snoepgoed zelfst. naamw. snoepjes zoetigheid zelfst. naamw. snoepjes lekkers zelfst. naamw. snoepkont zoetekauw overig. snoer draad zelfst. naamw. snoer elektriciteitsdraad zelfst. naamw. snoer ketting zelfst. naamw. snoer koord zelfst. naamw. snoer lijn zelfst. naamw. snoer sieraad zelfst. naamw. snoer streng zelfst. naamw. snoer snoertje zelfst. naamw. snoer keten zelfst. naamw. snoer aaneenschakeling zelfst. naamw. snoeren lassen werkwoord snoeren elektriciteitssnoeren zelfst. naamw. snoeren koorden zelfst. naamw. snoertje snoer overig. snoertje elektriciteitsdraad overig. snoertjes touwtjes overig. snoertjes lijntjes overig. snoertjes koordjes overig. snoes beminde zelfst. naamw. snoes dot zelfst. naamw. snoes liefste zelfst. naamw. snoes lieverd zelfst. naamw. snoes vriendin zelfst. naamw. snoes schat zelfst. naamw. snoes liefje zelfst. naamw. snoes geliefde zelfst. naamw. snoes snoepje zelfst. naamw. snoes schatje zelfst. naamw. snoes lieveling zelfst. naamw. snoes scheetje zelfst. naamw. snoes poepje zelfst. naamw. snoes lieve zelfst. naamw. snoes duifje zelfst. naamw. snoes schattebout zelfst. naamw. snoeshaan figuur zelfst. naamw. snoeshaan kwast zelfst. naamw. snoeshaan vreemsnuiter zelfst. naamw. snoet bek zelfst. naamw. snoet bekje zelfst. naamw. snoet tronie zelfst. naamw. snoet snuit zelfst. naamw. snoet smoelwerk zelfst. naamw. snoet smo zelfst. naamw. snoet porum zelfst. naamw. snoet ponum zelfst. naamw. snoet bakkes zelfst. naamw. snoet tuit zelfst. naamw. snoet snavel zelfst. naamw. snoet punt zelfst. naamw. snoet neus zelfst. naamw. snoet gezicht overig. snoeven brallen werkwoord snoeven opscheppen werkwoord snoeven zwetsen werkwoord snoeven stoffen werkwoord snoeven snorken werkwoord snoeven pochen werkwoord snoeven bluffen werkwoord snoeven opsnijden werkwoord snoeven grootspreken werkwoord snoevend pocherig overig. snoevend opschepperig overig. snoevend grootsprakerig overig. snoevend brallerig overig. snoevend snoefster overig. snoevend opschepster overig. snoevend lafaard overig. snoever charlatan zelfst. naamw. snoever opschepper zelfst. naamw. snoever pocher zelfst. naamw. snoever poen zelfst. naamw. snoever grootspreker zelfst. naamw. snoever windbuil zelfst. naamw. snoever bluffer zelfst. naamw. snoever blaaskaak zelfst. naamw. snoever windbuilen zelfst. naamw. snoever snoevers zelfst. naamw. snoever praatjesmakers zelfst. naamw. snoever opscheppers zelfst. naamw. snoever dikdoener zelfst. naamw. snoeverij grootspraak zelfst. naamw. snoeverij opschepperij zelfst. naamw. snoeverij gepoch zelfst. naamw. snoeverij gebral zelfst. naamw. snoeverij gebluf zelfst. naamw. snoeverij dikdoenerij zelfst. naamw. snoeverij branie zelfst. naamw. snoevers windbuilen overig. snoevers windbuil overig. snoevers snoever overig. snoevers praatjesmakers overig. snoevers pocher overig. snoevers opscheppers overig. snoevers opschepper overig. snoevers dikdoener overig. snoevers bluffer overig. snoezepoes lekkertje overig. snoezepoezen lekkertjes overig. snoezig beeldig bijv. naamw. snoezig schattig bijv. naamw. snoezig snoeperig bijv. naamw. snoezig aardig bijv. naamw. snoezig vertederend bijv. naamw. snoezig lief bijv. naamw. snoezig enig bijv. naamw. snoezig dottig bijv. naamw. snoezig allerliefst bijv. naamw. snoezig aanvallig bijv. naamw. snol lichtekooi zelfst. naamw. snol slet zelfst. naamw. snol totebel zelfst. naamw. snol lelleb zelfst. naamw. snol del zelfst. naamw. snood achterbaks bijv. naamw. snood doortrapt bijv. naamw. snood gemeen bijv. naamw. snood geniepig bijv. naamw. snood kwalijk bijv. naamw. snood stiekem bijv. naamw. snood slinks bijv. naamw. snood listig bijv. naamw. snood gluiperig bijv. naamw. snood sluw bijv. naamw. snood geraffineerd bijv. naamw. snood gehaaid bijv. naamw. snood uitgekookt bijv. naamw. snoodaard bandiet zelfst. naamw. snoodaard boosdoener zelfst. naamw. snoodaard booswicht zelfst. naamw. snoodaard slechtaard zelfst. naamw. snoodaard onverlaat zelfst. naamw. snoodheid sluwheid zelfst. naamw. snoodheid listigheid zelfst. naamw. snoodheid gladheid zelfst. naamw. snoodheid gewiekstheid zelfst. naamw. snoodheid doortraptheid zelfst. naamw. snoodheid slechtheid zelfst. naamw. snoodheid laaghartigheid zelfst. naamw. snoodheid gemeenheid zelfst. naamw. snoodheid zwartheid zelfst. naamw. snoodheid zwartgalligheid zelfst. naamw. snoodheid somberheid zelfst. naamw. snoodheid schandelijkheid zelfst. naamw. snoodheid donkerheid zelfst. naamw. snor knevel zelfst. naamw. snor snorbaard zelfst. naamw. snorbaard snor overig. snorbaard knevel overig. snorbaarden snorren overig. snorbaarden knevels overig. snorken zwetsen werkwoord snorken stoffen werkwoord snorken snoeven werkwoord snorken pochen werkwoord snorken opscheppen werkwoord snorken bluffen werkwoord snorren brommen werkwoord snorren ronken werkwoord snorren snorbaarden werkwoord snorren knevels werkwoord snorren zoeken werkwoord snorren uitzien werkwoord snorren uitkijken werkwoord snorren opzoeken werkwoord snorren smakken werkwoord snorren slingeren werkwoord snorren kletteren werkwoord snorren zagen werkwoord snorren knorren werkwoord snotaap snotneus zelfst. naamw. snotlap zakdoek overig. snotneus druipneus zelfst. naamw. snotneus kwajongen zelfst. naamw. snotneus snotaap zelfst. naamw. snottebalk jankebalk overig. snottebalk huilebalk overig. snotteren grienen werkwoord snotteren sniffen werkwoord snotteren trompetten werkwoord snotteren snikken werkwoord snotteren janken werkwoord snotteren huilen werkwoord snotterig huilerig overig. snuffelen graaien werkwoord snuffelen neuzen werkwoord snuffelen rechercheren werkwoord snuffelen rondwroeten werkwoord snuffelen ruiken werkwoord snuffelen speuren werkwoord snuffelen grabbelen werkwoord snuffelen snuiven werkwoord snufferd neus zelfst. naamw. snufje beetje zelfst. naamw. snufje gadget zelfst. naamw. snufje nieuwigheid zelfst. naamw. snufje zweem zelfst. naamw. snufje nieuwtje zelfst. naamw. snufje modeartikel zelfst. naamw. snufje waas zelfst. naamw. snufje vleugje zelfst. naamw. snufje schijntje zelfst. naamw. snufje floers zelfst. naamw. snufje flinter zelfst. naamw. snugger bij de pinken bijv. naamw. snugger slim bijv. naamw. snugger uitgeslapen bijv. naamw. snugger schrander bijv. naamw. snugger pienter bijv. naamw. snugger kien bijv. naamw. snugger clever bijv. naamw. snuif tabak zelfst. naamw. snuifje beetje zelfst. naamw. snuifje prijs zelfst. naamw. snuifje goebuit zelfst. naamw. snuisterij kleinigheid zelfst. naamw. snuisterij sieraad zelfst. naamw. snuisterij hebbeding zelfst. naamw. snuisterijen prulletjes overig. snuit mond zelfst. naamw. snuit snavel zelfst. naamw. snuit snoet zelfst. naamw. snuit tronie zelfst. naamw. snuit smoelwerk zelfst. naamw. snuit smo zelfst. naamw. snuit porum zelfst. naamw. snuit ponum zelfst. naamw. snuit bakkes zelfst. naamw. snuit tuit zelfst. naamw. snuit bek zelfst. naamw. snuiten trompetten werkwoord snuiter gabber zelfst. naamw. snuiter knakker zelfst. naamw. snuiter peer zelfst. naamw. snuiter pief zelfst. naamw. snuiter poeper zelfst. naamw. snuiter prent zelfst. naamw. snuiter sinjeur zelfst. naamw. snuiter snaak zelfst. naamw. snuiter snoeshaan zelfst. naamw. snuiven opsnuiven werkwoord snuiven proesten werkwoord snuiven sniffen werkwoord snuiven snuffelen werkwoord snuiven insnuiven werkwoord snuiver junk zelfst. naamw. snuiver tabaksnuiver zelfst. naamw. snurken ronken werkwoord snurken slapen werkwoord snurker ronker overig. sober eenvoudig bijv. naamw. sober gering bijv. naamw. sober matig bijv. naamw. sober magertjes bijv. naamw. Sober Saai bijv. naamw. sober stemmig bijv. naamw. sober nuchter bijv. naamw. sober bezadigd bijv. naamw. sober zuinig bijv. naamw. sober uitgedroogd bijv. naamw. sober smal bijv. naamw. sober nauw bijv. naamw. sober lek bijv. naamw. sober dor bijv. naamw. soberheid eenvoud zelfst. naamw. soberheid matigheid zelfst. naamw. soberheid simpelheid zelfst. naamw. soberheid bescheidenheid zelfst. naamw. sobertjes dunnetjes bijv. naamw. sobertjes schraal bijv. naamw. sobertjes schraaltjes bijv. naamw. sobertjes magertjes bijv. naamw. sociaal maatschappelijk bijv. naamw. sociaal menselijk bijv. naamw. sociaal amabel overig. sociabel gezellig bijv. naamw. sociabel menselijk bijv. naamw. sociabel onderhoudend bijv. naamw. socialisatie vermaatschappelijking zelfst. naamw. socialistisch links bijv. naamw. sociawetenschappen gammawetenschappen overig. societeit genootschap zelfst. naamw. sociëteit gezelschap zelfst. naamw. sociëteit soos zelfst. naamw. sociëteit vereniging zelfst. naamw. sociëteit broederschap zelfst. naamw. sociëteit bond zelfst. naamw. societiet vereniging overig. societiet unie overig. societiet soos overig. societiet organisatie overig. societiet orde overig. societiet gilde overig. societiet club overig. societiet bond overig. sociologie maatschappijleer zelfst. naamw. soda spuitwater zelfst. naamw. soda sodawater zelfst. naamw. sodawater spuitwater overig. sodawater soda overig. sodemieter donder zelfst. naamw. sodemieteren lazerstralen werkwoord sodemieteren lazeren werkwoord soebatten bedelen werkwoord soebatten smeken werkwoord soelaas hulp zelfst. naamw. soelaas vertroosting overig. soep bouillon zelfst. naamw. soep erwtensoep zelfst. naamw. soep groentesoep zelfst. naamw. soep puinhoop zelfst. naamw. soep snert zelfst. naamw. soepel buigbaar bijv. naamw. soepel buigzaam bijv. naamw. soepel flexibel bijv. naamw. soepel gemakkelijk bijv. naamw. soepel lenig bijv. naamw. soepel meegaand bijv. naamw. soepel genadig bijv. naamw. soepel gesmeerd bijv. naamw. soepel licht bijv. naamw. soepel tactvol bijv. naamw. soepel toegevend bijv. naamw. soepel toegeeflijk bijv. naamw. soepel inschikkelijk bijv. naamw. soepel gewillig bijv. naamw. soepel gedwee bijv. naamw. soepelheid souplesse zelfst. naamw. soepelheid flexibiliteit zelfst. naamw. soepelheid buigzaamheid zelfst. naamw. soepelheid lenigheid zelfst. naamw. soepelheid souples zelfst. naamw. soepelheid inschikkelijkheid zelfst. naamw. soepelheid gemakkelijkheid zelfst. naamw. soeplepel lepel zelfst. naamw. soes taartje zelfst. naamw. soes luchtig gebakje zelfst. naamw. soesa drukte zelfst. naamw. soesa moeite zelfst. naamw. soesa last zelfst. naamw. soesa inspanning zelfst. naamw. soesa overlast zelfst. naamw. soesa hin zelfst. naamw. soeverein autonoom bijv. naamw. soeverein oppermachtig bijv. naamw. soeverein alleenheerser zelfst. naamw. soeverein heerser zelfst. naamw. soeverein koning zelfst. naamw. soeverein majesteit zelfst. naamw. soeverein monarch zelfst. naamw. soeverein prins zelfst. naamw. soeverein machthebber zelfst. naamw. soeverein heer zelfst. naamw. soeverein vorst zelfst. naamw. soezen dommelen werkwoord soezen gedommel zelfst. naamw. soezen sluimeren zelfst. naamw. soezen dutten zelfst. naamw. soezen doezelen zelfst. naamw. soezen gesoes zelfst. naamw. soezen gedoezel zelfst. naamw. soezend dromerig bijv. naamw. soezend suffend bijv. naamw. soezend mijmerend bijv. naamw. soezerig doezelig bijv. naamw. soezerig slaperig bijv. naamw. soezerig versuft bijv. naamw. soezerig dromerig bijv. naamw. soezerig suf bijv. naamw. soezerig mat bijv. naamw. soezerig geesteloos bijv. naamw. soezerig dof bijv. naamw. soezerig daas bijv. naamw. soezerigheid slaperigheid zelfst. naamw. soezerigheid slaapdronkenheid zelfst. naamw. soezerigheid lodderigheid zelfst. naamw. sof afgang zelfst. naamw. sof terugslag zelfst. naamw. sof teleurstelling zelfst. naamw. sof tegenvaller zelfst. naamw. sof slag zelfst. naamw. sof misslag zelfst. naamw. sof misrekening zelfst. naamw. sof flop zelfst. naamw. sof fiasco zelfst. naamw. sofa bank zelfst. naamw. sofa canapé zelfst. naamw. sofa rustbank zelfst. naamw. sofa zetel zelfst. naamw. sofisme drogreden zelfst. naamw. software computerprogramma`s zelfst. naamw. software programmatuur zelfst. naamw. soiree feestavond zelfst. naamw. soiree ontvangst zelfst. naamw. soiree salon zelfst. naamw. soiree avondje zelfst. naamw. soirees avonden zelfst. naamw. soirees avondjes zelfst. naamw. sojasaus ketjap overig. sok kous zelfst. naamw. sok kous overig. sokk zuilvoet overig. sokk voetstuk overig. sokkel piëdestal zelfst. naamw. sokkel zuilvoet zelfst. naamw. soldaat artillerist zelfst. naamw. soldaat dienstplichtige zelfst. naamw. soldaat militair zelfst. naamw. soldaat krijger zelfst. naamw. soldatenkamer barak zelfst. naamw. soldeer soldeersel overig. soldeersel soldeer overig. soldenier huurling overig. solderen hardsolderen werkwoord solderen smeden werkwoord soldij gage zelfst. naamw. soldij wedde zelfst. naamw. soldij verdienste zelfst. naamw. soldij traktement zelfst. naamw. soldij salaris zelfst. naamw. soldij loon zelfst. naamw. soldij honorarium zelfst. naamw. soldij bezoldiging zelfst. naamw. soldij arbeidsloon zelfst. naamw. solem plechtig overig. solem plechtig overig. solem plechtig overig. solidair aaneengesloten bijv. naamw. solidair saamhorig bijv. naamw. solidariteit eendrachtigheid zelfst. naamw. solidariteit saamhorigheid zelfst. naamw. solidariteit saamhorigheidsgevoel zelfst. naamw. solidariteit verbondenheid zelfst. naamw. solidariteit eensgezindheid zelfst. naamw. solidatiteit samenhorigheid zelfst. naamw. solide betrouwbaar bijv. naamw. solide degelijk bijv. naamw. solide doortimmerd bijv. naamw. solide stevig bijv. naamw. solide steekhoudend bijv. naamw. solide logisch bijv. naamw. solide gegrond bijv. naamw. solide gefundeerd bijv. naamw. solide aannemelijk bijv. naamw. solide sterk bijv. naamw. solide robuust bijv. naamw. solide flink bijv. naamw. solide fiks bijv. naamw. solide ferm bijv. naamw. solideren verzekeren werkwoord soliditeit stevigheid overig. soliditeit deugdelijkheid overig. soliditeit degelijkheid overig. soliditeit betrouwbaarheid overig. soliditeit vastheid overig. soliditeit hechtheid overig. solitair afgezonderd bijv. naamw. solitair eenling zelfst. naamw. solitair alleenlevend zelfst. naamw. sollen spelen werkwoord sollicitant belanghebbende zelfst. naamw. sollicitant gegadigde zelfst. naamw. sollicitant kandidaat zelfst. naamw. solo alleenzang zelfst. naamw. solo`s alleenzangen overig. soloseks zelfbevrediging overig. soloseks onanie overig. soloseks masturbatie overig. solutie bandenplaklijm overig. solutio oplossing zelfst. naamw. solvabel kapitaalkrachtig bijv. naamw. solvabel kredietwaardig bijv. naamw. solvabel solvent bijv. naamw. solvent solvabel overig. solvent kredietwaardig overig. solveren verdelgen werkwoord solveren uitroeien werkwoord solveren opheffen werkwoord solveren liquideren werkwoord solveren afwikkelen werkwoord som bedrag zelfst. naamw. som einduitkomst zelfst. naamw. som opgave zelfst. naamw. som optelling zelfst. naamw. som samentelling zelfst. naamw. som uitkomst zelfst. naamw. somatotrofine groeihormoon zelfst. naamw. somber bedrukt bijv. naamw. somber donker bijv. naamw. somber naargeestig bijv. naamw. somber triest bijv. naamw. somber troosteloos bijv. naamw. somber zwaarmoedig bijv. naamw. somber pessimistisch bijv. naamw. somber tragisch bijv. naamw. somber treurig bijv. naamw. somber zwaartillend bijv. naamw. somber knorrig bijv. naamw. somber gemelijk bijv. naamw. somber triestig bijv. naamw. somber mistroostig bijv. naamw. somber vreugdeloos bijv. naamw. somber grauw bijv. naamw. somber naar bijv. naamw. somberheid zwaarmoedigheid zelfst. naamw. somberheid neerslachtigheid zelfst. naamw. somberheid gedeprimeerdheid zelfst. naamw. somberheid kleurloosheid zelfst. naamw. somberheid grauwheid zelfst. naamw. somberheid grijsheid zelfst. naamw. somberheid grauwte zelfst. naamw. somberheid triestheid zelfst. naamw. somberheid treurnis zelfst. naamw. somberheid zwartheid zelfst. naamw. somberheid zwartgalligheid zelfst. naamw. somberheid snoodheid zelfst. naamw. somberheid schandelijkheid zelfst. naamw. somberheid donkerheid zelfst. naamw. somberte zwaarmoedigheid overig. somberte zwaarmoedigheid overig. somberte zwaarmoedigheid overig. somma som zelfst. naamw. sommatie aanmaning zelfst. naamw. sommatie deurwaardersexploot zelfst. naamw. sommatie kennisgeving zelfst. naamw. sommatie aanschrijving zelfst. naamw. sommen optellingen zelfst. naamw. sommeren aanmanen werkwoord sommeren ontbieden werkwoord sommeren manen werkwoord sommeren oproepen werkwoord sommige enige bijv. naamw. sommige enkele bijv. naamw. sommige wat bijv. naamw. sommige zeker bijv. naamw. sommige enig bijv. naamw. sommige paar bijv. naamw. somnambulisme slaapwandelen zelfst. naamw. somnolentie slaperigheid zelfst. naamw. somptueus luxueus zelfst. naamw. soms incidenteel bijv. naamw. soms somwijlen bijv. naamw. soms af en toe bijv. naamw. soms misschien bijv. naamw. soms weleens bijv. naamw. soms somtijds bijv. naamw. soms bijwijlen bijv. naamw. soms wellicht bijv. naamw. soms mogelijkerwijs bijv. naamw. soms mogelijk bijv. naamw. somtijds weleens overig. somtijds somwijlen overig. somtijds soms overig. somtijds bijwijlen overig. somwijlen soms bijv. naamw. somwijlen weleens bijv. naamw. somwijlen somtijds bijv. naamw. somwijlen bijwijlen bijv. naamw. sonate compositie zelfst. naamw. sonde peilstift zelfst. naamw. sonderen vademen werkwoord sonderen polsen werkwoord sonderen peilen werkwoord sonderen loden werkwoord sonnet gedicht zelfst. naamw. sonoor diep bijv. naamw. sonoor zwaar bijv. naamw. sonoor klankrijk bijv. naamw. soort aard zelfst. naamw. soort categorie zelfst. naamw. soort familie zelfst. naamw. soort genre zelfst. naamw. soort kaliber zelfst. naamw. soort ras zelfst. naamw. soort slag zelfst. naamw. soort species zelfst. naamw. soort type zelfst. naamw. soortgelijk dergelijk bijv. naamw. soortgelijk gelijk bijv. naamw. soortgelijk gelijksoortig bijv. naamw. soortgelijk gelijkslachtig bijv. naamw. soortgelijk gelijkaardig bijv. naamw. soortgelijk analoog bijv. naamw. soortgelijkheid gelijksoortigheid zelfst. naamw. soortgelijkheid gelijkaardigheid zelfst. naamw. soortgelijkheid analogie zelfst. naamw. soos sociëteit zelfst. naamw. soos vereniging zelfst. naamw. soos gezelschap zelfst. naamw. soos unie zelfst. naamw. soos societiet zelfst. naamw. soos organisatie zelfst. naamw. soos orde zelfst. naamw. soos gilde zelfst. naamw. soos club zelfst. naamw. soos bond zelfst. naamw. sop afwaswater zelfst. naamw. sop schuim zelfst. naamw. sop zee zelfst. naamw. sop zeepwater zelfst. naamw. sop zeepsop zelfst. naamw. sop afwassop zelfst. naamw. soppen dopen werkwoord Soppen neuken werkwoord sopraan sopraanzangeres overig. sopraanzangeres sopraan overig. sores moeilijkheden zelfst. naamw. sores problemen zelfst. naamw. sores zorgen zelfst. naamw. sores narigheid overig. sorry pardon zelfst. naamw. sorteerkamer sorteerruimte overig. sorteerruimte sorteerkamer overig. sorteren ordenen werkwoord sorteren rangeren werkwoord sorteren schiften werkwoord sorteren uitzoeken werkwoord sortering assortiment zelfst. naamw. sortering keuze zelfst. naamw. sortering keur zelfst. naamw. sortering collectie zelfst. naamw. sortering verzameling zelfst. naamw. sortering stel zelfst. naamw. sortering selectie zelfst. naamw. sortering ophoping zelfst. naamw. sortering opeenhoping zelfst. naamw. sortering massa zelfst. naamw. sortering accumulatie zelfst. naamw. sortering uitsplitsing zelfst. naamw. sortering schifting zelfst. naamw. sottovoce fluisterend overig. souffle hartgeruis zelfst. naamw. souffleren influisteren werkwoord souffleren ingeven werkwoord souffleur voorzegger zelfst. naamw. soulpijp wijbroekspijp overig. soulpijp olifantspijp overig. souper feestdiner overig. souples soepelheid overig. souples lenigheid overig. souplesse buigzaamheid zelfst. naamw. souplesse flexibiliteit zelfst. naamw. sourdine klankdemper overig. sourdine demper overig. sourdines klankdempers overig. sourdines dempers overig. soutane toog zelfst. naamw. souteneur pooier zelfst. naamw. souvenir aandenken zelfst. naamw. souvenir gedachtenis zelfst. naamw. souvenir herinnering zelfst. naamw. souvenir herrinnering zelfst. naamw. souvenirs herinneringen overig. sovereign uitblinker overig. sovereign munt overig. sowieso uberhaupt overig. spa spawater zelfst. naamw. spa mineraalwater zelfst. naamw. spaan houtafval zelfst. naamw. spaan houtspaander zelfst. naamw. spaan roeispaan zelfst. naamw. spaan houtkrul zelfst. naamw. spaanders snippers zelfst. naamw. Spaans Spaantaal overig. Spaantaal Spaans overig. spaarbekken reservoir zelfst. naamw. spaarcentjes spaargeld zelfst. naamw. spaarcentjes spaarpenningen zelfst. naamw. spaarder inbrenger zelfst. naamw. spaarder inlegger zelfst. naamw. spaargeld pot zelfst. naamw. spaargeld reserve zelfst. naamw. spaargeld spaarcentjes zelfst. naamw. spaargeld spaarpenningen zelfst. naamw. spaarpenningen spaargeld overig. spaarpenningen spaarcentjes overig. spaarpot pot zelfst. naamw. spaarpot spaarvarken zelfst. naamw. spaarvarken spaarpot zelfst. naamw. spaarvlam waakvlam zelfst. naamw. spaarzaam economisch bijv. naamw. spaarzaam voorzichtig bijv. naamw. spaarzaam zuinig bijv. naamw. spaarzaam schaars bijv. naamw. spaarzaam gierig bijv. naamw. spaarzaam zuinigjes bijv. naamw. spaarzaamheid zuinigheid zelfst. naamw. spaarzeg zegel overig. spaarzegel zegel zelfst. naamw. spaceshuttle ruimteveer zelfst. naamw. spaceshuttle shuttle zelfst. naamw. spade schep zelfst. naamw. spade schop zelfst. naamw. spades scheppen zelfst. naamw. spades schoppen zelfst. naamw. spalk dakspaan overig. span koppel zelfst. naamw. span tweetal zelfst. naamw. span stel zelfst. naamw. spanbroek panty zelfst. naamw. spanbroek tricot zelfst. naamw. spanbroek pantykous zelfst. naamw. spanbroek maillot zelfst. naamw. spang slot overig. spang haakje overig. spang agrafe overig. spaniel vertroetelen overig. spaniel hanenfokker overig. Spanje Hispanië overig. spankracht veerkracht zelfst. naamw. spankracht rek zelfst. naamw. spannen aantrekken werkwoord spannen erop aankomen werkwoord spannen knellen werkwoord spannen opspannen werkwoord spannen koppels zelfst. naamw. spannen uitrekken werkwoord spannen strekken werkwoord spannen opwinden werkwoord spannend adembenemend bijv. naamw. spannend sensationeel bijv. naamw. spannend bloedstollend bijv. naamw. spannend zinderend bijv. naamw. spannend pakkend bijv. naamw. spannend opwindend bijv. naamw. spannend meeslepend bijv. naamw. spannend boeiend bijv. naamw. spannend strak bijv. naamw. spannend dreigend overig. spannende zinderende overig. spannenmaken dikker overig. spanner moersleutel zelfst. naamw. spanners steeksleutels zelfst. naamw. spanning agitatie zelfst. naamw. spanning druk zelfst. naamw. spanning potentiaal zelfst. naamw. spanning strakheid zelfst. naamw. spanning stress zelfst. naamw. spanning gespannenheid zelfst. naamw. spanning emotionespanning zelfst. naamw. spanning sensatie overig. spanningsmeter voltmeter zelfst. naamw. spant dakspant zelfst. naamw. spanten dakbinten zelfst. naamw. spanten dakspanten zelfst. naamw. spantouw lijn zelfst. naamw. spar sparrenboom zelfst. naamw. spar sparreboom zelfst. naamw. spar fijnspar zelfst. naamw. sparen behoeden werkwoord sparen besparen werkwoord sparen bewaren werkwoord sparen bijeenzamelen werkwoord sparen collectioneren werkwoord sparen ontzien werkwoord sparen verschonen werkwoord sparen verzamelen werkwoord sparen vergaren werkwoord sparen oppotten werkwoord sparen opeenhopen werkwoord sparreboom greneboom zelfst. naamw. sparreboom sparrenboom zelfst. naamw. sparreboom spar zelfst. naamw. sparreboom fijnspar zelfst. naamw. sparrenboom spar zelfst. naamw. sparrenboom sparreboom zelfst. naamw. sparrenboom mastspar zelfst. naamw. sparrenboom greneboom zelfst. naamw. sparrenboom dennenboom zelfst. naamw. spartelen wiegelen werkwoord spartelen schudden werkwoord spartelen worstelen werkwoord spasme kramp zelfst. naamw. spastisch krampachtig bijv. naamw. spat druppel zelfst. naamw. spat vlekje zelfst. naamw. spat vlek zelfst. naamw. spat stippel zelfst. naamw. spat stipje zelfst. naamw. spat stip zelfst. naamw. spat spatje zelfst. naamw. spat nop zelfst. naamw. spat moesje zelfst. naamw. spat spatter zelfst. naamw. spat sproet zelfst. naamw. spat spikkel zelfst. naamw. spat flecker zelfst. naamw. spat bevlekken zelfst. naamw. spat bespikkelen zelfst. naamw. spatader varix zelfst. naamw. spatje vlekje overig. spatje vlek overig. spatje stippel overig. spatje stipje overig. spatje stip overig. spatje spat overig. spatje nop overig. spatje moesje overig. spatten spetteren werkwoord spatter spat overig. spawater mineraalwater zelfst. naamw. spawater spa zelfst. naamw. speaker box zelfst. naamw. speaker luidspreker zelfst. naamw. specerij kruid zelfst. naamw. specerij kruiderij zelfst. naamw. specerijen kruiden zelfst. naamw. specerijen smaakstoffen zelfst. naamw. speciaaanbieding reclameaanbieding zelfst. naamw. speciaaanbieding gelegenheidskoopje overig. speciaaanbieding koopje overig. speciaal exclusief bijv. naamw. speciaal ongebruikelijk bijv. naamw. speciaal pregnant bijv. naamw. speciaal specifiek bijv. naamw. speciaal apart bijv. naamw. speciaal vooral bijv. naamw. speciaal bijzonder overig. specialisatie vakgebied zelfst. naamw. specialisatie specialisme zelfst. naamw. specialisme vakgebied overig. specialisme specialisatie overig. specialist cardioloog zelfst. naamw. specialist deskundige zelfst. naamw. specialist expert zelfst. naamw. specialist vakkundige zelfst. naamw. specialistisch gespecialiseerd bijv. naamw. specialité specialiteit overig. specialiteit onderwerp overig. specialiteit specialité overig. speciauitrusting speciauitvoering zelfst. naamw. speciauitvoering speciauitrusting zelfst. naamw. specie cash zelfst. naamw. specie cement zelfst. naamw. specie metselspecie zelfst. naamw. specie baar zelfst. naamw. specie steenslag zelfst. naamw. specie steengruis zelfst. naamw. specie split zelfst. naamw. specie puin zelfst. naamw. specie mort zelfst. naamw. specie macadam zelfst. naamw. specie gruis zelfst. naamw. specie bik zelfst. naamw. species soort zelfst. naamw. specificeren detailleren werkwoord specificeren specifieren werkwoord specifiek bijzonder bijv. naamw. specifiek karakteristiek bijv. naamw. specifiek typerend bijv. naamw. specifiek typisch bijv. naamw. specifiek expliciet bijv. naamw. specifiek kenmerkend bijv. naamw. specifieren specificeren werkwoord specimen model zelfst. naamw. specimen monster zelfst. naamw. specimen proefje zelfst. naamw. specimen staal zelfst. naamw. specimen staaltje zelfst. naamw. specimen proeve zelfst. naamw. specimen voorbeeld zelfst. naamw. spectaculair adembenemend bijv. naamw. spectaculair opzienbarend bijv. naamw. spectraal spookachtig overig. spectraal spook- overig. spectrum gamma zelfst. naamw. spectrum scala zelfst. naamw. spectrum kleurenband zelfst. naamw. speculant bomer overig. speculant beroepswedder overig. speculatie gissing zelfst. naamw. speculatief hypothetisch bijv. naamw. speculeren bouwen werkwoord speculeren gissen werkwoord speech redevoering zelfst. naamw. speech voordracht zelfst. naamw. speech toespraak zelfst. naamw. speech spreekbeurt zelfst. naamw. speech rede zelfst. naamw. speech lezing zelfst. naamw. speed dope zelfst. naamw. speed pepmiddel zelfst. naamw. speed snelheid zelfst. naamw. speeksel kwijl zelfst. naamw. speeksel spuug zelfst. naamw. speeksel spog zelfst. naamw. speekselvloed salivatie zelfst. naamw. speel vinnig overig. speelautomaat fruitautomaat zelfst. naamw. speelbank bank zelfst. naamw. speelduur wedstrijdduur zelfst. naamw. speelfilm rolprent overig. speelgeld fiche zelfst. naamw. speelgeld inzet zelfst. naamw. speelgeld pot zelfst. naamw. speelgeld poule zelfst. naamw. speelgenoot speelmakker overig. speelgenoot speelkameraad overig. speelgenoot medespeler overig. speelgoedblok blok zelfst. naamw. speelgoedpop pop zelfst. naamw. speelhuis bank zelfst. naamw. speelhuis gokhal zelfst. naamw. speelkaart kaart zelfst. naamw. speelkamer kinderkamer zelfst. naamw. speelkamer speelruimte zelfst. naamw. speelkameraad medespeler zelfst. naamw. speelkameraad speelmakker zelfst. naamw. speelkameraad speelgenoot zelfst. naamw. speelmakker speelkameraad overig. speelmakker speelgenoot overig. speelmakker medespeler overig. speelman artiest zelfst. naamw. speelplaats schoolplein zelfst. naamw. speelplaats uitspanning zelfst. naamw. speelplaats speelplein zelfst. naamw. speelplaats strijdtoneel zelfst. naamw. speelplaats oefenplaats zelfst. naamw. speelplaatsen schoolpleinen zelfst. naamw. speelplaatsen speelpleinen zelfst. naamw. speelplein schoolplein zelfst. naamw. speelplein speelplaats zelfst. naamw. speelpleinen schoolpleinen zelfst. naamw. speelpleinen speelplaatsen zelfst. naamw. speelpop marionet zelfst. naamw. speelpop pop zelfst. naamw. speelruimte kinderkamer zelfst. naamw. speelruimte marge zelfst. naamw. speelruimte speling zelfst. naamw. speelruimte speelkamer zelfst. naamw. speels beweeglijk bijv. naamw. speels dartel bijv. naamw. speels fantasierijk bijv. naamw. speels losjes bijv. naamw. speels luchtig bijv. naamw. speels mal bijv. naamw. speels luchthartig bijv. naamw. speels zinloos bijv. naamw. speels wellustig bijv. naamw. speels weelderig bijv. naamw. speels onbeheerst bijv. naamw. speels lichtmis bijv. naamw. speels lichtekooi bijv. naamw. speels ludiek bijv. naamw. speelsheid dartelheid zelfst. naamw. speelster kansspeelster overig. speelster gokster overig. speelster toneelspeelster overig. speeltje speelwaar overig. speelwaar speeltje overig. speen fopspeen zelfst. naamw. speenvarken zwijntje zelfst. naamw. speer lans zelfst. naamw. speerpunt voorhoede zelfst. naamw. speerpunt voorhoedes zelfst. naamw. spek vet zelfst. naamw. spekbuik voormaag overig. spekbuik pens overig. spekbuiken buiken overig. spekglad glibberig bijv. naamw. spekglad spiegelglad bijv. naamw. spekkoper gelukkige overig. spekslagerij varkensslagerij overig. speksteen kleermakerskrijt zelfst. naamw. spektakel beroering zelfst. naamw. spektakel lawaai zelfst. naamw. spektakel schouwspel zelfst. naamw. spektakel tumult zelfst. naamw. spektakel rustverstoring zelfst. naamw. spektakel roerigheid zelfst. naamw. spektakel rel zelfst. naamw. spektakel herrie zelfst. naamw. spektakel getier zelfst. naamw. spektakel rumoer zelfst. naamw. spektakel leven zelfst. naamw. spektakel kabaal zelfst. naamw. spektakel schandaal zelfst. naamw. spektakel opzien zelfst. naamw. spektakelstuk schouwspel overig. spel acteerprestatie zelfst. naamw. spel gespeeld zelfst. naamw. spel gezelschapsspel zelfst. naamw. spel partij zelfst. naamw. spel peuleschil zelfst. naamw. spel kinderspel zelfst. naamw. spel kinderachtigheid zelfst. naamw. spel beuzelarij zelfst. naamw. spel activiteit overig. spelbreker chagrijn zelfst. naamw. speld pen zelfst. naamw. speld pin zelfst. naamw. speldekop speldenknop overig. spelden pinnen werkwoord speldenknop speldekop overig. spelen acteren werkwoord spelen bespelen werkwoord spelen concerteren werkwoord spelen doen alsof werkwoord spelen dollen werkwoord spelen friemelen werkwoord spelen performen werkwoord spelen plaatsvinden werkwoord spelen ravotten werkwoord spelen sollen werkwoord spelen voorstellen werkwoord spelen vertonen werkwoord spelen presenteren werkwoord spelen nazeggen werkwoord spelen indienen werkwoord spelen herhalen werkwoord spelen doornemen werkwoord spelen aanbieden werkwoord spelen optreden werkwoord spelen toneelspelen werkwoord spelen voorwenden werkwoord speleologie grotonderzoek overig. speler acteur zelfst. naamw. speler atleet zelfst. naamw. speler kansspeler zelfst. naamw. speler gokker zelfst. naamw. speler vertoner zelfst. naamw. speler uitvoer zelfst. naamw. speler tonelist zelfst. naamw. speler toneelspeler zelfst. naamw. speler artiest zelfst. naamw. speler actrice zelfst. naamw. spelers toneelspelers zelfst. naamw. spelers acteurs zelfst. naamw. speling marge zelfst. naamw. speling ruimte zelfst. naamw. speling speelruimte zelfst. naamw. speling nuk zelfst. naamw. speling kuur zelfst. naamw. speling gril zelfst. naamw. speling bui zelfst. naamw. speling bevlieging zelfst. naamw. speljury jury zelfst. naamw. spellei quizmaster overig. spelleiding regie zelfst. naamw. spellen lezen werkwoord spellen schrijven werkwoord spelletje beurt zelfst. naamw. spelletje partijtje zelfst. naamw. spelletje rondje zelfst. naamw. spelling schrijfwijze zelfst. naamw. spelling orthografie zelfst. naamw. spelonk catacombe zelfst. naamw. spelonk grot zelfst. naamw. spelonk hol zelfst. naamw. spelonkbewoner troglodiet overig. spelonkbewoner holbewoner overig. spencer trui zelfst. naamw. spenderen besteden werkwoord spenderen uitgeven werkwoord spenderen zoekbrengen werkwoord spenen fopspenen zelfst. naamw. sperma zaad zelfst. naamw. spermatozoï zaadcel overig. spermatozoïde zaadcel zelfst. naamw. spermatozoïde zaadcel overig. spertijd uitgaansverbod overig. spervuren gordijnvuren overig. spervuur salvo zelfst. naamw. sperzieboon boon zelfst. naamw. sperzieboon suikerboon zelfst. naamw. sperzieboon snijboon zelfst. naamw. sperzieboon slaboon zelfst. naamw. sperzieboon prinsessenboon zelfst. naamw. sperzieboon herenboon zelfst. naamw. spetter kanjer zelfst. naamw. spetter kledder zelfst. naamw. spetter klodder zelfst. naamw. spetter spat zelfst. naamw. spetter stoot zelfst. naamw. spetter stuk zelfst. naamw. spetteren poedelen werkwoord spetteren spatten werkwoord speur rechercheur overig. speur detective overig. speurder detective zelfst. naamw. speurder rechercheur zelfst. naamw. speurders detectives overig. speuren graven werkwoord speuren neuzen werkwoord speuren rechercheren werkwoord speuren vorsen werkwoord speuren zoeken werkwoord speuren onderzoeken werkwoord speuren snuffelen werkwoord speurhond detective zelfst. naamw. speurhond speurneus zelfst. naamw. speurneus speurhond overig. speurneus detective overig. speurtocht jacht zelfst. naamw. speurtocht zoektocht zelfst. naamw. speurwerk gezoek zelfst. naamw. speurwerk nasporing zelfst. naamw. speurwerk onderzoek zelfst. naamw. speurwerk traceerwerk zelfst. naamw. speurwerk opsporing zelfst. naamw. sphincter sluitspier zelfst. naamw. spicht skelet zelfst. naamw. spichtig mager bijv. naamw. spichtig tenger bijv. naamw. spichtig sprieterig bijv. naamw. spie borgmoer zelfst. naamw. spie pen zelfst. naamw. spie wig overig. spieden loeren werkwoord spieden spioneren werkwoord spieden bespioneren werkwoord spieden bespieden werkwoord spiegelbeeld spiegeling zelfst. naamw. spiegelbeeld evenbeeld zelfst. naamw. spiegelen reflecteren werkwoord spiegelgevecht sciamachie overig. spiegelgevecht schijnkamp overig. spiegelgevecht schijngevecht overig. spiegelgevecht manoeuvre overig. spiegelglad spekglad bijv. naamw. spiegeling reflectie zelfst. naamw. spiegeling weerspiegeling zelfst. naamw. spiegeling weerschijn zelfst. naamw. spiegeling weerkaatsing zelfst. naamw. spieken afkijken werkwoord spieken overschrijven zelfst. naamw. spieken bedriegen zelfst. naamw. spieken overkalken zelfst. naamw. spiekgaatje kijkgat overig. spier pees zelfst. naamw. spier spierbundel zelfst. naamw. spier spierbund zelfst. naamw. spierbund spier overig. spierbundel spier zelfst. naamw. spieren spierstelsel zelfst. naamw. spiernaakt bloot bijv. naamw. spiernaakt poedelnaakt bijv. naamw. spiernaakt moedernaakt bijv. naamw. spierontsteking myositis zelfst. naamw. spierpijn pijn zelfst. naamw. spierpijn myalgie zelfst. naamw. spiersamentrekking kramp zelfst. naamw. spiersamentrekkingen krampen overig. spierslapte atonie zelfst. naamw. spierspanning tonus zelfst. naamw. spierstelsel spieren zelfst. naamw. spierstelsel musculatuur zelfst. naamw. spiertrillen fasciculatie zelfst. naamw. spierwit bleek bijv. naamw. spierwit wit bijv. naamw. spierwit sneeuwwit bijv. naamw. spierwit lijkwit bijv. naamw. spierwit lijkbleek bijv. naamw. spierwit doodsbleek bijv. naamw. spierziekte myopathie zelfst. naamw. spierzwakte myasthenie zelfst. naamw. spies lans zelfst. naamw. spies satéspies zelfst. naamw. spies speer zelfst. naamw. spies vleespriem zelfst. naamw. spiesbok spitser overig. spiesbok burgermannetje overig. spijker klinknagel zelfst. naamw. spijker nagel zelfst. naamw. spijker nag zelfst. naamw. spijker klinknag zelfst. naamw. spijkerbroek jeans zelfst. naamw. spijkeren hameren werkwoord spijkeren klinken werkwoord spijkeren timmeren werkwoord spijkeren vastslaan werkwoord spijkeren vastspijkeren werkwoord spijkeren vastnagelen werkwoord spijkerhard bikkelhard bijv. naamw. spijkerhard genadeloos bijv. naamw. spijkertje kopspijker overig. spijl staaf zelfst. naamw. spijl tralie zelfst. naamw. spijl stijl zelfst. naamw. spijlen latwerk zelfst. naamw. spijlen traliewerk zelfst. naamw. spijlen rastering zelfst. naamw. spijlen raster zelfst. naamw. spijlen traliën zelfst. naamw. spijs amandelspijs zelfst. naamw. spijs eten zelfst. naamw. spijs kost zelfst. naamw. spijs voeding zelfst. naamw. spijs voedsel zelfst. naamw. spijs proviand zelfst. naamw. spijs eetwaren zelfst. naamw. spijskaart menu zelfst. naamw. spijskaart menukaart zelfst. naamw. spijsvertering metabolisme zelfst. naamw. spijsvertering vertering zelfst. naamw. spijsverteringen verteringen zelfst. naamw. spijsverteringskanaal maagdarmkanaal zelfst. naamw. spijsverteringsstoornissen indigestie zelfst. naamw. spijt berouw zelfst. naamw. spijt droefheid zelfst. naamw. spijten berouwen werkwoord spijten betreuren werkwoord spijtig betreurenswaardig bijv. naamw. spijtig jammer bijv. naamw. spijtig onbevredigend bijv. naamw. spijtig erg bijv. naamw. spijtig sneu bijv. naamw. spijtig helaas bijv. naamw. spijtig teleurstellend bijv. naamw. spijtig onvoldoende bijv. naamw. spijtig ontoereikend bijv. naamw. spijtig jammerlijk bijv. naamw. spijzigen voeren werkwoord spijzigen voederen werkwoord spijzigen voeden werkwoord spijziging eten zelfst. naamw. spijziging kost zelfst. naamw. spijziging voeding zelfst. naamw. spijziging voedsel zelfst. naamw. spikkel punt zelfst. naamw. spikkel stip zelfst. naamw. spikkel oog zelfst. naamw. spikkel vlek zelfst. naamw. spikkel sproet zelfst. naamw. spikkel spat zelfst. naamw. spikkel flecker zelfst. naamw. spikkel bevlekken zelfst. naamw. spikkel bespikkelen zelfst. naamw. spikkelig gestippeld overig. spikkelig gespikkeld overig. spiksplinternieuw splinternieuw overig. spiksplinternieuw nagelnieuw overig. spiksplinternieuw fonkelnieuw overig. spil as zelfst. naamw. spil centrale figuur zelfst. naamw. spil kaapstander zelfst. naamw. spil middelpunt zelfst. naamw. spillebeen geraamte zelfst. naamw. spillebeen octaaffluit zelfst. naamw. spilpenning zakgeld zelfst. naamw. spilziek verkwistend overig. spilziek kwistig overig. spin hooiwagen overig. spinachtig sprietig overig. spinachtig piekerig overig. spinhuis strafplaats overig. spinhuis strafinrichting overig. spinhuis strafgevangenis overig. spinhuis petoet overig. spinhuis nor overig. spinhuis lik overig. spinhuis gevangenis overig. spinhuis doos overig. spinhuis bak overig. spinhuis bajes overig. spinklos spinspoel overig. spinnen snorren werkwoord spinnen vlassen werkwoord spinnenweb spinneweb zelfst. naamw. spinnenweb web zelfst. naamw. spinneweb spinnenweb zelfst. naamw. spinnig vinnig overig. spinnig snibbig overig. spinnig snauwerig overig. spinnig pinnig overig. spinnig onvriendelijk overig. spinnig kattig overig. spinnig bits overig. spinnijdig woest bijv. naamw. spinnijdig ziedend bijv. naamw. spinnijdig vertoornd bijv. naamw. spinnijdig toornig bijv. naamw. spinnijdig razend bijv. naamw. spinnijdig nijdig bijv. naamw. spinnijdig kwaad bijv. naamw. spinnijdig furieus bijv. naamw. spinnijdig boos bijv. naamw. spinrag rag zelfst. naamw. spinrag web zelfst. naamw. spinsel draad zelfst. naamw. spinsel web zelfst. naamw. spinsel rag overig. spinsel rag overig. spinsel rag overig. spinspoel spinklos overig. spinzen verlangen werkwoord spinzen hopen werkwoord spion dubbelspion zelfst. naamw. spion infiltrant zelfst. naamw. spion binnendringer zelfst. naamw. spioneren bespieden werkwoord spioneren bespioneren werkwoord spioneren spieden werkwoord spiraal schroef zelfst. naamw. spiraal veer zelfst. naamw. spiraaltje anticonceptiemiddel zelfst. naamw. spirit fut zelfst. naamw. spiritist spiritualist overig. spiritualiën alcohol zelfst. naamw. spiritualiën drank zelfst. naamw. spiritualiën gedistilleerd zelfst. naamw. spiritualiën opkikkertjes zelfst. naamw. spiritualiën alcoholica zelfst. naamw. spiritualist spiritist overig. spiritualiteit innerlijk geestesleven overig. spiritueel geestelijk bijv. naamw. spiritueel spiristisch bijv. naamw. spiritueel snedig bijv. naamw. spiritueel onstoffelijk bijv. naamw. spirituele geestelijke bijv. naamw. spirituele bovennatuurlijke zelfst. naamw. spiritus brandspiritus overig. spit praat zelfst. naamw. spit lumbago zelfst. naamw. spits kien bijv. naamw. spits puntig bijv. naamw. spits scherp bijv. naamw. spits scherpzinnig bijv. naamw. spits spitsvormig bijv. naamw. spits aanval zelfst. naamw. spits centrumspits zelfst. naamw. spits piek zelfst. naamw. spits spitsuur zelfst. naamw. spits vleugelspeler zelfst. naamw. spits uitgekookt zelfst. naamw. spits slim zelfst. naamw. spits pienter zelfst. naamw. spits bijdehand zelfst. naamw. spits topje zelfst. naamw. spits top zelfst. naamw. spits tip zelfst. naamw. spits punt zelfst. naamw. spits neus zelfst. naamw. spits toegespitst zelfst. naamw. spits spitsig zelfst. naamw. spits rechtsbuiten zelfst. naamw. spits linksbuiten zelfst. naamw. spits flankspeler zelfst. naamw. spits buitenspeler zelfst. naamw. spitsboef schurk zelfst. naamw. spitsboog graatrib overig. spitsbroe vriend overig. spitsbroe makker overig. spitsbroe maatje overig. spitsbroe maat overig. spitsbroe kompaan overig. spitsbroe kameraad overig. spitsbroe gez overig. spitsbroe gabber overig. spitsbroe compagnon overig. spitsbroe kornuit overig. spitsbroe pal overig. spitsbroe kameraadje overig. spitsen tuiten werkwoord spitsen spitsuren zelfst. naamw. spitser spiesbok overig. spitser burgermannetje overig. spitsheid scherpte zelfst. naamw. spitsheid scherpheid zelfst. naamw. spitsheid puntigheid zelfst. naamw. spitsheid spitsvondigheid zelfst. naamw. spitsheid schranderheid zelfst. naamw. spitsheid scherpzinnigheid zelfst. naamw. spitsig toegespitst overig. spitsig spitsvormig overig. spitsig spits overig. spitsig puntig overig. spitsspeler voorspeler overig. spitsspeler voorhoedespeler overig. spitsspeler aanvaller overig. spitsuren spitsen zelfst. naamw. spitsuur spits zelfst. naamw. spitsvondig knap bijv. naamw. spitsvondig scherpzinnig bijv. naamw. spitsvondig uitgekiend bijv. naamw. spitsvondig geestig bijv. naamw. spitsvondigheid scherpzinnigheid zelfst. naamw. spitsvondigheid slimheid zelfst. naamw. spitsvondigheid slimmigheid zelfst. naamw. spitsvondigheid gewiekstheid zelfst. naamw. spitsvondigheid spitsheid zelfst. naamw. spitsvondigheid schranderheid zelfst. naamw. spitsvondigheid scherpte zelfst. naamw. spitsvondigheid scherpheid zelfst. naamw. spitsvormig puntig bijv. naamw. spitsvormig spits bijv. naamw. spitsvormig toegespitst bijv. naamw. spitsvormig spitsig bijv. naamw. spitten delven werkwoord spitten graven werkwoord spitten omploegen werkwoord spitten ploegen werkwoord spitten omwerken werkwoord spitten omspitten werkwoord spitten omgraven werkwoord spleet barst zelfst. naamw. spleet tussenruimte zelfst. naamw. spleet vagina zelfst. naamw. spleet scheur zelfst. naamw. spleet kloof zelfst. naamw. spleet rinkelen zelfst. naamw. spleet gerinkel zelfst. naamw. spleet Chinees zelfst. naamw. spleet reet zelfst. naamw. spleet uitsparing zelfst. naamw. spleet opening zelfst. naamw. spleet kier overig. splenomegalie miltvergroting zelfst. naamw. splenomegalie miltvergroting overig. spleten bergkloven zelfst. naamw. spleten kloven zelfst. naamw. splijtbaar splitsbaar overig. splijtbaar kloofbaar overig. splijten barsten werkwoord splijten uiteensplijten werkwoord splijten slijten werkwoord splijten aftrekken werkwoord splijten afschillen werkwoord splijten splitsen werkwoord splijten kloven werkwoord splijten klieven werkwoord splinter scherf zelfst. naamw. splinter diggel zelfst. naamw. splinternieuw fonkelnieuw bijv. naamw. splinternieuw spiksplinternieuw bijv. naamw. splinternieuw nagelnieuw bijv. naamw. splinters gruzelementen zelfst. naamw. split inkeping zelfst. naamw. split metselspecie zelfst. naamw. split steengruis zelfst. naamw. split uitsparing zelfst. naamw. split scheur zelfst. naamw. split reet zelfst. naamw. split opening zelfst. naamw. split kloof zelfst. naamw. split groef zelfst. naamw. split gat zelfst. naamw. split barst zelfst. naamw. split steenslag zelfst. naamw. split puin zelfst. naamw. split mort zelfst. naamw. split macadam zelfst. naamw. split gruis zelfst. naamw. split bik zelfst. naamw. split specie zelfst. naamw. split insnijding zelfst. naamw. splitsbaar splijtbaar overig. splitsbaar kloofbaar overig. splitsen onderverdelen werkwoord splitsen opsplitsen werkwoord splitsen scheiden werkwoord splitsen separeren werkwoord splitsen uiteensplijten werkwoord splitsen uitsplitsen werkwoord splitsen afzonderen werkwoord splitsen afsplitsen werkwoord splitsen afscheiden werkwoord splitsen uiteenhalen werkwoord splitsen opdelen werkwoord splitsen delen werkwoord splitsen splijten werkwoord splitsen kloven werkwoord splitsen klieven werkwoord splitsen uiteengaan werkwoord splitsen loskoppelen werkwoord splitsen breken overig. splitsing aftakking zelfst. naamw. splitsing driesprong zelfst. naamw. splitsing kruising zelfst. naamw. splitsing wegkruising zelfst. naamw. splitsing vertakking zelfst. naamw. splitsing wegsplitsing zelfst. naamw. splitsing kruispunt zelfst. naamw. spoed haast zelfst. naamw. spoed haastigheid zelfst. naamw. spoed snelheid zelfst. naamw. spoed vlugheid zelfst. naamw. spoed vaart zelfst. naamw. spoed rapheid zelfst. naamw. spoed gezwindheid zelfst. naamw. spoed overijling zelfst. naamw. spoed ijl zelfst. naamw. spoed gehaastheid zelfst. naamw. spoed tempo zelfst. naamw. spoed gang zelfst. naamw. spoedbestelling expresbestelling zelfst. naamw. spoedcursus stoomcursus zelfst. naamw. spoedeisend urgent bijv. naamw. spoedeisend klemmend bijv. naamw. spoedeisend dringend bijv. naamw. spoeden haasten werkwoord spoeden jakkeren werkwoord spoeden reppen werkwoord spoeden snellen werkwoord spoeden voortmaken werkwoord spoeden overhaasten werkwoord spoeden jagen werkwoord spoeden ijlen werkwoord spoeden aanpoten werkwoord spoeden jachten werkwoord spoeden vliegen werkwoord spoeden opschieten werkwoord spoedgeval noodgeval zelfst. naamw. spoedig dra bijv. naamw. spoedig eerstdaags bijv. naamw. spoedig gauw bijv. naamw. spoedig weldra bijv. naamw. spoedig aanstonds bijv. naamw. spoedkarwei spoedklus zelfst. naamw. spoedkarwei spoedopdracht zelfst. naamw. spoedklus spoedkarwei zelfst. naamw. spoedstuk expresse overig. spoedstuk expresbrief overig. spoel filmspoel zelfst. naamw. spoel schietspoel zelfst. naamw. spoel schieter zelfst. naamw. spoel winding zelfst. naamw. spoel winder zelfst. naamw. spoel klos zelfst. naamw. spoel hasp zelfst. naamw. spoelbak afwasbak overig. spoeldrank gorgeldrank overig. spoelen meevoeren werkwoord spoelen omspoelen werkwoord spoelen wegspoelen werkwoord spoelen gorgelen werkwoord spoelen afspoelen werkwoord spoelen doortrekken werkwoord spoelen doorspoelen werkwoord spoelkeuken bijkeuken zelfst. naamw. spoelkeuken pantry zelfst. naamw. spog spuug overig. spog speeksel overig. spog kwijl overig. spoîdylitis wervelontsteking zelfst. naamw. spoken rondwaren werkwoord spoken schimmen zelfst. naamw. spon tap zelfst. naamw. spon toog zelfst. naamw. spon tapkast zelfst. naamw. spon drankbuffet zelfst. naamw. spon buffet zelfst. naamw. spon bar zelfst. naamw. spon spongat zelfst. naamw. spon prop zelfst. naamw. spon plug zelfst. naamw. sponde bed zelfst. naamw. sponde ligbed zelfst. naamw. spondylitis wervelontsteking zelfst. naamw. spongat spon overig. spongat prop overig. spongat plug overig. sponning keep overig. sponsachtig sponzig overig. sponsen afvegen werkwoord sponsen sponzen werkwoord spontaan impulsief bijv. naamw. spontaan vrijwillig bijv. naamw. spontaan pardoes bijv. naamw. spontaan vanzelf bijv. naamw. spontaan onverplicht bijv. naamw. spontaniteit opwelling zelfst. naamw. sponzen sponsen werkwoord sponzig sponsachtig overig. spook angstbeeld zelfst. naamw. spook fantoom zelfst. naamw. spook geestverschijning zelfst. naamw. spook hersenschim zelfst. naamw. spook verschijning zelfst. naamw. spook spookverschijning zelfst. naamw. spook schim zelfst. naamw. spook geest zelfst. naamw. spook- spookachtig overig. spook- spectraal overig. spookachtig griezelig bijv. naamw. spookachtig akelig bijv. naamw. spookachtig macaber bijv. naamw. spookachtig luguber bijv. naamw. spookachtig spook- bijv. naamw. spookachtig spectraal bijv. naamw. spookbeeld hersenschim zelfst. naamw. spookbeeld spook zelfst. naamw. spookbeelden schimmen zelfst. naamw. spookbeelden schrikbeelden zelfst. naamw. spookgestalte spookverschijning overig. spookuur middernacht overig. spookverschijning verschijning zelfst. naamw. spookverschijning spook overig. spookverschijning schim overig. spookverschijning geestverschijning zelfst. naamw. spookverschijning geest overig. spookverschijning spookgestalte overig. spoor aanwijzing zelfst. naamw. spoor overblijfsel zelfst. naamw. spoor rails zelfst. naamw. spoor spoorweg zelfst. naamw. spoor voetafdruk zelfst. naamw. spoor prikkel zelfst. naamw. spoor spoorbaan zelfst. naamw. spoor baan zelfst. naamw. spoorbaan spoorweg zelfst. naamw. spoorbaan spoor zelfst. naamw. spoorbaan rails zelfst. naamw. spoorbaan baan zelfst. naamw. spoorboekje dienstregeling zelfst. naamw. spoorboom afsluitboom zelfst. naamw. spoorelement oligo-element zelfst. naamw. spoorslags direct overig. spoorslags allerijl overig. spoorstaaf rail overig. spoorstaaf rail overig. spoorstaaf rail overig. spoortrein trein zelfst. naamw. spoorwagen spoorwagon zelfst. naamw. spoorwagon rijtuig zelfst. naamw. spoorwagon spoorwagen zelfst. naamw. spoorwagon wagon zelfst. naamw. spoorweg baan zelfst. naamw. spoorweg rails zelfst. naamw. spoorweg spoor zelfst. naamw. spoorweg spoorbaan zelfst. naamw. spoorwegwissel wissel zelfst. naamw. sporadisch incidenteel bijv. naamw. sporadisch zelden bijv. naamw. sporadisch zeldzaam bijv. naamw. sporadisch af en toe bijv. naamw. spore kiemcel overig. sport spel zelfst. naamw. sport trede zelfst. naamw. sportauto sportwagen zelfst. naamw. sportclub gymnastiekvereniging zelfst. naamw. sporthemd shirt zelfst. naamw. sportief fair bijv. naamw. sportkous kous zelfst. naamw. sportman speler zelfst. naamw. sportschoen gymschoen zelfst. naamw. sportschoenen gymschoenen zelfst. naamw. sportschoenen gympjes zelfst. naamw. sportvisser visser zelfst. naamw. sportvisser hengelaar zelfst. naamw. sportwagen sportauto zelfst. naamw. sportzaal zaal zelfst. naamw. spot beschimping zelfst. naamw. spot hoon zelfst. naamw. spot ironie zelfst. naamw. spot reclameboodschap zelfst. naamw. spot reclamespot zelfst. naamw. spot spotternij zelfst. naamw. spot schamp zelfst. naamw. spot belediging zelfst. naamw. spot smaad zelfst. naamw. spot sarcasme zelfst. naamw. spot gespot zelfst. naamw. spot bespotting zelfst. naamw. spot aanfluiting zelfst. naamw. spot schimp zelfst. naamw. spot honenwoorden zelfst. naamw. spotachtig snaaks overig. spotachtig schelms overig. spotachtig schelmachtig overig. spotachtig schalks overig. spotachtig schalkachtig overig. spotachtig ondeugend overig. spotachtig kwajongensachtig overig. spotachtig guitig overig. spotachtig bengelachtig overig. spotdicht satire zelfst. naamw. spotdicht spotschrift zelfst. naamw. spotlight zoeklicht zelfst. naamw. spotnaam spottennaam overig. spotprent karikatuur zelfst. naamw. spotprent spottekening zelfst. naamw. spotprijs krats overig. spotschrift spotdicht overig. spotschrift satire overig. spottekening spotprent overig. spottekening karikatuur overig. spotten schimpen werkwoord spotten schertsen werkwoord spotten honen werkwoord spotten bespotten werkwoord spottend cynisch bijv. naamw. spottend honend bijv. naamw. spottend smalend bijv. naamw. spottend sarcastisch bijv. naamw. spottend sardonisch bijv. naamw. spottend minachtend bijv. naamw. spottend hooghartig bijv. naamw. spottend smadend bijv. naamw. spottend smadelijk bijv. naamw. spottend schamper bijv. naamw. spottend spottenderwijze bijv. naamw. spottenderwijze spottend overig. spottennaam spotnaam overig. spottenopmerking mopje overig. spottenopmerking grapje overig. spotternij aanfluiting zelfst. naamw. spotternij ironie zelfst. naamw. spotternij paskwil zelfst. naamw. spotternij sarcasme zelfst. naamw. spotternij smaad zelfst. naamw. spotternij spot zelfst. naamw. spotternij hoon zelfst. naamw. spotternij gespot zelfst. naamw. spotternij bespotting zelfst. naamw. spotting doorbraakbloeding zelfst. naamw. spotvers schimpdicht overig. spraak taal zelfst. naamw. spraak uitspraak zelfst. naamw. spraakgebruik taalgebruik zelfst. naamw. spraakgebruik woordgebruik zelfst. naamw. spraakkunst grammatica zelfst. naamw. spraakkunst spraakleer zelfst. naamw. spraakleer grammatica zelfst. naamw. spraakleer spraakkunst zelfst. naamw. spraakorgaan mond overig. spraakstoornis afasie zelfst. naamw. spraakvermogen stem zelfst. naamw. spraakzaam kletserig bijv. naamw. spraakzaam loslippig bijv. naamw. spraakzaam praatziek bijv. naamw. spraakzaam praatgraag bijv. naamw. spraakzaam mededeelzaam bijv. naamw. spraakzaam kletsgraag bijv. naamw. spraakzaam indiscreet bijv. naamw. spraakzaam flapuit bijv. naamw. spraakzaam babbelziek bijv. naamw. spraakzaam babbelachtig bijv. naamw. spraakzaamheid babbelachtigheid zelfst. naamw. sprakeloos paf bijv. naamw. sprakeloos perplex bijv. naamw. sprakeloos stom bijv. naamw. sprakeloos stomverbaasd bijv. naamw. sprakeloos zwijgend bijv. naamw. sprakeloos overbluft bijv. naamw. sprakeloos verwonderd bijv. naamw. sprakeloos verstomd bijv. naamw. sprakeloos verbluft bijv. naamw. sprakeloos verbijsterd bijv. naamw. sprakeloos verbaasd bijv. naamw. sprankelen fonkelen werkwoord sprankelen mousseren werkwoord sprankelen parelen werkwoord sprankelen fonkeling zelfst. naamw. sprankelen schittering werkwoord sprankelen glitter werkwoord sprankelen tintelen werkwoord sprankelen opbruisen werkwoord sprankelen twinkelen werkwoord sprankelen stralen werkwoord sprankelen schijnen werkwoord sprankelen glanzen werkwoord sprankelen flikkeren werkwoord sprankelend energiek overig. sprankeltje vonkje overig. sprankje schim zelfst. naamw. sprankje vleugje zelfst. naamw. sprankjes restjes zelfst. naamw. spray aërosol zelfst. naamw. spray nevel zelfst. naamw. spray sproeimiddel zelfst. naamw. spreekbeurt lezing zelfst. naamw. spreekbeurt redevoering zelfst. naamw. spreekbeurt voordracht zelfst. naamw. spreekbeurt toespraak zelfst. naamw. spreekbeurt speech zelfst. naamw. spreekbeurt rede zelfst. naamw. spreekbuis orgaan zelfst. naamw. spreekcel telefooncel overig. spreekcel cabine overig. spreekgestoelte preeksto overig. spreekgestoelte kans overig. spreekhoorn spreektrompet overig. spreektaal omgangstaal zelfst. naamw. spreektrompet spreekhoorn overig. spreekwijze frase zelfst. naamw. spreekwoord spreuk zelfst. naamw. sprei beddensprei zelfst. naamw. sprei deken zelfst. naamw. spreiden decentraliseren werkwoord spreiden uitspreiden werkwoord spreiden ontvouwen werkwoord spreiding decentralisatie zelfst. naamw. spreken converseren werkwoord spreken onderhouden werkwoord spreken pleiten werkwoord spreken praten werkwoord spreken reppen werkwoord spreken uiten werkwoord spreken zeggen werkwoord spreken communiceren werkwoord spreken zwammen werkwoord spreken wauwelen werkwoord spreken snateren werkwoord spreken kwetteren werkwoord spreken kwekken werkwoord spreken kwebbelen werkwoord spreken kletsen werkwoord spreken klappen werkwoord spreken kakelen werkwoord spreken babbelen werkwoord spreken praten werkwoord sprekend expressief bijv. naamw. sprekend saillant bijv. naamw. sprekend beeldend bijv. naamw. sprekend net bijv. naamw. sprekend plastisch bijv. naamw. spreker redenaar zelfst. naamw. spreker redevoerder zelfst. naamw. spreker lector zelfst. naamw. sprenkelen besprenkelen werkwoord spreuk adagium zelfst. naamw. spreuk gezegde zelfst. naamw. spreuk leus zelfst. naamw. spreuk parool zelfst. naamw. spreuk leuze zelfst. naamw. spriet sigaar zelfst. naamw. spriet skelet zelfst. naamw. spriet voelspriet zelfst. naamw. spriet voelhoren zelfst. naamw. spriet antenne zelfst. naamw. sprieterig tenger overig. sprieterig spichtig overig. sprieterig mager overig. sprietig tenger bijv. naamw. sprietig spinachtig bijv. naamw. sprietig piekerig bijv. naamw. spring-in-`t-veld dwaallicht overig. springbron fontein zelfst. naamw. springen barsten werkwoord springen dansen werkwoord springen exploderen werkwoord springen kaatsen werkwoord springen ontploffen werkwoord springen opspringen werkwoord springen wippen werkwoord springen ploffen werkwoord springen klappen werkwoord springen afspringen werkwoord springend springenderwijs overig. springenderwijs springend overig. springenderwijs sprongsgewijs overig. springloop galop overig. springloop galop overig. springloop galop overig. springschans schans zelfst. naamw. springveer veer zelfst. naamw. springzaad balsemien overig. springzaad balsamine overig. springzaad balsamien overig. sprint spurt zelfst. naamw. sprinten sjezen werkwoord sprinten pezen werkwoord sprinten hollen werkwoord sprinten draven werkwoord sprinter jogger zelfst. naamw. sprinter korteafstandloper zelfst. naamw. sprinter renner zelfst. naamw. sprinter loper zelfst. naamw. sprinter hardloper zelfst. naamw. sproeien bespuiten werkwoord sproeien gieten werkwoord sproeien wateren werkwoord sproeien bevloeien werkwoord sproeien besproeien werkwoord sproeien begieten werkwoord sproeien bevochtigen werkwoord sproeier tuinslang zelfst. naamw. sproeier rooster zelfst. naamw. sproeier broes zelfst. naamw. sproeier straalpijp zelfst. naamw. sproeimiddel spray overig. sproeipoep diarree overig. sproet vlek overig. sproet spikkel overig. sproet spat overig. sproet flecker overig. sproet bevlekken overig. sproet bespikkelen overig. sproeten zomersproeten overig. sprokkelaar lezer overig. sprokkelaar inzamelaar overig. sprokkelen sprokkeling werkwoord sprokkeling sprokkelen overig. sprokkelmaand schrikkelmaand zelfst. naamw. sprokkelmaand februari zelfst. naamw. sprong duik zelfst. naamw. sprong hoogtesprong zelfst. naamw. sprong stijging zelfst. naamw. sprong hoogspringen zelfst. naamw. sprong gesprongen zelfst. naamw. sprongen scheuren overig. sprongen barsten overig. sprongsgewijs springenderwijs overig. sprookje legende zelfst. naamw. sprookje sprookjesverhaal zelfst. naamw. sprookje verhaal zelfst. naamw. sprookje verzinsel zelfst. naamw. sprookje verdichtsel zelfst. naamw. sprookje verdichting zelfst. naamw. sprookje leugen zelfst. naamw. sprookje fictie zelfst. naamw. sprookje fabel zelfst. naamw. sprookje bedenksel zelfst. naamw. sprookjesachtig idyllisch bijv. naamw. sprookjesachtig romantisch bijv. naamw. sprookjesachtig toverachtig bijv. naamw. sprookjesachtig feeëriek bijv. naamw. sprookjesachtig droomachtig bijv. naamw. sprookjesverhaal sprookje zelfst. naamw. spruit kind zelfst. naamw. spruit loot zelfst. naamw. spruit plantestekje zelfst. naamw. spruit stekje zelfst. naamw. spruit baby zelfst. naamw. spruit scheut zelfst. naamw. spruit afstammeling zelfst. naamw. spruit stek zelfst. naamw. spruit schoot zelfst. naamw. spruit ent zelfst. naamw. spruit ent zelfst. naamw. spruit ent zelfst. naamw. spruiten afkomstig zijn werkwoord spruiten uitbotten werkwoord spruiten voortspruiten werkwoord spruiten afstammen zelfst. naamw. spruiten stekken zelfst. naamw. spruiten voortkomen werkwoord spruiten stammen werkwoord spruiten ontspruiten werkwoord spruiten ontluiken werkwoord spruiten schoten werkwoord spruiten scheuten werkwoord spruiten uitschieten werkwoord spugen kotsen werkwoord spugen schuimbekken werkwoord spugen spuwen werkwoord spugen braken zelfst. naamw. spugen vomeren werkwoord spugen overgeven werkwoord spugen uitbraken werkwoord spui afvoerbuis zelfst. naamw. spui afwatering zelfst. naamw. spui riool zelfst. naamw. spui regenpijp zelfst. naamw. spui afwateringsbuis zelfst. naamw. spuien uiten werkwoord spuien uitspuwen werkwoord spuien lozen zelfst. naamw. spuien uitwateren werkwoord spuit injectienaald zelfst. naamw. spuit injectiespuit zelfst. naamw. spuit shot zelfst. naamw. spuit injectiespuitje zelfst. naamw. spuit injectie zelfst. naamw. spuit brandspuit zelfst. naamw. spuitbus verstuiver zelfst. naamw. spuiten injecteren werkwoord spuiten scoren werkwoord spuiten uitspuiten werkwoord spuiter junk zelfst. naamw. spuiter drugsverslaafspuit zelfst. naamw. spuitgast brandweerman zelfst. naamw. spuitgasten brandweerlieden overig. spuitje injectie zelfst. naamw. spuitje prik zelfst. naamw. spuitje inspuiting zelfst. naamw. spuitwater soda zelfst. naamw. spuitwater sodawater zelfst. naamw. spuitwaterfles sifon overig. spul bezitting zelfst. naamw. spul goedje zelfst. naamw. spul materiaal zelfst. naamw. spullen bedoening zelfst. naamw. spullen boel zelfst. naamw. spullen bundel zelfst. naamw. spullen dingen zelfst. naamw. spullen goedje zelfst. naamw. spullen kleding zelfst. naamw. spullen waar zelfst. naamw. spullen zaken zelfst. naamw. spullen zaakjes zelfst. naamw. spulletjes prullaria zelfst. naamw. spurt sprint zelfst. naamw. spurt versnelling zelfst. naamw. spurt bevordering zelfst. naamw. spurten sjezen werkwoord sputteren haperen werkwoord sputteren ploffen werkwoord sputteren pruttelen werkwoord sputteren tegensputteren werkwoord sputteren tegenpruttelen werkwoord sputteren protesteren werkwoord sputum slijm zelfst. naamw. sputum fluim zelfst. naamw. spuug speeksel zelfst. naamw. spuug spog zelfst. naamw. spuug kwijl zelfst. naamw. spuugbak spuwbak overig. spuugbak kwispedoor overig. spuugmiddel kotsmiddel overig. spuugmiddel braakmiddel overig. spuugmisselijk spuugzat bijv. naamw. spuugzat spuugmisselijk overig. spuwbak spuugbak overig. spuwbak kwispedoor overig. spuwen hoesten werkwoord spuwen kotsen werkwoord spuwen opgeven werkwoord spuwen overgeven werkwoord spuwen rochelen werkwoord spuwen spugen werkwoord spuwen uitwerpen werkwoord spuwen braken zelfst. naamw. spuwen gespuug zelfst. naamw. spuwen gespuw werkwoord spuwen uitbraken werkwoord squadron escadrille zelfst. naamw. squameus schilferend bijv. naamw. staaf baar zelfst. naamw. staaf balk zelfst. naamw. staaf roede zelfst. naamw. staaf schacht zelfst. naamw. staaf spijl zelfst. naamw. staaf staf zelfst. naamw. staaf stang zelfst. naamw. staaf stok zelfst. naamw. staaf tablet zelfst. naamw. staaf reep zelfst. naamw. staaf plak zelfst. naamw. staaf pastille zelfst. naamw. staaf baton zelfst. naamw. staak paal zelfst. naamw. staak roede zelfst. naamw. staak stok zelfst. naamw. staal ijzerlegering zelfst. naamw. staal monster zelfst. naamw. staal specimen zelfst. naamw. staal staaltje zelfst. naamw. staal proeve zelfst. naamw. staal proefje zelfst. naamw. staal model zelfst. naamw. staalbevattend staalhoudend overig. staalblauw blauw bijv. naamw. staalhard steenhard overig. staalhard keihard overig. staalhard ijzerhard overig. staalhard bikkelhard overig. staalhoudend staalbevattend overig. staaltje blijk zelfst. naamw. staaltje proef zelfst. naamw. staaltje specimen zelfst. naamw. staaltje staal zelfst. naamw. staaltje proeve zelfst. naamw. staaltje proefje zelfst. naamw. staaltje monster zelfst. naamw. staaltje model zelfst. naamw. staan ogen werkwoord staan passen werkwoord staan trappen werkwoord staan zijn werkwoord staan zitten werkwoord staan voet werkwoord staan poot werkwoord staan onderstel werkwoord staand overeind bijv. naamw. staand rechtop bijv. naamw. staander drager zelfst. naamw. staander onderstel zelfst. naamw. staander stijl zelfst. naamw. staander rek zelfst. naamw. staander poot zelfst. naamw. staander paraplubak zelfst. naamw. staanplaats plaats zelfst. naamw. staanreceptie borr overig. staanrecepties borrels overig. staart pluim zelfst. naamw. staart paardenstaart zelfst. naamw. staartbeen stuitbeen overig. staartje overschot zelfst. naamw. staartklok uurwerk zelfst. naamw. staartster komeet zelfst. naamw. staartstuk stuit zelfst. naamw. staat gesteldheid zelfst. naamw. staat land zelfst. naamw. staat lijst zelfst. naamw. staat natie zelfst. naamw. staat opsomming zelfst. naamw. staat overheid zelfst. naamw. staat toestand zelfst. naamw. staat opnoeming zelfst. naamw. staat rijk zelfst. naamw. staat staatje zelfst. naamw. staat overzicht zelfst. naamw. staat opgave zelfst. naamw. staat opgaaf zelfst. naamw. staat staatsinrichting zelfst. naamw. staat conditie zelfst. naamw. staat positie zelfst. naamw. staathuishoudkun volkshuishouding overig. staathuishoudkun economie overig. staathuishoudkunde economie zelfst. naamw. staatje staat overig. staatje overzicht overig. staatje opgave overig. staatje opgaaf overig. staatje lijst overig. staatkun politiek overig. staatkunde politiek zelfst. naamw. staatkundig politiek bijv. naamw. staatloze ontheemde overig. staatsambtenaar ambtenaar zelfst. naamw. staatsambtenaar staatsdienaar zelfst. naamw. staatsambtenaar staatsbeambte zelfst. naamw. staatsambtenaar rijksbeambte zelfst. naamw. staatsambtenaar rijksambtenaar zelfst. naamw. staatsambtenaar landsdienaar zelfst. naamw. staatsbeambte staatsdienaar overig. staatsbeambte staatsambtenaar overig. staatsbeambte rijksbeambte overig. staatsbeambte rijksambtenaar overig. staatsbeambte landsdienaar overig. staatsbelasting rijksbelasting zelfst. naamw. staatsbeleid politiek zelfst. naamw. staatsbeleid regeringsbeleid zelfst. naamw. staatsbestel regeringsvorm zelfst. naamw. staatsbestel regime zelfst. naamw. staatsbestel regeringsstelsel zelfst. naamw. staatsbestel bewind zelfst. naamw. staatsbestuur bewind zelfst. naamw. staatsblad staatscourant overig. staatsburger burger zelfst. naamw. staatsburgerschap burgerschap zelfst. naamw. staatscourant staatsblad overig. staatsdienaar ambtenaar zelfst. naamw. staatsdienaar staatsbeambte zelfst. naamw. staatsdienaar staatsambtenaar zelfst. naamw. staatsdienaar rijksbeambte zelfst. naamw. staatsdienaar rijksambtenaar zelfst. naamw. staatsdienaar landsdienaar zelfst. naamw. staatsgreep coup zelfst. naamw. staatsgreep putsch zelfst. naamw. staatshoofd koning zelfst. naamw. staatshoofd president zelfst. naamw. staatshuishouding nationaeconomie overig. staatsie plechtigheid zelfst. naamw. staatsie voorstelling zelfst. naamw. staatsie vertoning zelfst. naamw. staatsie show zelfst. naamw. staatsie para zelfst. naamw. staatsie opvoering zelfst. naamw. staatsie stoet zelfst. naamw. staatsie processie zelfst. naamw. staatsiekleding gala zelfst. naamw. staatsinrichting staatsbestel zelfst. naamw. staatsinrichting staatsvorm zelfst. naamw. staatsinrichting staat zelfst. naamw. staatsinrichting staatsstructuur zelfst. naamw. staatskas schatkist zelfst. naamw. staatskas thesaurie zelfst. naamw. staatsmanschap staatsmanskunst overig. staatsmanskunst staatsmanschap overig. staatsrechtelijk constitutioneel bijv. naamw. staatsrechtelijk grondwettelijk bijv. naamw. staatsrechtelijk grondwettig bijv. naamw. staatsstructuur staatsvorm overig. staatsstructuur staatsinrichting overig. staatsvorm staatsinrichting zelfst. naamw. staatsvorm staatsstructuur zelfst. naamw. stabiel stevig bijv. naamw. stabilisatie evenwichtstoestand zelfst. naamw. stabilisatie stabilisering zelfst. naamw. stabiliseren stabimaken werkwoord stabilisering stabilisatie overig. stabiliteit duurzaamheid zelfst. naamw. stabimaken stabiliseren overig. stad plaats zelfst. naamw. stad plaats zelfst. naamw. stad plaats zelfst. naamw. stadbewoner stedeling zelfst. naamw. stadbewoner stadsbewoner zelfst. naamw. stadhou rijksbestuurder overig. stadhou regent overig. stadhou landvoogd overig. stadhou gouverneur overig. stadhou plaatsbekle overig. stadhouder landvoogd zelfst. naamw. stadhouder plaatsbekleder zelfst. naamw. stadhuis raadhuis zelfst. naamw. stadhuis gemeentehuis zelfst. naamw. stadionring ring zelfst. naamw. stadium ontwikkelingsfase zelfst. naamw. stadium ontwikkelingsstadium zelfst. naamw. stadium ontwikkelingsfa zelfst. naamw. stadium fa zelfst. naamw. stadium fase overig. stads stedelijk bijv. naamw. stads urbaan bijv. naamw. stadsbestuur gemeentebestuur zelfst. naamw. stadsbestuur gemeenteraad zelfst. naamw. stadsbestuur stadsregering zelfst. naamw. stadsbestuur stadsraad zelfst. naamw. stadsbewoner stedeling overig. stadsbewoner stadbewoner overig. stadsdeel stadswijk zelfst. naamw. stadsdeel woonwijk zelfst. naamw. stadsdeel wijk zelfst. naamw. stadsdeel stadskwartier zelfst. naamw. stadsdeel sectie zelfst. naamw. stadsdeel plein zelfst. naamw. stadsdeel handelswijk zelfst. naamw. stadsdeel centrum zelfst. naamw. stadsdeel buurt zelfst. naamw. stadsdeel buitenwijk zelfst. naamw. stadsgracht gracht zelfst. naamw. stadsgracht singel zelfst. naamw. stadsgracht sing zelfst. naamw. stadskaart plattegrond overig. stadskaart grondplan overig. stadskwartier woonwijk overig. stadskwartier wijk overig. stadskwartier stadswijk overig. stadskwartier stadsdeel overig. stadskwartier sectie overig. stadskwartier plein overig. stadskwartier handelswijk overig. stadskwartier centrum overig. stadskwartier buurt overig. stadskwartier buitenwijk overig. stadspark gemeentepark overig. stadsraad stadsregering overig. stadsraad stadsbestuur overig. stadsraad gemeenteraad overig. stadsregering stadsraad overig. stadsregering stadsbestuur overig. stadsregering gemeenteraad overig. stadsreiniging reinigingsdienst zelfst. naamw. stadsvernieuwing nieuwbouw zelfst. naamw. stadswal wal zelfst. naamw. stadswal veste zelfst. naamw. stadswapen gemeentewapen overig. stadswijk buitenwijk zelfst. naamw. stadswijk buurt zelfst. naamw. stadswijk centrum zelfst. naamw. stadswijk plein zelfst. naamw. stadswijk sectie zelfst. naamw. stadswijk stadsdeel zelfst. naamw. stadswijk wijk zelfst. naamw. stadswijk woonwijk zelfst. naamw. stadswijk stadskwartier zelfst. naamw. stadswijk handelswijk zelfst. naamw. staf directie zelfst. naamw. staf personeel zelfst. naamw. staf staaf zelfst. naamw. staf stok zelfst. naamw. staf kader zelfst. naamw. staf stang zelfst. naamw. staf baton zelfst. naamw. stafdrager koster overig. staffen batons overig. staflid kaderlid zelfst. naamw. stafmedewerker functionaris zelfst. naamw. stafmedewerker officier zelfst. naamw. stafrijm alliteratie overig. stag steuntouw zelfst. naamw. stag touw zelfst. naamw. stage leertijd zelfst. naamw. stagiair leerling zelfst. naamw. stagiair trainee zelfst. naamw. stagnatie oponthoud zelfst. naamw. stagnatie stilstand zelfst. naamw. stagnatie stuwing zelfst. naamw. stagneren achterblijven werkwoord stagneren haperen werkwoord staken beëindigen werkwoord staken beindigen werkwoord staken eindigen zelfst. naamw. staken staking zelfst. naamw. staken uitscheiden zelfst. naamw. staken stoppen zelfst. naamw. staken ophouden zelfst. naamw. staken opgeven zelfst. naamw. staken kappen zelfst. naamw. staken afhaken zelfst. naamw. staken werkonderbreken zelfst. naamw. staken werkonderbreking zelfst. naamw. staken gestaak zelfst. naamw. staking staken zelfst. naamw. staking werkonderbreking zelfst. naamw. staking werkstaking zelfst. naamw. staking gestaak zelfst. naamw. stakker drommel zelfst. naamw. stakker stumper zelfst. naamw. stakker zielenpiet zelfst. naamw. stakker dromm zelfst. naamw. stakkerd sukkelaar overig. stakkerig zielig overig. stakkerig jammerlijk overig. stakkerig erbarmelijk overig. stakkerig beklagenswaardig overig. stakkers stumpers overig. stal kooi zelfst. naamw. stal schuur zelfst. naamw. stalen harden werkwoord stalen verharden zelfst. naamw. stalen temperen zelfst. naamw. stalen uitharden zelfst. naamw. staljongen stalknecht overig. stalknecht staljongen overig. stalletje kraam zelfst. naamw. stalletje stand zelfst. naamw. stalletjes stands overig. stalletjes kraampjes overig. stalling rijwielstalling zelfst. naamw. stalling schuur zelfst. naamw. stalmest mest zelfst. naamw. stam familie zelfst. naamw. stam phylum zelfst. naamw. stam stamvorm zelfst. naamw. stam volk zelfst. naamw. stam volksstam zelfst. naamw. stam etymon zelfst. naamw. stam- romp- overig. stamboek stamboom zelfst. naamw. stamboek stamregister zelfst. naamw. stamboek stamlijst zelfst. naamw. stamboek geslachtsregister zelfst. naamw. stamboek geslachtslijst zelfst. naamw. stamboeken stambomen overig. stamboeken geslachtsregisters overig. stamboeken geslachtslijsten overig. stamboeken genealogieën overig. stambomen stamboeken overig. stambomen geslachtsregisters overig. stambomen geslachtslijsten overig. stambomen genealogieën overig. stamboom geslachtsregister zelfst. naamw. stamboom stamboek zelfst. naamw. stamboom pedigree zelfst. naamw. stamboom stamregister zelfst. naamw. stamboom stamlijst zelfst. naamw. stamboom geslachtslijst zelfst. naamw. stamboomonderzoek genealogie overig. stamcafé stamkroeg zelfst. naamw. stamelen hakkelen werkwoord stamelen stotteren werkwoord stamelen haperen werkwoord stamelend gebroken bijv. naamw. stamgast gast zelfst. naamw. stamgast habitué zelfst. naamw. stamhoofd opperhoofd zelfst. naamw. stamhoofd hoofdman zelfst. naamw. stamhoofd hoofdlei zelfst. naamw. stamhoofd hoofd zelfst. naamw. stamhuis familie zelfst. naamw. stamhuis geslacht zelfst. naamw. stamkaart moederkaart zelfst. naamw. stamkapitaal grondkapitaal overig. stamkroeg stamcafé zelfst. naamw. stamlijst stamregister overig. stamlijst stamboom overig. stamlijst stamboek overig. stamlijst geslachtsregister overig. stamlijst geslachtslijst overig. stamlijst veestamlijst overig. stammen afstammen werkwoord stammen boomstammen zelfst. naamw. stammen volksstammen zelfst. naamw. stammen voortkomen zelfst. naamw. stammen spruiten zelfst. naamw. stammen ontspruiten zelfst. naamw. stammoe oermoe overig. stammoeder oermoeder zelfst. naamw. stampei drukte zelfst. naamw. stampei gedoe zelfst. naamw. stampei heibel zelfst. naamw. stampei stennis zelfst. naamw. stampei tamtam zelfst. naamw. stampei trammelant zelfst. naamw. stampen fijnstampen werkwoord stampen pompen werkwoord stampen pulveriseren werkwoord stampen stampvoeten werkwoord stampen trappelen werkwoord stampen fijnmaken overig. stamper vruchtbeginsel zelfst. naamw. stamper klepstoter zelfst. naamw. stampvoeten stampen werkwoord stampvoeten trappelen werkwoord stampvol afgeladen bijv. naamw. stampvol propvol bijv. naamw. stampvol tjokvol bijv. naamw. stampvol overvol bijv. naamw. stampvol knalvol bijv. naamw. stamregister stamlijst overig. stamregister stamboom overig. stamregister stamboek overig. stamregister geslachtsregister overig. stamregister geslachtslijst overig. stamva stichter overig. stamva oprichtster overig. stamva oprichter overig. stamva grondvester overig. stamva grondlegger overig. stamvader grondlegger zelfst. naamw. stamvader patriarch zelfst. naamw. stamvader vader zelfst. naamw. stamvaders oervaders overig. stamvorm stam zelfst. naamw. stamvorm etymon zelfst. naamw. stamvormen etymonen overig. stand gesteldheid zelfst. naamw. stand klasse zelfst. naamw. stand kraam zelfst. naamw. stand lichaamshouding zelfst. naamw. stand ligging zelfst. naamw. stand niveau zelfst. naamw. stand status zelfst. naamw. stand standje zelfst. naamw. stand po zelfst. naamw. stand houding zelfst. naamw. stand stalletje zelfst. naamw. stand slag zelfst. naamw. stand rang zelfst. naamw. stand orde zelfst. naamw. stand klas zelfst. naamw. stand plan zelfst. naamw. stand peil zelfst. naamw. stand laag zelfst. naamw. stand toestand zelfst. naamw. stand situatie zelfst. naamw. stand standing zelfst. naamw. stand-in dubbel zelfst. naamw. standaard stereotiep bijv. naamw. standaard criterium zelfst. naamw. standaard norm zelfst. naamw. standaard onderstel zelfst. naamw. standaard vaandel zelfst. naamw. standaard maatstaf zelfst. naamw. standaard eenheidsmaat zelfst. naamw. standaard vlag zelfst. naamw. standaard vendel zelfst. naamw. standaard vaan zelfst. naamw. standaard banier zelfst. naamw. standaardisatie harmonisatie zelfst. naamw. standaardisatie normalisatie zelfst. naamw. standaardiseren harmoniseren werkwoord standaardiseren normaliseren werkwoord standaardmaat ijkmaat overig. standaardprocedure routine zelfst. naamw. standaardverzekering basisverzekering zelfst. naamw. standbeeld beeld zelfst. naamw. standbeeld monument zelfst. naamw. standhouden aanhouden werkwoord standhouden volharden werkwoord standhouden weerstaan werkwoord standhouden voortduren werkwoord standhouden duren werkwoord standhouden beklijven werkwoord standhouden volhouden werkwoord standhouden doorzetten werkwoord standhouden doorgaan werkwoord standing status zelfst. naamw. standing stand zelfst. naamw. standje berisping zelfst. naamw. standje lichaamshouding zelfst. naamw. standje schrobbering zelfst. naamw. standje terechtwijzing zelfst. naamw. standje verwijt zelfst. naamw. standje uitbrander zelfst. naamw. standje blaam zelfst. naamw. standje reprimande zelfst. naamw. standje stand zelfst. naamw. standje po zelfst. naamw. standje houding zelfst. naamw. standje lering zelfst. naamw. standje gisping zelfst. naamw. standje uitbran zelfst. naamw. standjes berispingkjes zelfst. naamw. standplaats post zelfst. naamw. standplaats taxistandplaats zelfst. naamw. standpunt gezichtspunt zelfst. naamw. standpunt stellingname zelfst. naamw. standpunt zienswijze zelfst. naamw. standpunt visie zelfst. naamw. standpunt opvatting zelfst. naamw. standpunt mening zelfst. naamw. standpunt inzicht zelfst. naamw. standpunt interpretatie zelfst. naamw. standpunt idee zelfst. naamw. standpunt denkbeeld zelfst. naamw. standpunt opinie zelfst. naamw. standpunt oordeel zelfst. naamw. standpunt lezing zelfst. naamw. standpunt thema zelfst. naamw. standpunt standpuntbepaling zelfst. naamw. standpunt positie zelfst. naamw. standpunt houding zelfst. naamw. standpunt bewering zelfst. naamw. standpunt zienswijs zelfst. naamw. standpunt perspectief zelfst. naamw. standpunt oogpunt zelfst. naamw. standpunt invalshoek zelfst. naamw. standpunt gezichtshoek zelfst. naamw. standpuntbepaling thema overig. standpuntbepaling stellingname overig. standpuntbepaling standpunt overig. standpuntbepaling positie overig. standpuntbepaling houding zelfst. naamw. standpuntbepaling bewering zelfst. naamw. stands stalletjes overig. stands kraampjes overig. standvastig bestendig bijv. naamw. standvastig ferm bijv. naamw. standvastig onverzettelijk bijv. naamw. standvastig onwrikbaar bijv. naamw. standvastig kordaat bijv. naamw. standvastig volhardend bijv. naamw. standvastig vasthoudend bijv. naamw. standvastig pal bijv. naamw. standvastig onwankelbaar bijv. naamw. standvastigheid vastberadenheid zelfst. naamw. standvastigheid vasthoudendheid zelfst. naamw. standvastigheid beslistheid zelfst. naamw. standwerker koopman zelfst. naamw. stang roede zelfst. naamw. stang staaf zelfst. naamw. stang stok zelfst. naamw. stang staf zelfst. naamw. stang baton zelfst. naamw. stangen jennen werkwoord stangen sarren werkwoord stangen zieken werkwoord stangen uitdagen werkwoord stangen treiteren werkwoord stangen tergen werkwoord stangen tarten werkwoord stangen plagen werkwoord stangen pesten werkwoord stank lucht zelfst. naamw. stank kwareuk zelfst. naamw. stankafsluiter sifon overig. stansen ponsen werkwoord stansen doorponsen werkwoord stap actie zelfst. naamw. stap fase zelfst. naamw. stap pas zelfst. naamw. stap schrede zelfst. naamw. stap voetafdruk zelfst. naamw. stap ophoping zelfst. naamw. stap opeenstapeling zelfst. naamw. stap opeenhoping zelfst. naamw. stap hoop zelfst. naamw. stap accumulatie zelfst. naamw. stap opstapeling zelfst. naamw. stap tred zelfst. naamw. stapel belust bijv. naamw. stapel getikt bijv. naamw. stapel berg zelfst. naamw. stapel hoop zelfst. naamw. stapel opeenhoping zelfst. naamw. stapel opeenstapeling zelfst. naamw. stapel opstapeling zelfst. naamw. stapel troep zelfst. naamw. stapel tas zelfst. naamw. stapel schare zelfst. naamw. stapel menigte zelfst. naamw. stapel massa zelfst. naamw. stapel drom zelfst. naamw. stapel boel zelfst. naamw. stapelbaar opstapelbaar overig. stapelen ophopen zelfst. naamw. stapelen opstapelen zelfst. naamw. stapelen opeenhopen zelfst. naamw. stapelgek bezeten bijv. naamw. stapelgek halfgaar bijv. naamw. stapelgek horendol zelfst. naamw. stapels hopen zelfst. naamw. stapeltje hoopje overig. stappen benen werkwoord stappen boemelen werkwoord stappen voetstappen zelfst. naamw. stappen lopen werkwoord stappen gaan werkwoord stappen treden werkwoord stappen schrijden werkwoord stappen schreden werkwoord stappen passen werkwoord stappen uitgaan werkwoord stapsgewijs allengs bijv. naamw. stapsgewijs geleidelijk bijv. naamw. stapsgewijs langzamerhand bijv. naamw. stapsgewijs gaandeweg bijv. naamw. star onbeweeglijk bijv. naamw. star strak bijv. naamw. star bekrompen bijv. naamw. star verstard bijv. naamw. star rigide overig. staren aanschouwen werkwoord staren aanstaren werkwoord staren gapen werkwoord staren kijken werkwoord staren slapen werkwoord staren turen werkwoord staren zien werkwoord staren opmerken werkwoord staren ontwaren werkwoord staren onderscheiden werkwoord staren bekijken werkwoord starheid stugheid zelfst. naamw. starheid houterigheid zelfst. naamw. starheid harkerigheid zelfst. naamw. starheid stuursheid zelfst. naamw. starheid strafheid zelfst. naamw. starheid stijfheid zelfst. naamw. starheid dogmatisme overig. starheid dogmatisme overig. starheid dogmatisme overig. start aanvang zelfst. naamw. start begin zelfst. naamw. start openingsplechtigheid zelfst. naamw. start opening zelfst. naamw. start inzet zelfst. naamw. starten aanvangen werkwoord starten aanzetten werkwoord starten beginnen werkwoord starten inluiden werkwoord starten inschakelen werkwoord starten lanceren werkwoord starten op gang brengen werkwoord starten op weg gaan werkwoord starten opwerpen werkwoord starten openen werkwoord starten entameren werkwoord starten aansnijden werkwoord starten aanknopen werkwoord starten aankaarten werkwoord starten aanmaken werkwoord starten aandoen werkwoord starten triggeren overig. startend beginnend overig. startenondernemers starters overig. starter beginneling zelfst. naamw. starters startenondernemers overig. startklaar paraat bijv. naamw. startpunt vertrekpunt zelfst. naamw. starttijd aanvangstijd zelfst. naamw. starttijd vertrektijd zelfst. naamw. starttijd begintijd zelfst. naamw. stase stilstand zelfst. naamw. statement mededeling zelfst. naamw. statement verklaring zelfst. naamw. statement uitlegging zelfst. naamw. statement toelichting zelfst. naamw. statement opheldering zelfst. naamw. statement declaratie zelfst. naamw. statement bewering zelfst. naamw. statement bevestiging zelfst. naamw. statement aangifte zelfst. naamw. statenbond bond zelfst. naamw. statenbond federatie zelfst. naamw. statenbond liga zelfst. naamw. statenbond unie zelfst. naamw. statief driepoot zelfst. naamw. statig deftig bijv. naamw. statig eerbiedwaardig bijv. naamw. statig indrukwekkend bijv. naamw. statig majestueus bijv. naamw. statig nobel bijv. naamw. statig plechtstatig bijv. naamw. statig waardig bijv. naamw. statig vorstelijk bijv. naamw. statig trots bijv. naamw. statig plechtig bijv. naamw. statig parmantig bijv. naamw. statig parmant bijv. naamw. statig fier bijv. naamw. statig aanzienlijk bijv. naamw. statig verheven bijv. naamw. statigheid gedragenheid zelfst. naamw. statigheid plechtigheid zelfst. naamw. statigheid eerbiedwaardigheid zelfst. naamw. statigheid deftigheid zelfst. naamw. statigheid vormelijkheid zelfst. naamw. statigheid voornaamheid zelfst. naamw. statigheid plechtstatigheid zelfst. naamw. station wachtzaal zelfst. naamw. station-car combi overig. stationair constant bijv. naamw. stationeren deponeren werkwoord stationeren geplaatst werkwoord stationeren installeren werkwoord stationeren plaatsen werkwoord stationeren posten werkwoord stationeren zetten werkwoord stationeren neerzetten werkwoord stationeren neerleggen werkwoord stationeren leggen werkwoord stationeren posteren werkwoord stations radiostation zelfst. naamw. stations zendstation zelfst. naamw. stations zen zelfst. naamw. stationsrestauratie restauratie zelfst. naamw. statisch immobiel bijv. naamw. status aanzien zelfst. naamw. status prestige zelfst. naamw. status stand zelfst. naamw. status achtbaarheid zelfst. naamw. status toestand zelfst. naamw. status imago overig. status imago overig. status imago overig. status quo bestaande toestand overig. statuur formaat zelfst. naamw. statuut handvest zelfst. naamw. staven beamen werkwoord staven bekrachtigen werkwoord staven bewijzen werkwoord staven documenteren werkwoord staven aantonen werkwoord staven goedkeuren werkwoord staven bevestigen werkwoord staven onderschrijven werkwoord ste steng overig. ste halm overig. steak biefstuk zelfst. naamw. steatose vervetting zelfst. naamw. stedelijk stads bijv. naamw. stedelijk urbaan bijv. naamw. stedeling burger zelfst. naamw. stedeling stadbewoner zelfst. naamw. stedeling stadsbewoner zelfst. naamw. stedenbouw planologie zelfst. naamw. stedenbouwkundige architect zelfst. naamw. steeds altijd bijv. naamw. steeds voortdurend bijv. naamw. steeds almaar bijv. naamw. steeds alsmaar bijv. naamw. steeds stads bijv. naamw. steeds telkens bijv. naamw. steeds immer bijv. naamw. steeds altoos bijv. naamw. steeds permanent bijv. naamw. steeds onophoudelijk bijv. naamw. steeds doorlopend bijv. naamw. steeds continu bijv. naamw. steeds constant bijv. naamw. steeds ononderbroken bijv. naamw. steeds hetijd bijv. naamw. steeds gedurig bijv. naamw. steeds continue bijv. naamw. steeds aldoor bijv. naamw. steeg slop zelfst. naamw. steeg straat zelfst. naamw. steeg dopunt zelfst. naamw. steek borduursteek zelfst. naamw. steek messteek zelfst. naamw. steek ondersteek zelfst. naamw. steek priem zelfst. naamw. steek schimpscheut zelfst. naamw. steek strik zelfst. naamw. steek maas zelfst. naamw. steek breisteek zelfst. naamw. steek po overig. steek po overig. steek po overig. steekcontact stekker zelfst. naamw. steekcontact stekkertje zelfst. naamw. steekhoudend degelijk bijv. naamw. steekhoudend solide bijv. naamw. steekhoudend logisch bijv. naamw. steekhoudend gegrond bijv. naamw. steekhoudend gefundeerd bijv. naamw. steekhoudend aannemelijk bijv. naamw. steekkar steekwagen zelfst. naamw. steekmug mug zelfst. naamw. steekpenning smeergeld zelfst. naamw. steekpenningen smeergelden zelfst. naamw. steeksleutel moersleutel zelfst. naamw. steeksleutels spanners zelfst. naamw. steekspel steeksphouden overig. steekspel toernooi overig. steeksphouden steekspel overig. steekwagen steekkar zelfst. naamw. steekwoorden trefwoorden zelfst. naamw. steekzakken zakken zelfst. naamw. steel handvat zelfst. naamw. steel schacht zelfst. naamw. steel stengel zelfst. naamw. steelpan pan zelfst. naamw. steelpan kastrol zelfst. naamw. steelpan kasserol zelfst. naamw. steelpan braadpan zelfst. naamw. steels heimelijk overig. steels verstolen overig. steels stiekem overig. steels geheim overig. steels verholen overig. steels bedekt overig. steels tersluiks overig. steels steelsgewijze overig. steelsgewijze tersluiks overig. steelsgewijze steels overig. steelsgewijze heimelijk overig. steen baksteen zelfst. naamw. steen edelsteen zelfst. naamw. steen gesteente zelfst. naamw. steen kei zelfst. naamw. steen rolsteen zelfst. naamw. steen rolst zelfst. naamw. steenbreek saxifraga overig. steencement steenmortel overig. steendruk lithografie zelfst. naamw. steenfabriek steenoven overig. steengroeve groeve zelfst. naamw. steengruis bik zelfst. naamw. steengruis gruis zelfst. naamw. steengruis metselspecie zelfst. naamw. steengruis mortel zelfst. naamw. steengruis puin zelfst. naamw. steengruis split zelfst. naamw. steengruis steenslag zelfst. naamw. steengruis grind zelfst. naamw. steengruis gravel zelfst. naamw. steengruis mort zelfst. naamw. steengruis macadam zelfst. naamw. steengruis specie zelfst. naamw. steenhard keihard bijv. naamw. steenhard staalhard bijv. naamw. steenhard ijzerhard bijv. naamw. steenhard bikkelhard bijv. naamw. steenkolen kolen zelfst. naamw. steenkolenmijn steenkoolgroeve overig. steenkolenmijn kolenmijn overig. steenkolenmijn kolengroeve overig. steenkool kool zelfst. naamw. steenkoolgroeve steenkolenmijn overig. steenkoolgroeve kolenmijn overig. steenkoolgroeve kolengroeve overig. steenkoolslak slak overig. steenkoolslak sint overig. steenkoolslak metaalslak overig. steenkoud bevroren bijv. naamw. steenkoud ijzig bijv. naamw. steenkoud ijskoud bijv. naamw. steenkoud bitterkoud bijv. naamw. steenlaag sediment zelfst. naamw. steenmortel steencement overig. steenoven steenfabriek overig. steenpuist etterbuil zelfst. naamw. steenpuist puistje zelfst. naamw. steenpuist zwelling zelfst. naamw. steenpuist dikte zelfst. naamw. steenpuist bult zelfst. naamw. steenpuist buil zelfst. naamw. steenpuist bolling zelfst. naamw. steenpuist bobbel zelfst. naamw. steenpuist pukkel zelfst. naamw. steenpuist bultje zelfst. naamw. steenpuist bobbeltje zelfst. naamw. steenpuistziekte furunculose zelfst. naamw. steenrijk schatrijk bijv. naamw. steenslag metselspecie zelfst. naamw. steenslag steengruis zelfst. naamw. steenslag split zelfst. naamw. steenslag puin zelfst. naamw. steenslag mort zelfst. naamw. steenslag macadam zelfst. naamw. steenslag gruis zelfst. naamw. steenslag bik zelfst. naamw. steenslag specie zelfst. naamw. steenzwaluw torenzwaluw overig. steenzwaluw gierzwaluw overig. steevast altijd bijv. naamw. steevast chronisch bijv. naamw. steibodemverheffing klif overig. steiger aanlegplaats zelfst. naamw. steiger plankier zelfst. naamw. steiger ligplaats zelfst. naamw. steiger aanlegsteiger zelfst. naamw. steiger landingsbrug overig. steigeren protesteren werkwoord steigeren bokken werkwoord steihelling neerstorten overig. steil sterk hellend bijv. naamw. steil hellend bijv. naamw. stek ent zelfst. naamw. stek plaats zelfst. naamw. stek plantestekje zelfst. naamw. stek schuilplaats zelfst. naamw. stek doorn zelfst. naamw. stek wijkplaats zelfst. naamw. stek toevluchtsoord zelfst. naamw. stek toevlucht zelfst. naamw. stek schuilkel zelfst. naamw. stek schuilhoek zelfst. naamw. stek spruit zelfst. naamw. stek schoot zelfst. naamw. stek scheut zelfst. naamw. stek domein overig. stekaas kokerworm overig. stekeblind blind bijv. naamw. stekel doorn zelfst. naamw. stekel prikkel zelfst. naamw. stekelbrem heidebrem overig. stekelig borstelig bijv. naamw. stekelig doornig bijv. naamw. stekelig hatelijk bijv. naamw. stekelig bits bijv. naamw. stekelig vijandig bijv. naamw. stekelig netelig bijv. naamw. stekeligheid sarcasme zelfst. naamw. stekeligheid hatelijkheid zelfst. naamw. steken dwarszitten werkwoord steken opbergen werkwoord steken pijn doen werkwoord steken priemen werkwoord steken insteken werkwoord steken indoen werkwoord steken prikken werkwoord steken prikkelen werkwoord steken aanzetten werkwoord steken aansporen werkwoord stekend bijtend bijv. naamw. stekje loot zelfst. naamw. stekje scheut zelfst. naamw. stekje spruit zelfst. naamw. stekken scheuten zelfst. naamw. stekken spruiten zelfst. naamw. stekken schoten zelfst. naamw. stekker steekcontact zelfst. naamw. stekker stekkertje zelfst. naamw. stekkertje stekker overig. stekkertje steekcontact overig. stekkie huis zelfst. naamw. stekkie stek zelfst. naamw. stel aantal zelfst. naamw. stel club zelfst. naamw. stel garnituur zelfst. naamw. stel koppel zelfst. naamw. stel opeenhoping zelfst. naamw. stel stelletje zelfst. naamw. stel paar zelfst. naamw. stel samen zelfst. naamw. stel vlucht zelfst. naamw. stel troep zelfst. naamw. stel set zelfst. naamw. stel school zelfst. naamw. stel schare zelfst. naamw. stel kudde zelfst. naamw. stel hoop zelfst. naamw. stel groep zelfst. naamw. stel drift zelfst. naamw. stel verzameling zelfst. naamw. stel sortering zelfst. naamw. stel selectie zelfst. naamw. stel ophoping zelfst. naamw. stel massa zelfst. naamw. stel accumulatie zelfst. naamw. stel span zelfst. naamw. stelen afnemen werkwoord stelen gappen werkwoord stelen inpikken werkwoord stelen jatten werkwoord stelen kapen werkwoord stelen ontfutselen werkwoord stelen ontnemen werkwoord stelen ontvreemden werkwoord stelen pikken werkwoord stelen plunderen werkwoord stelen roven werkwoord stelen snaaien werkwoord stelen verduisteren werkwoord stelen vervreemden werkwoord stelen wegnemen werkwoord stelen pijlen zelfst. naamw. stelen wegpikken werkwoord stelen wegkapen werkwoord stelen verdonkeremanen werkwoord stelen achteroverdrukken werkwoord stelen toeëigenen werkwoord stelen wegfutselen werkwoord stelen achterhouden werkwoord stelen schachten werkwoord stelen weggraaien werkwoord stelen stropen overig. stellage rek zelfst. naamw. stellage stelling zelfst. naamw. stellage verhoging zelfst. naamw. stellage latwerk zelfst. naamw. stellen aannemen werkwoord stellen afstellen werkwoord stellen bepalen werkwoord stellen betogen werkwoord stellen pretenderen werkwoord stellen poneren zelfst. naamw. stellen voorgeven werkwoord stellen verklaren werkwoord stellen beweren werkwoord stellen opperen werkwoord stellen zetting werkwoord stellen poten werkwoord stellen plaatsing werkwoord stellen oprichting werkwoord steller plaatser overig. stelletje koppel zelfst. naamw. stelletje paar zelfst. naamw. stelletje stel zelfst. naamw. stellig absoluut bijv. naamw. stellig beslist bijv. naamw. stellig duidelijk bijv. naamw. stellig waarlijk bijv. naamw. stellig zeker bijv. naamw. stellig geheid bijv. naamw. stellig ongetwijfeld bijv. naamw. stellig pertinent bijv. naamw. stellig secuur bijv. naamw. stellig vast bijv. naamw. stellig ronduit bijv. naamw. stellig welzeker bijv. naamw. stellig waarachtig bijv. naamw. stellig voorzeker bijv. naamw. stellig reëel bijv. naamw. stellig heus bijv. naamw. stellig gewis bijv. naamw. stellig echt bijv. naamw. stellig volvertrouwen bijv. naamw. stellig vertrouwd bijv. naamw. stellig overtuigd bijv. naamw. stellig zelfbewust bijv. naamw. stellig pedant bijv. naamw. stellig feitelijk bijv. naamw. stelligheid aplomb zelfst. naamw. stelligheid vastberadenheid zelfst. naamw. stelligheid pertinentie zelfst. naamw. stelligheid beslistheid zelfst. naamw. stelligheid zekerheid zelfst. naamw. stelligheid vastigheid zelfst. naamw. stelligheid vastheid zelfst. naamw. stelligheid gewisheid zelfst. naamw. stelligheid zelfverzekerdheid zelfst. naamw. stelligheid zelfvertrouwen zelfst. naamw. stelling axioma zelfst. naamw. stelling bewering zelfst. naamw. stelling hypothese zelfst. naamw. stelling kast zelfst. naamw. stelling opstelling zelfst. naamw. stelling rek zelfst. naamw. stelling these zelfst. naamw. stelling vraagstelling zelfst. naamw. stelling veronderstelling zelfst. naamw. stelling hypothe zelfst. naamw. stelling probleemstelling zelfst. naamw. stelling stellage zelfst. naamw. stelling latwerk zelfst. naamw. stelling thesis zelfst. naamw. stelling the zelfst. naamw. stelling aanname zelfst. naamw. stellingen theses overig. stellingname bewering zelfst. naamw. stellingname houding zelfst. naamw. stellingname positie zelfst. naamw. stellingname standpunt zelfst. naamw. stellingname thema zelfst. naamw. stellingname standpuntbepaling zelfst. naamw. stelpen stoppen werkwoord stelpen stillen werkwoord stelregel principe zelfst. naamw. stelschroef regelschroef zelfst. naamw. stelsel leer zelfst. naamw. stelsel samenstel zelfst. naamw. stelsel systeem zelfst. naamw. stelselmatig consequent bijv. naamw. stelselmatig systematisch bijv. naamw. stelselmatig planmatig bijv. naamw. stelselmatig methodisch bijv. naamw. stem geluid zelfst. naamw. stem invloed zelfst. naamw. stem kiesstem zelfst. naamw. stem geluid overig. stembuiging compositie zelfst. naamw. stembuiging intonatie zelfst. naamw. stembuiging toon zelfst. naamw. stembuiging toonzetting zelfst. naamw. stembuiging toonval zelfst. naamw. stembuiging modulatie zelfst. naamw. stembus bus zelfst. naamw. stemdistrict kiesdistrict zelfst. naamw. stemdistrict kieskring zelfst. naamw. stemgeluid toonklank overig. stemmen balloteren werkwoord stemmen kiezen werkwoord stemmers verkiezingsstemmers overig. stemmig ingetogen bijv. naamw. stemmig plechtig bijv. naamw. stemmig sober bijv. naamw. stemmig nuchter bijv. naamw. stemmig matig bijv. naamw. stemmig bezadigd bijv. naamw. stemmig stemmingsvol bijv. naamw. stemmigheid plechtigheid zelfst. naamw. stemmigheid matigheid zelfst. naamw. stemmigheid ingetogenheid zelfst. naamw. stemmigheid gematigdheid zelfst. naamw. stemming ballotage zelfst. naamw. stemming bui zelfst. naamw. stemming gemoedstoestand zelfst. naamw. stemming humeur zelfst. naamw. stemming sfeer zelfst. naamw. stemming gemoedsstemming zelfst. naamw. stemming gemoedsgesteldheid zelfst. naamw. stemming instelling zelfst. naamw. stemmingmaker gangmaker overig. stemmingmaker propagandist overig. stemmingmakers gangmakers overig. stemmingsvol stemmig overig. stempel afdruk zelfst. naamw. stempel inktstempel zelfst. naamw. stempel zegel zelfst. naamw. stempelaars steuntrekkenwerklozen overig. stempelen afstempelen werkwoord stempelen merken werkwoord stempelen stempeling zelfst. naamw. stempelen stempopdrukken werkwoord stempelen stempzetten werkwoord stempeling stempelen zelfst. naamw. stempels drevels overig. stempopdrukken stempelen overig. stempopdrukken afstempelen overig. stempzetten stempelen overig. stemrecht kiesrecht zelfst. naamw. stemrecht stem zelfst. naamw. stemsleutel wegrukken overig. stemsleutel verdraaien overig. stemspleet glottis zelfst. naamw. stemvork toonvork overig. stencil strooibiljet overig. stencil pamflet overig. stencilen kopiëren werkwoord stenen doodkist sarcofaag zelfst. naamw. steng ste overig. steng halm overig. stengel halm zelfst. naamw. stengel steel zelfst. naamw. stennis drukte zelfst. naamw. stenografie stenoschrijven overig. stenografie snelschrift overig. stenoschrijven stenografie overig. stenoschrijven snelschrift overig. stenose vernauwing zelfst. naamw. stenotypist stenotypiste overig. stenotypiste stenotypist overig. step autoped zelfst. naamw. steppehond hyenahond overig. ster beroemdheid zelfst. naamw. ster diva zelfst. naamw. ster dwaalster zelfst. naamw. ster idool zelfst. naamw. ster kei zelfst. naamw. ster kanon zelfst. naamw. ster crack zelfst. naamw. ster hemellicht zelfst. naamw. ster uitblinker zelfst. naamw. STER-spot spot zelfst. naamw. sterallures kapsones zelfst. naamw. stereo geluidsinstallatie zelfst. naamw. stereometrie wiskunde zelfst. naamw. stereotiep cliché bijv. naamw. stereotiep traditioneel bijv. naamw. sterfelijkheid mortaliteit zelfst. naamw. sterfgeval sterfte zelfst. naamw. sterfte letaliteit zelfst. naamw. sterfte sterfgeval zelfst. naamw. sterfte pest zelfst. naamw. sterftecijfer mortaliteit zelfst. naamw. steriel antiseptisch bijv. naamw. steriel clean bijv. naamw. steriel onherbergzaam bijv. naamw. steriel onvruchtbaar bijv. naamw. steriel ruig bijv. naamw. steriel ongastvrij bijv. naamw. steriel kaal bijv. naamw. steriliseren helpen werkwoord steriliseren sterimaken werkwoord steriliteit onvruchtbaarheid zelfst. naamw. sterimaken steriliseren overig. sterk bedreven bijv. naamw. sterk bitter bijv. naamw. sterk boud bijv. naamw. sterk doortastend bijv. naamw. sterk duurzaam bijv. naamw. sterk flink bijv. naamw. sterk gekruid bijv. naamw. sterk gelooid bijv. naamw. sterk aanzienlijk bijv. naamw. sterk erg bijv. naamw. sterk krachtig bijv. naamw. sterk massief bijv. naamw. sterk zwaar bijv. naamw. sterk vriendelijk bijv. naamw. sterk straf bijv. naamw. sterk geducht bijv. naamw. sterk fiks bijv. naamw. sterk eerlijk bijv. naamw. sterk dapper bijv. naamw. sterk braaf bijv. naamw. sterk krachtdadig bijv. naamw. sterk ferm bijv. naamw. sterk drastisch bijv. naamw. sterk stevig bijv. naamw. sterk solide bijv. naamw. sterk robuust bijv. naamw. sterken aanmoedigen werkwoord sterken kracht geven werkwoord sterken versterken werkwoord sterken troosten werkwoord sterken laven werkwoord sterkst optimaal bijv. naamw. sterkte concentratie zelfst. naamw. sterkte degelijkheid zelfst. naamw. sterkte fiksheid zelfst. naamw. sterkte flinkheid zelfst. naamw. sterkte kracht zelfst. naamw. sterkte intensiteit zelfst. naamw. sterkte felheid zelfst. naamw. sterkte energie zelfst. naamw. sterkte dynamiek zelfst. naamw. sterkte macht zelfst. naamw. sterkte invloed zelfst. naamw. sterkte fort zelfst. naamw. sterkte kasteel zelfst. naamw. sterkte citadel zelfst. naamw. sterrenbeeld gesternte overig. sterrenhemel firmament zelfst. naamw. sterrenkijker telescoop zelfst. naamw. sterrenkijker sterrenkundige zelfst. naamw. sterrenkijker astronoom zelfst. naamw. sterrenkun astronomie overig. sterrenkunde astronomie zelfst. naamw. sterrenkundige astronoom zelfst. naamw. sterrenkundige sterrenkijker zelfst. naamw. sterrenwacht observatorium zelfst. naamw. sterrenwichelaar magiër zelfst. naamw. sterrenwichelaar waarzegger zelfst. naamw. sterretje asterisk overig. sterrit rally zelfst. naamw. sterveling wezen overig. sterveling persoon overig. sterveling mens overig. sterveling individu overig. sterven barsten werkwoord sterven doodgaan werkwoord sterven het leven laten werkwoord sterven overlijden werkwoord sterven uitsterven werkwoord sterven verdwijnen werkwoord sterven versmachten werkwoord sterven verscheiden werkwoord sterven ophouden werkwoord sterven afsterven werkwoord sterven ontslapen werkwoord sterven inslapen werkwoord sterven heengaan werkwoord sterven omkomen werkwoord sterven kapotgaan werkwoord sterven wegvallen werkwoord sterven vallen werkwoord sterven sneuvelen werkwoord sterven bezwijken werkwoord stervend stervende overig. stervende stervend overig. stervenskoud ijskoud bijv. naamw. stervensnood zieltoging overig. stervensnood doodsstrijd overig. stervensnood agonie overig. steun aansporing zelfst. naamw. steun baat zelfst. naamw. steun bijstand zelfst. naamw. steun houvast zelfst. naamw. steun hulp zelfst. naamw. steun leuning zelfst. naamw. steun ondersteuning zelfst. naamw. steun support zelfst. naamw. steun toeverlaat zelfst. naamw. steun stut zelfst. naamw. steun toevluchtsoord zelfst. naamw. steun toevlucht zelfst. naamw. steun schat zelfst. naamw. steun kinder-dagverblijf zelfst. naamw. steun bolwerk zelfst. naamw. steun stimulans zelfst. naamw. steun opwekking zelfst. naamw. steun aansporen zelfst. naamw. steun aanmoediging zelfst. naamw. steun steunpilaar zelfst. naamw. steun troost zelfst. naamw. steun reserve- zelfst. naamw. steun nood- zelfst. naamw. steunbalk draagbalk zelfst. naamw. steunbalk schoor zelfst. naamw. steunbalk schoorbalk zelfst. naamw. steunbalk stutbalk zelfst. naamw. steunbalk ligger zelfst. naamw. steunbalk latei zelfst. naamw. steunbalk schuinsteunbalk zelfst. naamw. steunen bevorderen werkwoord steunen instemmen werkwoord steunen kermen werkwoord steunen leunen werkwoord steunen ondersteunen werkwoord steunen schoren werkwoord steunen kreunen zelfst. naamw. steunen stutten zelfst. naamw. steunen bijvallen werkwoord steunen rugsteunen werkwoord steunen schragen werkwoord steunen dragen werkwoord steunen schoorbalken werkwoord steunen zuchten werkwoord steunontvanger steuntrekker overig. steunpaal zuil zelfst. naamw. steunpilaar pijler zelfst. naamw. steunpilaar toeverlaat zelfst. naamw. steunpilaar steun zelfst. naamw. steunpilaren pijlers zelfst. naamw. steunpunt pijler zelfst. naamw. steunpunt steunstation zelfst. naamw. steunpunten aanknopingspunten zelfst. naamw. steunstation steunpunt zelfst. naamw. steuntouw stag zelfst. naamw. steuntrekkenwerklozen stempelaars overig. steuntrekker steunontvanger overig. steunzoekend hulpzoekend overig. steunzoekend hulpvragend overig. steurgarnaal garnaal zelfst. naamw. steurkuit kaviaar overig. steven voorsteven overig. steven boeg overig. stevenen gaan werkwoord stevenen koers zetten werkwoord stevig aan de maat bijv. naamw. stevig degelijk bijv. naamw. stevig fiks bijv. naamw. stevig fors bijv. naamw. stevig potig bijv. naamw. stevig solide bijv. naamw. stevig stabiel bijv. naamw. stevig behoorlijk bijv. naamw. stevig pal bijv. naamw. stevig pootaan bijv. naamw. stevig pittig bijv. naamw. stevig hartig bijv. naamw. stevig sterk bijv. naamw. stevig robuust bijv. naamw. stevig flink bijv. naamw. stevig ferm bijv. naamw. stevig krachtig bijv. naamw. stevigheid degelijkheid zelfst. naamw. stevigheid forsheid zelfst. naamw. stevigheid hechtheid zelfst. naamw. stevigheid soliditeit zelfst. naamw. stevigheid deugdelijkheid zelfst. naamw. stevigheid betrouwbaarheid zelfst. naamw. stevigheid flinkheid zelfst. naamw. stevigheid fermheid zelfst. naamw. stevigheid vastheid zelfst. naamw. sti vak overig. sti métier overig. sti ambacht overig. sticht bisdom zelfst. naamw. stichtelijk verheffend bijv. naamw. stichten beginnen werkwoord stichten ingesteld werkwoord stichten instellen werkwoord stichten invoeren werkwoord stichten oprichten werkwoord stichten veroorzaken werkwoord stichten teweegbrengen werkwoord stichten aanrichten werkwoord stichten aandoen werkwoord stichten vestiging werkwoord stichten stichting werkwoord stichten oprichting werkwoord stichten instelling werkwoord stichtend zalvend overig. stichtend zalfachtig overig. stichter aanstichter zelfst. naamw. stichter grondlegger zelfst. naamw. stichter oprichter zelfst. naamw. stichter stamva zelfst. naamw. stichter oprichtster zelfst. naamw. stichter grondvester zelfst. naamw. stichting fundatie zelfst. naamw. stichting instelling zelfst. naamw. stichting oprichting zelfst. naamw. stichting vestiging zelfst. naamw. stichting stichten zelfst. naamw. stick joint zelfst. naamw. sticker etiket zelfst. naamw. sticker label zelfst. naamw. sticker plakker zelfst. naamw. sticker plakkertje zelfst. naamw. stickers plakplaatjes zelfst. naamw. stickers plakkertjes zelfst. naamw. stickers plakkers zelfst. naamw. stiefmamma stiefmoe overig. stiefmoe stiefmamma overig. stiefpappa stiefvaders overig. stiefpappa stiefva overig. stiefva stiefvaders overig. stiefva stiefpappa overig. stiefvaders stiefva overig. stiefvaders stiefpappa overig. stiekem achterbaks bijv. naamw. stiekem bedekt bijv. naamw. stiekem doortrapt bijv. naamw. stiekem geheim bijv. naamw. stiekem geniepig bijv. naamw. stiekem heimelijk bijv. naamw. stiekem verholen bijv. naamw. stiekem snood bijv. naamw. stiekem slinks bijv. naamw. stiekem listig bijv. naamw. stiekem gluiperig bijv. naamw. stiekem verstolen bijv. naamw. stiekem steels bijv. naamw. stiekem sluw bijv. naamw. stiekem geraffineerd bijv. naamw. stiekem gemeen bijv. naamw. stiekem gehaaid bijv. naamw. stiekem uitgekookt bijv. naamw. stiekem voorzichtig bijv. naamw. stiekem omzichtig bijv. naamw. stiekem gesloten bijv. naamw. stiekemerd gemenerik zelfst. naamw. stiekemerd geheimschrijver zelfst. naamw. stiekemheid verborgenheid zelfst. naamw. stiekemheid heimelijkheid zelfst. naamw. stiekemheid geheim zelfst. naamw. stiel ambacht zelfst. naamw. stiel beroep zelfst. naamw. stiel handwerk zelfst. naamw. stiel métier zelfst. naamw. stier rund zelfst. naamw. stierengevecht stierenvechten overig. stierenvechten stierengevecht overig. stierenvechter matador zelfst. naamw. stierenvechter torero zelfst. naamw. stierlijk verschrikkelijk bijv. naamw. stift markeerstift zelfst. naamw. stift pennetje zelfst. naamw. stigma brandmerk zelfst. naamw. stigma karaktertrek zelfst. naamw. stigma merkteken zelfst. naamw. stigma kenmerk zelfst. naamw. stigma karakteristiek zelfst. naamw. stigma eigenschap zelfst. naamw. stigmata merktekens overig. stigmata brandmerken overig. stigmatiseren brandmerken werkwoord stijf hard bijv. naamw. stijf stevig bijv. naamw. stijf stram bijv. naamw. stijf afgemeten bijv. naamw. stijf harkerig bijv. naamw. stijf streng bijv. naamw. stijf priesterlijk bijv. naamw. stijf stroef bijv. naamw. stijf houterig bijv. naamw. stijfheid stramheid zelfst. naamw. stijfheid rigiditeit zelfst. naamw. stijfheid stuursheid zelfst. naamw. stijfheid stugheid zelfst. naamw. stijfheid strafheid zelfst. naamw. stijfheid starheid zelfst. naamw. stijfhoofd stijfkop zelfst. naamw. stijfhoofdig halsstarrig bijv. naamw. stijfhoofdig koppig bijv. naamw. stijfhoofdig recalcitrant bijv. naamw. stijfhoofdig weerbarstig bijv. naamw. stijfhoofdig weerspannig bijv. naamw. stijfhoofdig verstokt bijv. naamw. stijfhoofdig verbeten bijv. naamw. stijfhoofdig hardnekkig bijv. naamw. stijfhoofdig stijfkoppig bijv. naamw. stijfhoofdig onwrikbaar bijv. naamw. stijfhoofdig onverzettelijk bijv. naamw. stijfhoofdig onbuigzaam bijv. naamw. stijfhoofdig hardhoofdig bijv. naamw. stijfhoofdig opstandig bijv. naamw. stijfhoofdig dwars bijv. naamw. stijfhoofdig bokkig bijv. naamw. stijfhoofdigheid weerspannigheid zelfst. naamw. stijfhoofdigheid weerbarstigheid zelfst. naamw. stijfhoofdigheid stijfkoppigheid zelfst. naamw. stijfhoofdigheid koppigheid zelfst. naamw. stijfhoofdigheid hardnekkigheid zelfst. naamw. stijfhoofdigheid hardhoofdigheid zelfst. naamw. stijfhoofdigheid halsstarrigheid zelfst. naamw. stijfjes afgemeten overig. stijfkop dwarsligger zelfst. naamw. stijfkop stijfhoofd zelfst. naamw. stijfkoppig halsstarrig bijv. naamw. stijfkoppig onverzettelijk bijv. naamw. stijfkoppig stug bijv. naamw. stijfkoppig taai bijv. naamw. stijfkoppig weerbarstig bijv. naamw. stijfkoppig stijfhoofdig bijv. naamw. stijfkoppig onwrikbaar bijv. naamw. stijfkoppig onbuigzaam bijv. naamw. stijfkoppig koppig bijv. naamw. stijfkoppig hardhoofdig bijv. naamw. stijfkoppigheid hardnekkigheid zelfst. naamw. stijfkoppigheid weerspannigheid zelfst. naamw. stijfkoppigheid weerbarstigheid zelfst. naamw. stijfkoppigheid stijfhoofdigheid zelfst. naamw. stijfkoppigheid koppigheid zelfst. naamw. stijfkoppigheid hardhoofdigheid zelfst. naamw. stijfkoppigheid halsstarrigheid zelfst. naamw. stijfsel pap zelfst. naamw. stijgbeug voetbeugel overig. stijgbeug beug overig. stijgbeugel beugel zelfst. naamw. stijgen klimmen werkwoord stijgen omhoogklimmen werkwoord stijgen omhoogstijgen werkwoord stijgen toenemen werkwoord stijgen opklimmen zelfst. naamw. stijgen opstijgen zelfst. naamw. stijgen wassen werkwoord stijgen verrijzen werkwoord stijgen rijzen werkwoord stijgen opstaan werkwoord stijgen opkomen werkwoord stijgen opgaan werkwoord stijgen bestijgen werkwoord stijgen vermeerderen werkwoord stijgen opzetten werkwoord stijgen omhooggaan werkwoord stijgen groeien werkwoord stijgen gedijen werkwoord stijgen aanzwellen werkwoord stijgen aanwinnen werkwoord stijgen aanwassen werkwoord stijgen aangroeien werkwoord stijgen stijging werkwoord stijgen omhoogkomen werkwoord stijgend klimmend bijv. naamw. stijgend opstijgend bijv. naamw. stijgend progressief bijv. naamw. stijgend verheffend bijv. naamw. stijgend toenemend bijv. naamw. stijgend rijzend bijv. naamw. stijgend oplopend bijv. naamw. stijgend omhooggaand bijv. naamw. stijging explosie zelfst. naamw. stijging groei zelfst. naamw. stijging helling zelfst. naamw. stijging opstijgen zelfst. naamw. stijging progressie zelfst. naamw. stijging sprong zelfst. naamw. stijging toename zelfst. naamw. stijging opstand zelfst. naamw. stijging opleving zelfst. naamw. stijging opkomst zelfst. naamw. stijging oprit zelfst. naamw. stijging oprijden zelfst. naamw. stijging hemelvaart zelfst. naamw. stijging stijgen zelfst. naamw. stijging omhoogkomen zelfst. naamw. stijging klimmen zelfst. naamw. stijging versterking zelfst. naamw. stijging vermeerdering zelfst. naamw. stijging vermedevuldigen zelfst. naamw. stijging verhoging zelfst. naamw. stijging uitbreiding zelfst. naamw. stijging toeneming zelfst. naamw. stijging expansie zelfst. naamw. stijging aanwinst zelfst. naamw. stijging aanwas zelfst. naamw. stijging aangroei zelfst. naamw. stijl aanpak zelfst. naamw. stijl genre zelfst. naamw. stijl levensstijl zelfst. naamw. stijl schrijftrant zelfst. naamw. stijl spijl zelfst. naamw. stijl tralie zelfst. naamw. stijl wijze zelfst. naamw. stijl levenswijze zelfst. naamw. stijl leefwijze zelfst. naamw. stijl staander zelfst. naamw. stijl rek zelfst. naamw. stijl poot zelfst. naamw. stijl paraplubak zelfst. naamw. stijlfiguur ellips zelfst. naamw. stijlloos geen stijl bijv. naamw. stijlloos smakeloos bijv. naamw. stijlvol artistiek bijv. naamw. stijlvol chic bijv. naamw. stijlvol smaakvol bijv. naamw. stijlvol mooi bijv. naamw. stijlvol verfijnd bijv. naamw. stijlvol geraffineerd bijv. naamw. stijlvol esthetisch bijv. naamw. stijlvol elegant bijv. naamw. stijve erectie zelfst. naamw. stikken doodvallen werkwoord stikken doorstikken werkwoord stikken smoren werkwoord stikken vergeven zijn werkwoord stikken zwemmen werkwoord stikken naaien werkwoord stil bedaard bijv. naamw. stil bedeesd bijv. naamw. stil bewegingloos bijv. naamw. stil gedeisd bijv. naamw. stil geluidloos bijv. naamw. stil geruisloos bijv. naamw. stil onuitgesproken bijv. naamw. stil sereen bijv. naamw. stil stilzwijgend bijv. naamw. stil taciturn bijv. naamw. stil kalm bijv. naamw. stil rustig bijv. naamw. stil zongeluid bijv. naamw. stil zwijgzaam bijv. naamw. stil zwijgend bijv. naamw. stil gesloten bijv. naamw. stil zachtjes bijv. naamw. stil stilletjes bijv. naamw. stil ongezien bijv. naamw. stil ongemerkt bijv. naamw. stil vreedzaam bijv. naamw. stil vredig bijv. naamw. stil kalmpjes bijv. naamw. stilaan allengs zelfst. naamw. stilaan geleidelijk zelfst. naamw. stilaan langzamerhand zelfst. naamw. stileren modelleren werkwoord stilering redactie overig. stiletto knipmes zelfst. naamw. stiletto mes zelfst. naamw. stiletto naaldhak zelfst. naamw. stiletto valmes zelfst. naamw. stilheid stilte zelfst. naamw. stilheid kalmte zelfst. naamw. stilhouden geheimhouden werkwoord stilhouden aborteren zelfst. naamw. stilhouden stoppen zelfst. naamw. stilhouden stilstaan zelfst. naamw. stilhouden afslaan zelfst. naamw. stilhouden inhouden zelfst. naamw. stilhouden niet bewegen overig. stilist stylist overig. stille politieagent zelfst. naamw. stille rechercheur zelfst. naamw. stille spion zelfst. naamw. stilleggen lamleggen werkwoord stilleggen platgooien werkwoord stilleggen stoppen werkwoord stillen laven werkwoord stillen lessen werkwoord stillen stelpen werkwoord stilletjes geluidloos bijv. naamw. stilletjes heimelijk bijv. naamw. stilletjes onderhands bijv. naamw. stilletjes bedrukt bijv. naamw. stilletjes in een hoekje bijv. naamw. stilletjes onopvallend bijv. naamw. stilletjes zachtjes bijv. naamw. stilletjes stil bijv. naamw. stilletjes ongezien bijv. naamw. stilletjes ongemerkt bijv. naamw. stilletjes geruisloos bijv. naamw. stilliggen liggen werkwoord stilstaan halt houden werkwoord stilstaan stagneren werkwoord stilstaan stoppen werkwoord stilstaan stilhouden werkwoord stilstaan afslaan werkwoord stilstaan inhouden werkwoord stilstaand statisch bijv. naamw. stilstand rust zelfst. naamw. stilstand stagnatie zelfst. naamw. stilstand stase zelfst. naamw. stilte kalmte zelfst. naamw. stilte stilheid zelfst. naamw. stilverklikkers verklikkers overig. stilverklikkers aanbrengers overig. stilzetten afzetten werkwoord stilzetten stoppen werkwoord stilzwijgen zwijgen zelfst. naamw. stilzwijgend stil bijv. naamw. stilzwijgend voorzichtig bijv. naamw. stilzwijgend bescheiden bijv. naamw. stilzwijgend behoedzaam bijv. naamw. stilzwijgend bedachtzaam bijv. naamw. stilzwijgend verborgen bijv. naamw. stilzwijgend gesloten bijv. naamw. stilzwijgend geheim bijv. naamw. stilzwijgend zwijgend bijv. naamw. stilzwijgendheid zwijgen zelfst. naamw. stilzwijgendheid zwijgzaamheid zelfst. naamw. stimulans aanmoediging zelfst. naamw. stimulans aansporing zelfst. naamw. stimulans drijfveer zelfst. naamw. stimulans impuls zelfst. naamw. stimulans opwekking zelfst. naamw. stimulans prikkel zelfst. naamw. stimulans stimulering zelfst. naamw. stimulans prikk zelfst. naamw. stimulans animering zelfst. naamw. stimulans steun zelfst. naamw. stimulans aansporen zelfst. naamw. stimulansen drijfveren overig. stimulansen beweegredenen overig. stimulansen stimuli overig. stimulansen prikkels overig. stimulansen animeringen overig. stimulansen aansporingen overig. stimuleren aandrijven werkwoord stimuleren aanmoedigen werkwoord stimuleren aanzetten werkwoord stimuleren activeren werkwoord stimuleren bezielen werkwoord stimuleren opwekken werkwoord stimuleren prikkelen werkwoord stimuleren aansporen zelfst. naamw. stimuleren aanvuren zelfst. naamw. stimuleren bevorderen zelfst. naamw. stimuleren toemoedigen werkwoord stimuleren bemoedigen werkwoord stimuleren oppeppen werkwoord stimuleren toejuichen werkwoord stimuleren prikk werkwoord stimuleren animeren werkwoord stimuleren opkrikken werkwoord stimuleren opwinden werkwoord stimuleren cultiveren werkwoord stimulerend aansporend bijv. naamw. stimulerend opwekkend bijv. naamw. stimulerend animerend bijv. naamw. stimulering stimulans overig. stimulering prikk overig. stimulering opwekking zelfst. naamw. stimulering animering zelfst. naamw. stimulering aansporing zelfst. naamw. stimulering aanmoediging zelfst. naamw. stimulering bemoediging zelfst. naamw. stimuli drijfveren zelfst. naamw. stimuli stimulansen zelfst. naamw. stimuli prikkels zelfst. naamw. stinken geuren werkwoord stinken rieken werkwoord stinken ruiken werkwoord stinken walmen werkwoord stinken meuren werkwoord stinkend giftig overig. stinkend kwalijkriekend overig. stinkerd deugniet zelfst. naamw. stinkerd rotzak zelfst. naamw. stinkerd snaak zelfst. naamw. stinkerd rakker zelfst. naamw. stinkerd guit zelfst. naamw. stinkerd smiecht zelfst. naamw. stinkerd smeerlap zelfst. naamw. stinkerd schoft zelfst. naamw. stinkerd naarling zelfst. naamw. stinkerd mispunt zelfst. naamw. stinkerd fielt zelfst. naamw. stinkstok sigaret overig. stinkstok peuk overig. stip puntje zelfst. naamw. stip vlek zelfst. naamw. stip vlekje zelfst. naamw. stip stippel zelfst. naamw. stip stipje zelfst. naamw. stip spatje zelfst. naamw. stip spat zelfst. naamw. stip nop zelfst. naamw. stip moesje zelfst. naamw. stip spikkel zelfst. naamw. stip punt zelfst. naamw. stip oog zelfst. naamw. stip middencirkel overig. stipendium beurs zelfst. naamw. stipendium studiebeurs zelfst. naamw. stipendium studietoelage zelfst. naamw. stipje vlekje overig. stipje vlek overig. stipje stippel overig. stipje stip overig. stipje spatje overig. stipje spat overig. stipje nop overig. stipje moesje overig. stippel stip zelfst. naamw. stippel vlek zelfst. naamw. stippel vlekje zelfst. naamw. stippel stipje zelfst. naamw. stippel spatje zelfst. naamw. stippel spat zelfst. naamw. stippel nop zelfst. naamw. stippel moesje zelfst. naamw. stippelen bespikkelen werkwoord stipt accuraat bijv. naamw. stipt nauwgezet bijv. naamw. stipt punctueel bijv. naamw. stipt consciëntieus bijv. naamw. stipt exact bijv. naamw. stipt nauwkeurig bijv. naamw. stipt precies bijv. naamw. stipt prompt bijv. naamw. stipt pront bijv. naamw. stipt rigoureus bijv. naamw. stipt secuur bijv. naamw. stipt zorgvuldig bijv. naamw. stipt net bijv. naamw. stipt tijdig bijv. naamw. stipt bijtijds bijv. naamw. stipt strikt bijv. naamw. stipt streng bijv. naamw. stiptheid accuratesse zelfst. naamw. stiptheid juistheid zelfst. naamw. stiptheid punctualiteit zelfst. naamw. stiptheid zorgvuldigheid zelfst. naamw. stiptheid nauwgezetheid zelfst. naamw. stiptheid preciesheid zelfst. naamw. stipuleren bepalen werkwoord stipuleren vastleggen werkwoord sto zet overig. sto gestoelte overig. sto crapaud overig. stoa zuilengang zelfst. naamw. stobbe stronk overig. stobbe boomstronk overig. stock voorraad overig. stock aandeel overig. stoeien ravotten werkwoord stoeien robbedoezen werkwoord stoeien dartelen werkwoord stoeien dol werkwoord stoeien dollen werkwoord stoeierij stoeipartij overig. stoeierij gestoei overig. stoeierij geravot overig. stoeierij gedonderjaag overig. stoeipartij stoeierij overig. stoeipartij gestoei overig. stoeipartij geravot overig. stoeipartij gedonderjaag overig. stoeipoes poes zelfst. naamw. stoeipoes versierder zelfst. naamw. stoeipoes losbol zelfst. naamw. stoeipoes bon-vivant zelfst. naamw. stoel zetel zelfst. naamw. stoelen berusten werkwoord stoelen zetels zelfst. naamw. stoelgang ontlasting zelfst. naamw. stoelgang defecatie zelfst. naamw. stoeltje kruk zelfst. naamw. stoelzitting zitting zelfst. naamw. stoep bordes zelfst. naamw. stoep trottoir zelfst. naamw. stoep voetpad zelfst. naamw. stoepier aanbrenger zelfst. naamw. stoepier runner zelfst. naamw. stoepier klantenlokker zelfst. naamw. stoepier aanlokker zelfst. naamw. stoepiers runners zelfst. naamw. stoepiers klantenlokkers zelfst. naamw. stoepiers aanbrengers zelfst. naamw. stoeprand trottoirband zelfst. naamw. stoer breedgeschouderd bijv. naamw. stoer flink bijv. naamw. stoer ferm bijv. naamw. stoerheid fermheid zelfst. naamw. stoet geleide zelfst. naamw. stoet massa zelfst. naamw. stoet optocht zelfst. naamw. stoet processie zelfst. naamw. stoet volgstoet zelfst. naamw. stoet escorte zelfst. naamw. stoet staatsie zelfst. naamw. stoeten processies overig. stoeten optochten overig. stoeten omgangen overig. stoeterij paardenfokplaats zelfst. naamw. stoethasp stumper overig. stoethasp kruk overig. stoethasp klungelaar overig. stoethasp klungel overig. stof het stoffelijke zelfst. naamw. stof leerstof zelfst. naamw. stof materie zelfst. naamw. stof poeder zelfst. naamw. stof stofdeeltjes zelfst. naamw. stof textiel zelfst. naamw. stof substantie zelfst. naamw. stof textiel overig. stof textiel overig. stof textiel overig. stofdeeltjes stof zelfst. naamw. stofdoek vod overig. stofdoek vaatdoek overig. stofdoek strowis overig. stofdoek prul overig. stofdoek plumeau overig. stofdoek bosje overig. stoffeerderij stoffering zelfst. naamw. stoffeerderij bekleding zelfst. naamw. stoffelijk concreet bijv. naamw. stoffelijk lichamelijk bijv. naamw. stoffelijk materieel bijv. naamw. stoffelijk tastbaar bijv. naamw. stoffelijk voelbaar bijv. naamw. stoffelijk konkreet bijv. naamw. stoffelijk grijpbaar bijv. naamw. stoffelijk duidelijk bijv. naamw. stoffelijk aanraakbaar bijv. naamw. stoffen afstoffen werkwoord stoffen schoonmaken werkwoord stoffen afnemen werkwoord stoffen zwetsen werkwoord stoffen snorken werkwoord stoffen snoeven werkwoord stoffen pochen werkwoord stoffen opscheppen werkwoord stoffen bluffen werkwoord stoffen sudderen werkwoord stoffen smoren werkwoord stoffen pruttelen werkwoord stoffenwinkel lappenwinkel zelfst. naamw. stoffer veger zelfst. naamw. stoffer handveger zelfst. naamw. stoffer jachthond zelfst. naamw. stofferen aankleden werkwoord stofferen bekleden werkwoord stofferen meubileren werkwoord stofferen overtrekken werkwoord stoffering bekleding zelfst. naamw. stoffering stoffeerderij zelfst. naamw. stoffig bestoven bijv. naamw. stoffig doods bijv. naamw. stoffig muf bijv. naamw. stofje vuiltje zelfst. naamw. stofomslag omslag zelfst. naamw. stofwisseling spijsvertering zelfst. naamw. stofwisseling metabolisme zelfst. naamw. stofwisselprodukt metaboliet zelfst. naamw. stofzuigen opzuigen werkwoord stofzuigen zuigen werkwoord stofzuigertje kruimeldief zelfst. naamw. stoïcijns gelaten bijv. naamw. stok eind hout zelfst. naamw. stok staaf zelfst. naamw. stok stang zelfst. naamw. stok staf zelfst. naamw. stok baton zelfst. naamw. stokebrand agitator zelfst. naamw. stokebrand intrigant zelfst. naamw. stokebrand stoker zelfst. naamw. stokebrand rustverstoor zelfst. naamw. stokebrand oproerkraaier zelfst. naamw. stokebrand herrieschopper zelfst. naamw. stokebrand opstoker zelfst. naamw. stokebrand opruier zelfst. naamw. stoken aanblazen werkwoord stoken distilleren werkwoord stoken opporren werkwoord stoken opruien werkwoord stoken poken werkwoord stoken opstoken werkwoord stoken oppoken werkwoord stoken aanwakkeren werkwoord stoken aanstoken werkwoord stoken vuur werkwoord stoken oven werkwoord stoken kachel werkwoord stoken brandstof werkwoord stoker distilleerder zelfst. naamw. stoker intrigant zelfst. naamw. stoker ruziemaker zelfst. naamw. stoker stokebrand zelfst. naamw. stoker tweedrachtzaaier zelfst. naamw. stoker opstoker zelfst. naamw. stoker opruier zelfst. naamw. stoker agitator zelfst. naamw. stoker korenbrander zelfst. naamw. stoker distilleer zelfst. naamw. stokken haperen werkwoord stokken hokken werkwoord stokken stoten werkwoord stokken vastlopen werkwoord stokken wandelstokken zelfst. naamw. stokkerig vezelig overig. stokkerig dradig overig. stokoud hoogbejaard bijv. naamw. stokpaardje hobby zelfst. naamw. stokstijf bewegingloos bijv. naamw. stokvis heek overig. stollen coaguleren werkwoord stollen geconcentreerworden werkwoord stolling coagulatie zelfst. naamw. stollingsgesteente lava overig. stolp deksel zelfst. naamw. stolp dop zelfst. naamw. stolp stulpkooi zelfst. naamw. stolp stolphuis zelfst. naamw. stolp kaasstolp zelfst. naamw. stolp boerenhuis zelfst. naamw. stolphuis stulpkooi overig. stolphuis stolp overig. stolphuis kaasstolp overig. stolphuis dop overig. stolphuis deksel overig. stolphuis boerenhuis overig. stom afschuwelijk bijv. naamw. stom geestdodend bijv. naamw. stom onnozel bijv. naamw. stom onverstandig bijv. naamw. stom sprakeloos bijv. naamw. stom zonder geluid bijv. naamw. stom zwakhoofdig bijv. naamw. stom schaapachtig bijv. naamw. stom onbenullig bijv. naamw. stom dom bijv. naamw. stom bot bijv. naamw. stom suf bijv. naamw. stom saai bijv. naamw. stom eentonig bijv. naamw. stom afstompend bijv. naamw. stom zwijgend bijv. naamw. stom stomverbaasd bijv. naamw. stom perplex bijv. naamw. stom paf bijv. naamw. stom overbluft bijv. naamw. stom uilig overig. stom uilig overig. stom uilig overig. stomdroken bezopen overig. stomdronken apezat bijv. naamw. stomdronken laveloos bijv. naamw. stomdronken lazarus bijv. naamw. stomdronken smoor bijv. naamw. stomdronken ladderzat bijv. naamw. stomdronken straalbezopen bijv. naamw. stomdronken smoordronken bijv. naamw. stomen koken werkwoord stomen reinigen werkwoord stomen uitwasemen werkwoord stomen wasemen werkwoord stomen dampen werkwoord stomheid doofstomheid zelfst. naamw. stomkop stommeling zelfst. naamw. stommeling domoor zelfst. naamw. stommeling minkukel zelfst. naamw. stommeling oen zelfst. naamw. stommeling onnozelaar zelfst. naamw. stommeling uilskuiken zelfst. naamw. stommeling uilenbal zelfst. naamw. stommeling sukkel zelfst. naamw. stommeling sufferd zelfst. naamw. stommeling minkuk zelfst. naamw. stommeling sufferdje zelfst. naamw. stommeling dommerik zelfst. naamw. stommeling domkop zelfst. naamw. stommerd sul overig. stommerd sukkel overig. stommerd schapenkop overig. stommerd schaapskop overig. stommerd rund overig. stommerd onnozele overig. stommerd onnozelaar overig. stommerd oen overig. stommerd idioot overig. stommiteit blunder zelfst. naamw. stomp bot bijv. naamw. stomp opdoffer zelfst. naamw. stomp stronk zelfst. naamw. stomp opdonder overig. stompen boksen werkwoord stompen rammen werkwoord stompen duwen zelfst. naamw. stompen stoten zelfst. naamw. stompen hengsten zelfst. naamw. stompen beenstompen zelfst. naamw. stompen armstompen zelfst. naamw. stompzinnig achterlijk bijv. naamw. stompzinnig dom bijv. naamw. stompzinnig idioot bijv. naamw. stompzinnig onbenullig bijv. naamw. stompzinnig onnozel bijv. naamw. stompzinnig onverstandig bijv. naamw. stompzinnig stom bijv. naamw. stompzinnig dwaas bijv. naamw. stompzinnig simpel bijv. naamw. stompzinnig flauw bijv. naamw. stompzinnig verstandeloos bijv. naamw. stompzinnig breinloos bijv. naamw. stompzinnig afgestompt bijv. naamw. stompzinnig stupide bijv. naamw. stompzinnig hersenloos bijv. naamw. stompzinnig geesteloos bijv. naamw. stompzinnigheid onwetendheid zelfst. naamw. stompzinnigheid onbenulligheid zelfst. naamw. stomverbaasd sprakeloos bijv. naamw. stomverbaasd verbijsterd bijv. naamw. stomverbaasd verbouwereerd bijv. naamw. stomverbaasd zwijgend bijv. naamw. stomverbaasd stom bijv. naamw. stomverbaasd perplex bijv. naamw. stomverbaasd paf bijv. naamw. stomverbaasd overbluft bijv. naamw. stomverbaasd verbaasd bijv. naamw. stomverbaasd ontzet bijv. naamw. stomverbaasd ontsteld bijv. naamw. stomverbaasd onthutst bijv. naamw. stomverbaasd ontdaan bijv. naamw. stomverbaasd beduusd bijv. naamw. stomweg straal overig. stoned gaar overig. stoof voetenwarmer zelfst. naamw. stoofpannen pannen zelfst. naamw. stookinrichting fornuis zelfst. naamw. stookolie mazout zelfst. naamw. stookolie huisbrandolie zelfst. naamw. stookplaats haardstede zelfst. naamw. stookplaats schouw zelfst. naamw. stookplaats vuurhaard zelfst. naamw. stookplaats haardstee zelfst. naamw. stookplaats haard zelfst. naamw. stoom damp zelfst. naamw. stoom damp overig. stoomboot stoomschip overig. stoomboten stoomschepen overig. stoomcursus spoedcursus zelfst. naamw. stoomschepen stoomboten overig. stoomschip schip zelfst. naamw. stoomschip vaartuig zelfst. naamw. stoomschip schuitje zelfst. naamw. stoomschip schuit zelfst. naamw. stoomschip scheepje zelfst. naamw. stoomschip bootje zelfst. naamw. stoomschip boot zelfst. naamw. stoomschip stoomboot zelfst. naamw. stoomtrein trein zelfst. naamw. stoomwals wals zelfst. naamw. stoomwalsen walsen zelfst. naamw. stoornis afwijking zelfst. naamw. stoornis kwaal zelfst. naamw. stoornis verstoring zelfst. naamw. stoornis slepenziekte zelfst. naamw. stoot duw zelfst. naamw. stoot duwtje zelfst. naamw. stoot hoop zelfst. naamw. stoot oplawaai zelfst. naamw. stoot opstopper zelfst. naamw. stoot spetter zelfst. naamw. stoot peut zelfst. naamw. stoot klap zelfst. naamw. stoot opduv zelfst. naamw. stoot opdon zelfst. naamw. stoot muilpeer zelfst. naamw. stoot mep zelfst. naamw. stoot lel zelfst. naamw. stoot hengst zelfst. naamw. stoot schokkenbeweging zelfst. naamw. stoot schok zelfst. naamw. stoot hort zelfst. naamw. stoot zet zelfst. naamw. stoot stootje zelfst. naamw. stoot por zelfst. naamw. stootband band zelfst. naamw. stootblok stootkussen overig. stootje duwtje zelfst. naamw. stootje zet zelfst. naamw. stootje stoot zelfst. naamw. stootje por zelfst. naamw. stootje duw zelfst. naamw. stootkussen stootblok overig. stootrand bumper zelfst. naamw. stop bevriezing zelfst. naamw. stop pauze zelfst. naamw. stop prop zelfst. naamw. stop zekering zelfst. naamw. stop halt zelfst. naamw. stop houd op zelfst. naamw. stopcontact contactdoos zelfst. naamw. stopcontact wandcontactdoos zelfst. naamw. stopfles kruik zelfst. naamw. stoplap maaslap overig. stoplicht verkeerslicht zelfst. naamw. stopnaald naald zelfst. naamw. stoppelig borstelig bijv. naamw. stoppen afhaken werkwoord stoppen afremmen werkwoord stoppen dichtstoppen werkwoord stoppen halt houden werkwoord stoppen halthouden werkwoord stoppen opgeven werkwoord stoppen opvullen werkwoord stoppen plaatsen werkwoord stoppen stilzetten werkwoord stoppen stopzetten werkwoord stoppen afstoppen zelfst. naamw. stoppen stilhouden zelfst. naamw. stoppen beëindigen werkwoord stoppen stilstaan werkwoord stoppen afslaan werkwoord stoppen ophouden werkwoord stoppen eindigen werkwoord stoppen afsluiten werkwoord stoppen volstoppen werkwoord stoppen verstoppen werkwoord stoppen toestoppen werkwoord stoppen dichtmaken werkwoord stoppen dichten werkwoord stoppen eruitstappen werkwoord stoppen afzeggen werkwoord stoppen afvallen werkwoord stoppen uitscheiden werkwoord stoppen staken werkwoord stoppen remmen werkwoord stoppen afzetten werkwoord stoppen inhouden werkwoord stoppen aborteren werkwoord stoppend verstoppend overig. stoppend afsluitend overig. stopplaats bushalte zelfst. naamw. stopplaats halte zelfst. naamw. stopplaats pleisterplaats zelfst. naamw. stopplaats halteplaats zelfst. naamw. stopsignaal stopteken overig. stopteken stopsignaal overig. stoptrein boemel zelfst. naamw. stopwatch precisie-tijdmeter overig. stopwol verstelgaren overig. stopwol flikdraad overig. stopzetten beëindigen werkwoord stopzetten ophouden werkwoord stopzetten remmen werkwoord stopzetten tegenhouden werkwoord stopzetting stop zelfst. naamw. storen afleiden werkwoord storen hinderen werkwoord storend hinderlijk bijv. naamw. storend lastig bijv. naamw. storend onaangenaam bijv. naamw. storend vervelend bijv. naamw. storend onverkwikkelijk bijv. naamw. storend onplezierig bijv. naamw. storend ongelegen bijv. naamw. storend naar bijv. naamw. storend verwarrend bijv. naamw. storend ontroerend bijv. naamw. storing interruptie zelfst. naamw. storing onderbreking zelfst. naamw. storm noodweer zelfst. naamw. storm opwinding zelfst. naamw. stormaanval stormloop overig. stormaanval run overig. stormaanval offensief overig. stormaanval bestorming overig. stormaanval attaque overig. stormaanval aanval overig. stormaanval assaut overig. stormachtig hartstochtelijk bijv. naamw. stormachtig winderig bijv. naamw. stormachtig onstuimig bijv. naamw. stormachtig warmbloedig bijv. naamw. stormachtig vurig bijv. naamw. stormachtig temperamentvol bijv. naamw. stormachtig heetbloedig bijv. naamw. stormachtig gepassioneerd bijv. naamw. stormen razen werkwoord stormen waaien werkwoord stormig onstuimig bijv. naamw. stormkracht stormsterkte overig. stormloop run zelfst. naamw. stormloop stormaanval zelfst. naamw. stormloop offensief zelfst. naamw. stormloop bestorming zelfst. naamw. stormloop attaque zelfst. naamw. stormloop aanval zelfst. naamw. stormlopen runs werkwoord stormsterkte stormkracht overig. stormwind wind zelfst. naamw. storneren terugboeken werkwoord stornoboeking terugboeking zelfst. naamw. stortbad douche zelfst. naamw. stortbaden douches overig. stortbui bui zelfst. naamw. stortbui plensbui zelfst. naamw. stortbui stortregen zelfst. naamw. stortbui slagregen zelfst. naamw. stortbui gietbui zelfst. naamw. storten betalen werkwoord storten deponeren werkwoord storten gieten werkwoord storten plenzen werkwoord storten stortregenen zelfst. naamw. storten voldoen werkwoord storten uitkeren werkwoord storten uitbetalen werkwoord storten dokken werkwoord storten strooien werkwoord stortgat stortkoker zelfst. naamw. storting betaling zelfst. naamw. stortingsbewijs bon zelfst. naamw. stortingsbewijs reçu zelfst. naamw. stortkar kiepauto overig. stortkar kiepauto overig. stortkar kiepauto overig. stortkoker stortgat zelfst. naamw. stortplaats belt zelfst. naamw. stortplaats vaalt zelfst. naamw. stortplaats wip zelfst. naamw. stortplaats peuk zelfst. naamw. stortregen plensbui zelfst. naamw. stortregen stortbui zelfst. naamw. stortregen slagregen zelfst. naamw. stortregen gietbui zelfst. naamw. stortregenen gieten werkwoord stortregenen plenzen werkwoord stortregenen storten zelfst. naamw. stortvloed lawine zelfst. naamw. stortvloed wolkbreuk zelfst. naamw. stoten botsen werkwoord stoten duwen werkwoord stoten haperen werkwoord stoten stompen zelfst. naamw. stoten porren werkwoord stoten stuiten werkwoord stoten schokken werkwoord stoten fschijnen werkwoord stoten hobbelen werkwoord stotend aanstootgevend bijv. naamw. stotend haperend bijv. naamw. stotend hinderlijk bijv. naamw. stotteren hakkelen werkwoord stotteren haperen werkwoord stotteren schutteren werkwoord stotteren stamelen werkwoord stotterig hakkelig overig. stotterig hakkelend overig. stout heldhaftig bijv. naamw. stout ondeugend bijv. naamw. stout gedurfd bijv. naamw. stout stoutmoedig bijv. naamw. stout onverschrokken bijv. naamw. stout moedig bijv. naamw. stout kloek bijv. naamw. stout heroïsch bijv. naamw. stout dapper bijv. naamw. stout zijn zoet zijn overig. stouterd ondeugd zelfst. naamw. stoutheid brutaliteit zelfst. naamw. stoutheid ondeugendheid zelfst. naamw. stoutheid lelijkheid zelfst. naamw. stoutmoedig dapper bijv. naamw. stoutmoedig heldhaftig bijv. naamw. stoutmoedig onbeschroomd bijv. naamw. stoutmoedig onvervaard bijv. naamw. stoutmoedig vrijpostig bijv. naamw. stoutmoedig stout bijv. naamw. stoutmoedig onverschrokken bijv. naamw. stoutmoedig moedig bijv. naamw. stoutmoedig kloek bijv. naamw. stoutmoedig heroïsch bijv. naamw. stoutmoedig vrijmoedig bijv. naamw. stoutmoedig onbedeesd bijv. naamw. stoutmoedig brutaal bijv. naamw. stoutmoedig vermetel bijv. naamw. stoutmoedig onbevreesd bijv. naamw. stoutmoedig onbeducht bijv. naamw. stoutmoedig manmoedig bijv. naamw. stoutmoedig kranig bijv. naamw. stoutmoedig koen bijv. naamw. stoutmoedigheid vermetelheid zelfst. naamw. stoutmoedigheid onverschrokkenheid zelfst. naamw. stoutmoedigheid koenheid zelfst. naamw. stoutmoedigheid kloekheid zelfst. naamw. stoutmoedigheid driestheid zelfst. naamw. stouwer stuwadoor zelfst. naamw. stoven koken werkwoord straal lichtbundel zelfst. naamw. straal straalbundel zelfst. naamw. straal stomweg zelfst. naamw. straal stralenbund zelfst. naamw. straalantenne stralingsbron overig. straalantenne straalkachel overig. straalbezopen stomdronken overig. straalbezopen smoordronken overig. straalbezopen laveloos overig. straalbezopen ladderzat overig. straalbundel straal zelfst. naamw. straalbundel stralenbund zelfst. naamw. straalkachel kachel zelfst. naamw. straalkachel stralingsbron zelfst. naamw. straalkachel straalantenne zelfst. naamw. straalpijp sproeier overig. straalsgewijs radiaal bijv. naamw. straalsgewijs straalvormig bijv. naamw. straalsgewijs radiair bijv. naamw. straalvormig straalsgewijs overig. straalvormig radiair overig. straalvormig radiaal overig. straat boulevard zelfst. naamw. straat straatweg zelfst. naamw. straat zee-engte zelfst. naamw. straat weg zelfst. naamw. straat baan zelfst. naamw. straatarm arm bijv. naamw. straatarm berooid bijv. naamw. straatarm doodarm bijv. naamw. straatjongen boefje zelfst. naamw. straatjongen vandaal zelfst. naamw. straatjongen zwerfjongere zelfst. naamw. straatjongen straatkind zelfst. naamw. straatkei kassei zelfst. naamw. straatkind zwerfjongere overig. straatkind straatjongen overig. straatklauwen voeten overig. straatmadeliefje hoer zelfst. naamw. straatnaambord wegwijzer overig. straatreiniger veegmachine zelfst. naamw. straatschenderij baldadigheid zelfst. naamw. straatslijpen lanterfanten werkwoord straatsteen kei zelfst. naamw. straatsteen klinker zelfst. naamw. straatstrijd straatvechterij overig. straattaal schuttingtaal overig. straaturinoir waterplaats overig. straaturinoir vespasienne overig. straaturinoir urinoir overig. straaturinoir krul overig. straatvechterij straatstrijd overig. straatverkoop colportage overig. straatversperring barricade zelfst. naamw. straatweg baan zelfst. naamw. straatweg straat zelfst. naamw. straatweg weg zelfst. naamw. strabismus scheelzien zelfst. naamw. straf pittig bijv. naamw. straf bestraffing zelfst. naamw. straf bezoeking zelfst. naamw. straf gevangenisstraf zelfst. naamw. straf tuchtmaatregel zelfst. naamw. straf fel zelfst. naamw. straf nors zelfst. naamw. straf sanctie zelfst. naamw. straf tuchtiging zelfst. naamw. straf kastijding zelfst. naamw. straf zwaar zelfst. naamw. straf vriendelijk zelfst. naamw. straf sterk zelfst. naamw. straf krachtig zelfst. naamw. straf geducht zelfst. naamw. straf fiks zelfst. naamw. straf eerlijk zelfst. naamw. straf dapper zelfst. naamw. straf braaf zelfst. naamw. straf hechtenis zelfst. naamw. straf celstraf zelfst. naamw. straf boete zelfst. naamw. straf vergelding zelfst. naamw. strafbaar verboden bijv. naamw. strafballen strafschoppen overig. strafballen penalties overig. straffe gesel zelfst. naamw. straffeloos ongestraft overig. straffen afstraffen werkwoord straffen berispen werkwoord straffen bestraffen werkwoord strafgevangenis bajes zelfst. naamw. strafgevangenis bak zelfst. naamw. strafgevangenis doos zelfst. naamw. strafgevangenis gevangenis zelfst. naamw. strafgevangenis lik zelfst. naamw. strafgevangenis nor zelfst. naamw. strafgevangenis petoet zelfst. naamw. strafgevangenis strafplaats zelfst. naamw. strafgevangenis strafinrichting zelfst. naamw. strafgevangenis spinhuis zelfst. naamw. strafheid stuursheid zelfst. naamw. strafheid stugheid zelfst. naamw. strafheid stijfheid zelfst. naamw. strafheid starheid zelfst. naamw. strafinrichting strafplaats overig. strafinrichting strafgevangenis overig. strafinrichting spinhuis overig. strafinrichting petoet overig. strafinrichting nor overig. strafinrichting lik overig. strafinrichting gevangenis overig. strafinrichting doos overig. strafinrichting bak overig. strafinrichting bajes overig. strafmaatregel sanctie zelfst. naamw. strafmiddel strafmiddelen overig. strafmiddelen strafmiddel overig. strafplaats strafinrichting overig. strafplaats strafgevangenis overig. strafplaats spinhuis overig. strafplaats petoet overig. strafplaats nor overig. strafplaats lik overig. strafplaats gevangenis overig. strafplaats doos overig. strafplaats bak overig. strafplaats bajes overig. strafplaats tuchthuis overig. strafport port zelfst. naamw. strafport strafporto zelfst. naamw. strafporto strafport overig. strafpredikatie epistel zelfst. naamw. strafrecht strafwet zelfst. naamw. strafrechtelijk crimineel bijv. naamw. strafrechterlijke criminele overig. strafschop penalty zelfst. naamw. strafschoppen strafballen overig. strafschoppen penalties overig. strafuitvoering executie zelfst. naamw. strafuitvoering terechtstelling zelfst. naamw. strafwet strafrecht zelfst. naamw. strak afgemeten bijv. naamw. strak gespannen bijv. naamw. strak nauwsluitend bijv. naamw. strak star bijv. naamw. strak strakgespannen bijv. naamw. strak vlak bijv. naamw. strak recht bijv. naamw. strak nauw bijv. naamw. strak verstard bijv. naamw. strak vlakuit bijv. naamw. strak plat bijv. naamw. strak glad bijv. naamw. strak geslepen bijv. naamw. strak gelijk bijv. naamw. strak egaal bijv. naamw. strak effen bijv. naamw. strak spannend bijv. naamw. strakgespannen strak bijv. naamw. strakheid spanning zelfst. naamw. strakheid gespannenheid zelfst. naamw. strakjes dadelijk overig. strakjes straks overig. straks later bijv. naamw. straks weldra bijv. naamw. straks zometeen bijv. naamw. straks direct bijv. naamw. straks zo-even bijv. naamw. straks zonet bijv. naamw. straks zojuist bijv. naamw. straks pas bijv. naamw. straks net bijv. naamw. straks juist bijv. naamw. straks daarstraks bijv. naamw. straks daarnet bijv. naamw. straks naderhand bijv. naamw. straktrekken aantrekken zelfst. naamw. stralen afgaan werkwoord stralen fonkelen werkwoord stralen gloeien werkwoord stralen glunderen werkwoord stralen twinkelen werkwoord stralen sprankelen werkwoord stralen schijnen werkwoord stralen glanzen werkwoord stralen flikkeren werkwoord stralen blaken werkwoord stralenbund straalbundel overig. stralenbund straal overig. stralend hel bijv. naamw. stralend lucide bijv. naamw. stralend schitterend bijv. naamw. stralenkrans aureool zelfst. naamw. stralenkrans heiligenschijn zelfst. naamw. stralenkrans lichtkrans zelfst. naamw. stralenkrans nimbus zelfst. naamw. stralenkrans heiligenkrans zelfst. naamw. stralenkrans stralenkroon zelfst. naamw. stralenkrans mandorla zelfst. naamw. stralenkrans halo zelfst. naamw. stralenkroon stralenkrans overig. stralenkroon mandorla overig. stralenkroon lichtkrans overig. stralenkroon heiligenschijn overig. stralenkroon halo overig. stralenkroon aureool overig. straling gloed zelfst. naamw. straling licht zelfst. naamw. straling radiatie zelfst. naamw. straling schijnsel zelfst. naamw. straling uitstraling zelfst. naamw. straling schijn zelfst. naamw. straling glans zelfst. naamw. stralingsbron straalkachel overig. stralingsbron straalantenne overig. stram houterig bijv. naamw. stram jichtig bijv. naamw. stram stijf bijv. naamw. stram stroef bijv. naamw. stramheid stijfheid zelfst. naamw. stramien motief zelfst. naamw. strand zandstrand zelfst. naamw. stranden mislukken werkwoord stranden aanspoelen zelfst. naamw. stranden aandrijven zelfst. naamw. stranden mislopen zelfst. naamw. stranden misgaan zelfst. naamw. stranden floppen zelfst. naamw. stranden falen zelfst. naamw. stranden afgaan zelfst. naamw. strandmeer lagune overig. strandmuur zeedijk overig. strapatsen bokkensprongen zelfst. naamw. strapatsen buitensporigheden zelfst. naamw. strategie beleid zelfst. naamw. strategie aanpak zelfst. naamw. strategie krijgskunde zelfst. naamw. strategisch tactisch bijv. naamw. stratus wolk zelfst. naamw. streefdatum richtdatum overig. streek gebied zelfst. naamw. streek geintje zelfst. naamw. streek landstreek zelfst. naamw. streek loer zelfst. naamw. streek oord zelfst. naamw. streek poets zelfst. naamw. streek windstreek zelfst. naamw. streek zone zelfst. naamw. streek regio zelfst. naamw. streek plaats zelfst. naamw. streek gouw zelfst. naamw. streek gewest zelfst. naamw. streek hoek zelfst. naamw. streek lokken zelfst. naamw. streek list zelfst. naamw. streek territorium zelfst. naamw. streek terrein zelfst. naamw. streek gord zelfst. naamw. streeksgewijs regionaal overig. streeksgewijs gewestelijk overig. streektaal accent zelfst. naamw. streektaal dialect zelfst. naamw. streektaal taaltje zelfst. naamw. streektaal tongval zelfst. naamw. streep haal zelfst. naamw. streep lijn zelfst. naamw. streep linie zelfst. naamw. streepje lijntje overig. streepjescode barcode zelfst. naamw. strekken dienst doen werkwoord strekken reiken werkwoord strekken rekken werkwoord strekken extensie zelfst. naamw. strekken uitrekken werkwoord strekken spannen werkwoord strekken opwinden werkwoord strekken uitstrekken werkwoord strekken uitsteken werkwoord strekken uitbreiden werkwoord strekken ophouden werkwoord strekking inhoud zelfst. naamw. strekking tendens zelfst. naamw. strekking teneur zelfst. naamw. strekking kern zelfst. naamw. strekking hoofdzaak zelfst. naamw. strekking geest zelfst. naamw. strelen aaien werkwoord strelen aanraken werkwoord strelen liefkozen werkwoord strelend zoet bijv. naamw. strelend vleiend bijv. naamw. strelend flatterend bijv. naamw. strelend complimenteus bijv. naamw. streling aai zelfst. naamw. streling aanhalen zelfst. naamw. streling liefkozing zelfst. naamw. streling vleien zelfst. naamw. streling gestreel zelfst. naamw. streling aaiing zelfst. naamw. streling aanhaling zelfst. naamw. stremmen blokkeren werkwoord stremmen hinderen werkwoord stremmen indikken werkwoord stremming opstopping zelfst. naamw. stremming vastlopen zelfst. naamw. stremming blok zelfst. naamw. stremsel kaasstremsel zelfst. naamw. stremsel renet zelfst. naamw. streng koud bijv. naamw. streng strikt bijv. naamw. streng stringent bijv. naamw. streng haarstreng zelfst. naamw. streng snoer zelfst. naamw. streng bars zelfst. naamw. streng consequent zelfst. naamw. streng dakspant zelfst. naamw. streng bundel zelfst. naamw. streng dwingend zelfst. naamw. streng bindend zelfst. naamw. streng haarvlecht zelfst. naamw. streng stijf zelfst. naamw. streng priesterlijk zelfst. naamw. streng gestreng zelfst. naamw. streng stipt zelfst. naamw. streng onvermurwbaar zelfst. naamw. strengelen ineenvlechten werkwoord strengelen winden werkwoord strengelen wikkelen werkwoord strengelen oprollen werkwoord strengelen vlechten werkwoord strengheid rigiditeit zelfst. naamw. strengheid onverbiddelijkheid zelfst. naamw. strengheid gestrengheid zelfst. naamw. strengheid hardheid zelfst. naamw. strengheid zuurheid zelfst. naamw. strengheid wrangheid zelfst. naamw. strengheid stugheid zelfst. naamw. strengheid rinsheid zelfst. naamw. strengheid guurheid zelfst. naamw. strengheid bitterheid zelfst. naamw. stress druk zelfst. naamw. stress spanning zelfst. naamw. streuf pannenkoek overig. streven ijveren werkwoord streven najagen werkwoord streven proberen werkwoord streven ambitie zelfst. naamw. streven beogen zelfst. naamw. streven doeleinde zelfst. naamw. streven pogen zelfst. naamw. streven nastreven zelfst. naamw. streven bedoelen zelfst. naamw. streven aspireren zelfst. naamw. streven ambiëren zelfst. naamw. streven aspiratie zelfst. naamw. streven inzet zelfst. naamw. streven doel zelfst. naamw. streven zoeken zelfst. naamw. streven trachten zelfst. naamw. streven intentie zelfst. naamw. streven azen zelfst. naamw. streven naar aansturen op werkwoord streverig eerzuchtig overig. streverig ambitieus overig. stria huidstriem zelfst. naamw. striemen geselen werkwoord strij krijger overig. strijd conflict zelfst. naamw. strijd oorlog zelfst. naamw. strijd veldslag zelfst. naamw. strijd wedstrijd zelfst. naamw. strijd worsteling zelfst. naamw. strijd kamp zelfst. naamw. strijd gevecht zelfst. naamw. strijd slag zelfst. naamw. strijd pot zelfst. naamw. strijd partij zelfst. naamw. strijd concours zelfst. naamw. strijd agon zelfst. naamw. strijdbaar martiaal bijv. naamw. strijdbaar militant bijv. naamw. strijdbaar manhaftig bijv. naamw. strijden dingen naar werkwoord strijden indruisen werkwoord strijden kibbelen werkwoord strijden matten werkwoord strijden oorlogvoeren werkwoord strijden knokpartij zelfst. naamw. strijden vechten zelfst. naamw. strijden twisten werkwoord strijden redetwisten werkwoord strijden krakelen werkwoord strijden disputeren werkwoord strijden vechtpartij werkwoord strijden matpartij werkwoord strijden kloppartij werkwoord strijden handgemeen werkwoord strijden gevecht werkwoord strijden knokken werkwoord strijden kampen werkwoord strijdenopvatting tegenstelling zelfst. naamw. strijder guerrilla zelfst. naamw. strijder ijveraar zelfst. naamw. strijder krijger zelfst. naamw. strijder voorvechter zelfst. naamw. strijder hoofdrolspeler zelfst. naamw. strijder gardist overig. strijdgenoot strijdmakker overig. strijdgenoot wapenbroe overig. strijdgenoot medestrij overig. strijdig contrasterend bijv. naamw. strijdig onverenigbaar bijv. naamw. strijdig tegenstrijdig bijv. naamw. strijdig tegengesteld bijv. naamw. strijdig tegen bijv. naamw. strijdig hiertegen bijv. naamw. strijdigheid collisie zelfst. naamw. strijdkrachten troepen zelfst. naamw. strijdkreet kreet zelfst. naamw. strijdkreet leus zelfst. naamw. strijdkreet yell zelfst. naamw. strijdlustig fanatiek bijv. naamw. strijdlustig vechtlustig bijv. naamw. strijdlustig militant bijv. naamw. strijdlustig strijdvaardig bijv. naamw. strijdmacht krijgsmacht zelfst. naamw. strijdmacht leger zelfst. naamw. strijdmacht legermacht zelfst. naamw. strijdmacht heir zelfst. naamw. strijdmacht troepenmacht zelfst. naamw. strijdmakker strijdgenoot overig. strijdmakkers wapenbroeders overig. strijdmiddel wapen zelfst. naamw. strijdperk arena zelfst. naamw. strijdperk kampplaats zelfst. naamw. strijdperk oorlogsterrein zelfst. naamw. strijdperk strijdtoneel zelfst. naamw. strijdpunt twistvraag overig. strijdpunt twistpunt overig. strijdpunt strijdvraag overig. strijdpunt geschilpunt overig. strijdros oorlogspaard overig. strijdros bucefaal overig. strijdtoneel slagveld zelfst. naamw. strijdtoneel strijdperk zelfst. naamw. strijdtoneel kampplaats zelfst. naamw. strijdtoneel arena zelfst. naamw. strijdtoneel speelplaats zelfst. naamw. strijdtoneel oefenplaats zelfst. naamw. strijdvaardig onverschrokken bijv. naamw. strijdvaardig vechtlustig bijv. naamw. strijdvaardig strijdlustig bijv. naamw. strijdvraag geschilpunt zelfst. naamw. strijdvraag twistvraag zelfst. naamw. strijdvraag twistpunt zelfst. naamw. strijdvraag strijdpunt zelfst. naamw. strijdzuchtig oorlogszuchtig overig. strijdzuchtig militant overig. strijdzuchtig krijgshaftig overig. strijkbogen strijkstokken overig. strijken gladstrijken werkwoord strijken neerhalen werkwoord strijken opstrijken werkwoord strijken persen werkwoord strijken scheren werkwoord strijken uitstrijken werkwoord strijken vegen werkwoord strijken schrapping werkwoord strijken doorhaling werkwoord strijkje strijkorkest zelfst. naamw. strijkorkest strijkje zelfst. naamw. strijkstokken strijkbogen overig. strik lint zelfst. naamw. strik schuifknoop zelfst. naamw. strik val zelfst. naamw. strik steek zelfst. naamw. strik maas zelfst. naamw. strik breisteek zelfst. naamw. strikje vlinderdasje zelfst. naamw. strikje vlinderstrikje zelfst. naamw. strikje vlinderdas zelfst. naamw. strikje pinkelhoutje zelfst. naamw. strikken knevelen werkwoord strikken overhalen werkwoord strikken vastbinden werkwoord strikken vastknopen werkwoord strikken vastmaken werkwoord strikken knopen werkwoord strikken binden werkwoord strikt onvermurwbaar bijv. naamw. strikt onverzettelijk bijv. naamw. strikt punctueel bijv. naamw. strikt rigide bijv. naamw. strikt scherp bijv. naamw. strikt streng bijv. naamw. strikt stringent bijv. naamw. strikt nauwgezet bijv. naamw. strikt dwingend bijv. naamw. strikt bindend bijv. naamw. strikt stipt bijv. naamw. strikt precies bijv. naamw. strikt exact bijv. naamw. stringent bindend bijv. naamw. stringent dwingend bijv. naamw. stringent streng bijv. naamw. stringent strikt bijv. naamw. stringent onvermurwbaar bijv. naamw. strip beeldverhaal zelfst. naamw. strip rand zelfst. naamw. strip stripverhaal zelfst. naamw. strippen uitkleden werkwoord stripverhaal beeldverhaal zelfst. naamw. stripverhaal strip zelfst. naamw. stroef ruw bijv. naamw. stroef stram bijv. naamw. stroef moeizaam bijv. naamw. stroef slee bijv. naamw. stroef stuurs bijv. naamw. stroef zwaar bijv. naamw. stroef stijf bijv. naamw. stroef houterig bijv. naamw. strofe versdeel overig. strohalm strootje zelfst. naamw. strohalm rietje overig. stroken corresponderen werkwoord stroken harmoniëren werkwoord stroken overeenstemmen werkwoord stroken overeenkomen werkwoord stroman marionet zelfst. naamw. stromen druipen werkwoord stromen lopen werkwoord stromen samenstromen werkwoord stromen vloeien werkwoord stromend vliedend bijv. naamw. stromend vlot bijv. naamw. stromend vloeiend bijv. naamw. stroming beekje zelfst. naamw. stroming beweging zelfst. naamw. stroming onderstroom zelfst. naamw. stroming stroompje zelfst. naamw. strompelen schuifelen werkwoord stronk boomstronk zelfst. naamw. stronk stomp zelfst. naamw. stronk stobbe zelfst. naamw. stronken boomstronken overig. stront gedonder zelfst. naamw. stront kak zelfst. naamw. stront penarie zelfst. naamw. stront poep zelfst. naamw. stront schijt zelfst. naamw. stront drek zelfst. naamw. stront poep overig. strooibiljet pamflet zelfst. naamw. strooibiljet foldertje zelfst. naamw. strooibiljet stencil zelfst. naamw. strooibiljet vlugschrift zelfst. naamw. strooibus strooier zelfst. naamw. strooien zaaien werkwoord strooien storten werkwoord strooier strooibus zelfst. naamw. strook banderol zelfst. naamw. strook bies zelfst. naamw. strook reep zelfst. naamw. strook volant zelfst. naamw. strookje lintje overig. strookje bandje overig. stroom beek zelfst. naamw. stroom elektriciteit zelfst. naamw. stroom massa zelfst. naamw. stroom rivier zelfst. naamw. stroom vloed zelfst. naamw. stroom water zelfst. naamw. stroom energie zelfst. naamw. stroom guts zelfst. naamw. stroom wegstromen zelfst. naamw. stroomdraad elektriciteitssnoer zelfst. naamw. stroomgebied vijver overig. stroomgebied kom overig. stroomgebied bassin overig. stroomgeleider geleider zelfst. naamw. stroomkabel elektriciteitssnoer zelfst. naamw. stroomlijnen structureren werkwoord stroompje beek zelfst. naamw. stroompje stroming zelfst. naamw. stroompje beekje zelfst. naamw. stroomversnelling vlugheid overig. stroomversnelling versnelgang overig. stroop melasse zelfst. naamw. stroop suikerstroop zelfst. naamw. stroop siroop zelfst. naamw. stroopachtig viskeus overig. stroopachtig taai-vloeibaar overig. stroopachtig stroperig overig. strooplikken slijmen werkwoord strooplikker hielenlikker zelfst. naamw. strooplikker kruiper zelfst. naamw. strooplikker vleier zelfst. naamw. strooplikker mooiprater zelfst. naamw. strooplikkerij kruiperij overig. strooptocht plundertocht zelfst. naamw. strooptocht rooftocht zelfst. naamw. strootje strohalm zelfst. naamw. strop galg zelfst. naamw. strop ophanging zelfst. naamw. strop sof zelfst. naamw. strop touw zelfst. naamw. strop tegenvaller zelfst. naamw. stropdas das zelfst. naamw. stropdas kuiper zelfst. naamw. stropdas binder zelfst. naamw. stropdassen dassen overig. stropen ontvellen werkwoord stropen pierewaaien werkwoord stropen scharrelen werkwoord stropen villen werkwoord stropen uitbenen werkwoord stropen afstropen werkwoord stropen afhalen werkwoord stropen stelen overig. stroper dief zelfst. naamw. stroperig flikflooierig bijv. naamw. stroperig kleverig bijv. naamw. stroperig kruiperig bijv. naamw. stroperig taai-vloeibaar bijv. naamw. stroperig slijmerig bijv. naamw. stroperig flemerig bijv. naamw. stroperig viskeus bijv. naamw. stroperig stroopachtig bijv. naamw. stroperij diefstal zelfst. naamw. stroperij jachtdelict zelfst. naamw. stroppen strikken werkwoord strot hals zelfst. naamw. strot keelgat zelfst. naamw. strot keel zelfst. naamw. strotten keelgaten overig. strowis vod overig. strowis vaatdoek overig. strowis stofdoek overig. strowis prul overig. strowis plumeau overig. strowis bosje overig. strubbeling knik zelfst. naamw. strubbeling probleem zelfst. naamw. strubbeling wrijving zelfst. naamw. structureel georganiseerd bijv. naamw. structureel geregeld bijv. naamw. structuren vormen overig. structureren organiseren werkwoord structureren struktureren werkwoord structurering ordening zelfst. naamw. structuur opbouw zelfst. naamw. structuur organisatie zelfst. naamw. structuur samenstelling zelfst. naamw. structuur opbouwen zelfst. naamw. structuur constructie zelfst. naamw. structuur bouw zelfst. naamw. structuur systeem zelfst. naamw. structuur ordening zelfst. naamw. struik bosje zelfst. naamw. struik heester zelfst. naamw. struik plant zelfst. naamw. struikelblok belemmering zelfst. naamw. struikelen overal zien werkwoord struikelen spaak lopen werkwoord struikelen vallen werkwoord struiken heesters zelfst. naamw. struiken struikgewas zelfst. naamw. struiken struweel zelfst. naamw. struikgewas struiken zelfst. naamw. struikgewas kreupelhout zelfst. naamw. struikgewas struweel zelfst. naamw. struikjes bosjes zelfst. naamw. struikjes bosjes zelfst. naamw. struikjes bosjes zelfst. naamw. struikjes bosjes zelfst. naamw. struikrover bandiet zelfst. naamw. struikrover rover zelfst. naamw. struimeid deerne overig. struinen rondneuzen werkwoord struinen rondsnuffelen werkwoord struinen rondscharrelen werkwoord struinen rondkijken werkwoord struis kordaat bijv. naamw. struis zwaargebouwd bijv. naamw. struis struisvogel zelfst. naamw. struis zwaar bijv. naamw. struis robuust bijv. naamw. struis potig bijv. naamw. struis massief bijv. naamw. struis fors bijv. naamw. struis struisvog bijv. naamw. struis gezet bijv. naamw. struis log bijv. naamw. struisvog struis overig. struisvogel struis zelfst. naamw. struktureren structureren overig. struma kropgezwel zelfst. naamw. struma krop zelfst. naamw. struweel struikgewas overig. struweel struiken overig. stu leergang overig. stu kursus overig. stu cursus overig. stu oefenstuk overig. stuc pleister zelfst. naamw. stucadoren stukadoren werkwoord stucwerker stukadoor zelfst. naamw. studeer studeren werkwoord studeerkamer kabinet zelfst. naamw. studeerkamer kamer zelfst. naamw. studeerkamer werkkamer zelfst. naamw. studeerkamer studeervertrek zelfst. naamw. studeerkamers werkkamers overig. studeerkamers studeervertrekken overig. studeervertrek werkkamer overig. studeervertrek studeerkamer overig. studeervertrekken werkkamers overig. studeervertrekken studeerkamers overig. student boekenwurm zelfst. naamw. student cursist zelfst. naamw. studentenbond studentenvereniging zelfst. naamw. studentenstop numerus clausus zelfst. naamw. studententijd studietijd zelfst. naamw. studentenvereniging studentenbond zelfst. naamw. studentenvereniging studentencorps zelfst. naamw. studeren oefenen werkwoord studeren peinzen werkwoord studeren studeer werkwoord studeren bekwamen zelfst. naamw. studeren blokken zelfst. naamw. studeren leren zelfst. naamw. studie cursus zelfst. naamw. studie etude zelfst. naamw. studie oefenstuk zelfst. naamw. studie onderwijs zelfst. naamw. studiebeurs beurs zelfst. naamw. studiebeurs stipendium zelfst. naamw. studiebeurs studietoelage zelfst. naamw. studieboek leerboek zelfst. naamw. studieboek schoolboek zelfst. naamw. studieboek lesboek zelfst. naamw. studieboeken schoolboeken zelfst. naamw. studieconferentie seminar zelfst. naamw. studiedag seminar overig. studiehoofd hoogvlieger zelfst. naamw. studiehoofd kop zelfst. naamw. studiehoofd leerhoofd zelfst. naamw. studiehoofd student zelfst. naamw. studiejaar collegejaar zelfst. naamw. studierichting afstudeerrichting zelfst. naamw. studierichting studie zelfst. naamw. studierichting vak zelfst. naamw. studietijd studententijd zelfst. naamw. studietoelage studiebeurs overig. studietoelage stipendium overig. studietoelage beurs overig. studieus leergierig overig. studio atelier zelfst. naamw. studio behuizing zelfst. naamw. studio werkplaats zelfst. naamw. studio`s opnamestudio overig. stuff pot zelfst. naamw. stuff wiet zelfst. naamw. stuff kiev zelfst. naamw. stuff hennep zelfst. naamw. stuff hasjiesj zelfst. naamw. stuff hasj zelfst. naamw. stuff haschisch zelfst. naamw. stuff wied zelfst. naamw. stuff weed zelfst. naamw. stuff marihuana zelfst. naamw. stuff wiet overig. stug stijfkoppig bijv. naamw. stug stijf bijv. naamw. stug taai bijv. naamw. stug onverzettelijk bijv. naamw. stug onbuigzaam bijv. naamw. stugheid starheid zelfst. naamw. stugheid stuursheid zelfst. naamw. stugheid strafheid zelfst. naamw. stugheid stijfheid zelfst. naamw. stugheid zuurheid zelfst. naamw. stugheid wrangheid zelfst. naamw. stugheid strengheid zelfst. naamw. stugheid rinsheid zelfst. naamw. stugheid hardheid zelfst. naamw. stugheid guurheid zelfst. naamw. stugheid bitterheid zelfst. naamw. stuifmeel zetmeel overig. stuifzwam poederdonsje overig. stuip bevlieging zelfst. naamw. stuip contractie zelfst. naamw. stuip convulsie zelfst. naamw. stuip stuiptrekking zelfst. naamw. stuip samentrekking zelfst. naamw. stuip kramp zelfst. naamw. stuipen eclampsie zelfst. naamw. stuiptrekking kramp zelfst. naamw. stuiptrekking stuip zelfst. naamw. stuiptrekking samentrekking zelfst. naamw. stuiptrekking convulsie zelfst. naamw. stuit staartstuk zelfst. naamw. stuitbeen staartbeen overig. stuiten beletten werkwoord stuiten irriteren werkwoord stuiten stuiteren werkwoord stuiten tegenhouden werkwoord stuiten terugkaatsen werkwoord stuiten vastlopen werkwoord stuiten vinden werkwoord stuiten stuitjes zelfst. naamw. stuiten stoten werkwoord stuiten schokken werkwoord stuiten fschijnen werkwoord stuiten botsen werkwoord stuiten weerkaatsen werkwoord stuiten terugstoten werkwoord stuiten reflecteren werkwoord stuiten echoën werkwoord stuitend misplaatst bijv. naamw. stuitend afschuwelijk bijv. naamw. stuitend schreeuwend bijv. naamw. stuitend onverkwikkelijk bijv. naamw. stuitend weerzinwekkend bijv. naamw. stuitend walgelijk bijv. naamw. stuitend vies bijv. naamw. stuitend smerig bijv. naamw. stuitend ranzig bijv. naamw. stuitend goor bijv. naamw. stuiter knikker zelfst. naamw. stuiteren stuiten werkwoord stuitjes stuiten zelfst. naamw. stuiven schieten werkwoord stuiven waaien werkwoord stuiven verspuiten werkwoord stuiven opspatten werkwoord stuiver stuivertje overig. stuivertje stuiver overig. stuk aan gruzels bijv. naamw. stuk beschadigd bijv. naamw. stuk buiten werking bijv. naamw. stuk verrukt bijv. naamw. stuk afstand zelfst. naamw. stuk basisbestanddeel zelfst. naamw. stuk brok zelfst. naamw. stuk exemplaar zelfst. naamw. stuk gedeelte zelfst. naamw. stuk gewichtstuk zelfst. naamw. stuk publicatie zelfst. naamw. stuk spetter zelfst. naamw. stuk stoot zelfst. naamw. stuk toneelstuk zelfst. naamw. stuk kapot zelfst. naamw. stuk artikel zelfst. naamw. stuk gebarsten zelfst. naamw. stuk onklaar zelfst. naamw. stuk defect zelfst. naamw. stuk part zelfst. naamw. stuk fractie zelfst. naamw. stuk deel zelfst. naamw. stuk geruineerd zelfst. naamw. stuk gebroken zelfst. naamw. stuk kanon zelfst. naamw. stuk onderdeel zelfst. naamw. stuk ingrediënt zelfst. naamw. stuk element zelfst. naamw. stuk component zelfst. naamw. stuk bestanddeel zelfst. naamw. stuk kanjer zelfst. naamw. stuk schouwspel zelfst. naamw. stuk drama zelfst. naamw. stuk zetsel zelfst. naamw. stuk verhandeling zelfst. naamw. stuk memorie zelfst. naamw. stukadoor stucwerker zelfst. naamw. stukadoorswerk pleisterwerk overig. stukadoren stucadoren werkwoord stukadoren pleisteren werkwoord stukadoren bepleisteren werkwoord stukbreken breken werkwoord stukbreken dóórbreken werkwoord stukdrukken platdrukken overig. stukgaan breken werkwoord stukgaan kapotgaan werkwoord stukgebroken gebroken bijv. naamw. stukgoed manufacturen zelfst. naamw. stukgooien kapot smijten werkwoord stukgooien kapotgooien werkwoord stukje eindje zelfst. naamw. stukje fractie zelfst. naamw. stukje mop zelfst. naamw. stukje onderdeel zelfst. naamw. stukje snippertje zelfst. naamw. stukje partje zelfst. naamw. stukje fragmentje zelfst. naamw. stukje brokje zelfst. naamw. stukken bescheiden zelfst. naamw. stukken certificaten zelfst. naamw. stukken dossier zelfst. naamw. stukken porties zelfst. naamw. stukken dossier,bescheiden zelfst. naamw. stukken documenten zelfst. naamw. stukken aktes zelfst. naamw. stukken segmenten zelfst. naamw. stukken partjes zelfst. naamw. stukken parten zelfst. naamw. stukken delen zelfst. naamw. stukken barrels zelfst. naamw. stuklopen vastlopen zelfst. naamw. stukmaken bederven werkwoord stukmaken moeren werkwoord stukmaken mollen werkwoord stukmaken verbreken werkwoord stukmaken verpesten werkwoord stukmaken verknoeien werkwoord stukmaken toetakelen werkwoord stukmaken schenden werkwoord stukmaken havenen werkwoord stukmaken beschadigen werkwoord stukmaken verbrijzelen werkwoord stukmaken opheffen werkwoord stukmaken ontbinden werkwoord stukmaken forceren werkwoord stukmaken beëindigen werkwoord stukmaken afbreken werkwoord stukmaken verzieken werkwoord stukmaken verknallen werkwoord stukmaken verklungelen werkwoord stukmaken verbroddelen werkwoord stukslaan inslaan werkwoord stukslaan kapot smijten werkwoord stukslaan kapotslaan werkwoord stukslaan verbrijzelen werkwoord stuksnijden snijden werkwoord stukstoten fijnwrijven overig. stuktrekken kapottrekken overig. stukvreten wegvreten overig. stulp huis zelfst. naamw. stulp hut zelfst. naamw. stulp verblijf zelfst. naamw. stulp optrekje zelfst. naamw. stulpkooi stolphuis overig. stulpkooi stolp overig. stulpkooi kaasstolp overig. stulpkooi dop overig. stulpkooi deksel overig. stulpkooi boerenhuis overig. stumper arme jongen zelfst. naamw. stumper klungel zelfst. naamw. stumper kruk zelfst. naamw. stumper stakker zelfst. naamw. stumper sukkel zelfst. naamw. stumper zielenpiet zelfst. naamw. stumper dromm zelfst. naamw. stumper stoethasp zelfst. naamw. stumper klungelaar zelfst. naamw. stumperig beklagenswaardig bijv. naamw. stumperig gebrekkig bijv. naamw. stumperig klungelig bijv. naamw. stumperig knullig bijv. naamw. stumperig onbenullig bijv. naamw. stumperig onhandig bijv. naamw. stumperig schunnig bijv. naamw. stumperig schamel bijv. naamw. stumperig miserabel bijv. naamw. stumperig ellendig bijv. naamw. stumperig belabberd bijv. naamw. stumperig stuntelig bijv. naamw. stumperig schutterig bijv. naamw. stumperig onbeholpen bijv. naamw. stumperig sukkelig bijv. naamw. stumperig slungelig bijv. naamw. stumperig krukkig bijv. naamw. stumpers stakkers overig. stunt hoogstandje zelfst. naamw. stunt prestatie zelfst. naamw. stunt kunststuk zelfst. naamw. stunt toer zelfst. naamw. stunt krachttoer zelfst. naamw. stuntel klungel zelfst. naamw. stuntelen haspelen werkwoord stuntelen klunzen werkwoord stuntelen schutteren werkwoord stuntelen prutsen werkwoord stuntelen knoeien werkwoord stuntelen klungelen werkwoord stuntelig onbeholpen overig. stuntelig stumperig overig. stuntelig schutterig overig. stuntelig onhandig overig. stuntelig knullig overig. stuntelig gebrekkig overig. stuntelig sukkelig overig. stuntelig slungelig overig. stuntelig krukkig overig. stuntman dubbel zelfst. naamw. stuntman double zelfst. naamw. stuntprijs dumpprijs zelfst. naamw. stupide seniel bijv. naamw. stupide schaapachtig bijv. naamw. stupide mesjogge bijv. naamw. stupide krankzinnig bijv. naamw. stupide krankjorum bijv. naamw. stupide idioterig bijv. naamw. stupide idioot bijv. naamw. stupide gestoord bijv. naamw. stupide gek bijv. naamw. stupide achterlijk bijv. naamw. stupide zot bijv. naamw. stupide maf bijv. naamw. stupide geschift bijv. naamw. stupide verstandeloos bijv. naamw. stupide stompzinnig bijv. naamw. stupide onverstandig bijv. naamw. stupide onnozel bijv. naamw. stupide onbenullig bijv. naamw. stupide hersenloos bijv. naamw. stupide geesteloos bijv. naamw. stupide dom bijv. naamw. stupide breinloos bijv. naamw. stupide afgestompt bijv. naamw. sturen doen toekomen werkwoord sturen laveren werkwoord sturen opsturen werkwoord sturen wegzenden werkwoord sturen stuurwielen zelfst. naamw. sturen zenden werkwoord sturen stuurraderen werkwoord sturen wegsturen werkwoord sturen verzenden werkwoord sturen toezenden werkwoord sturen posten werkwoord sturing gidsing zelfst. naamw. stut drager zelfst. naamw. stut schoor zelfst. naamw. stut schraag zelfst. naamw. stut steun zelfst. naamw. stutbalk steunbalk overig. stutbalk ligger overig. stutbalk latei overig. stutbalk draagbalk overig. stutbalk schuinsteunbalk overig. stutbalk schoorbalk overig. stutten draag werkwoord stutten dragen werkwoord stutten ondersteunen werkwoord stutten schoren werkwoord stutten schragen werkwoord stutten steunen zelfst. naamw. stutten schoorbalken werkwoord stutten ontspruiten werkwoord stuur stuurwiel zelfst. naamw. stuur roer zelfst. naamw. stuur stuurrad zelfst. naamw. stuurcabine cockpit overig. stuurcabine cabine overig. stuurgroep adviescommissie zelfst. naamw. stuurhuis stuurhut zelfst. naamw. stuurhut stuurhuis zelfst. naamw. stuurlieden stuurmannen overig. stuurloos onbestuurbaar bijv. naamw. stuurman roerganger overig. stuurmannen stuurlieden overig. stuurmanskunst navigatie zelfst. naamw. stuurrad stuurwiel overig. stuurrad stuur overig. stuurraderen stuurwielen overig. stuurraderen sturen overig. stuurroer roer zelfst. naamw. stuurs bokkig bijv. naamw. stuurs geirriteerd bijv. naamw. stuurs gemelijk bijv. naamw. stuurs nors bijv. naamw. stuurs stug bijv. naamw. stuurs boos bijv. naamw. stuurs koppig bijv. naamw. stuurs wrevelig bijv. naamw. stuurs nurks bijv. naamw. stuurs knorrig bijv. naamw. stuursheid stugheid zelfst. naamw. stuursheid strafheid zelfst. naamw. stuursheid stijfheid zelfst. naamw. stuursheid starheid zelfst. naamw. stuurwiel stuur zelfst. naamw. stuurwiel stuurrad zelfst. naamw. stuurwielen gestuurd zelfst. naamw. stuurwielen sturen zelfst. naamw. stuurwielen stuurraderen zelfst. naamw. stuw keerdam zelfst. naamw. stuw waterkering zelfst. naamw. stuw stuwdam zelfst. naamw. stuw dam zelfst. naamw. stuwadoor stouwer zelfst. naamw. stuwdam keerdam zelfst. naamw. stuwdam waterkering zelfst. naamw. stuwdam stuw zelfst. naamw. stuwdam dam zelfst. naamw. stuwen persen werkwoord stuwen voortstuwen werkwoord stuwen vooruitduwen werkwoord stuwen opstuwen werkwoord stuwing stagnatie zelfst. naamw. stuwing opwelling zelfst. naamw. stuwing impuls zelfst. naamw. stuwing drang zelfst. naamw. stuwing aandrift zelfst. naamw. stuwing aandrang zelfst. naamw. stuwkracht aandrijfkracht zelfst. naamw. stuwkracht aandrijving zelfst. naamw. stuwkracht veerkracht zelfst. naamw. stuwkracht voortstuwing zelfst. naamw. stuwkracht drijfkracht zelfst. naamw. stuwkracht dynamiek zelfst. naamw. stylist stilist overig. styrococo rococostijl overig. subcultuur scene zelfst. naamw. subcultuur wereldje zelfst. naamw. subcutaan onderhuids bijv. naamw. subfaculteit instituut zelfst. naamw. subiet geheid overig. subiet onmiddellijk overig. subiet plotseling overig. subiet zo overig. subiet schielijk overig. subiet meteen overig. subiet dadelijk overig. subiet aanstonds overig. subject onderwerp zelfst. naamw. subject thema zelfst. naamw. subjectief bevooroordeeld bijv. naamw. subjectief intuïtief bijv. naamw. subjectief persoonlijk bijv. naamw. subliem voortreffelijk bijv. naamw. subliem prachtig bijv. naamw. subliem uitstekend bijv. naamw. subliem uitnemend bijv. naamw. subliem uitmuntend bijv. naamw. subliem uitgezocht bijv. naamw. subliem uitgelezen bijv. naamw. subliem superbe bijv. naamw. subliem puik bijv. naamw. subliem excellent bijv. naamw. subliem briljant bijv. naamw. sublieme fantastisch overig. subordinatie onderhorigheid overig. subscriberen aanmelden werkwoord subscriberen inschrijven werkwoord subscriberen intekenen werkwoord subscriberen opgeven werkwoord subscriptie intekening zelfst. naamw. subsidie steun zelfst. naamw. subsidie tegemoetkoming zelfst. naamw. subsidie toelage zelfst. naamw. subsidie subsidiëren zelfst. naamw. subsidiëren subsidie werkwoord substantie materiaal zelfst. naamw. substantie stof zelfst. naamw. substantieel aanmerkelijk bijv. naamw. substantieel behoorlijk bijv. naamw. substantieel beduidend bijv. naamw. substantieel aanzienlijk bijv. naamw. substituten vervanger overig. substituten remplaçanten overig. substituten plaatsvervangers overig. substitutie vervanging zelfst. naamw. substitutie verwisseling zelfst. naamw. substitutie verruiling zelfst. naamw. substitutie surrogaat zelfst. naamw. substitutie omwisseling zelfst. naamw. substitutie herstelling zelfst. naamw. substituut remplaçant overig. substituut invalster overig. substraat onderlaag overig. substractie aftrekking overig. substractie aftrekken overig. subtiel fijn bijv. naamw. subtiel fijnzinnig bijv. naamw. succes bestseller zelfst. naamw. succes succesnummer zelfst. naamw. succes topper zelfst. naamw. succes voorspoed zelfst. naamw. succes welslagen zelfst. naamw. succes hit zelfst. naamw. succes treffer zelfst. naamw. succes successtuk zelfst. naamw. succes schlager zelfst. naamw. succes kraker zelfst. naamw. succes klapper zelfst. naamw. succes kasstuk zelfst. naamw. succes voorspoedigheid zelfst. naamw. succesboek bestseller zelfst. naamw. succeseur troonpretendent overig. succeseur troonopvolger overig. succeseur prins overig. succeseur pretendente overig. succeseur pretendent overig. succeseur kroonprinses overig. succeseur kroonprins overig. succeseur infante overig. succesnummer hit zelfst. naamw. succesnummer kasstuk zelfst. naamw. succesnummer klapper zelfst. naamw. succesnummer kraker zelfst. naamw. succesnummer schlager zelfst. naamw. succesnummer succes zelfst. naamw. succesnummer topper zelfst. naamw. succesnummer treffer zelfst. naamw. succesnummer successtuk zelfst. naamw. succesnummers hits overig. successie opvolging zelfst. naamw. successief achtereenvolgend bijv. naamw. successievelijk achtereenvolgens bijv. naamw. successievelijk achterelkaar bijv. naamw. successievelijk achtereenvolgend bijv. naamw. successtuk treffer overig. successtuk topper overig. successtuk succesnummer overig. successtuk succes overig. successtuk schlager overig. successtuk kraker overig. successtuk klapper overig. successtuk kasstuk overig. successtuk hit overig. succesvol geslaagd bijv. naamw. sudderen smoren werkwoord sudderen stoffen werkwoord sudderen pruttelen werkwoord suf doezelig bijv. naamw. suf duf bijv. naamw. suf geestdodend bijv. naamw. suf onverstandig bijv. naamw. suf saai bijv. naamw. suf versuft bijv. naamw. suf afwezig bijv. naamw. suf dom bijv. naamw. suf soezerig bijv. naamw. suf stom bijv. naamw. suf eentonig bijv. naamw. suf afstompend bijv. naamw. suf vervelend bijv. naamw. suf slaapverwekkend bijv. naamw. suf monotoon bijv. naamw. suf afgezaagd bijv. naamw. suf mat bijv. naamw. suf geesteloos bijv. naamw. suf dof bijv. naamw. suf daas bijv. naamw. suffen dromen werkwoord suffen dutten werkwoord suffend soezend overig. suffend mijmerend overig. suffend dromerig overig. suffer slaapkop zelfst. naamw. suffer slaper zelfst. naamw. suffer dromer overig. sufferd domoor zelfst. naamw. sufferd kruk zelfst. naamw. sufferd minkukel zelfst. naamw. sufferd oen zelfst. naamw. sufferd sul zelfst. naamw. sufferd kindouman zelfst. naamw. sufferd schaapskop zelfst. naamw. sufferd druiloor zelfst. naamw. sufferd uilskuiken zelfst. naamw. sufferd uilenbal zelfst. naamw. sufferd sukkel zelfst. naamw. sufferd stommeling zelfst. naamw. sufferd minkuk zelfst. naamw. sufferd sufferdje zelfst. naamw. sufferd dommerik zelfst. naamw. sufferd domkop zelfst. naamw. sufferdje leeghoofdje overig. sufferdje uilskuiken overig. sufferdje sufferd overig. sufferdje stommeling overig. sufferdje domoor overig. sufferdje dommerik overig. sufferdje domkop overig. sufferdjes druiloortjes overig. sufferds sullen overig. sufferds oenen overig. sufferds druiloren overig. sufficiënt voldoende overig. sufficiënt toereikend overig. sufficiënt genoegzaam overig. sufficiënt genoeg overig. sufficiënt bevredigend overig. suffig versuft overig. suffig slaperig overig. suffig lodderig overig. suffig dommelig overig. suggereren doen vermoeden werkwoord suggereren opperen werkwoord suggereren raden werkwoord suggereren ingeven werkwoord suggereren adviseren werkwoord suggestie illusie zelfst. naamw. suggestie tip zelfst. naamw. suggestie voorstel zelfst. naamw. suggestie voorstdoen zelfst. naamw. suggestie propositie zelfst. naamw. suggestie motie zelfst. naamw. suggestief schilderachtig overig. suïci zelfmoord overig. suïci zelfdoding overig. suïcidaal zelfmoordneiging overig. suïcidaal levensmoe overig. suikerachtig suikerig bijv. naamw. suikerbakker taartenbakker overig. suikerbakker koekbakker overig. suikerbakker banketbakker overig. suikerbakkerij banketbakker zelfst. naamw. suikerbiet biet zelfst. naamw. suikerboon sperzieboon overig. suikerboon snijboon overig. suikerboon slaboon overig. suikerboon prinsessenboon overig. suikerboon herenboon overig. suikerboon boon overig. suikergoed vleiende overig. suikergoed verval overig. suikergoed fooien overig. suikergoed suikerwerk overig. suikerig suikerachtig bijv. naamw. suikerjunk zoetekauw overig. suikerklontje klontje zelfst. naamw. suikerklontje klont zelfst. naamw. suikerklontje brok zelfst. naamw. suikeroom geldschieter zelfst. naamw. suikeroom geldgever zelfst. naamw. suikerstroop stroop overig. suikerstroop siroop overig. suikerstroop melasse overig. suikerwerk suikergoed overig. suikerziekte diabetis zelfst. naamw. suikerziekte diabetes zelfst. naamw. suite hotelsuite zelfst. naamw. suite kamer zelfst. naamw. suizelen suizen werkwoord suizelen ruisen werkwoord suizen ritselen werkwoord suizen ruisen werkwoord suizen stuiven werkwoord suizen suizelen werkwoord suizing gesuis overig. sujet heerschap zelfst. naamw. sujet portret zelfst. naamw. sujet snoeshaan zelfst. naamw. sujet vent zelfst. naamw. sukkel ezel zelfst. naamw. sukkel minkukel zelfst. naamw. sukkel onnozelaar zelfst. naamw. sukkel schlemiel zelfst. naamw. sukkel stumper zelfst. naamw. sukkel treuzelaar zelfst. naamw. sukkel sul zelfst. naamw. sukkel stommerd zelfst. naamw. sukkel schapenkop zelfst. naamw. sukkel schaapskop zelfst. naamw. sukkel rund zelfst. naamw. sukkel onnozele zelfst. naamw. sukkel oen zelfst. naamw. sukkel idioot zelfst. naamw. sukkel watje zelfst. naamw. sukkel slung zelfst. naamw. sukkel slemiel zelfst. naamw. sukkel schlemi zelfst. naamw. sukkel treuzelkous zelfst. naamw. sukkel treuzel zelfst. naamw. sukkel teut zelfst. naamw. sukkel talmer zelfst. naamw. sukkel slak zelfst. naamw. sukkel sijsjeslijmer zelfst. naamw. sukkel hannes zelfst. naamw. sukkel uilskuiken zelfst. naamw. sukkel uilenbal zelfst. naamw. sukkel sufferd zelfst. naamw. sukkel stommeling zelfst. naamw. sukkel minkuk zelfst. naamw. sukkel lul zelfst. naamw. sukkel lul zelfst. naamw. sukkel lul zelfst. naamw. sukkelaar stakkerd overig. sukkelen sjokken werkwoord sukkelig dom bijv. naamw. sukkelig onhandig bijv. naamw. sukkelig ziekelijk bijv. naamw. sukkelig stuntelig bijv. naamw. sukkelig stumperig bijv. naamw. sukkelig slungelig bijv. naamw. sukkelig schutterig bijv. naamw. sukkelig onbeholpen bijv. naamw. sukkelig krukkig bijv. naamw. sukkels leeghoofden overig. sukkels domkoppen overig. sul domkop zelfst. naamw. sul goedzak zelfst. naamw. sul onnozelaar zelfst. naamw. sul sufferd zelfst. naamw. sul imbeciel zelfst. naamw. sul schaapskop zelfst. naamw. sul oen zelfst. naamw. sul druiloor zelfst. naamw. sul sukkel zelfst. naamw. sul stommerd zelfst. naamw. sul schapenkop zelfst. naamw. sul rund zelfst. naamw. sul onnozele zelfst. naamw. sul idioot zelfst. naamw. sul lomperd zelfst. naamw. sul goeierd overig. sullen oenen zelfst. naamw. sullen sufferds zelfst. naamw. sullen druiloren zelfst. naamw. sullig oenig overig. sulligheid zwakte zelfst. naamw. sulligheid zwakheid zelfst. naamw. sulligheid zachtheid zelfst. naamw. sulligheid weekheid zelfst. naamw. sulligheid slapte zelfst. naamw. sulligheid slapheid zelfst. naamw. sulligheid laksheid zelfst. naamw. sulligheid krachteloosheid zelfst. naamw. summier beknopt bijv. naamw. summier bondig bijv. naamw. summier klein bijv. naamw. summier minimaal bijv. naamw. summum hoogtepunt zelfst. naamw. summum piek zelfst. naamw. summum top zelfst. naamw. summum toppunt zelfst. naamw. summum uiterste zelfst. naamw. summum apogeum zelfst. naamw. summum totaal zelfst. naamw. summum belichaming zelfst. naamw. super supergaaf bijv. naamw. super fantastisch bijv. naamw. super geweldig overig. superbe voortreffelijk overig. superbe uitstekend overig. superbe uitnemend overig. superbe uitmuntend overig. superbe uitgezocht overig. superbe uitgelezen overig. superbe subliem overig. superbe puik overig. superbe excellent overig. superbe briljant overig. supergaaf fantastisch bijv. naamw. supergaaf super bijv. naamw. superieur baas zelfst. naamw. superieur chef zelfst. naamw. superieur exponent zelfst. naamw. superieur meerdere zelfst. naamw. superieur patroon zelfst. naamw. superieur meester zelfst. naamw. superieuren meerderen zelfst. naamw. superioriteit kwaliteit zelfst. naamw. superioriteit overmacht zelfst. naamw. superioriteit overwicht zelfst. naamw. supermarkt winkel zelfst. naamw. superscript superieur zelfst. naamw. supervisie controle zelfst. naamw. supervisie toezicht zelfst. naamw. supplement aanvulling zelfst. naamw. supplement addendum zelfst. naamw. supplement suppletie zelfst. naamw. supplement bijvoeging zelfst. naamw. supplement toevoegsel zelfst. naamw. supplement toevoeging zelfst. naamw. supplement bijvoegsel zelfst. naamw. supplement appendix zelfst. naamw. supplement aanhangsel zelfst. naamw. supplementair aanvullend bijv. naamw. supplementair bijkomend bijv. naamw. supplementen toevoegsels overig. supplementen toevoegingen overig. supplementen bijvoegsels overig. supplementen addenda overig. supplementen aanhangsels overig. suppleren aanvullen werkwoord suppletie aanvulling zelfst. naamw. suppletie supplement zelfst. naamw. suppoost bewaker zelfst. naamw. suppoost portier zelfst. naamw. suppoost zaalwachter zelfst. naamw. suppoost toezichter zelfst. naamw. suppoost wacht zelfst. naamw. suppoost deurwachter zelfst. naamw. suppoosten zaalwachters overig. suppoosten toezichthouders overig. support ondersteuning zelfst. naamw. support ruggensteun zelfst. naamw. support steun zelfst. naamw. supporter aanhanger zelfst. naamw. supporter fan zelfst. naamw. supporter liefhebber zelfst. naamw. supporter fan overig. supporters aanhang zelfst. naamw. supporters fans zelfst. naamw. supporters legioen zelfst. naamw. supporters volgers zelfst. naamw. suppositorium zetpil zelfst. naamw. suppressief onderdrukkend bijv. naamw. suppuratie ettering zelfst. naamw. suprematie alleenheerschappij zelfst. naamw. suprematie hegemonie zelfst. naamw. surditas doofheid zelfst. naamw. surfen plankzeilen werkwoord surfen watersport zelfst. naamw. surplus agio zelfst. naamw. surplus exces zelfst. naamw. surplus overschot zelfst. naamw. surplus rest zelfst. naamw. surplus teveel zelfst. naamw. surplus overmaat zelfst. naamw. surplus overdaad zelfst. naamw. surrogaat vervanging zelfst. naamw. surrogaat remplaçant zelfst. naamw. surrogaat verwisseling zelfst. naamw. surrogaat verruiling zelfst. naamw. surrogaat substitutie zelfst. naamw. surrogaat omwisseling zelfst. naamw. surrogaat herstelling zelfst. naamw. surseance uitstel zelfst. naamw. surveillance bewaking zelfst. naamw. surveillance controle zelfst. naamw. surveillance hoede zelfst. naamw. surveillant zaalchef zelfst. naamw. surveillanten toezichthouders overig. surveillanten opzieners overig. surveillanten opzichters overig. surveillanten inspecteurs overig. surveilleren toezien werkwoord surveilleren bewaken werkwoord suspenderen schorsen werkwoord suspensie schorsing zelfst. naamw. sussen bedaren werkwoord sussen kalmeren werkwoord svp aub zelfst. naamw. swastika hakenkruis overig. sweater trui zelfst. naamw. swingen dansen werkwoord swingen zwaaien werkwoord swingen slingeren werkwoord switchen ruilen werkwoord switchen verkeersgeleiding werkwoord syllabe lettergreep zelfst. naamw. syllabus collegedictaat zelfst. naamw. syllogisme sluitrede zelfst. naamw. symbiose samenleving zelfst. naamw. symbolisch zinnebeeldig overig. symboliseren beduiden werkwoord symbool beeld zelfst. naamw. symbool embleem zelfst. naamw. symbool karakter zelfst. naamw. symbool letter zelfst. naamw. symbool mascotte zelfst. naamw. symbool teken zelfst. naamw. symbool zinnebeeld zelfst. naamw. symbool kenteken zelfst. naamw. symbool herkenningsteken zelfst. naamw. symbooltaal code zelfst. naamw. symfonie compositie zelfst. naamw. sympathie genegenheid zelfst. naamw. sympathie medeleven zelfst. naamw. sympathie medegevoel zelfst. naamw. sympathiek aardig bijv. naamw. sympathiek leuk bijv. naamw. sympathiek lief bijv. naamw. sympathiek geschikt bijv. naamw. sympathisch medegevoelig bijv. naamw. sympathiseren meeleven werkwoord sympathiseren meevoelen werkwoord symposium conferentie zelfst. naamw. symposium congres zelfst. naamw. symptomatisch kenmerkend bijv. naamw. symptomen verschijnselen overig. symptoom aanwijzing zelfst. naamw. symptoom indicatie zelfst. naamw. symptoom ziektesymptoom zelfst. naamw. symptoom ziekteverschijnsel zelfst. naamw. symptoom teken zelfst. naamw. synagoge kerk zelfst. naamw. synagoge tempel zelfst. naamw. synagoge synagoog zelfst. naamw. synagoge moskee zelfst. naamw. synagoge kerkgebouw zelfst. naamw. synagoge godshuis zelfst. naamw. synagoge bedehuis zelfst. naamw. synagoge sjo zelfst. naamw. synagoog tempel overig. synagoog synagoge overig. synagoog moskee overig. synagoog kerkgebouw overig. synagoog kerk overig. synagoog godshuis overig. synagoog bedehuis overig. synchronisatie gelijkschakeling zelfst. naamw. synchronisatie gelijkstelling zelfst. naamw. synchroniseren gelijkzetten werkwoord synchroon gelijktijdig bijv. naamw. syndeton verbindingswoord overig. syndicaat kartel zelfst. naamw. syndicaat vakbond zelfst. naamw. syndroom ziektebeeld zelfst. naamw. synergistisch samenwerkend bijv. naamw. synode kerkvergadering zelfst. naamw. synoniem tegenhanger zelfst. naamw. synoniem ander woord voor zelfst. naamw. synoniem vergelijkende overig. synoniem vergelijkende overig. synoniem vergelijkende overig. synoniemenlijst thesaurus zelfst. naamw. synopsis overzicht zelfst. naamw. synovitis gewrichtsvliesontsteking zelfst. naamw. syntaxis grammatica zelfst. naamw. synthese opbouw zelfst. naamw. synthese samenstelling zelfst. naamw. synthetisch kunstmatig overig. systeem opbouw zelfst. naamw. systeem organisatie zelfst. naamw. systeem regime zelfst. naamw. systeem stelsel zelfst. naamw. systeem structuur zelfst. naamw. systeem techniek zelfst. naamw. systeem samenstelling zelfst. naamw. systeem ordening zelfst. naamw. systeemkaart fiche zelfst. naamw. systematisch methodisch bijv. naamw. systematisch planmatig bijv. naamw. systematisch consequent bijv. naamw. systematisch op onderwerp bijv. naamw. systematisch stelselmatig bijv. naamw. systematiseren indelen werkwoord systematiseren ordenen werkwoord systematiseren groeperen werkwoord systematiseren arrangeren werkwoord t seconde overig. t oogwenk overig. t ogenblik overig. t moment overig. t minuutje overig. t tellen overig. T-shirt hemd zelfst. naamw. T-shirt shirt zelfst. naamw. taai gehard bijv. naamw. taai stijfkoppig bijv. naamw. taai stroperig bijv. naamw. taai stug bijv. naamw. taai zwaar bijv. naamw. taai zonafleiding bijv. naamw. taai saai bijv. naamw. taai langdradig bijv. naamw. taai onverzettelijk bijv. naamw. taai onbuigzaam bijv. naamw. taai lastig bijv. naamw. taai lastig bijv. naamw. taai lastig bijv. naamw. taai-vloeibaar stroperig bijv. naamw. taai-vloeibaar viskeus bijv. naamw. taai-vloeibaar stroopachtig bijv. naamw. taaie doorzetter zelfst. naamw. taaie aanhou zelfst. naamw. taaiheid uithoudingsvermogen zelfst. naamw. taaiheid volharding zelfst. naamw. taaiheid volhardendheid zelfst. naamw. taaiheid vasthoudendheid zelfst. naamw. taaiheid uithouding zelfst. naamw. taaiheid aanhouden zelfst. naamw. taak dwangbevel zelfst. naamw. taak opdracht zelfst. naamw. taak schoolopdracht zelfst. naamw. taak werk zelfst. naamw. taak functie zelfst. naamw. taak order zelfst. naamw. taak consigne zelfst. naamw. taak bevelschrift zelfst. naamw. taak werkzaamheid zelfst. naamw. taak vak zelfst. naamw. taak inspanning zelfst. naamw. taak bezigheid zelfst. naamw. taak arbeid zelfst. naamw. taak ambacht zelfst. naamw. taak karwei zelfst. naamw. taakomschrijving functiebeschrijving zelfst. naamw. taakverdeling werkverdeling zelfst. naamw. taakverschaffing werkverschaffing zelfst. naamw. taakverschaffing tewerkstelling zelfst. naamw. taal idioom zelfst. naamw. taal spraak zelfst. naamw. taal woordgebruik zelfst. naamw. taalbeheersing taalvaardigheid zelfst. naamw. taaleigen idioom zelfst. naamw. taalgebruik spraakgebruik zelfst. naamw. taalgebruik woordkeus zelfst. naamw. taalgeleerde linguïst zelfst. naamw. taalgeleerde taalkundige zelfst. naamw. taalkenner linguïst overig. taalkunde linguïstiek zelfst. naamw. taalkundig taalwetenschappelijk bijv. naamw. taalkundig linguïstisch bijv. naamw. taalkundige linguïst zelfst. naamw. taalkundige taalgeleerde zelfst. naamw. taaltje streektaal zelfst. naamw. taaltje tongval zelfst. naamw. taaltje dialect zelfst. naamw. taaltje accent zelfst. naamw. taalvaardigheid taalbeheersing zelfst. naamw. taalwetenschap linguïstiek zelfst. naamw. taalwetenschappelijk taalkundig bijv. naamw. taalwetenschappelijk linguïstisch bijv. naamw. taart gebak zelfst. naamw. taartenbakker banketbakker zelfst. naamw. taartenbakker suikerbakker zelfst. naamw. taartenbakker koekbakker zelfst. naamw. taartje gebakje zelfst. naamw. taartje petitfour zelfst. naamw. taartjes gebak zelfst. naamw. taas penis zelfst. naamw. tab tabulator zelfst. naamw. tabak kerftabak zelfst. naamw. tabaksnuiver snuiver zelfst. naamw. tabakspijp pijp zelfst. naamw. tabakswink sigarenwink overig. tabee vaarwel overig. tabel lijst zelfst. naamw. tabel overzicht zelfst. naamw. tabernakel tempel zelfst. naamw. tableau plateau zelfst. naamw. tableau schilderij zelfst. naamw. tableau toneel zelfst. naamw. tableau tafereel zelfst. naamw. tableau scène zelfst. naamw. tableau schilderstuk zelfst. naamw. tableau schildering zelfst. naamw. tableau doek zelfst. naamw. tablet pastille zelfst. naamw. tablet pil zelfst. naamw. tablet pilletje zelfst. naamw. tablet plak zelfst. naamw. tablet staaf zelfst. naamw. tablet reep zelfst. naamw. taboe onaantastbaar bijv. naamw. taboe ongepast bijv. naamw. taboeret kruk zelfst. naamw. taboeret krukje zelfst. naamw. taboeret poef zelfst. naamw. taboeret pianokrukje zelfst. naamw. tabulator tab zelfst. naamw. tachograaf tachometer overig. tachograaf snelheidsmeter overig. tachometer tachograaf overig. tachometer snelheidsmeter overig. taciturn gesloten bijv. naamw. taciturn stil bijv. naamw. taciturn zwijgzaam bijv. naamw. taciturn zwijgend bijv. naamw. tackelen beentje lichten werkwoord tackelen attaqueren werkwoord tackelen aanvallen werkwoord tackelen aantasten werkwoord tackelen aangrijpen werkwoord tact fijngevoeligheid zelfst. naamw. tact fijnzinnigheid zelfst. naamw. tactiek gevechtsleer zelfst. naamw. tactiek manoeuvre zelfst. naamw. tactiek slimheid zelfst. naamw. tactisch strategisch bijv. naamw. tactisch politiek bijv. naamw. tactloos bot overig. tactloos ontactisch overig. tactloosheid botheid zelfst. naamw. tactvol kies bijv. naamw. tactvol geschikt bijv. naamw. taf tafzijde overig. tafel eettafel zelfst. naamw. tafelbediende kelner zelfst. naamw. tafelbediende ober zelfst. naamw. tafelbediendes serveersters overig. tafelen dineren werkwoord tafelen eten werkwoord tafelgast eter overig. tafelgasten eters overig. tafelkleden tafellakens overig. tafelkleed kleed zelfst. naamw. tafelkleed tafellaken zelfst. naamw. tafelkleed tafelkleedje zelfst. naamw. tafelkleed laken zelfst. naamw. tafelkleedje tafellaken overig. tafelkleedje tafelkleed overig. tafelkleedje laken overig. tafellaken laken zelfst. naamw. tafellaken tafelkleed zelfst. naamw. tafellaken dekservet zelfst. naamw. tafellaken tafelkleedje zelfst. naamw. tafellakens tafelkleden overig. tafelmatje placemat overig. tafelmatje onderzetter overig. tafelmatje onderlegger overig. tafelmatje matje overig. tafelmatje mat overig. tafelmatjes placemats overig. tafelmatjes onderzetters overig. tafelmatjes onderleggers overig. tafelpoot poot zelfst. naamw. tafelschuimer klaploper zelfst. naamw. tafelschuimer parasiet zelfst. naamw. tafelschuimer uitvreter zelfst. naamw. tafeltennis pingpong overig. tafelzuur zuur zelfst. naamw. tafereel afbeelden zelfst. naamw. tafereel portret zelfst. naamw. tafereel schouwspel zelfst. naamw. tafereel scene zelfst. naamw. tafereel prent zelfst. naamw. tafereel beeld zelfst. naamw. tafereel afbeelding zelfst. naamw. tafereel toneel zelfst. naamw. tafereel tableau zelfst. naamw. tafzijde taf overig. taille middel zelfst. naamw. taille leest zelfst. naamw. taillemaat taillewijdte overig. tailleu kleermaakster overig. tailleur kleermaker zelfst. naamw. taillewijdte taillemaat overig. tak afdeling zelfst. naamw. tak afsplitsing zelfst. naamw. tak boomtak zelfst. naamw. tak branche zelfst. naamw. tak deelsoort zelfst. naamw. tak linie zelfst. naamw. tak loot zelfst. naamw. tak onderdeel zelfst. naamw. tak sectie zelfst. naamw. tak detachement zelfst. naamw. tak departement zelfst. naamw. tak ent zelfst. naamw. tak verwantschap zelfst. naamw. tak kindschap zelfst. naamw. tak afstamming zelfst. naamw. takel blok zelfst. naamw. takel hijsblok zelfst. naamw. takel katrol zelfst. naamw. takel takelblok zelfst. naamw. takel hijstoestel zelfst. naamw. takel bras overig. takel bras overig. takel bras overig. takelauto takelwagen overig. takelauto kraanwagen overig. takelblok takel overig. takelblok katrol overig. takelblok hijstoestel overig. takelblok hijsblok overig. takelen ophalen werkwoord takelwagen kraanwagen zelfst. naamw. takelwagen takelauto zelfst. naamw. takelwagen kraanauto zelfst. naamw. taken werkzaamheden zelfst. naamw. taken bepalingen overig. takje twijg zelfst. naamw. takje loot zelfst. naamw. takken boomtakken zelfst. naamw. takkenbende rommel, bende overig. takkewijf trut zelfst. naamw. talen haken werkwoord talent aanleg zelfst. naamw. talent begaafdheid zelfst. naamw. talent bekwaamheid zelfst. naamw. talent capaciteit zelfst. naamw. talent gave zelfst. naamw. talent knobbel zelfst. naamw. talent kundigheid zelfst. naamw. talent vernuft zelfst. naamw. talent scherpzinnigheid zelfst. naamw. talent knobb zelfst. naamw. talent volbrenging zelfst. naamw. talent vaardigheid zelfst. naamw. talent prestatie zelfst. naamw. talentrijk talentvol overig. talentrijk getalenteerd overig. talentrijk begenadigd overig. talentrijk begaafd overig. talentvol begaafd bijv. naamw. talentvol getalenteerd bijv. naamw. talentvol rijk bedeeld bijv. naamw. talentvol talentrijk bijv. naamw. talentvol begenadigd bijv. naamw. talg huidsmeer zelfst. naamw. talg smeer zelfst. naamw. talgvloed seborroe zelfst. naamw. talisman amulet zelfst. naamw. talisman mascotte zelfst. naamw. talisman gelukspop zelfst. naamw. talloos bij de vleet bijv. naamw. talloos legio bijv. naamw. talloos ontelbaar bijv. naamw. talmen aarzelen werkwoord talmen dralen werkwoord talmen treuzelen werkwoord talmen zeiken werkwoord talmen zeuren werkwoord talmen weifelen werkwoord talmen dubben werkwoord talmen zaniken werkwoord talmen teuten werkwoord talmen hannesen werkwoord talmen druilen werkwoord talmen drentelen werkwoord talmend langzaam overig. talmend weifelend overig. talmend treuzelend overig. talmend treuzelachtig overig. talmend traag overig. talmend slepend overig. talmend leuterig overig. talmend dralend overig. talmend besluitloos overig. talmend aarzelend overig. talmer treuzelkous overig. talmer treuzelaar overig. talmer treuzel overig. talmer teut overig. talmer sukkel overig. talmer slak overig. talmer sijsjeslijmer overig. talmer hannes overig. talmster treuzelares overig. talmster treuzel overig. talmster teut overig. talrijk talloos bijv. naamw. talrijkheid veelheid zelfst. naamw. talud afgang zelfst. naamw. talud berm zelfst. naamw. talud glooiing zelfst. naamw. talud helling zelfst. naamw. talud dijkhelling zelfst. naamw. taluds hellingen overig. tam gedwee bijv. naamw. tam mat bijv. naamw. tam gedwee overig. tam mak overig. tamboer trommelaar zelfst. naamw. tamelijk behoorlijk bijv. naamw. tamelijk nogal bijv. naamw. tamelijk redelijk bijv. naamw. tamelijk best bijv. naamw. tamelijk weinig bijv. naamw. tamelijk wat bijv. naamw. tamelijk enigszins bijv. naamw. tamelijk beetje bijv. naamw. tamelijke behoorlijke bijv. naamw. tamelijke redelijke bijv. naamw. tamheid makheid zelfst. naamw. tammer makker bijv. naamw. tampeloerus lul overig. tamtam lawaai zelfst. naamw. tamtam stampei zelfst. naamw. tamtam trommel zelfst. naamw. tandaanslag tandplak zelfst. naamw. tandaanslag tandplaque zelfst. naamw. tandbederf cariës zelfst. naamw. tandcreme tandpasta overig. tanden uittanden werkwoord tanden gebit werkwoord tandenkrijgen dentitie zelfst. naamw. tandholte tandkas overig. tandkas tandholte overig. tandpasta tandcreme overig. tandpijn kiespijn zelfst. naamw. tandplak tandaanslag zelfst. naamw. tandplak tandsteen zelfst. naamw. tandplaque tandaanslag zelfst. naamw. tandrad tandwiel zelfst. naamw. tandsteen tandplak zelfst. naamw. tandvleesontsteking gingivitis zelfst. naamw. tandwiel rad zelfst. naamw. tandwiel tandrad zelfst. naamw. tandwiel kamwiel zelfst. naamw. tanen afnemen werkwoord tanen vervallen werkwoord tanen verminderen werkwoord tanen teruggaan werkwoord tanen minworden werkwoord tanen minderen werkwoord tanen declineren werkwoord tanen dalen werkwoord tanen looien werkwoord tanen leerlooien werkwoord tanen vervagen werkwoord tanen verbleken werkwoord tanend slinkend overig. tanend afnemend overig. tanend vergelend overig. tanerij looierij overig. tanerij leerlooierij overig. tang klem zelfst. naamw. tang kreng zelfst. naamw. tang nijptang zelfst. naamw. tanig getaand bijv. naamw. tank blik zelfst. naamw. tank bus zelfst. naamw. tank pantserwagen zelfst. naamw. tank reservoir zelfst. naamw. tank waterreservoir zelfst. naamw. tank pantservoertuig zelfst. naamw. tank vechtwagen zelfst. naamw. tank regenbak zelfst. naamw. tankauto tankwagen zelfst. naamw. tankauto vrachtauto zelfst. naamw. tankdivisie eskadron overig. tanker schip zelfst. naamw. tanker tankschip zelfst. naamw. tankschip tanker overig. tankstation pomp zelfst. naamw. tankstation pompstation zelfst. naamw. tankstation benzinepomp zelfst. naamw. tankwagen tankauto zelfst. naamw. tantieme vergoeding overig. tantième winstdeel overig. tantième toeslag overig. tantième premie overig. tantième extraatje overig. tantième bonus overig. tantième winstuitkering overig. tantième winstdeling overig. tantième winstaandeel overig. tap afsluiter zelfst. naamw. tap bar zelfst. naamw. tap draaibout zelfst. naamw. tap tapkast zelfst. naamw. tap tapkraan zelfst. naamw. tap kraan zelfst. naamw. tap toog zelfst. naamw. tap spon zelfst. naamw. tap drankbuffet zelfst. naamw. tap buffet zelfst. naamw. tape magneetband zelfst. naamw. tape plakband zelfst. naamw. tapen opnemen zelfst. naamw. tapes cassettebandjes overig. tapes banden overig. tapijt karpet zelfst. naamw. tapijt vloerbedekking zelfst. naamw. tapijt vloerkleed zelfst. naamw. tapijt tapijtje zelfst. naamw. tapijtenklopper tapijtklopper overig. tapijtenklopper mattenklopper overig. tapijtje vloerbedekking overig. tapijtje tapijt overig. tapijtklopper tapijtenklopper overig. tapijtklopper mattenklopper overig. tapkast bar zelfst. naamw. tapkast buffet zelfst. naamw. tapkast drankbuffet zelfst. naamw. tapkast tap zelfst. naamw. tapkast toog zelfst. naamw. tapkast spon zelfst. naamw. tappen aftappen werkwoord tappen bijgieten werkwoord tappen biertappen zelfst. naamw. tappen kranen zelfst. naamw. tappen serveren zelfst. naamw. tappen schenken zelfst. naamw. tappen intappen zelfst. naamw. tappen inschenken zelfst. naamw. tappen weglaten zelfst. naamw. tappen vieren zelfst. naamw. tappen uitlaten zelfst. naamw. tappen lossen zelfst. naamw. tappen loslaten zelfst. naamw. tapperij herberg zelfst. naamw. tapperij taveerne zelfst. naamw. tapperij kroeg zelfst. naamw. tapperij café zelfst. naamw. tapperij lokaliteit zelfst. naamw. tapperij bar zelfst. naamw. taps conisch bijv. naamw. taps kegelvormig bijv. naamw. tarief prijs zelfst. naamw. tarief verschuldigde zelfst. naamw. tarief rechten zelfst. naamw. tarief kosten zelfst. naamw. tarief betamelijkheid zelfst. naamw. tarief betamelijke zelfst. naamw. tarieven prijzen overig. tarieven prijzen overig. tarieven prijzen overig. tarievenlijst prijslijst overig. tarnen tornen werkwoord tarreren bezoedelen werkwoord tarreren beschadigen werkwoord tarten aandurven werkwoord tarten overtreffen werkwoord tarten sarren werkwoord tarten treiteren werkwoord tarten tergen werkwoord tarten plagen werkwoord tarten pesten werkwoord tarten narren werkwoord tarten kwellen werkwoord tarten koeioneren werkwoord tarten trotseren werkwoord tarten zieken werkwoord tarten uitdagen werkwoord tarten stangen werkwoord tarten jennen werkwoord tartend uitdagend overig. tartend overtreffend overig. tartend trotserend overig. tarwe graan zelfst. naamw. tarwe graansoort zelfst. naamw. tarwe koren zelfst. naamw. tas aktetas zelfst. naamw. tas buidel zelfst. naamw. tas tasje zelfst. naamw. tas troep zelfst. naamw. tas stapel zelfst. naamw. tas schare zelfst. naamw. tas menigte zelfst. naamw. tas massa zelfst. naamw. tas hoop zelfst. naamw. tas drom zelfst. naamw. tas boel zelfst. naamw. tas zak zelfst. naamw. tas rugzak overig. tas rugzak overig. tas rugzak overig. tasje damestas zelfst. naamw. tasje tas zelfst. naamw. tasje zak zelfst. naamw. tasje handtas zelfst. naamw. tassen ophopen werkwoord tassen zakken zelfst. naamw. tast gevoel overig. tastbaar concreet bijv. naamw. tastbaar duidelijk bijv. naamw. tastbaar konkreet bijv. naamw. tastbaar stoffelijk bijv. naamw. tastbaar voelbaar bijv. naamw. tastbaar waarneembaar bijv. naamw. tastbaar grijpbaar bijv. naamw. tastbaar aanraakbaar bijv. naamw. tastbaar zichtbaar bijv. naamw. tastbaar merkbaar bijv. naamw. tastbaar hoorbaar bijv. naamw. tastbaar herkenbaar bijv. naamw. tastbaar bemerkbaar bijv. naamw. tasten grijpen werkwoord tasten afvoelen zelfst. naamw. tasten voelen zelfst. naamw. tasten aftasten zelfst. naamw. tastzin zintuig zelfst. naamw. tastzin gevoelszin zelfst. naamw. tatami judomat overig. tatami judomat overig. tater mond zelfst. naamw. tater smoel zelfst. naamw. taveerne herberg zelfst. naamw. taveerne tapperij zelfst. naamw. taveerne kroeg zelfst. naamw. taveerne café zelfst. naamw. taveerne lokaliteit zelfst. naamw. taveerne bar zelfst. naamw. taxateur schatter overig. taxatie evaluatie zelfst. naamw. taxatie raming zelfst. naamw. taxatie schatting zelfst. naamw. taxatie waardebepaling zelfst. naamw. taxatie waardeschatting zelfst. naamw. taxeren aanslaan werkwoord taxeren afwegen werkwoord taxeren schatten werkwoord taxeren ramen werkwoord taxeren beramen werkwoord taxeren geringschatten werkwoord taxistandplaats standplaats zelfst. naamw. taxus venijnboom overig. taxus ijf overig. tbc tuberculose zelfst. naamw. te in bijv. naamw. te ter bijv. naamw. te via bijv. naamw. te bij bijv. naamw. te per bijv. naamw. te op bijv. naamw. te binnen bijv. naamw. te barsten kapot bijv. naamw. team elftal zelfst. naamw. team partij zelfst. naamw. team ploeg zelfst. naamw. team detachement zelfst. naamw. team afdeling zelfst. naamw. teamgenoot medewerker overig. teamgenoot maat overig. teamgenoot collega overig. tearoom café-restaurant zelfst. naamw. tearoom theesalon zelfst. naamw. tebarst kapot bijv. naamw. teboekstellen opschrijven overig. teboekstellen noteren overig. teboekstellen aantekenen overig. techneut technicus zelfst. naamw. technicus mecanicien zelfst. naamw. technicus monteur zelfst. naamw. techniek bedrevenheid zelfst. naamw. techniek procédé zelfst. naamw. techniek technologie zelfst. naamw. technologie techniek zelfst. naamw. teddybeer beer zelfst. naamw. teder teer bijv. naamw. teder gevoelig bijv. naamw. teder innig bijv. naamw. teder zwak bijv. naamw. teder tenger bijv. naamw. teder kwetsbaar bijv. naamw. teder iel bijv. naamw. teder frèle bijv. naamw. teder fragiel bijv. naamw. teder fijngevoelig bijv. naamw. teder fijn bijv. naamw. teder delicaat bijv. naamw. teder broos bijv. naamw. teder breekbaar bijv. naamw. teder zachtmoedig bijv. naamw. tederheid gevoeligheid zelfst. naamw. tederheid hartelijkheid zelfst. naamw. tederheid liefkozing zelfst. naamw. tederheid zachtheid zelfst. naamw. tederheid innigheid zelfst. naamw. teef haaibaai zelfst. naamw. teef wijfjeshond zelfst. naamw. teef viswijf zelfst. naamw. teef loeder zelfst. naamw. teef helleveeg zelfst. naamw. teef heks zelfst. naamw. teef feeks zelfst. naamw. teef wijfjeshond overig. teelaarde compost zelfst. naamw. teelaarde humus zelfst. naamw. teelaarde teelgrond zelfst. naamw. teelaarde pootaarde zelfst. naamw. teelbal testikel zelfst. naamw. teelbal zaadbal zelfst. naamw. teelbal testik zelfst. naamw. teelgewas gewas zelfst. naamw. teelgrond teelaarde zelfst. naamw. teelt aanplant zelfst. naamw. teelt bouw zelfst. naamw. teelt cultuur zelfst. naamw. teelt fok zelfst. naamw. teelt fokkerij zelfst. naamw. teelt kweken zelfst. naamw. teelt veefokkerij zelfst. naamw. teelt verbouw zelfst. naamw. teelt voortbrenging zelfst. naamw. teelt voortplanting zelfst. naamw. teelt reproductie zelfst. naamw. teelt aankweken zelfst. naamw. teelt aankweek zelfst. naamw. teelt aanfok zelfst. naamw. teelt telen zelfst. naamw. teeltkeus selectie zelfst. naamw. teems melkzeef zelfst. naamw. teen neus zelfst. naamw. teen tak zelfst. naamw. teen tenen zelfst. naamw. teenager tiener zelfst. naamw. teer breekbaar bijv. naamw. teer broos bijv. naamw. teer delicaat bijv. naamw. teer fijn bijv. naamw. teer fijngevoelig bijv. naamw. teer fragiel bijv. naamw. teer iel bijv. naamw. teer kwetsbaar bijv. naamw. teer teder bijv. naamw. teer tenger bijv. naamw. teer zwak bijv. naamw. teer pek zelfst. naamw. teer fijntjes zelfst. naamw. teer gevoelig zelfst. naamw. teer frèle bijv. naamw. teerachtig taai bijv. naamw. teerbesnaard teergevoelig overig. teerbesnaard fijnzinnig overig. teerbesnaard fijngevoelig overig. teergevoelig emotioneel bijv. naamw. teergevoelig teerbesnaard bijv. naamw. teergevoelig fijnzinnig bijv. naamw. teergevoelig fijngevoelig bijv. naamw. teergevoelig vatbaar bijv. naamw. teergevoelig gevoelig bijv. naamw. teergevoeligheid zwak zelfst. naamw. teergevoeligheid gevoeligheid zelfst. naamw. teergevoeligheid fijngevoeligheid zelfst. naamw. teerhartig sentimenteel bijv. naamw. teerhartig week bijv. naamw. teerhartig gevoelig bijv. naamw. teerhartig weekhartig bijv. naamw. teerheid zwakheid zelfst. naamw. teerheid broosheid zelfst. naamw. teerling dobbelsteen zelfst. naamw. teerling dobbelst zelfst. naamw. teevee buis zelfst. naamw. teg tegeltje overig. tegel steen zelfst. naamw. tegel tegeltje zelfst. naamw. tegel estrik zelfst. naamw. tegelijk simultaan bijv. naamw. tegelijk tegelijkertijd bijv. naamw. tegelijk tezamen bijv. naamw. tegelijk tevens bijv. naamw. tegelijk samen bijv. naamw. tegelijk ineen bijv. naamw. tegelijk gelijktijdig bijv. naamw. tegelijk gelijk bijv. naamw. tegelijk bijeen bijv. naamw. tegelijk aaneen bijv. naamw. tegelijkertijd gelijktijdig bijv. naamw. tegelijkertijd tegelijk bijv. naamw. tegelijkertijd gelijk bijv. naamw. tegelijkertijd gezamenlijk bijv. naamw. tegelijkertijd tezamen bijv. naamw. tegelijkertijd tevens bijv. naamw. tegelijkertijd samen bijv. naamw. tegelijkertijd ineen bijv. naamw. tegelijkertijd bijeen bijv. naamw. tegelijkertijd aaneen bijv. naamw. tegeltje tegel zelfst. naamw. tegeltje teg zelfst. naamw. tegemoet zien uitkijken naar bijv. naamw. tegemoetgekomen ontmoet overig. tegemoetkomen bijdragen werkwoord tegemoetkomen naderen werkwoord tegemoetkomen toenaderen werkwoord tegemoetkomend coulant bijv. naamw. tegemoetkomend toeschietelijk bijv. naamw. tegemoetkomend welwillend bijv. naamw. tegemoetkomend bereidwillig bijv. naamw. tegemoetkoming bedrag zelfst. naamw. tegemoetkoming compensatie zelfst. naamw. tegemoetkoming faciliteit zelfst. naamw. tegemoetkoming subsidie zelfst. naamw. tegemoetkoming toelage zelfst. naamw. tegemoetkomingen toelages overig. tegemoetzien verwachten werkwoord tegemoetzien vooruitzien werkwoord tegen anti bijv. naamw. tegen contra bijv. naamw. tegen tegenstrijdig bijv. naamw. tegen jegens bijv. naamw. tegen omstreeks bijv. naamw. tegen versus bijv. naamw. tegen tegenover bijv. naamw. tegen tegenaan bijv. naamw. tegen met bijv. naamw. tegen tegengesteld bijv. naamw. tegen strijdig bijv. naamw. tegen onverenigbaar bijv. naamw. tegen hiertegen bijv. naamw. tegen in gaan optornen tegen overig. tegenaan versus overig. tegenaan tegenover overig. tegenaan tegen overig. tegenaan met overig. tegenaan jegens overig. tegenaanval uitval zelfst. naamw. tegenaanwijzing contra-indicatie zelfst. naamw. tegenargument verweer zelfst. naamw. tegenbeschuldiging tegeneis overig. tegenbeschuldiging recriminatie overig. tegenbevel tegenorder overig. tegenbeweging tegenovergestelbeweging zelfst. naamw. tegenbewijs weerlegging zelfst. naamw. tegenbod tegenofferte overig. tegendeel andersom bijv. naamw. tegendeel contrast zelfst. naamw. tegendeel tegenpool zelfst. naamw. tegendeel tegenovergesteld zelfst. naamw. tegendeel tegengesteld zelfst. naamw. tegendeel omgekeerd zelfst. naamw. tegendeel contrarie zelfst. naamw. tegendienst wederdienst overig. tegendienst tegenprestatie overig. tegendienst contraprestatie overig. tegendraads bokkig bijv. naamw. tegendraads onhandelbaar bijv. naamw. tegendraads weerbarstig bijv. naamw. tegendraads weerspannig bijv. naamw. tegendraads onwillig bijv. naamw. tegendraads koppig bijv. naamw. tegendraads recalcitrant overig. tegendraads recalcitrant overig. tegendraads recalcitrant overig. tegendruk tegenwicht zelfst. naamw. tegendruk weerstand zelfst. naamw. tegendruk tegengewicht zelfst. naamw. tegeneis tegenbeschuldiging overig. tegeneis recriminatie overig. tegengaan bestrijden werkwoord tegengaan tegenwerken werkwoord tegengaan afdammen zelfst. naamw. tegengaan indammen werkwoord tegengaan weerstreven werkwoord tegengaan tegenstreven werkwoord tegengas tegenspel zelfst. naamw. tegengegaan bestreden bijv. naamw. tegengegaan verzet bijv. naamw. tegengesteld andersom bijv. naamw. tegengesteld tegenovergesteld bijv. naamw. tegengesteld tegenstrijdig bijv. naamw. tegengesteld tegendeel bijv. naamw. tegengesteld omgekeerd bijv. naamw. tegengesteld contrarie bijv. naamw. tegengesteld tegen bijv. naamw. tegengesteld strijdig bijv. naamw. tegengesteld onverenigbaar bijv. naamw. tegengesteld hiertegen bijv. naamw. tegengewicht weerstand overig. tegengewicht tegenwicht overig. tegengewicht tegendruk overig. tegengif antidotum zelfst. naamw. tegenhanger antithese zelfst. naamw. tegenhanger pendant zelfst. naamw. tegenhanger synoniem zelfst. naamw. tegenhanger antithe zelfst. naamw. tegenhouden belemmeren werkwoord tegenhouden staande houden werkwoord tegenhouden stopzetten werkwoord tegenhouden remmen werkwoord tegenhouden ophouden werkwoord tegenkomen aantreffen werkwoord tegenkomen meemaken werkwoord tegenkomen ontmoeten werkwoord tegenkomen treffen werkwoord tegenkomen vinden werkwoord tegennatuurlijk pervers bijv. naamw. tegennatuurlijk onnatuurlijk bijv. naamw. tegenofferte tegenbod overig. tegenorder tegenbevel overig. tegenover jegens overig. tegenover tegen overig. tegenover versus overig. tegenover tegenaan overig. tegenover met overig. tegenovergelegen tegenoverliggend overig. tegenovergestelbeweging tegenbeweging zelfst. naamw. tegenovergesteld andersom bijv. naamw. tegenovergesteld omgekeerd bijv. naamw. tegenovergesteld tegengesteld bijv. naamw. tegenovergesteld tegendeel bijv. naamw. tegenovergesteld contrarie bijv. naamw. tegenovergestelde omgekeerde zelfst. naamw. tegenovergestelde tegendeel zelfst. naamw. tegenovergestelde antoniem zelfst. naamw. tegenovergestelde antomienen bijv. naamw. tegenoverliggend hiertegenover overig. tegenoverliggend tegenovergelegen overig. tegenpartij andere kant zelfst. naamw. tegenpartij oppositie zelfst. naamw. tegenpool antipool zelfst. naamw. tegenpool pool zelfst. naamw. tegenpool tegendeel zelfst. naamw. tegenpool uiterste zelfst. naamw. tegenprestatie wederdienst zelfst. naamw. tegenprestatie tegendienst zelfst. naamw. tegenprestatie contraprestatie zelfst. naamw. tegenpruttelen tegensputteren werkwoord tegenpruttelen sputteren werkwoord tegenpruttelen protesteren werkwoord tegenslag ongeluk zelfst. naamw. tegenslag onheil zelfst. naamw. tegenslag tegenspoed zelfst. naamw. tegenslag terugslag zelfst. naamw. tegenslag rampspoed zelfst. naamw. tegenslag ramp zelfst. naamw. tegenslag pech zelfst. naamw. tegenslag onspoed zelfst. naamw. tegenslag moeilijkheden zelfst. naamw. tegenslag malheur zelfst. naamw. tegenslag ellende zelfst. naamw. tegenslag terugslagen zelfst. naamw. tegenspartelen protesteren werkwoord tegenspartelen tegenstribbelen werkwoord tegenspartelen verzetten werkwoord tegenspel tegengas zelfst. naamw. tegenspoed ellende zelfst. naamw. tegenspoed kwaad zelfst. naamw. tegenspoed moeilijkheden zelfst. naamw. tegenspoed ongeluk zelfst. naamw. tegenspoed onheil zelfst. naamw. tegenspoed pech zelfst. naamw. tegenspoed ramp zelfst. naamw. tegenspoed rampspoed zelfst. naamw. tegenspoed tegenslag zelfst. naamw. tegenspoed beproeving zelfst. naamw. tegenspoed leed zelfst. naamw. tegenspoed droefenis zelfst. naamw. tegenspoed terugslag zelfst. naamw. tegenspoed onspoed zelfst. naamw. tegenspoed malheur zelfst. naamw. tegenspoed terugslagen zelfst. naamw. tegenspraak protest zelfst. naamw. tegenspraak verzet zelfst. naamw. tegenspraak tegenwerping zelfst. naamw. tegenspraak opwerping zelfst. naamw. tegenspraken protesten overig. tegenspreken ontkennen werkwoord tegenspreken protesteren werkwoord tegenspreken tegenwerpen werkwoord tegenspreken weerspreken werkwoord tegenspreken opponeren werkwoord tegensputteren murmureren werkwoord tegensputteren protesteren werkwoord tegensputteren sputteren werkwoord tegensputteren tegenspartelen werkwoord tegensputteren tegenpruttelen werkwoord tegenstaan stuiten werkwoord tegenstaan vervelen werkwoord tegenstaan vermoeien werkwoord tegenstaan ergeren werkwoord tegenstan tegenstrever overig. tegenstand bezwaar zelfst. naamw. tegenstand rebellie zelfst. naamw. tegenstand weerstand zelfst. naamw. tegenstand verzet zelfst. naamw. tegenstand opstand zelfst. naamw. tegenstander antagonist zelfst. naamw. tegenstelling antithese zelfst. naamw. tegenstelling contrast zelfst. naamw. tegenstelling controverse zelfst. naamw. tegenstelling oftewel zelfst. naamw. tegenstelling paradox zelfst. naamw. tegenstelling strijdenopvatting zelfst. naamw. tegenstelling contradictie overig. tegenstellingen doen ontstaan polariseren overig. tegenstof antistof overig. tegenstof afweerstof overig. tegenstoffen antistoffen overig. tegenstoffen afweerstoffen overig. tegenstoot counter zelfst. naamw. tegenstreefster vijandin overig. tegenstreefster vijand overig. tegenstreven belemmeren werkwoord tegenstreven tegenwerken werkwoord tegenstreven weerstreven werkwoord tegenstreven tegengaan werkwoord tegenstrever antagonist zelfst. naamw. tegenstrever opponent zelfst. naamw. tegenstrever tegenpartij zelfst. naamw. tegenstrever tegenstan zelfst. naamw. tegenstribbelen protesteren werkwoord tegenstribbelen tegenspartelen werkwoord tegenstribbelen verzetten werkwoord tegenstrijdig ambivalent bijv. naamw. tegenstrijdig onverenigbaar bijv. naamw. tegenstrijdig strijdig bijv. naamw. tegenstrijdig tegen bijv. naamw. tegenstrijdig tegengesteld bijv. naamw. tegenstrijdig paradoxaal bijv. naamw. tegenstrijdig inconsequent bijv. naamw. tegenstrijdig hiertegen bijv. naamw. tegenstrijdigheid anomalie zelfst. naamw. tegenvallen ontgoochelen werkwoord tegenvallen teleurstellen werkwoord tegenvallen frustreren werkwoord tegenvallen duperen werkwoord tegenvallen benadelen werkwoord tegenvallen afvallen werkwoord tegenvaller desillusie zelfst. naamw. tegenvaller flop zelfst. naamw. tegenvaller slag zelfst. naamw. tegenvaller teleurstelling zelfst. naamw. tegenvaller terugslag zelfst. naamw. tegenvaller deceptie zelfst. naamw. tegenvaller sof zelfst. naamw. tegenvaller misslag zelfst. naamw. tegenvaller misrekening zelfst. naamw. tegenvaller fiasco zelfst. naamw. tegenvaller strop zelfst. naamw. tegenvaller mislukking zelfst. naamw. tegenvaller mislukkeling zelfst. naamw. tegenvaller blindganger zelfst. naamw. tegenvoeter antipode zelfst. naamw. tegenvoeter tegendeel zelfst. naamw. tegenwaar vergoedingswaarde overig. tegenweer verdediging overig. tegenweer verdedigend overig. tegenwerken belemmeren werkwoord tegenwerken dwarsbomen werkwoord tegenwerken hinderen werkwoord tegenwerken tegengaan werkwoord tegenwerken dwarsliggen werkwoord tegenwerken weerstreven werkwoord tegenwerken tegenstreven werkwoord tegenwerker antagonist zelfst. naamw. tegenwerking sabotage zelfst. naamw. tegenwerpen bedenken werkwoord tegenwerpen tegenspreken werkwoord tegenwerpen weerspreken werkwoord tegenwerpen protesteren werkwoord tegenwerpen opponeren werkwoord tegenwerping aanmerking zelfst. naamw. tegenwerping protest zelfst. naamw. tegenwerping verzet zelfst. naamw. tegenwerping tegenspraak zelfst. naamw. tegenwerping opwerping zelfst. naamw. tegenwicht compensatie zelfst. naamw. tegenwicht tegendruk zelfst. naamw. tegenwicht weerstand zelfst. naamw. tegenwicht tegengewicht zelfst. naamw. tegenwoordig aanwezig bijv. naamw. tegenwoordig hedendaags bijv. naamw. tegenwoordig hedentendage bijv. naamw. tegenwoordig huidig bijv. naamw. tegenwoordig present! bijv. naamw. tegenwoordig nu bijv. naamw. tegenwoordig momenteel bijv. naamw. tegenwoordig nou bijv. naamw. tegenwoordigheid aanwezigheid zelfst. naamw. tegenwoordigheid bijzijn zelfst. naamw. tegenzet tegenspel zelfst. naamw. tegenzin afkeer zelfst. naamw. tegenzin antipathie zelfst. naamw. tegenzin weerzin zelfst. naamw. tegenzin hek zelfst. naamw. tegenzin aversie zelfst. naamw. tegenzin onwil zelfst. naamw. tegenzin onwil zelfst. naamw. tegenzin onwil zelfst. naamw. tegoed activa zelfst. naamw. tegoed baten zelfst. naamw. tegoed bezit zelfst. naamw. tegoedbon bon zelfst. naamw. tegoedbon waardebon zelfst. naamw. tehuis adres zelfst. naamw. tehuis huis zelfst. naamw. tehuis huisvesting zelfst. naamw. tehuis verblijfplaats zelfst. naamw. tehuis onderkomen zelfst. naamw. tehuis onderdak zelfst. naamw. tehuis kwartier zelfst. naamw. tehuis behuizing zelfst. naamw. tehuis accommodatie zelfst. naamw. tehuis thuis zelfst. naamw. teil vat zelfst. naamw. teil ton zelfst. naamw. teil pot zelfst. naamw. teil kuip zelfst. naamw. teil fust zelfst. naamw. teil emmer zelfst. naamw. teil barr zelfst. naamw. teil bak zelfst. naamw. teint huidskleur zelfst. naamw. teint kleur zelfst. naamw. teisteren folteren werkwoord teisteren geselen werkwoord teisteren lastigvallen werkwoord teisteren pijnigen werkwoord teisteren plagen werkwoord tekeergaan razen werkwoord tekeergaan tieren werkwoord tekeergaan geraas zelfst. naamw. tekeergaan fulmineren werkwoord tekeergaan lawaai werkwoord tekeergaan kabaal werkwoord tekeergaan woeden werkwoord tekeergaan uitvaren werkwoord tekeergaan donderen werkwoord teken blijk zelfst. naamw. teken indicatie zelfst. naamw. teken onderscheidingsteken zelfst. naamw. teken sein zelfst. naamw. teken signaal zelfst. naamw. teken symbool zelfst. naamw. teken bewijs zelfst. naamw. teken wenk zelfst. naamw. teken symptoom zelfst. naamw. teken aanwijzing zelfst. naamw. tekenaar illustrator overig. tekenen afbeelden werkwoord tekenen beschrijven werkwoord tekenen karakteriseren werkwoord tekenen ondertekenen werkwoord tekenen portretteren werkwoord tekenen uittekenen werkwoord tekenen merken werkwoord tekenen kenmerken werkwoord tekenen aangeven werkwoord tekenen aanduiden werkwoord tekenen typeren werkwoord tekenen kenschetsen werkwoord tekenen signeren werkwoord tekenen schilderen werkwoord tekenend karakteristiek bijv. naamw. tekenend typerend bijv. naamw. tekenend typisch bijv. naamw. tekenend kenmerkend bijv. naamw. tekenend kenschetsend bijv. naamw. tekenhaak haak zelfst. naamw. tekenhaken haken zelfst. naamw. tekening afbeelding zelfst. naamw. tekening aftekening zelfst. naamw. tekening autogram zelfst. naamw. tekening dessin zelfst. naamw. tekening illustratie zelfst. naamw. tekening schets zelfst. naamw. tekening patroon zelfst. naamw. tekening motief zelfst. naamw. tekening signatuur zelfst. naamw. tekening ondertekening zelfst. naamw. tekening handtekening zelfst. naamw. tekening getekenafbeelding zelfst. naamw. tekening schetstekening zelfst. naamw. tekenkrijt krijtje overig. tekenkrijt krijt overig. tekenpotlood potlood zelfst. naamw. tekkelen onderuithalen werkwoord tekort bankschuld zelfst. naamw. tekort deficit zelfst. naamw. tekort gebrek zelfst. naamw. tekort manco zelfst. naamw. tekort schaarste zelfst. naamw. tekort deficiëntie zelfst. naamw. tekort tekortsaldo zelfst. naamw. tekort debet zelfst. naamw. tekort schaarsheid zelfst. naamw. tekort krapte zelfst. naamw. tekorten geldtekorten zelfst. naamw. tekortkomen ontberen overig. tekortkoming defect zelfst. naamw. tekortkoming feil zelfst. naamw. tekortkoming fout zelfst. naamw. tekortsaldo tekort overig. tekortsaldo debet overig. tekortsaldo bankschuld overig. tekortschieten falen werkwoord tekortschieten feilen werkwoord tekst geschrevene zelfst. naamw. tekst kopij zelfst. naamw. tekst libretto zelfst. naamw. tekst manuscript zelfst. naamw. tekst passage zelfst. naamw. tekst schriftuur zelfst. naamw. tekstdichter tekstschrijver overig. tekstschrijver tekstdichter overig. tekstverband context zelfst. naamw. tekstverbanden contexten overig. tekstverwerker computer zelfst. naamw. tel ogenblik zelfst. naamw. tel oogwenk zelfst. naamw. tel seconde zelfst. naamw. tel tellen zelfst. naamw. telefax fax zelfst. naamw. telefoneren opbellen werkwoord telefoneren bellen werkwoord telefonie radio zelfst. naamw. telefonie telefoonbedrijf zelfst. naamw. telefonist telefoniste zelfst. naamw. telefonist telefoonjuffrouw zelfst. naamw. telefoniste telefonist zelfst. naamw. telefoniste telefoonjuffrouw zelfst. naamw. telefoon telefoontoestel zelfst. naamw. telefoonaansluiting aansluiting zelfst. naamw. telefoonaansluiting telefoonlijn zelfst. naamw. telefoonaansluitingen aansluitingen zelfst. naamw. telefoonaansluitingen telefoonlijnen zelfst. naamw. telefoonbeantwoor antwoordapparaat overig. telefoonbeantwoorder antwoordapparaat zelfst. naamw. telefoonbeantwoorders antwoordapparaten overig. telefoonbedrijf telefonie zelfst. naamw. telefoonbedrijf telefoondienst zelfst. naamw. telefoonboek telefoongids zelfst. naamw. telefoonboeken telefoongidsen overig. telefooncel cabine zelfst. naamw. telefooncel spreekcel zelfst. naamw. telefoondienst telefoonbedrijf zelfst. naamw. telefoondraad telefoonlijn zelfst. naamw. telefoongids telefoonboek zelfst. naamw. telefoongidsen telefoonboeken overig. telefoonjuffrouw telefoniste overig. telefoonjuffrouw telefonist overig. telefoonklapper klapper zelfst. naamw. telefoonkosten telefoontarief zelfst. naamw. telefoonlijn telefoonaansluiting zelfst. naamw. telefoonlijn telefoondraad zelfst. naamw. telefoonlijn aansluiting zelfst. naamw. telefoonlijnen telefoonaansluitingen zelfst. naamw. telefoons telefoontoestellen zelfst. naamw. telefoonschijf schijf zelfst. naamw. telefoontarief telefoonkosten zelfst. naamw. telefoontje belletje overig. telefoontoestel telefoon zelfst. naamw. telefoontoestellen telefoons zelfst. naamw. telegraferen seinen werkwoord telegrafie radio zelfst. naamw. telen aanplanten werkwoord telen fokken werkwoord telen genereren werkwoord telen planten werkwoord telen verbouwen werkwoord telen voortbrengen werkwoord telen kweken zelfst. naamw. telen veefokkerij zelfst. naamw. telen procreëren werkwoord telen opkweken werkwoord telen aankweken werkwoord telen voortplanting werkwoord telen voortbrenging werkwoord telen verbouw werkwoord telen teelt werkwoord telen fokkerij werkwoord telen fok werkwoord telen aanfok werkwoord telepathisch paragnostisch bijv. naamw. telepathisch paranormaal bijv. naamw. teler kweker zelfst. naamw. teler tuinder zelfst. naamw. teler fokker zelfst. naamw. telescoop sterrenkijker zelfst. naamw. teleurgesteld beteuterd bijv. naamw. teleurgesteld gedesillusioneerd bijv. naamw. teleurgesteld onbevredigd bijv. naamw. teleurgesteld ontgoocheld bijv. naamw. teleurgesteld sip bijv. naamw. teleurgesteld sneu bijv. naamw. teleurgesteld zuinig bijv. naamw. teleurgesteld betrokken bijv. naamw. teleurstellen desillusioneren werkwoord teleurstellen ontgoochelen werkwoord teleurstellen beschamen werkwoord teleurstellen tegenvallen werkwoord teleurstellen frustreren werkwoord teleurstellen duperen werkwoord teleurstellen benadelen werkwoord teleurstellen afvallen werkwoord teleurstellend onbevredigend bijv. naamw. teleurstellend sneu bijv. naamw. teleurstellend bedroevend bijv. naamw. teleurstellend spijtig bijv. naamw. teleurstellend onvoldoende bijv. naamw. teleurstellend ontoereikend bijv. naamw. teleurstellend jammerlijk bijv. naamw. teleurstellend jammer bijv. naamw. teleurstellend betreurenswaardig bijv. naamw. teleurstellend bedrieglijk bijv. naamw. teleurstelling afknapper zelfst. naamw. teleurstelling ontgoocheling zelfst. naamw. teleurstelling tegenvaller zelfst. naamw. teleurstelling terugslag zelfst. naamw. teleurstelling sof zelfst. naamw. teleurstelling slag zelfst. naamw. teleurstelling misslag zelfst. naamw. teleurstelling misrekening zelfst. naamw. teleurstelling flop zelfst. naamw. teleurstelling fiasco zelfst. naamw. teleurstelling desillusie zelfst. naamw. televisie buis zelfst. naamw. televisie omroep zelfst. naamw. televisie televisietoestel zelfst. naamw. televisie televisieapparaat zelfst. naamw. televisie beeldbuis zelfst. naamw. televisieapparaat televisietoestel overig. televisieapparaat televisie overig. televisieapparaat buis overig. televisiejournaal nieuws zelfst. naamw. televisiekanaal net zelfst. naamw. televisiekijker kijker zelfst. naamw. televisiescherm beeldscherm overig. televisietoestel buis zelfst. naamw. televisietoestel televisie zelfst. naamw. televisietoestel televisieapparaat zelfst. naamw. telex telextoestel zelfst. naamw. telextoestel telex zelfst. naamw. telg afstammeling zelfst. naamw. telg nakomeling zelfst. naamw. telgen nakomelingen zelfst. naamw. telgen afstammelingen zelfst. naamw. telgen nageslacht zelfst. naamw. telgen kroost zelfst. naamw. telgen kinderen zelfst. naamw. telgen gebroed zelfst. naamw. telgen broed zelfst. naamw. telkens herhaaldelijk bijv. naamw. telkens voortdurend bijv. naamw. telkens alsmaar bijv. naamw. telkens altijd bijv. naamw. telkens steeds bijv. naamw. telkens veelvuldig bijv. naamw. telkens meermaals bijv. naamw. telkens onophoudelijk bijv. naamw. telkens ononderbroken bijv. naamw. telkens hetijd bijv. naamw. telkens gedurig bijv. naamw. telkens continue bijv. naamw. telkens almaar bijv. naamw. telkens aldoor bijv. naamw. tellen bedragen werkwoord tellen gelden als werkwoord tellen laten gelden werkwoord tellen tel zelfst. naamw. tellen uitrekenen werkwoord tellen rekenen werkwoord tellen calculeren werkwoord tellen berekenen werkwoord tellen opsommen werkwoord tellen t werkwoord teller breuken zelfst. naamw. teloorgang debacle zelfst. naamw. teloorgang neergang zelfst. naamw. teloorgang ondergang zelfst. naamw. teloorgang val zelfst. naamw. teloorgang tenondergang zelfst. naamw. telraam abacus overig. temeie hoer overig. temeier hoer zelfst. naamw. temen slijmen werkwoord temen zeuren werkwoord temerig lijzig overig. temmen africhten werkwoord temmen intomen werkwoord temmen tam maken werkwoord temp heiligdom overig. temp gewijplek overig. tempel bedehuis zelfst. naamw. tempel heiligdom zelfst. naamw. tempel synagoog zelfst. naamw. tempel synagoge zelfst. naamw. tempel moskee zelfst. naamw. tempel kerkgebouw zelfst. naamw. tempel kerk zelfst. naamw. tempel godshuis zelfst. naamw. tempelier tempelridder zelfst. naamw. tempelridder tempelier zelfst. naamw. temperament aard zelfst. naamw. temperament inborst zelfst. naamw. temperament spirit zelfst. naamw. temperament gemoedsgesteldheid zelfst. naamw. temperament gemoedsaard zelfst. naamw. temperament vurigheid zelfst. naamw. temperamentvol dynamisch bijv. naamw. temperamentvol hartstochtelijk bijv. naamw. temperamentvol vurig bijv. naamw. temperamentvol warmbloedig bijv. naamw. temperamentvol stormachtig bijv. naamw. temperamentvol heetbloedig bijv. naamw. temperamentvol gepassioneerd bijv. naamw. temperatuur koorts zelfst. naamw. temperatuurmeter thermometer overig. temperatuurverschil temperatuurverval overig. temperatuurverval temperatuurverschil overig. temperen afremmen werkwoord temperen matigen werkwoord temperen dempen werkwoord temperen stalen werkwoord temperen harden werkwoord tempering matiging zelfst. naamw. tempering mindering zelfst. naamw. tempering moderatie zelfst. naamw. tempo snelheid zelfst. naamw. tempo vaart zelfst. naamw. tempo vlugheid zelfst. naamw. tempo spoed zelfst. naamw. tempo gang zelfst. naamw. tempo vlotheid zelfst. naamw. tempo schielijkheid zelfst. naamw. tempo rapiditeit zelfst. naamw. tempo rapheid zelfst. naamw. tempo gezwindheid zelfst. naamw. tempo snel overig. temporair tijdelijk bijv. naamw. temporeel tijdelijk overig. temporeel zolang overig. temporeel voorlopig overig. temporeel voorbijgaand overig. temporeel tussentijds overig. temporeel provisorisch overig. temporeel kortstondig overig. temporeel aards overig. temporiseren ophouden werkwoord temporiseren vertragen werkwoord temporiseren rekken werkwoord temptatie beproeving zelfst. naamw. temptatie verleiding zelfst. naamw. temptatie nood zelfst. naamw. temptatie kwelling zelfst. naamw. temptatie grief zelfst. naamw. temptatie ergernis zelfst. naamw. temptatie bezoeking zelfst. naamw. temptatie verzoeking zelfst. naamw. temptatie verovering zelfst. naamw. temptatie verlokking zelfst. naamw. temptatie seductie zelfst. naamw. temptatie bekoring zelfst. naamw. temptatie aanvechting zelfst. naamw. ten kolenwagen overig. ten kolenkar overig. ten bate ten voordele van overig. ten belope ter waarde overig. ten eerste primo overig. ten minste minstens overig. ten tweede secundo overig. ten voordele van ten bate overig. tendens bedoeling zelfst. naamw. tendens hang zelfst. naamw. tendens strekking zelfst. naamw. tendens trend zelfst. naamw. tendens beweging zelfst. naamw. tendens neiging zelfst. naamw. tendens geneigdheid zelfst. naamw. tendentieus gekleurd bijv. naamw. tendentieus vooringenomen bijv. naamw. tendentieus bevooroordeeld bijv. naamw. tender kolenwagen zelfst. naamw. tendinitis peesontsteking zelfst. naamw. teneergeslagen mismoedig bijv. naamw. teneergeslagen verdrietig bijv. naamw. teneergeslagen neerslachtig bijv. naamw. teneergeslagen mistroostig bijv. naamw. teneinde om overig. teneindelopen aflopen werkwoord teneindelopen eindigen werkwoord tenen teen overig. teneur geest zelfst. naamw. teneur strekking zelfst. naamw. teng tingel overig. tengel grijpstuiver zelfst. naamw. tengel poot zelfst. naamw. tengels fikken zelfst. naamw. tenger broos bijv. naamw. tenger fijngebouwd bijv. naamw. tenger lichtgebouwd bijv. naamw. tenger mager bijv. naamw. tenger spichtig bijv. naamw. tenger teer bijv. naamw. tenger fijntjes bijv. naamw. tenger sprieterig bijv. naamw. tenger slank bijv. naamw. tenger rank bijv. naamw. tenger fijn bijv. naamw. tenger dun bijv. naamw. tenger zwak bijv. naamw. tenger teder bijv. naamw. tenger kwetsbaar bijv. naamw. tenger iel bijv. naamw. tenger frèle bijv. naamw. tenger fragiel bijv. naamw. tenger fijngevoelig bijv. naamw. tenger delicaat bijv. naamw. tenger breekbaar bijv. naamw. tenietdoen vernietigen werkwoord tenietdoen delgen werkwoord tenietdoening nietigverklaring zelfst. naamw. tenietdoening annulering zelfst. naamw. tenietdoening annuleren overig. tenietgaan afsterven overig. tenlastelegging aanklacht zelfst. naamw. tenlastelegging beschuldiging zelfst. naamw. tenminste althans overig. tenminste minstens overig. tenminste althans overig. tennisbaan tennisveld overig. tennisbanen tennisvelden zelfst. naamw. tennisveld tennisbaan overig. tennisvelden tennisbanen zelfst. naamw. tenondergaan zinken overig. tenondergaan wegrotten overig. tenondergaan verteren overig. tenondergaan verrotten overig. tenondergaan vergaan overig. tenondergaan teruggaan overig. tenondergaan instorten overig. tenondergaan bezwijken overig. tenondergaan achteruitgaan overig. tenondergaan afleggen overig. tenondergang val overig. tenondergang teloorgang overig. tenondergang ondergang overig. tenondergang debacle overig. tensie druk zelfst. naamw. tensie bloeddruk zelfst. naamw. tenslotte eindelijk overig. tenslotte immers overig. tenslotte uiteindelijk overig. tent gelegenheid zelfst. naamw. tent kampeertent zelfst. naamw. tent kraam zelfst. naamw. tentamen proef zelfst. naamw. tentdek tentzeil overig. tentdek tentlinnen overig. tentdoek tentkleed overig. tentdoek tentstof overig. tentenkamp kamp zelfst. naamw. tentenkamp kampement zelfst. naamw. tenthaak haring zelfst. naamw. tentharing pin zelfst. naamw. tentharing haring zelfst. naamw. tentkleed tentdoek overig. tentlinnen tentzeil overig. tentlinnen tentdek overig. tentoonspreiden uitstallen werkwoord tentoonspreiden wijzen werkwoord tentoonspreiden vertonen werkwoord tentoonspreiden uitwijzen werkwoord tentoonspreiden uitduiden werkwoord tentoonspreiden tonen werkwoord tentoonspreiden aanwijzen werkwoord tentoonspreiden aangeven werkwoord tentoonspreiden aanduiden werkwoord tentoonspreiding ontwikkeling zelfst. naamw. tentoonspreiding ontplooiing zelfst. naamw. tentoonstellen etaleren werkwoord tentoonstellen exposeren werkwoord tentoonstellen tonen werkwoord tentoonstellen vertonen werkwoord tentoonstellen uitstallen werkwoord tentoonstellers exposanten zelfst. naamw. tentoonstelling exhibitie zelfst. naamw. tentoonstelling expositie zelfst. naamw. tentoonstelling beurs overig. tentstof tentdoek overig. tentzeil tentlinnen overig. tentzeil tentdek overig. tenue gewaad zelfst. naamw. tenue kledij zelfst. naamw. tenue kleding zelfst. naamw. tenue uniform zelfst. naamw. tenue plunje zelfst. naamw. tenue kleren zelfst. naamw. tenuitvoerlegging executie zelfst. naamw. tenuitvoerlegging uitvoeren zelfst. naamw. tenuitvoerlegging uitvoering zelfst. naamw. tenuitvoerlegging volbrengen zelfst. naamw. tenuitvoerlegging voltrekking zelfst. naamw. tenuitvoerleggingen uitvoeringen zelfst. naamw. tenuitvoerleggingen voltrekkingen zelfst. naamw. tenzij uitgezonderd bijv. naamw. tepel tepeltje overig. tepelhof areola zelfst. naamw. tepeltje tepel overig. ter bij overig. ter te overig. ter via overig. ter goeder trouw betrouwbaar bijv. naamw. ter waarde ten belope overig. teraardebestelling uitvaart zelfst. naamw. terdege danig overig. terdege geducht overig. terdege lustig overig. terecht gerechtvaardigd bijv. naamw. terecht met recht bijv. naamw. terecht terug bijv. naamw. terechtkomen aankomen werkwoord terechtkomen belanden werkwoord terechtkomen landen werkwoord terechtkomen neerkomen werkwoord terechtkomen opdagen werkwoord terechtkomen raken werkwoord terechtkomen slagen werkwoord terechtkomen treffen werkwoord terechtkomen worden werkwoord terechtkomen landing zelfst. naamw. terechtkomen val zelfst. naamw. terechtkomen uitlopen werkwoord terechtkomen uitgaan werkwoord terechtkomen ophouden werkwoord terechtkomen eindigen werkwoord terechtkomen arriveren werkwoord terechtkomen aflopen werkwoord terechtkomen aanlanden werkwoord terechtkomen aanbelanden werkwoord terechtkomen verzeilen werkwoord terechtkomen geraken werkwoord terechtstellen elektrocuteren werkwoord terechtstellen executeren werkwoord terechtstelling executie zelfst. naamw. terechtstelling strafuitvoering zelfst. naamw. terechtwijzen bekritiseren werkwoord terechtwijzen berispen werkwoord terechtwijzen vermanen werkwoord terechtwijzen verwijten werkwoord terechtwijzen beknorren werkwoord terechtwijzen waarschuwen werkwoord terechtwijzen manen werkwoord terechtwijzing aanmerking zelfst. naamw. terechtwijzing berisping zelfst. naamw. terechtwijzing lering zelfst. naamw. terechtwijzing standje zelfst. naamw. terechtwijzing verwijt zelfst. naamw. terechtwijzing verwittiging zelfst. naamw. terechtwijzing inlichting zelfst. naamw. terechtwijzing informatie zelfst. naamw. terechtwijzing bericht zelfst. naamw. terechtwijzing uitbrander zelfst. naamw. terechtwijzing blaam zelfst. naamw. terechtwijzing reprimande zelfst. naamw. terechtwijzing gisping zelfst. naamw. terechtwijzing berispingen overig. terechtwijzingen reprimandes overig. terechtwijzingen berispingen overig. teren leven werkwoord tergen provoceren werkwoord tergen sarren werkwoord tergen tarten werkwoord tergen treiteren werkwoord tergen uitdagen werkwoord tergen plagen werkwoord tergen pesten werkwoord tergen narren werkwoord tergen kwellen werkwoord tergen koeioneren werkwoord tergen zieken werkwoord tergen stangen werkwoord tergen jennen werkwoord tergend irritant overig. tergend treiterig overig. tering verdomme bijv. naamw. tering levensonderhoud zelfst. naamw. tering tuberculose zelfst. naamw. tering tuberculo zelfst. naamw. tering longtering zelfst. naamw. teringlijder ellendeling zelfst. naamw. teringlijder tbc-patiënt zelfst. naamw. terloops losjes bijv. naamw. terloops terzijde bijv. naamw. terloops vluchtig bijv. naamw. terloops inderhaast bijv. naamw. terloops oppervlakkig bijv. naamw. terloops kortstondig bijv. naamw. terloops haastig bijv. naamw. term aanleiding zelfst. naamw. term benaming zelfst. naamw. term naam zelfst. naamw. term begrip zelfst. naamw. term woord zelfst. naamw. term vakterm zelfst. naamw. term bewoording zelfst. naamw. termiet houtworm overig. termijn datum zelfst. naamw. termijn duur zelfst. naamw. termijn periode zelfst. naamw. termijn sluitingstermijn zelfst. naamw. termijn tijdlimiet zelfst. naamw. termijn tijdsduur zelfst. naamw. termijn tijdsbestek zelfst. naamw. termijn perio zelfst. naamw. termijntransacties termijnzaken overig. termijnzaken termijntransacties overig. terminal beeldscherm zelfst. naamw. ternauwernood amper bijv. naamw. ternauwernood rakelings bijv. naamw. ternauwernood nauwelijks bijv. naamw. ternauwernood kwalijk bijv. naamw. terneergeslagen down bijv. naamw. terneergeslagen sip bijv. naamw. terneergeslagen zwaarmoedig bijv. naamw. terneergeslagen moedeloos bijv. naamw. terneergeslagen mismoedig bijv. naamw. terneergeslagen gedrukt bijv. naamw. terneergeslagen bedrukt bijv. naamw. terneergeslagen mistroostig bijv. naamw. terneergeslagen pessimistisch bijv. naamw. terpentijn peut zelfst. naamw. terpostbezorging posten zelfst. naamw. terra aarde zelfst. naamw. terras patio zelfst. naamw. terrasgewijs terrasvormig overig. terrasvormig terrasgewijs overig. terrein domein zelfst. naamw. terrein grondgebied zelfst. naamw. terrein kavel zelfst. naamw. terrein zone zelfst. naamw. terrein perceel zelfst. naamw. terrein kav zelfst. naamw. terrein gebied zelfst. naamw. terrein bouwterrein zelfst. naamw. terrein territorium zelfst. naamw. terrein erf zelfst. naamw. terrein streek zelfst. naamw. terrein gord zelfst. naamw. terreinwedstrijd cross overig. terreur schrikbewind zelfst. naamw. territoria grondgebieden overig. territorium domein zelfst. naamw. territorium grondgebied zelfst. naamw. territorium leefgebied zelfst. naamw. territorium zone zelfst. naamw. territorium terrein zelfst. naamw. territorium erf zelfst. naamw. territorium streek zelfst. naamw. territorium gord zelfst. naamw. territorium gebied zelfst. naamw. terroriseren intimideren werkwoord terroriseren tiranniseren werkwoord terrorisme terreur zelfst. naamw. terrorist kaper zelfst. naamw. tersluikbinnendringing infiltratie overig. tersluiks heimelijk overig. tersluiks stiekem overig. tersluiks steelsgewijze overig. tersluiks steels overig. terstond aanstonds bijv. naamw. terstond meteen bijv. naamw. terstond met spoed bijv. naamw. terstond onmiddellijk bijv. naamw. terstond direct bijv. naamw. terstond gelijk bijv. naamw. terstond dadelijk bijv. naamw. terug achterwaarts bijv. naamw. terug achteruit bijv. naamw. terug terecht bijv. naamw. terug retour bijv. naamw. terug rugwaarts bijv. naamw. terugbetalen aflossen werkwoord terugbetalen restitueren werkwoord terugbetalen schadeloosstellen werkwoord terugbetalen teruggeven werkwoord terugbetalen vergoeden werkwoord terugbetalen afkopen werkwoord terugbetaling restitutie zelfst. naamw. terugbetaling remboursement zelfst. naamw. terugbetaling vergoeding zelfst. naamw. terugbetalingen restituties zelfst. naamw. terugbezorgen terugbrengen werkwoord terugbezorgen terugwijzen werkwoord terugbezorgen terugsturen werkwoord terugbezorgen retourneren werkwoord terugbezorgen heruitzenden werkwoord terugblikken omzien werkwoord terugboeken storneren werkwoord terugboeking stornoboeking zelfst. naamw. terugbrengen apporteren werkwoord terugbrengen beperken werkwoord terugbrengen beprken werkwoord terugbrengen herleiden werkwoord terugbrengen minderen werkwoord terugbrengen reduceren werkwoord terugbrengen retourneren werkwoord terugbrengen terugbezorgen werkwoord terugbrengen terugvoeren werkwoord terugbrengen vereenvoudigen werkwoord terugbrengen verlagen werkwoord terugbrengen verminderen werkwoord terugbrengen terugzenden werkwoord terugbrengen teruggeven werkwoord terugdeinzen achteruitgaan werkwoord terugdeinzen bang zijn werkwoord terugdeinzen terugwijken werkwoord terugdeinzen terugschrikken werkwoord terugdeinzen achteruitdeinzen werkwoord terugdraaien herroepen werkwoord terugdraaien vernietigen werkwoord terugdraaien opheffen werkwoord terugdraaien ondervangen werkwoord terugdraaien nullificeren werkwoord terugdraaien terugschroeven werkwoord terugdrijven terugdringen werkwoord terugdringen beperken werkwoord terugdringen bezuinigen werkwoord terugdringen terugdrijven werkwoord terugdringen verlagen werkwoord terugdringen resorberen werkwoord terugdringen opslorpen werkwoord terugeisen reclameren werkwoord terugeisen terugvorderen werkwoord teruggaan omkeren werkwoord teruggaan teruggrijpen werkwoord teruggaan vergaan werkwoord teruggaan zinken werkwoord teruggaan wegrotten werkwoord teruggaan verteren werkwoord teruggaan verrotten werkwoord teruggaan tenondergaan werkwoord teruggaan instorten werkwoord teruggaan bezwijken werkwoord teruggaan achteruitgaan werkwoord teruggaan vervallen werkwoord teruggaan verminderen werkwoord teruggaan tanen werkwoord teruggaan minworden werkwoord teruggaan minderen werkwoord teruggaan declineren werkwoord teruggaan dalen werkwoord teruggaan afnemen werkwoord teruggaan keren werkwoord teruggaan dateren werkwoord teruggaand retrograad bijv. naamw. teruggang achteruitgang zelfst. naamw. teruggang regressie zelfst. naamw. teruggang daling zelfst. naamw. teruggang vermindering zelfst. naamw. teruggang terugloop zelfst. naamw. teruggang afname zelfst. naamw. teruggave restitutie zelfst. naamw. teruggave weergave zelfst. naamw. teruggave vertolking zelfst. naamw. teruggave reproduktie zelfst. naamw. teruggetrokken afgezonderd bijv. naamw. teruggetrokken eenzelvig bijv. naamw. teruggetrokken stilletjes bijv. naamw. teruggetrokken mensenschuw bijv. naamw. teruggetrokken introvert bijv. naamw. teruggetrokken eenkennig bijv. naamw. teruggetrokkenheid afzondering zelfst. naamw. teruggeven restitueren werkwoord teruggeven retourneren werkwoord teruggeven terugzenden werkwoord teruggeven terugbrengen werkwoord teruggooien terugwerpen werkwoord teruggrijpen dateren werkwoord teruggrijpen teruggaan werkwoord terughalen terugroepen werkwoord terughouden afhouden werkwoord terughouden reserveren werkwoord terughouden onderdrukken werkwoord terughouden beteugelen werkwoord terughouden bedwingen werkwoord terughouden opzijleggen werkwoord terughouden behouden werkwoord terughouden achterhouden werkwoord terughoudend geheimzinnig bijv. naamw. terughoudend gereserveerd bijv. naamw. terughoudend gesloten bijv. naamw. terughoudend ingetogen bijv. naamw. terughoudend koel bijv. naamw. terughoudend aarzelend bijv. naamw. terughoudend terughoudende bijv. naamw. terughoudende terughoudend overig. terughoudende koel overig. terughoudende ingetogen overig. terughoudende gesloten overig. terughoudende gereserveerd overig. terughoudende geheimzinnig overig. terughoudendheid bescheidenheid zelfst. naamw. terughoudendheid gereserveerdheid zelfst. naamw. terughoudendheid reserve zelfst. naamw. terughoudendheid scepsis zelfst. naamw. terughoudendheid schroom zelfst. naamw. terughouding scepsis zelfst. naamw. terugkaatsen reflecteren werkwoord terugkaatsen stuiten werkwoord terugkaatsen weerkaatsen werkwoord terugkaatsen weerspiegelen werkwoord terugkaatsen ricocheren zelfst. naamw. terugkaatsen afstuiten werkwoord terugkaatsen afketsen werkwoord terugkaatsen terugstoten werkwoord terugkaatsen echoën werkwoord terugkaatsing reflectie zelfst. naamw. terugkeer regressie zelfst. naamw. terugkeer remigratie zelfst. naamw. terugkeer rentree zelfst. naamw. terugkeer retour zelfst. naamw. terugkeer thuisreis zelfst. naamw. terugkeer herhaling zelfst. naamw. terugkeer terugreis zelfst. naamw. terugkeren herleven werkwoord terugkeren omkeren werkwoord terugkeren retourneren werkwoord terugkeren terugkomen werkwoord terugkeren rentrees werkwoord terugkijken omzien werkwoord terugkijken omkijken werkwoord terugkijken achteruitkijken werkwoord terugkomen terechtkomen werkwoord terugkomen terugkeren werkwoord terugkomen retourneren werkwoord terugkomen omkeren werkwoord terugkomend recurrerend bijv. naamw. terugkoppeling feedback zelfst. naamw. terugkrabbelen terugnemen werkwoord terugkrabbelen terugtrekken werkwoord terugkrijgen weerkrijgen werkwoord terugkrijgen herkrijgen werkwoord terugleggen terugzetten werkwoord terugleggen terugplaatsen werkwoord terugloop afname zelfst. naamw. terugloop atavisme zelfst. naamw. terugloop daling zelfst. naamw. terugloop vermindering zelfst. naamw. terugloop val zelfst. naamw. terugloop minworden zelfst. naamw. terugloop teruggang zelfst. naamw. teruglopen achteruitgaan werkwoord teruglopen vallen werkwoord teruglopen inzakken werkwoord terugnemen herroepen werkwoord terugnemen intrekken werkwoord terugnemen opheffen werkwoord terugneming intrekking zelfst. naamw. terugneming herroeping zelfst. naamw. terugplaatsen terugzetten werkwoord terugplaatsen degraderen werkwoord terugplaatsen achteruitzetten werkwoord terugplaatsen terugleggen werkwoord terugreis retour zelfst. naamw. terugreis thuisreis zelfst. naamw. terugreis terugkeer zelfst. naamw. terugreizen terugrijden werkwoord terugresorptie reabsorptie zelfst. naamw. terugrijden terugreizen werkwoord terugrit terugtocht overig. terugroepen terughalen werkwoord terugroepen herroepen werkwoord terugroeping opvraging zelfst. naamw. terugroeping afroeping zelfst. naamw. terugschakelen omschakelen werkwoord terugschrijven antwoorden werkwoord terugschrikken huiveren werkwoord terugschrikken schrikken werkwoord terugschrikken terugdeinzen werkwoord terugschrikken terugwijken werkwoord terugschrikken achteruitgaan werkwoord terugschrikken achteruitdeinzen werkwoord terugschroeven terugdraaien werkwoord terugslaan revanche nemen werkwoord terugslaan terugvechten werkwoord terugslaan verwijzen werkwoord terugslag achteruitgang zelfst. naamw. terugslag gevolg zelfst. naamw. terugslag onheil zelfst. naamw. terugslag tegenvaller zelfst. naamw. terugslag terugstoot zelfst. naamw. terugslag repercussie zelfst. naamw. terugslag rebound-effect zelfst. naamw. terugslag teleurstelling zelfst. naamw. terugslag sof zelfst. naamw. terugslag slag zelfst. naamw. terugslag misslag zelfst. naamw. terugslag misrekening zelfst. naamw. terugslag flop zelfst. naamw. terugslag fiasco zelfst. naamw. terugslag tegenspoed zelfst. naamw. terugslag tegenslag zelfst. naamw. terugslag rampspoed zelfst. naamw. terugslag ramp zelfst. naamw. terugslag pech zelfst. naamw. terugslag onspoed zelfst. naamw. terugslag ongeluk zelfst. naamw. terugslag moeilijkheden zelfst. naamw. terugslag malheur zelfst. naamw. terugslag ellende zelfst. naamw. terugslagen tegenspoed overig. terugslagen tegenslag overig. terugslagen rampspoed overig. terugslagen ramp overig. terugslagen pech overig. terugslagen onspoed overig. terugslagen onheil overig. terugslagen ongeluk overig. terugslagen moeilijkheden overig. terugslagen malheur overig. terugslagen ellende overig. terugspoelen terugvloeien werkwoord terugspoelen terugstromen werkwoord terugstoot terugslag zelfst. naamw. terugstoten weerkaatsen overig. terugstoten terugkaatsen overig. terugstoten stuiten overig. terugstoten reflecteren overig. terugstoten echoën overig. terugstromen terugvloeien werkwoord terugstromen terugspoelen werkwoord terugstroming regurgitatie zelfst. naamw. terugsturen terugwijzen werkwoord terugsturen terugbezorgen werkwoord terugsturen retourneren werkwoord terugsturen heruitzenden werkwoord terugtocht aftocht zelfst. naamw. terugtocht retraite zelfst. naamw. terugtocht terugrit zelfst. naamw. terugtreden aftreden werkwoord terugtrekken aftreden werkwoord terugtrekken inbinden werkwoord terugtrekken intrekken werkwoord terugtrekken aftocht zelfst. naamw. terugtrekken uittreden werkwoord terugtrekking retractie zelfst. naamw. terugval depressie zelfst. naamw. terugval recidive zelfst. naamw. terugval teruggang zelfst. naamw. terugval terugslag zelfst. naamw. terugval val zelfst. naamw. terugvallen achteropraken werkwoord terugvallen zich verlaten werkwoord terugvallen kelderen werkwoord terugvallen inzakken werkwoord terugvechten terugslaan werkwoord terugvinden achterhalen werkwoord terugvinden hervinden werkwoord terugvinden vinden werkwoord terugvloeien terugstromen werkwoord terugvloeien terugspoelen werkwoord terugvloeiing reflux zelfst. naamw. terugvoeren herleiden werkwoord terugvorderen opeisen werkwoord terugvorderen terugeisen werkwoord terugwedstrijd return zelfst. naamw. terugwerking reactie zelfst. naamw. terugwerpen teruggooien werkwoord terugwijken achteruitgaan werkwoord terugwijken achteruitwijken werkwoord terugwijken wijken werkwoord terugwijken terugschrikken werkwoord terugwijken terugdeinzen werkwoord terugwijken achteruitdeinzen werkwoord terugwijzen afwijzen werkwoord terugwijzen wegstemmen werkwoord terugwijzen verwerpen werkwoord terugwijzen verweren werkwoord terugwijzen afstemmen werkwoord terugwijzen afketsen werkwoord terugwijzen terugsturen werkwoord terugwijzen terugbezorgen werkwoord terugwijzen retourneren werkwoord terugwijzen heruitzenden werkwoord terugwijzend weigerachtig overig. terugwijzend verwerpen overig. terugwijzend afwijzend overig. terugwijzing weigering zelfst. naamw. terugwijzing verworpenheid overig. terugwijzing verwerping zelfst. naamw. terugwijzing rejectie overig. terugwijzing afwijzing zelfst. naamw. terugwijzing afkeuring zelfst. naamw. terugwinnen herwinnen werkwoord terugzakken slinken werkwoord terugzeggen antwoorden werkwoord terugzenden retourneren werkwoord terugzenden teruggeven werkwoord terugzenden terugbrengen werkwoord terugzetten terugplaatsen werkwoord terugzetten degraderen werkwoord terugzetten achteruitzetten werkwoord terugzetten terugleggen werkwoord terugzetting verlaging zelfst. naamw. terugzetting degradatie overig. terugzien omzien werkwoord terugzoeken traceren werkwoord terwijl ondertussen bijv. naamw. terwijl daarentegen bijv. naamw. terwijl terzelftijd bijv. naamw. terzelftijd terwijl overig. terzijde terloops bijv. naamw. terzijde vaneen bijv. naamw. terzijde gescheiden bijv. naamw. terzijde apart bijv. naamw. terzijde afzonderlijk bijv. naamw. teschandemaking blamage overig. teschandemaking afgang overig. test bol zelfst. naamw. test onderzoek zelfst. naamw. test opgave zelfst. naamw. test proefwerk zelfst. naamw. test proef zelfst. naamw. test toets zelfst. naamw. test repetitie zelfst. naamw. test examen zelfst. naamw. testament laatste wil zelfst. naamw. testament wilsbeschikking zelfst. naamw. testen beproeven werkwoord testen examineren werkwoord testen keuren werkwoord testen uittesten werkwoord testen onderzoeken werkwoord testen toetsen werkwoord testen overhoren werkwoord testen uitproberen werkwoord tester examinator zelfst. naamw. tester onderzoeker zelfst. naamw. tester proever zelfst. naamw. testik teelbal overig. testikel bal zelfst. naamw. testikel teelbal zelfst. naamw. testikel zaadbal zelfst. naamw. testikels ballen zelfst. naamw. testikels kloten zelfst. naamw. testimonial getuigenis zelfst. naamw. testimonium getuigschrift overig. testimonium verklaring overig. testimonium getuigenverklaring overig. testimonium getuigenis overig. tetanus klem zelfst. naamw. Tetten Borsten zelfst. naamw. tetter snavel zelfst. naamw. tetteraars zuiplappen overig. tetteraars innemers overig. tetteraars dronkelappen overig. tetteraars drinkers overig. tetteraars drinkebroers overig. tetteren blazen werkwoord tetteren schetteren werkwoord teug dronk zelfst. naamw. teug haal zelfst. naamw. teug slok zelfst. naamw. teug riem zelfst. naamw. teug lijn zelfst. naamw. teug lei zelfst. naamw. teug toom zelfst. naamw. teug leidsel zelfst. naamw. teugel leidsel zelfst. naamw. teugel riem zelfst. naamw. teugel toom zelfst. naamw. teugel breidel zelfst. naamw. teugelloos ongebreideld bijv. naamw. teugelloos ongeremd bijv. naamw. teugelloos ongetoomd bijv. naamw. teugels leidsels zelfst. naamw. teugvieren aftomen overig. teut aangeschoten bijv. naamw. teut totebel zelfst. naamw. teut treuzelkous zelfst. naamw. teut treuzelaar zelfst. naamw. teut treuzel zelfst. naamw. teut talmer zelfst. naamw. teut sukkel zelfst. naamw. teut slak zelfst. naamw. teut sijsjeslijmer zelfst. naamw. teut hannes zelfst. naamw. teut treuzelares zelfst. naamw. teut talmster zelfst. naamw. teut tipsy zelfst. naamw. teut beschonken zelfst. naamw. teut beneveld zelfst. naamw. teuten draaien werkwoord teuten zeuren werkwoord teuten zeiken werkwoord teuten zaniken werkwoord teuten talmen werkwoord teuten hannesen werkwoord teuten druilen werkwoord teuten drentelen werkwoord teuten dralen werkwoord teuten aarzelen werkwoord teuten treuzelen werkwoord Teutoon Westgermaan overig. Teutoon Duitser overig. teveel overdaad zelfst. naamw. teveel overmaat zelfst. naamw. teveel surplus zelfst. naamw. teveel rest zelfst. naamw. teveel overschot zelfst. naamw. teveel exces zelfst. naamw. teveel agio zelfst. naamw. tevens alsmede bijv. naamw. tevens voorts bijv. naamw. tevens daarnaast bijv. naamw. tevens ook bijv. naamw. tevens tezamen bijv. naamw. tevens tegelijkertijd bijv. naamw. tevens tegelijk bijv. naamw. tevens samen bijv. naamw. tevens ineen bijv. naamw. tevens gelijktijdig bijv. naamw. tevens gelijk bijv. naamw. tevens bijeen bijv. naamw. tevens aaneen bijv. naamw. tevens mede bijv. naamw. tevens evenzeer bijv. naamw. tevens eveneens bijv. naamw. tevens evenals bijv. naamw. tevens alsook bijv. naamw. tevens daarnaast overig. tevergeefs ijdel bijv. naamw. tevergeefs nutteloos bijv. naamw. tevergeefs vergeefs bijv. naamw. tevergeefs vruchteloos bijv. naamw. tevergeefs zonresultaat bijv. naamw. tevoorschijnhalen voordedaghalen overig. tevoorschijnhalen tevoorschijntoveren overig. tevoorschijntoveren voordedaghalen overig. tevoorschijntoveren tevoorschijnhalen overig. tevoren vooraf overig. tevreden content bijv. naamw. tevreden gelukkig bijv. naamw. tevreden vergenoegd bijv. naamw. tevreden voldaan bijv. naamw. tevreden behaaglijk bijv. naamw. tevreden blij bijv. naamw. tevreden verzadigd bijv. naamw. tevreden genoeg bijv. naamw. tevreden bevredigd bijv. naamw. tevredenheid content zelfst. naamw. tevredenheid genoegen zelfst. naamw. tevredenheid genoegzaamheid zelfst. naamw. tevredenheid goedkeuring zelfst. naamw. tevredenheid satisfactie zelfst. naamw. tevredenstellen bevredigen werkwoord tevredenstellen schadeloosstellen werkwoord tevredenstellen afkopen werkwoord teweegbrengen aanrichten werkwoord teweegbrengen losmaken werkwoord teweegbrengen veroorzaken werkwoord teweegbrengen teweegbrenging zelfst. naamw. teweegbrengen stichten werkwoord teweegbrengen aandoen werkwoord teweegbrengen voortbrengen werkwoord teweegbrengen bevallen werkwoord teweegbrengen baren werkwoord teweegbrengen gevolg werkwoord teweegbrenging gevolg zelfst. naamw. teweegbrenging teweegbrengen zelfst. naamw. tewerkstellen detacheren werkwoord tewerkstellen gedetacheerd werkwoord tewerkstellen uitzenden werkwoord tewerkstelling werkverschaffing zelfst. naamw. tewerkstelling taakverschaffing zelfst. naamw. textiel goed zelfst. naamw. textiel textielwaren zelfst. naamw. textiel weefsel zelfst. naamw. textiel stof overig. textiel stof overig. textiel stof overig. textielwaren textiel zelfst. naamw. textielwaren weefsel zelfst. naamw. tezamen bijeen bijv. naamw. tezamen gemeenschappelijk bijv. naamw. tezamen gezamenlijk bijv. naamw. tezamen samen bijv. naamw. tezamen tevens bijv. naamw. tezamen tegelijkertijd bijv. naamw. tezamen tegelijk bijv. naamw. tezamen ineen bijv. naamw. tezamen gelijktijdig bijv. naamw. tezamen gelijk bijv. naamw. tezamen aaneen bijv. naamw. thans momenteel bijv. naamw. thans heden bijv. naamw. thans tegenwoordig bijv. naamw. thans nu bijv. naamw. thans voortaan bijv. naamw. thans heden overig. the thesis overig. the stelling overig. the aanname overig. the good cause het goede doel zelfst. naamw. theater aanstellerij zelfst. naamw. theater cabaret zelfst. naamw. theater komedie zelfst. naamw. theater schouwburg zelfst. naamw. theaterensemble toneelgezelschap overig. theaterensemble theatergroep overig. theaterensemble groep overig. theaterensemble gezelschap overig. theaterensemble ensemble overig. theatergroep toneelgezelschap overig. theatergroep theaterensemble overig. theatergroep groep overig. theatergroep gezelschap overig. theatergroep ensemble overig. theaters schouwburgen overig. theatraal gezwollen bijv. naamw. theatraal hysterisch bijv. naamw. theatraal overdreven bijv. naamw. theatraal aanstellerig bijv. naamw. theeblad schenkblad overig. theeblad presenteerblad overig. theeblad dienblad overig. theeblad blad overig. theedoek droogdoek zelfst. naamw. theedoek keukendoek zelfst. naamw. theedoeken keukendoek overig. theehuis koffieshop overig. theehuis koffiehuis overig. theehuis espressobar overig. theekransje theepartijtje overig. theelep theelepeltje overig. theelep lepeltje overig. theelepel theelepeltje zelfst. naamw. theelepeltje lepel zelfst. naamw. theelepeltje theelepel zelfst. naamw. theelepeltje theelep zelfst. naamw. theelepeltje lepeltje zelfst. naamw. theelichtje lichtje zelfst. naamw. theemuts muts zelfst. naamw. theepartijtje theekransje overig. theesalon tearoom zelfst. naamw. theetante prater overig. theetante kouter overig. theetante klapekster overig. theetante keuvelaar overig. theetante babbelaar overig. theezeefjes zeven zelfst. naamw. theïst theïstisch overig. theïstisch theïst overig. thema materie zelfst. naamw. thema melodie zelfst. naamw. thema onderwerp zelfst. naamw. thema stellingname zelfst. naamw. thema standpuntbepaling zelfst. naamw. thema standpunt zelfst. naamw. thema positie zelfst. naamw. thema houding zelfst. naamw. thema bewering zelfst. naamw. thema subject zelfst. naamw. thema`s onderwerpen overig. theologie geesteswetenschap zelfst. naamw. theologie godgeleerdheid zelfst. naamw. theologisch godgeleerd bijv. naamw. theorema dogma zelfst. naamw. theorema leerstelling zelfst. naamw. theorema propositie zelfst. naamw. theoretisch academisch bijv. naamw. theoretisch hypothetisch bijv. naamw. theorie doctrine zelfst. naamw. therapeutisch genezend bijv. naamw. therapie behandelwijze zelfst. naamw. therapie behandelingswijzen zelfst. naamw. therapie behandeling zelfst. naamw. therapieën belandelingswijzen overig. thermometer temperatuurmeter overig. thermometer warmtemeter zelfst. naamw. thermometergraad graad zelfst. naamw. thermometergraad warmtegraad zelfst. naamw. thermosfles thermoskan zelfst. naamw. thermoskan thermosfles zelfst. naamw. thesaurie schatkamer overig. thesaurie staatskas overig. thesaurie schatkist overig. thesaurier penningmeester zelfst. naamw. thesaurier schatmeester zelfst. naamw. thesaurier kassier zelfst. naamw. thesaurus synoniemenlijst zelfst. naamw. these aanname zelfst. naamw. these stelling zelfst. naamw. these thesis zelfst. naamw. theses stellingen overig. thesis these zelfst. naamw. thesis eindwerk zelfst. naamw. thesis the zelfst. naamw. thesis stelling zelfst. naamw. thesis aanname zelfst. naamw. thorax borstkas zelfst. naamw. thorax tors zelfst. naamw. thorax ribbenkast zelfst. naamw. thriller griezelfilm zelfst. naamw. thrombus bloedprop zelfst. naamw. thuis vertrouwd bijv. naamw. thuis heem zelfst. naamw. thuis huis zelfst. naamw. thuis woning zelfst. naamw. thuis woonhuis zelfst. naamw. thuis verblijf zelfst. naamw. thuis residentie zelfst. naamw. thuis tehuis zelfst. naamw. thuisbezorgen afgeven werkwoord thuisbezorgen afleveren werkwoord thuisbezorgen bestellen werkwoord thuisbezorgen bezorgen werkwoord thuisbezorgen brengen werkwoord thuisbezorgen overhandigen werkwoord thuisbezorgen rondbrengen werkwoord thuisbrengen plaatsen werkwoord thuisbrengen herkennen zelfst. naamw. thuishoren behoren werkwoord thuishoren horen werkwoord thuisland land zelfst. naamw. thuisland vaderland zelfst. naamw. thuisland geboorteland zelfst. naamw. thuisland bakermat zelfst. naamw. thuisreis terugkeer zelfst. naamw. thuisreis terugreis zelfst. naamw. tiara koningskroon zelfst. naamw. tiara hoofdtooi zelfst. naamw. tiara hoofdsieraad zelfst. naamw. tic aanwensel zelfst. naamw. tic zenuwtrek zelfst. naamw. tic zenuwtrekking zelfst. naamw. tic rarigheid zelfst. naamw. ticket kaartje zelfst. naamw. ticket toegangsbewijs zelfst. naamw. ticket plaatsbewijs zelfst. naamw. ticket kaart zelfst. naamw. ticket entreebiljet zelfst. naamw. tiend tiendeel overig. tiend tiende overig. tiende tiendeel overig. tiende tiend overig. tiendeel tiende overig. tiendeel tiend overig. tiendubbel tienvoudig overig. tienduizendtal myriade zelfst. naamw. tiener teenager zelfst. naamw. tientallig decimaal bijv. naamw. tientje joetje zelfst. naamw. tienvoudig tiendubbel bijv. naamw. tieren floreren werkwoord tieren foeteren werkwoord tieren gedijen werkwoord tieren razen werkwoord tieren tekeergaan werkwoord tieren fulmineren werkwoord tieren wassen werkwoord tierend woest overig. tierend woedend overig. tierend razend overig. tierend nijdig overig. tierend laaiend overig. tierend kwaad overig. tierend hels overig. tierend furieus overig. tierend dol overig. tierend boos overig. tierig fit bijv. naamw. tierig monter bijv. naamw. tierig wakker bijv. naamw. tierig vief bijv. naamw. tierig rap bijv. naamw. tierig opgewekt bijv. naamw. tierig levendig bijv. naamw. tierig kwiek bijv. naamw. tierig kras bijv. naamw. tierig druk bijv. naamw. tierig vrolijk bijv. naamw. tierig opgetogen bijv. naamw. tierig levenslustig bijv. naamw. tierig dartel bijv. naamw. tierig blijmoedig bijv. naamw. tierig blij bijv. naamw. tiet vrouwenborst zelfst. naamw. tieten borsten zelfst. naamw. tieten memmen zelfst. naamw. tieten prammen zelfst. naamw. tieten boezem zelfst. naamw. tij eb zelfst. naamw. tij getij zelfst. naamw. tij getijde zelfst. naamw. tijd oer bijv. naamw. tijd duur zelfst. naamw. tijd eeuw zelfst. naamw. tijd moment zelfst. naamw. tijd periode zelfst. naamw. tijd tijdsruimte zelfst. naamw. tijd tijdperk zelfst. naamw. tijd rust zelfst. naamw. tijdbesparing tijdwinst zelfst. naamw. tijdelijk aards bijv. naamw. tijdelijk eindig bijv. naamw. tijdelijk kortstondig bijv. naamw. tijdelijk provisorisch bijv. naamw. tijdelijk tussentijds bijv. naamw. tijdelijk vergankelijk bijv. naamw. tijdelijk voorbijgaand bijv. naamw. tijdelijk voorlopig bijv. naamw. tijdelijk zolang bijv. naamw. tijdelijk temporeel bijv. naamw. tijdelijk temporair bijv. naamw. tijdeloos tijdloos overig. tijdens gedurende bijv. naamw. tijdens bij bijv. naamw. tijdig bijtijds bijv. naamw. tijdig stipt bijv. naamw. tijdig vroeg bijv. naamw. tijdig rijp bijv. naamw. tijding bericht zelfst. naamw. tijding boodschap zelfst. naamw. tijding mare zelfst. naamw. tijding mededeling zelfst. naamw. tijding nieuws zelfst. naamw. tijding vermelding zelfst. naamw. tijding uitspraak zelfst. naamw. tijding relaas zelfst. naamw. tijding opgave zelfst. naamw. tijding melding zelfst. naamw. tijding bekendmaking zelfst. naamw. tijding verwittiging zelfst. naamw. tijding gewag zelfst. naamw. tijdje poos zelfst. naamw. tijdkring cyclus zelfst. naamw. tijdlimiet termijn overig. tijdlimiet sluitingstermijn overig. tijdloos tijdeloos overig. tijdmeter metronoom overig. tijdmeter maatmeter overig. tijdmeting tijdopname overig. tijdopname tijdmeting overig. tijdperk era zelfst. naamw. tijdperk periode zelfst. naamw. tijdperk tijdsgewricht zelfst. naamw. tijdperk tijdsverloop zelfst. naamw. tijdperk tijdvak zelfst. naamw. tijdperk perio zelfst. naamw. tijdperk epoche zelfst. naamw. tijdperk epoch zelfst. naamw. tijdperk tijdsruimte zelfst. naamw. tijdperk tijd zelfst. naamw. tijdrekening jaartelling zelfst. naamw. tijdrekening era zelfst. naamw. tijdrekeningsfout anachronisme overig. tijdrovend lang bijv. naamw. tijdsbestek duur zelfst. naamw. tijdsbestek periode zelfst. naamw. tijdsbestek tijdsduur zelfst. naamw. tijdsbestek termijn zelfst. naamw. tijdsbestek perio zelfst. naamw. tijdschakelaar schakelklok zelfst. naamw. tijdschrift bericht zelfst. naamw. tijdschrift blaadje zelfst. naamw. tijdschrift blad zelfst. naamw. tijdschrift lectuur zelfst. naamw. tijdschrift maandblad zelfst. naamw. tijdschrift magazine zelfst. naamw. tijdschrift periodiek zelfst. naamw. tijdschrift weekblad zelfst. naamw. tijdschrift tijdspieg zelfst. naamw. tijdschriften bladen zelfst. naamw. tijdschriften pers zelfst. naamw. tijdsduur periode zelfst. naamw. tijdsduur tijdspanne zelfst. naamw. tijdsduur tijdsbestek zelfst. naamw. tijdsduur termijn zelfst. naamw. tijdsduur perio zelfst. naamw. tijdsduur lengte zelfst. naamw. tijdsduur duur zelfst. naamw. tijdsgewricht tijdperk zelfst. naamw. tijdsgewricht tijdvak zelfst. naamw. tijdsgewricht tijdsverloop zelfst. naamw. tijdsgewricht perio zelfst. naamw. tijdsgewricht era zelfst. naamw. tijdsgewricht epoche zelfst. naamw. tijdsgewricht epoch zelfst. naamw. tijdsindeling rooster zelfst. naamw. tijdspanne duur zelfst. naamw. tijdspanne lengte zelfst. naamw. tijdspanne tijd zelfst. naamw. tijdspanne tijdsduur zelfst. naamw. tijdsperiode jaar zelfst. naamw. tijdspieg weekblad overig. tijdspieg tijdschrift overig. tijdspieg periodiek overig. tijdspieg magazine overig. tijdspieg maandblad overig. tijdspieg blad overig. tijdspieg bericht overig. tijdsplanning schema zelfst. naamw. tijdsruimte tijdperk overig. tijdsruimte tijd overig. tijdstip ogenblik zelfst. naamw. tijdstip plaats zelfst. naamw. tijdstip tijd zelfst. naamw. tijdstip uur zelfst. naamw. tijdsverloop tijdperk zelfst. naamw. tijdsverloop tijdvak zelfst. naamw. tijdsverloop tijdsgewricht zelfst. naamw. tijdsverloop perio zelfst. naamw. tijdsverloop era zelfst. naamw. tijdsverloop epoche zelfst. naamw. tijdsverloop epoch zelfst. naamw. tijdvak eeuw zelfst. naamw. tijdvak periode zelfst. naamw. tijdvak tijd zelfst. naamw. tijdvak tijdperk zelfst. naamw. tijdvak tijdsverloop zelfst. naamw. tijdvak tijdsgewricht zelfst. naamw. tijdvak perio zelfst. naamw. tijdvak era zelfst. naamw. tijdvak epoche zelfst. naamw. tijdvak epoch zelfst. naamw. tijdvakken periodes zelfst. naamw. tijdverdrijf spel zelfst. naamw. tijdwinst tijdbesparing zelfst. naamw. tijdzone zone zelfst. naamw. tijger tijgerin overig. tijgeren besluipen werkwoord tijgeren bekruipen werkwoord tijgerin tijger overig. tik klap zelfst. naamw. tik tic zelfst. naamw. tik mep zelfst. naamw. tik lel zelfst. naamw. tik knal zelfst. naamw. tik jens zelfst. naamw. tik dreun zelfst. naamw. tik klop zelfst. naamw. tikje tikkeltje zelfst. naamw. tikje beetje zelfst. naamw. tikje klopje zelfst. naamw. tikkeltje beetje overig. tikken aantikken werkwoord tikken kloppen werkwoord tikken slaan werkwoord tikken trommelen werkwoord tikken typen werkwoord tikken aankloppen werkwoord tikken machineschrijven werkwoord tikkertje krijgertje zelfst. naamw. tikwerk typewerk overig. til karwei zelfst. naamw. tilburger kruikenzeiker overig. tillen afzetten werkwoord tillen bedotten werkwoord tillen opbeuren werkwoord tillen optillen werkwoord tillen opheffen werkwoord tillen omhoogheffen werkwoord tillen lichten werkwoord tillen heffen werkwoord timbre klank zelfst. naamw. timbre klankkleur zelfst. naamw. timbre stem zelfst. naamw. timbre toon zelfst. naamw. timbre klanktint zelfst. naamw. timbre intonatie zelfst. naamw. timen klokken werkwoord timide bang bijv. naamw. timide bedeesd bijv. naamw. timide beschroomd bijv. naamw. timide schroomvallig bijv. naamw. timide schuchter bijv. naamw. timide verlegen bijv. naamw. timide bleu bijv. naamw. timiditeit bangheid zelfst. naamw. timiditeit verlegenheid zelfst. naamw. timiditeit schuwheid zelfst. naamw. timiditeit schroom zelfst. naamw. timiditeit geslotenheid zelfst. naamw. timiditeit bedeesdheid zelfst. naamw. timmeren hameren werkwoord timmeren spijkeren werkwoord timmeren tremmen werkwoord timmeren slaan werkwoord timmeren meppen werkwoord timmeren hengsten werkwoord timmeren vastspijkeren werkwoord timmeren vastslaan werkwoord timmeren vastnagelen werkwoord timmeren klinken werkwoord timmerman houtwerker zelfst. naamw. timmerman schrijnwerker zelfst. naamw. timmerman houtverwerker zelfst. naamw. timmermanskunst timmerwerk overig. timmerwerk houtwerk zelfst. naamw. timmerwerk timmermanskunst zelfst. naamw. tin metaal zelfst. naamw. tin blik zelfst. naamw. tingel teng overig. tingelen klingelen werkwoord tingelen rinkelen werkwoord tingelen kletteren werkwoord tingelen tinkelen werkwoord tinkelen tingelen werkwoord tinkelen rinkelen werkwoord tinkelen klingelen werkwoord tinne kanteel zelfst. naamw. tinne trans zelfst. naamw. tinnef nep zelfst. naamw. tinneroy ribfluweel zelfst. naamw. tinnitus oorsuizen zelfst. naamw. tint kleur zelfst. naamw. tint kleurschakering zelfst. naamw. tint schakering zelfst. naamw. tint toon zelfst. naamw. tint kleurtje zelfst. naamw. tint nuance zelfst. naamw. tint kleurnuance zelfst. naamw. tintelen mousseren werkwoord tintelen prikkelen werkwoord tintelen slapen werkwoord tintelen sprankelen werkwoord tintelen opbruisen werkwoord tintelend temperamentvol bijv. naamw. tinteling fonkeling zelfst. naamw. tinteling getintel zelfst. naamw. tinteling paresthesie zelfst. naamw. tinten kleuren werkwoord tinten kleurtjes werkwoord tip aanwijzing zelfst. naamw. tip drinkgeld zelfst. naamw. tip hoekje zelfst. naamw. tip wenk zelfst. naamw. tip vingerwijzing zelfst. naamw. tip vingerwenk zelfst. naamw. tip topje zelfst. naamw. tip top zelfst. naamw. tip spits zelfst. naamw. tip punt zelfst. naamw. tip piek zelfst. naamw. tip neus zelfst. naamw. tipgever informant zelfst. naamw. tippelaarster lichtekooi zelfst. naamw. tippelaarster prostituee zelfst. naamw. tippelen wandelen werkwoord tippelen lopen werkwoord tippelen hoereren werkwoord tippen aanstippen werkwoord tippen aantippen werkwoord tippen waarschuwen werkwoord tippen verwittigen werkwoord tippen inlichten werkwoord tippen informeren werkwoord tips fooien zelfst. naamw. tips inlichtingen zelfst. naamw. tipsy aangeschoten bijv. naamw. tipsy beneveld bijv. naamw. tipsy beschonken bijv. naamw. tipsy dronken bijv. naamw. tipsy teut bijv. naamw. tiptop piekfijn bijv. naamw. tiptop picobello bijv. naamw. tiptop gelikt bijv. naamw. tirade preek zelfst. naamw. tirade woordenvloed overig. tiran bullebak zelfst. naamw. tiran despoot zelfst. naamw. tiran overheerser zelfst. naamw. tiran dwingeland overig. tirannie onderdrukking zelfst. naamw. tirannie overheersing zelfst. naamw. tirannie verdrukking zelfst. naamw. tiranniek dictatoriaal bijv. naamw. tiranniseren onderdrukken werkwoord tiranniseren ringeloren werkwoord tiranniseren intimideren werkwoord tiranniseren terroriseren werkwoord tiras sleepnet overig. tissue zakdoek overig. tit rechtstit overig. tit rechtsgrond overig. tit recht overig. tit aanspraak overig. tit opschrift overig. tit hoofd overig. tit aanhef overig. tit boektit overig. tit waardigheidstitel overig. titaan reus zelfst. naamw. titaan joek zelfst. naamw. titaan gigant zelfst. naamw. titel aanhef zelfst. naamw. titel boektitel zelfst. naamw. titel graad zelfst. naamw. titel hoofd zelfst. naamw. titel opschrift zelfst. naamw. titel rechtstitel zelfst. naamw. titel rubriek zelfst. naamw. titel waardigheidstitel zelfst. naamw. titel naam zelfst. naamw. titel naam zelfst. naamw. titel naam zelfst. naamw. titelblad titelpagina zelfst. naamw. titeldrager titularis overig. titeldrager titelhou overig. titelhou titularis overig. titelhou titeldrager overig. titelhouder kampioen zelfst. naamw. titelpagina titelblad zelfst. naamw. titelrol hoofdrol zelfst. naamw. titularis titelhou overig. titularis titeldrager overig. tjilpen kwinkeleren werkwoord tjilpen sjilpen werkwoord tjilpen getjilp werkwoord tjilpen kwetteren werkwoord tjokvol mudvol bijv. naamw. tjokvol propvol bijv. naamw. tjokvol stampvol bijv. naamw. tjokvol overvol bijv. naamw. tjokvol knalvol bijv. naamw. tjonge oh overig. tjonge och overig. tjonge o overig. tjonge ha overig. tjonge allemensen overig. tjonge allemachtig overig. tjonge ah overig. tjonge ach overig. tjonge jeetje overig. tjonge jee overig. tjonge tjongejonge overig. tjonge caramba overig. tjongejonge tjonge overig. tl-buis lamp zelfst. naamw. toast toostbrood overig. toast toost overig. tobbe waskuip zelfst. naamw. tobbe kuip zelfst. naamw. tobben inzitten over werkwoord tobben kwakkelen werkwoord tobben piekeren werkwoord tobber piekeraar overig. tobberig piekerig bijv. naamw. tobberig zwaartillend bijv. naamw. toch desondanks bijv. naamw. toch niettemin bijv. naamw. toch desalniettemin bijv. naamw. toch echter bijv. naamw. toch nochtans bijv. naamw. toch zeker bijv. naamw. toch wel bijv. naamw. toch ook bijv. naamw. toch ongetwijfeld bijv. naamw. toch immers bijv. naamw. toch bepaald bijv. naamw. toch niettegenstaande bijv. naamw. toch evengoed bijv. naamw. toch evenwel bijv. naamw. toch maar bijv. naamw. toch uiteindelijk overig. tocht excursie zelfst. naamw. tocht luchtzuiging zelfst. naamw. tocht reis zelfst. naamw. tocht trek zelfst. naamw. tocht uitstapje zelfst. naamw. tocht trip zelfst. naamw. tocht toer zelfst. naamw. tocht tournee zelfst. naamw. tocht rit zelfst. naamw. tocht gang zelfst. naamw. tocht dagreis zelfst. naamw. tocht trektocht zelfst. naamw. tocht mars zelfst. naamw. tocht expeditie zelfst. naamw. tocht rondreis zelfst. naamw. tocht vakantie zelfst. naamw. tocht vakantie zelfst. naamw. tocht vakantie zelfst. naamw. tochtbanden afdichtingsbanden overig. tochtgat trekgat overig. tochtgat tochtkanaal overig. tochtgaten trekgaten overig. tochtgaten luchtgaten overig. tochtig trekkerig overig. tochtigheid loopsheid zelfst. naamw. tochtigheid krolsheid zelfst. naamw. tochtigheid bronst zelfst. naamw. tochtje wandeltocht overig. tochtje wandeling overig. tochtje uitje overig. tochtje ommetje overig. tochtje omloop overig. tochtje loopje overig. tochtje kuier overig. tochtje trip overig. tochtje tour overig. tochtje toer overig. tochtje rondrit overig. tochtje rondreis overig. tochtje rit overig. tochtje toertje overig. tochtje ritje overig. tochtje uitstapje overig. tochtkanaal trekgat overig. tochtkanaal tochtgat overig. tochtlatjes bakkebaard overig. tod vod zelfst. naamw. toe ach bijv. naamw. toe afgesloten bijv. naamw. toe dicht bijv. naamw. toe gesloten bijv. naamw. toe naar bijv. naamw. toe-eigenen nemen werkwoord toebedelen gunnen werkwoord toebedelen toekennen werkwoord toebedelen toemeten werkwoord toebedelen toewijzen werkwoord toebehoren behoren werkwoord toebehoren behorend werkwoord toebehoren horen werkwoord toebehoren zijn werkwoord toebehoren benodigdheden zelfst. naamw. toebehoren parafernalia zelfst. naamw. toebehoren toevoegsel werkwoord toebereiden aanmaken werkwoord toebereiden bereiden werkwoord toebereiden brouwen werkwoord toebereiden klaarmaken werkwoord toebereiden koken werkwoord toebereiden marineren werkwoord toebereiden prepareren werkwoord toebereiden voorbereiden werkwoord toebereiden verhitten werkwoord toebereiden prikkelen werkwoord toebereiden opwinden werkwoord toebereiden aanwakkeren werkwoord toebereiding aanmaken zelfst. naamw. toebereiding bereiden zelfst. naamw. toebereiding bereiding zelfst. naamw. toebereiding marina zelfst. naamw. toebereidselen voorbereidenmaatregelen overig. toebereidselen voorbereidselen overig. toebereidselen aanstalten overig. toebijten dichtbijten werkwoord toebijten happen werkwoord toebijten toesnauwen werkwoord toebijten toehappen werkwoord toebijten snauwen werkwoord toebijten afsnauwen werkwoord toebijten afblaffen werkwoord toebijten afbekken werkwoord toebinden dichtbinden werkwoord toebrengen berokkenen werkwoord toedekken dekken werkwoord toedekken instoppen werkwoord toedekken beleggen werkwoord toedekken bedekken werkwoord toedeloe dag overig. toedienen administreren werkwoord toedienen verstrekken werkwoord toedienen ingeven werkwoord toedienen geven werkwoord toedienen geneesmiddtoedienen werkwoord toedieners verleners overig. toedoen dichtdoen werkwoord toedoen sluiten werkwoord toedoen hulp zelfst. naamw. toedoen toemaken werkwoord toedoen afsluiten werkwoord toedoen toetrekken werkwoord toedoen dichtmaken werkwoord toedracht verloop zelfst. naamw. toedragen toevoeren werkwoord toeëigenen wegnemen overig. toeëigenen verdonkeremanen overig. toeëigenen stelen overig. toeëigenen snaaien overig. toeëigenen pikken overig. toeëigenen ontnemen overig. toeëigenen kapen overig. toeëigenen inpikken overig. toeëigenen gappen overig. toeëigening inbezitneming werkwoord toef dot zelfst. naamw. toef pluk zelfst. naamw. toegaan afgaan werkwoord toegaan varen werkwoord toegang entree zelfst. naamw. toegang ingang zelfst. naamw. toegang inlaat zelfst. naamw. toegang binnengaan zelfst. naamw. toegangsbewijs kaart zelfst. naamw. toegangsbewijs kaartje zelfst. naamw. toegangsbewijs ticket zelfst. naamw. toegangsbewijs plaatsbewijs zelfst. naamw. toegangsbewijs entreebiljet zelfst. naamw. toegangskaart kaartje zelfst. naamw. toegangspoort poort zelfst. naamw. toegangsprijs entree zelfst. naamw. toegangsprijs entreeprijs zelfst. naamw. toegankelijk aanspreekbaar bijv. naamw. toegankelijk begaanbaar bijv. naamw. toegankelijk bereikbaar bijv. naamw. toegankelijk geïnteresseerd bijv. naamw. toegankelijk genaakbaar bijv. naamw. toegankelijk toeschietelijk bijv. naamw. toegankelijk benaderbaar bijv. naamw. toegankelijk open bijv. naamw. toegankelijkheid openbaarheid zelfst. naamw. toegedaan trouw bijv. naamw. toegeeflijk inschikkelijk bijv. naamw. toegeeflijk meegaand bijv. naamw. toegeeflijk genadig bijv. naamw. toegeeflijk goedig bijv. naamw. toegeeflijk toegevend bijv. naamw. toegeeflijk soepel bijv. naamw. toegeeflijk gewillig bijv. naamw. toegeeflijk gedwee bijv. naamw. toegeeflijk weekhartig bijv. naamw. toegeeflijkheid clementie zelfst. naamw. toegeeflijkheid consideratie zelfst. naamw. toegeeflijkheid inschikkelijkheid zelfst. naamw. toegelaten gedoogd bijv. naamw. toegelaten gepermitteerd bijv. naamw. toegelaten opgenomen bijv. naamw. toegelaten opgevat bijv. naamw. toegelaten veroorloofd bijv. naamw. toegelaten toegestaan bijv. naamw. toegelaten geoorloofd bijv. naamw. toegelicht uitgelegd bijv. naamw. toegelicht verhelderd bijv. naamw. toegelicht opgehelderd bijv. naamw. toegelicht belicht bijv. naamw. toegenegen aanhankelijk bijv. naamw. toegenegen dierbaar bijv. naamw. toegenegen geliefd bijv. naamw. toegenegen verkoren bijv. naamw. toegenegen lievelings bijv. naamw. toegenegen geselecteerd bijv. naamw. toegenegen favoriete bijv. naamw. toegenegen lief bijv. naamw. toegenegen bemind bijv. naamw. toegenegenheid affectie zelfst. naamw. toegenegenheid genegenheid zelfst. naamw. toegepast aangewend overig. toegespen dichtsnoeren overig. toegespen dichtgespen overig. toegespitst spitsvormig bijv. naamw. toegespitst spitsig bijv. naamw. toegespitst spits bijv. naamw. toegespitst puntig bijv. naamw. toegestaan geldig bijv. naamw. toegestaan geoorloofd bijv. naamw. toegestaan gepermitteerd bijv. naamw. toegestaan toelaatbaar bijv. naamw. toegestaan veroorloofd bijv. naamw. toegestaan toegelaten bijv. naamw. toegevelijk meegaand bijv. naamw. toegeven bekennen werkwoord toegeven zich overgeven werkwoord toegeven toestemmen werkwoord toegeven goedvinden werkwoord toegeven erkennen werkwoord toegevend lankmoedig bijv. naamw. toegevend meegaand bijv. naamw. toegevend toegeeflijk bijv. naamw. toegevend soepel bijv. naamw. toegevend inschikkelijk bijv. naamw. toegevend gewillig bijv. naamw. toegevend gedwee bijv. naamw. toegevendheid clementie zelfst. naamw. toegeving erkenning zelfst. naamw. toegevoegd bijkomend bijv. naamw. toegevoegd extra bijv. naamw. toegevoegd pregnant bijv. naamw. toegevoegd additioneel bijv. naamw. toegewijd trouw bijv. naamw. toegewijd trouwhartig bijv. naamw. toegewijd gewetensvol bijv. naamw. toegewijdheid zorgzaamheid zelfst. naamw. toegewijdheid trouw zelfst. naamw. toegewijdheid toewijding zelfst. naamw. toegewijdheid overgave zelfst. naamw. toegewijdheid inzet zelfst. naamw. toegewijdheid ijver zelfst. naamw. toegewijdheid genegenheid zelfst. naamw. toegewijdheid devotie zelfst. naamw. toegezegd beloofd bijv. naamw. toegift cadeau zelfst. naamw. toegift premie zelfst. naamw. toegrijpen toetasten werkwoord toegrijpen ingrijpen werkwoord toegrijpen grijpen werkwoord toegrijpen aanpakken werkwoord toehappen toesnauwen werkwoord toehappen toebijten werkwoord toehappen happen werkwoord toehappen dichtbijten werkwoord toehoorder luisteraar zelfst. naamw. toehoorder waarnemer zelfst. naamw. toehoorders gehoor zelfst. naamw. toehoorders publiek zelfst. naamw. toehoorders zaal zelfst. naamw. toehoren aanhoren werkwoord toehoren luisteren werkwoord toehoren toeluisteren werkwoord toehoren beluisteren werkwoord toejuichen aanvuren werkwoord toejuichen bejubelen werkwoord toejuichen klappen werkwoord toejuichen stimuleren werkwoord toejuichen aanmoedigen werkwoord toejuichen bezielen werkwoord toejuiching applaus zelfst. naamw. toejuiching ovatie zelfst. naamw. toekennen hechten werkwoord toekennen toebedelen werkwoord toekennen vergunnen werkwoord toekennen verlenen werkwoord toekennen toestaan werkwoord toekennen toekomen werkwoord toekennen toewijzen werkwoord toekennen gunnen werkwoord toekenning toewijzing zelfst. naamw. toekenning verlening zelfst. naamw. toekijken aanzien werkwoord toekijker toeschouwer zelfst. naamw. toekomen toevallen werkwoord toekomen toestaan werkwoord toekomen toekennen werkwoord toekomend toekomstige overig. toekomend toekomstig overig. toekomend aanstaand overig. toekomend aankomend overig. toekomentijd verschiet overig. toekomentijd toekomst overig. toekomst perspectief zelfst. naamw. toekomst voorland zelfst. naamw. toekomst vooruitzicht zelfst. naamw. toekomst verschiet zelfst. naamw. toekomst toekomentijd zelfst. naamw. toekomst toekomsten zelfst. naamw. toekomst kans zelfst. naamw. toekomstdroom luchtkasteel zelfst. naamw. toekomsten voorland overig. toekomsten toekomst overig. toekomstig aankomend bijv. naamw. toekomstig aanstaand bijv. naamw. toekomstig aanstaande bijv. naamw. toekomstig verdere bijv. naamw. toekomstig toekomstige bijv. naamw. toekomstig toekomend bijv. naamw. toekomstige aanstaand bijv. naamw. toekomstige toekomstig bijv. naamw. toekomstige toekomend bijv. naamw. toekomstige aankomend bijv. naamw. toelaatbaar aanvaardbaar bijv. naamw. toelaatbaar duldbaar bijv. naamw. toelaatbaar verdraaglijk bijv. naamw. toelaatbaar tolereerbaar bijv. naamw. toelaatbaar gedoogbaar bijv. naamw. toelage beurs zelfst. naamw. toelage subsidie zelfst. naamw. toelage tegemoetkoming zelfst. naamw. toelages tegemoetkomingen overig. toelaten binnenlaten werkwoord toelaten goedkeuren werkwoord toelaten permitteren werkwoord toelaten toestaan werkwoord toelaten velen werkwoord toelaten uitstaan werkwoord toelaten tolereren werkwoord toelaten pikken werkwoord toelaten ondergaan werkwoord toelaten lijden werkwoord toelaten dulden werkwoord toelaten doorstaan werkwoord toelaten aanzien werkwoord toelaten laten werkwoord toelaten vergunnen werkwoord toelaten toestemmen werkwoord toelaten inwilligen werkwoord toelaten gunnen werkwoord toelaten goedvinden werkwoord toelaten duren werkwoord toeleggen bijleggen werkwoord toeleveren aanleveren werkwoord toeleveren overhandigen werkwoord toeleveren leveren werkwoord toeleveren brengen werkwoord toeleveren bezorgen werkwoord toeleveren afleveren werkwoord toeleveringsbedrijf leverancier zelfst. naamw. toelichten becommentariëren werkwoord toelichten belichten werkwoord toelichten duidelijk maken werkwoord toelichten verduidelijken werkwoord toelichten verhelderen werkwoord toelichten verklaren werkwoord toelichten uitleggen werkwoord toelichten opklaren werkwoord toelichten ophelderen werkwoord toelichten uiteenzetten werkwoord toelichten naverklaren werkwoord toelichten accentueren werkwoord toelichting bijlage zelfst. naamw. toelichting commentaar zelfst. naamw. toelichting mededeling zelfst. naamw. toelichting uitleg zelfst. naamw. toelichting verduidelijking zelfst. naamw. toelichting verklaring zelfst. naamw. toelichting meezending zelfst. naamw. toelichting additie zelfst. naamw. toelichting aanvulling zelfst. naamw. toelichting uitlegging zelfst. naamw. toelichting statement zelfst. naamw. toelichting opheldering zelfst. naamw. toelichting declaratie zelfst. naamw. toelichting bewering zelfst. naamw. toelichting bevestiging zelfst. naamw. toelichting aangifte zelfst. naamw. toelichting uiteenzetting zelfst. naamw. toelichtingen inlichtingen zelfst. naamw. toelichtingen ophelderingen zelfst. naamw. toeloop drukte zelfst. naamw. toeloop oploopje zelfst. naamw. toeloop samenkomst zelfst. naamw. toeloop toevloed zelfst. naamw. toeloop gedrang zelfst. naamw. toeloop belangstelling zelfst. naamw. toeloop vloed zelfst. naamw. toeloop vemensen zelfst. naamw. toelopen afstevenen werkwoord toeluisteren toehoren werkwoord toeluisteren luisteren werkwoord toeluisteren beluisteren werkwoord toeluisteren aanhoren werkwoord toeluisteren opletten werkwoord toemaken toedoen werkwoord toemaken sluiten werkwoord toemaken dichtdoen werkwoord toemaken afsluiten werkwoord toemeten geven werkwoord toemoedigen stimuleren overig. toemoedigen bemoedigen overig. toemoedigen aanvuren overig. toemoedigen aanmoedigen overig. toen destijds bijv. naamw. toen toentertijd bijv. naamw. toen toenmaals bijv. naamw. toen indertijd bijv. naamw. toenaderen benaderen werkwoord toenaderen tegemoetkomen werkwoord toenaderen naderen werkwoord toenadering avance zelfst. naamw. toename aangroei zelfst. naamw. toename aanwas zelfst. naamw. toename aanwinst zelfst. naamw. toename groei zelfst. naamw. toename stijging zelfst. naamw. toename uitbreiding zelfst. naamw. toename verhoging zelfst. naamw. toename vermeerdering zelfst. naamw. toename versterking zelfst. naamw. toename vooruitgang zelfst. naamw. toename accres zelfst. naamw. toename publiciteit zelfst. naamw. toename vergroting zelfst. naamw. toename uitzetting zelfst. naamw. toename expansie zelfst. naamw. toename aanvulling zelfst. naamw. toename vermedevuldigen zelfst. naamw. toename toeneming zelfst. naamw. toename vordering zelfst. naamw. toenames toenemingen zelfst. naamw. toenames vermeerderingen zelfst. naamw. toeneigen zwemen werkwoord toenemen aanwassen werkwoord toenemen aanzwellen werkwoord toenemen gedijen werkwoord toenemen groeien werkwoord toenemen opzetten werkwoord toenemen stijgen werkwoord toenemen vermeerderen werkwoord toenemen omhooggaan werkwoord toenemen aanwinnen werkwoord toenemen aangroeien werkwoord toenemend klimmend bijv. naamw. toenemend progressief bijv. naamw. toenemend cumulatief bijv. naamw. toenemend verheffend bijv. naamw. toenemend stijgend bijv. naamw. toenemend rijzend bijv. naamw. toenemend oplopend bijv. naamw. toenemend omhooggaand bijv. naamw. toeneming versterking zelfst. naamw. toeneming vermeerdering zelfst. naamw. toeneming vermedevuldigen overig. toeneming verhoging zelfst. naamw. toeneming uitbreiding zelfst. naamw. toeneming toename overig. toeneming stijging zelfst. naamw. toeneming groei overig. toeneming expansie overig. toeneming aanwinst overig. toeneming aanwas overig. toeneming aangroei overig. toenemingen toenames zelfst. naamw. toenemingen vermeerderingen zelfst. naamw. toenmaals toentertijd overig. toenmaals toen overig. toenmaals indertijd overig. toenmaals destijds overig. toenmalig voormalig bijv. naamw. toenmalig vroegere bijv. naamw. toenmalig vroeger bijv. naamw. toenmalig vorige bijv. naamw. toenmalig voormalige bijv. naamw. toenmalig voorheen bijv. naamw. toenmalig gewezen bijv. naamw. toenmalig geweest bijv. naamw. toenmalig ex bijv. naamw. toentertijd destijds bijv. naamw. toentertijd toenmaals bijv. naamw. toentertijd toen bijv. naamw. toentertijd indertijd bijv. naamw. toepasbaarheid toepasselijkheid zelfst. naamw. toepasbaarheid utiliteit zelfst. naamw. toepasselijk treffend bijv. naamw. toepasselijkheid toepasbaarheid zelfst. naamw. toepassen aanwenden werkwoord toepassen benutten werkwoord toepassen bezigen werkwoord toepassen gebruiken werkwoord toepassen aangrijpen werkwoord toepassing aanwenden zelfst. naamw. toepassing aanwending zelfst. naamw. toepassing gebruik zelfst. naamw. toepassing praktijk zelfst. naamw. toepassing applicatie zelfst. naamw. toepassing inzet zelfst. naamw. toer draai zelfst. naamw. toer draaicirkel zelfst. naamw. toer handigheid zelfst. naamw. toer karwei zelfst. naamw. toer prestatie zelfst. naamw. toer reis zelfst. naamw. toer rondreis zelfst. naamw. toer rondrit zelfst. naamw. toer uitstapje zelfst. naamw. toer draaicirk zelfst. naamw. toer trip zelfst. naamw. toer tocht zelfst. naamw. toer excursie zelfst. naamw. toer truc zelfst. naamw. toer kunst zelfst. naamw. toer kneep zelfst. naamw. toer rondje zelfst. naamw. toer rondgang zelfst. naamw. toer omgang zelfst. naamw. toer stunt zelfst. naamw. toer krachttoer zelfst. naamw. toer tournee zelfst. naamw. toer rit zelfst. naamw. toer gang zelfst. naamw. toer dagreis zelfst. naamw. toer trektocht zelfst. naamw. toer mars zelfst. naamw. toer expeditie zelfst. naamw. toer tour zelfst. naamw. toer tochtje zelfst. naamw. toereiken aanreiken werkwoord toereiken volstaan werkwoord toereiken voldoenzijn werkwoord toereiken voldoen werkwoord toereikend bevredigend bijv. naamw. toereikend genoeg bijv. naamw. toereikend genoegzaam bijv. naamw. toereikend voldoende bijv. naamw. toereikend sufficiënt bijv. naamw. toerekenen aanrekenen werkwoord toerekeningsvatbaar verantwoordelijk bijv. naamw. toeren reizen werkwoord toeren excursies zelfst. naamw. toeren rondrijden zelfst. naamw. toerisme vreemdelingenverkeer zelfst. naamw. toerisme tourisme zelfst. naamw. toerist reiziger zelfst. naamw. toerist vakantieganger zelfst. naamw. toerist vakantiereiziger zelfst. naamw. toeristenbelasting reisbelasting zelfst. naamw. toernooi steekspel overig. toernooien tornooien werkwoord toeroepen aanroepen werkwoord toertje tochtje overig. toertje ritje overig. toertje uitstapje overig. toertje uitje overig. toertje trip overig. toerusten equiperen werkwoord toerusten uitgerust werkwoord toerusten uitrusten werkwoord toerusting outillage zelfst. naamw. toerusting uitrusting zelfst. naamw. toeschietelijk bereidwillig bijv. naamw. toeschietelijk tegemoetkomend bijv. naamw. toeschietelijk welwillend bijv. naamw. toeschietelijk toegankelijk bijv. naamw. toeschietelijk genaakbaar bijv. naamw. toeschietelijk benaderbaar bijv. naamw. toeschietelijk aanspreekbaar bijv. naamw. toeschietelijkheid schikkelijkheid zelfst. naamw. toeschietelijkheid bereidvaardigheid zelfst. naamw. toeschijnen klinken werkwoord toeschijnen lijken werkwoord toeschijnen voorkomen werkwoord toeschijnen dunken werkwoord toeschijnen schijnen werkwoord toeschijnen overkomen werkwoord toeschouwen gadeslaan werkwoord toeschouwen bekijken werkwoord toeschouwen aankijken werkwoord toeschouwen schouwen werkwoord toeschouwen kijken werkwoord toeschouwer omstander zelfst. naamw. toeschouwer toekijker zelfst. naamw. toeschouwer omstan zelfst. naamw. toeschouwer getuige zelfst. naamw. toeschouwers publiek zelfst. naamw. toeschouwers zaal zelfst. naamw. toeschrijven wijten werkwoord toeschrijven wijten Werkwoord toeslaan aanvallen werkwoord toeslaan grijpen werkwoord toeslag bijslag zelfst. naamw. toeslag bonus zelfst. naamw. toeslag tantième zelfst. naamw. toeslag premie zelfst. naamw. toeslag extraatje zelfst. naamw. toeslagen agio`s zelfst. naamw. toeslagen verhogingen zelfst. naamw. toeslagen opslagen zelfst. naamw. toeslagen opcenten zelfst. naamw. toesnauwen afblaffen werkwoord toesnauwen snauwen werkwoord toesnauwen afsnauwen werkwoord toesnauwen afbekken werkwoord toesnauwen toehappen werkwoord toesnauwen toebijten werkwoord toesnauwen happen werkwoord toesnauwen dichtbijten werkwoord toesnellen aanschieten werkwoord toespelen zinspelen werkwoord toespelen alluderen werkwoord toespeling verwijzing zelfst. naamw. toespeling zinspeling zelfst. naamw. toespeling zijdelingverdachtmaking zelfst. naamw. toespeling insinuatie zelfst. naamw. toespeling aantijging zelfst. naamw. toespijs bijgerecht zelfst. naamw. toespijs dessert zelfst. naamw. toespijs nagerecht zelfst. naamw. toespijs toetje zelfst. naamw. toespitsen intensiveren werkwoord toespitsen versterken werkwoord toespitsen verhevigen werkwoord toespitsen aanscherpen werkwoord toespraak oratie zelfst. naamw. toespraak rede zelfst. naamw. toespraak redevoering zelfst. naamw. toespraak sermoen zelfst. naamw. toespraak voordracht zelfst. naamw. toespraak spreekbeurt zelfst. naamw. toespraak speech zelfst. naamw. toespraak lezing zelfst. naamw. toespraak preek zelfst. naamw. toespreken aanspreken werkwoord toespreken onderhouden werkwoord toestaan autoriseren werkwoord toestaan dulden werkwoord toestaan duren werkwoord toestaan duurt werkwoord toestaan goedkeuren werkwoord toestaan goedvinden werkwoord toestaan gunnen werkwoord toestaan inwilligen werkwoord toestaan laten werkwoord toestaan permitteren werkwoord toestaan schenken werkwoord toestaan toelaten werkwoord toestaan toestemmen werkwoord toestaan vergunnen werkwoord toestaan fiatteren werkwoord toestaan toekomen werkwoord toestaan toekennen werkwoord toestand commotie zelfst. naamw. toestand conditie zelfst. naamw. toestand gesteldheid zelfst. naamw. toestand heisa zelfst. naamw. toestand situatie zelfst. naamw. toestand staat zelfst. naamw. toestand omstandigheid zelfst. naamw. toestand omstandigheden zelfst. naamw. toestand stand zelfst. naamw. toestand status zelfst. naamw. toestand positie zelfst. naamw. toesteken aangeven werkwoord toesteken overhandigen werkwoord toesteken overgeven werkwoord toesteken geven werkwoord toesteken afgeven werkwoord toesteken aanreiken werkwoord toesteken toestoten werkwoord toestel apparaat zelfst. naamw. toestel instrument zelfst. naamw. toestel machine zelfst. naamw. toestel tuig zelfst. naamw. toestel vliegtuig zelfst. naamw. toestel vliegmachine zelfst. naamw. toestel vindingrijkheid zelfst. naamw. toestel vernuft zelfst. naamw. toestel overleg zelfst. naamw. toestel middel zelfst. naamw. toestel list zelfst. naamw. toestellen apparaten zelfst. naamw. toestemmen goedkeuren werkwoord toestemmen toestaan werkwoord toestemmen bevestigen werkwoord toestemmen beamen werkwoord toestemmen billijken werkwoord toestemmen toegeven werkwoord toestemmen goedvinden werkwoord toestemmen vergunnen werkwoord toestemmen toelaten werkwoord toestemmen permitteren werkwoord toestemmen laten werkwoord toestemmen inwilligen werkwoord toestemmen gunnen werkwoord toestemmen duren werkwoord toestemmen dulden werkwoord toestemmend instemmend overig. toestemmend goedkeurend overig. toestemming autorisatie zelfst. naamw. toestemming goedkeuring zelfst. naamw. toestemming machtiging zelfst. naamw. toestemming permissie zelfst. naamw. toestemming vergunning zelfst. naamw. toestemming verlof zelfst. naamw. toestemming volmacht zelfst. naamw. toestemming fiat zelfst. naamw. toestemming accoord zelfst. naamw. toestemming goedvinden zelfst. naamw. toestemming akkoord zelfst. naamw. toestemming vermaak zelfst. naamw. toestemming genoegen zelfst. naamw. toestemming aardigheid zelfst. naamw. toestoppen volstoppen werkwoord toestoppen verstoppen werkwoord toestoppen stoppen werkwoord toestoppen dichtmaken werkwoord toestoppen dichten werkwoord toestoten toesteken overig. toestromen toevloeien werkwoord toesturen richten werkwoord toet snoet zelfst. naamw. toetakelen afranselen werkwoord toetakelen aftuigen werkwoord toetakelen afrossen werkwoord toetakelen aframmelen werkwoord toetakelen verknoeien werkwoord toetakelen stukmaken werkwoord toetakelen schenden werkwoord toetakelen havenen werkwoord toetakelen beschadigen werkwoord toetakelen bederven werkwoord toetasten aanpakken werkwoord toetasten grijpen werkwoord toetasten ingrijpen werkwoord toetasten toegrijpen werkwoord toeter bezopen bijv. naamw. toeter teut bijv. naamw. toeter claxon zelfst. naamw. toeter sirene zelfst. naamw. toeter trompet zelfst. naamw. toeter signaalhoorn zelfst. naamw. toeter piston zelfst. naamw. toeter klaroen zelfst. naamw. toeter blaasinstrument zelfst. naamw. toeter bazuin zelfst. naamw. toeteren claxonneren werkwoord toeteren schetteren werkwoord toeteren tetteren werkwoord toeteren tuiten werkwoord toeteren pepperen werkwoord toetje dessert zelfst. naamw. toetje nagerecht zelfst. naamw. toetje toespijs zelfst. naamw. toetjes desserts zelfst. naamw. toetreden aantreden werkwoord toetreden aanpakken werkwoord toetrekken dichtdoen werkwoord toetrekken toedoen werkwoord toetrekken sluiten werkwoord toetrekken dichtmaken werkwoord toets computertoets zelfst. naamw. toets criterium zelfst. naamw. toets onderzoek zelfst. naamw. toets overhoring zelfst. naamw. toets proef zelfst. naamw. toets proefwerk zelfst. naamw. toets test zelfst. naamw. toets repetitie zelfst. naamw. toetsen appreciëren werkwoord toetsen examineren werkwoord toetsen keuren werkwoord toetsen proberen werkwoord toetsen testen werkwoord toetsen uittesten werkwoord toetsen klavier zelfst. naamw. toetsen overhoren werkwoord toetsen uitproberen werkwoord toetsenbord klavier zelfst. naamw. toetsenbord paneel zelfst. naamw. toetsenbord claviatuur zelfst. naamw. toetsing controle zelfst. naamw. toetsing assay zelfst. naamw. toetsst maatstaf overig. toetssteen maatstaf zelfst. naamw. toeval aanval zelfst. naamw. toeval toevalligheid zelfst. naamw. toeval risico zelfst. naamw. toevallen dichtvallen werkwoord toevallen dichtgaan werkwoord toevallen toekomen werkwoord toevallig bijkomstig bijv. naamw. toevallig onopzettelijk bijv. naamw. toevallig willekeurig bijv. naamw. toevallig accidenteel bijv. naamw. toevalligheid toeval zelfst. naamw. toevalstreffer treffer overig. toevalstreffer gelukstreffer overig. toevalstreffer buitenkansje overig. toeven verwijlen werkwoord toeven verblijven werkwoord toeven resteren werkwoord toeven resten werkwoord toeven overblijven werkwoord toeven blijven werkwoord toeven vertoeven werkwoord toeverlaat heil zelfst. naamw. toeverlaat hoop zelfst. naamw. toeverlaat rots zelfst. naamw. toeverlaat steun zelfst. naamw. toeverlaat steunpilaar zelfst. naamw. toeverlaat toevluchtsoord zelfst. naamw. toeverlaat toevlucht zelfst. naamw. toeverlaat schuilplaats zelfst. naamw. toeverlaat heenkomen zelfst. naamw. toevertrouwen opdragen werkwoord toevertrouwen overgeven werkwoord toevertrouwen overlaten werkwoord toevertrouwen vertrouwen werkwoord toevertrouwen bewaring werkwoord toevloed drukte zelfst. naamw. toevloed toeloop zelfst. naamw. toevloed gedrang zelfst. naamw. toevloed vloed zelfst. naamw. toevloeien toestromen werkwoord toevlucht haven zelfst. naamw. toevlucht heil zelfst. naamw. toevlucht rots zelfst. naamw. toevlucht schuilplaats zelfst. naamw. toevlucht troost zelfst. naamw. toevlucht toevluchtsoord zelfst. naamw. toevlucht toeverlaat zelfst. naamw. toevlucht heenkomen zelfst. naamw. toevlucht steun zelfst. naamw. toevlucht schat zelfst. naamw. toevlucht kinder-dagverblijf zelfst. naamw. toevlucht bolwerk zelfst. naamw. toevlucht wijkplaats zelfst. naamw. toevlucht stek zelfst. naamw. toevlucht schuilkel zelfst. naamw. toevlucht schuilhoek zelfst. naamw. toevluchten schuilen werkwoord toevluchten uitwijken werkwoord toevluchten wegkruipen werkwoord toevluchthaven asiel zelfst. naamw. toevluchthaven haven zelfst. naamw. toevluchthaven toevluchtsoord zelfst. naamw. toevluchthaven vluchthaven zelfst. naamw. toevluchthaven wijkplaats zelfst. naamw. toevluchthaven vluchtoord zelfst. naamw. toevluchthaven verbergplaats zelfst. naamw. toevluchthaven uitwijkplaats zelfst. naamw. toevluchtsoord haven zelfst. naamw. toevluchtsoord retraite zelfst. naamw. toevluchtsoord schuilplaats zelfst. naamw. toevluchtsoord toevluchthaven zelfst. naamw. toevluchtsoord wijkplaats zelfst. naamw. toevluchtsoord vluchtoord zelfst. naamw. toevluchtsoord vluchthaven zelfst. naamw. toevluchtsoord verbergplaats zelfst. naamw. toevluchtsoord uitwijkplaats zelfst. naamw. toevluchtsoord asiel zelfst. naamw. toevluchtsoord toevlucht zelfst. naamw. toevluchtsoord toeverlaat zelfst. naamw. toevluchtsoord heenkomen zelfst. naamw. toevluchtsoord steun zelfst. naamw. toevluchtsoord schat zelfst. naamw. toevluchtsoord kinder-dagverblijf zelfst. naamw. toevluchtsoord bolwerk zelfst. naamw. toevluchtsoord stek zelfst. naamw. toevluchtsoord schuilkel zelfst. naamw. toevluchtsoord schuilhoek zelfst. naamw. toevluchtsoorden schuilplaatsen overig. toevluchtsoorden onderkomens overig. toevluchtsoorden onderdaken overig. toevoegen bijdoen werkwoord toevoegen bijsluiten werkwoord toevoegen completeren werkwoord toevoegen tussenvoegen werkwoord toevoegen bijvoegen zelfst. naamw. toevoegen aanvullen werkwoord toevoegen insluiten werkwoord toevoeging addendum zelfst. naamw. toevoeging bijvoeging zelfst. naamw. toevoeging bijvoegsel zelfst. naamw. toevoeging toevoegsel zelfst. naamw. toevoeging uitbreiding zelfst. naamw. toevoeging additivum zelfst. naamw. toevoeging supplement zelfst. naamw. toevoeging appendix zelfst. naamw. toevoeging aanvulling zelfst. naamw. toevoeging aanhangsel zelfst. naamw. toevoeging bijmenging zelfst. naamw. toevoegingen addenda zelfst. naamw. toevoegingen toevoegsels zelfst. naamw. toevoegingen supplementen zelfst. naamw. toevoegingen bijvoegsels zelfst. naamw. toevoegingen aanhangsels zelfst. naamw. toevoegsel addendum zelfst. naamw. toevoegsel toevoeging zelfst. naamw. toevoegsel adjuvans zelfst. naamw. toevoegsel supplement zelfst. naamw. toevoegsel bijvoegsel zelfst. naamw. toevoegsel appendix zelfst. naamw. toevoegsel aanvulling zelfst. naamw. toevoegsel aanhangsel zelfst. naamw. toevoegsel uitbreiding zelfst. naamw. toevoegsel aanbouwsel zelfst. naamw. toevoegsel toebehoren zelfst. naamw. toevoegsels toevoegingen overig. toevoegsels supplementen overig. toevoegsels bijvoegsels overig. toevoegsels addenda overig. toevoegsels aanhangsels overig. toevoer aanvoer zelfst. naamw. toevoeren toedragen werkwoord toevoermechanisme voeder zelfst. naamw. toewensen wensen werkwoord toewijden opdragen werkwoord toewijden opofferen werkwoord toewijding aandacht zelfst. naamw. toewijding devotie zelfst. naamw. toewijding genegenheid zelfst. naamw. toewijding ijver zelfst. naamw. toewijding inzet zelfst. naamw. toewijding liefde zelfst. naamw. toewijding overgave zelfst. naamw. toewijding piëteit zelfst. naamw. toewijding trouw zelfst. naamw. toewijding zorg zelfst. naamw. toewijding zorgzaamheid zelfst. naamw. toewijding toegewijdheid zelfst. naamw. toewijzen bedelen werkwoord toewijzen toebedelen werkwoord toewijzen toekennen werkwoord toewijzen gunnen werkwoord toewijzing toekenning zelfst. naamw. toewijzing verlening zelfst. naamw. toewijzing afspraak zelfst. naamw. toezeggen beloven werkwoord toezeggen zeggen werkwoord toezegging belofte zelfst. naamw. toezegging gelofte zelfst. naamw. toezenden opsturen werkwoord toezenden overmaken werkwoord toezenden posten werkwoord toezenden wegzenden werkwoord toezenden zenden werkwoord toezenden wegsturen werkwoord toezenden verzenden werkwoord toezenden sturen werkwoord toezicht beheer zelfst. naamw. toezicht controle zelfst. naamw. toezicht supervisie zelfst. naamw. toezicht zorg zelfst. naamw. toezicht zeggenschap zelfst. naamw. toezicht hoede zelfst. naamw. toezicht bewaking zelfst. naamw. toezicht bescherming zelfst. naamw. toezicht opzicht zelfst. naamw. toezichter suppoost overig. toezichthouder beheerder zelfst. naamw. toezichthouders surveillanten overig. toezichthouders opzieners overig. toezichthouders opzichters overig. toezichthouders inspecteurs overig. toezichthouders zaalwachters overig. toezichthouders suppoosten overig. toezien aanzien werkwoord toezien loeren werkwoord toezien opletten werkwoord toezien surveilleren werkwoord toezien bewaken werkwoord tof cool bijv. naamw. tof fideel bijv. naamw. tof gaaf bijv. naamw. tof geschikt bijv. naamw. tof leuk bijv. naamw. tof schitterend bijv. naamw. tof mieters bijv. naamw. tofus jichtknobbel zelfst. naamw. toga ambtsgewaad zelfst. naamw. toga toog zelfst. naamw. toga robe zelfst. naamw. toga ornaat zelfst. naamw. toga ambtskleed zelfst. naamw. toga ambtskleden zelfst. naamw. toilet latrine zelfst. naamw. toilet piesemopsantee zelfst. naamw. toilet privaat zelfst. naamw. toilet retirade zelfst. naamw. toilet WC zelfst. naamw. toilet plee zelfst. naamw. toilet gemak zelfst. naamw. toilet kleding zelfst. naamw. toilet closet zelfst. naamw. toiletpapier closetpapier overig. toiletpapier WC-papier overig. toiletspieg kapspieg overig. toilettafel kaptafel overig. toiletzeep zeep zelfst. naamw. toko bazaar zelfst. naamw. tol wegenbelasting zelfst. naamw. tol heffing overig. tolboom tolhek overig. tolerabel passabel bijv. naamw. tolerant lankmoedig bijv. naamw. tolerant verdraagzaam bijv. naamw. tolerant verdraagzaam bijv. naamw. tolerantie verdraagzaamheid zelfst. naamw. tolerantie verdraagzaamheid overig. tolereerbaar verdraaglijk overig. tolereerbaar toelaatbaar overig. tolereerbaar gedoogbaar overig. tolereerbaar duldbaar overig. tolereren dulden werkwoord tolereren gedogen werkwoord tolereren toelaten werkwoord tolereren velen werkwoord tolereren uitstaan werkwoord tolereren pikken werkwoord tolereren ondergaan werkwoord tolereren lijden werkwoord tolereren doorstaan werkwoord tolereren aanzien werkwoord tolhek tolboom overig. tolhuis tolkantoor overig. tolkantoor tolhuis overig. tollen draaien werkwoord tollen ronddraaien werkwoord tollen rondtollen werkwoord tolvlucht vrille overig. tolvrij belastingvrij overig. Tom slimstevandewereld overig. tombak geelkoper zelfst. naamw. tombe graf zelfst. naamw. tombe grafsteen zelfst. naamw. tombe zerk zelfst. naamw. tombe grafmonument zelfst. naamw. tomeloos bovenmatig bijv. naamw. tomeloos ongebreideld bijv. naamw. tomeloos onstuimig bijv. naamw. tomeloos teugelloos bijv. naamw. tomeloos bandeloos bijv. naamw. tomeloos razend bijv. naamw. tomeloos uitbundig bijv. naamw. tomeloos uitermate bijv. naamw. tomeloos mateloos bijv. naamw. tomeloos extreem bijv. naamw. tomeloos buitensporig bijv. naamw. tomeloos buitengemeen bijv. naamw. ton baken zelfst. naamw. ton fust zelfst. naamw. ton gewicht zelfst. naamw. ton vat zelfst. naamw. ton teil zelfst. naamw. ton pot zelfst. naamw. ton kuip zelfst. naamw. ton emmer zelfst. naamw. ton barr zelfst. naamw. ton bak zelfst. naamw. tonaliteit toonsoort zelfst. naamw. tonaliteit toonaard zelfst. naamw. toneel aanstellerij zelfst. naamw. toneel achtergrond zelfst. naamw. toneel schouwspel zelfst. naamw. toneel spektakel zelfst. naamw. toneel spel zelfst. naamw. toneel theater zelfst. naamw. toneel toneelpodium zelfst. naamw. toneel decor zelfst. naamw. toneel podium zelfst. naamw. toneel tafereel zelfst. naamw. toneel tableau zelfst. naamw. toneel scène zelfst. naamw. toneel schouwspel overig. toneel- huichelachtig overig. toneelbenodigdheden rekwisieten overig. toneeldecor decor zelfst. naamw. toneeldichter toneelschrijver overig. toneelgezelschap ensemble zelfst. naamw. toneelgezelschap gezelschap zelfst. naamw. toneelgezelschap groep zelfst. naamw. toneelgezelschap troep zelfst. naamw. toneelgezelschap theatergroep zelfst. naamw. toneelgezelschap theaterensemble zelfst. naamw. toneelgordijn ridenau zelfst. naamw. toneelpodium podium zelfst. naamw. toneelpodium toneel zelfst. naamw. toneelschilder decorateur zelfst. naamw. toneelschrijver toneeldichter overig. toneelspeelster speler zelfst. naamw. toneelspeelster speelster zelfst. naamw. toneelspel gemanierdheid zelfst. naamw. toneelspel spel zelfst. naamw. toneelspelen acteren werkwoord toneelspelen spelen werkwoord toneelspelen komespelen werkwoord toneelspelen voorwenden werkwoord toneelspeler acteur zelfst. naamw. toneelspeler speler zelfst. naamw. toneelspeler vertoner zelfst. naamw. toneelspeler uitvoer zelfst. naamw. toneelspeler tonelist zelfst. naamw. toneelspeler artiest zelfst. naamw. toneelspeler actrice zelfst. naamw. toneelspelers spelers zelfst. naamw. toneelspelers acteurs zelfst. naamw. toneelstuk drama zelfst. naamw. toneelstuk schouwspel zelfst. naamw. toneelstuk stuk zelfst. naamw. toneelstukken drama`s zelfst. naamw. toneeltje scène zelfst. naamw. toneeluitvoering toneelvoorstelling zelfst. naamw. toneelvoorstelling toneeluitvoering zelfst. naamw. toneelzaal theater zelfst. naamw. tonelist acteur zelfst. naamw. tonelist vertoner zelfst. naamw. tonelist uitvoer zelfst. naamw. tonelist toneelspeler zelfst. naamw. tonelist speler zelfst. naamw. tonelist artiest zelfst. naamw. tonelist actrice zelfst. naamw. tonen aantonen werkwoord tonen etaleren werkwoord tonen exposeren werkwoord tonen laten zien werkwoord tonen presenteren werkwoord tonen tentoonstellen werkwoord tonen voordoen zelfst. naamw. tonen wijzen werkwoord tonen vertonen werkwoord tonen uitwijzen werkwoord tonen uitduiden werkwoord tonen tentoonspreiden werkwoord tonen aanwijzen werkwoord tonen aangeven werkwoord tonen aanduiden werkwoord tonen voorleggen werkwoord tonen offreren werkwoord tonen aanbieden werkwoord tonen uitstallen werkwoord tonen laten zien overig. tong proef zelfst. naamw. tong smaak zelfst. naamw. tong tongschar zelfst. naamw. tong schuif zelfst. naamw. tong schoot zelfst. naamw. tong grend zelfst. naamw. tongen tongzoenen werkwoord tongen bekken werkwoord tongkus tongzoen overig. tongontsteking glossitis zelfst. naamw. tongschar tong zelfst. naamw. tongval accent zelfst. naamw. tongval dialect zelfst. naamw. tongval streektaal zelfst. naamw. tongval taaltje zelfst. naamw. tongveeg lik zelfst. naamw. tongzoen tongkus overig. tongzoenen tongen werkwoord tonic levenselixer zelfst. naamw. tonic tonicum zelfst. naamw. tonicum tonic overig. tonicum levenselixer overig. tonnage laadruimte zelfst. naamw. tonnage scheepsruimte zelfst. naamw. tonnage tonnenmaat zelfst. naamw. tonnage tonnengeld zelfst. naamw. tonnage scheepsinhoud zelfst. naamw. tonnengeld tonnenmaat overig. tonnengeld tonnage overig. tonnengeld scheepsruimte overig. tonnengeld scheepsinhoud overig. tonnengeld laadruimte overig. tonnenmaat laadvermogen overig. tonnenmaat draagvermogen overig. tonnenmaat tonnengeld overig. tonnenmaat tonnage overig. tonnenmaat scheepsruimte overig. tonnenmaat scheepsinhoud overig. tonnenmaat laadruimte overig. tonnetje vaatje zelfst. naamw. tonnetje pop zelfst. naamw. tonnetje chrysalide zelfst. naamw. tonsil amandel overig. tonsillitis amandelontsteking zelfst. naamw. tonus spierspanning zelfst. naamw. toog bar zelfst. naamw. toog soutane zelfst. naamw. toog tapkast zelfst. naamw. toog toonbank zelfst. naamw. toog tap zelfst. naamw. toog spon zelfst. naamw. toog drankbuffet zelfst. naamw. toog buffet zelfst. naamw. toog counter zelfst. naamw. toog balie zelfst. naamw. tooi aankleding zelfst. naamw. tooi versiersel zelfst. naamw. tooi versiering zelfst. naamw. tooi sierwerk zelfst. naamw. tooi ornamentiek zelfst. naamw. tooi opsiering zelfst. naamw. tooi opluistering zelfst. naamw. tooi garnering zelfst. naamw. tooi draperie zelfst. naamw. tooi decoratie zelfst. naamw. tooi decor zelfst. naamw. tooi corsage zelfst. naamw. tooien opdoffen werkwoord tooien opsieren werkwoord tooien versieren werkwoord tooien opluisteren zelfst. naamw. tooien opsmukken werkwoord tooien verluchten werkwoord tooien verfraaien werkwoord tooien optuigen werkwoord tooien opschikken werkwoord tooisel versiersel overig. tooisel versiering overig. tooisel sieraad overig. tooisel decoratie overig. tool sleutel zelfst. naamw. tool sleut zelfst. naamw. toom gareel zelfst. naamw. toom leidsel zelfst. naamw. toom teugel zelfst. naamw. toom breidel zelfst. naamw. toom tuig zelfst. naamw. toom harnas zelfst. naamw. toom teug zelfst. naamw. toon intonatie zelfst. naamw. toon klank zelfst. naamw. toon klankgeluid zelfst. naamw. toon klankkleur zelfst. naamw. toon kleur zelfst. naamw. toon muzieknoot zelfst. naamw. toon sfeer zelfst. naamw. toon toonhoogte zelfst. naamw. toon tint zelfst. naamw. toon kleurtje zelfst. naamw. toonaangevend gezichtsbepalend bijv. naamw. toonaangevend heersend bijv. naamw. toonaangevend maatgevend bijv. naamw. toonaangevend vooraanstaande bijv. naamw. toonaangevend gezaghebbend bijv. naamw. toonaangevend dominant bijv. naamw. toonaard toonsoort overig. toonaard tonaliteit overig. toonbaar behoorlijk bijv. naamw. toonbaar vertoonbaar bijv. naamw. toonbank balie zelfst. naamw. toonbank counter zelfst. naamw. toonbank toog zelfst. naamw. toonbeeld model zelfst. naamw. toonbeeld voorbeeld zelfst. naamw. toonbeeld schets zelfst. naamw. toonbeeld ontwerp zelfst. naamw. toonbeeld concept zelfst. naamw. toondichter toonkunstenaar zelfst. naamw. toondichter componist zelfst. naamw. toonhoogte toon zelfst. naamw. toonkamer toonzaal zelfst. naamw. toonkast vitrine overig. toonkast uitstalkast overig. toonkast glazenkast overig. toonklank stemgeluid overig. toonkunst muziek zelfst. naamw. toonkunstenaar componist zelfst. naamw. toonkunstenaar toondichter zelfst. naamw. toonladder ladder zelfst. naamw. toonladder scala zelfst. naamw. toonladder toonschaal zelfst. naamw. toonladder octaaf zelfst. naamw. toonladder gamma zelfst. naamw. toonloos onbeklemtoond bijv. naamw. toonloos emotieloos bijv. naamw. toonloos zontoon bijv. naamw. toonschaal gamma zelfst. naamw. toonschaal ladder zelfst. naamw. toonschaal octaaf zelfst. naamw. toonschaal toonladder zelfst. naamw. toonschaal klank overig. toonsoort tonaliteit zelfst. naamw. toonsoort toonaard zelfst. naamw. toonval toonzetting overig. toonval stembuiging overig. toonval modulatie overig. toonval intonatie overig. toonval compositie overig. toonvork stemvork overig. toonzaal showroom zelfst. naamw. toonzetten zetten werkwoord toonzetter toonkunstenaar zelfst. naamw. toonzetting toonval overig. toonzetting stembuiging zelfst. naamw. toonzetting modulatie overig. toonzetting intonatie overig. toonzetting compositie overig. toonzettingen composities zelfst. naamw. toorn boosheid zelfst. naamw. toorn razernij zelfst. naamw. toorn woede zelfst. naamw. toorn kwaadheid zelfst. naamw. toorn giftigheid zelfst. naamw. toornig boos bijv. naamw. toornig ontstemd bijv. naamw. toornig vertoornd bijv. naamw. toornig ziedend bijv. naamw. toornig woest bijv. naamw. toornig spinnijdig bijv. naamw. toornig razend bijv. naamw. toornig nijdig bijv. naamw. toornig kwaad bijv. naamw. toornig furieus bijv. naamw. toorts fakkel zelfst. naamw. toorts kaars zelfst. naamw. toorts zaklantaarn zelfst. naamw. toorts flambouw zelfst. naamw. toortsdrager fakkeldrager overig. toost cracker zelfst. naamw. toost dronk zelfst. naamw. toost heildronk zelfst. naamw. toost toostbrood zelfst. naamw. toost toast zelfst. naamw. toostbrood toost overig. toostbrood toast overig. toosten klinken werkwoord toostje toost zelfst. naamw. top eersterangs bijv. naamw. top bedrijfstop zelfst. naamw. top bergtop zelfst. naamw. top dakvorst zelfst. naamw. top hoogtepunt zelfst. naamw. top kruin zelfst. naamw. top summum zelfst. naamw. top topconferentie zelfst. naamw. top piek zelfst. naamw. top zenit zelfst. naamw. top toppunt zelfst. naamw. top topje zelfst. naamw. top tip zelfst. naamw. top spits zelfst. naamw. top punt zelfst. naamw. top neus zelfst. naamw. top nok zelfst. naamw. top uitstekend zelfst. naamw. top eersteklas zelfst. naamw. top geweldig overig. topconferentie top zelfst. naamw. topconferentie topontmoeting zelfst. naamw. topdrukte spits zelfst. naamw. topgevel dakgevel overig. topgevels dakgevels overig. tophit topper zelfst. naamw. topisch plaatselijk bijv. naamw. topje top zelfst. naamw. topje tip zelfst. naamw. topje spits zelfst. naamw. topje punt zelfst. naamw. topje piek zelfst. naamw. topje neus zelfst. naamw. topjes toppen zelfst. naamw. toplaag top zelfst. naamw. topontmoeting topconferentie zelfst. naamw. toppen inkorten werkwoord toppen topjes zelfst. naamw. topper hoogtepunt zelfst. naamw. topper succesnummer zelfst. naamw. topper uitblinker zelfst. naamw. topper kanjer zelfst. naamw. topper klapper zelfst. naamw. topper treffer zelfst. naamw. topper successtuk zelfst. naamw. topper succes zelfst. naamw. topper schlager zelfst. naamw. topper kraker zelfst. naamw. topper kasstuk zelfst. naamw. topper hit zelfst. naamw. toppers bestsellers zelfst. naamw. topprestatie meesterwerk zelfst. naamw. topprestatie recordprestatie zelfst. naamw. topprestatie opvallenprestatie zelfst. naamw. toppunt hoogtepunt zelfst. naamw. toppunt summum zelfst. naamw. toppunt apogeum zelfst. naamw. toppunt hoogste zelfst. naamw. toppunt zenit zelfst. naamw. toppunt top zelfst. naamw. toppunt piek zelfst. naamw. topsnelheid ijl zelfst. naamw. topsnelheid maximumsnelheid zelfst. naamw. tor kever zelfst. naamw. toreador stierenvechter zelfst. naamw. toren blokkentoren zelfst. naamw. toren torentje zelfst. naamw. toren mast zelfst. naamw. torenen oprijzen werkwoord torenflat toren zelfst. naamw. torenflat wolkenkrabber zelfst. naamw. torenflat torengebouw zelfst. naamw. torengebouw wolkenkrabber zelfst. naamw. torengebouw torenflat zelfst. naamw. torenhoog huizehoog bijv. naamw. torenklok klok zelfst. naamw. torenomgang zuilengang overig. torenomgang trans overig. torenomgang galerij overig. torenomgang gaanderij overig. torentje toren zelfst. naamw. torenuil kerkuil zelfst. naamw. torenzwaluw steenzwaluw overig. torenzwaluw gierzwaluw overig. torero toreador zelfst. naamw. torero stierenvechter zelfst. naamw. torment verschrikking overig. torment nood overig. torment kwelling overig. torment grief overig. torment agonie overig. torn scheur zelfst. naamw. tornado cycloon zelfst. naamw. tornado wervelstorm zelfst. naamw. tornado wervelwind zelfst. naamw. tornen beknibbelen werkwoord tornen lostornen werkwoord tornen tarnen werkwoord tornen uittrekken werkwoord tornen uithalen werkwoord tornen losmaken werkwoord tornen loskrijgen werkwoord tornooien toernooien werkwoord torpederen beschieten werkwoord torpederen onderuit halen werkwoord tors borstkas zelfst. naamw. tors romp zelfst. naamw. tors thorax zelfst. naamw. tors ribbenkast zelfst. naamw. torsen dragen werkwoord torsen zeulen werkwoord torsen sjouwen werkwoord torsie wringing zelfst. naamw. torsie draaiing zelfst. naamw. torso bovenlijf zelfst. naamw. torso`s rompen zelfst. naamw. torticollis scheefhals zelfst. naamw. tortuur marteling zelfst. naamw. toss loting zelfst. naamw. tosti toost zelfst. naamw. tot totdat overig. tot zelfs overig. tot mijn spijt helaas overig. tot stand brengen bewerkstelligen werkwoord tot ziens dag overig. totaal grondig bijv. naamw. totaal volledig bijv. naamw. totaal voltalligheid zelfst. naamw. totaal absoluut zelfst. naamw. totaal faliekant zelfst. naamw. totaal finaal zelfst. naamw. totaal gans zelfst. naamw. totaal helemaal zelfst. naamw. totaal lijnrecht zelfst. naamw. totaal radicaal zelfst. naamw. totaal samen zelfst. naamw. totaal schoon zelfst. naamw. totaal straal zelfst. naamw. totaal volkomen zelfst. naamw. totaal diepgravend zelfst. naamw. totaal diepgaand zelfst. naamw. totaal degelijk zelfst. naamw. totaal compleet zelfst. naamw. totaal optelling zelfst. naamw. totaal summum zelfst. naamw. totaal belichaming zelfst. naamw. totaal volledigheid zelfst. naamw. totaal volkomenheid zelfst. naamw. totaal totaliteit zelfst. naamw. totaal gezamenlijkheid zelfst. naamw. totaal geheel zelfst. naamw. totaal eenheid zelfst. naamw. totaal alles zelfst. naamw. totaalbedrag totaal zelfst. naamw. totaalbedragen slotsommen overig. totaalbeeld overzicht zelfst. naamw. totaindruk impressie overig. totaindruk algeheindruk overig. totale gehebevolking overig. totalisator toto overig. totalitair autoritair overig. totalitarisme dictatuur zelfst. naamw. totaliteit absoluutheid zelfst. naamw. totaliteit geheel zelfst. naamw. totaliteit voltalligheid zelfst. naamw. totaliteit volledigheid zelfst. naamw. totaliteit volkomenheid zelfst. naamw. totaliteit totaal zelfst. naamw. totaliteit gezamenlijkheid zelfst. naamw. totaliteit eenheid zelfst. naamw. totaliteit alles zelfst. naamw. totaverandering omslag overig. totaverandering ommekeer overig. totaverandering revolutie overig. totaverandering omwenteling zelfst. naamw. totdat tot overig. totebel teut zelfst. naamw. totebel snol zelfst. naamw. totebel slet zelfst. naamw. totebel lelleb zelfst. naamw. totebel del zelfst. naamw. totem talisman zelfst. naamw. toto lotto zelfst. naamw. toto pool zelfst. naamw. toto voetbalpool zelfst. naamw. toto totalisator zelfst. naamw. totstandkoming ontwikkeling zelfst. naamw. totstandkoming verwerkelijking zelfst. naamw. totstandkoming verwezenlijking zelfst. naamw. toucheren aanraken werkwoord toucheren krijgen werkwoord toucheren raken werkwoord toucheren beroeren werkwoord toucheren aankomen werkwoord toupet haarstukje zelfst. naamw. tour reisje zelfst. naamw. tour ronde zelfst. naamw. tour rondrit zelfst. naamw. tour trip zelfst. naamw. tour toer zelfst. naamw. tour tochtje zelfst. naamw. tour rondreis zelfst. naamw. tour rit zelfst. naamw. touringcar autobus zelfst. naamw. touringcar bus zelfst. naamw. tourisme vreemdelingenverkeer overig. tourisme toerisme overig. tournee ronde zelfst. naamw. tournee rondreis zelfst. naamw. tournee tour zelfst. naamw. tournee traject zelfst. naamw. tournee uitstapje zelfst. naamw. tournee toer zelfst. naamw. tournee tocht zelfst. naamw. tournee rit zelfst. naamw. tournee reis zelfst. naamw. tournee gang zelfst. naamw. tournee excursie zelfst. naamw. tournee dagreis zelfst. naamw. tournee weg zelfst. naamw. tournee route zelfst. naamw. tournee pad zelfst. naamw. tournee etappe zelfst. naamw. tournee baanvak zelfst. naamw. tournee baan zelfst. naamw. tournee afstand zelfst. naamw. tourniquet draaideur zelfst. naamw. tourniquet draaikruis zelfst. naamw. touw boogstreng zelfst. naamw. touw koord zelfst. naamw. touw touwtje zelfst. naamw. touw lijn zelfst. naamw. touw schoot zelfst. naamw. touw val zelfst. naamw. touw schoot zelfst. naamw. touw val zelfst. naamw. touw schoot zelfst. naamw. touw val zelfst. naamw. touwdraaierij lijnbaan zelfst. naamw. touwter schommel overig. touwtje koordje zelfst. naamw. touwtje touw zelfst. naamw. touwtjes koordjes zelfst. naamw. touwtjes snoertjes zelfst. naamw. touwtjes lijntjes zelfst. naamw. touwtrekken worstelen werkwoord touwtrekken touwtrekkerij zelfst. naamw. touwtrekkerij touwtrekken zelfst. naamw. tovenaar duivelskunstenaar zelfst. naamw. tovenaar goochelaar zelfst. naamw. tovenaarster fee zelfst. naamw. tovenaarster heks zelfst. naamw. tovenares tovenaarster zelfst. naamw. tovenares toverheks zelfst. naamw. tovenarij fantasmagorie zelfst. naamw. toverachtig betoverend overig. toverachtig sprookjesachtig overig. toverachtig idyllisch overig. toverachtig feeëriek overig. toverachtig droomachtig overig. toverachtig magisch overig. toverdrank tovermiddel overig. toveren goochelen werkwoord toveren heksen werkwoord toverfee fee zelfst. naamw. toverformule toverwoord zelfst. naamw. toverformule toverij zelfst. naamw. toverformule toverspreuk zelfst. naamw. toverformule tovermiddel zelfst. naamw. toverheks heks zelfst. naamw. toverheks tovenaarster zelfst. naamw. toverheks tovenares zelfst. naamw. toverij magie zelfst. naamw. toverij tovenarij zelfst. naamw. toverij beheksen zelfst. naamw. toverij hekserij zelfst. naamw. toverij heksenwerk zelfst. naamw. toverij toverformule zelfst. naamw. toverkol heks zelfst. naamw. toverkol tovenaarster zelfst. naamw. toverkracht betovering zelfst. naamw. toverkunst magie zelfst. naamw. tovermiddel toverdrank overig. tovermiddel toverwoord overig. tovermiddel toverspreuk overig. tovermiddel toverformule overig. toverspreuk toverwoord zelfst. naamw. toverspreuk tovermiddel zelfst. naamw. toverspreuk toverformule zelfst. naamw. toverwoord incantatie zelfst. naamw. toverwoord toverspreuk zelfst. naamw. toverwoord tovermiddel zelfst. naamw. toverwoord toverformule zelfst. naamw. toxiciteit giftigheid bijv. naamw. toxine vergif zelfst. naamw. toxine gifstof zelfst. naamw. toxine vergift zelfst. naamw. toxine gif zelfst. naamw. toxisch giftig zelfst. naamw. toxisch vergiftigd zelfst. naamw. tra bospad zelfst. naamw. traag flegmatiek bijv. naamw. traag inert bijv. naamw. traag langzaam bijv. naamw. traag sloom bijv. naamw. traag treuzelachtig bijv. naamw. traag werkschuw bijv. naamw. traag laks bijv. naamw. traag loom bijv. naamw. traag zacht bijv. naamw. traag weifelend bijv. naamw. traag treuzelend bijv. naamw. traag talmend bijv. naamw. traag slepend bijv. naamw. traag leuterig bijv. naamw. traag dralend bijv. naamw. traag besluitloos bijv. naamw. traag aarzelend bijv. naamw. traag lui bijv. naamw. traag mat bijv. naamw. traag Inert overig. traag lui bijv. naamw. traagheid indolentie zelfst. naamw. traagheid langzaamheid zelfst. naamw. traagheid luiheid zelfst. naamw. traagheid inertie zelfst. naamw. traagheid sloomheid zelfst. naamw. traagheid slapte zelfst. naamw. traagheid logheid zelfst. naamw. traagheid lamlendigheid zelfst. naamw. traagheid werkeloosheid zelfst. naamw. traan snik zelfst. naamw. traan walvistraan zelfst. naamw. tracé keten overig. traceerwerk speurwerk overig. traceerwerk opsporing overig. traceerwerk nasporing overig. traceren aftekenen werkwoord traceren nagaan werkwoord traceren opsporen werkwoord traceren vind werkwoord traceren vinden werkwoord traceren lokaliseren werkwoord trachea bronchie zelfst. naamw. trachea luchtpijp zelfst. naamw. trachten beproeven werkwoord trachten pogen werkwoord trachten beogen zelfst. naamw. trachten probeer zelfst. naamw. trachten proberen zelfst. naamw. trachten zoeken zelfst. naamw. trachten streven zelfst. naamw. trachten intentie zelfst. naamw. trachten doel zelfst. naamw. trachten azen zelfst. naamw. trachten aspiratie zelfst. naamw. trachten ambitie zelfst. naamw. tractie trekking zelfst. naamw. tractie trekkracht zelfst. naamw. tractor trekker zelfst. naamw. tractus vezelbundel zelfst. naamw. traditie adat zelfst. naamw. traditie conventie zelfst. naamw. traditie overlevering zelfst. naamw. traditie usance zelfst. naamw. traditie gewoonte zelfst. naamw. traditie gebruik zelfst. naamw. traditiegetrouw traditioneel bijv. naamw. tradities gewoontes zelfst. naamw. tradities overleveringen zelfst. naamw. tradities zeden zelfst. naamw. tradities usances zelfst. naamw. tradities gebruiken zelfst. naamw. traditioneel aloud bijv. naamw. traditioneel traditiegetrouw bijv. naamw. trage treurspel overig. tragedie catastrofe zelfst. naamw. tragedie drama zelfst. naamw. tragedie tragiek zelfst. naamw. tragedie treurspel zelfst. naamw. tragiek tragedie zelfst. naamw. tragisch schrijnend bijv. naamw. tragisch smartelijk bijv. naamw. tragisch droevig bijv. naamw. tragisch fataal bijv. naamw. trailer aanhangwagen zelfst. naamw. trailers opleggers overig. trailers aanhangwagens overig. trailers aanhangers overig. trainee leerling zelfst. naamw. trainen africhten werkwoord trainen bekwamen werkwoord trainen coachen werkwoord trainen harden werkwoord trainen oefenen werkwoord trainen ontwikkelen werkwoord trainen dresseren werkwoord trainen opleiden werkwoord trainer coach zelfst. naamw. trainer oefenmeester zelfst. naamw. traineren achterblijven werkwoord traineren ophouden werkwoord training dressuur zelfst. naamw. training oefening zelfst. naamw. training opleiding zelfst. naamw. training scholing zelfst. naamw. training school zelfst. naamw. training dresseren zelfst. naamw. training cursus overig. traject afstand zelfst. naamw. traject baan zelfst. naamw. traject baanvak zelfst. naamw. traject etappe zelfst. naamw. traject pad zelfst. naamw. traject parcours zelfst. naamw. traject ronde zelfst. naamw. traject route zelfst. naamw. traject tournee zelfst. naamw. traject weg zelfst. naamw. traject noom zelfst. naamw. traktaat geschrift zelfst. naamw. traktaat pact zelfst. naamw. traktatie rondje zelfst. naamw. traktement bezoldiging zelfst. naamw. traktement salaris zelfst. naamw. traktement wedde zelfst. naamw. traktement verdienste zelfst. naamw. traktement soldij zelfst. naamw. traktement loon zelfst. naamw. traktement honorarium zelfst. naamw. traktement gage zelfst. naamw. traktement arbeidsloon zelfst. naamw. trakteren aanbieden werkwoord trakteren fuiven werkwoord trakteren onthalen werkwoord trakteren uitdelen werkwoord trakteren vrijhouden werkwoord trakteren vergasten werkwoord tralie spijl zelfst. naamw. tralie stijl zelfst. naamw. traliedeur traliehek overig. traliehek traliedeur overig. traliën traliewerk werkwoord traliën spijlen werkwoord traliewerk spijlen zelfst. naamw. traliewerk traliën zelfst. naamw. tramconducteur conducteur zelfst. naamw. trammelant gelazer zelfst. naamw. trammelant herrie zelfst. naamw. trammelant moeilijkheden zelfst. naamw. trammelant rotzooi zelfst. naamw. trammelant narigheid zelfst. naamw. tramontane Poolster zelfst. naamw. tramp landloper zelfst. naamw. tramp vagebond zelfst. naamw. tramwagen rijtuig zelfst. naamw. trance droomtoestand zelfst. naamw. trance extase zelfst. naamw. trance geestvervoering zelfst. naamw. trance vervoering zelfst. naamw. trance verrukking zelfst. naamw. trance exta zelfst. naamw. trance betovering zelfst. naamw. tranche moot zelfst. naamw. tranche plak zelfst. naamw. tranen waterlanders zelfst. naamw. tranen huilen zelfst. naamw. tranendal aarde zelfst. naamw. tranendal dal zelfst. naamw. trans gaanderij zelfst. naamw. trans zuilengang zelfst. naamw. trans torenomgang zelfst. naamw. trans galerij zelfst. naamw. transactie affaire zelfst. naamw. transactie deal zelfst. naamw. transactie overeenkomst zelfst. naamw. transactie zaak zelfst. naamw. transcendent bovenaards bijv. naamw. transcendent bovenzinnelijk bijv. naamw. transcendent bovenzintuigelijk bijv. naamw. transcriberen overschrijven werkwoord transcript afschrift zelfst. naamw. transcriptie kopie zelfst. naamw. transcriptie omzetting zelfst. naamw. transcriptie afschrift zelfst. naamw. transfer overbrenging zelfst. naamw. transfer overdracht zelfst. naamw. transfer overmaking zelfst. naamw. transferium overstappunt zelfst. naamw. transformatie gedaanteverandering zelfst. naamw. transformatie vormverandering zelfst. naamw. transformatie wijziging zelfst. naamw. transformatie verandering zelfst. naamw. transformatie metamorfo zelfst. naamw. transformatie gedaanteverwisseling zelfst. naamw. transformatie wijzigen zelfst. naamw. transformatie wending zelfst. naamw. transformatie veranderen zelfst. naamw. transformatie omwisselen zelfst. naamw. transformatie omschakeling zelfst. naamw. transformatie omkeer zelfst. naamw. transformatie hervorming zelfst. naamw. transformeren omvormen werkwoord transit tussenstop zelfst. naamw. transit doorvoer zelfst. naamw. transitie veranderen zelfst. naamw. transito doorvoer zelfst. naamw. transito transit zelfst. naamw. translateren vertalen werkwoord translateren vertolken werkwoord translateren overbrengen werkwoord translateren overzetten werkwoord transmigrant doortrekker zelfst. naamw. transmissie overbrenging zelfst. naamw. transparant doorschijnend bijv. naamw. transparant doorzichtig bijv. naamw. transparant duidelijk overig. transparant duidelijk overig. transparant duidelijk overig. transparantie doorzichtigheid zelfst. naamw. transpiratie zweet zelfst. naamw. transpiratie zweten zelfst. naamw. transpireren zweten werkwoord transplantatie overplanting zelfst. naamw. transponeren omzetten werkwoord transponeren overzetten werkwoord transponeren verplaatsen werkwoord transport konvooi zelfst. naamw. transport lading zelfst. naamw. transport vervoer zelfst. naamw. transport wegtransport zelfst. naamw. transport wegvervoer zelfst. naamw. transport vrachtvervoer zelfst. naamw. transport verscheping zelfst. naamw. transport verplaatsing zelfst. naamw. transport overbrenging zelfst. naamw. transport afvoer zelfst. naamw. transport verzending zelfst. naamw. transport promotie zelfst. naamw. transport bevordering zelfst. naamw. transportabel vervoerbaar overig. transportabel verplaatsbaar overig. transportabel transporteerbaar overig. transportband band zelfst. naamw. transportbedrijf vervoersbedrijf zelfst. naamw. transporteerbaar vervoerbaar overig. transporteerbaar verplaatsbaar overig. transporteerbaar transportabel overig. transporteren overbrengen werkwoord transporteren overdragen werkwoord transporteren vervoeren werkwoord transporteren voeren werkwoord transporteur vrachtondernemer zelfst. naamw. transporteur vrachtvervoer zelfst. naamw. transporteur vervoer zelfst. naamw. transporteur expediteur zelfst. naamw. transportkosten vervoerskosten zelfst. naamw. transportkosten vervoerkosten zelfst. naamw. transportmiddel vervoermiddel zelfst. naamw. trant aard zelfst. naamw. trant methode zelfst. naamw. trant wijze zelfst. naamw. trant wijs zelfst. naamw. trant procedure zelfst. naamw. trant metho zelfst. naamw. trant manier zelfst. naamw. trant handelwijze zelfst. naamw. trap brandtrap zelfst. naamw. trap fase zelfst. naamw. trap graad zelfst. naamw. trap hengst zelfst. naamw. trap schop zelfst. naamw. trap trapje zelfst. naamw. trap ladder zelfst. naamw. trap opgang zelfst. naamw. trap voetbeweging zelfst. naamw. trapas krukas zelfst. naamw. trapeze trapezium overig. trapezium trapeze overig. trapgat trapopening overig. trapje trap zelfst. naamw. trapladder trapleer overig. trapleer trapladder overig. trapleuning trapleuningen zelfst. naamw. trapleuningen trapleuning zelfst. naamw. trapopening trapgat overig. trappelen stampen werkwoord trappen fietsen werkwoord trappen gaan staan werkwoord trappen schoppen werkwoord trappen stappen werkwoord trappenhuis trapportaal zelfst. naamw. trapper fietstrapper zelfst. naamw. trappist bier zelfst. naamw. trapportaal trappenhuis zelfst. naamw. trapsgewijs allengs bijv. naamw. trapsgewijs gefaseerd bijv. naamw. trapsgewijs gradueel bijv. naamw. trapsgewijs opklimmend bijv. naamw. traptrede trede zelfst. naamw. traptrede tree zelfst. naamw. traumatisch ontregelend bijv. naamw. trawant handlanger zelfst. naamw. trawant aanhanger zelfst. naamw. trawanten handlangers overig. trawl treknet overig. trawl treil overig. trawl trawlnet overig. trawlnet treknet overig. trawlnet treil overig. trawlnet trawl overig. treatment behandeling zelfst. naamw. tred gang zelfst. naamw. tred stap zelfst. naamw. tred gang overig. trede opstapje zelfst. naamw. trede pas zelfst. naamw. trede sport zelfst. naamw. trede traptrede zelfst. naamw. trede tree zelfst. naamw. treden gaan werkwoord treden plattreden werkwoord treden voetstappen zelfst. naamw. treden stappen werkwoord treden schrijden werkwoord treden lopen werkwoord treden schreden werkwoord treden passen werkwoord tree opstap zelfst. naamw. tree traptrede zelfst. naamw. tree trede zelfst. naamw. treem melkzeef overig. tref kans zelfst. naamw. treffen aangaan werkwoord treffen aangrijpen werkwoord treffen aantreffen werkwoord treffen beïnvloeden werkwoord treffen boffen werkwoord treffen maken werkwoord treffen ontmoeten werkwoord treffen ontroeren werkwoord treffen overkomen werkwoord treffen terechtkomen werkwoord treffen uitbeelden werkwoord treffen bijeenkomst zelfst. naamw. treffen botsing zelfst. naamw. treffen ontmoeting zelfst. naamw. treffen raken zelfst. naamw. treffen tegenkomen werkwoord treffen samenkomen werkwoord treffen afspreken werkwoord treffen beroeren werkwoord treffen mazzhebben werkwoord treffend opmerkelijk bijv. naamw. treffend opvallend bijv. naamw. treffend toepasselijk bijv. naamw. treffend aangrijpend bijv. naamw. treffend saillant bijv. naamw. treffend opmerkenswaardig bijv. naamw. treffend frappant bijv. naamw. treffer bof zelfst. naamw. treffer doelpunt zelfst. naamw. treffer goal zelfst. naamw. treffer raakschot zelfst. naamw. treffer hit zelfst. naamw. treffer topper zelfst. naamw. treffer successtuk zelfst. naamw. treffer succesnummer zelfst. naamw. treffer succes zelfst. naamw. treffer schlager zelfst. naamw. treffer kraker zelfst. naamw. treffer klapper zelfst. naamw. treffer kasstuk zelfst. naamw. treffer toevalstreffer zelfst. naamw. treffer gelukstreffer zelfst. naamw. treffer buitenkansje zelfst. naamw. trefpunt verzamelplaats overig. trefwoord ingang zelfst. naamw. trefwoord motto zelfst. naamw. trefwoord lemma overig. trefwoorden steekwoorden zelfst. naamw. treil treknet overig. treil trawlnet overig. treil trawl overig. treil sleepnet overig. treil sleepnet overig. treil sleepnet overig. trein boemel zelfst. naamw. trein locomotief zelfst. naamw. trein spoortrein zelfst. naamw. treinbestuur meester overig. treinbestuur machinist overig. treinbestuurder machinist zelfst. naamw. treinconducteur controleur overig. treinconducteur conducteur overig. treinen treinstellen werkwoord treinstel rijtuig zelfst. naamw. treinstellen treinen overig. treiteraar jenner zelfst. naamw. treiteraar pestkop zelfst. naamw. treiteren jennen werkwoord treiteren kwellen werkwoord treiteren pesten werkwoord treiteren plagen werkwoord treiteren sarren werkwoord treiteren tarten werkwoord treiteren tergen werkwoord treiteren narren werkwoord treiteren koeioneren werkwoord treiteren zieken werkwoord treiteren uitdagen werkwoord treiteren stangen werkwoord treiterig tergend overig. treiterij pesterij zelfst. naamw. trek eetlust zelfst. naamw. trek eigenschap zelfst. naamw. trek hongergevoel zelfst. naamw. trek luchtzuiging zelfst. naamw. trek migratie zelfst. naamw. trek ruk zelfst. naamw. trek tocht zelfst. naamw. trek honger zelfst. naamw. trek zin zelfst. naamw. trek lust zelfst. naamw. trek hongerigheid zelfst. naamw. trek haal zelfst. naamw. trekdier trekpleister overig. trekgat tochtkanaal overig. trekgat tochtgat overig. trekgaten tochtgaten overig. trekgaten luchtgaten overig. trekhaak haak zelfst. naamw. Trekharmonica Buikorgel zelfst. naamw. trekharmonica accordeon zelfst. naamw. trekharmonika accordeon zelfst. naamw. trekje haal zelfst. naamw. trekje karaktertrekje zelfst. naamw. trekje haaltje zelfst. naamw. trekkebekken grijnzen werkwoord trekken aanlokken werkwoord trekken extraheren werkwoord trekken halen werkwoord trekken krijgen werkwoord trekken migreren werkwoord trekken rondreizen werkwoord trekken rukken werkwoord trekken voorttrekken werkwoord trekken slepen werkwoord trekken boegseren werkwoord trekken zwerven werkwoord trekken reizen werkwoord trekken rondtrekken werkwoord trekkend ambulant bijv. naamw. trekker glazenwisser zelfst. naamw. trekker kampeerder zelfst. naamw. trekker lokkertje zelfst. naamw. trekker migrant zelfst. naamw. trekker ruitenwisser zelfst. naamw. trekker tractor zelfst. naamw. trekker trekster zelfst. naamw. trekker wisser zelfst. naamw. trekker wandelaar zelfst. naamw. trekker voetreiziger zelfst. naamw. trekkerig tochtig overig. trekkers wandelaars zelfst. naamw. trekking stuip zelfst. naamw. trekking trek zelfst. naamw. trekking uitloting zelfst. naamw. trekkracht tractie zelfst. naamw. treknet treil overig. treknet trawlnet overig. treknet trawl overig. trekpaard paard zelfst. naamw. trekpaard trekker zelfst. naamw. trekpad pad overig. trekpad paadje overig. trekpad landweg overig. trekpad dreef overig. trekpad buitenweg overig. trekpad jaagpad overig. trekpleister attractie zelfst. naamw. trekpleister pleister zelfst. naamw. trekpleister trekdier zelfst. naamw. trekschuit schuit zelfst. naamw. trekster trekker zelfst. naamw. trektocht kampeertocht zelfst. naamw. trektocht reis zelfst. naamw. trektocht toer zelfst. naamw. trektocht tocht zelfst. naamw. trektocht rit zelfst. naamw. trektocht mars zelfst. naamw. trektocht expeditie zelfst. naamw. trekveer veer zelfst. naamw. trekvogel trekker zelfst. naamw. trekzaag boomzaag overig. tremel molentrechter zelfst. naamw. tremmen beuken werkwoord tremolo trilling zelfst. naamw. tremor trilling zelfst. naamw. tremor beving zelfst. naamw. trend mode zelfst. naamw. trend modeverschijnsel zelfst. naamw. trend neiging zelfst. naamw. trend tendens zelfst. naamw. trend geneigdheid zelfst. naamw. trendy flitsend bijv. naamw. trendy hip bijv. naamw. trendy modieus bijv. naamw. trendy snel bijv. naamw. trendy vlot bijv. naamw. trendy eigentijds bijv. naamw. tres boordsel overig. tres omzoming overig. tres galon overig. treurdicht treurzang zelfst. naamw. treurdicht nenia zelfst. naamw. treurdicht elegie zelfst. naamw. treurdicht treurlied zelfst. naamw. treurdicht klaaglied zelfst. naamw. treuren droevig zijn werkwoord treuren jammeren werkwoord treuren kwijnen werkwoord treurig bedroefd bijv. naamw. treurig rouwig bijv. naamw. treurig abominabel bijv. naamw. treurig akelig bijv. naamw. treurig droevig bijv. naamw. treurig verdrietig bijv. naamw. treurigheid akeligheid zelfst. naamw. treurigheid droefenis zelfst. naamw. treurigheid droefheid zelfst. naamw. treurlied klaaglied zelfst. naamw. treurlied treurzang zelfst. naamw. treurlied treurdicht zelfst. naamw. treurnis droefheid zelfst. naamw. treurnis rouw zelfst. naamw. treurnis tragiek zelfst. naamw. treurnis treurigheid zelfst. naamw. treurnis triestheid zelfst. naamw. treurnis somberheid zelfst. naamw. treurnis verdriet zelfst. naamw. treurnis droefenis zelfst. naamw. treurspel drama zelfst. naamw. treurspel tragedie zelfst. naamw. treurspel trage zelfst. naamw. treurzang elegie zelfst. naamw. treurzang jeremiade zelfst. naamw. treurzang klaaglied zelfst. naamw. treurzang treurlied zelfst. naamw. treurzang treurdicht zelfst. naamw. treurzang nenia overig. treurzang nenia overig. treurzang nenia overig. treuzel teut zelfst. naamw. treuzel treuzelaar zelfst. naamw. treuzel treuzelkous zelfst. naamw. treuzel talmer zelfst. naamw. treuzel sukkel zelfst. naamw. treuzel slak zelfst. naamw. treuzel sijsjeslijmer zelfst. naamw. treuzel hannes zelfst. naamw. treuzel treuzelares zelfst. naamw. treuzel talmster zelfst. naamw. treuzelaar dreutel zelfst. naamw. treuzelaar slak zelfst. naamw. treuzelaar slome zelfst. naamw. treuzelaar sukkel zelfst. naamw. treuzelaar treuzelkous zelfst. naamw. treuzelaar treuzel zelfst. naamw. treuzelaar teut zelfst. naamw. treuzelaar talmer zelfst. naamw. treuzelaar sijsjeslijmer zelfst. naamw. treuzelaar hannes zelfst. naamw. treuzelachtig aarzelend bijv. naamw. treuzelachtig langzaam bijv. naamw. treuzelachtig traag bijv. naamw. treuzelachtig weifelend bijv. naamw. treuzelachtig treuzelend bijv. naamw. treuzelachtig talmend bijv. naamw. treuzelachtig slepend bijv. naamw. treuzelachtig leuterig bijv. naamw. treuzelachtig dralend bijv. naamw. treuzelachtig besluitloos bijv. naamw. treuzelares treuzel overig. treuzelares teut overig. treuzelares talmster overig. treuzelen dralen werkwoord treuzelen talmen werkwoord treuzelen zeuren werkwoord treuzelen zeiken werkwoord treuzelen zaniken werkwoord treuzelen teuten werkwoord treuzelen hannesen werkwoord treuzelen druilen werkwoord treuzelen drentelen werkwoord treuzelen aarzelen werkwoord treuzelend weifelend overig. treuzelend treuzelachtig overig. treuzelend traag overig. treuzelend talmend overig. treuzelend slepend overig. treuzelend leuterig overig. treuzelend langzaam overig. treuzelend dralend overig. treuzelend besluitloos overig. treuzelend aarzelend overig. treuzelig truttig bijv. naamw. treuzelkous treuzelaar overig. treuzelkous treuzel overig. treuzelkous teut overig. treuzelkous talmer overig. treuzelkous sukkel overig. treuzelkous slak overig. treuzelkous sijsjeslijmer overig. treuzelkous hannes overig. triade drietal zelfst. naamw. triade trio zelfst. naamw. triang driehoek overig. triangel driehoek zelfst. naamw. triangulair trigonaal overig. triangulair driehoekig overig. tribunaal gerecht zelfst. naamw. tribunaal rechtbank zelfst. naamw. tribunaal hof zelfst. naamw. tribunaal gerechtshof zelfst. naamw. tribunaal balie zelfst. naamw. tricot panty zelfst. naamw. tricot spanbroek zelfst. naamw. tricot pantykous zelfst. naamw. tricot maillot zelfst. naamw. triest desolaat bijv. naamw. triest droevig bijv. naamw. triest jammer bijv. naamw. triest somber bijv. naamw. triest troosteloos bijv. naamw. triest bedroevend bijv. naamw. triest vreugdeloos bijv. naamw. triest mistroostig bijv. naamw. triest grauw bijv. naamw. triest zwaarmoedig bijv. naamw. triest naargeestig bijv. naamw. triestheid treurnis zelfst. naamw. triestheid somberheid zelfst. naamw. triestig miezerig bijv. naamw. triestig triest bijv. naamw. triestig somber bijv. naamw. triestig naargeestig bijv. naamw. triestig mistroostig bijv. naamw. triggeren starten overig. triggerzone pijnpunt zelfst. naamw. trigonaal triangulair overig. trigonaal driehoekig overig. trijp velours zelfst. naamw. trilhaartje schijnsel overig. trilhaartje paillette overig. trilhaartje lovertje overig. trilhaartje flikkering overig. trillen beven werkwoord trillen lillen werkwoord trillen schudden werkwoord trillen vibreren werkwoord trillen zinderen werkwoord trillen kloppen werkwoord trillend vibrerend bijv. naamw. triller roller zelfst. naamw. trilling beving zelfst. naamw. trilling tremor zelfst. naamw. trilling vibratie zelfst. naamw. trilling zwaaien zelfst. naamw. trilling zwaai zelfst. naamw. trilling slingering zelfst. naamw. trilling schommeling zelfst. naamw. trimmen bijknippen werkwoord trimmen oefenen werkwoord trimmen snoeien werkwoord trimmen knippen werkwoord trimmen besnoeien werkwoord Triniteit Drie-Eenheid overig. Triniteit Drie-Eenheid overig. Triniteit Drie-Eenheid overig. trio drietal zelfst. naamw. trio drie zelfst. naamw. triomf feestvreugde zelfst. naamw. triomf overwinning zelfst. naamw. triomf prestatie zelfst. naamw. triomf zegepraal zelfst. naamw. triomf zege zelfst. naamw. triomfantelijk trots bijv. naamw. triomfator overwinnaar overig. triomferen overwinnen werkwoord triomferen zegepralen werkwoord triomftocht zegepraal zelfst. naamw. triomftocht zegetocht zelfst. naamw. trip excursie zelfst. naamw. trip rondrit zelfst. naamw. trip uitstapje zelfst. naamw. trip Reis zelfst. naamw. trip toer zelfst. naamw. trip tocht zelfst. naamw. trip tour zelfst. naamw. trip tochtje zelfst. naamw. trip rondreis zelfst. naamw. trip rit zelfst. naamw. trip uitje zelfst. naamw. trip toertje zelfst. naamw. tripleren verdrievoudigen werkwoord tripleren verdriedubbelen werkwoord triplex triplo bijv. naamw. triplex triplexhout zelfst. naamw. triplex drievoudig zelfst. naamw. triplexhout triplex zelfst. naamw. triplo drievoudig bijv. naamw. triplo triplex bijv. naamw. triplo drievoud overig. trippelen dribbelen werkwoord trippelen trippen werkwoord trippen dribbelen werkwoord trippen hallucineren werkwoord trismus kaakkramp zelfst. naamw. trits drietal zelfst. naamw. trivalent driewaardig bijv. naamw. triviaal banaal bijv. naamw. triviaal nietszeggend bijv. naamw. triviaal onbeduidend bijv. naamw. triviaal onbelangrijk bijv. naamw. triviaal onbenullig bijv. naamw. triviaal onbetekenend bijv. naamw. triviaal schunnig bijv. naamw. triviaal alledaags bijv. naamw. triviaal vunzig bijv. naamw. triviaal platvloers bijv. naamw. triviaal plat bijv. naamw. triviaal lomp bijv. naamw. triviaal laag-bij-de-grond bijv. naamw. triviaal grof bijv. naamw. triviaal weinigzeggend bijv. naamw. triviaal nietsbetekenend bijv. naamw. triviaal futiel bijv. naamw. trivialiteit alledaagsheid zelfst. naamw. tro trut overig. tro troela overig. troebel broeierig bijv. naamw. troebel dof bijv. naamw. troebel drabbig bijv. naamw. troebel onduidelijk bijv. naamw. troebel onklaar bijv. naamw. troebel onzuiver bijv. naamw. troebel vaag bijv. naamw. troebel wazig bijv. naamw. troebel onzindelijk bijv. naamw. troebel troebelachtig bijv. naamw. troebel onhelder bijv. naamw. troebel beneveld bijv. naamw. troebelachtig troebel overig. troebelachtig onzuiver overig. troebelachtig drabbig overig. troebelen beroering zelfst. naamw. troebelheid onzekerheid zelfst. naamw. troebelheid onduidelijkheid zelfst. naamw. troebmaken vertroebelen overig. troef troefkaart zelfst. naamw. troef troeven zelfst. naamw. troefkaart troef zelfst. naamw. troefkaart troeven zelfst. naamw. troela trut zelfst. naamw. troela huppelkutje zelfst. naamw. troela tro zelfst. naamw. troep bende zelfst. naamw. troep horde zelfst. naamw. troep mensenmassa zelfst. naamw. troep meute zelfst. naamw. troep puinhoop zelfst. naamw. troep rommel zelfst. naamw. troep rotzooi zelfst. naamw. troep samenscholing zelfst. naamw. troep schare zelfst. naamw. troep toneelgezelschap zelfst. naamw. troep warhoop zelfst. naamw. troep zooi zelfst. naamw. troep tas zelfst. naamw. troep stapel zelfst. naamw. troep menigte zelfst. naamw. troep massa zelfst. naamw. troep hoop zelfst. naamw. troep drom zelfst. naamw. troep boel zelfst. naamw. troep vlucht zelfst. naamw. troep stel zelfst. naamw. troep set zelfst. naamw. troep school zelfst. naamw. troep kudde zelfst. naamw. troep groep zelfst. naamw. troep drift zelfst. naamw. troep accumulatie zelfst. naamw. troep zootje zelfst. naamw. troep warwink zelfst. naamw. troep warbo zelfst. naamw. troep romm zelfst. naamw. troep knoeibo zelfst. naamw. troep schaar zelfst. naamw. troep bocht zelfst. naamw. troep puinzooi zelfst. naamw. troep zwerm zelfst. naamw. troepen colonne zelfst. naamw. troepen compagnies zelfst. naamw. troepen gevechtstroepen zelfst. naamw. troepen macht zelfst. naamw. troepen strijdkrachten zelfst. naamw. troepenmacht krijgsmacht zelfst. naamw. troepenmacht strijdkrachten zelfst. naamw. troepenmacht strijdmacht zelfst. naamw. troepenmacht legermacht zelfst. naamw. troepenmacht leger zelfst. naamw. troeteldier knuffeldier overig. troeteldier knuffelbeest overig. troeteldier lievelingsdier overig. troetelen knuffelen werkwoord troetelen koesteren werkwoord troetelen verwennen werkwoord troetelen vertroetelen werkwoord troetelkind lieveling zelfst. naamw. troetelnaam naam zelfst. naamw. troeven troefkaart werkwoord troeven troef werkwoord trofee beker zelfst. naamw. trofee vaandel zelfst. naamw. trofee zegeteken zelfst. naamw. trofee zegeteken zelfst. naamw. trofee zegeteken zelfst. naamw. trog voedertrog zelfst. naamw. trog pot zelfst. naamw. trog pint zelfst. naamw. trog bak zelfst. naamw. trog voederkrib zelfst. naamw. troglodiet spelonkbewoner overig. troglodiet holbewoner overig. trolleybus autobus zelfst. naamw. trom trommel zelfst. naamw. trombone schuiftrompet zelfst. naamw. trommel beschuitbus zelfst. naamw. trommel drum zelfst. naamw. trommel opbergblik zelfst. naamw. trommel trom zelfst. naamw. trommel bus zelfst. naamw. trommel blikje zelfst. naamw. trommel blik zelfst. naamw. trommelaar drummer zelfst. naamw. trommelen drummen werkwoord trommelen rammelen werkwoord trommelen roffelen werkwoord trommelholte tympanum zelfst. naamw. trommelslager trommelaar zelfst. naamw. trommelstok vechtjas overig. trommelstok vechter overig. trommelstok slaghout overig. trommelstok rapier overig. trommelstok racket overig. trommelstok degen overig. trommeltjes slaginstrumentjes overig. trompet bazuin zelfst. naamw. trompet piston zelfst. naamw. trompet toeter zelfst. naamw. trompet muziekinstument zelfst. naamw. trompet klaroen zelfst. naamw. trompet blaasinstrument zelfst. naamw. trompetgeschal geschetter overig. trompetten rondbazuinen werkwoord trompetten snotteren werkwoord tronie bakkes zelfst. naamw. tronie ponum zelfst. naamw. tronie smoel zelfst. naamw. tronie snoet zelfst. naamw. tronie snuit zelfst. naamw. tronie smoelwerk zelfst. naamw. tronie smo zelfst. naamw. tronie porum zelfst. naamw. troon koningschap zelfst. naamw. troon koningstroon zelfst. naamw. troon zetel zelfst. naamw. troon zet zelfst. naamw. troon gestoelte zelfst. naamw. troonhem baldakijn overig. troonhemel baldakijn zelfst. naamw. troonopvolger troonpretendent zelfst. naamw. troonopvolger succeseur zelfst. naamw. troonopvolger prins zelfst. naamw. troonopvolger pretendente zelfst. naamw. troonopvolger pretendent zelfst. naamw. troonopvolger kroonprinses zelfst. naamw. troonopvolger kroonprins zelfst. naamw. troonopvolger infante zelfst. naamw. troonpretendent kroonprins zelfst. naamw. troonpretendent prins zelfst. naamw. troonpretendent troonopvolger zelfst. naamw. troonpretendent succeseur zelfst. naamw. troonpretendent pretendente zelfst. naamw. troonpretendent pretendent zelfst. naamw. troonpretendent kroonprinses zelfst. naamw. troonpretendent infante zelfst. naamw. troonsbestijging kroning zelfst. naamw. troost bemoediging zelfst. naamw. troost soelaas zelfst. naamw. troost lichtpunt zelfst. naamw. troost steun zelfst. naamw. troost reserve- zelfst. naamw. troost nood- zelfst. naamw. troost vertroosting zelfst. naamw. troost troosting zelfst. naamw. troosteloos desolaat bijv. naamw. troosteloos grauw bijv. naamw. troosteloos mistroostig bijv. naamw. troosteloos somber bijv. naamw. troosteloos triest bijv. naamw. troosteloos zielig bijv. naamw. troosteloos vreugdeloos bijv. naamw. troosteloos zwaarmoedig bijv. naamw. troosteloos naargeestig bijv. naamw. troosteloosheid desolaatheid zelfst. naamw. troosteloosheid verslagenheid zelfst. naamw. troosten bemoedigen werkwoord troosten ondersteunen werkwoord troosten opbeuren werkwoord troosten sterken werkwoord troosten vertroosten werkwoord troosten laven werkwoord troostend vertroostend bijv. naamw. troostend opbeurend bijv. naamw. troostend troostrijk bijv. naamw. troosting vertroosting zelfst. naamw. troosting troost overig. troostingen vertroostingen overig. troostprijs poedelprijs zelfst. naamw. troostrijk vertroostend overig. troostrijk troostend overig. tropenkoorts knokkelkoorts overig. tros cluster zelfst. naamw. tros kabel zelfst. naamw. tros meertouw zelfst. naamw. tros touw zelfst. naamw. trots arrogant bijv. naamw. trots fier bijv. naamw. trots flink bijv. naamw. trots glorieus bijv. naamw. trots groots bijv. naamw. trots hoogmoedig bijv. naamw. trots indrukwekkend bijv. naamw. trots prat bijv. naamw. trots tevreden bijv. naamw. trots arrogantie zelfst. naamw. trots eergevoel zelfst. naamw. trots fierheid zelfst. naamw. trots hoogmoedigheid zelfst. naamw. trots pronkstuk zelfst. naamw. trots eer bijv. naamw. trots hovaardigheid bijv. naamw. trots verwaand bijv. naamw. trots neerbuigend bijv. naamw. trots hovaardig bijv. naamw. trots ondanks bijv. naamw. trots niettegenstaande bijv. naamw. trots vorstelijk bijv. naamw. trots statig bijv. naamw. trots plechtstatig bijv. naamw. trots plechtig bijv. naamw. trots parmantig bijv. naamw. trots parmant bijv. naamw. trots nobel bijv. naamw. trots majestueus bijv. naamw. trots deftig bijv. naamw. trots aanzienlijk bijv. naamw. trots minachtend bijv. naamw. trots laatdunkend bijv. naamw. trots kleinerend bijv. naamw. trots hooghartig bijv. naamw. trots geringschattend bijv. naamw. trotseren doorstaan werkwoord trotseren tarten werkwoord trotserend tartend overig. trottoir stoep zelfst. naamw. trottoir voetpad zelfst. naamw. trottoirband stoeprand zelfst. naamw. troubadour minstreel zelfst. naamw. trouvaille oplossing zelfst. naamw. trouw bestendig bijv. naamw. trouw loyaal bijv. naamw. trouw echt zelfst. naamw. trouw getrouwheid zelfst. naamw. trouw loyaliteit zelfst. naamw. trouw toewijding zelfst. naamw. trouw getrouw zelfst. naamw. trouw onveranderlijk zelfst. naamw. trouw zorgzaamheid zelfst. naamw. trouw toegewijdheid zelfst. naamw. trouw overgave zelfst. naamw. trouw inzet zelfst. naamw. trouw ijver zelfst. naamw. trouw genegenheid zelfst. naamw. trouw devotie zelfst. naamw. trouw trouwhartigheid zelfst. naamw. trouwboek trouwboekje zelfst. naamw. trouwboekje trouwboek zelfst. naamw. trouwbreuk trouweloosheid overig. trouwbreuk perfidie overig. trouwbreuk ontrouw overig. trouwbreuk niet-trouw-zijn overig. trouwdag huwelijksdag overig. trouwdag bruiloftsdag overig. trouwe loyale bijv. naamw. trouwe getrouwe bijv. naamw. trouweloos afvallig bijv. naamw. trouweloos infaam bijv. naamw. trouweloos ontrouw bijv. naamw. trouweloos verraderlijk bijv. naamw. trouweloosheid verraad zelfst. naamw. trouweloosheid felonie zelfst. naamw. trouweloosheid trouwbreuk zelfst. naamw. trouweloosheid perfidie zelfst. naamw. trouweloosheid ontrouw zelfst. naamw. trouweloosheid niet-trouw-zijn zelfst. naamw. trouweloze judas zelfst. naamw. trouwen huwen werkwoord trouwens overigens overig. trouwens voorts overig. trouwens verder overig. trouwens daarenboven overig. trouwens alsmede overig. trouwerij bruiloft zelfst. naamw. trouwerij bruiloftsfeest zelfst. naamw. trouwerij huwelijk zelfst. naamw. trouwerij huwelijksfeest zelfst. naamw. trouwhartig eerlijk bijv. naamw. trouwhartig fideel bijv. naamw. trouwhartig onbevangen bijv. naamw. trouwhartig rechtschapen bijv. naamw. trouwhartig braaf bijv. naamw. trouwhartig rondborstig bijv. naamw. trouwhartig oprecht bijv. naamw. trouwhartig openhartig bijv. naamw. trouwhartigheid trouw zelfst. naamw. trouwhartigheid loyaliteit zelfst. naamw. trouwhartigheid getrouwheid zelfst. naamw. trouwjapon trouwjurk zelfst. naamw. trouwjurk trouwjapon zelfst. naamw. trouwpartij huwelijk zelfst. naamw. trouwplechtigheid huwelijksinzegening zelfst. naamw. trouwplechtigheid huwelijk zelfst. naamw. trouwplechtigheid bruiloft zelfst. naamw. trouwring ring zelfst. naamw. trouwring huwelijksring zelfst. naamw. truc foef zelfst. naamw. truc foefje zelfst. naamw. truc handigheid zelfst. naamw. truc kneep zelfst. naamw. truc kneepje zelfst. naamw. truc kunstgreep zelfst. naamw. truc smoes zelfst. naamw. truc trucage zelfst. naamw. truc kunstje zelfst. naamw. truc kunst zelfst. naamw. truc behendigheid zelfst. naamw. truc toer zelfst. naamw. truc maniertje zelfst. naamw. trucage truc zelfst. naamw. truck trailer zelfst. naamw. truck vrachtwagen zelfst. naamw. truck vrachtauto zelfst. naamw. trucks vrachtwagens overig. trui jumper zelfst. naamw. trut griet zelfst. naamw. trut takkewijf zelfst. naamw. trut troela zelfst. naamw. trut tro zelfst. naamw. truttig sloom bijv. naamw. truttig harkerig bijv. naamw. tsaar keizer overig. tsjilpen piepen werkwoord tsjirpen tsjilpen werkwoord tsjirpen sjirpen werkwoord tuberculo tering overig. tuberculo longtering overig. tuberculose tb zelfst. naamw. tuberculose tering zelfst. naamw. tucht discipline zelfst. naamw. tucht dwang zelfst. naamw. tucht gehoorzaamheid zelfst. naamw. tucht onderwerping zelfst. naamw. tucht orde zelfst. naamw. tucht reglement zelfst. naamw. tucht kerkelijk recht overig. tuchteloos ongedisciplineerd bijv. naamw. tuchteloos bandeloos bijv. naamw. tuchteloos losbandig bijv. naamw. tuchthuis strafinrichting zelfst. naamw. tuchthuis strafplaats zelfst. naamw. tuchthuisboef verwezene overig. tuchthuisboef veroordeelde overig. tuchthuisboef verdoemde overig. tuchthuisboef gevangene overig. tuchthuisboef gestrafte overig. tuchthuisstraf gevangenisstraf overig. tuchtigen disciplineren werkwoord tuchtigen geselen werkwoord tuchtigen kastijden werkwoord tuchtiging straf overig. tuchtiging kastijding zelfst. naamw. tuchtiging bestraffing zelfst. naamw. tuchtmaatregel straf zelfst. naamw. tuchtschool gesticht zelfst. naamw. tuffen puffen werkwoord tui touw zelfst. naamw. tuig gajes zelfst. naamw. tuig gareel zelfst. naamw. tuig gerei zelfst. naamw. tuig leiband zelfst. naamw. tuig schorem zelfst. naamw. tuig schorriemorrie zelfst. naamw. tuig tuigage zelfst. naamw. tuig vissnoer zelfst. naamw. tuig falderappes zelfst. naamw. tuig bagage zelfst. naamw. tuig toom zelfst. naamw. tuig harnas zelfst. naamw. tuig uitschot zelfst. naamw. tuig gespuis zelfst. naamw. tuig gebroed zelfst. naamw. tuig geboefte zelfst. naamw. tuig want zelfst. naamw. tuigage tuig zelfst. naamw. tuigage want zelfst. naamw. tuigage zeilwerk zelfst. naamw. tuigen optuigen werkwoord tuigeren vaststellen overig. tuigeren vastmaken overig. tuigeren fixeren overig. tuigeren bevestigen overig. tuigeren bepalen overig. tuighuis zadelkamer overig. tuigje tuig zelfst. naamw. tuil boeket zelfst. naamw. tuil ruiker zelfst. naamw. tuil bloemstuk zelfst. naamw. tuil bloemetje zelfst. naamw. tuilen ruikers overig. tuilen boeketten overig. tuimelaar dolfijn zelfst. naamw. tuimelaartje drinkbeker zelfst. naamw. tuimeldeur valdeur overig. tuimeldeur kanteldeur overig. tuimelen buitelen werkwoord tuimelen draaien werkwoord tuimelen flikkeren werkwoord tuimelen kelderen werkwoord tuimelen kiepen werkwoord tuimelen gevallen zelfst. naamw. tuimelen vallen zelfst. naamw. tuimelen kieperen werkwoord tuimeling buiteling zelfst. naamw. tuin achtertuin zelfst. naamw. tuin gaard zelfst. naamw. tuin lustoord zelfst. naamw. tuin hof zelfst. naamw. tuin tuinbouwer zelfst. naamw. tuinaarde teelaarde zelfst. naamw. tuinaarde tuingrond zelfst. naamw. tuinameublement tuinmeubilair overig. tuinbaas hovenier zelfst. naamw. tuinbouw horticultuur zelfst. naamw. tuinbouw landbouw zelfst. naamw. tuinbouw hovenierskunst zelfst. naamw. tuinbouwbedrijf kwekerij zelfst. naamw. tuinbouwbedrijf tuinderij zelfst. naamw. tuinbouwer tuinder zelfst. naamw. tuinbouwer tuin zelfst. naamw. tuinbouwkundige hortoloog overig. tuinder kweker zelfst. naamw. tuinder tuinbouwer zelfst. naamw. tuinderij kwekerij zelfst. naamw. tuinderij tuinbouwbedrijf zelfst. naamw. tuinderij bloemisterij zelfst. naamw. tuindorp dorp zelfst. naamw. tuinen benen werkwoord tuingrond tuinaarde overig. tuinhek tuinpoort zelfst. naamw. tuinhuis prieel zelfst. naamw. tuinhuisje tuinhuis zelfst. naamw. tuinhuisje zomerhuisje zelfst. naamw. tuinhuisje prieel zelfst. naamw. tuinier hovenier zelfst. naamw. tuinier tuinman zelfst. naamw. tuinieren hovenieren werkwoord tuinkamer serre overig. tuinman hovenier zelfst. naamw. tuinman tuinier zelfst. naamw. tuinmeubilair tuinameublement overig. tuinpoort tuinhek zelfst. naamw. tuinslang slang zelfst. naamw. tuinslang sproeier zelfst. naamw. tuinslang waterslang zelfst. naamw. tuit snoet overig. tuit snavel overig. tuit punt overig. tuit neus overig. tuit snuit overig. tuit bek overig. tuit haarbosje overig. tuiten spitsen werkwoord tuiten suizen werkwoord tuiten schenktuiten zelfst. naamw. tuitvormig snavelvormig overig. tuk belust bijv. naamw. tuk dutje zelfst. naamw. tuk begerig zelfst. naamw. tukje uiltje overig. tukje dutje overig. tukjes middagslaapjes overig. tukken dutten werkwoord tulband hoofddoek zelfst. naamw. tumor knobbel zelfst. naamw. tumor gezwel zelfst. naamw. tumor knobb zelfst. naamw. tumult beroering zelfst. naamw. tumult commotie zelfst. naamw. tumult drukte zelfst. naamw. tumult gedruis zelfst. naamw. tumult geraas zelfst. naamw. tumult heksenketel zelfst. naamw. tumult herrie zelfst. naamw. tumult lawaai zelfst. naamw. tumult leven zelfst. naamw. tumult opschudding zelfst. naamw. tumult pandemonium zelfst. naamw. tumult rumoer zelfst. naamw. tumult spektakel zelfst. naamw. tumult rustverstoring zelfst. naamw. tumult roerigheid zelfst. naamw. tumult rel zelfst. naamw. tumult getier zelfst. naamw. tumult heksenket zelfst. naamw. tumult heib zelfst. naamw. tumultueus bewogen bijv. naamw. tumultueus chaotisch bijv. naamw. tumulus grafheuv overig. tune deun zelfst. naamw. tuner radio zelfst. naamw. tunica tuniek zelfst. naamw. tuniek tunica zelfst. naamw. tunn voetgangerstunn overig. tunn onderdoorgang overig. tunnel spoortunnel zelfst. naamw. tunnel voetgangerstunnel zelfst. naamw. turbulent bewogen bijv. naamw. turbulent onrustig bijv. naamw. turbulent roerig bijv. naamw. turbulent veelbewogen bijv. naamw. turbulent volatiel bijv. naamw. turbulent woelig bijv. naamw. turbulentie onstuimigheid zelfst. naamw. turbulentie werveling zelfst. naamw. turbulentie woeligheid zelfst. naamw. tureluurs dol bijv. naamw. tureluurs gek bijv. naamw. tureluurs ibbel bijv. naamw. turen kijken werkwoord turen staren werkwoord turen zien werkwoord turen opmerken werkwoord turen ontwaren werkwoord turen onderscheiden werkwoord turen bekijken werkwoord turen aanschouwen werkwoord turf turfveen zelfst. naamw. turf veengrond zelfst. naamw. turf veen zelfst. naamw. turfachtig veenachtig overig. turfmolm molm zelfst. naamw. turfmolm turfstrooisel zelfst. naamw. turfstrooisel turfmolm overig. turfveen turf zelfst. naamw. turfveen veen zelfst. naamw. turfveen veengrond zelfst. naamw. Turks Turkse overig. Turkse Turks overig. turnover verloop zelfst. naamw. turven aanstrepen werkwoord tussen onder overig. tussen middenin overig. tussen midden overig. tussen medio overig. tussen- midden- overig. tussen- middel overig. tussen- gemiddeld overig. tussenbeikomen tussenkomen overig. tussenbeikomen interveniëren overig. tussenbeikomen interrumperen overig. tussenbeikomen interfereren overig. tussenbeikomen ingrijpen overig. tussenbeikomen bemiddelen overig. tussendoortje hapje zelfst. naamw. tussendoortje snack zelfst. naamw. tussendoortje versnapering zelfst. naamw. tussendoortje vluggertje zelfst. naamw. tussendoortje zoetigheid zelfst. naamw. tussendoortje lekkers zelfst. naamw. tussenfase sluis zelfst. naamw. tussengeschoven ingevoegd overig. tussengeschoven ingelast overig. tussenin daartussen bijv. naamw. tussenin ertussen bijv. naamw. tussenkomen bemiddelen werkwoord tussenkomen tussenbeikomen werkwoord tussenkomen interveniëren werkwoord tussenkomen interrumperen werkwoord tussenkomen interfereren werkwoord tussenkomen ingrijpen werkwoord tussenkomst bemiddeling zelfst. naamw. tussenkomst interventie zelfst. naamw. tussenkomst inmenging zelfst. naamw. tussenkomst ingreep zelfst. naamw. tussenleggen inleggen werkwoord tussenleggen invoegen werkwoord tussenliggend intermediair bijv. naamw. tussenliggend interstitieel bijv. naamw. tussenmuren tussenwanden overig. tussenmuur tussenschot overig. tussenmuur schot overig. tussenmuur beschot overig. tussenmuur afscheiding overig. tussenmuur tussenwand overig. tussenmuur scheidsmuur overig. tussenoplossing compromis zelfst. naamw. tussenperiode interval zelfst. naamw. tussenpersoon agent zelfst. naamw. tussenpersoon bemiddelaar zelfst. naamw. tussenpersoon intermediair zelfst. naamw. tussenpoos pauze zelfst. naamw. tussenpoos rustpauze zelfst. naamw. tussenpoos tussentijd zelfst. naamw. tussenpoos interim zelfst. naamw. tussenpoos verpozing zelfst. naamw. tussenpoos onderbreking zelfst. naamw. tussenruimte interval zelfst. naamw. tussenruimte kloof zelfst. naamw. tussenruimte opening zelfst. naamw. tussenruimte ruimte zelfst. naamw. tussenruimte spleet zelfst. naamw. tussenruimte uitsparing zelfst. naamw. tussenschot afscheiding zelfst. naamw. tussenschot beschot zelfst. naamw. tussenschot schot zelfst. naamw. tussenschot septum zelfst. naamw. tussenschot tussenmuur zelfst. naamw. tussenschot wand zelfst. naamw. tussenschot schut zelfst. naamw. tussenschotten afscheidingen zelfst. naamw. tussenschotten schotten zelfst. naamw. tussenschuiving inschuiving zelfst. naamw. tussensoort bastaard zelfst. naamw. tussenspel intermezzo overig. tussenstand score zelfst. naamw. tussenstop transit zelfst. naamw. tussenstuk tussenzetsel overig. tussenstuk tussenvoegsel overig. tussenstuk las overig. tussentijd interim zelfst. naamw. tussentijd interval zelfst. naamw. tussentijd tussenpoos zelfst. naamw. tussentijd interbellum overig. tussentijds inmiddels bijv. naamw. tussentijds tijdelijk bijv. naamw. tussentijds ondertussen bijv. naamw. tussentijds intussen bijv. naamw. tussentijds zolang bijv. naamw. tussentijds voorlopig bijv. naamw. tussentijds voorbijgaand bijv. naamw. tussentijds temporeel bijv. naamw. tussentijds provisorisch bijv. naamw. tussentijds kortstondig bijv. naamw. tussentijds aards bijv. naamw. tussenvoegen inlassen werkwoord tussenvoeging invoeging zelfst. naamw. tussenvoeging tussenvoegsel zelfst. naamw. tussenvoeging inlassing zelfst. naamw. tussenvoegsel inlassing zelfst. naamw. tussenvoegsel las zelfst. naamw. tussenvoegsel tussenzetsel zelfst. naamw. tussenvoegsel tussenstuk zelfst. naamw. tussenvoegsel tussenvoeging zelfst. naamw. tussenvoegsel invoeging zelfst. naamw. tussenvorm bastaard zelfst. naamw. tussenvorm mengvorm zelfst. naamw. tussenwand schot zelfst. naamw. tussenwand tussenmuur zelfst. naamw. tussenwand scheidsmuur zelfst. naamw. tussenwanden tussenmuren overig. tussenweg middenweg zelfst. naamw. tussenzetsel tussenvoegsel overig. tussenzetsel tussenstuk overig. tussenzetsel las overig. tutoyeren jijen werkwoord tutoyerend familiair overig. tuttig truttig overig. tv kijkkast overig. tv kanaal net overig. tv kanaal net overig. tv kanaal net overig. tv-distributie radio overig. tv-programma magazine zelfst. naamw. twaalf dozijn zelfst. naamw. twaalfuurtje lunchpakket overig. twee tweetal zelfst. naamw. tweede helft zelfst. naamw. tweedehands gebruikt bijv. naamw. tweedehands gedragen bijv. naamw. tweedehandskoop occasion overig. tweedekker dubbeldekker overig. tweedelig dubbel bijv. naamw. tweedelig tweevoudig bijv. naamw. tweederangs zwak overig. tweederangs slecht overig. tweederangs ondeugdelijk overig. tweederangs ondermaats overig. tweederangs minderwaardig overig. tweederangs inferieur overig. tweederangs arm overig. tweedracht conflict zelfst. naamw. tweedracht onenigheid zelfst. naamw. tweedracht schisma zelfst. naamw. tweedracht tweespalt zelfst. naamw. tweedracht tweestrijd zelfst. naamw. tweedracht twist zelfst. naamw. tweedracht verdeeldheid zelfst. naamw. tweedracht vete zelfst. naamw. tweedracht disharmonie zelfst. naamw. tweedracht scheuring zelfst. naamw. tweedracht gespletenheid zelfst. naamw. tweedrachtzaaier intrigant zelfst. naamw. tweedrachtzaaier stoker zelfst. naamw. tweegesprek dialoog zelfst. naamw. tweegesprek interview zelfst. naamw. tweegesprek tweespraak zelfst. naamw. tweegesprek samenspraak zelfst. naamw. tweegevecht duel zelfst. naamw. tweegevecht kamp zelfst. naamw. tweegevecht tweestrijd zelfst. naamw. tweegevecht tweekamp zelfst. naamw. tweeheid tweeslachtigheid zelfst. naamw. tweeheid dualisme zelfst. naamw. tweeheid dichotomie zelfst. naamw. tweeheidsleer dualisme zelfst. naamw. tweekamp tweestrijd zelfst. naamw. tweekamp tweegevecht zelfst. naamw. tweekamp kamp zelfst. naamw. tweekamp duel zelfst. naamw. tweeklank diftong zelfst. naamw. tweeledig binair bijv. naamw. tweeledig dubbelzinnig bijv. naamw. tweeledig tweevoudig bijv. naamw. tweemaal tweewerf overig. tweeslachtig ambigu bijv. naamw. tweeslachtig dubbelslachtig bijv. naamw. tweeslachtigheid dualisme zelfst. naamw. tweeslachtigheid tweeheid zelfst. naamw. tweeslachtigheid dichotomie zelfst. naamw. tweespalt tweedracht zelfst. naamw. tweespalt verdeeldheid zelfst. naamw. tweespalt vete zelfst. naamw. tweespalt twist zelfst. naamw. tweespalt tweestrijd zelfst. naamw. tweespalt schisma zelfst. naamw. tweespalt scheuring zelfst. naamw. tweespalt onenigheid zelfst. naamw. tweespalt conflict zelfst. naamw. tweespalt gespletenheid zelfst. naamw. tweespalt disharmonie zelfst. naamw. tweespraak dialoog zelfst. naamw. tweespraak samenspraak zelfst. naamw. tweespraak tweegesprek zelfst. naamw. tweespraken dialogen overig. tweesprong wegsplitsing overig. tweestrijd besluiteloosheid zelfst. naamw. tweestrijd duel zelfst. naamw. tweestrijd tweedracht zelfst. naamw. tweestrijd dubio zelfst. naamw. tweestrijd weifeling zelfst. naamw. tweestrijd twijf zelfst. naamw. tweestrijd vete zelfst. naamw. tweestrijd verdeeldheid zelfst. naamw. tweestrijd twist zelfst. naamw. tweestrijd tweespalt zelfst. naamw. tweestrijd schisma zelfst. naamw. tweestrijd scheuring zelfst. naamw. tweestrijd onenigheid zelfst. naamw. tweestrijd conflict zelfst. naamw. tweestrijd disharmonie zelfst. naamw. tweetal duo zelfst. naamw. tweetal paar zelfst. naamw. tweetal span zelfst. naamw. tweetal koppel zelfst. naamw. tweeverdiener tweeverdieners zelfst. naamw. tweeverdieners tweeverdiener zelfst. naamw. tweevoudig dubbel bijv. naamw. tweevoudig tweedelig bijv. naamw. tweevoudig tweeledig bijv. naamw. tweewerf tweemaal overig. tweewieler fiets zelfst. naamw. tweewieler zwijntje zelfst. naamw. tweewieler velo zelfst. naamw. tweewieler rijwiel zelfst. naamw. tweezang duet zelfst. naamw. tweezijdig bilateraal bijv. naamw. tweezijdig dubbel bijv. naamw. twijf weifeling overig. twijf tweestrijd overig. twijf besluiteloosheid overig. twijf twijfeling overig. twijfel aarzeling zelfst. naamw. twijfel besluiteloosheid zelfst. naamw. twijfel twijfeling zelfst. naamw. twijfel wantrouwen zelfst. naamw. twijfel scepsis zelfst. naamw. twijfelaar scepticus overig. twijfelachtig aanvechtbaar bijv. naamw. twijfelachtig bedenkelijk bijv. naamw. twijfelachtig discutabel bijv. naamw. twijfelachtig dubieus bijv. naamw. twijfelachtig onbeslist bijv. naamw. twijfelachtig apocrief bijv. naamw. twijfelachtig onrecht bijv. naamw. twijfelachtig verdacht bijv. naamw. twijfelachtig omstreden bijv. naamw. twijfelachtig kwestieus bijv. naamw. twijfelachtig betwist bijv. naamw. twijfelachtig betwistbaar bijv. naamw. twijfelachtig bestrijdbaar bijv. naamw. twijfelen aarzelen werkwoord twijfelen betwijfelen werkwoord twijfelen weifelen werkwoord twijfelend bedenkelijk bijv. naamw. twijfeling aarzeling zelfst. naamw. twijfeling twijfel zelfst. naamw. twijfeling weifeling zelfst. naamw. twijfeling twijf zelfst. naamw. twijfelmoedig halfslachtig bijv. naamw. twijfelmoedig wankelmoedig bijv. naamw. twijfelmoedig onstandvastig bijv. naamw. twijfelmoedigheid wankelmoedigheid zelfst. naamw. twijfelzuchtig twijfelzuchtige overig. twijfelzuchtige twijfelzuchtig overig. twijg loot zelfst. naamw. twijg rank zelfst. naamw. twijg tak zelfst. naamw. twijg takje zelfst. naamw. twinkelen flikkeren werkwoord twinkelen stralen werkwoord twinkelen sprankelen werkwoord twinkelen schijnen werkwoord twinkelen glanzen werkwoord twinkelen fonkelen werkwoord twinset trui zelfst. naamw. twist geschil zelfst. naamw. twist onenigheid zelfst. naamw. twist ruzie zelfst. naamw. twist tweedracht zelfst. naamw. twist twistgesprek zelfst. naamw. twist verdraaiing zelfst. naamw. twist conflict zelfst. naamw. twist botsing zelfst. naamw. twist woordenwisseling zelfst. naamw. twist woordenstrijd zelfst. naamw. twist redetwist zelfst. naamw. twist redestrijd zelfst. naamw. twist dispuut zelfst. naamw. twist debat zelfst. naamw. twist kronkel zelfst. naamw. twist draai zelfst. naamw. twist kwestie zelfst. naamw. twist vod zelfst. naamw. twist onmin zelfst. naamw. twist lor zelfst. naamw. twist bewering zelfst. naamw. twist moeilijkheid zelfst. naamw. twist vete zelfst. naamw. twist verdeeldheid zelfst. naamw. twist tweestrijd zelfst. naamw. twist tweespalt zelfst. naamw. twist schisma zelfst. naamw. twist scheuring zelfst. naamw. twist disharmonie zelfst. naamw. twistappel geschilpunt zelfst. naamw. twisten bakkeleien werkwoord twisten bekvechten werkwoord twisten disputeren werkwoord twisten redetwisten werkwoord twisten strijden werkwoord twisten krakelen werkwoord twisten argumenteren werkwoord twisten ruzieën werkwoord twisten hakketakken werkwoord twisten ruziën werkwoord twisten kijven werkwoord twisten kiften werkwoord twisten morren werkwoord twistgesprek debat zelfst. naamw. twistgesprek dispuut zelfst. naamw. twistgesprek geschil zelfst. naamw. twistgesprek ruzie zelfst. naamw. twistgesprek twist zelfst. naamw. twistgesprek woordenwisseling zelfst. naamw. twistgesprek woordenstrijd zelfst. naamw. twistgesprek redetwist zelfst. naamw. twistgesprek redestrijd zelfst. naamw. twistpunt controverse zelfst. naamw. twistpunt twistvraag zelfst. naamw. twistpunt strijdvraag zelfst. naamw. twistpunt strijdpunt zelfst. naamw. twistpunt geschilpunt zelfst. naamw. twiststoker vechter overig. twiststoker twistzoeker overig. twiststoker ruziezoeker overig. twiststoker ruziemaker overig. twiststoker kemphaan overig. twiststoker haantje overig. twistvraag twistpunt zelfst. naamw. twistvraag strijdvraag zelfst. naamw. twistvraag strijdpunt zelfst. naamw. twistvraag geschilpunt zelfst. naamw. twistziek ruzieziek overig. twistzoeker vechter overig. twistzoeker twiststoker overig. twistzoeker ruziezoeker overig. twistzoeker ruziemaker overig. twistzoeker kemphaan overig. twistzoeker haantje overig. twistzoekers ruziezoekers overig. twistzoekers ruziemakers overig. twistzoekers kemphanen overig. twistzoekers herriezoekers overig. twistzoekers herrieschoppers overig. tympanum trommelholte zelfst. naamw. type figuur zelfst. naamw. type genre zelfst. naamw. type individu zelfst. naamw. type model zelfst. naamw. type prototype zelfst. naamw. type uiterlijk zelfst. naamw. type zonderling zelfst. naamw. type soort zelfst. naamw. type slag zelfst. naamw. type vorm zelfst. naamw. type voorkomen zelfst. naamw. type vertoon zelfst. naamw. type verschijning zelfst. naamw. type gedaante zelfst. naamw. type buitenkant zelfst. naamw. type aanzien zelfst. naamw. type aangezicht zelfst. naamw. type gelaat zelfst. naamw. typemachine schrijfmachine zelfst. naamw. typen machineschrijven werkwoord typen tikken werkwoord typeren beschrijven werkwoord typeren karakteriseren werkwoord typeren kenschetsen werkwoord typeren kenmerken werkwoord typeren tekenen werkwoord typeren segmenteren overig. typerend karakteristiek bijv. naamw. typerend kenschetsend bijv. naamw. typerend specifiek bijv. naamw. typerend tekenend bijv. naamw. typerend typisch bijv. naamw. typerend kenmerkend bijv. naamw. typering classificatie zelfst. naamw. typering karakterisering zelfst. naamw. typering kenschets zelfst. naamw. typering profiel zelfst. naamw. typering kenmerk zelfst. naamw. typering karakteristiek zelfst. naamw. typering eigenschap zelfst. naamw. typewerk tikwerk overig. typisch excentriek bijv. naamw. typisch karakteristiek bijv. naamw. typisch kenmerkend bijv. naamw. typisch maf bijv. naamw. typisch merkwaardig bijv. naamw. typisch specifiek bijv. naamw. typisch vreemd bijv. naamw. typisch wonderlijk bijv. naamw. typisch zonderling bijv. naamw. typisch apart bijv. naamw. typisch eigenaardig bijv. naamw. typisch extravagant bijv. naamw. typisch buitenissig bijv. naamw. typisch ongewoon bijv. naamw. typisch curieus bijv. naamw. typisch bizar bijv. naamw. typisch bijzonder bijv. naamw. typisch typerend bijv. naamw. typisch tekenend bijv. naamw. typisch mal bijv. naamw. typisch gek bijv. naamw. typisch dwaas bijv. naamw. typograaf boekdrukker zelfst. naamw. typograaf zetter zelfst. naamw. typograaf letterzetter zelfst. naamw. typoscript tekst zelfst. naamw. u gij overig. u het overig. u de overig. u jullie overig. U ge overig. uberhaupt sowieso overig. ui grap zelfst. naamw. ui groente zelfst. naamw. ui kwalificatie zelfst. naamw. uier koeieuier zelfst. naamw. uier melkklier zelfst. naamw. uil bosuil zelfst. naamw. uil domoor zelfst. naamw. uil schaapskop zelfst. naamw. uil schaap zelfst. naamw. uil onnozohals zelfst. naamw. uil onnozele zelfst. naamw. uil onnozelaar zelfst. naamw. uil kuiken zelfst. naamw. uilenbal minkukel zelfst. naamw. uilenbal uilskuiken zelfst. naamw. uilenbal sukkel zelfst. naamw. uilenbal sufferd zelfst. naamw. uilenbal stommeling zelfst. naamw. uilenbal minkuk zelfst. naamw. uilenspieg snaak overig. uilenspieg pias overig. uilenspieg paljas overig. uilenspieg olijkerd overig. uilenspieg mallerd overig. uilenspieg komiek overig. uilenspieg guit overig. uilenspieg grappenmaker overig. uilig stom overig. uilig stom overig. uilig stom overig. Uilke billenkoek werkwoord uilskuiken domoor zelfst. naamw. uilskuiken uilenbal zelfst. naamw. uilskuiken sukkel zelfst. naamw. uilskuiken sufferd zelfst. naamw. uilskuiken stommeling zelfst. naamw. uilskuiken minkuk zelfst. naamw. uilskuiken sufferdje zelfst. naamw. uilskuiken dommerik zelfst. naamw. uilskuiken domkop zelfst. naamw. uiltje tukje overig. uiltje dutje overig. uit af bijv. naamw. uit bedacht bijv. naamw. uit buiten bijv. naamw. uit over bijv. naamw. uit voltooid bijv. naamw. uit afwezig bijv. naamw. uit vanaf bijv. naamw. uit van bijv. naamw. uit sinds bijv. naamw. uit sedert bijv. naamw. uit op bijv. naamw. uit door bijv. naamw. uit aan bijv. naamw. uit wegens bijv. naamw. uit voor bijv. naamw. uit vanwege bijv. naamw. uit met bijv. naamw. uit voorbij bijv. naamw. uit klaar bijv. naamw. uit geëindigd bijv. naamw. uit gereed bijv. naamw. uit afgelopen bijv. naamw. uit afgedaan bijv. naamw. uit eruit bijv. naamw. uit weg bijv. naamw. uit vanuit bijv. naamw. uit gepleegd bijv. naamw. uit gedaan bijv. naamw. uit beëindigd bijv. naamw. uit de nek lullen raaskallen werkwoord uit de tijd achterhaald overig. uit de tijd ouderwets overig. uitademen ademen werkwoord uitademen expireren werkwoord uitademen uitblazen werkwoord uitademing expiratie zelfst. naamw. uitbalanceren afwegen werkwoord uitbalanceren balanceren werkwoord uitbalanceren uitlijnen werkwoord uitbalanceren richten werkwoord uitbannen bannen werkwoord uitbannen bezweren werkwoord uitbannen exorciseren werkwoord uitbannen uitstoten werkwoord uitbannen uitwijzen werkwoord uitbannen uitzetten werkwoord uitbannen verbannen werkwoord uitbannen verdrijven werkwoord uitbannen verjagen werkwoord uitbannen wegjagen werkwoord uitbannen vasthouden werkwoord uitbannen boeien werkwoord uitbannen betoveren werkwoord uitbanning ban zelfst. naamw. uitbanning verbanning zelfst. naamw. uitbanning deportatie zelfst. naamw. uitbanning ballingschap zelfst. naamw. uitbanning geestenbezwering zelfst. naamw. uitbanning bezwering zelfst. naamw. uitbanning schervengerecht zelfst. naamw. uitbarsten exploderen werkwoord uitbarsten uitbreken werkwoord uitbarsten oplaaien werkwoord uitbarsten dóórbreken werkwoord uitbarsten uitval werkwoord uitbarsten uitbarsting werkwoord uitbarsten emotioneuitval werkwoord uitbarsting aanval zelfst. naamw. uitbarsting eruptie zelfst. naamw. uitbarsting vulkaanuitbarsting zelfst. naamw. uitbarsting uitval zelfst. naamw. uitbarsting uitbarsten zelfst. naamw. uitbarsting emotioneuitval zelfst. naamw. uitbaten benutten werkwoord uitbaten exploiteren werkwoord uitbater beheerder zelfst. naamw. uitbazuinen verkondigen werkwoord uitbeelden schetsen werkwoord uitbeelden verpersonificeren werkwoord uitbeelden vertolken werkwoord uitbeelden verbeelden werkwoord uitbeelding vertolking zelfst. naamw. uitbeelding voorstelling zelfst. naamw. uitbeelding omschrijving zelfst. naamw. uitbeelding descriptie zelfst. naamw. uitbeelding verpersonificatie zelfst. naamw. uitbeitelen uitbikken werkwoord uitbenen villen werkwoord uitbenen stropen werkwoord uitbenen afstropen werkwoord uitbenen afhalen werkwoord uitbesteden aanbesteden werkwoord uitbesteden uitbesteed werkwoord uitbesteed uitbesteden werkwoord uitbetalen uitkeren werkwoord uitbetalen voldoen werkwoord uitbetalen storten werkwoord uitbetalen dokken werkwoord uitbetalen betalen werkwoord uitbetaling uitkering zelfst. naamw. uitbijten uitlogen werkwoord uitbijten uitvreten werkwoord uitbikken uitbeitelen werkwoord uitblazen doven werkwoord uitblazen op adem komen werkwoord uitblazen uitademen werkwoord uitblijven wegblijven werkwoord uitblijven uitstaan werkwoord uitblinken excelleren werkwoord uitblinken onderscheiden werkwoord uitblinken overtreffen werkwoord uitblinken schitteren werkwoord uitblinken uitmunten werkwoord uitblinken uitsteken werkwoord uitblinken voorbijstreven werkwoord uitblinker kei zelfst. naamw. uitblinker vedette zelfst. naamw. uitblinker kanjer zelfst. naamw. uitblinker sovereign zelfst. naamw. uitblinker munt zelfst. naamw. uitblinker ster zelfst. naamw. uitbloeien afsterven werkwoord uitblussen blussen werkwoord uitblussen doven werkwoord uitblussen uitdoven werkwoord uitblussen uitmaken werkwoord uitblussen uitdoen werkwoord uitblussen smoren werkwoord uitboren frezen werkwoord uitbotten botten werkwoord uitbotten knop werkwoord uitbotten uitlopen werkwoord uitbotten uitkomen werkwoord uitbotten ontspruiten werkwoord uitbotten ontspringen werkwoord uitbouw aanbouw zelfst. naamw. uitbouw uitbreiding zelfst. naamw. uitbouw welving zelfst. naamw. uitbouw erker zelfst. naamw. uitbouw absis zelfst. naamw. uitbouw boog zelfst. naamw. uitbouwen aanbouwen werkwoord uitbouwen bijbouwen werkwoord uitbouwen expanderen werkwoord uitbouwen ontwikkelen werkwoord uitbouwen verwijden werkwoord uitbouwen verruimen werkwoord uitbouwen vermeerderen werkwoord uitbouwen verbreiden werkwoord uitbouwen uitdijen werkwoord uitbouwen uitbreiden werkwoord uitbouwen openen werkwoord uitbouwingen uitbreidingen overig. uitbraak ontsnapping zelfst. naamw. uitbraak vlucht zelfst. naamw. uitbraak uitbreken zelfst. naamw. uitbraak ontvluchting zelfst. naamw. uitbraken kotsen werkwoord uitbraken spuwen werkwoord uitbraken spugen werkwoord uitbraken overgeven werkwoord uitbraken braken werkwoord uitbraken vomeren werkwoord uitbran standje overig. uitbran schrobbering overig. uitbranden afbranden werkwoord uitbranden opbranden werkwoord uitbranden reinigen werkwoord uitbranden verbranden werkwoord uitbranden platbranden werkwoord uitbranden leegbranden werkwoord uitbrander berisping zelfst. naamw. uitbrander schrobbering zelfst. naamw. uitbrander verwijt zelfst. naamw. uitbrander terechtwijzing zelfst. naamw. uitbrander standje zelfst. naamw. uitbrander blaam zelfst. naamw. uitbreiden expanderen werkwoord uitbreiden openslaan werkwoord uitbreiden uitbouwen werkwoord uitbreiden verwijden werkwoord uitbreiden verruimen werkwoord uitbreiden vermeerderen werkwoord uitbreiden verbreiden werkwoord uitbreiden uitdijen werkwoord uitbreiden openen werkwoord uitbreiden uitstrekken werkwoord uitbreiden uitsteken werkwoord uitbreiden strekken werkwoord uitbreiden rekken werkwoord uitbreiden ophouden werkwoord uitbreiden vergroten werkwoord uitbreiding aanvulling zelfst. naamw. uitbreiding expansie zelfst. naamw. uitbreiding extensie zelfst. naamw. uitbreiding groei zelfst. naamw. uitbreiding toename zelfst. naamw. uitbreiding toevoeging zelfst. naamw. uitbreiding uitzetting zelfst. naamw. uitbreiding vergroting zelfst. naamw. uitbreiding toevoegsel zelfst. naamw. uitbreiding versterking zelfst. naamw. uitbreiding vermeerdering zelfst. naamw. uitbreiding vermedevuldigen zelfst. naamw. uitbreiding verhoging zelfst. naamw. uitbreiding toeneming zelfst. naamw. uitbreiding stijging zelfst. naamw. uitbreiding aanwinst zelfst. naamw. uitbreiding aanwas zelfst. naamw. uitbreiding aangroei zelfst. naamw. uitbreidingen uitbouwingen overig. uitbreken losbarsten werkwoord uitbreken losbreken werkwoord uitbreken slopen werkwoord uitbreken ontsnapping zelfst. naamw. uitbreken uitbraak werkwoord uitbreken ontvluchting werkwoord uitbrengen openbaar maken werkwoord uitbrengen publiceren werkwoord uitbrengen uiten werkwoord uitbrengen uitgeven werkwoord uitbrengen verraden werkwoord uitbrengen openbaren werkwoord uitbrengen verlinken werkwoord uitbrengen verklikken werkwoord uitbrengen verklappen werkwoord uitbrengen aangeven werkwoord uitbrengen aanbrengen werkwoord uitbroeden bedenken werkwoord uitbroeden broeden werkwoord uitbroeden warmhouden werkwoord uitbrullen uitschreeuwen werkwoord uitbrullen uitroepen werkwoord uitbrullen uitkrijsen werkwoord uitbrullen uitgillen werkwoord uitbuiging uitspatting zelfst. naamw. uitbuiging uitronding zelfst. naamw. uitbuiging overdrijving zelfst. naamw. uitbuiging mateloosheid overig. uitbuiging afdwaling zelfst. naamw. uitbuiken uitzakken werkwoord uitbuiten benutten werkwoord uitbuiten exploiteren werkwoord uitbuiten ontdoen werkwoord uitbuiten uitmelken werkwoord uitbuiten beroven werkwoord uitbuiter profiteur zelfst. naamw. uitbuiter uitzuiger zelfst. naamw. uitbuiting exploitatie zelfst. naamw. uitbuiting uitzuiging zelfst. naamw. uitbundig uitgelaten bijv. naamw. uitbundig enthousiast bijv. naamw. uitbundig ongeremd bijv. naamw. uitbundig welig bijv. naamw. uitbundig weelderig bijv. naamw. uitbundig volop bijv. naamw. uitbundig rijk bijv. naamw. uitbundig overvloedig bijv. naamw. uitbundig abundant bijv. naamw. uitbundigheid enthousiasme zelfst. naamw. uitbundigheid uitgelatenheid zelfst. naamw. uitbundigheid overvloed zelfst. naamw. uitbundigheid overmaat zelfst. naamw. uitbundigheid overdrevenheid zelfst. naamw. uitdagen oproepen werkwoord uitdagen sarren werkwoord uitdagen uitlokken werkwoord uitdagen provoceren werkwoord uitdagen ophitsen werkwoord uitdagen zieken werkwoord uitdagen treiteren werkwoord uitdagen tergen werkwoord uitdagen tarten werkwoord uitdagen stangen werkwoord uitdagen plagen werkwoord uitdagen pesten werkwoord uitdagen jennen werkwoord uitdagend baldadig bijv. naamw. uitdagend provocerend bijv. naamw. uitdagend prikkelend bijv. naamw. uitdagend prikkelend overig. uitdagend ergend overig. uitdagend ergend overig. uitdagend ergend overig. uitdaging provocatie zelfst. naamw. uitdamping uitwaseming zelfst. naamw. uitdamping uitvloeisel overig. uitdelen distribueren werkwoord uitdelen ronddelen werkwoord uitdelen trakteren werkwoord uitdelen verdelen werkwoord uitdelen uitreiken werkwoord uitdelen rondgeven werkwoord uitdelen rondreiken werkwoord uitdelen bedelen overig. uitdelers verspreiders overig. uitdelers ronddelers overig. uitdelgen verdelgen werkwoord uitdeling uitreiking zelfst. naamw. uitdeling verstrekking zelfst. naamw. uitdeling uitgifte zelfst. naamw. uitdeling uitgaaf zelfst. naamw. uitdeling afgifte zelfst. naamw. uitdenken bedenken werkwoord uitdenken uitknobbelen werkwoord uitdenken verzinnen werkwoord uitdenken voorwenden werkwoord uitdenken verdichten werkwoord uitdenken fantaseren werkwoord uitdenken uitkienen werkwoord uitdenken uitdokteren werkwoord uitdenking vinding zelfst. naamw. uitdenking vondst zelfst. naamw. uitdeuken uitkloppen werkwoord uitdiepen baggeren werkwoord uitdiepen uitputtten overig. uitdijen expanderen werkwoord uitdijen groeien werkwoord uitdijen opzwellen werkwoord uitdijen uitzwellen werkwoord uitdijen uitdijing zelfst. naamw. uitdijen aanwas werkwoord uitdijen aangroei werkwoord uitdijen verwijden werkwoord uitdijen verruimen werkwoord uitdijen vermeerderen werkwoord uitdijen verbreiden werkwoord uitdijen uitbreiden werkwoord uitdijen uitbouwen werkwoord uitdijen openen werkwoord uitdijen zwellen werkwoord uitdijen rijzen werkwoord uitdijen opzetten werkwoord uitdijing aangroei zelfst. naamw. uitdijing aanwas zelfst. naamw. uitdijing expansie zelfst. naamw. uitdijing uitdijen zelfst. naamw. uitdoen afleggen werkwoord uitdoen uitdraaien werkwoord uitdoen uitkleden werkwoord uitdoen uitschakelen werkwoord uitdoen verschuiven werkwoord uitdoen verdagen werkwoord uitdoen uittrekken werkwoord uitdoen uitstellen werkwoord uitdoen uitkrijgen werkwoord uitdoen afzetten werkwoord uitdoen afdoen werkwoord uitdoen aanhouden werkwoord uitdoen uitmaken werkwoord uitdoen uitdoven werkwoord uitdoen uitblussen werkwoord uitdoen doven werkwoord uitdoen blussen werkwoord uitdoen uitzetten werkwoord uitdoen ontkleden werkwoord uitdokteren bedenken werkwoord uitdokteren uitknobbelen werkwoord uitdokteren uitkienen werkwoord uitdokteren uitdenken werkwoord uitdossen aankleden werkwoord uitdossen optutten werkwoord uitdossen opdoffen werkwoord uitdossen opdirken werkwoord uitdossing dracht zelfst. naamw. uitdossing uitmonstering zelfst. naamw. uitdoven blussen werkwoord uitdoven doden werkwoord uitdoven doven werkwoord uitdoven uitblussen werkwoord uitdoven uitmaken werkwoord uitdoven uitdoen werkwoord uitdoven smoren werkwoord uitdovend exhaustief overig. uitdovend exhaustief overig. uitdovend exhaustief overig. uitdraai output zelfst. naamw. uitdraaien afdrukken werkwoord uitdraaien neerkomen werkwoord uitdraaien uitdoen werkwoord uitdragen prediken werkwoord uitdragen voldragen werkwoord uitdragen verkondigen werkwoord uitdrager opkoper zelfst. naamw. uitdrager voddenman zelfst. naamw. uitdrager voddenhandelaar zelfst. naamw. uitdrager voddenboer zelfst. naamw. uitdrager lompenhandelaar zelfst. naamw. uitdrijven uitbannen werkwoord uitdrijven verbannen werkwoord uitdrijven uitwijzen werkwoord uitdrijven uitjagen werkwoord uitdrinken opdrinken werkwoord uitdrinken leegmaken werkwoord uitdrinken leegdrinken werkwoord uitdrinken ledigen werkwoord uitdrogen opdrogen werkwoord uitdrogen verdorren werkwoord uitdrogen verdrogen werkwoord uitdrogen indrogen werkwoord uitdroging indroging zelfst. naamw. uitdruipen afdruipen werkwoord uitdruipen uitlekken werkwoord uitdruipen uitdruppelen werkwoord uitdruipen afdruppelen werkwoord uitdrukkelijk nadrukkelijk bijv. naamw. uitdrukkelijk bepaald bijv. naamw. uitdrukkelijk klemmend bijv. naamw. uitdrukken aanduiden werkwoord uitdrukken doven werkwoord uitdrukken leegknijpen werkwoord uitdrukken uitknijpen werkwoord uitdrukken vermelden werkwoord uitdrukken uiteenzetten werkwoord uitdrukken verwoorden werkwoord uitdrukken vertolken werkwoord uitdrukken uiten werkwoord uitdrukking blik zelfst. naamw. uitdrukking gezegde zelfst. naamw. uitdrukking gezichtsuitdrukking zelfst. naamw. uitdrukking uiting zelfst. naamw. uitdrukking zegswijze zelfst. naamw. uitdrukking gelaatsuitdrukking zelfst. naamw. uitdrukking expressie zelfst. naamw. uitdrukking zin zelfst. naamw. uitdrukking fra zelfst. naamw. uitdrukkingsloos effen bijv. naamw. uitdrukkingsloos glazig bijv. naamw. uitdrukkingsloos leeg bijv. naamw. uitdrukkingsloos nietszeggend bijv. naamw. uitdrukkingsloos wazig bijv. naamw. uitdrukkingsloos wezenloos bijv. naamw. uitdruppelen uitlekken werkwoord uitdruppelen uitdruipen werkwoord uitdruppelen afdruppelen werkwoord uitdruppelen afdruipen werkwoord uitdruppelen sijpelen werkwoord uitdruppelen druppen werkwoord uitdruppelen druppelen werkwoord uitdruppelen druipen werkwoord uitdruppelen droppen werkwoord uitduiden aanwijzen werkwoord uitduiden wijzen werkwoord uitduiden vertonen werkwoord uitduiden uitwijzen werkwoord uitduiden tonen werkwoord uitduiden tentoonspreiden werkwoord uitduiden aangeven werkwoord uitduiden aanduiden werkwoord uitdunnen ruimen werkwoord uitdunnen snoeien werkwoord uitdunnen wegkappen werkwoord uiteen vaneen overig. uiteen uitelkaar overig. uiteenbarsten ontploffen werkwoord uiteengaan scheiden werkwoord uiteengaan uitsplitsen werkwoord uiteengaan splitsen werkwoord uiteengaan loskoppelen werkwoord uiteengegaan ontbonden bijv. naamw. uiteengegaan opgeheven bijv. naamw. uiteengegaan uiteengevallen bijv. naamw. uiteengerafeld uitgeplozen bijv. naamw. uiteengevallen uiteengegaan overig. uiteengevallen opgeheven overig. uiteengevallen ontbonden overig. uiteenhalen splitsen overig. uiteenhalen scheiden overig. uiteenhouden onderscheiden werkwoord uiteenlopen afwisselen werkwoord uiteenlopen divergeren werkwoord uiteenlopen gevarieerd werkwoord uiteenlopen variëren werkwoord uiteenlopen varierend werkwoord uiteenlopen veranderen werkwoord uiteenlopen verschillen werkwoord uiteenlopen wisselen werkwoord uiteenlopen schelen werkwoord uiteenlopend divers bijv. naamw. uiteenlopend onderscheiden bijv. naamw. uiteenlopend verdeeld bijv. naamw. uiteenlopend verschillend bijv. naamw. uiteenlopend ongelijksoortig bijv. naamw. uiteenname ontmanteling overig. uiteenname demontage overig. uiteenplaatsen uiteenzetten overig. uiteensplijten klieven werkwoord uiteensplijten kloven werkwoord uiteensplijten splijten werkwoord uiteensplijten splitsen werkwoord uiteenspringen barsten werkwoord uiteenstuiven uiteenvliegen werkwoord uiteenval dissociatie zelfst. naamw. uiteenvallen desintegreren werkwoord uiteenvallen verbrokkelen werkwoord uiteenvliegen uiteenstuiven overig. uiteenvouwen ontplooien werkwoord uiteenzetten expliceren werkwoord uiteenzetten uitleggen werkwoord uiteenzetten vertellen werkwoord uiteenzetten ontvouwen werkwoord uiteenzetten vermelden werkwoord uiteenzetten uitdrukken werkwoord uiteenzetten uiteenplaatsen werkwoord uiteenzetten verduidelijken werkwoord uiteenzetten toelichten werkwoord uiteenzetten naverklaren werkwoord uiteenzetten zeggen werkwoord uiteenzetten verhalen werkwoord uiteenzetten mededelen werkwoord uiteenzetten beschrijven werkwoord uiteenzetting analyse zelfst. naamw. uiteenzetting beschouwing zelfst. naamw. uiteenzetting betoog zelfst. naamw. uiteenzetting exposé zelfst. naamw. uiteenzetting verduidelijking zelfst. naamw. uiteenzetting verhandeling zelfst. naamw. uiteenzetting vermelding zelfst. naamw. uiteenzetting inhoud zelfst. naamw. uiteenzetting verklaring zelfst. naamw. uiteenzetting uitleg zelfst. naamw. uiteenzetting toelichting zelfst. naamw. uiteenzetting opheldering zelfst. naamw. uiteinde afloop zelfst. naamw. uiteinde nok zelfst. naamw. uiteindelijk ultiem bijv. naamw. uiteindelijk toch overig. uiteindelijk tenslotte overig. uitelkaar vaneen overig. uitelkaar uiteen overig. uiten manifesteren werkwoord uiten opperen werkwoord uiten spuien werkwoord uiten verwoorden werkwoord uiten vertolken werkwoord uiten uitdrukken werkwoord uiten verkondigen werkwoord uiteraard allicht bijv. naamw. uiteraard bijgevolg bijv. naamw. uiteraard dus bijv. naamw. uiteraard logisch bijv. naamw. uiteraard natuurlijk bijv. naamw. uiteraard vanzelfsprekend bijv. naamw. uiteraard zeker bijv. naamw. uiteraard zontwijfel bijv. naamw. uiteraard onontkomelijk bijv. naamw. uiteraard vanzelfsprekend overig. uiterlijk buitenaf bijv. naamw. uiterlijk uitwendig bijv. naamw. uiterlijk aangezicht zelfst. naamw. uiterlijk aanzien zelfst. naamw. uiterlijk buitenkant zelfst. naamw. uiterlijk gedaante zelfst. naamw. uiterlijk gelaat zelfst. naamw. uiterlijk postuur zelfst. naamw. uiterlijk type zelfst. naamw. uiterlijk verschijning zelfst. naamw. uiterlijk vertoon zelfst. naamw. uiterlijk voorkomen zelfst. naamw. uiterlijk voorkomt zelfst. naamw. uiterlijk vorm zelfst. naamw. uiterlijk ogenschijnlijk zelfst. naamw. uiterlijk figuur zelfst. naamw. uiterlijk voorwendsel zelfst. naamw. uiterlijk schijn zelfst. naamw. uiterlijkheid vorm zelfst. naamw. uitermate bijzonder bijv. naamw. uitermate bovenmatig bijv. naamw. uitermate buitengewoon bijv. naamw. uitermate uiterst bijv. naamw. uitermate hogelijk bijv. naamw. uitermate heerg bijv. naamw. uitermate excessief bijv. naamw. uitermate buitensporig bijv. naamw. uitermate buitengemeen bijv. naamw. uitermate zeer bijv. naamw. uitermate extreem bijv. naamw. uitermate tomeloos bijv. naamw. uitermate mateloos bijv. naamw. uitermate hoogst bijv. naamw. uiterst bijzonder bijv. naamw. uiterst buitengewoon bijv. naamw. uiterst ergst bijv. naamw. uiterst grootst bijv. naamw. uiterst hoogst bijv. naamw. uiterst maximaal bijv. naamw. uiterst meest bijv. naamw. uiterst grens zelfst. naamw. uiterst pijnlijk zelfst. naamw. uiterst uitzonderlijk zelfst. naamw. uiterst extreem bijv. naamw. uiterst uitermate bijv. naamw. uiterst hogelijk bijv. naamw. uiterst heerg bijv. naamw. uiterst excessief bijv. naamw. uiterst buitensporig bijv. naamw. uiterst buitengemeen bijv. naamw. uiterst zeer bijv. naamw. uiterste extreme zelfst. naamw. uiterste grens zelfst. naamw. uiterste limiet zelfst. naamw. uiterwaard riviereilandje overig. uitflappen uitgooien werkwoord uitfoeteren afstraffen werkwoord uitfoeteren berispen werkwoord uitfoeteren schelden werkwoord uitfoeteren uitkafferen werkwoord uitfoeteren uitschelden werkwoord uitfoeteren uitvloeken werkwoord uitgaaf uitgaven overig. uitgaaf onkosten overig. uitgaaf kosten overig. uitgaaf kost overig. uitgaaf uitgave overig. uitgaaf gelduitgave overig. uitgaaf besteding overig. uitgaaf verstrekking overig. uitgaaf uitreiking overig. uitgaaf uitgifte overig. uitgaaf uitdeling overig. uitgaaf afgifte overig. uitgaan doven werkwoord uitgaan leeglopen werkwoord uitgaan uit eten gaan werkwoord uitgaan uitlopen werkwoord uitgaan terechtkomen werkwoord uitgaan ophouden werkwoord uitgaan eindigen werkwoord uitgaan arriveren werkwoord uitgaan aflopen werkwoord uitgaan aanlanden werkwoord uitgaan aankomen werkwoord uitgaan aanbelanden werkwoord uitgaan verlopen werkwoord uitgaan uitraken werkwoord uitgaan stappen werkwoord uitgaansgelegenheden gelegenheden zelfst. naamw. uitgaansverbod spertijd overig. uitgang deur zelfst. naamw. uitgang uitloop zelfst. naamw. uitgang uitweg zelfst. naamw. uitgangen uitwegen overig. uitgangspunt basis zelfst. naamw. uitgangspunt basislijn zelfst. naamw. uitgangspunt beginsel zelfst. naamw. uitgangspunt fundament zelfst. naamw. uitgangspunt fundering zelfst. naamw. uitgangspunt grond zelfst. naamw. uitgangspunt grondbeginsel zelfst. naamw. uitgangspunt grondgedachte zelfst. naamw. uitgangspunt grondslag zelfst. naamw. uitgangspunt grondstelling zelfst. naamw. uitgangspunt principe zelfst. naamw. uitgangspunt stelregel zelfst. naamw. uitgangspunt veronderstelling zelfst. naamw. uitgangspunt vertrekpunt zelfst. naamw. uitgangspunt uitgangsvorm zelfst. naamw. uitgangspunt hoekst zelfst. naamw. uitgangspunt basisbeginsel zelfst. naamw. uitgangspunt grondreg zelfst. naamw. uitgangspunt grondbegrip zelfst. naamw. uitgangspunt grondlijn zelfst. naamw. uitgangspunten redenen zelfst. naamw. uitgangspunten vertrekpunten zelfst. naamw. uitgangspunten bases zelfst. naamw. uitgangsvorm vertrekpunt overig. uitgangsvorm veronderstelling overig. uitgangsvorm uitgangspunt overig. uitgangsvorm principe overig. uitgangsvorm grondslag overig. uitgangsvorm grondgedachte overig. uitgangsvorm fundering overig. uitgangsvorm beginsel overig. uitgangsvorm basis overig. uitgangsvorm grondstelling overig. uitgangsvorm grondlijn overig. uitgangsvorm fundament overig. uitgangsvorm basislijn overig. uitgave betaling zelfst. naamw. uitgave druk zelfst. naamw. uitgave editie zelfst. naamw. uitgave gelduitgave zelfst. naamw. uitgave oplage zelfst. naamw. uitgave publicatie zelfst. naamw. uitgave uitgifte zelfst. naamw. uitgave publikatie zelfst. naamw. uitgave uitgaaf zelfst. naamw. uitgave besteding zelfst. naamw. uitgave aflevering zelfst. naamw. uitgaven onkosten zelfst. naamw. uitgaven uitgaaf zelfst. naamw. uitgaven kosten zelfst. naamw. uitgaven kost zelfst. naamw. uitgeblust afgebrand bijv. naamw. uitgeblust afgeleefd bijv. naamw. uitgeblust gaar bijv. naamw. uitgeblust geblust bijv. naamw. uitgebreid ampel bijv. naamw. uitgebreid breed bijv. naamw. uitgebreid extensief bijv. naamw. uitgebreid gedetailleerd bijv. naamw. uitgebreid veelomvattend bijv. naamw. uitgebreid wijdlopig bijv. naamw. uitgebreid uitvoerig bijv. naamw. uitgebreid rijk bijv. naamw. uitgebreid overvloedig bijv. naamw. uitgebreid omstandig bijv. naamw. uitgebreid breedvoerig bijv. naamw. uitgebreid omslachtig bijv. naamw. uitgebreid langdradig bijv. naamw. uitgebreid breedsprakig bijv. naamw. uitgebreider nader overig. uitgebreidheid ampelheid zelfst. naamw. uitgebreidheid grootte zelfst. naamw. uitgebreidheid oppervlakte zelfst. naamw. uitgebreidheid uitgestrektheid zelfst. naamw. uitgebreidheid uitvoerigheid zelfst. naamw. uitgebroken ontsnapt overig. uitgebuit geëxploiteerd overig. uitgediend afgedankt bijv. naamw. uitgediend afgezwaaid bijv. naamw. uitgedragen rondverteld overig. uitgedroogd dor bijv. naamw. uitgedroogd kurkdroog bijv. naamw. uitgedroogd schraal bijv. naamw. uitgedroogd zuinig bijv. naamw. uitgedroogd sober bijv. naamw. uitgedroogd smal bijv. naamw. uitgedroogd nauw bijv. naamw. uitgedroogd lek bijv. naamw. uitgedrukt uitgeknepen bijv. naamw. uitgegeven besteed bijv. naamw. uitgegeven gespendeerd bijv. naamw. uitgegleden geslipt overig. uitgegroeid volwassen overig. uitgegroeid volgroeid overig. uitgehongerd uitgeteerd bijv. naamw. uitgehouden volgehouden overig. uitgekiend berekend bijv. naamw. uitgekiend spitsvondig bijv. naamw. uitgekiend slim bijv. naamw. uitgekiend scherpzinnig bijv. naamw. uitgeknepen uitgedrukt bijv. naamw. uitgekookt doortrapt bijv. naamw. uitgekookt kien bijv. naamw. uitgekookt gewiekst bijv. naamw. uitgekookt listig bijv. naamw. uitgekookt spits bijv. naamw. uitgekookt slim bijv. naamw. uitgekookt pienter bijv. naamw. uitgekookt bijdehand bijv. naamw. uitgekookt stiekem bijv. naamw. uitgekookt snood bijv. naamw. uitgekookt sluw bijv. naamw. uitgekookt slinks bijv. naamw. uitgekookt geraffineerd bijv. naamw. uitgekookt geniepig bijv. naamw. uitgekookt gemeen bijv. naamw. uitgekookt achterbaks bijv. naamw. uitgekozen geselecteerd bijv. naamw. uitgekozen uitgezocht bijv. naamw. uitgelaten baldadig bijv. naamw. uitgelaten dartel bijv. naamw. uitgelaten jolig bijv. naamw. uitgelaten uitbundig bijv. naamw. uitgelaten vrolijk bijv. naamw. uitgelaten luidruchtig bijv. naamw. uitgelaten opgewekt bijv. naamw. uitgelaten opgetogen bijv. naamw. uitgelaten monter bijv. naamw. uitgelaten levendig bijv. naamw. uitgelaten kwiek bijv. naamw. uitgelaten fideel bijv. naamw. uitgelaten blijmoedig bijv. naamw. uitgelaten zonnig bijv. naamw. uitgelaten lustig bijv. naamw. uitgelatenheid baldadigheid zelfst. naamw. uitgelatenheid uitbundigheid zelfst. naamw. uitgelatenheid enthousiasme zelfst. naamw. uitgelatenheid vrolijkheid zelfst. naamw. uitgelatenheid lustigheid zelfst. naamw. uitgelatenheid hupsheid zelfst. naamw. uitgelegd belicht bijv. naamw. uitgelegd opgehelderd bijv. naamw. uitgelegd toegelicht bijv. naamw. uitgelegd verhelderd bijv. naamw. uitgeleide afscheid overig. uitgelezen bijzonder bijv. naamw. uitgelezen voortreffelijk bijv. naamw. uitgelezen fijn bijv. naamw. uitgelezen hemooi bijv. naamw. uitgelezen uitstekend bijv. naamw. uitgelezen uitnemend bijv. naamw. uitgelezen uitmuntend bijv. naamw. uitgelezen uitgezocht bijv. naamw. uitgelezen superbe bijv. naamw. uitgelezen subliem bijv. naamw. uitgelezen puik bijv. naamw. uitgelezen excellent bijv. naamw. uitgelezen briljant bijv. naamw. uitgelezene beste zelfst. naamw. uitgelezene beste overig. uitgemaakt afgedaan bijv. naamw. uitgemergeld uitgeteerd overig. uitgemergeld broodmager overig. uitgenomen behalve overig. uitgeplozen uiteengerafeld bijv. naamw. uitgeprobeerd getest overig. uitgeput afgemat bijv. naamw. uitgeput afgepeigerd bijv. naamw. uitgeput leeg bijv. naamw. uitgeput onvruchtbaar bijv. naamw. uitgeput pompaf bijv. naamw. uitgeput slap bijv. naamw. uitgerekend berekenend bijv. naamw. uitgerekend kloppend bijv. naamw. uitgerekend juist bijv. naamw. uitgerekend waar bijv. naamw. uitgerekend precies bijv. naamw. uitgerekt gestrekt overig. uitgerust uitgeslapen bijv. naamw. uitgerust toerusten werkwoord uitgerust uitrusten werkwoord uitgeschakeld uitgeteld bijv. naamw. uitgescheiden opgehouden overig. uitgescheiden gestopt overig. uitgeschreven voluitgeschreven bijv. naamw. uitgeslapen bijdehand bijv. naamw. uitgeslapen doorgewinterd bijv. naamw. uitgeslapen gewiekst bijv. naamw. uitgeslapen goochem bijv. naamw. uitgeslapen oplettend bijv. naamw. uitgeslapen scherpzinnig bijv. naamw. uitgeslapen slim bijv. naamw. uitgeslapen uitgerust bijv. naamw. uitgeslapen leep bijv. naamw. uitgeslapen wakker bijv. naamw. uitgeslapen alert bijv. naamw. uitgeslapen snugger bijv. naamw. uitgeslapen schrander bijv. naamw. uitgeslapen pienter bijv. naamw. uitgeslapen kien bijv. naamw. uitgeslapen clever bijv. naamw. uitgeslapen geslepen bijv. naamw. uitgeslapen geroutineerd bijv. naamw. uitgeslapen verbazend bijv. naamw. uitgeslapen handig bijv. naamw. uitgeslapen gevaarlijk bijv. naamw. uitgeslapen snedig bijv. naamw. uitgeslapen gevat bijv. naamw. uitgeslapen gehaaid bijv. naamw. uitgeslapenheid schranderheid zelfst. naamw. uitgeslapenheid goochemheid zelfst. naamw. uitgesloten buitengesloten bijv. naamw. uitgesloten onbestaanbaar bijv. naamw. uitgespeeld uitgeteld bijv. naamw. uitgesponnen langdradig bijv. naamw. uitgesproken geprononceerd bijv. naamw. uitgesproken groot bijv. naamw. uitgesproken bepaald bijv. naamw. uitgesproken gewoonweg bijv. naamw. uitgesproken gearticuleerd bijv. naamw. uitgesproken klaarblijkelijk bijv. naamw. uitgesproken kennelijk bijv. naamw. uitgesproken evident bijv. naamw. uitgesproken duidelijk bijv. naamw. uitgesproken apert bijv. naamw. uitgesproken onmiskenbaar bijv. naamw. uitgesproken ondubbelzinnig bijv. naamw. uitgesproken markant bijv. naamw. uitgestorven doods bijv. naamw. uitgestoten verstoten bijv. naamw. uitgestoten uitgeworpen bijv. naamw. uitgestoten geëmitteerd bijv. naamw. uitgestoten verworpen bijv. naamw. uitgestotene outcast zelfst. naamw. uitgestotene paria zelfst. naamw. uitgestreken effen bijv. naamw. uitgestrekt groot bijv. naamw. uitgestrekt languit bijv. naamw. uitgestrekt liggend bijv. naamw. uitgestrekt gestrekt bijv. naamw. uitgestrekt langgerekt bijv. naamw. uitgestrekt langgemaakt overig. uitgestrekt langgemaakt overig. uitgestrekt langgemaakt overig. uitgestrekte grote bijv. naamw. uitgestrektheid omvang zelfst. naamw. uitgestrektheid oppervlakte zelfst. naamw. uitgestrektheid uitgebreidheid zelfst. naamw. uitgeteerd uitgehongerd bijv. naamw. uitgeteerd uitgemergeld bijv. naamw. uitgeteerd broodmager bijv. naamw. uitgeteld afgepeigerd bijv. naamw. uitgeteld uitgeschakeld bijv. naamw. uitgevallen wegvallen bijv. naamw. uitgeven besteden werkwoord uitgeven bewerken werkwoord uitgeven drukken werkwoord uitgeven laten doorgaan werkwoord uitgeven spenderen werkwoord uitgeven uitbrengen werkwoord uitgeven uitdelen werkwoord uitgeven publiceren zelfst. naamw. uitgeven lanceren werkwoord uitgever uitgeverij zelfst. naamw. uitgever verspiller zelfst. naamw. uitgever verkwister zelfst. naamw. uitgeverij uitgever zelfst. naamw. uitgevoerd geëxporteerd bijv. naamw. uitgevoerd verricht bijv. naamw. uitgeweken ontvlucht overig. uitgeweken gevlucht overig. uitgewekene vluchteling overig. uitgewekene asielzoeker overig. uitgeworpen uitgestoten overig. uitgeworpen geëmitteerd overig. uitgezocht gunstig bijv. naamw. uitgezocht uitgekozen bijv. naamw. uitgezocht voortreffelijk bijv. naamw. uitgezocht fijn bijv. naamw. uitgezocht geselecteerd bijv. naamw. uitgezocht verkozen bijv. naamw. uitgezocht uitstekend bijv. naamw. uitgezocht uitnemend bijv. naamw. uitgezocht uitmuntend bijv. naamw. uitgezocht uitgelezen bijv. naamw. uitgezocht superbe bijv. naamw. uitgezocht subliem bijv. naamw. uitgezocht puik bijv. naamw. uitgezocht excellent bijv. naamw. uitgezocht briljant bijv. naamw. uitgezochtheid fijnheid zelfst. naamw. uitgezonderd behalve bijv. naamw. uitgezonderd tenzij bijv. naamw. uitgezonderd behoudens bijv. naamw. uitgezonderd buiten bijv. naamw. uitgieten leeggieten werkwoord uitgieten plengen werkwoord uitgieten schenken werkwoord uitgieten leegmaken werkwoord uitgieten ledigen werkwoord uitgifte afgifte zelfst. naamw. uitgifte emissie zelfst. naamw. uitgifte publicatie zelfst. naamw. uitgifte uitreiking zelfst. naamw. uitgifte verstrekking zelfst. naamw. uitgifte uitgave zelfst. naamw. uitgifte publikatie zelfst. naamw. uitgifte uitgaaf zelfst. naamw. uitgifte uitdeling zelfst. naamw. uitgillen uitschreeuwen werkwoord uitgillen uitroepen werkwoord uitgillen brullen werkwoord uitgillen uitkrijsen werkwoord uitgillen uitbrullen werkwoord uitglibberen wegschieten overig. uitglibberen uitschuiven overig. uitglibberen uitschieten overig. uitglibberen uitglijden overig. uitglibberen slippen overig. uitglibberen onderuitgaan overig. uitglijden glibberen werkwoord uitglijden onderuitgaan werkwoord uitglijden slippen werkwoord uitglijden struikelen werkwoord uitglijden wegglijden zelfst. naamw. uitglijden wegschieten werkwoord uitglijden uitschuiven werkwoord uitglijden uitschieten werkwoord uitglijden uitglibberen werkwoord uitgommen uitgummen werkwoord uitgommen wissen werkwoord uitgommen wegvegen werkwoord uitgommen vlakken werkwoord uitgommen uitwissen werkwoord uitgommen uitvlakken werkwoord uitgommen uitvegen werkwoord uitgooien uitwerpen werkwoord uitgooier uitwerper zelfst. naamw. uitgraven delven werkwoord uitgraven rooien werkwoord uitgraven uitroeien werkwoord uitgroeien ontwikkelen werkwoord uitgroeien uitsteken werkwoord uitgummen uitgommen werkwoord uithaal klap zelfst. naamw. uithaal vuistslag zelfst. naamw. uithaal slag zelfst. naamw. uithaal opdon zelfst. naamw. uithaal dreun zelfst. naamw. uithakken hakken werkwoord uithakken uitkappen werkwoord uithakken uithouwen werkwoord uithalen aanvallen werkwoord uithalen baten werkwoord uithalen doen werkwoord uithalen krabben werkwoord uithalen leeghalen werkwoord uithalen loshalen werkwoord uithalen lostornen werkwoord uithalen uitnemen werkwoord uithalen uitsparen werkwoord uithalen uitspoken werkwoord uithalen plegen werkwoord uithalen begaan werkwoord uithalen leegmaken werkwoord uithalen ledigen werkwoord uithalen uittrekken werkwoord uithalen tornen werkwoord uithalen losmaken werkwoord uithalen loskrijgen werkwoord uithalen ontbinden werkwoord uithangbord schild overig. uithangbord bordje overig. uithangbord bord overig. uithangbord dekmantel overig. uithangen ophangen werkwoord uithangen rondhangen werkwoord uithangen spelen werkwoord uithangen uitsteken werkwoord uithangen zijn werkwoord uitharden harden werkwoord uitharden stalen werkwoord uitheems apart bijv. naamw. uitheems eigenaardig bijv. naamw. uitheems exotisch bijv. naamw. uitheems vreemd bijv. naamw. uitheems vreemdsoortig bijv. naamw. uitheems buitenlands bijv. naamw. uitheems zonderling bijv. naamw. uithoek gat zelfst. naamw. uithollen aantasten werkwoord uithollen hol maken werkwoord uithollen openwerken werkwoord uitholling geul zelfst. naamw. uitholling ondermijning zelfst. naamw. uitholling nis zelfst. naamw. uitholling muurnis zelfst. naamw. uitholling holte zelfst. naamw. uitholling kuil zelfst. naamw. uitholling openwerking zelfst. naamw. uithongeren verhongeren werkwoord uithongeren hongeren werkwoord uithongering verhongering zelfst. naamw. uithoren aanschieten werkwoord uithoren hozen werkwoord uithoren verhoren werkwoord uithoren uitvragen werkwoord uithoren overhoren werkwoord uithoren ondervragen werkwoord uithouden doorstaan werkwoord uithouden draag werkwoord uithouden dragen werkwoord uithouden dulden werkwoord uithouden harden werkwoord uithouden uitstrekken werkwoord uithouden verdragen werkwoord uithouden verduren werkwoord uithouden volhouden werkwoord uithouden uitstaan werkwoord uithouden uitzingen werkwoord uithoudend verdragend overig. uithouding volharding zelfst. naamw. uithouding volhardendheid zelfst. naamw. uithouding vasthoudendheid zelfst. naamw. uithouding taaiheid zelfst. naamw. uithouding aanhouden zelfst. naamw. uithoudingsvermogen taaiheid zelfst. naamw. uithouwen afbeelden werkwoord uithouwen houwen werkwoord uithouwen uitkappen werkwoord uithouwen uithakken werkwoord uithuwelijken wegschenken werkwoord uithuwelijken uithuwen werkwoord uithuwen wegschenken werkwoord uithuwen uithuwelijken werkwoord uiting expressie zelfst. naamw. uiting uitdrukking zelfst. naamw. uitjagen verbannen werkwoord uitjagen uitwijzen werkwoord uitjagen uitdrijven werkwoord uitje pretje zelfst. naamw. uitje uitstapje zelfst. naamw. uitje wandeling zelfst. naamw. uitje wandeltocht zelfst. naamw. uitje tochtje zelfst. naamw. uitje ommetje zelfst. naamw. uitje omloop zelfst. naamw. uitje loopje zelfst. naamw. uitje kuier zelfst. naamw. uitje trip zelfst. naamw. uitje toertje zelfst. naamw. uitjouwen beschimpen werkwoord uitjouwen joelen werkwoord uitjouwen uitschelden werkwoord uitjouwen schelden werkwoord uitjouwen beledigen werkwoord uitjouwen uitlachen werkwoord uitkafferen uitfoeteren werkwoord uitkafferen uitvloeken werkwoord uitkafferen uitschelden werkwoord uitkammen afspeuren werkwoord uitkammen schoffelen werkwoord uitkammen aanharken werkwoord uitkappen uithouwen werkwoord uitkappen uithakken werkwoord uitkauwen herkauwen werkwoord uitkeren betalen werkwoord uitkeren voldoen werkwoord uitkeren uitbetalen werkwoord uitkeren storten werkwoord uitkeren dokken werkwoord uitkering steun zelfst. naamw. uitkering uitbetaling zelfst. naamw. uitkering ondersteuningsgeld zelfst. naamw. uitkering alimentatie zelfst. naamw. uitkienen bedenken werkwoord uitkienen uitknobbelen werkwoord uitkienen uitdokteren werkwoord uitkienen uitdenken werkwoord uitkiezen kiezen werkwoord uitkiezen selecteren werkwoord uitkiezen ziften werkwoord uitkiezen uitzoeken werkwoord uitkiezen uitpikken werkwoord uitkiezen schiften werkwoord uitkiezen verkiezen werkwoord uitkiezen uitlezen werkwoord uitkiezend selectief bijv. naamw. uitkijk kraaiennest zelfst. naamw. uitkijk post zelfst. naamw. uitkijk uitzicht zelfst. naamw. uitkijken afwachten werkwoord uitkijken opletten werkwoord uitkijken uitzicht hebben werkwoord uitkijken oppassen zelfst. naamw. uitkijken attentie werkwoord uitkijken zoeken werkwoord uitkijken uitzien werkwoord uitkijken snorren werkwoord uitkijken opzoeken werkwoord uitkijken verlangen overig. uitkijken naar tegemoet zien bijv. naamw. uitkijkpost waarnemingspost zelfst. naamw. uitkijktoren wachttoren zelfst. naamw. uitklappen openvouwen werkwoord uitklappen uitvouwen werkwoord uitklappen uitspreiden werkwoord uitklappen uitslaan werkwoord uitklappen openspreiden werkwoord uitklappen ontvouwen werkwoord uitkleden afzetten werkwoord uitkleden ontkleden werkwoord uitkleden uitdoen werkwoord uitkleden uittrekken werkwoord uitkleden strippen werkwoord uitkloppen uitschudden werkwoord uitkloppen uitslaan werkwoord uitkloppen uitdeuken werkwoord uitknijpen doodgaan werkwoord uitknijpen ertussenuit gaan werkwoord uitknijpen uitpersen werkwoord uitknijpen uitdrukken werkwoord uitknijpen leegknijpen werkwoord uitknijpen uitzuigen werkwoord uitknijpen plunderen werkwoord uitknijpen leeghalen werkwoord uitknipsel knipsel overig. uitknobbelen bedenken werkwoord uitknobbelen uitdenken werkwoord uitknobbelen uitkienen werkwoord uitknobbelen uitdokteren werkwoord uitkomen aflopen werkwoord uitkomen afsteken werkwoord uitkomen bekend worden werkwoord uitkomen bekennen werkwoord uitkomen belanden werkwoord uitkomen blijken werkwoord uitkomen gelegen komen werkwoord uitkomen leiden naar werkwoord uitkomen rondkomen werkwoord uitkomen uitbotten werkwoord uitkomen uitstromen werkwoord uitkomen voegen werkwoord uitkomen schikken werkwoord uitkomen passen werkwoord uitkomen horen werkwoord uitkomen betamen werkwoord uitkomen behoren werkwoord uitkomen deugen werkwoord uitkomen conveniëren werkwoord uitkomen verschijnen werkwoord uitkomen opdraven werkwoord uitkomen opdagen werkwoord uitkomen opgaan werkwoord uitkomen voortvloeien werkwoord uitkomen voortspruiten werkwoord uitkomen voortkomen werkwoord uitkomen volgen werkwoord uitkomen resulteren werkwoord uitkomen uitlopen werkwoord uitkomen ontspruiten werkwoord uitkomen ontspringen werkwoord uitkomst afloop zelfst. naamw. uitkomst antwoord zelfst. naamw. uitkomst gevolg zelfst. naamw. uitkomst hulp zelfst. naamw. uitkomst opbrengst zelfst. naamw. uitkomst oplossing zelfst. naamw. uitkomst resultaat zelfst. naamw. uitkomst voortbrengsel zelfst. naamw. uitkomst rendement zelfst. naamw. uitkomst product zelfst. naamw. uitkomst oogst zelfst. naamw. uitkomst som zelfst. naamw. uitkomst resultante overig. uitkrabben uitwissen werkwoord uitkrabbing curettage zelfst. naamw. uitkramen opdissen werkwoord uitkrijgen verschuiven werkwoord uitkrijgen verdagen werkwoord uitkrijgen uittrekken werkwoord uitkrijgen uitstellen werkwoord uitkrijgen uitdoen werkwoord uitkrijgen afzetten werkwoord uitkrijgen afleggen werkwoord uitkrijgen afdoen werkwoord uitkrijgen aanhouden werkwoord uitkrijsen uitgillen overig. uitkrijsen uitschreeuwen overig. uitkrijsen uitroepen overig. uitkrijsen uitbrullen overig. uitlaat knalpot zelfst. naamw. uitlaat uitlaatklep zelfst. naamw. uitlaat uitlaatpijp zelfst. naamw. uitlaat vlampijp zelfst. naamw. uitlaatgas uitlaatgassen zelfst. naamw. uitlaatgassen uitlaatgas zelfst. naamw. uitlaatklep uitlaat zelfst. naamw. uitlaatpijp vlampijp zelfst. naamw. uitlaatpijp uitlaat zelfst. naamw. uitlachen bespotten werkwoord uitlachen uitjouwen werkwoord uitladen lossen werkwoord uitladen ontladen werkwoord uitladen afladen zelfst. naamw. uitladen leegmaken zelfst. naamw. uitlading lossing zelfst. naamw. uitlading ontlading zelfst. naamw. uitlandig buitenlands bijv. naamw. uitlaten eruit laten werkwoord uitlaten laten zakken werkwoord uitlaten uiten werkwoord uitlaten knalpotten zelfst. naamw. uitlaten weglaten werkwoord uitlaten vieren werkwoord uitlaten tappen werkwoord uitlaten lossen werkwoord uitlaten loslaten werkwoord uitlaten verzuimen werkwoord uitlaten verzaken werkwoord uitlaten nalaten werkwoord uitlating ellips zelfst. naamw. uitlating meningsuiting zelfst. naamw. uitlating opmerking zelfst. naamw. uitleg argumentatie zelfst. naamw. uitleg briefing zelfst. naamw. uitleg handleiding zelfst. naamw. uitleg opheldering zelfst. naamw. uitleg verduidelijking zelfst. naamw. uitleg verklaring zelfst. naamw. uitleg bescheid zelfst. naamw. uitleg exegese zelfst. naamw. uitleg toelichting zelfst. naamw. uitleg interpretatie zelfst. naamw. uitleg instructie zelfst. naamw. uitleg uiteenzetting zelfst. naamw. uitleg verklarenuitleg zelfst. naamw. uitleg duiding zelfst. naamw. uitleggen begrijpen werkwoord uitleggen ontvouwen werkwoord uitleggen uitbreiden werkwoord uitleggen uiteenzetten werkwoord uitleggen uitspreiden werkwoord uitleggen verduidelijken werkwoord uitleggen verklaren werkwoord uitleggen construeren werkwoord uitleggen afleiden werkwoord uitleggen toelichten werkwoord uitleggen opklaren werkwoord uitleggen ophelderen werkwoord uitleggen naverklaren werkwoord uitleggend verklarend overig. uitlegger commentator zelfst. naamw. uitlegger verklaarder zelfst. naamw. uitlegger verklaar zelfst. naamw. uitleggers vertolkers overig. uitleggers verklaarders overig. uitlegging mededeling zelfst. naamw. uitlegging verbreiding zelfst. naamw. uitlegging verklaring zelfst. naamw. uitlegging toelichting zelfst. naamw. uitlegging statement zelfst. naamw. uitlegging opheldering zelfst. naamw. uitlegging declaratie zelfst. naamw. uitlegging bewering zelfst. naamw. uitlegging bevestiging zelfst. naamw. uitlegging aangifte zelfst. naamw. uitlegging uitspreiding zelfst. naamw. uitlegster verklaarster overig. uitlekken bekend worden werkwoord uitlekken uitdruipen werkwoord uitlekken uitdruppelen werkwoord uitlekken afdruppelen werkwoord uitlekken afdruipen werkwoord uitlenen lenen werkwoord uitleven afreageren werkwoord uitleven botvieren werkwoord uitleveren capituleren werkwoord uitleveren overdragen werkwoord uitleveren overgeven werkwoord uitleveren opgeven werkwoord uitlevering aflevering zelfst. naamw. uitlevering overgave zelfst. naamw. uitlevering overdracht zelfst. naamw. uitlevering afstaan zelfst. naamw. uitlevering zending zelfst. naamw. uitlevering levering zelfst. naamw. uitlevering leverantie zelfst. naamw. uitlezen aflezen werkwoord uitlezen verkiezen werkwoord uitlezen uitzoeken werkwoord uitlezen uitpikken werkwoord uitlezen uitkiezen werkwoord uitlezen kiezen werkwoord uitlijnen richten werkwoord uitlijnen uitbalanceren werkwoord uitlikken leeglikken werkwoord uitlogen uitbijten werkwoord uitlokken ophitsen werkwoord uitlokken provoceren werkwoord uitlokken teweegbrengen werkwoord uitlokken uitdagen werkwoord uitlokken verleiden werkwoord uitlokkend verzoekend overig. uitlokkend verlokkend overig. uitlokkend uitnodigend overig. uitlokkend bekoorlijk overig. uitlokkend attractief overig. uitlokkend aantrekkelijk overig. uitlokkend aanlokkelijk overig. uitlokking provocatie zelfst. naamw. uitlokking aanstichting zelfst. naamw. uitloop uitgang zelfst. naamw. uitloop uitweg zelfst. naamw. uitlopen botten werkwoord uitlopen geren werkwoord uitlopen langer duren werkwoord uitlopen resulteren werkwoord uitlopen slijten werkwoord uitlopen uitgaan werkwoord uitlopen uitkomen werkwoord uitlopen uitvaren werkwoord uitlopen terechtkomen werkwoord uitlopen ophouden werkwoord uitlopen eindigen werkwoord uitlopen arriveren werkwoord uitlopen aflopen werkwoord uitlopen aanlanden werkwoord uitlopen aankomen werkwoord uitlopen aanbelanden werkwoord uitlopen verlopen werkwoord uitlopen uitraken werkwoord uitlopen uitpakken werkwoord uitlopen uitbotten werkwoord uitlopen ontspruiten werkwoord uitlopen ontspringen werkwoord uitloper rank zelfst. naamw. uitloper schoot zelfst. naamw. uitloper spruit zelfst. naamw. uitloper uitspruitsel zelfst. naamw. uitloper slip zelfst. naamw. uitloper scheut zelfst. naamw. uitloper pand zelfst. naamw. uitloper loot zelfst. naamw. uitloper cijns zelfst. naamw. uitloper belasting zelfst. naamw. uitlopers scheuten overig. uitlopers knoppen overig. uitloting loting zelfst. naamw. uitloting trekking zelfst. naamw. uitloting verloting zelfst. naamw. uitloven aanbieden werkwoord uitmaken afbreken werkwoord uitmaken bepalen werkwoord uitmaken betekenen werkwoord uitmaken blussen werkwoord uitmaken uitschakelen werkwoord uitmaken uitschelden werkwoord uitmaken vormen werkwoord uitmaken wegdoen werkwoord uitmaken verwijderen werkwoord uitmaken opdoeken werkwoord uitmaken elimineren werkwoord uitmaken afschaffen werkwoord uitmaken uitdoven werkwoord uitmaken uitdoen werkwoord uitmaken uitblussen werkwoord uitmaken doven werkwoord uitmaken uitzetten werkwoord uitmaken afzetten werkwoord uitmaken vaststellen werkwoord uitmaken opsporen werkwoord uitmaken ontdekken werkwoord uitmelken uithoren werkwoord uitmelken uitbuiten werkwoord uitmelken exploiteren werkwoord uitmergelen uitputten werkwoord uitmergelen vermagering werkwoord uitmergelen vermageren werkwoord uitmergelen afvallen werkwoord uitmergelen afslanken werkwoord uitmesten mesten werkwoord uitmesten opruimen werkwoord uitmesten reinigen werkwoord uitmesten schonen werkwoord uitmesten schoonmaken werkwoord uitmesten uitruimen werkwoord uitmeten afmeten werkwoord uitmeten bespreken werkwoord uitmonden resulteren werkwoord uitmonden uitkomen werkwoord uitmonden uitstromen werkwoord uitmonden resultaat werkwoord uitmonden in leiden tot overig. uitmonsteren uitdossen werkwoord uitmonsteren kleden werkwoord uitmonstering aankleding zelfst. naamw. uitmonstering uitrusting zelfst. naamw. uitmonstering versiering zelfst. naamw. uitmonstering uitzet zelfst. naamw. uitmonstering outillage zelfst. naamw. uitmonstering outfit zelfst. naamw. uitmonstering monstering zelfst. naamw. uitmonstering benodigde zelfst. naamw. uitmoorden uitroeien werkwoord uitmunten excelleren werkwoord uitmunten uitblinken werkwoord uitmunten voorbijstreven werkwoord uitmunten overtreffen werkwoord uitmunten uitsteken werkwoord uitmunten schitteren werkwoord uitmunten onderscheiden werkwoord uitmuntend edel bijv. naamw. uitmuntend opperbest bijv. naamw. uitmuntend volmaakt bijv. naamw. uitmuntend voortreffelijk bijv. naamw. uitmuntend best bijv. naamw. uitmuntend excellent bijv. naamw. uitmuntend meesterlijk bijv. naamw. uitmuntend ongemeen bijv. naamw. uitmuntend prachtig bijv. naamw. uitmuntend prima bijv. naamw. uitmuntend uitstekend bijv. naamw. uitmuntend uitnemend bijv. naamw. uitmuntend uitgezocht bijv. naamw. uitmuntend uitgelezen bijv. naamw. uitmuntend superbe bijv. naamw. uitmuntend subliem bijv. naamw. uitmuntend puik bijv. naamw. uitmuntend briljant bijv. naamw. uitmuntend perfect bijv. naamw. uitmuntend patent bijv. naamw. uitneembaar scheidbaar bijv. naamw. uitnemen uithalen werkwoord uitnemen onttakelen werkwoord uitnemen ontmantelen werkwoord uitnemen demonteren werkwoord uitnemend uitgelezen bijv. naamw. uitnemend uitstekend bijv. naamw. uitnemend voortreffelijk bijv. naamw. uitnemend uitmuntend bijv. naamw. uitnemend uitgezocht bijv. naamw. uitnemend superbe bijv. naamw. uitnemend subliem bijv. naamw. uitnemend puik bijv. naamw. uitnemend excellent bijv. naamw. uitnemend briljant bijv. naamw. uitnemend schitterend bijv. naamw. uitnemend magnifiek bijv. naamw. uitnemend groots bijv. naamw. uitnemend grandioos bijv. naamw. uitnemend geweldig bijv. naamw. uitnemend fantastisch bijv. naamw. uitnemendheid voortreffelijkheid zelfst. naamw. uitnodigen aanzoeken werkwoord uitnodigen engageren werkwoord uitnodigen inviteren werkwoord uitnodigen verleiden werkwoord uitnodigen vragen werkwoord uitnodigen verzoeken werkwoord uitnodigen aanvragen werkwoord uitnodigend aanlokkelijk bijv. naamw. uitnodigend aantrekkelijk bijv. naamw. uitnodigend verzoekend bijv. naamw. uitnodigend verlokkend bijv. naamw. uitnodigend uitlokkend bijv. naamw. uitnodigend bekoorlijk bijv. naamw. uitnodigend attractief bijv. naamw. uitnodigend verleidelijk bijv. naamw. uitnodiging invitatie zelfst. naamw. uitoefenen bedrijven werkwoord uitoefenen beoefenen werkwoord uitoefenen betrachten werkwoord uitpakken aflopen werkwoord uitpakken onthalen werkwoord uitpakken tekeergaan werkwoord uitpakken uitlopen werkwoord uitpersen afpersen werkwoord uitpersen leeghalen werkwoord uitpersen persen werkwoord uitpersen leegknijpen werkwoord uitpersen uitzuigen werkwoord uitpersen uitknijpen werkwoord uitpersen plunderen werkwoord uitpikken selecteren werkwoord uitpikken uitkiezen werkwoord uitpikken ziften werkwoord uitpikken uitzoeken werkwoord uitpikken schiften werkwoord uitpikken kiezen werkwoord uitpikken verkiezen werkwoord uitpikken uitlezen werkwoord uitpluizen onderzoeken werkwoord uitpluizen ontwarren werkwoord uitpluizen uitzoeken werkwoord uitpluizen uitvezelen werkwoord uitpluizen uitrafelen werkwoord uitpluizen ontrafelen werkwoord uitpluizen ontraadselen werkwoord uitplunderen roven werkwoord uitplunderen plunderen werkwoord uitplunderen leegplunderen werkwoord uitplunderen uitschudden werkwoord uitplussen uitpluizen werkwoord uitpoetsen opwrijven werkwoord uitpoetsen uitvlakken werkwoord uitpompen leegpompen werkwoord uitpraten bijleggen werkwoord uitpraten uitspreken werkwoord uitproberen beproeven werkwoord uitproberen experimenteren werkwoord uitproberen probeer werkwoord uitproberen proberen werkwoord uitproberen uittesten werkwoord uitproberen toetsen werkwoord uitproberen testen werkwoord uitpuffen op adem komen werkwoord uitpuilen bol staan werkwoord uitpuilen puilen werkwoord uitpuilend bolstaand bijv. naamw. uitpuiling protrusie zelfst. naamw. uitpuiling uitstulping zelfst. naamw. uitpuiling bobbel zelfst. naamw. uitputten verzwakken werkwoord uitputten afmatten zelfst. naamw. uitputten vermoeien zelfst. naamw. uitputten slopen zelfst. naamw. uitputten verslappen zelfst. naamw. uitputtend afmattend bijv. naamw. uitputtend exhaustief bijv. naamw. uitputtend vermoeiend bijv. naamw. uitputtend moemakend bijv. naamw. uitputtendheid volledigheid zelfst. naamw. uitputting afmatting zelfst. naamw. uitputting moeheid zelfst. naamw. uitputting vermoeidheid zelfst. naamw. uitputtten uitdiepen overig. uitrafelen uitpluizen werkwoord uitrafelen voorbijtrekken werkwoord uitrafelen defileren werkwoord uitrafelen uitzoeken werkwoord uitrafelen uitvezelen werkwoord uitrafelen ontwarren werkwoord uitrafelen ontrafelen werkwoord uitrafelen ontraadselen werkwoord uitraken verlopen werkwoord uitraken uitlopen werkwoord uitraken uitgaan werkwoord uitraken ophouden werkwoord uitraken eindigen werkwoord uitraken aflopen werkwoord uitrangeren afdanken werkwoord uitrangeren uitschakelen werkwoord uitrazen uitwoeden werkwoord uitreiken distribueren werkwoord uitreiken overhandigen werkwoord uitreiken ronddelen werkwoord uitreiken verdelen werkwoord uitreiken uitdelen werkwoord uitreiken rondgeven werkwoord uitreiken rondreiken werkwoord uitreiker verlener overig. uitreiking uitdeling zelfst. naamw. uitreiking uitgifte zelfst. naamw. uitreiking verstrekking zelfst. naamw. uitreiking uitgaaf zelfst. naamw. uitreiking afgifte zelfst. naamw. uitreikster verspreidster overig. uitreikster distributeuse overig. uitreikster afgeefster overig. uitrekenen becijferen werkwoord uitrekenen berekenen werkwoord uitrekenen calculeren werkwoord uitrekenen uitwerken werkwoord uitrekenen tellen werkwoord uitrekenen rekenen werkwoord uitrekken lengen werkwoord uitrekken rekken werkwoord uitrekken spannen werkwoord uitrekken strekken werkwoord uitrekken verlengde werkwoord uitrekken verlengen werkwoord uitrekken opwinden werkwoord uitrekken elongeren werkwoord uitrekking distensie zelfst. naamw. uitrekking uitstrekking zelfst. naamw. uitrichten bewerken werkwoord uitrichten doen werkwoord uitrichten verrichten werkwoord uitrichten uitvoeren werkwoord uitrichten handelen werkwoord uitrijden uitrukken werkwoord uitrijzen uittorenen werkwoord uitrit afrit zelfst. naamw. uitroeien liquideren werkwoord uitroeien rooien werkwoord uitroeien verdelgen werkwoord uitroeien wegvagen werkwoord uitroeien solveren werkwoord uitroeien opheffen werkwoord uitroeien afwikkelen werkwoord uitroeien ontwortelen werkwoord uitroeiing liquidatie zelfst. naamw. uitroeiing slachting zelfst. naamw. uitroeiing verdelging zelfst. naamw. uitroeiing uitsterving zelfst. naamw. uitroep exclamatie zelfst. naamw. uitroep schreeuw zelfst. naamw. uitroep roep zelfst. naamw. uitroep kreet zelfst. naamw. uitroep gil zelfst. naamw. uitroepen afkondigen werkwoord uitroepen gillen werkwoord uitroepen huldigen werkwoord uitroepen uitschreeuwen werkwoord uitroepen uitgillen werkwoord uitroepen brullen werkwoord uitroepen uitkrijsen werkwoord uitroepen uitbrullen werkwoord uitroepteken gierzwaluw overig. uitrollen ontrollen werkwoord uitrollen afrollen werkwoord uitronding uitspatting zelfst. naamw. uitronding uitbuiging zelfst. naamw. uitronding overdrijving zelfst. naamw. uitronding mateloosheid overig. uitronding afdwaling zelfst. naamw. uitruimen uithalen werkwoord uitruimen uitmesten werkwoord uitruimen schoonmaken werkwoord uitruimen reinigen werkwoord uitruimen opruimen werkwoord uitrukken uitrijden werkwoord uitrukken uitscheuren werkwoord uitrukken uittrekken werkwoord uitrusten equiperen werkwoord uitrusten ontspannen werkwoord uitrusten rusten werkwoord uitrusten toerusten werkwoord uitrusten uitgerust werkwoord uitrusten verpozen werkwoord uitrusten relaxen werkwoord uitrusting bagage zelfst. naamw. uitrusting benodigde zelfst. naamw. uitrusting outillage zelfst. naamw. uitrusting toerusting zelfst. naamw. uitrusting versiering zelfst. naamw. uitrusting apparaat zelfst. naamw. uitrusting uitzet zelfst. naamw. uitrusting uitmonstering zelfst. naamw. uitrusting outfit zelfst. naamw. uitrusting monstering zelfst. naamw. uitschakelen afzetten werkwoord uitschakelen elimineren werkwoord uitschakelen uitdoen werkwoord uitschakelen uitmaken werkwoord uitschakelen uitzetten werkwoord uitschakelen uitrangeren werkwoord uitschakeling diskwalificatie overig. uitscheiden afscheiden werkwoord uitscheiden lozen werkwoord uitscheiden eindigen zelfst. naamw. uitscheiden poepen zelfst. naamw. uitscheiden uitwerpen zelfst. naamw. uitscheiden uitstoten zelfst. naamw. uitscheiden afvoeren zelfst. naamw. uitscheiden stoppen zelfst. naamw. uitscheiden staken zelfst. naamw. uitscheiden ophouden zelfst. naamw. uitscheiden opgeven zelfst. naamw. uitscheiden kappen zelfst. naamw. uitscheiden afhaken zelfst. naamw. uitscheiding uitwerpselen zelfst. naamw. uitscheiding excretie zelfst. naamw. uitscheiding feces zelfst. naamw. uitscheiding fecaliën zelfst. naamw. uitscheiding excrementen zelfst. naamw. uitscheiding beer zelfst. naamw. uitschelden beledigen werkwoord uitschelden beschimpen werkwoord uitschelden schelden werkwoord uitschelden uitfoeteren werkwoord uitschelden uitjouwen werkwoord uitschelden uitvloeken werkwoord uitschelden uitkafferen werkwoord uitschenken schenken werkwoord uitscheppen uithollen werkwoord uitscheppen leeghozen werkwoord uitscheppen hozen werkwoord uitscheuren uitrukken werkwoord uitschieten glippen werkwoord uitschieten onderuitgaan werkwoord uitschieten spruiten werkwoord uitschieten uitvallen werkwoord uitschieten wegschieten werkwoord uitschieten uitschuiven werkwoord uitschieten uitglijden werkwoord uitschieten uitglibberen werkwoord uitschieten slippen werkwoord uitschieter dieptepunt zelfst. naamw. uitschijter schrobbering overig. uitschot gajes zelfst. naamw. uitschot schorem zelfst. naamw. uitschot schorriemorrie zelfst. naamw. uitschot rapaille zelfst. naamw. uitschot ramsj zelfst. naamw. uitschot ongeregelgoederen zelfst. naamw. uitschot tuig zelfst. naamw. uitschot gespuis zelfst. naamw. uitschot gebroed zelfst. naamw. uitschot geboefte zelfst. naamw. uitschreeuwen uitbrullen werkwoord uitschreeuwen uitroepen werkwoord uitschreeuwen uitgillen werkwoord uitschreeuwen brullen werkwoord uitschreeuwen uitkrijsen werkwoord uitschrijven beleggen werkwoord uitschrijven invullen werkwoord uitschrijven schrappen werkwoord uitschudden beroven werkwoord uitschudden uitkloppen werkwoord uitschudden uitplunderen werkwoord uitschuifblad uittrekblad overig. uitschuiven onderuitgaan werkwoord uitschuiven wegschieten werkwoord uitschuiven uitschieten werkwoord uitschuiven uitglijden werkwoord uitschuiven uitglibberen werkwoord uitschuiven slippen werkwoord uitschurend erosief overig. uitserveren bediening zelfst. naamw. uitserveren service zelfst. naamw. uitslaan openvouwen werkwoord uitslaan platslaan werkwoord uitslaan schimmelen werkwoord uitslaan uitkloppen werkwoord uitslaan uitvouwen werkwoord uitslaan uitspreiden werkwoord uitslaan uitklappen werkwoord uitslaan openspreiden werkwoord uitslaan ontvouwen werkwoord uitslag aanslag zelfst. naamw. uitslag afloop zelfst. naamw. uitslag huiduitslag zelfst. naamw. uitslag resultaat zelfst. naamw. uitslapen luilakken werkwoord uitsliepen uitschelden werkwoord uitslijpen wegslijpen werkwoord uitsloven afbeulen werkwoord uitsloven doodwerken zelfst. naamw. uitslover aansteller zelfst. naamw. uitslover ploeteraar zelfst. naamw. uitsluiten buitensluiten werkwoord uitsluiten diskwalificeren werkwoord uitsluiten uitzonderen werkwoord uitsluiten royeren werkwoord uitsluitend alleen bijv. naamw. uitsluitend enig bijv. naamw. uitsluitend enkel bijv. naamw. uitsluitend exclusief bijv. naamw. uitsluiting diskwalificatie zelfst. naamw. uitsluiting royement zelfst. naamw. uitsluiting uitzondering zelfst. naamw. uitsluiting boycot zelfst. naamw. uitsluiting afzondering zelfst. naamw. uitsluiting uitstoting zelfst. naamw. uitsluiting schrapping zelfst. naamw. uitsluiting beletten zelfst. naamw. uitsluitingen diskwalificaties overig. uitsluitingen royementen overig. uitsluitsel beslissing zelfst. naamw. uitsmeren smeren werkwoord uitsmeren strijken werkwoord uitsmeren wrijven werkwoord uitsmeren uitstallen werkwoord uitsmeren uitspreiden werkwoord uitsmijter bink zelfst. naamw. uitsmijter slotnummer zelfst. naamw. uitsnede uitsnijding overig. uitsnijden kerven werkwoord uitsnijden snijden werkwoord uitsnijden uitsteken werkwoord uitsnijden kaken werkwoord uitsnijding resectie zelfst. naamw. uitsnijding uitsnede zelfst. naamw. uitspanning café zelfst. naamw. uitspanning vermaak zelfst. naamw. uitspansel firmament zelfst. naamw. uitspansel hemelkoepel zelfst. naamw. uitspansel zwerk zelfst. naamw. uitspansel hemelkoep zelfst. naamw. uitspansel hemelgewelf zelfst. naamw. uitspansel hem zelfst. naamw. uitsparen besparen werkwoord uitsparen niet invullen werkwoord uitsparen openlaten werkwoord uitsparing gleuf zelfst. naamw. uitsparing inkeping zelfst. naamw. uitsparing tussenruimte zelfst. naamw. uitsparing split zelfst. naamw. uitsparing scheur zelfst. naamw. uitsparing reet zelfst. naamw. uitsparing opening zelfst. naamw. uitsparing kloof zelfst. naamw. uitsparing groef zelfst. naamw. uitsparing gat zelfst. naamw. uitsparing barst zelfst. naamw. uitsparing spleet zelfst. naamw. uitspatten brassen werkwoord uitspatten zwijnen werkwoord uitspatten slempen werkwoord uitspatten boemelen werkwoord uitspatting buitensporigheid zelfst. naamw. uitspatting extravagantie zelfst. naamw. uitspatting losbandigheid zelfst. naamw. uitspatting woede-uitbarsting zelfst. naamw. uitspatting zedeloosheid zelfst. naamw. uitspatting bandeloosheid zelfst. naamw. uitspatting uitwas zelfst. naamw. uitspatting exces zelfst. naamw. uitspatting buitenissigheid zelfst. naamw. uitspatting uitronding zelfst. naamw. uitspatting uitbuiging zelfst. naamw. uitspatting overdrijving zelfst. naamw. uitspatting mateloosheid zelfst. naamw. uitspatting afdwaling zelfst. naamw. uitspattingen strapatsen zelfst. naamw. uitsplitsen loskoppelen werkwoord uitsplitsen ontbinden werkwoord uitsplitsen scheiden werkwoord uitsplitsen splitsen werkwoord uitsplitsen uiteengaan werkwoord uitsplitsing schifting zelfst. naamw. uitsplitsing sortering zelfst. naamw. uitspoeling irrigatie zelfst. naamw. uitspoken uitbroeden werkwoord uitspoken uithalen werkwoord uitspraak accent zelfst. naamw. uitspraak articulatie zelfst. naamw. uitspraak beslissing zelfst. naamw. uitspraak citaat zelfst. naamw. uitspraak mededeling zelfst. naamw. uitspraak oordeelvelling zelfst. naamw. uitspraak opmerking zelfst. naamw. uitspraak vonnisvelling zelfst. naamw. uitspraak dictum zelfst. naamw. uitspraak vonnis zelfst. naamw. uitspraak sententie zelfst. naamw. uitspraak judicium zelfst. naamw. uitspraak vermelding zelfst. naamw. uitspraak tijding zelfst. naamw. uitspraak relaas zelfst. naamw. uitspraak opgave zelfst. naamw. uitspraak melding zelfst. naamw. uitspraak boodschap zelfst. naamw. uitspraak bericht zelfst. naamw. uitspraak bekendmaking zelfst. naamw. uitspraak verwittiging zelfst. naamw. uitspraak gewag zelfst. naamw. uitspraak uitspreken zelfst. naamw. uitspraakgebrek dysartrie zelfst. naamw. uitspreiden openvouwen werkwoord uitspreiden uitleggen werkwoord uitspreiden uitzetten werkwoord uitspreiden spreiden werkwoord uitspreiden ontvouwen werkwoord uitspreiden uitvouwen werkwoord uitspreiden uitslaan werkwoord uitspreiden uitklappen werkwoord uitspreiden openspreiden werkwoord uitspreiden uitstallen werkwoord uitspreiden uitsmeren werkwoord uitspreiding verbreiding zelfst. naamw. uitspreiding uitlegging zelfst. naamw. uitspreken bediscussiëren werkwoord uitspreken bekendmaken werkwoord uitspreken opzeggen werkwoord uitspreken verklaren werkwoord uitspreken uitspraak werkwoord uitspreken uitpraten werkwoord uitspringen opvallen werkwoord uitspringen uitsteken werkwoord uitspringen vooruitsteken werkwoord uitspringen vooruitspringen werkwoord uitspringen uitstaan werkwoord uitspringen afsteken werkwoord uitspringend vooruitstekend overig. uitspringend vooruitspringend overig. uitspruiten uitlopen werkwoord uitspruitsel blaadje zelfst. naamw. uitspugen uitspuwen werkwoord uitspuiten spuiten werkwoord uitspuwen spuien werkwoord uitspuwen uitspugen werkwoord uitstaan dulden werkwoord uitstaan maken werkwoord uitstaan tegoed hebben werkwoord uitstaan uitsteken werkwoord uitstaan velen werkwoord uitstaan tolereren werkwoord uitstaan toelaten werkwoord uitstaan pikken werkwoord uitstaan ondergaan werkwoord uitstaan lijden werkwoord uitstaan doorstaan werkwoord uitstaan aanzien werkwoord uitstaan verdragen werkwoord uitstaan uithouden werkwoord uitstaan harden werkwoord uitstaan vooruitsteken werkwoord uitstaan vooruitspringen werkwoord uitstaan uitspringen werkwoord uitstaan uitblijven werkwoord uitstalkast etalage zelfst. naamw. uitstalkast uitstalraam zelfst. naamw. uitstalkast etalageruit zelfst. naamw. uitstalkast vitrine zelfst. naamw. uitstalkast toonkast zelfst. naamw. uitstalkast glazenkast zelfst. naamw. uitstalkasten vitrines overig. uitstallen etaleren werkwoord uitstallen tentoonspreiden werkwoord uitstallen tonen werkwoord uitstallen tentoonstellen werkwoord uitstallen uitspreiden werkwoord uitstallen uitsmeren werkwoord uitstalraam etalage zelfst. naamw. uitstalraam uitstalkast zelfst. naamw. uitstalraam etalageruit zelfst. naamw. uitstapje dagtocht zelfst. naamw. uitstapje escapade zelfst. naamw. uitstapje excursie zelfst. naamw. uitstapje gang zelfst. naamw. uitstapje pleziertochtje zelfst. naamw. uitstapje reis zelfst. naamw. uitstapje reisje zelfst. naamw. uitstapje rit zelfst. naamw. uitstapje tocht zelfst. naamw. uitstapje toer zelfst. naamw. uitstapje tournee zelfst. naamw. uitstapje trip zelfst. naamw. uitstapje uitje zelfst. naamw. uitstapje escapa zelfst. naamw. uitstapje dagreis zelfst. naamw. uitstapje plezierreisje zelfst. naamw. uitstapje toertje zelfst. naamw. uitstapje tochtje zelfst. naamw. uitstappen eruitgaan werkwoord uitsteeksel lossing overig. uitsteeksel afzegging overig. uitsteken eruitspringend bijv. naamw. uitsteken opvallen werkwoord uitsteken uitblinken werkwoord uitsteken uithollen werkwoord uitsteken uitspringen werkwoord uitsteken uitstrekken werkwoord uitsteken uitbreiden werkwoord uitsteken strekken werkwoord uitsteken rekken werkwoord uitsteken ophouden werkwoord uitsteken opvallend werkwoord uitsteken uitmunten werkwoord uitsteken schitteren werkwoord uitsteken overtreffen werkwoord uitsteken onderscheiden werkwoord uitsteken excelleren werkwoord uitsteken vooruitsteken werkwoord uitsteken vooruitspringen werkwoord uitsteken uitstaan werkwoord uitsteken oprijzen werkwoord uitsteken afsteken werkwoord uitstekend eersterangs bijv. naamw. uitstekend grandioos bijv. naamw. uitstekend heerlijk bijv. naamw. uitstekend kostelijk bijv. naamw. uitstekend lumineus bijv. naamw. uitstekend ongeëvenaard bijv. naamw. uitstekend onovertroffen bijv. naamw. uitstekend patent bijv. naamw. uitstekend probaat bijv. naamw. uitstekend volmaakt bijv. naamw. uitstekend voortreffelijk bijv. naamw. uitstekend goed bijv. naamw. uitstekend uitmuntend bijv. naamw. uitstekend perfect bijv. naamw. uitstekend weergaloos bijv. naamw. uitstekend onvolprezen bijv. naamw. uitstekend onvergelijkelijk bijv. naamw. uitstekend ongekend bijv. naamw. uitstekend uitnemend bijv. naamw. uitstekend uitgezocht bijv. naamw. uitstekend uitgelezen bijv. naamw. uitstekend superbe bijv. naamw. uitstekend subliem bijv. naamw. uitstekend puik bijv. naamw. uitstekend excellent bijv. naamw. uitstekend briljant bijv. naamw. uitstekend schitterend bijv. naamw. uitstekend magnifiek bijv. naamw. uitstekend groots bijv. naamw. uitstekend geweldig bijv. naamw. uitstekend fantastisch bijv. naamw. uitstekend top bijv. naamw. uitstekend eersteklas bijv. naamw. uitstekend wonderbaarlijk bijv. naamw. uitstekend prachtig bijv. naamw. uitstekend onovertroffen overig. uitstekenrots scheer overig. uitstekenrots rif overig. uitstekenrots klip overig. uitsteker kattenkwaad overig. uitstel opschorting zelfst. naamw. uitstel respijt zelfst. naamw. uitstel getalm zelfst. naamw. uitstel onderbreking zelfst. naamw. uitstellen opschorten werkwoord uitstellen verschuiven werkwoord uitstellen verdagen werkwoord uitstellen uittrekken werkwoord uitstellen uitkrijgen werkwoord uitstellen uitdoen werkwoord uitstellen afzetten werkwoord uitstellen afleggen werkwoord uitstellen afdoen werkwoord uitstellen aanhouden werkwoord uitstellen verlengen werkwoord uitstellen vertragen werkwoord uitstellen rekken werkwoord uitstellen opschuiven werkwoord uitstellend schorsend overig. uitsterven ophouden werkwoord uitsterven sterven werkwoord uitsterven afsterven werkwoord uitsterving verdelging zelfst. naamw. uitsterving uitroeiing zelfst. naamw. uitstijgen uitgroeien werkwoord uitstijgen uitsteken werkwoord uitstippelen aangeven werkwoord uitstippelen uitzetten werkwoord uitstippelen schetsen werkwoord uitstippelen ontwerpen werkwoord uitstoot emissie zelfst. naamw. uitstoot uitstoting zelfst. naamw. uitstoot ontslag zelfst. naamw. uitstorten gieten werkwoord uitstorten luchten werkwoord uitstorten schenken werkwoord uitstorting effusie zelfst. naamw. uitstoten bannen werkwoord uitstoten lozen werkwoord uitstoten uitbannen werkwoord uitstoten uitbrengen werkwoord uitstoten uitwerpen werkwoord uitstoten uitscheiden werkwoord uitstoten afvoeren werkwoord uitstoten afscheiden werkwoord uitstoten wegjagen werkwoord uitstoten verjagen werkwoord uitstoten verdrijven werkwoord uitstoten verbannen werkwoord uitstoten uitzetten werkwoord uitstoten uitwijzen werkwoord uitstoten bezweren werkwoord uitstoting uitstoot zelfst. naamw. uitstoting uitsluiting zelfst. naamw. uitstoting schrapping zelfst. naamw. uitstoting royement zelfst. naamw. uitstralen afstralen werkwoord uitstralen rondstralen werkwoord uitstralen zenden werkwoord uitstralen uitzenden werkwoord uitstraling aura zelfst. naamw. uitstraling charisma zelfst. naamw. uitstraling emanatie zelfst. naamw. uitstraling radiatie zelfst. naamw. uitstraling straling zelfst. naamw. uitstrekken rekken werkwoord uitstrekken uitbreiden werkwoord uitstrekken uithouden werkwoord uitstrekken uitsteken werkwoord uitstrekken strekken werkwoord uitstrekken ophouden werkwoord uitstrekking uitrekking zelfst. naamw. uitstrijken strijken werkwoord uitstromen uitmonden werkwoord uitstromen uitkomen werkwoord uitstrooien uitzaaien werkwoord uitstrooiing verspreiding zelfst. naamw. uitstulpen uitpuilen werkwoord uitstulping bobbel zelfst. naamw. uitstulping uitpuiling zelfst. naamw. uitsturen wegzenden werkwoord uitsturen wegsturen werkwoord uitsturen verzenden werkwoord uitsturen ontslaan werkwoord uitsturen ontheffen werkwoord uittanden tanden werkwoord uittekenen getekend werkwoord uittekenen tekenen werkwoord uittekenen traceren werkwoord uittellen uitrekenen werkwoord uittesten testen werkwoord uittesten toetsen werkwoord uittesten uitproberen werkwoord uittocht exodus zelfst. naamw. uittorenen uitsteken werkwoord uittorenen uitrijzen werkwoord uittrappen doven werkwoord uittreden aftreden werkwoord uittreden bedanken werkwoord uittreden terugtrekken werkwoord uittrekblad uitschuifblad overig. uittrekken afleggen werkwoord uittrekken bestemmen werkwoord uittrekken emigreren werkwoord uittrekken extraheren werkwoord uittrekken lostornen werkwoord uittrekken samenvatten werkwoord uittrekken uitkleden werkwoord uittrekken verschuiven werkwoord uittrekken verdagen werkwoord uittrekken uitstellen werkwoord uittrekken uitkrijgen werkwoord uittrekken uitdoen werkwoord uittrekken afzetten werkwoord uittrekken afdoen werkwoord uittrekken aanhouden werkwoord uittrekken uithalen werkwoord uittrekken tornen werkwoord uittrekken losmaken werkwoord uittrekken loskrijgen werkwoord uittrekken ontkleden werkwoord uittrekken rooien werkwoord uittrekking extractie zelfst. naamw. uittreksel excerpt zelfst. naamw. uittreksel samenvatting zelfst. naamw. uittreksel resumé zelfst. naamw. uittreksel extract zelfst. naamw. uittreksmaken samenvatten overig. uittreksmaken excerperen overig. uitvaagsel schorem zelfst. naamw. uitvaagsel schuim zelfst. naamw. uitvaagsel uitschot zelfst. naamw. uitvaardigen afkondigen werkwoord uitvaardigen decreteren werkwoord uitvaardigen verbreiden werkwoord uitvaardiging decreet overig. uitvaardiging afkondiging zelfst. naamw. uitvaart begrafenis zelfst. naamw. uitvaart teraardebestelling zelfst. naamw. uitvaartdienst lijkmis zelfst. naamw. uitvaartdienst zielemis zelfst. naamw. uitval haaruitval zelfst. naamw. uitval tegenaanval zelfst. naamw. uitval uitbarsting zelfst. naamw. uitval uitbarsten zelfst. naamw. uitval emotioneuitval zelfst. naamw. uitvallen losbarsten werkwoord uitvallen loslaten werkwoord uitvallen uitkomen werkwoord uitvallen wegvallen zelfst. naamw. uitvaller achtergeblevene overig. uitvaller achterblijver overig. uitvaren afvaren werkwoord uitvaren fulmineren werkwoord uitvaren afvaart werkwoord uitvaren tekeergaan werkwoord uitvaren donderen werkwoord uitvaren kwaadspreken werkwoord uitvaren kijven werkwoord uitvegen uitgommen werkwoord uitvegen uitvlakken werkwoord uitvegen uitwissen werkwoord uitvegen wissen werkwoord uitvegen wegvegen werkwoord uitvegen vlakken werkwoord uitventen colporteren werkwoord uitvergroting vergroting zelfst. naamw. uitverkiezen verkiezen werkwoord uitverkiezing keuze zelfst. naamw. uitverkiezing predestinatie zelfst. naamw. uitverkiezing verkiezing zelfst. naamw. uitverkocht vol bijv. naamw. uitverkocht volgeboekt bijv. naamw. uitverkoop opruiming zelfst. naamw. uitverkoop opruimingsuitverkoop zelfst. naamw. uitverkopen opruimen werkwoord uitverkopen opruimingen werkwoord uitverkorene benjamin zelfst. naamw. uitverkorene messias zelfst. naamw. uitverkorene verkozene zelfst. naamw. uitverkorene geprefereerde zelfst. naamw. uitverkoring selectie zelfst. naamw. uitvezelen uitzoeken overig. uitvezelen uitrafelen overig. uitvezelen uitpluizen overig. uitvezelen ontwarren overig. uitvezelen ontrafelen overig. uitvezelen ontraadselen overig. uitvin ontwerper overig. uitvin maker overig. uitvinden bedenken werkwoord uitvinden uitvissen werkwoord uitvinder maker zelfst. naamw. uitvinder ontwerper zelfst. naamw. uitvinder vader zelfst. naamw. uitvinding ontwikkeling zelfst. naamw. uitvinding vinding zelfst. naamw. uitvissen aftasten werkwoord uitvissen nagaan werkwoord uitvissen naspeuren werkwoord uitvissen opsporen werkwoord uitvissen uitvinden werkwoord uitvissen uitzoeken werkwoord uitvissen opsnuffelen werkwoord uitvlakken uitpoetsen werkwoord uitvlakken uitvegen werkwoord uitvlakken uitwissen werkwoord uitvlakken vlakken werkwoord uitvlakken wegvegen werkwoord uitvlakken wissen werkwoord uitvlakken uitgommen werkwoord uitvloeisel consequentie zelfst. naamw. uitvloeisel gevolg zelfst. naamw. uitvloeisel voortvloeisel zelfst. naamw. uitvloeisel uitwaseming zelfst. naamw. uitvloeisel uitdamping zelfst. naamw. uitvloeisels resultaten overig. uitvloeisels gevolgen overig. uitvloeken uitschelden werkwoord uitvloeken uitkafferen werkwoord uitvloeken uitfoeteren werkwoord uitvlooien analyseren werkwoord uitvlooien napluizen werkwoord uitvlooien naspeuren werkwoord uitvlucht smoes zelfst. naamw. uitvlucht uitweg zelfst. naamw. uitvlucht voorwendsel zelfst. naamw. uitvlucht excuus zelfst. naamw. uitvluchten voorwendsels overig. uitvluchten smoezen overig. uitvoer export zelfst. naamw. uitvoer output zelfst. naamw. uitvoer onderaannemer zelfst. naamw. uitvoer vertoner zelfst. naamw. uitvoer tonelist zelfst. naamw. uitvoer toneelspeler zelfst. naamw. uitvoer speler zelfst. naamw. uitvoer artiest zelfst. naamw. uitvoer actrice zelfst. naamw. uitvoer acteur zelfst. naamw. uitvoerder acteur zelfst. naamw. uitvoerder onderaannemer zelfst. naamw. uitvoerder verwezenlijkend zelfst. naamw. uitvoerder regisseur zelfst. naamw. uitvoeren doen werkwoord uitvoeren exporteren werkwoord uitvoeren opvoeren werkwoord uitvoeren tenuitvoerlegging zelfst. naamw. uitvoeren effectueren werkwoord uitvoeren verrichten werkwoord uitvoeren uitrichten werkwoord uitvoeren handelen werkwoord uitvoeren voltrekken werkwoord uitvoeren vervullen werkwoord uitvoeren naleven werkwoord uitvoeren nakomen werkwoord uitvoeren voltrekking werkwoord uitvoeren volbrengen werkwoord uitvoeren uitvoering werkwoord uitvoeren executie werkwoord uitvoerend artistiek bijv. naamw. uitvoerend doend bijv. naamw. uitvoerend uitvoerenmacht bijv. naamw. uitvoerenmacht uitvoerend overig. uitvoerhandel export zelfst. naamw. uitvoerig ampel bijv. naamw. uitvoerig breed bijv. naamw. uitvoerig breedvoerig bijv. naamw. uitvoerig lijvig bijv. naamw. uitvoerig uitgebreid bijv. naamw. uitvoerig veelomvattend bijv. naamw. uitvoerig wijdlopig bijv. naamw. uitvoerig breeduit bijv. naamw. uitvoerig omstandig bijv. naamw. uitvoerig omslachtig bijv. naamw. uitvoerig langdradig bijv. naamw. uitvoerig breedsprakig bijv. naamw. uitvoerig grootscheeps bijv. naamw. uitvoerig grootschalig bijv. naamw. uitvoerig groots bijv. naamw. uitvoeriger nader overig. uitvoerigheid omstandigheid zelfst. naamw. uitvoerigheid uitgebreidheid zelfst. naamw. uitvoerigheid breedvoerigheid zelfst. naamw. uitvoerigheid breedsprakigheid zelfst. naamw. uitvoerigheid ampelheid zelfst. naamw. uitvoering concert zelfst. naamw. uitvoering praktijk zelfst. naamw. uitvoering show zelfst. naamw. uitvoering tenuitvoerlegging zelfst. naamw. uitvoering type zelfst. naamw. uitvoering voorstelling zelfst. naamw. uitvoering presentatie zelfst. naamw. uitvoering optreden zelfst. naamw. uitvoering aanbieding zelfst. naamw. uitvoering doorvoering zelfst. naamw. uitvoering voltrekking zelfst. naamw. uitvoering volbrengen zelfst. naamw. uitvoering uitvoeren zelfst. naamw. uitvoering executie zelfst. naamw. uitvoering ratificatie zelfst. naamw. uitvoering versie overig. uitvoeringen tenuitvoerleggingen zelfst. naamw. uitvoeringen voltrekkingen zelfst. naamw. uitvoerverbod exportverbod overig. uitvorsen uitvragen werkwoord uitvouwen openvouwen werkwoord uitvouwen uitslaan werkwoord uitvouwen uitspreiden werkwoord uitvouwen uitklappen werkwoord uitvouwen openspreiden werkwoord uitvouwen ontvouwen werkwoord uitvragen doorvragen werkwoord uitvragen ondervragen werkwoord uitvragen uithoren werkwoord uitvragen doorzagen werkwoord uitvragen verhoren werkwoord uitvragen overhoren werkwoord uitvreten aantasten werkwoord uitvreten klaplopen werkwoord uitvreten uithalen werkwoord uitvreter klaploper zelfst. naamw. uitvreter parasiet zelfst. naamw. uitvreter profiteur zelfst. naamw. uitvreter tafelschuimer zelfst. naamw. uitwaaieren waaieren werkwoord uitwaaieren verspreiden werkwoord uitwaaieren uitzwermen werkwoord uitwas buitensporigheid zelfst. naamw. uitwas exces zelfst. naamw. uitwas groeisel zelfst. naamw. uitwas wrat zelfst. naamw. uitwas uitspatting zelfst. naamw. uitwas buitenissigheid zelfst. naamw. uitwasemen dampen werkwoord uitwasemen stomen werkwoord uitwasemen uitademen werkwoord uitwasemen wasemen werkwoord uitwaseming wasem zelfst. naamw. uitwaseming smog zelfst. naamw. uitwaseming damp zelfst. naamw. uitwaseming uitvloeisel zelfst. naamw. uitwaseming uitdamping zelfst. naamw. uitwassen wassen werkwoord uitwateren spuien werkwoord uitweg ontsnappingsmogelijkheid zelfst. naamw. uitweg oplossing zelfst. naamw. uitweg uitgang zelfst. naamw. uitweg uitlaat zelfst. naamw. uitweg uitloop zelfst. naamw. uitwegen afwegen werkwoord uitwegen uitgangen werkwoord uitweiden afdwalen werkwoord uitweiding digressie zelfst. naamw. uitwendig uiterlijk bijv. naamw. uitwendig extern bijv. naamw. uitwendige buitenkant zelfst. naamw. uitwendige exterieur zelfst. naamw. uitwerken berekenen werkwoord uitwerken bewerken werkwoord uitwerken uitrekenen werkwoord uitwerken werken werkwoord uitwerken calculeren werkwoord uitwerken becijferen werkwoord uitwerken preciseren werkwoord uitwerking bewerking zelfst. naamw. uitwerking gevolg zelfst. naamw. uitwerking effect zelfst. naamw. uitwerpen braken werkwoord uitwerpen lozen werkwoord uitwerpen uitgooien werkwoord uitwerpen uitstoten werkwoord uitwerpen uitscheiden werkwoord uitwerpen afvoeren werkwoord uitwerpen afscheiden werkwoord uitwerper uitgooier zelfst. naamw. uitwerpsel poep zelfst. naamw. uitwerpsel keut zelfst. naamw. uitwerpsel hoop zelfst. naamw. uitwerpsel drol zelfst. naamw. uitwerpsel kaka zelfst. naamw. uitwerpselen beer zelfst. naamw. uitwerpselen faeces zelfst. naamw. uitwerpselen fecaliën zelfst. naamw. uitwerpselen ontlasting zelfst. naamw. uitwerpselen uitscheiding zelfst. naamw. uitwerpselen feces zelfst. naamw. uitwerpselen excrementen zelfst. naamw. uitwijken emigreren werkwoord uitwijken opzij gaan werkwoord uitwijken toevluchten werkwoord uitwijken wegvluchten werkwoord uitwijken vluchten werkwoord uitwijken ontvluchten werkwoord uitwijken ontsnappen werkwoord uitwijken ontkomen werkwoord uitwijken wegkruipen werkwoord uitwijken schuilen werkwoord uitwijken zwenken werkwoord uitwijkplaats wijkplaats overig. uitwijkplaats vluchtoord overig. uitwijkplaats vluchthaven overig. uitwijkplaats verbergplaats overig. uitwijkplaats toevluchtsoord overig. uitwijkplaats toevluchthaven overig. uitwijkplaats haven overig. uitwijkplaats asiel overig. uitwijzen aantonen werkwoord uitwijzen uitbannen werkwoord uitwijzen uitzetten werkwoord uitwijzen wijzen werkwoord uitwijzen vertonen werkwoord uitwijzen uitduiden werkwoord uitwijzen tonen werkwoord uitwijzen tentoonspreiden werkwoord uitwijzen aanwijzen werkwoord uitwijzen aangeven werkwoord uitwijzen aanduiden werkwoord uitwijzen verbannen werkwoord uitwijzen uitjagen werkwoord uitwijzen uitdrijven werkwoord uitwijzen wegjagen werkwoord uitwijzen verjagen werkwoord uitwijzen verdrijven werkwoord uitwijzen uitstoten werkwoord uitwijzen bezweren werkwoord uitwijzen bannen werkwoord uitwisselen ruilen werkwoord uitwisselen verruilen werkwoord uitwisseling ruil zelfst. naamw. uitwisseling ruiltransactie zelfst. naamw. uitwisseling ruiling zelfst. naamw. uitwisseling omwisseling zelfst. naamw. uitwisseling omruiling zelfst. naamw. uitwisseling omruil zelfst. naamw. uitwissen uitgommen werkwoord uitwissen uitvlakken werkwoord uitwissen uitkrabben werkwoord uitwissen schenden werkwoord uitwissen ontsieren werkwoord uitwissen krassen werkwoord uitwissen wissen werkwoord uitwissen wegvegen werkwoord uitwissen vlakken werkwoord uitwissen uitvegen werkwoord uitwissing afstempeling zelfst. naamw. uitwoeden wegsterven werkwoord uitwoeden verflauwen werkwoord uitwoeden luwen werkwoord uitwoeden uitrazen werkwoord uitwonend extern bijv. naamw. uitwringen uitknijpen werkwoord uitwringen uitpersen werkwoord uitwringen wringen werkwoord uitzaaien rondstrooien werkwoord uitzaaien zaaien werkwoord uitzaaien dissemineren zelfst. naamw. uitzaaien uitstrooien werkwoord uitzaaien verspreiden werkwoord uitzaaien verdeler werkwoord uitzaaien verbreider werkwoord uitzaaien verbreiden werkwoord uitzaaien uitzenden werkwoord uitzaaiing metastase zelfst. naamw. uitzaaingen myastenase overig. uitzaaingen myastenase overig. uitzaaingen myastenase overig. uitzakken uitbuiken werkwoord uitzakking verzakking zelfst. naamw. uitzakking prolaps zelfst. naamw. uitzenden presenteren werkwoord uitzenden rondstralen werkwoord uitzenden rondstrooien werkwoord uitzenden tewerkstellen werkwoord uitzenden zenden werkwoord uitzenden detacheren werkwoord uitzenden uitstralen werkwoord uitzenden verspreiden werkwoord uitzenden verdeler werkwoord uitzenden verbreider werkwoord uitzenden verbreiden werkwoord uitzenden uitzaaien werkwoord uitzending programma zelfst. naamw. uitzending radioprogramma zelfst. naamw. uitzending radio-uitzending zelfst. naamw. uitzending verzending zelfst. naamw. uitzending radio zelfst. naamw. uitzendkracht noodhulp zelfst. naamw. uitzet versiering overig. uitzet uitrusting overig. uitzet uitmonstering overig. uitzet outillage overig. uitzet outfit overig. uitzet monstering overig. uitzet benodigde overig. uitzet huwelijksuitzet overig. uitzet bruidsschat overig. uitzetten afbakenen werkwoord uitzetten afzetten werkwoord uitzetten deporteren werkwoord uitzetten openzetten werkwoord uitzetten opzetten werkwoord uitzetten planten werkwoord uitzetten uitbannen werkwoord uitzetten uitschakelen werkwoord uitzetten uitstippelen werkwoord uitzetten uitwijzen werkwoord uitzetten deportatie zelfst. naamw. uitzetten uitmaken werkwoord uitzetten uitdoen werkwoord uitzetten kromtrekken werkwoord uitzetten vergroting werkwoord uitzetten wegjagen werkwoord uitzetten verjagen werkwoord uitzetten verdrijven werkwoord uitzetten verbannen werkwoord uitzetten uitstoten werkwoord uitzetten bezweren werkwoord uitzetten bannen werkwoord uitzetting uitbreiding zelfst. naamw. uitzetting vergroting zelfst. naamw. uitzetting toename zelfst. naamw. uitzetting groei zelfst. naamw. uitzetting expansie zelfst. naamw. uitzetting aanvulling zelfst. naamw. uitzicht gezicht zelfst. naamw. uitzicht kans zelfst. naamw. uitzicht kijk zelfst. naamw. uitzicht panorama zelfst. naamw. uitzicht prospect zelfst. naamw. uitzicht vergezicht zelfst. naamw. uitzicht zicht zelfst. naamw. uitzicht vue zelfst. naamw. uitzichtloos hopeloos bijv. naamw. uitzichtloos kansloos bijv. naamw. uitzichtloos wanhopig bijv. naamw. uitzichtloos katastrofaal overig. uitzichtloos katastrofaal overig. uitzichtloos katastrofaal overig. uitzien smachten werkwoord uitzien zicht geven werkwoord uitzien zoeken werkwoord uitzien uitkijken werkwoord uitzien snorren werkwoord uitzien opzoeken werkwoord uitzingen uithouden werkwoord uitzingen volhouden werkwoord uitzingen verduren werkwoord uitzingen verdragen werkwoord uitzingen harden werkwoord uitzingen dulden werkwoord uitzingen dragen werkwoord uitzingen doorstaan werkwoord uitzinnig furieus bijv. naamw. uitzinnig onbedaarlijk bijv. naamw. uitzinnig redeloos bijv. naamw. uitzinnig ziedend bijv. naamw. uitzinnig dol bijv. naamw. uitzinnig onstuimig bijv. naamw. uitzinnig onbedwingbaar bijv. naamw. uitzinnigheid verdwazing zelfst. naamw. uitzinnigheid verdwaasdheid zelfst. naamw. uitzitten opknappen werkwoord uitzitten afzitten werkwoord uitzoeken kiezen werkwoord uitzoeken ontwarren werkwoord uitzoeken selecteren werkwoord uitzoeken sorteren werkwoord uitzoeken uitkienen werkwoord uitzoeken ziften werkwoord uitzoeken uitpikken werkwoord uitzoeken uitkiezen werkwoord uitzoeken schiften werkwoord uitzoeken verkiezen werkwoord uitzoeken uitlezen werkwoord uitzoeken rangeren werkwoord uitzoeken ordenen werkwoord uitzoeken uitvezelen werkwoord uitzoeken uitrafelen werkwoord uitzoeken uitpluizen werkwoord uitzoeken ontrafelen werkwoord uitzoeken ontraadselen werkwoord uitzoeken rechercheren overig. uitzoekerij speurwerk zelfst. naamw. uitzonderen afzonderen werkwoord uitzonderen buitensluiten werkwoord uitzondering afwijking zelfst. naamw. uitzondering buitensluiting zelfst. naamw. uitzondering exceptie zelfst. naamw. uitzondering exceptie zelfst. naamw. uitzondering exceptie zelfst. naamw. uitzonderlijk zeldzaam bijv. naamw. uitzonderlijk apart bijv. naamw. uitzonderlijk bijzonder bijv. naamw. uitzonderlijk oneindig bijv. naamw. uitzonderlijk onhebbelijk bijv. naamw. uitzonderlijk zelden bijv. naamw. uitzonderlijk uniek bijv. naamw. uitzonderlijk schaars bijv. naamw. uitzonderlijk raar bijv. naamw. uitzonderlijk ongewoon bijv. naamw. uitzonderlijk ongemeen bijv. naamw. uitzonderlijkheid zeldzaamheid zelfst. naamw. uitzuigen afpersen werkwoord uitzuigen leeghalen werkwoord uitzuigen leegzuigen werkwoord uitzuigen uitpersen werkwoord uitzuigen uitknijpen werkwoord uitzuigen plunderen werkwoord uitzuiger afperser zelfst. naamw. uitzuiger uitbuiter zelfst. naamw. uitzuiging uitbuiting zelfst. naamw. uitzuiging exploitatie overig. uitzwellen uitdijen werkwoord uitzwermen verspreiden werkwoord uitzwermen zwermen werkwoord uitzwermen waaieren werkwoord uitzwermen uitwaaieren werkwoord uitzweten zweten werkwoord uk hummel zelfst. naamw. uk jonkie zelfst. naamw. uk onderkruiper zelfst. naamw. uk peuter zelfst. naamw. uk ukkepuk zelfst. naamw. uk baby zelfst. naamw. uk wurm zelfst. naamw. uk worm zelfst. naamw. uk kleintje zelfst. naamw. uk humm zelfst. naamw. uk dreumes zelfst. naamw. ukkepuk dreumes zelfst. naamw. ulceratie verzwering zelfst. naamw. ulcus zweer zelfst. naamw. ultiem laatste bijv. naamw. ultimatum eis zelfst. naamw. ultra extremist zelfst. naamw. ultra extreem zelfst. naamw. ultramarijn blauw bijv. naamw. ultramarijnblauw lazuursteen overig. umpire arbiter zelfst. naamw. umpire scheidsrechter zelfst. naamw. unaniem eenparig bijv. naamw. unaniem eensgezind bijv. naamw. unaniem eenstemmig bijv. naamw. unaniem eendrachtig bijv. naamw. unanimiteit eenparigheid zelfst. naamw. unanimiteit eensgezindheid zelfst. naamw. unanimiteit eenstemmigheid zelfst. naamw. underdog verliezer zelfst. naamw. undulatie ondulatie overig. undulatie golving overig. undulatie golflijn overig. undulatie golfbeweging overig. undulatie golf overig. unfair onterecht overig. unfair onrechtvaardig overig. unfair ongegrond overig. unfair oneerlijk overig. unfair onbillijk overig. unfair onredelijk overig. unfair onsportief overig. unheimisch angstig werkwoord unheimisch angstig werkwoord unheimisch angstig werkwoord uni effen overig. unicum fenomeen zelfst. naamw. unie ambachtsgilde zelfst. naamw. unie associatie zelfst. naamw. unie bond zelfst. naamw. unie pact zelfst. naamw. unie statenbond zelfst. naamw. unie verbond zelfst. naamw. unie vereniging zelfst. naamw. unie vakgenootschap zelfst. naamw. unie organisatie zelfst. naamw. unie orde zelfst. naamw. unie gilde zelfst. naamw. unie club zelfst. naamw. unie coalitie zelfst. naamw. unie verdrag zelfst. naamw. unie liga zelfst. naamw. unie federatie zelfst. naamw. unie bondgenootschap zelfst. naamw. unie binding zelfst. naamw. unie band zelfst. naamw. unie akkoord zelfst. naamw. unie soos zelfst. naamw. unie societiet zelfst. naamw. uniek eenmalig bijv. naamw. uniek enig bijv. naamw. uniek zeldzaam bijv. naamw. uniek fantastisch bijv. naamw. uniek onvergelijkelijk bijv. naamw. uniek onvergelijkbaar bijv. naamw. uniek bijzonder bijv. naamw. uniek apart bijv. naamw. uniek zelden bijv. naamw. uniek uitzonderlijk bijv. naamw. uniek schaars bijv. naamw. uniek raar bijv. naamw. uniek ongewoon bijv. naamw. uniek ongemeen bijv. naamw. unies liga`s overig. unies federaties overig. unies bonden overig. unies verbonden overig. uniform algemeen geldig bijv. naamw. uniform gelijkmatig bijv. naamw. uniform legeruniform zelfst. naamw. uniform tenue zelfst. naamw. uniform éénvormig bijv. naamw. uniformeren gelijkmaken werkwoord uniformiteit eentonigheid zelfst. naamw. uniformiteit eenzelvigheid zelfst. naamw. uniformiteit gelijkvormigheid zelfst. naamw. uniformiteit monotonie zelfst. naamw. uniformiteit eenvormigheid zelfst. naamw. uniformiteit eenheid zelfst. naamw. uniformiteit saaiheid zelfst. naamw. uniformjas wapenrok overig. uniformjas wapenrok overig. uniformjas wapenrok overig. uniformjas wapenrok overig. unilateraal éénzijdig bijv. naamw. unit afdeling zelfst. naamw. unita eenheid overig. universalisme universaliteit overig. universaliteit algemeenheid zelfst. naamw. universaliteit universalisme zelfst. naamw. universeel algeheel bijv. naamw. universeel veelzijdig bijv. naamw. universeel algemgeldend bijv. naamw. universeel algemeen bijv. naamw. universitair academisch bijv. naamw. universiteit academie zelfst. naamw. universiteitsdiploma bul zelfst. naamw. universum heelal zelfst. naamw. universum ruimte zelfst. naamw. universum scala zelfst. naamw. universum wereldruimte zelfst. naamw. up to date actueel overig. up-to-date actueel bijv. naamw. updaten bijwerken werkwoord upsailn bretels zelfst. naamw. urbaan stedelijk overig. urbaan stads overig. urbanisatie urbanisering zelfst. naamw. urbanisatie verstedelijking zelfst. naamw. urgent acuut bijv. naamw. urgent belangrijk bijv. naamw. urgent dringend bijv. naamw. urgent spoedeisend bijv. naamw. urgent klemmend bijv. naamw. urinaal pisglas overig. urine pis zelfst. naamw. urine zeik zelfst. naamw. urinefles pisglas overig. urinefles pisfles overig. urineren plassen werkwoord urineren wateren werkwoord urineren pissen werkwoord urineren piesen werkwoord urinoir krul zelfst. naamw. urinoir latrine zelfst. naamw. urinoir wc zelfst. naamw. urinoir waterplaats zelfst. naamw. urinoir vespasienne zelfst. naamw. urinoir straaturinoir zelfst. naamw. urmen klagen werkwoord urn asurn zelfst. naamw. urn askruik zelfst. naamw. urticaria netelroos zelfst. naamw. usance conventie zelfst. naamw. usance gebruik zelfst. naamw. usance gewoonte zelfst. naamw. usance traditie zelfst. naamw. usances gewoontes zelfst. naamw. usances zeden zelfst. naamw. usances tradities zelfst. naamw. usances gebruiken zelfst. naamw. usantieel gebruikelijk overig. uterus baarmoeder zelfst. naamw. utiliseren gebruiken werkwoord utiliseren benutten werkwoord utiliseren aanwenden werkwoord utilitair utilitaristisch overig. utilitaristisch utilitair overig. utiliteit apparaat zelfst. naamw. utiliteit bruikbaarheid zelfst. naamw. utiliteit nut overig. utiliteit nut overig. utiliteit nut overig. utility hulpprogramma zelfst. naamw. utopie droombeeld zelfst. naamw. utopie heilstaat zelfst. naamw. utopie hersenschim zelfst. naamw. utopist fantast overig. utopist dromer overig. uur arbeidsuur zelfst. naamw. uur avonduur zelfst. naamw. uur ogenblik zelfst. naamw. uurtje uur zelfst. naamw. uurwerk horloge zelfst. naamw. uurwerk klok zelfst. naamw. uurwerk pendule zelfst. naamw. uvula huig zelfst. naamw. uw Uwe overig. uwe jouwe overig. Uwe uw overig. va ou overig. vaag ambigu bijv. naamw. vaag mistig bijv. naamw. vaag onduidelijk bijv. naamw. vaag troebel bijv. naamw. vaag wazig bijv. naamw. vaag onwezenlijk bijv. naamw. vaag raar bijv. naamw. vaag nevelachtig bijv. naamw. vaag vagelijk bijv. naamw. vaag onhelder bijv. naamw. vaag flauw bijv. naamw. vaag onklaar bijv. naamw. vaag onbeduidend bijv. naamw. vaagheid algemeenheid zelfst. naamw. vaagheid onduidelijkheid zelfst. naamw. vaak dikwerf bijv. naamw. vaak dikwijls bijv. naamw. vaak meestal bijv. naamw. vaak regelmatig bijv. naamw. vaak veeltijds bijv. naamw. vaak veelal bijv. naamw. vaak veel bijv. naamw. vaak menigmaal bijv. naamw. vaak gedurig bijv. naamw. vaak doorgaans bijv. naamw. vaak veelvuldig bijv. naamw. vaak meermaals bijv. naamw. vaak frequent bijv. naamw. vaal asgrauw bijv. naamw. vaal flets bijv. naamw. vaal grauw bijv. naamw. vaal lijkwit bijv. naamw. vaal lijkbleek bijv. naamw. vaalrood bleekrood overig. vaalt gierkuil zelfst. naamw. vaam vadem overig. vaan banderol zelfst. naamw. vaan vaandel zelfst. naamw. vaan vlag zelfst. naamw. vaan vendel zelfst. naamw. vaan standaard zelfst. naamw. vaan banier zelfst. naamw. vaandel banier zelfst. naamw. vaandel standaard zelfst. naamw. vaandel vaan zelfst. naamw. vaandel vendel zelfst. naamw. vaandel vlag zelfst. naamw. vaandelvlucht desertie overig. vaandrig kornet overig. vaantje vlaggetje zelfst. naamw. vaantje vendel zelfst. naamw. vaardig behendig bijv. naamw. vaardig capabel bijv. naamw. vaardig ingenieus bijv. naamw. vaardig rad bijv. naamw. vaardig bedreven bijv. naamw. vaardig doorkneed bijv. naamw. vaardig gereed bijv. naamw. vaardig kundig bijv. naamw. vaardig handig bijv. naamw. vaardig bekwaam bijv. naamw. vaardig vindingrijk bijv. naamw. vaardig kunstig bijv. naamw. vaardig knap bijv. naamw. vaardig briljant bijv. naamw. vaardigheden competenties overig. vaardigheid bedrevenheid zelfst. naamw. vaardigheid bekwaamheid zelfst. naamw. vaardigheid vlugheid zelfst. naamw. vaardigheid slag zelfst. naamw. vaardigheid handigheid zelfst. naamw. vaardigheid volbrenging zelfst. naamw. vaardigheid talent zelfst. naamw. vaardigheid prestatie zelfst. naamw. vaardigheid motoriek zelfst. naamw. vaardigheid motoriek zelfst. naamw. vaardigheid motoriek zelfst. naamw. vaardigheidsoefening oefening zelfst. naamw. vaargeul geul zelfst. naamw. vaargeul slop zelfst. naamw. vaargeul sleuf zelfst. naamw. vaargeul groef zelfst. naamw. vaargeul goot zelfst. naamw. vaarroute koers zelfst. naamw. vaart kanaal zelfst. naamw. vaart snelheid zelfst. naamw. vaart tempo zelfst. naamw. vaart vlugheid zelfst. naamw. vaart spoed zelfst. naamw. vaart rapheid zelfst. naamw. vaart gezwindheid zelfst. naamw. vaart gracht zelfst. naamw. vaart gang zelfst. naamw. vaart vlotheid zelfst. naamw. vaart schielijkheid zelfst. naamw. vaart rapiditeit zelfst. naamw. vaarten kanalen overig. vaartuig boot zelfst. naamw. vaartuig bootje zelfst. naamw. vaartuig schip zelfst. naamw. vaartuig schuit zelfst. naamw. vaartuig stoomschip zelfst. naamw. vaartuig schuitje zelfst. naamw. vaartuig scheepje zelfst. naamw. vaartuigen boten zelfst. naamw. vaartuigen schepen zelfst. naamw. vaartuigen schuitjes zelfst. naamw. vaartuigen schuiten zelfst. naamw. vaarwel gegroet overig. vaarwel ajuus overig. vaarwel aju overig. vaarwel afscheid overig. vaarwel adieu overig. vaarwel adie overig. vaarwel adee overig. vaarwel! adieu! overig. vaas bloemenvaas zelfst. naamw. vaat aardewerk zelfst. naamw. vaat afwas zelfst. naamw. vaatdoek skottelslet zelfst. naamw. vaatdoek vod zelfst. naamw. vaatdoek strowis zelfst. naamw. vaatdoek stofdoek zelfst. naamw. vaatdoek prul zelfst. naamw. vaatdoek plumeau zelfst. naamw. vaatdoek bosje zelfst. naamw. vaatje tonnetje zelfst. naamw. vaatontsteking vasculitis zelfst. naamw. vaatverbinding anastomose zelfst. naamw. vaatverkalking slagaderverkalking zelfst. naamw. vaatverkalking aderverkalking zelfst. naamw. vaatvernauwing vasoconstrictie zelfst. naamw. vaatverwijding vasodilatatie zelfst. naamw. vaatverwijding aneurysma overig. vaatwasmachine afwasmachine zelfst. naamw. vaatwasmachine vaatwasser zelfst. naamw. vaatwasmiddel afwasmiddel overig. vaatwasser vaatwasmachine overig. vaatwasser afwasmachine overig. vaatwerk vaat zelfst. naamw. vabank vol op de aanval overig. vacant beschikbaar bijv. naamw. vacant disponibel bijv. naamw. vacatures openstaanposten overig. vaccin entstof zelfst. naamw. vaccin vaccine zelfst. naamw. vaccinatie inenting zelfst. naamw. vaccine vaccin overig. vaccine entstof overig. vaccineren inenten werkwoord vaccineren inoculeren werkwoord vaceren openstaan werkwoord vacht bont zelfst. naamw. vacht haren zelfst. naamw. vacht pels zelfst. naamw. vacuum luchtledig bijv. naamw. vadem vaam overig. vademecum leerboek zelfst. naamw. vademecum leidraad zelfst. naamw. vademen sonderen werkwoord vademen polsen werkwoord vademen peilen werkwoord vademen loden werkwoord vader grondlegger zelfst. naamw. vader ouder zelfst. naamw. vader pa zelfst. naamw. vader stamvader zelfst. naamw. vader pappa zelfst. naamw. vader pappie zelfst. naamw. vader paps zelfst. naamw. vader pater zelfst. naamw. vaderland bakermat zelfst. naamw. vaderland geboorteland zelfst. naamw. vaderland land zelfst. naamw. vaderland thuisland zelfst. naamw. vaderlander patriot zelfst. naamw. vaderlands nationaal bijv. naamw. vaderlands Nederlands bijv. naamw. vaderlandsgezind nationalistisch bijv. naamw. vaderlandsgezind vaderlandslievend bijv. naamw. vaderlandsgezind patriottisch bijv. naamw. vaderlandsliefde patriottisme zelfst. naamw. vaderlandslievend vaderlandsgezind overig. vaderlandslievend patriottisch overig. vaderlijk herderlijk bijv. naamw. vaderschap baby-opvoeden overig. vadsig indolent bijv. naamw. vadsig dik bijv. naamw. vagebond landloper zelfst. naamw. vagebond zwerver zelfst. naamw. vagelijk wazig bijv. naamw. vagelijk vaag bijv. naamw. vagelijk onhelder bijv. naamw. vagelijk onduidelijk bijv. naamw. vagelijk nevelachtig bijv. naamw. vagelijk mistig bijv. naamw. vagelijk flauw bijv. naamw. vagevuur hel zelfst. naamw. vagevuur hellevuur zelfst. naamw. vagina doosje zelfst. naamw. vagina pantoffel zelfst. naamw. vagina poes zelfst. naamw. vagina schede zelfst. naamw. vagina snee zelfst. naamw. vagina kut zelfst. naamw. vagina vulva zelfst. naamw. vagina spleet zelfst. naamw. vagina flamoes zelfst. naamw. vagina foef zelfst. naamw. vagina preut zelfst. naamw. vagina mossel zelfst. naamw. vagina muts overig. vaginacrème glijmiddel overig. vak ambacht zelfst. naamw. vak compartiment zelfst. naamw. vak métier zelfst. naamw. vak vriesvak zelfst. naamw. vak werk zelfst. naamw. vak sti zelfst. naamw. vak beroep zelfst. naamw. vak werkzaamheid zelfst. naamw. vak taak zelfst. naamw. vak inspanning zelfst. naamw. vak bezigheid zelfst. naamw. vak arbeid zelfst. naamw. vakantie verlof zelfst. naamw. vakantie verloftijd zelfst. naamw. vakantie reis zelfst. naamw. vakantie verlofjaar zelfst. naamw. vakantie snipperdag zelfst. naamw. vakantie tocht zelfst. naamw. vakantie tocht zelfst. naamw. vakantie tocht zelfst. naamw. vakantieganger recreant zelfst. naamw. vakantieganger reiziger zelfst. naamw. vakantieganger toerist zelfst. naamw. vakantieganger vakantievier zelfst. naamw. vakantiehulp noodhulp zelfst. naamw. vakantiekamp kamp zelfst. naamw. vakantiekolonie vakantieoord overig. vakantieoord vakantiekolonie overig. vakantiereiziger toerist zelfst. naamw. vakantievier vakantieganger overig. vakantievier recreant overig. vakarbeid vakmanschap zelfst. naamw. vakarbeid vakwerk zelfst. naamw. vakbekwaam gekwalificeerd bijv. naamw. vakbekwaam oordeelkundig bijv. naamw. vakbekwaam vakkundig bijv. naamw. vakbekwaam deskundig bijv. naamw. vakbekwaam competent bijv. naamw. vakbekwaamheid competentie zelfst. naamw. vakbekwaamheid vakkennis zelfst. naamw. vakbeweging werknemersbond overig. vakbeweging vakvereniging zelfst. naamw. vakbeweging vakbondsbeweging zelfst. naamw. vakbeweging vakbond overig. vakblad vaktijdschrift zelfst. naamw. vakbond ambtenarenbond zelfst. naamw. vakbond beroepsvereniging zelfst. naamw. vakbond vakvereniging zelfst. naamw. vakbond werknemersbond zelfst. naamw. vakbond vakbondsbeweging zelfst. naamw. vakbond vakbeweging zelfst. naamw. vakbondsbeweging werknemersbond overig. vakbondsbeweging vakvereniging zelfst. naamw. vakbondsbeweging vakbond overig. vakbondsbeweging vakbeweging zelfst. naamw. vakbondslid bondslid overig. vakcentrale vakbond zelfst. naamw. vaker frequenter bijv. naamw. vakfederatie vakcentrale zelfst. naamw. vakgebied discipline zelfst. naamw. vakgebied specialisatie zelfst. naamw. vakgebied specialisme zelfst. naamw. vakgenoot collega overig. vakgenoot ambtgenoot overig. vakgenootschap vereniging overig. vakgenootschap unie overig. vakgenootschap organisatie overig. vakgenootschap orde overig. vakgenootschap gilde overig. vakgenootschap club overig. vakgenootschap bond overig. vakgenootschap ambachtsgilde overig. vakgroep sectie zelfst. naamw. vakje hokje zelfst. naamw. vakkennis métier zelfst. naamw. vakkennis vakbekwaamheid zelfst. naamw. vakkundig oordeelkundig bijv. naamw. vakkundig vakbekwaam bijv. naamw. vakkundig bekwaam bijv. naamw. vakkundig deskundig bijv. naamw. vakkundig competent bijv. naamw. vakkundige specialist overig. vakkundige expert overig. vakkundige deskundige overig. vakkundigheid deskundigheid zelfst. naamw. vakleraar vakonderwijzer zelfst. naamw. vakliteratuur literatuur zelfst. naamw. vakman expert zelfst. naamw. vakmanschap kundigheid zelfst. naamw. vakmanschap meesterschap zelfst. naamw. vakmanschap vakarbeid zelfst. naamw. vakmanschap vakwerk zelfst. naamw. vakonderwijzer vakleraar zelfst. naamw. vaktaal jargon zelfst. naamw. vakterm woord overig. vakterm term overig. vakterm bewoording overig. vaktijdschrift vakblad zelfst. naamw. Vakverbond Gilde zelfst. naamw. vakverbond vakcentrale zelfst. naamw. vakvereniging vakbond zelfst. naamw. vakvereniging werknemersbond zelfst. naamw. vakvereniging vakbondsbeweging zelfst. naamw. vakvereniging vakbeweging zelfst. naamw. vakvereniging ambacht zelfst. naamw. vakwerk vakmanschap zelfst. naamw. vakwerk vakarbeid zelfst. naamw. val buiteling zelfst. naamw. val daling zelfst. naamw. val hinderlaag zelfst. naamw. val ineenstorting zelfst. naamw. val klem zelfst. naamw. val teloorgang zelfst. naamw. val terechtkomen zelfst. naamw. val tenondergang zelfst. naamw. val ondergang zelfst. naamw. val debacle zelfst. naamw. val valstrik zelfst. naamw. val landing zelfst. naamw. val terugloop zelfst. naamw. val minworden zelfst. naamw. val afname zelfst. naamw. val touw zelfst. naamw. val touw zelfst. naamw. val touw zelfst. naamw. valabel valide overig. valabel geldig overig. valabel aannemelijk overig. valavond duisternis overig. valbijl guillotine overig. valdeur tuimeldeur overig. valdeur kanteldeur overig. valhek klaphek overig. valhek portcullis overig. valhek portcullis overig. valhek portcullis overig. valhelm beschermenkap overig. valide arbeidsgeschikt bijv. naamw. valide gegrond bijv. naamw. valide geldig bijv. naamw. valide steekhoudend bijv. naamw. valide gezond bijv. naamw. valide valabel bijv. naamw. valide aannemelijk bijv. naamw. valide geschikt bijv. naamw. valideren bekrachtigen werkwoord validiteit geldigheid zelfst. naamw. valies koffer overig. valies handkoffer overig. valkuil val zelfst. naamw. vallei dal zelfst. naamw. valleien dalen zelfst. naamw. vallen blijven werkwoord vallen dalen werkwoord vallen donderen werkwoord vallen doodgaan werkwoord vallen neerkomen werkwoord vallen omlaagstorten werkwoord vallen opgevat worden werkwoord vallen tuimelen zelfst. naamw. vallen omlaagvallen werkwoord vallen wegvallen werkwoord vallen sterven werkwoord vallen sneuvelen werkwoord vallen overlijden werkwoord vallen omkomen werkwoord vallen inslapen werkwoord vallen heengaan werkwoord vallen bezwijken werkwoord vallen teruglopen werkwoord vallen inzakken werkwoord vallen kieperen werkwoord vallen kiepen werkwoord vallen kelderen werkwoord vallen flikkeren werkwoord vallen onderuitgaan werkwoord valletje gordijntje overig. valmes knipmes zelfst. naamw. valmes stiletto zelfst. naamw. valreep nippertje zelfst. naamw. vals boosaardig bijv. naamw. vals imitatie- bijv. naamw. vals onecht bijv. naamw. vals schurkachtig bijv. naamw. vals slecht bijv. naamw. vals valselijk bijv. naamw. vals verraderlijk bijv. naamw. vals bedrieglijk bijv. naamw. vals lelijk bijv. naamw. vals onwaar bijv. naamw. vals nagemaakt bijv. naamw. vals gefingeerd bijv. naamw. vals bedriegelijk bijv. naamw. vals gluiperig bijv. naamw. vals gemeen bijv. naamw. vals boefachtig bijv. naamw. vals min bijv. naamw. vals kwaadwillig bijv. naamw. vals gevaarlijk bijv. naamw. valscherm parachute zelfst. naamw. valselijk vals bijv. naamw. valserik gemenerik zelfst. naamw. valsheid gemeenheid zelfst. naamw. valsheid vuitruc zelfst. naamw. valsheid onechtheid zelfst. naamw. valsspeler fraudeur zelfst. naamw. valstrik hinderlaag zelfst. naamw. valstrik val zelfst. naamw. valuta betaalmiddel zelfst. naamw. valuta muntsoort zelfst. naamw. valuta wisselkoers zelfst. naamw. valuta koers zelfst. naamw. valuta herleidingskoers zelfst. naamw. valuta geldsoort zelfst. naamw. valvouw kreukel overig. valvula klepje zelfst. naamw. valwind luchtzak zelfst. naamw. vamp meisje overig. van over overig. van met overig. van in overig. van betreffende overig. van aangaande overig. van aan overig. van vanaf overig. van uit overig. van sinds overig. van sedert overig. van op overig. van door overig. van motor overig. van eolisch overig. van Aeolisch overig. van vanuit overig. van bil gaan neuken overig. van lieverlee geleidelijk overig. van pas opportuun overig. van start gaan beginnen werkwoord vanaf per bijv. naamw. vanaf sinds bijv. naamw. vanaf van bijv. naamw. vanaf uit bijv. naamw. vanaf sedert bijv. naamw. vanaf op bijv. naamw. vanaf door bijv. naamw. vanaf aan bijv. naamw. vanavond hedenavond bijv. naamw. vandaag heden zelfst. naamw. vandaal barbaar zelfst. naamw. vandaal onverlaat zelfst. naamw. vandaal straatjongen zelfst. naamw. vandaar daarom bijv. naamw. vandaar deswege bijv. naamw. vandaar derhalve bijv. naamw. vandalisme vernielzucht zelfst. naamw. vandalisme vernielwoede zelfst. naamw. vaneen terzijde overig. vaneen gescheiden overig. vaneen apart overig. vaneen afzonderlijk overig. vaneen uitelkaar overig. vaneen uiteen overig. vangen beetnemen werkwoord vangen beuren werkwoord vangen buitmaken werkwoord vangen grijpen werkwoord vangen verstrikken werkwoord vangen vatten werkwoord vangen pakken werkwoord vangen klauwen werkwoord vangst buit zelfst. naamw. vangst onderschepping zelfst. naamw. vanille-ijs vanilleijs zelfst. naamw. vanilleijs vanille-ijs zelfst. naamw. vanuit van overig. vanuit uit overig. vanwaar waarvandaan overig. vanwege wegens bijv. naamw. vanwege om bijv. naamw. vanwege voor bijv. naamw. vanwege uit bijv. naamw. vanwege met bijv. naamw. vanwege door bijv. naamw. vanzelf moeiteloos bijv. naamw. vanzelf automatisch bijv. naamw. vanzelf natuurlijk bijv. naamw. vanzelf zonmoeite bijv. naamw. vanzelf spontaan bijv. naamw. vanzelf! natuurlijk! overig. vanzelfsprekend automatisch bijv. naamw. vanzelfsprekend uiteraard bijv. naamw. vanzelfsprekend allicht bijv. naamw. vanzelfsprekend evident bijv. naamw. vanzelfsprekend logisch bijv. naamw. vanzelfsprekend natuurlijk bijv. naamw. vanzelfsprekend per definitie bijv. naamw. vanzelfsprekend voor de handliggend bijv. naamw. vanzelfsprekend zontwijfel bijv. naamw. vanzelfsprekend zeker bijv. naamw. vanzelfsprekend onontkomelijk bijv. naamw. vanzelfsprekend dus bijv. naamw. vanzelfsprekend bijgevolg bijv. naamw. vanzelfsprekend uiteraard overig. vanzelfsprekendheid logica zelfst. naamw. vapeur opvlieging overig. varen bevaren werkwoord varen het maken werkwoord varen kanoën werkwoord varen zeilen werkwoord varen navigeren werkwoord varen lopen werkwoord varen zwerven werkwoord varensgast zeeman zelfst. naamw. varensgez zeevaar overig. varensgez scheepsgez overig. varensgezel scheepsgezel zelfst. naamw. varensgezel zeevaarder zelfst. naamw. varensgezellen zeemannen overig. varensgezellen zeelieden overig. variabel flexibel bijv. naamw. variabel variërend bijv. naamw. variabiliteit veranderlijkheid zelfst. naamw. variant variatie zelfst. naamw. variant versie zelfst. naamw. variatie afwisseling zelfst. naamw. variatie keuze zelfst. naamw. variatie variant zelfst. naamw. variatie verandering zelfst. naamw. variatie variëteit zelfst. naamw. variatie verscheidenheid overig. variatie verscheidenheid overig. variatie verscheidenheid overig. varicella waterpokken zelfst. naamw. variëren fluctueren werkwoord variëren uiteenlopen werkwoord variëren wisselen werkwoord variëren verschillen werkwoord variëren veranderen werkwoord variëren afwisselen werkwoord varierend fluctueren werkwoord varierend uiteenlopen werkwoord variërend variabel werkwoord variërend wisselvallig werkwoord variërend wisselend werkwoord variëteit verandering overig. variëteit variatie overig. variëteit keuze overig. variëteit afwisseling overig. varix spatader zelfst. naamw. varken beer zelfst. naamw. varken luilak zelfst. naamw. varken vuilbek zelfst. naamw. varken zwijn zelfst. naamw. varken big overig. varkens viezeriken zelfst. naamw. varkens zwijnen zelfst. naamw. varkens smeerlappen zelfst. naamw. varkens schoften zelfst. naamw. varkensachtig zwijnachtig bijv. naamw. varkensfokkerij zwijnerij overig. varkensfokkerij varkensstal overig. varkensfokkerij koppigheid overig. varkensslagerij spekslagerij overig. varkensstal zwijnerij overig. varkensstal varkensfokkerij overig. varkensstal koppigheid overig. varkensvlees zwijnevlees overig. varkentje biggetje overig. varkentjes biggetjes overig. vasculitis vaatontsteking zelfst. naamw. vasoconstrictie vaatvernauwing zelfst. naamw. vasodilatatie vaatverwijding zelfst. naamw. vast blijvend bijv. naamw. vast degelijk bijv. naamw. vast immobiel bijv. naamw. vast onwankelbaar bijv. naamw. vast waarlijk bijv. naamw. vast alvast bijv. naamw. vast gezet bijv. naamw. vast ongetwijfeld bijv. naamw. vast positief bijv. naamw. vast schoor bijv. naamw. vast zeker bijv. naamw. vast bepaald bijv. naamw. vast zolang bijv. naamw. vast voorlopig bijv. naamw. vast intussen bijv. naamw. vast inmiddels bijv. naamw. vast slapend bijv. naamw. vast onbeweeglijk bijv. naamw. vast welzeker bijv. naamw. vast waarachtig bijv. naamw. vast voorzeker bijv. naamw. vast stellig bijv. naamw. vast reëel bijv. naamw. vast heus bijv. naamw. vast gewis bijv. naamw. vast geheid bijv. naamw. vast feitelijk bijv. naamw. vast beslist bijv. naamw. vastberaden gedecideerd bijv. naamw. vastberaden beslist bijv. naamw. vastberaden resoluut bijv. naamw. vastberaden kordaat bijv. naamw. vastberaden besluitvaardig bijv. naamw. vastberaden rustig bijv. naamw. vastberadenheid beslistheid zelfst. naamw. vastberadenheid standvastigheid zelfst. naamw. vastberadenheid zelfvertrouwen zelfst. naamw. vastberadenheid stelligheid zelfst. naamw. vastberadenheid pertinentie zelfst. naamw. vastberadenheid zelfverzekerdheid zelfst. naamw. vastberadenheid zekerheid zelfst. naamw. vastbesloten vastberaden bijv. naamw. vastbeslotenheid gedecideerdheid zelfst. naamw. vastbinden binden werkwoord vastbinden boeien werkwoord vastbinden ketenen werkwoord vastbinden knevelen werkwoord vastbinden sjorren werkwoord vastbinden strikken werkwoord vastbinden vastleggen werkwoord vastbinden vastmaken werkwoord vastbinden vastmeren werkwoord vastbinden vastsjorren werkwoord vastbinden meren werkwoord vastbinden afmeren werkwoord vastbinden aanmeren werkwoord vastbinden aanleggen werkwoord vastbinden knopen werkwoord vastbinden verzekeren werkwoord vastbinden verbinden werkwoord vastbinden vastzetten werkwoord vastbinden bevestigen werkwoord vastdrukken aandrukken overig. vasteland continent zelfst. naamw. vasten abstineren werkwoord vasten onthouden zelfst. naamw. vastgebonden geboeid bijv. naamw. vastgegroeid verstokt overig. vastgegroeid ingeworteld overig. vastgegroeid geworteld overig. vastgehecht aangehecht overig. vastgeklemd beklemd bijv. naamw. vastgeklonken geklonken overig. vastgelegd gedocumenteerd bijv. naamw. vastgenageld genageld overig. vastgespen aangespen werkwoord vastgesteld definitief bijv. naamw. vastgesteld vaststaand bijv. naamw. vastgesteld permanent bijv. naamw. vastgezet opgesloten overig. vastgezet geïnterneerd overig. vastgezet gevangen overig. vastgoed onroerenzaken overig. vastgoed onroerengoederen overig. vastgrijpen beetpakken werkwoord vastgrijpen vastpakken werkwoord vastgrijpen grijpen werkwoord vastgrijpen bemachtigen werkwoord vastgrijpen aangrijpen werkwoord vastgrijpen vatten werkwoord vastgrijpen vastnemen werkwoord vastgrijpen beetnemen werkwoord vastgrijpen beetgrijpen werkwoord vastgrijpen aanpakken werkwoord vastgroeien wortschieten werkwoord vastgroeien wortelen werkwoord vasthaken vastkoppelen overig. vasthaken aankoppelen overig. vasthaken aanhaken overig. vasthechten bevestigen werkwoord vasthechten vastlijmen werkwoord vasthechten aanhechten zelfst. naamw. vasthechten vastplakken werkwoord vasthechten opplakken werkwoord vasthechten lijmen werkwoord vasthechten hechten werkwoord vasthechting hechting zelfst. naamw. vasthechting fixatie zelfst. naamw. vastheid hechtheid zelfst. naamw. vastheid zekerheid zelfst. naamw. vastheid stevigheid zelfst. naamw. vastheid soliditeit zelfst. naamw. vastheid vastigheid zelfst. naamw. vastheid stelligheid zelfst. naamw. vastheid gewisheid zelfst. naamw. vasthouden aanhouden werkwoord vasthouden beethouden werkwoord vasthouden detineren werkwoord vasthouden respecteren werkwoord vasthouden vastklemmen werkwoord vasthouden houd zelfst. naamw. vasthouden houden zelfst. naamw. vasthouden verbannen werkwoord vasthouden uitbannen werkwoord vasthouden boeien werkwoord vasthouden bezweren werkwoord vasthouden betoveren werkwoord vasthouden bannen werkwoord vasthouden bijhouden werkwoord vasthouden vastknellen werkwoord vasthouden knellen werkwoord vasthouden gevangenhouden werkwoord vasthoudend onwrikbaar bijv. naamw. vasthoudend volhardend bijv. naamw. vasthoudend standvastig bijv. naamw. vasthoudend pal bijv. naamw. vasthoudend onwankelbaar bijv. naamw. vasthoudendheid doorzettingsvermogen zelfst. naamw. vasthoudendheid onbuigzaamheid zelfst. naamw. vasthoudendheid volharding zelfst. naamw. vasthoudendheid volhardendheid zelfst. naamw. vasthoudendheid uithouding zelfst. naamw. vasthoudendheid taaiheid zelfst. naamw. vasthoudendheid aanhouden zelfst. naamw. vastigheid houvast zelfst. naamw. vastigheid zekerheid zelfst. naamw. vastigheid vastheid zelfst. naamw. vastigheid stelligheid zelfst. naamw. vastigheid gewisheid zelfst. naamw. vastketenen vastleggen overig. vastketenen vastkluisteren overig. vastklampen beetgrijpen werkwoord vastklampen vastgrijpen werkwoord vastklampen vastpakken werkwoord vastklampen grijpen werkwoord vastklampen beetpakken werkwoord vastklampen aanklampen werkwoord vastklampen vastklemmen werkwoord vastklemmen hebben werkwoord vastklemmen knellen werkwoord vastklemmen schroeven werkwoord vastklemmen vasthouden werkwoord vastklemmen vastknellen werkwoord vastklemmen vastklampen werkwoord vastkleven vastplakken werkwoord vastkleven vastlijmen werkwoord vastkleven lijmen werkwoord vastkleven plakken werkwoord vastkleven kleven werkwoord vastklinken klinken werkwoord vastkluisteren vastleggen werkwoord vastkluisteren vastketenen werkwoord vastknellen vastklemmen overig. vastknellen vasthouden overig. vastknellen knellen overig. vastknopen aanknopen werkwoord vastknopen binden werkwoord vastknopen knopen werkwoord vastknopen sjorren werkwoord vastknopen strikken werkwoord vastkoppelen aankoppelen werkwoord vastkoppelen aanhangen werkwoord vastkoppelen vasthaken werkwoord vastkoppelen aanhaken werkwoord vastleggen afspreken werkwoord vastleggen contracteren werkwoord vastleggen opnemen werkwoord vastleggen opschrijven werkwoord vastleggen vastbinden werkwoord vastleggen vastkluisteren werkwoord vastleggen vastmaken werkwoord vastleggen vastmeren werkwoord vastleggen verankeren werkwoord vastleggen werven werkwoord vastleggen registreren werkwoord vastleggen boeken werkwoord vastleggen aanwerven werkwoord vastleggen aantekenen werkwoord vastleggen aanbrengen werkwoord vastleggen meren werkwoord vastleggen afmeren werkwoord vastleggen aanmeren werkwoord vastleggen aanleggen werkwoord vastleggen optekenen werkwoord vastleggen noteren werkwoord vastleggen reserveren werkwoord vastleggen bespreken werkwoord vastleggen verzekeren werkwoord vastleggen verbinden werkwoord vastleggen vastzetten werkwoord vastleggen bevestigen werkwoord vastleggen vastketenen werkwoord vastleggen opschrijven overig. vastlegging registratie zelfst. naamw. vastlijmen hechten werkwoord vastlijmen lijmen werkwoord vastlijmen opplakken werkwoord vastlijmen vasthechten werkwoord vastlijmen vastplakken werkwoord vastlijmen aanlijmen werkwoord vastlijmen vastkleven werkwoord vastlijmen plakken werkwoord vastlijmen kleven werkwoord vastlijmen klitten werkwoord vastlijmen aaneenplakken werkwoord vastlopen doodlopen werkwoord vastlopen stokken werkwoord vastlopen stranden werkwoord vastlopen stremming zelfst. naamw. vastlopen stuklopen zelfst. naamw. vastlopen haperen werkwoord vastmaken bevestigen werkwoord vastmaken knevelen werkwoord vastmaken vastbinden werkwoord vastmaken vastleggen werkwoord vastmaken vastmeren werkwoord vastmaken vastzetten werkwoord vastmaken verbinden werkwoord vastmaken verzekeren werkwoord vastmaken bevestiging zelfst. naamw. vastmaken meren werkwoord vastmaken afmeren werkwoord vastmaken aanmeren werkwoord vastmaken aanleggen werkwoord vastmaken vaststellen werkwoord vastmaken tuigeren werkwoord vastmaken fixeren werkwoord vastmaken bepalen werkwoord vastmaken strikken werkwoord vastmaken knopen werkwoord vastmaken binden werkwoord vastmeren aanleggen werkwoord vastmeren aanmeren werkwoord vastmeren afmeren werkwoord vastmeren meren werkwoord vastmeren vastbinden werkwoord vastmeren vastleggen werkwoord vastmeren vastmaken werkwoord vastnaaien hechten werkwoord vastnagelen vastspijkeren werkwoord vastnagelen vastslaan werkwoord vastnagelen timmeren werkwoord vastnagelen spijkeren werkwoord vastnagelen klinken werkwoord vastnemen pakken werkwoord vastnemen vatten werkwoord vastnemen vastpakken werkwoord vastnemen vastgrijpen werkwoord vastnemen grijpen werkwoord vastnemen beetpakken werkwoord vastnemen beetnemen werkwoord vastnemen beetgrijpen werkwoord vastnemen aanpakken werkwoord vastnieten aanhechten werkwoord vastnieten nieten werkwoord vastpakken aanpakken werkwoord vastpakken aanvatten werkwoord vastpakken beetgrijpen werkwoord vastpakken beethebben werkwoord vastpakken beetnemen werkwoord vastpakken beetpakken werkwoord vastpakken grijpen werkwoord vastpakken vastgrijpen werkwoord vastpakken vatten werkwoord vastpakken greep zelfst. naamw. vastpakken vastnemen werkwoord vastpakken vastklampen werkwoord vastpakken aanklampen werkwoord vastpinnen ophangen werkwoord vastpinnen pennen werkwoord vastpinnen vastprikken werkwoord vastpinnen vastspelden werkwoord vastplakken aaneenplakken werkwoord vastplakken dichtplakken werkwoord vastplakken vastlijmen werkwoord vastplakken vasthechten werkwoord vastplakken opplakken werkwoord vastplakken lijmen werkwoord vastplakken hechten werkwoord vastplakken vastkleven werkwoord vastplakken plakken werkwoord vastplakken klitten werkwoord vastplakken kleven werkwoord vastplakken aanplakken werkwoord vastprikken prikken werkwoord vastprikken vastpinnen werkwoord vastprikken vastspelden werkwoord vastrijden klemrijden overig. vastschroeven dichtschroeven werkwoord vastschroeven schroeven werkwoord vastschroeven aanschroeven zelfst. naamw. vastsjorren vastbinden werkwoord vastslaan spijkeren werkwoord vastslaan vastspijkeren werkwoord vastslaan vastnagelen werkwoord vastslaan timmeren werkwoord vastslaan klinken werkwoord vastspelden vastprikken werkwoord vastspelden vastpinnen werkwoord vastspijkeren vastslaan werkwoord vastspijkeren vastnagelen werkwoord vastspijkeren timmeren werkwoord vastspijkeren spijkeren werkwoord vastspijkeren klinken werkwoord vaststaan besloten zijn werkwoord vaststaan zeker zijn werkwoord vaststaand definitief bijv. naamw. vaststaand onbetwistbaar bijv. naamw. vaststaand onvoorwaardelijk bijv. naamw. vaststaand zeker bijv. naamw. vaststaand volstrekt bijv. naamw. vaststaand pertinent bijv. naamw. vaststaand absoluut bijv. naamw. vaststaand vastgesteld bijv. naamw. vaststaand permanent bijv. naamw. vaststaanleerstelling dogma overig. vaststaanmening overtuiging zelfst. naamw. vaststaanmening gezindheid overig. vaststampen aanstampen overig. vaststellen beoordelen werkwoord vaststellen beslissen werkwoord vaststellen constateren werkwoord vaststellen determineren werkwoord vaststellen identificeren werkwoord vaststellen bepaalde zelfst. naamw. vaststellen bepalen zelfst. naamw. vaststellen bepalend zelfst. naamw. vaststellen vastmaken werkwoord vaststellen tuigeren werkwoord vaststellen fixeren werkwoord vaststellen bevestigen werkwoord vaststellen bevinden werkwoord vaststellen uitmaken werkwoord vaststellen opsporen werkwoord vaststellen ontdekken werkwoord vaststelling bepaling zelfst. naamw. vaststelling constatering zelfst. naamw. vaststelling instelling zelfst. naamw. vaststelling zekerheidsstelling zelfst. naamw. vaststelling waarborging zelfst. naamw. vaststelling vrijwaring zelfst. naamw. vaststelling verzekering zelfst. naamw. vaststelling inbeslagneming zelfst. naamw. vaststelling beveiliging zelfst. naamw. vastzetten beleggen werkwoord vastzetten bevestigen werkwoord vastzetten klem praten werkwoord vastzetten opsluiten werkwoord vastzetten vastmaken werkwoord vastzetten verzekeren werkwoord vastzetten verbinden werkwoord vastzetten vastleggen werkwoord vastzetten vastbinden werkwoord vastzitten blijven hangen werkwoord vastzitten gevangen zitten werkwoord vastzitten klemzitten werkwoord vat bak zelfst. naamw. vat barrel zelfst. naamw. vat bloedvat zelfst. naamw. vat emmer zelfst. naamw. vat fust zelfst. naamw. vat greep zelfst. naamw. vat kuip zelfst. naamw. vat pot zelfst. naamw. vat teil zelfst. naamw. vat ton zelfst. naamw. vat barr zelfst. naamw. vatbaar broos bijv. naamw. vatbaar geschikt bijv. naamw. vatbaar gevoelig bijv. naamw. vatbaar ontvankelijk bijv. naamw. vatbaar openstaand bijv. naamw. vatbaar receptief bijv. naamw. vatbaar teergevoelig bijv. naamw. vatbaarheid aanleg zelfst. naamw. vatbaarheid gevoeligheid zelfst. naamw. vatbaarheid zwakte zelfst. naamw. vatbaarheid predispositie zelfst. naamw. vatten aanpakken werkwoord vatten besmet worden werkwoord vatten gevangennemen werkwoord vatten grijpen werkwoord vatten vastpakken werkwoord vatten begrijpen zelfst. naamw. vatten pakken werkwoord vatten oprapen werkwoord vatten nemen werkwoord vatten aanvatten werkwoord vatten vastnemen werkwoord vatten vastgrijpen werkwoord vatten beetpakken werkwoord vatten beetnemen werkwoord vatten beetgrijpen werkwoord vatten snappen werkwoord vatten oppakken werkwoord vatten inrekenen werkwoord vatten arresteren werkwoord vatten aanhouden werkwoord vatten verstrikken werkwoord vatten vangen werkwoord vatten klauwen werkwoord vazal leenman overig. vechten bakkeleien werkwoord vechten kampen werkwoord vechten knokken werkwoord vechten matten werkwoord vechten strijden zelfst. naamw. vechten duelleren werkwoord vechter doorbijter zelfst. naamw. vechter kampvechter zelfst. naamw. vechter ruziemaker zelfst. naamw. vechter twistzoeker zelfst. naamw. vechter twiststoker zelfst. naamw. vechter ruziezoeker zelfst. naamw. vechter kemphaan zelfst. naamw. vechter haantje zelfst. naamw. vechter vechtjas zelfst. naamw. vechter trommelstok zelfst. naamw. vechter slaghout zelfst. naamw. vechter rapier zelfst. naamw. vechter racket zelfst. naamw. vechter degen zelfst. naamw. vechtersbaas vechtjas zelfst. naamw. vechtersbaas ruziezoeker zelfst. naamw. vechtersbaas messentrekker zelfst. naamw. vechtersbaas knokker zelfst. naamw. vechtersbaas kemphaan zelfst. naamw. vechtersbaas ijzervreter zelfst. naamw. vechtersbaas houwdegen zelfst. naamw. vechtjas doorzetter zelfst. naamw. vechtjas vechtersbaas zelfst. naamw. vechtjas ruziezoeker zelfst. naamw. vechtjas messentrekker zelfst. naamw. vechtjas knokker zelfst. naamw. vechtjas kemphaan zelfst. naamw. vechtjas ijzervreter zelfst. naamw. vechtjas vechter zelfst. naamw. vechtjas trommelstok zelfst. naamw. vechtjas slaghout zelfst. naamw. vechtjas rapier zelfst. naamw. vechtjas racket zelfst. naamw. vechtjas degen zelfst. naamw. vechtjas houwdegen zelfst. naamw. vechtlustig strijdlustig bijv. naamw. vechtlustig militant bijv. naamw. vechtlustig strijdvaardig bijv. naamw. vechtpartij gevecht zelfst. naamw. vechtpartij knokpartij zelfst. naamw. vechtpartij strijden zelfst. naamw. vechtpartij matpartij zelfst. naamw. vechtpartij kloppartij zelfst. naamw. vechtpartij handgemeen zelfst. naamw. vechtpartijen gevechten overig. vechtwagen tank overig. vederbos helmbos overig. vederdos veren overig. vederdos pluimage overig. vederdos gevederte overig. vedette beroemdheid zelfst. naamw. vedette uitblinker zelfst. naamw. vee veestapel zelfst. naamw. vee veestap zelfst. naamw. veearts dierenarts zelfst. naamw. veearts veterinair zelfst. naamw. veeartsen veterinairs overig. veeartsenijkun diergeneeskun overig. veebedrijf veehouderij zelfst. naamw. veefokkerij fok zelfst. naamw. veefokkerij fokkerij zelfst. naamw. veefokkerij teelt zelfst. naamw. veefokkerij telen zelfst. naamw. veefokkerij verbouw zelfst. naamw. veefokkerij voortbrenging zelfst. naamw. veefokkerij voortplanting zelfst. naamw. veefokkerij aanfok zelfst. naamw. veefokkerij veeteelt zelfst. naamw. veeg lel zelfst. naamw. veeg oorvijg zelfst. naamw. veeg streek zelfst. naamw. veeg vlek zelfst. naamw. veeg ongunstig zelfst. naamw. veeg muilpeer zelfst. naamw. veeg mep zelfst. naamw. veegmachine straatreiniger zelfst. naamw. veehoeder herder zelfst. naamw. veehouder boer zelfst. naamw. veehouderij veebedrijf zelfst. naamw. veel legio bijv. naamw. veel onderscheiden bijv. naamw. veel talrijk bijv. naamw. veel hard bijv. naamw. veel overvloedig bijv. naamw. veel veeltijds bijv. naamw. veel veelal bijv. naamw. veel vaak bijv. naamw. veel menigmaal bijv. naamw. veel gedurig bijv. naamw. veel dikwijls bijv. naamw. veelal meestal bijv. naamw. veelal doorgaans bijv. naamw. veelal veeltijds bijv. naamw. veelal veel bijv. naamw. veelal vaak bijv. naamw. veelal menigmaal bijv. naamw. veelal gedurig bijv. naamw. veelal dikwijls bijv. naamw. veelbelovend hoopgevend bijv. naamw. veelbelovend hoopvol bijv. naamw. veelbelovend talentvol bijv. naamw. veelbelovende gunstige bijv. naamw. veelbelovende voorspoedige bijv. naamw. veelbetekenend betekenisvol bijv. naamw. veelbetekenend significant bijv. naamw. veelbetekenend veelzeggend bijv. naamw. veelbewogen onrustig bijv. naamw. veelbewogen turbulent bijv. naamw. veelbewogen woelig bijv. naamw. veelbewogen roerig bijv. naamw. veelbewogen bewogen bijv. naamw. veeleer eer overig. veeleer liever overig. veeleer liefst overig. veeleisend kieskeurig bijv. naamw. veeleisend inspannend bijv. naamw. veelgevraagd begeerd bijv. naamw. veelgevraagd in trek bijv. naamw. veelgevraagd gezocht bijv. naamw. veelgevraagd gewild bijv. naamw. veelheid pluraliteit zelfst. naamw. veelheid talrijkheid zelfst. naamw. veelheid menigte zelfst. naamw. veeljarig langjarig overig. veelkleurig bont bijv. naamw. veelkleurig kleurrijk bijv. naamw. veelkleurig kakelbont bijv. naamw. veelomvattend breed bijv. naamw. veelomvattend groots bijv. naamw. veelomvattend grootschalig bijv. naamw. veelomvattend uitgebreid bijv. naamw. veelomvattend uitvoerig bijv. naamw. veelomvattend grootscheeps bijv. naamw. veelstemmig polyfoon bijv. naamw. veelstemmig meerstemmig bijv. naamw. veeltalig meertalig overig. veeltijds veelal overig. veeltijds veel overig. veeltijds vaak overig. veeltijds menigmaal overig. veeltijds gedurig overig. veeltijds dikwijls overig. veelverbreid wijdverbreid overig. veelvoorkomend algemeen bijv. naamw. veelvoorkomend gangbaar bijv. naamw. veelvormig multipel bijv. naamw. veelvormig polymorf bijv. naamw. veelvormig pluriform bijv. naamw. veelvoudig menige bijv. naamw. veelvoudig multipel bijv. naamw. veelvoudig verscheidene bijv. naamw. veelvoudig velerlei bijv. naamw. veelvoudig menigerlei bijv. naamw. veelvraat gulzigaard zelfst. naamw. veelvraat vreetzak zelfst. naamw. veelvraat slokop zelfst. naamw. veelvraat schrokop zelfst. naamw. veelvuldig dikwijls bijv. naamw. veelvuldig frequent bijv. naamw. veelvuldig herhaaldelijk bijv. naamw. veelvuldig telkens bijv. naamw. veelvuldig meermaals bijv. naamw. veelvuldig vaak bijv. naamw. veelvuldig regelmatig bijv. naamw. veelvuldig menigmaal bijv. naamw. veelvuldigheid vevoorkomen zelfst. naamw. veelvuldigheid menigvuldigheid zelfst. naamw. veelwijverij polygamie zelfst. naamw. veelzeggend betekenisvol bijv. naamw. veelzeggend duidelijke taal bijv. naamw. veelzeggend significant bijv. naamw. veelzeggend expressief bijv. naamw. veelzeggend veelbetekenend bijv. naamw. veelzijdig allround bijv. naamw. veelzijdig gevarieerd bijv. naamw. veem opslagplaats zelfst. naamw. veem pakhuis zelfst. naamw. veen grondsoort zelfst. naamw. veen turfveen zelfst. naamw. veen veengrond zelfst. naamw. veen turf zelfst. naamw. veen moeras zelfst. naamw. veenachtig turfachtig overig. veengrond veen overig. veengrond turfveen overig. veengrond turf overig. veengronden venen overig. veer autoveer zelfst. naamw. veer dekveer zelfst. naamw. veer pluim zelfst. naamw. veer schokbreker zelfst. naamw. veer pont overig. veerboot ferryboot zelfst. naamw. veerboot veer zelfst. naamw. veerboot veerdienst zelfst. naamw. veerboot pont zelfst. naamw. veerboot pontveer zelfst. naamw. veerdienst pont zelfst. naamw. veerdienst pontveer zelfst. naamw. veerdienst veerboot zelfst. naamw. veerkracht elan zelfst. naamw. veerkracht elasticiteit zelfst. naamw. veerkracht incasseringsvermogen zelfst. naamw. veerkracht rek zelfst. naamw. veerkracht rekbaarheid zelfst. naamw. veerkracht spankracht zelfst. naamw. veerkracht weerstandsvermogen zelfst. naamw. veerkracht weerstand zelfst. naamw. veerkrachtig dynamisch bijv. naamw. veerkrachtig elastisch bijv. naamw. veerkrachtig rekbaar bijv. naamw. veerman schipper zelfst. naamw. veerpont ferryboot zelfst. naamw. veertiendaags halfmaandelijks overig. veest buikwind zelfst. naamw. veestamlijst stamlijst overig. veestap vee overig. veestapel vee zelfst. naamw. veeteelt veefokkerij overig. veevoer voeder zelfst. naamw. veevoer voer zelfst. naamw. vegedoe rompslomp overig. vegen aanvegen werkwoord vegen poetsen werkwoord vegen wegvegen werkwoord vegen wissen werkwoord vegen afwissen werkwoord vegen afvegen werkwoord vegen afdrogen werkwoord veger bezem zelfst. naamw. veger stoffer zelfst. naamw. veger borstel zelfst. naamw. vegetatie gewas zelfst. naamw. vegetatie planten zelfst. naamw. vegetatie plantengroei zelfst. naamw. vehiculum drager zelfst. naamw. vehikel auto zelfst. naamw. vehikel kar zelfst. naamw. vehikel rijtuig zelfst. naamw. vehikel voertuig zelfst. naamw. vehikel wagen zelfst. naamw. vehikel auto overig. veiler vendumeesteres overig. veiler vendumeester overig. veiler veilingmeester overig. veiler auctionaris overig. veiler afslager overig. veilig beschermd bijv. naamw. veilig gerust bijv. naamw. veilig zeker bijv. naamw. veilig ongevaarlijk bijv. naamw. veilig goedaardig bijv. naamw. veiligheid bescherming zelfst. naamw. veiligheid beveiliging zelfst. naamw. veiligheid zekerheid zelfst. naamw. veiligheid beveiligingsinrichting zelfst. naamw. veiligheid beschutting zelfst. naamw. veiligheid protectie zelfst. naamw. veiligheidsdienst inlichtingendienst overig. veiligheidsgord veiligheidsriem overig. veiligheidsgord autogord overig. veiligheidsgordel autogordel zelfst. naamw. veiligheidsgordel riem zelfst. naamw. veiligheidsriem autogordel zelfst. naamw. veiligheidsriem veiligheidsgord zelfst. naamw. veiligheidsriem autogord zelfst. naamw. veiligheidssloten sloten zelfst. naamw. veiligheidsspeld haakje overig. veiligstellen verzekeren werkwoord veiling auctie zelfst. naamw. veiling boeldag zelfst. naamw. veiling boelhuis zelfst. naamw. veiling verkoping zelfst. naamw. veiling vendutie zelfst. naamw. veiling vendu zelfst. naamw. veiling mijn zelfst. naamw. veiling afslag zelfst. naamw. veilingdag boeldag overig. veilinggebouw veiling zelfst. naamw. veilinghal veilingzaal overig. veilinghal veilingslokaal overig. veilinghal veilinglokaal overig. veilinglokaal veilingzaal overig. veilinglokaal veilingslokaal overig. veilinglokaal veilinghal overig. veilingmeester vendumeesteres overig. veilingmeester vendumeester overig. veilingmeester veiler overig. veilingmeester auctionaris overig. veilingmeester afslager overig. veilingmeesters vendumeesters overig. veilingmeesters auctionairs overig. veilingmeesters afslagers overig. veilingslokaal veilingzaal overig. veilingslokaal veilinglokaal overig. veilingslokaal veilinghal overig. veilingwaarde executiewaarde zelfst. naamw. veilingzaal veilingslokaal overig. veilingzaal veilinglokaal overig. veilingzaal veilinghal overig. veinzen doen alsof werkwoord veinzen fingeren werkwoord veinzen voorwenden werkwoord veinzen simuleren werkwoord veinzend voorwendend overig. veinzend huichelend overig. veinzer draaier zelfst. naamw. vel bast zelfst. naamw. vel blaadje zelfst. naamw. vel dierenvel zelfst. naamw. vel huid zelfst. naamw. vel membraan zelfst. naamw. vel schil zelfst. naamw. vel omhulsel zelfst. naamw. vel vlies zelfst. naamw. vel velletje zelfst. naamw. vel peul zelfst. naamw. veld akker zelfst. naamw. veld buiten zelfst. naamw. veld gebied zelfst. naamw. veld grond zelfst. naamw. veld bouwland zelfst. naamw. veldheer generaal zelfst. naamw. veldheer legeraanvoer zelfst. naamw. veldhospitaal barak zelfst. naamw. veldprediker aalmoezenier overig. veldrit cyclocross zelfst. naamw. veldslag gevecht zelfst. naamw. veldslag slag zelfst. naamw. veldslag strijd zelfst. naamw. veldtocht campagne zelfst. naamw. veldwachter rijksveldwachter overig. veldwachter gendarme overig. vele ettelijke overig. velen accepteren werkwoord velen dulden werkwoord velen kunnen hebben werkwoord velen verdragen werkwoord velen uitstaan werkwoord velen tolereren werkwoord velen toelaten werkwoord velen pikken werkwoord velen ondergaan werkwoord velen lijden werkwoord velen doorstaan werkwoord velen aanzien werkwoord velerlei verscheidene overig. velerlei veelvoudig overig. velerlei menigerlei overig. velerlei menige overig. vellen kappen werkwoord vellen uitspreken werkwoord vellen dierenhuiden zelfst. naamw. vellen omhakken zelfst. naamw. vellen omzagen zelfst. naamw. vellen huiden zelfst. naamw. vellen houwen zelfst. naamw. vellen hakken zelfst. naamw. velletje schilletje overig. velletje laagje overig. velletje huidje overig. velletje filmpje overig. velletje vlies overig. velletje vel overig. velletje membraan overig. velo zwijntje overig. velo tweewieler overig. velo rijwiel overig. velo fiets overig. velodroom renbaan zelfst. naamw. velours fluwelen bijv. naamw. velours fluweel zelfst. naamw. velours fluweelachtig zelfst. naamw. velvet fluweel zelfst. naamw. vemensen toeloop overig. vemensen drukte overig. ven meer zelfst. naamw. ven plas zelfst. naamw. ven water zelfst. naamw. vendel vaandel zelfst. naamw. vendel vlaggetje zelfst. naamw. vendel vaantje zelfst. naamw. vendel vlag zelfst. naamw. vendel vaan zelfst. naamw. vendel standaard zelfst. naamw. vendel banier zelfst. naamw. vendelzwaaien vlaggen werkwoord vendetta bloedwraak zelfst. naamw. vendetta vete zelfst. naamw. vendu veiling zelfst. naamw. vendu verkoping zelfst. naamw. vendu vendutie zelfst. naamw. vendu mijn zelfst. naamw. vendu auctie zelfst. naamw. vendu afslag zelfst. naamw. vendumeester vendumeesteres overig. vendumeester veilingmeester overig. vendumeester veiler overig. vendumeester auctionaris overig. vendumeester afslager overig. vendumeesteres vendumeester overig. vendumeesteres veilingmeester overig. vendumeesteres veiler overig. vendumeesteres auctionaris overig. vendumeesteres afslager overig. vendumeesters veilingmeesters overig. vendumeesters auctionairs overig. vendumeesters afslagers overig. vendutie verkoping overig. vendutie vendu overig. vendutie veiling overig. vendutie mijn overig. vendutie auctie overig. vendutie afslag overig. venen veengronden overig. venijn gif zelfst. naamw. venijn venijnigheid zelfst. naamw. venijn vergif zelfst. naamw. venijn virulentie zelfst. naamw. venijn giftigheid zelfst. naamw. venijnboom taxus overig. venijnboom ijf overig. venijnig boos bijv. naamw. venijnig giftig bijv. naamw. venijnig kwaadaardig bijv. naamw. venijnig fel bijv. naamw. venijnig verpestend bijv. naamw. venijnig vergiftig bijv. naamw. venijnigheid giftigheid zelfst. naamw. venijnigheid venijn zelfst. naamw. venijnigheid virulentie zelfst. naamw. vennoot aandeelhouder zelfst. naamw. vennoot zakenpartner zelfst. naamw. vennoot partner zelfst. naamw. vennoot medefirmant zelfst. naamw. vennoot deelgenoot zelfst. naamw. vennoot compagnon zelfst. naamw. vennootschap bedrijf zelfst. naamw. vennootschap coöperatie zelfst. naamw. vennootschap firma zelfst. naamw. vennootschap maatschap zelfst. naamw. vennootschap maatschappij zelfst. naamw. vennootschap onderneming zelfst. naamw. vennootschap handelshuis zelfst. naamw. vennootschap handelsbedrijf zelfst. naamw. venster raam zelfst. naamw. venster ruit zelfst. naamw. venster vensterruit zelfst. naamw. vensterglas glas zelfst. naamw. vensterglas raam zelfst. naamw. vensterglas ruit zelfst. naamw. vensterkozijn kozijn zelfst. naamw. vensterluik blind zelfst. naamw. vensterruit raam zelfst. naamw. vensterruit ruit zelfst. naamw. vensterruit venster zelfst. naamw. vent gozer zelfst. naamw. vent kerel zelfst. naamw. vent manspersoon zelfst. naamw. vent sujet zelfst. naamw. vent heerschap zelfst. naamw. vent knul zelfst. naamw. vent knakker zelfst. naamw. vent ker zelfst. naamw. vent goser zelfst. naamw. vent man zelfst. naamw. vent gast zelfst. naamw. venten huis-aan-huis-verkopen werkwoord venten leuren werkwoord venter koopman zelfst. naamw. venter colporteur zelfst. naamw. venter marskramer zelfst. naamw. ventiel luchtklep zelfst. naamw. ventilatie luchtverversing zelfst. naamw. ventilatiekanaal luchtkoker overig. ventilatiekanaal luchtkanaal overig. ventilatiekanaal luchtgat overig. ventilatiekanaal luchtbuis overig. ventilator fan zelfst. naamw. ventilator luchtververser zelfst. naamw. ventilator compressor zelfst. naamw. ventilator blaasvlambrander zelfst. naamw. ventileren luchten werkwoord ventje baasje zelfst. naamw. ventje joch zelfst. naamw. veomvattend ertshoudend overig. veomvattend bevattend overig. ver afgelegen bijv. naamw. ver verafgelegen bijv. naamw. ver veraf bijv. naamw. ver verwijderd bijv. naamw. veraanschouwelijken illustreren werkwoord veraanschouwelijken voorstellen werkwoord veraanschouwelijken demonstreren werkwoord veracht versmaad overig. verachtelijk abject bijv. naamw. verachtelijk laag bijv. naamw. verachtelijk laatdunkend bijv. naamw. verachten minachten werkwoord verachten geringschatten werkwoord verachting misprijzen zelfst. naamw. verachting smaad zelfst. naamw. verachting minachting zelfst. naamw. verachting geringschatting zelfst. naamw. verademing bevrijding zelfst. naamw. verademing opluchting zelfst. naamw. verademing geruststelling zelfst. naamw. veraf verafgelegen bijv. naamw. veraf ver bijv. naamw. verafgelegen ver bijv. naamw. verafgelegen veraf bijv. naamw. verafgoden aanbidden werkwoord verafgoden adoreren werkwoord verafgoden vereren werkwoord verafgoding adoratie zelfst. naamw. verafschuwen afkeer hebben werkwoord verafschuwen verfoeien werkwoord verafschuwing verfoeiing zelfst. naamw. veralgemenen veralgemeniseren werkwoord veralgemenen globaliseren werkwoord veralgemenen generaliseren werkwoord veralgemeniseren generaliseren werkwoord veralgemeniseren veralgemenen werkwoord veralgemeniseren globaliseren werkwoord veranda loggia zelfst. naamw. veranda uitbouw zelfst. naamw. veranderen aanpassen werkwoord veranderen afwisselen werkwoord veranderen anders worden werkwoord veranderen modificeren werkwoord veranderen omtoveren werkwoord veranderen uiteenlopen werkwoord veranderen wijzigen werkwoord veranderen amenderen zelfst. naamw. veranderen muteren zelfst. naamw. veranderen wijziging zelfst. naamw. veranderen wending werkwoord veranderen verandering werkwoord veranderen transformatie werkwoord veranderen omwisselen werkwoord veranderen omschakeling werkwoord veranderen omkeer werkwoord veranderen hervorming werkwoord veranderen wisselen werkwoord veranderen verschillen werkwoord veranderen variëren werkwoord veranderen omwerken werkwoord veranderen herzien werkwoord veranderen vermaken werkwoord veranderen verwisselen werkwoord veranderen transitie zelfst. naamw. veranderend ongestadig bijv. naamw. verandering aanpassing zelfst. naamw. verandering afwisseling zelfst. naamw. verandering gedaantewisseling zelfst. naamw. verandering keer zelfst. naamw. verandering mutatie zelfst. naamw. verandering ombuiging zelfst. naamw. verandering ommekeer zelfst. naamw. verandering variatie zelfst. naamw. verandering wijziging zelfst. naamw. verandering vernieuwing zelfst. naamw. verandering transformatie zelfst. naamw. verandering wijzigen zelfst. naamw. verandering wending zelfst. naamw. verandering veranderen zelfst. naamw. verandering omwisselen zelfst. naamw. verandering omschakeling zelfst. naamw. verandering omkeer zelfst. naamw. verandering hervorming zelfst. naamw. verandering variëteit zelfst. naamw. verandering keuze zelfst. naamw. verandering ommezwaai zelfst. naamw. verandering kentering zelfst. naamw. verandering nieuwigheid zelfst. naamw. veranderingen wendingen zelfst. naamw. veranderingen kenteringen zelfst. naamw. veranderlijk inconsistent bijv. naamw. veranderlijk onbestendig bijv. naamw. veranderlijk variabel bijv. naamw. veranderlijk overdraagbaar bijv. naamw. veranderlijk wisselvallig bijv. naamw. veranderlijkheid variabiliteit zelfst. naamw. veranderlijkheid wisselvalligheid zelfst. naamw. veranderlijkheid onbestendigheid zelfst. naamw. verankerd gegrondvest bijv. naamw. verankerd gebijteld overig. verankerd gegrondvest bijv. naamw. verankerd gebijteld overig. verankerd gegrondvest bijv. naamw. verankerd gebijteld overig. verankeren vastleggen werkwoord verankeren vastzetten werkwoord verantwoord aanvaardbaar bijv. naamw. verantwoord gefundeerd bijv. naamw. verantwoord verantwoorden werkwoord verantwoord gezond werkwoord verantwoord weloverwogen werkwoord verantwoordelijk aansprakelijk bijv. naamw. verantwoordelijk belangrijk bijv. naamw. verantwoordelijk belast bijv. naamw. verantwoordelijk toerekeningsvatbaar bijv. naamw. verantwoordelijk gehouden bijv. naamw. verantwoordelijkheid aansprakelijkheid zelfst. naamw. verantwoordelijkheid schuld zelfst. naamw. verantwoorden rechtvaardigen werkwoord verantwoorden verantwoord werkwoord verantwoording aansprakelijkheid zelfst. naamw. verantwoording rechtvaardiging zelfst. naamw. verarmd kaal bijv. naamw. verarmen achteruitgaan werkwoord verarmen verloederen werkwoord verarming verpaupering zelfst. naamw. verassen cremeren werkwoord verassen verbranden werkwoord verassing lijkverbranding zelfst. naamw. verbaal gesproken bijv. naamw. verbaal mondeling bijv. naamw. verbaal akte zelfst. naamw. verbaasd verbluft bijv. naamw. verbaasd verbouwereerd bijv. naamw. verbaasd verwonderd bijv. naamw. verbaasd verstomd bijv. naamw. verbaasd verbijsterd bijv. naamw. verbaasd sprakeloos bijv. naamw. verbaasd stomverbaasd bijv. naamw. verbaasd perplex bijv. naamw. verbaasd ontzet bijv. naamw. verbaasd ontsteld bijv. naamw. verbaasd onthutst bijv. naamw. verbaasd ontdaan bijv. naamw. verbaasd beduusd bijv. naamw. verbaasdheid verwondering zelfst. naamw. verbaasdheid verbazing zelfst. naamw. verbabbelen verpraten werkwoord verbaliseren bekeuren werkwoord verbaliseren verwoorden werkwoord verbaliseren formuleren werkwoord verband betrekking zelfst. naamw. verband contract zelfst. naamw. verband gaasje zelfst. naamw. verband samenhang zelfst. naamw. verband verbandgaas zelfst. naamw. verband verbinding zelfst. naamw. verband zwachteling zelfst. naamw. verband schakel zelfst. naamw. verband relatie zelfst. naamw. verband link zelfst. naamw. verband connectie zelfst. naamw. verband liaison zelfst. naamw. verband band zelfst. naamw. verband aansluiting zelfst. naamw. verband correlatie zelfst. naamw. verbanden zinsverbanden zelfst. naamw. verbanden zwachtels zelfst. naamw. verbanden samenhangen zelfst. naamw. verbanden contexten zelfst. naamw. verbandgaas verband zelfst. naamw. verbannen uitbannen werkwoord verbannen verdrijven werkwoord verbannen vasthouden werkwoord verbannen boeien werkwoord verbannen bezweren werkwoord verbannen betoveren werkwoord verbannen bannen werkwoord verbannen uitwijzen werkwoord verbannen uitjagen werkwoord verbannen uitdrijven werkwoord verbannen verwijzen werkwoord verbannen overplaatsen werkwoord verbannen overdragen werkwoord verbannen degraderen werkwoord verbannen wegjagen werkwoord verbannen verjagen werkwoord verbannen uitzetten werkwoord verbannen uitstoten werkwoord verbanning ballingschap zelfst. naamw. verbanning ban zelfst. naamw. verbanning uitbanning zelfst. naamw. verbanning deportatie zelfst. naamw. verbanning verbod zelfst. naamw. verbasteren verhaspelen werkwoord verbasteren vervormen werkwoord verbazen bevreemden werkwoord verbazen verwonderen werkwoord verbazen verbijsteren werkwoord verbazend verbazingwekkend bijv. naamw. verbazend enorm bijv. naamw. verbazend onvoorstelbaar bijv. naamw. verbazend uitgeslapen bijv. naamw. verbazend handig bijv. naamw. verbazend gevaarlijk bijv. naamw. verbazend wonderlijk bijv. naamw. verbazend wonderbaarlijk bijv. naamw. verbazend wonderbaar bijv. naamw. verbazend verwonderlijk bijv. naamw. verbazend verwonderingwekkend bijv. naamw. verbazend opzienbarend bijv. naamw. verbazend miraculeus bijv. naamw. verbazend fenomenaal bijv. naamw. verbazend verwonderend bijv. naamw. verbazend verbijsterend bijv. naamw. verbazend curieus bijv. naamw. verbazing verbijstering zelfst. naamw. verbazing verwondering zelfst. naamw. verbazing verbaasdheid zelfst. naamw. verbazingwekkend curieus bijv. naamw. verbazingwekkend fenomenaal bijv. naamw. verbazingwekkend miraculeus bijv. naamw. verbazingwekkend opzienbarend bijv. naamw. verbazingwekkend verbazend bijv. naamw. verbazingwekkend verwonderend bijv. naamw. verbazingwekkend verwonderlijk bijv. naamw. verbazingwekkend wonderbaar bijv. naamw. verbazingwekkend wonderbaarlijk bijv. naamw. verbazingwekkend wonderlijk bijv. naamw. verbazingwekkend formidabel bijv. naamw. verbazingwekkend verwonderingwekkend bijv. naamw. verbazingwekkend verbijsterend bijv. naamw. verbeelden indenken werkwoord verbeelden uitbeelden werkwoord verbeelden verpersonificeren werkwoord verbeelden vertolken werkwoord verbeelding arrogantie zelfst. naamw. verbeelding creativiteit zelfst. naamw. verbeelding fantasie zelfst. naamw. verbeelding waanidee zelfst. naamw. verbeeldingen hersenschimmen zelfst. naamw. verbeeldingen inbeeldingen zelfst. naamw. verbeeldingskracht fantasie zelfst. naamw. verbeeldingskracht verbeelding zelfst. naamw. verbeeldingskracht voorstellingsvermogen zelfst. naamw. verbeiden afwachten werkwoord verbergen achterhouden werkwoord verbergen maskeren werkwoord verbergen verduisteren werkwoord verbergen verhullen werkwoord verbergen versluieren werkwoord verbergen verstoppen werkwoord verbergen verheimelijken werkwoord verbergen bemantelen werkwoord verbergen wegstoppen werkwoord verberging verhulling zelfst. naamw. verberging verheling zelfst. naamw. verberging verborgene overig. verbergplaats wijkplaats overig. verbergplaats vluchtoord overig. verbergplaats vluchthaven overig. verbergplaats uitwijkplaats overig. verbergplaats toevluchtsoord overig. verbergplaats toevluchthaven overig. verbergplaats haven overig. verbergplaats asiel overig. verbeten grimmig bijv. naamw. verbeten haatdragend bijv. naamw. verbeten onderdrukt bijv. naamw. verbeten opgekropt bijv. naamw. verbeten verkropt bijv. naamw. verbeten fel bijv. naamw. verbeten verstokt bijv. naamw. verbeten stijfhoofdig bijv. naamw. verbeten koppig bijv. naamw. verbeten hardnekkig bijv. naamw. verbeten halsstarrig bijv. naamw. verbetenheid felheid zelfst. naamw. verbeter corrigeren werkwoord verbeter renoveren werkwoord verbeter verbeteren werkwoord verbeteraar corrector zelfst. naamw. verbeterd corrigeren werkwoord verbeterd renoveren werkwoord verbeterd verbeteren werkwoord verbeteren beteren werkwoord verbeteren bijwerken werkwoord verbeteren corrigeren werkwoord verbeteren goedmaken werkwoord verbeteren herstellen werkwoord verbeteren herzien werkwoord verbeteren overtreffen werkwoord verbeteren renoveren werkwoord verbeteren repareren werkwoord verbeteren verbeter werkwoord verbeteren verbeterd werkwoord verbeteren optimaliseren werkwoord verbeteren vernieuwen werkwoord verbeteren hernieuwen werkwoord verbeteren overwerken werkwoord verbeteren nawerken werkwoord verbeteren namaken werkwoord verbetering stap vooruit zelfst. naamw. verbetering correctie zelfst. naamw. verbetering rectificatie zelfst. naamw. verbetering herstelling zelfst. naamw. verbeuzelen verdoen werkwoord verbeuzelen verknoeien werkwoord verbeuzelen verlummelen werkwoord verbieden beletten werkwoord verbijsterd onthutst bijv. naamw. verbijsterd verwonderd bijv. naamw. verbijsterd verstomd bijv. naamw. verbijsterd verbluft bijv. naamw. verbijsterd verbaasd bijv. naamw. verbijsterd sprakeloos bijv. naamw. verbijsteren verwonderen werkwoord verbijsteren verbluffen werkwoord verbijsteren ontzetten werkwoord verbijsteren ontstellen werkwoord verbijsteren onthutsen werkwoord verbijsteren verbazen werkwoord verbijsteren bevreemden werkwoord verbijsteren verdoven werkwoord verbijsterend ontstellend overig. verbijsterend wonderlijk overig. verbijsterend wonderbaarlijk overig. verbijsterend wonderbaar overig. verbijsterend verwonderlijk overig. verbijsterend verwonderingwekkend overig. verbijsterend verwonderend overig. verbijsterend verbazingwekkend overig. verbijsterend verbazend overig. verbijsterend opzienbarend overig. verbijsterend miraculeus overig. verbijsterend fenomenaal overig. verbijsterend curieus overig. verbijstering ontzetting zelfst. naamw. verbijstering schrik zelfst. naamw. verbijstering verbouwereerdheid zelfst. naamw. verbijstering ontsteldheid zelfst. naamw. verbijstering verdoving zelfst. naamw. verbijten inhouden werkwoord verbijten verkroppen werkwoord verbijten verknijpen werkwoord verbinden aaneenschakelen werkwoord verbinden koppelen werkwoord verbinden omzwachtelen werkwoord verbinden samenbinden werkwoord verbinden samenkoppelen werkwoord verbinden vastmaken werkwoord verbinden aaneenkoppelen zelfst. naamw. verbinden samenplakken werkwoord verbinden agglutineren werkwoord verbinden samenvoegen werkwoord verbinden verzekeren werkwoord verbinden vastzetten werkwoord verbinden vastleggen werkwoord verbinden vastbinden werkwoord verbinden bevestigen werkwoord verbinden aaneenbinden werkwoord verbinden knopen werkwoord verbinden paren werkwoord verbinding aaneenkoppeling zelfst. naamw. verbinding aaneensluiting zelfst. naamw. verbinding aaneenvoeging zelfst. naamw. verbinding aanhechting zelfst. naamw. verbinding aansluiting zelfst. naamw. verbinding band zelfst. naamw. verbinding connectie zelfst. naamw. verbinding contact zelfst. naamw. verbinding liaison zelfst. naamw. verbinding link zelfst. naamw. verbinding samenhang zelfst. naamw. verbinding samenvoeging zelfst. naamw. verbinding verband zelfst. naamw. verbinding Infrarood zelfst. naamw. verbinding combinatie zelfst. naamw. verbinding koppeling zelfst. naamw. verbinding las zelfst. naamw. verbinding relatie zelfst. naamw. verbinding correlatie zelfst. naamw. verbindingsgang portaal overig. verbindingsgang overloop overig. verbindingsgang hal overig. verbindingsstang dissel overig. verbindingsstuk koppeling zelfst. naamw. verbindingsteken koppelteken zelfst. naamw. verbindingswoord syndeton overig. verbintenis contract zelfst. naamw. verbintenis huwelijk zelfst. naamw. verbintenis verplichting zelfst. naamw. verbintenis schikking zelfst. naamw. verbintenis akkoord zelfst. naamw. verbintenis afspraak zelfst. naamw. verbitterd bitter bijv. naamw. verbitterd fel bijv. naamw. verbitterd galachtig bijv. naamw. verbitteren vergrammen werkwoord verbitteren vergiftigen werkwoord verbitteren infecteren werkwoord verbitteren aanstoken werkwoord verbittering wrok zelfst. naamw. verbittering verergering zelfst. naamw. verbleken lijkwit worden werkwoord verbleken vaal worden werkwoord verbleken vervagen werkwoord verbleken tanen werkwoord verblijd verheugd bijv. naamw. verblijd blij bijv. naamw. verblijden plezieren werkwoord verblijden verheugd werkwoord verblijden verrukken werkwoord verblijdend heugelijk bijv. naamw. verblijdend heuglijk bijv. naamw. verblijf domicilie zelfst. naamw. verblijf huis zelfst. naamw. verblijf oponthoud zelfst. naamw. verblijf woning zelfst. naamw. verblijf woonhuis zelfst. naamw. verblijf thuis zelfst. naamw. verblijf residentie zelfst. naamw. verblijf stulp zelfst. naamw. verblijf optrekje zelfst. naamw. verblijf woonplaats zelfst. naamw. verblijfplaats adres zelfst. naamw. verblijfplaats huisvesting zelfst. naamw. verblijfplaats tehuis zelfst. naamw. verblijfplaats onderkomen zelfst. naamw. verblijfplaats onderdak zelfst. naamw. verblijfplaats kwartier zelfst. naamw. verblijfplaats behuizing zelfst. naamw. verblijfplaats accommodatie zelfst. naamw. verblijven logeren werkwoord verblijven wonen werkwoord verblijven toeven werkwoord verblijven resteren werkwoord verblijven resten werkwoord verblijven overblijven werkwoord verblijven blijven werkwoord verblijven resideren werkwoord verblijven leven werkwoord verblind verdwaasd bijv. naamw. verblinden obsederen werkwoord verblinden verdwazen werkwoord verblindend oogverblindend bijv. naamw. verblindend schitterend bijv. naamw. verblindheid verblinding zelfst. naamw. verblinding verblindheid overig. verbloemd bedekt overig. verbloemd eufemistisch overig. verbloemd versluierd overig. verbloemd verkapt overig. verbloemd verholen overig. verbloemd verscholen overig. verbloemd verhuld overig. verbloemd verdoezeld overig. verbloemd verborgen overig. verbloemen goedpraten werkwoord verbloemen maskeren werkwoord verbloeming eufemisme zelfst. naamw. verbluffen epateren werkwoord verbluffen overdonderen werkwoord verbluffen verbijsteren werkwoord verbluffen ontzetten werkwoord verbluffen ontstellen werkwoord verbluffen onthutsen werkwoord verbluffend verbijsterend overig. verbluft met open mond bijv. naamw. verbluft verstomd bijv. naamw. verbluft verslagen bijv. naamw. verbluft onthutst bijv. naamw. verbluft ontdaan bijv. naamw. verbluft verwonderd bijv. naamw. verbluft verbijsterd bijv. naamw. verbluft verbaasd bijv. naamw. verbluft sprakeloos bijv. naamw. verbod interdict overig. verbod verbanning overig. verboden ongeoorloofd bijv. naamw. verboden wederrechtelijk bijv. naamw. verboden zwart bijv. naamw. verboden onwettig bijv. naamw. verboden onwettelijk bijv. naamw. verboden onwetmatig bijv. naamw. verboden onrechtmatig bijv. naamw. verboden illegaal bijv. naamw. verboden illegitiem bijv. naamw. verboemelen verspillen werkwoord verboemelen verkwisten werkwoord verboemelen verkwanselen werkwoord verboemelen verkopen werkwoord verboemelen verbrassen werkwoord verbogen krom bijv. naamw. verbolgen beledigd bijv. naamw. verbolgen boos bijv. naamw. verbolgen giftig bijv. naamw. verbolgen kwaad bijv. naamw. verbolgen vertoornd bijv. naamw. verbolgen nijdig bijv. naamw. verbolgen gebelgd bijv. naamw. verbolgenheid toorn zelfst. naamw. verbolgenheid woede zelfst. naamw. verbond alliantie zelfst. naamw. verbond associatie zelfst. naamw. verbond bond zelfst. naamw. verbond bondgenootschap zelfst. naamw. verbond pact zelfst. naamw. verbond unie zelfst. naamw. verbond coalitie zelfst. naamw. verbond verdrag zelfst. naamw. verbond liga zelfst. naamw. verbond federatie zelfst. naamw. verbond binding zelfst. naamw. verbond band zelfst. naamw. verbond akkoord zelfst. naamw. verbond overeenkomst overig. verbonden aaneengehecht bijv. naamw. verbonden gehecht bijv. naamw. verbonden saamhorig bijv. naamw. verbonden verenigd bijv. naamw. verbonden samenhangend bijv. naamw. verbonden aaneengesloten bijv. naamw. verbonden gekoppeld bijv. naamw. verbonden aangevoegd bijv. naamw. verbonden unies bijv. naamw. verbonden liga`s bijv. naamw. verbondenheid band zelfst. naamw. verbondenheid lotsverbondenheid zelfst. naamw. verbondenheid saamhorigheid zelfst. naamw. verbondenheid solidariteit zelfst. naamw. verbondenheid eensgezindheid zelfst. naamw. verborgen heimelijk bijv. naamw. verborgen verhuld bijv. naamw. verborgen verscholen bijv. naamw. verborgen achterbaks bijv. naamw. verborgen occult bijv. naamw. verborgen stilzwijgend bijv. naamw. verborgen gesloten bijv. naamw. verborgen geheim bijv. naamw. verborgen sluimerend bijv. naamw. verborgen onderhuids bijv. naamw. verborgen verholen bijv. naamw. verborgen verdoezeld bijv. naamw. verborgen verbloemd bijv. naamw. verborgene verhulling overig. verborgene verheling overig. verborgene verberging overig. verborgenheid stiekemheid zelfst. naamw. verborgenheid heimelijkheid zelfst. naamw. verborgenheid geheim zelfst. naamw. verbouw bouw zelfst. naamw. verbouw cultuur zelfst. naamw. verbouw teelt zelfst. naamw. verbouw veefokkerij zelfst. naamw. verbouw voortplanting zelfst. naamw. verbouw voortbrenging zelfst. naamw. verbouw reproductie zelfst. naamw. verbouw kweken zelfst. naamw. verbouw fokkerij zelfst. naamw. verbouw fok zelfst. naamw. verbouw aanplant zelfst. naamw. verbouw aankweken zelfst. naamw. verbouw aankweek zelfst. naamw. verbouw aanfok zelfst. naamw. verbouw telen zelfst. naamw. verbouwen kweken werkwoord verbouwen opknappen werkwoord verbouwen telen werkwoord verbouwen voortbrengen werkwoord verbouwen procreëren werkwoord verbouwen planten werkwoord verbouwen opkweken werkwoord verbouwen genereren werkwoord verbouwen fokken werkwoord verbouwen aanplanten werkwoord verbouwen aankweken werkwoord verbouwen vertimmeren werkwoord verbouwer aannemer overig. verbouwereerd beduusd bijv. naamw. verbouwereerd ontdaan bijv. naamw. verbouwereerd onthutst bijv. naamw. verbouwereerd ontsteld bijv. naamw. verbouwereerd ontzet bijv. naamw. verbouwereerd perplex bijv. naamw. verbouwereerd stomverbaasd bijv. naamw. verbouwereerd verbaasd bijv. naamw. verbouwereerdheid verbijstering zelfst. naamw. verbouwereerdheid ontsteldheid zelfst. naamw. verbouwing restauratie zelfst. naamw. verbouwing vertimmering zelfst. naamw. verbouwingen renovaties zelfst. naamw. verbrand afgebrand bijv. naamw. verbrand verschroeid bijv. naamw. verbranden aanbranden werkwoord verbranden afbranden werkwoord verbranden blakeren werkwoord verbranden verassen werkwoord verbranden cremeren werkwoord verbrandheid verbranding zelfst. naamw. verbranding brandwond zelfst. naamw. verbranding lijkverbranding zelfst. naamw. verbranding verbrandheid zelfst. naamw. verbranding verbrandingsproces zelfst. naamw. verbranding brandplek zelfst. naamw. verbrandingsproces verbranding zelfst. naamw. verbrassen erdoor jagen werkwoord verbrassen verkopen werkwoord verbrassen verkwisten werkwoord verbrassen verspillen werkwoord verbrassen verkwanselen werkwoord verbrassen verboemelen werkwoord verbreden bremaken werkwoord verbreding verwijding zelfst. naamw. verbreiden doorvertellen werkwoord verbreiden expanderen werkwoord verbreiden rondstrooien werkwoord verbreiden uitvaardigen werkwoord verbreiden verwijden werkwoord verbreiden verruimen werkwoord verbreiden vermeerderen werkwoord verbreiden uitdijen werkwoord verbreiden uitbreiden werkwoord verbreiden uitbouwen werkwoord verbreiden openen werkwoord verbreiden verspreiden werkwoord verbreiden verdeler werkwoord verbreiden verbreider werkwoord verbreiden uitzenden werkwoord verbreiden uitzaaien werkwoord verbreider versprei overig. verbreider verdeler overig. verbreider distributeur overig. verbreider verspreiden overig. verbreider verbreiden overig. verbreider uitzenden overig. verbreider uitzaaien overig. verbreider rondstrooien overig. verbreiding proliferatie zelfst. naamw. verbreiding uitlegging zelfst. naamw. verbreiding uitspreiding zelfst. naamw. verbreken afbreken werkwoord verbreken beëindigen werkwoord verbreken forceren werkwoord verbreken ontbinden werkwoord verbreken opheffen werkwoord verbreken stukmaken werkwoord verbreken verbrijzelen werkwoord verbreken onderbreking zelfst. naamw. verbreken onderbreken werkwoord verbreking interruptie zelfst. naamw. verbreking segregatie zelfst. naamw. verbreking onderbreking zelfst. naamw. verbreking breuk zelfst. naamw. verbreking scheiding zelfst. naamw. verbrijzelen stukslaan werkwoord verbrijzelen verbreken werkwoord verbrijzelen vermorzelen werkwoord verbrijzelen kapotslaan werkwoord verbrijzelen inslaan werkwoord verbrijzelen stukmaken werkwoord verbrijzelen opheffen werkwoord verbrijzelen ontbinden werkwoord verbrijzelen forceren werkwoord verbrijzelen beëindigen werkwoord verbrijzelen afbreken werkwoord verbrijzelen verpletteren werkwoord verbrijzelen vergruizen werkwoord verbrijzelen platdrukken werkwoord verbrijzelen fijnmaken werkwoord verbrijzeling vermorzeling zelfst. naamw. verbrijzeling verplettering zelfst. naamw. verbroddelen verbrodden werkwoord verbroddelen verzieken werkwoord verbroddelen verpesten werkwoord verbroddelen verknoeien werkwoord verbroddelen verknallen werkwoord verbroddelen verklungelen werkwoord verbroddelen stukmaken werkwoord verbroddelen bederven werkwoord verbrodden verbroddelen werkwoord verbroedering verzoening zelfst. naamw. verbroken gebroken bijv. naamw. verbrokkelen afbrokkelen werkwoord verbrokkelen verkruimelen werkwoord verbrokkeling versnippering zelfst. naamw. verbrokkeling vergruizing zelfst. naamw. verbruien verknallen werkwoord verbruik consumptie zelfst. naamw. verbruiken consumeren werkwoord verbruiken nuttigen werkwoord verbruiken opbranden werkwoord verbruiken opmaken werkwoord verbruiken verteren werkwoord verbruiken gebruiken werkwoord verbruiken verorberen werkwoord verbruiken slopen werkwoord verbruiken doorjagen werkwoord verbruiker consument zelfst. naamw. verbruiker gebruiker zelfst. naamw. verbruiksartikel consumptiegoed zelfst. naamw. verbruiksartikel consumptieartikel zelfst. naamw. verbruiksbelasting accijns zelfst. naamw. verbruiksbelasting gebruiksbelasting zelfst. naamw. verbruiksgoederen consumptiegoederen zelfst. naamw. verbruikt verteerd bijv. naamw. verbuigbaar vervoegbaar overig. verbuigen declineren werkwoord verbuigen ombuigen werkwoord verbuigen vervoegen werkwoord verbuiging buiging zelfst. naamw. verbuiging declinatie zelfst. naamw. verbuiging kromming zelfst. naamw. verbuiging bocht zelfst. naamw. verdacht bedacht bijv. naamw. verdacht bedenkelijk bijv. naamw. verdacht donker bijv. naamw. verdacht louche bijv. naamw. verdacht onbetrouwbaar bijv. naamw. verdacht onguur bijv. naamw. verdacht obscuur bijv. naamw. verdacht glibberig bijv. naamw. verdacht duister bijv. naamw. verdacht dubieus bijv. naamw. verdacht twijfelachtig bijv. naamw. verdacht omstreden bijv. naamw. verdacht kwestieus bijv. naamw. verdacht betwist bijv. naamw. verdacht geschakeerd bijv. naamw. verdachte aangeklaagde zelfst. naamw. verdachte beklaagde zelfst. naamw. verdachte gedaagde zelfst. naamw. verdachte beschuldigde zelfst. naamw. verdachtmaking aantijging zelfst. naamw. verdachtmaking insinuatie zelfst. naamw. verdachtmaking beschuldiging zelfst. naamw. verdagen opschorten werkwoord verdagen verschuiven werkwoord verdagen uittrekken werkwoord verdagen uitstellen werkwoord verdagen uitkrijgen werkwoord verdagen uitdoen werkwoord verdagen afzetten werkwoord verdagen afleggen werkwoord verdagen afdoen werkwoord verdagen aanhouden werkwoord verdagen verlengen werkwoord verdaging uitstel zelfst. naamw. verdampen dampen werkwoord verdampen vervliegen werkwoord verdampt vervluchtig overig. verdedigbaar houdbaar bijv. naamw. verdedigbaarheid geldigheid zelfst. naamw. verdedigen afweren werkwoord verdedigen beschermen werkwoord verdedigen dekken werkwoord verdedigen opkomen werkwoord verdedigen pleiten werkwoord verdedigen rechtvaardigen werkwoord verdedigen verontschuldigen werkwoord verdedigen verweren zelfst. naamw. verdedigen weren zelfst. naamw. verdedigen beschutten werkwoord verdedigend defensief overig. verdedigend verdediging overig. verdedigend tegenweer overig. verdediger aanhanger zelfst. naamw. verdediger achterspeler zelfst. naamw. verdediger mandekker zelfst. naamw. verdediger pleiter zelfst. naamw. verdediger raadsman zelfst. naamw. verdediger pleitbezorger zelfst. naamw. verdediger jurist zelfst. naamw. verdediger advocaat zelfst. naamw. verdediger voorstellend zelfst. naamw. verdediger voorstander zelfst. naamw. verdedigers pleitbezorgers overig. verdediging achterhoede zelfst. naamw. verdediging afweer zelfst. naamw. verdediging verweerschrift zelfst. naamw. verdediging apologie zelfst. naamw. verdediging verdedigend zelfst. naamw. verdediging tegenweer zelfst. naamw. verdedigingsakte verweerschrift overig. verdedigingsakte verweer overig. verdedigingsakte repliek overig. verdedigingsakte bezwaar overig. verdedigingsmiddel verweermiddel overig. verdedigingswapen wapen zelfst. naamw. verdedigster pleitster overig. verdedigster pleitbezorgster overig. verdeel distribueren werkwoord verdeel ronddelen werkwoord verdeel verkavelen werkwoord verdeelbaar deelbaar bijv. naamw. verdeeld gedeeld bijv. naamw. verdeeld uiteenlopend bijv. naamw. verdeelde verschillende bijv. naamw. verdeeldheid tweedracht zelfst. naamw. verdeeldheid tweespalt zelfst. naamw. verdeeldheid twist zelfst. naamw. verdeeldheid vete zelfst. naamw. verdeeldheid tweestrijd zelfst. naamw. verdeeldheid schisma zelfst. naamw. verdeeldheid scheuring zelfst. naamw. verdeeldheid onenigheid zelfst. naamw. verdeeldheid conflict zelfst. naamw. verdeeldheid gespletenheid zelfst. naamw. verdeeldheid disharmonie zelfst. naamw. verdeeldheid verscheurdheid zelfst. naamw. verdeemoedigen vernederen werkwoord verdelen distribueren werkwoord verdelen opdelen werkwoord verdelen ronddelen werkwoord verdelen verkavelen werkwoord verdelen uitreiken werkwoord verdelen uitdelen werkwoord verdelen rondgeven werkwoord verdelen kavelen werkwoord verdelen rondreiken werkwoord verdeler rondstrooien werkwoord verdeler verspreider zelfst. naamw. verdeler deler zelfst. naamw. verdeler versprei zelfst. naamw. verdeler verbreider zelfst. naamw. verdeler distributeur zelfst. naamw. verdeler verspreiden zelfst. naamw. verdeler verbreiden zelfst. naamw. verdeler uitzenden zelfst. naamw. verdeler uitzaaien zelfst. naamw. verdelgen bestrijden werkwoord verdelgen uitroeien werkwoord verdelgen solveren werkwoord verdelgen opheffen werkwoord verdelgen liquideren werkwoord verdelgen afwikkelen werkwoord verdelgen uitdelgen werkwoord verdelgend verwoestend overig. verdelgend vernietigend overig. verdelgend vernielend overig. verdelgend destructief overig. verdelging uitroeiing zelfst. naamw. verdelging uitsterving zelfst. naamw. verdelging vernietiging zelfst. naamw. verdeling classificatie zelfst. naamw. verdeling distributie zelfst. naamw. verdenken wantrouwen werkwoord verdenken incrimineren werkwoord verdenken betichten werkwoord verdenken beschuldigen werkwoord verdenking achterdocht zelfst. naamw. verdenking beschuldiging zelfst. naamw. verdenking sjoege zelfst. naamw. verder overig bijv. naamw. verder bovendien bijv. naamw. verder daarenboven bijv. naamw. verder nader bijv. naamw. verder overigens bijv. naamw. verder vervolgens bijv. naamw. verder voorts bijv. naamw. verder trouwens bijv. naamw. verder alsmede bijv. naamw. verder voortaan bijv. naamw. verder ook overig. verdere toekomstig overig. verderf ineenstorting zelfst. naamw. verderf onheil zelfst. naamw. verderf verdoeming zelfst. naamw. verderfelijk heilloos bijv. naamw. verderfelijk laakbaar bijv. naamw. verderfelijk verdorven bijv. naamw. verderfelijk zondig bijv. naamw. verderfelijk pernicieus bijv. naamw. verderfelijk goddeloos bijv. naamw. verderfelijk slecht overig. verdergaan doorgaan werkwoord verdergaan doorlopen werkwoord verdergaan voortzetten werkwoord verdergaan voortgaan werkwoord verdergaan vervolgen werkwoord verdergaan continueren werkwoord verdergaan aanhouden werkwoord verdergaan prolongeren werkwoord verdergaan verlopen werkwoord verdergaan avanceren werkwoord verdergaan voortzetten overig. verderhelpen vooruithelpen overig. verderven verworden werkwoord verderven degenereren werkwoord verderven achteruitgaan werkwoord verderven corrumperen werkwoord verderven ontaarden werkwoord verdicht fictief bijv. naamw. verdicht geveinsd bijv. naamw. verdicht gefingeerd bijv. naamw. verdicht denkbeeldig bijv. naamw. verdicht aangenomen bijv. naamw. verdichten bedenken werkwoord verdichten verzinnen werkwoord verdichten voorwenden werkwoord verdichten uitdenken werkwoord verdichten fantaseren werkwoord verdichting fictie zelfst. naamw. verdichting leugen zelfst. naamw. verdichting verzinsel zelfst. naamw. verdichting verdichtsel zelfst. naamw. verdichting sprookje zelfst. naamw. verdichting fabel zelfst. naamw. verdichting bedenksel zelfst. naamw. verdichtsel fabel zelfst. naamw. verdichtsel leugen zelfst. naamw. verdichtsel mythe zelfst. naamw. verdichtsel verzinsel zelfst. naamw. verdichtsel verdichting zelfst. naamw. verdichtsel sprookje zelfst. naamw. verdichtsel fictie zelfst. naamw. verdichtsel bedenksel zelfst. naamw. verdichtsel vertelsel zelfst. naamw. verdichtsel vertelling zelfst. naamw. verdichtsel verhaaltje zelfst. naamw. verdichtsel verhaal zelfst. naamw. verdichtsel relaas zelfst. naamw. verdichtsel geschiedenis zelfst. naamw. verdiend gerechtvaardigd bijv. naamw. verdienen beuren werkwoord verdienen waard zijn werkwoord verdienste inkomen zelfst. naamw. verdienste merite zelfst. naamw. verdienste salaris zelfst. naamw. verdienste waar zelfst. naamw. verdienste wedde zelfst. naamw. verdienste traktement zelfst. naamw. verdienste soldij zelfst. naamw. verdienste loon zelfst. naamw. verdienste honorarium zelfst. naamw. verdienste gage zelfst. naamw. verdienste bezoldiging zelfst. naamw. verdienste arbeidsloon zelfst. naamw. verdienstelijk aardig bijv. naamw. verdienstelijk loffelijk bijv. naamw. verdienstelijkheid verdienste zelfst. naamw. verdiensten inkomsten zelfst. naamw. verdiensten merites zelfst. naamw. verdiensten ontvangsten zelfst. naamw. verdiepen intensiveren werkwoord verdieping etage zelfst. naamw. verdieping intensivering zelfst. naamw. verdieping woonlaag zelfst. naamw. verdiept ingespannen bijv. naamw. verdiept geconcentreerd bijv. naamw. verdikkeme verdomd overig. verdikkeme vervloekt overig. verdikkeme verdorie overig. verdikkeme verdomme overig. verdikkeme verdoemd overig. verdikken inkoken werkwoord verdikken indikken werkwoord verdikken inbinden werkwoord verdikkie drommels overig. verdikking knobbel zelfst. naamw. verdisconteren incalculeren werkwoord verdoemd verdorie bijv. naamw. verdoemd vervloekt bijv. naamw. verdoemd duivels bijv. naamw. verdoemd verdomme bijv. naamw. verdoemd verdomd bijv. naamw. verdoemd verdikkeme bijv. naamw. verdoemde verwezene overig. verdoemde veroordeelde overig. verdoemde tuchthuisboef overig. verdoemde gevangene overig. verdoemde gestrafte overig. verdoemen vervloeken werkwoord verdoemen verdommen werkwoord verdoemen verwensen werkwoord verdoeming verderf overig. verdoen verkwisten werkwoord verdoen verspillen werkwoord verdoezeld verscholen overig. verdoezeld verhuld overig. verdoezeld verholen overig. verdoezeld verborgen overig. verdoezeld verbloemd overig. verdoezelen maskeren werkwoord verdomd verdorie bijv. naamw. verdomd afgrijselijk bijv. naamw. verdomd afschuwelijk bijv. naamw. verdomd echt bijv. naamw. verdomd verdikkeme bijv. naamw. verdomd verdomme bijv. naamw. verdomd vervloekt bijv. naamw. verdomd verdoemd bijv. naamw. verdomme tering bijv. naamw. verdomme verdorie bijv. naamw. verdomme verdomd bijv. naamw. verdomme vervloekt bijv. naamw. verdomme verdoemd bijv. naamw. verdomme verdikkeme bijv. naamw. verdommen vertikken werkwoord verdommen verdoemen werkwoord verdommenis bliksem zelfst. naamw. verdommenis hel zelfst. naamw. verdonkeremanen stelen werkwoord verdonkeremanen verduisteren werkwoord verdonkeremanen wegpikken werkwoord verdonkeremanen wegkapen werkwoord verdonkeremanen vervreemden werkwoord verdonkeremanen pikken werkwoord verdonkeremanen ontvreemden werkwoord verdonkeremanen jatten werkwoord verdonkeremanen inpikken werkwoord verdonkeremanen gappen werkwoord verdonkeremanen achteroverdrukken werkwoord verdonkeremanen wegnemen werkwoord verdonkeremanen toeëigenen werkwoord verdonkeremanen snaaien werkwoord verdonkeremanen ontnemen werkwoord verdonkeremanen kapen werkwoord verdonkeremanen wegfutselen werkwoord verdonkeremanen achterhouden werkwoord verdonkeremaning verduistering zelfst. naamw. verdonkeremaning zwend zelfst. naamw. verdonkeremaning verduisteren zelfst. naamw. verdonkeremaning ontvreemding zelfst. naamw. verdonkeremaning onregelmatigheden zelfst. naamw. verdonkeremaning malversatie zelfst. naamw. verdonkeremaning fraude zelfst. naamw. verdonkeren verduisteren werkwoord verdonkeren versomberen werkwoord verdoofd bedwelmd bijv. naamw. verdoofdheid gevoelloosheid zelfst. naamw. verdord dor bijv. naamw. verdord droog bijv. naamw. verdord verwelkt bijv. naamw. verdord verlept bijv. naamw. verdorie verdoemd bijv. naamw. verdorie verdomd bijv. naamw. verdorie verdomme bijv. naamw. verdorie vervloekt bijv. naamw. verdorie deksels bijv. naamw. verdorie drommels bijv. naamw. verdorie verdikkeme bijv. naamw. verdorren afsterven werkwoord verdorren uitdrogen werkwoord verdorren verwelken werkwoord verdorren verdrogen werkwoord verdorren opdrogen werkwoord verdorren indrogen werkwoord verdorren verleppen werkwoord verdorren verflensen werkwoord verdorren kwijnen werkwoord verdorren verkommeren werkwoord verdorven liederlijk bijv. naamw. verdorven onzedelijk bijv. naamw. verdorven pervers bijv. naamw. verdorven verderfelijk bijv. naamw. verdorven erg bijv. naamw. verdorven goddeloos bijv. naamw. verdorven tuchteloos bijv. naamw. verdorven heilloos bijv. naamw. verdorven verkeerd bijv. naamw. verdorven onhandelbaar bijv. naamw. verdorvenheid boosheid zelfst. naamw. verdorvenheid slechtheid zelfst. naamw. verdorvenheid bederf zelfst. naamw. verdoven bedwelmen werkwoord verdoven narcotiseren werkwoord verdoven verbijsteren werkwoord verdoving narcose zelfst. naamw. verdoving anesthesie zelfst. naamw. verdoving narco zelfst. naamw. verdoving verbijstering zelfst. naamw. verdraaglijk draaglijk bijv. naamw. verdraaglijk tolereerbaar bijv. naamw. verdraaglijk toelaatbaar bijv. naamw. verdraaglijk gedoogbaar bijv. naamw. verdraaglijk duldbaar bijv. naamw. verdraagzaam gemakkelijk bijv. naamw. verdraagzaam tolerant bijv. naamw. verdraagzaam lankmoedig overig. verdraagzaamheid tolerantie zelfst. naamw. verdraagzaamheid tolerantie overig. verdraaid donders bijv. naamw. verdraaid verduiveld bijv. naamw. verdraaid verwrongen bijv. naamw. verdraaid ontzettend bijv. naamw. verdraaid bliksems bijv. naamw. verdraaien misvormen werkwoord verdraaien veranderen werkwoord verdraaien wegrukken werkwoord verdraaien stemsleutel werkwoord verdraaiing draai zelfst. naamw. verdraaiing kronkel zelfst. naamw. verdraaiing twist zelfst. naamw. verdrag akkoord zelfst. naamw. verdrag pact zelfst. naamw. verdrag verbond zelfst. naamw. verdrag unie zelfst. naamw. verdrag liga zelfst. naamw. verdrag federatie zelfst. naamw. verdrag bondgenootschap zelfst. naamw. verdrag bond zelfst. naamw. verdrag binding zelfst. naamw. verdrag band zelfst. naamw. verdrag contract zelfst. naamw. verdragen bestand zijn werkwoord verdragen doorstaan werkwoord verdragen uithouden werkwoord verdragen velen werkwoord verdragen uitstaan werkwoord verdragen harden werkwoord verdragen dulden werkwoord verdragen verteren werkwoord verdragen verduren werkwoord verdragen doorleven werkwoord verdragen volhouden werkwoord verdragen uitzingen werkwoord verdragen dragen werkwoord verdragend uithoudend overig. verdriedubbelen verdrievoudigen werkwoord verdriedubbelen tripleren werkwoord verdriet leed zelfst. naamw. verdriet smart zelfst. naamw. verdriet treurnis zelfst. naamw. verdriet droefenis zelfst. naamw. verdrietelijkheid wrevel zelfst. naamw. verdrietelijkheid vervelendheid zelfst. naamw. verdrietelijkheid onaangenaamheid zelfst. naamw. verdrietelijkheid ergernis zelfst. naamw. verdrieten wrevel werkwoord verdrieten misnoegen werkwoord verdrietig bedroefd bijv. naamw. verdrietig droef bijv. naamw. verdrietig mismoedig bijv. naamw. verdrietig rouwig bijv. naamw. verdrietig lusteloos bijv. naamw. verdrietig zuur bijv. naamw. verdrietig zwaarmoedig bijv. naamw. verdrietig droevig bijv. naamw. verdrietig teneergeslagen bijv. naamw. verdrietig neerslachtig bijv. naamw. verdrietig mistroostig bijv. naamw. verdrietig treurig bijv. naamw. verdrievoudigen verdriedubbelen werkwoord verdrievoudigen tripleren werkwoord verdrijven eruit zetten werkwoord verdrijven uitbannen werkwoord verdrijven verdringen werkwoord verdrijven wegdrijven werkwoord verdrijven wegjagen werkwoord verdrijven verjagen werkwoord verdrijven verbannen werkwoord verdrijven uitzetten werkwoord verdrijven uitwijzen werkwoord verdrijven uitstoten werkwoord verdrijven bezweren werkwoord verdrijven bannen werkwoord verdringen verdrijven werkwoord verdringen onderkruipen werkwoord verdringing repressie zelfst. naamw. verdrinken vergaan werkwoord verdrinken verzuipen werkwoord verdrogen drogen werkwoord verdrogen uitdrogen werkwoord verdrogen verdorren werkwoord verdrogen opdrogen werkwoord verdrogen indrogen werkwoord verdronken verzopen bijv. naamw. verdronkene drenkeling zelfst. naamw. verdrukking onderdrukking zelfst. naamw. verdubbelen reproduceren werkwoord verdubbelen vermenigvuldigen werkwoord verdubbelen doubleren zelfst. naamw. verdubbelen paarsgewijs werkwoord verdubbelen gepaard werkwoord verdubbelen dubbel werkwoord verduidelijken accentueren werkwoord verduidelijken belichten werkwoord verduidelijken ophelderen werkwoord verduidelijken opklaren werkwoord verduidelijken toelichten werkwoord verduidelijken uitleggen werkwoord verduidelijken verhelderen werkwoord verduidelijken verklaren werkwoord verduidelijken uiteenzetten werkwoord verduidelijken ontvouwen werkwoord verduidelijken naverklaren werkwoord verduidelijking licht zelfst. naamw. verduidelijking opheldering zelfst. naamw. verduidelijking toelichting zelfst. naamw. verduidelijking uiteenzetting zelfst. naamw. verduidelijking uitleg zelfst. naamw. verduidelijking verklaring zelfst. naamw. verduidelijkt opgehelderd bijv. naamw. verduidelijkt verklaard bijv. naamw. verduisteren achteroverdrukken werkwoord verduisteren stelen werkwoord verduisteren verbergen werkwoord verduisteren verdonkeren werkwoord verduisteren malversatie zelfst. naamw. verduisteren zwend werkwoord verduisteren verduistering werkwoord verduisteren verdonkeremaning werkwoord verduisteren ontvreemding werkwoord verduisteren onregelmatigheden werkwoord verduisteren fraude werkwoord verduisteren wegpikken werkwoord verduisteren wegkapen werkwoord verduisteren wegfutselen werkwoord verduisteren vervreemden werkwoord verduisteren verdonkeremanen werkwoord verduisteren pikken werkwoord verduisteren ontvreemden werkwoord verduisteren jatten werkwoord verduisteren inpikken werkwoord verduisteren gappen werkwoord verduisteren achterhouden werkwoord verduisteren verstoppen werkwoord verduisteren versluieren werkwoord verduisteren verhullen werkwoord verduisteren verheimelijken werkwoord verduisteren bemantelen werkwoord verduisteren wegstoppen werkwoord verduisteren versomberen werkwoord verduistering bedekking zelfst. naamw. verduistering eclips zelfst. naamw. verduistering malversatie zelfst. naamw. verduistering verdonkeremaning zelfst. naamw. verduistering zonsverduistering zelfst. naamw. verduistering heling zelfst. naamw. verduistering zwend zelfst. naamw. verduistering verduisteren zelfst. naamw. verduistering ontvreemding zelfst. naamw. verduistering onregelmatigheden zelfst. naamw. verduistering fraude zelfst. naamw. verduistering onderschepping zelfst. naamw. verduistering achterhouding zelfst. naamw. verduistering maansverduistering zelfst. naamw. verduiveld hels bijv. naamw. verduiveld verdraaid bijv. naamw. verduiveld deksels bijv. naamw. verduiveld duivels bijv. naamw. verduiveld donders bijv. naamw. verduiveld bliksems bijv. naamw. verdund aangelengd overig. verdunnen aanlengen werkwoord verdunnen verwateren werkwoord verdunnen versnijden werkwoord verdunning aanlenging zelfst. naamw. verdunning versnijding zelfst. naamw. verduren doorstaan werkwoord verduren dulden werkwoord verduren harden werkwoord verduren houden werkwoord verduren lijden werkwoord verduren ondergaan werkwoord verduren uithouden werkwoord verduren uitstaan werkwoord verduren verdragen werkwoord verduren verteren werkwoord verduren doorleven werkwoord verduren volhouden werkwoord verduren uitzingen werkwoord verduren dragen werkwoord verduurde gedoogde bijv. naamw. verdwaald kwijt bijv. naamw. verdwaald verloren bijv. naamw. verdwaasd beduusd bijv. naamw. verdwaasd verblind bijv. naamw. verdwaasdheid verdwazing zelfst. naamw. verdwaasdheid uitzinnigheid zelfst. naamw. verdwaasdheid perplexheid zelfst. naamw. verdwazen bedwelmen werkwoord verdwazen benevelen werkwoord verdwazen verblinden werkwoord verdwazing verdwaasdheid overig. verdwazing uitzinnigheid overig. verdwenen foetsie bijv. naamw. verdwenen weg bijv. naamw. verdwenen weg overig. verdwijnen afreizen werkwoord verdwijnen afsterven werkwoord verdwijnen nokken werkwoord verdwijnen ondergaan werkwoord verdwijnen oplossen werkwoord verdwijnen overgaan werkwoord verdwijnen overwaaien werkwoord verdwijnen schuilgaan werkwoord verdwijnen smelten werkwoord verdwijnen smeren werkwoord verdwijnen sterven werkwoord verdwijnen verdwijning zelfst. naamw. verdwijnen wegtrekken werkwoord verdwijnen wegreizen werkwoord verdwijnen verlaten werkwoord verdwijnen heengaan werkwoord verdwijnen vervliegen werkwoord verdwijning ondergang zelfst. naamw. veredelen verbeteren werkwoord veredelen verfijnen werkwoord veredelen plant werkwoord veredeling loutering zelfst. naamw. vereenvoudigd simplistisch overig. vereenvoudigd versoberd overig. vereenvoudigen herleiden werkwoord vereenvoudigen terugbrengen werkwoord vereenvoudigen vergemakkelijken werkwoord vereenvoudigen versoberen werkwoord vereenvoudigen simplificeren werkwoord vereenvoudigen bemakkelijken werkwoord vereenvoudiging herleiding zelfst. naamw. vereenvoudiging simplificatie zelfst. naamw. vereenzaming woestmaking zelfst. naamw. vereenzaming verwoesting zelfst. naamw. vereenzaming dorheid overig. vereenzaming doodsheid overig. vereenzelvigen identificeren werkwoord vereenzelviging identificatie zelfst. naamw. vereer fan overig. vereer bewonderaar overig. vereerder aanbidder zelfst. naamw. vereffenaar liquidateur zelfst. naamw. vereffenbaar liquide bijv. naamw. vereffend genivelleerd bijv. naamw. vereffenen afbetalen werkwoord vereffenen afhandelen werkwoord vereffenen betalen werkwoord vereffenen effenen werkwoord vereffenen egaliseren werkwoord vereffenen verrekenen werkwoord vereffenen voldoen werkwoord vereffenen voldoet werkwoord vereffenen afrekenen zelfst. naamw. vereffening afrekening zelfst. naamw. vereffening gelijkmaking zelfst. naamw. vereffening liquidatie zelfst. naamw. vereffening regeling zelfst. naamw. vereffening schaderegeling zelfst. naamw. vereffening transactie zelfst. naamw. vereffening vergelijk zelfst. naamw. vereffening schikking zelfst. naamw. vereffening akkoord zelfst. naamw. vereffening equatie zelfst. naamw. vereffening verrekening zelfst. naamw. vereisen behoeven werkwoord vereisen vergen werkwoord vereisen verlangen werkwoord vereisen eisen werkwoord vereisend imperatief overig. vereisend gelastend overig. vereisend gebiedend overig. vereisend dwingend overig. vereist benodigd bijv. naamw. vereist essentieel bijv. naamw. vereist geboden bijv. naamw. vereist nodig bijv. naamw. vereist verplicht bijv. naamw. vereist noodzakelijk bijv. naamw. vereist elementair bijv. naamw. vereist cruciaal bijv. naamw. vereist obligatoir bijv. naamw. vereist obligaat bijv. naamw. vereist onontbeerlijk overig. vereiste must zelfst. naamw. vereiste noodzaak zelfst. naamw. vereiste voorwaarde zelfst. naamw. vereiste behoefte zelfst. naamw. vereiste voorwaar zelfst. naamw. vereiste eis zelfst. naamw. vereiste conditie zelfst. naamw. veren opveren werkwoord veren stuiten werkwoord veren gevederte zelfst. naamw. veren pluimage zelfst. naamw. veren vederdos zelfst. naamw. verend zwevend bijv. naamw. verenig korps der soldaten leger zelfst. naamw. verenigbaar compatibel bijv. naamw. verenigd verbonden overig. verenigd samenhangend overig. verenigd aaneengesloten overig. verenigen concentreren werkwoord verenigen liëren werkwoord verenigen paren werkwoord verenigen samenbrengen werkwoord verenigen verzamel werkwoord verenigen verzamelen werkwoord verenigen maken werkwoord vereniging ambachtsgilde zelfst. naamw. vereniging associatie zelfst. naamw. vereniging bond zelfst. naamw. vereniging club zelfst. naamw. vereniging genootschap zelfst. naamw. vereniging gilde zelfst. naamw. vereniging orde zelfst. naamw. vereniging organisatie zelfst. naamw. vereniging soos zelfst. naamw. vereniging unie zelfst. naamw. vereniging vakgenootschap zelfst. naamw. vereniging sociëteit zelfst. naamw. vereniging broederschap zelfst. naamw. vereniging societiet zelfst. naamw. verenigingsbestuur clubbestuur zelfst. naamw. verenigingsbestuurslid bestuurslid zelfst. naamw. verenigingsdispuut dispuut zelfst. naamw. vereren aanbidden werkwoord vereren verafgoden werkwoord vereren adoreren werkwoord vereren roemen werkwoord vereren prijzen werkwoord vereren loven werkwoord verergeren verslechteren werkwoord verergeren aandikken werkwoord verergeren prikkelen werkwoord verergering exacerbatie zelfst. naamw. verergering verbittering zelfst. naamw. verering aanbidding zelfst. naamw. verering adoratie zelfst. naamw. verering eer zelfst. naamw. verering eerbied zelfst. naamw. verering hulde zelfst. naamw. verering piëteit zelfst. naamw. verering verheerlijking zelfst. naamw. verering eredienst zelfst. naamw. verering cultus zelfst. naamw. verering hul zelfst. naamw. vererven vermaken werkwoord vererven nalaten werkwoord vererven legateren werkwoord vererving erfenis zelfst. naamw. verf beits zelfst. naamw. verfijnd aristocratisch bijv. naamw. verfijnd delicaat bijv. naamw. verfijnd fijn bijv. naamw. verfijnd fijntjes bijv. naamw. verfijnd geavanceerd bijv. naamw. verfijnd precieus bijv. naamw. verfijnd geraffineerd bijv. naamw. verfijnd smaakvol bijv. naamw. verfijnd stijlvol bijv. naamw. verfijnd esthetisch bijv. naamw. verfijnd elegant bijv. naamw. verfijnd chic bijv. naamw. verfijnd fijnzinnig bijv. naamw. verfijndheid raffinement zelfst. naamw. verfijnen polijsten werkwoord verfijnen uitwerken werkwoord verfijnen veredelen werkwoord verfijning aristocratie zelfst. naamw. verfijning chic zelfst. naamw. verflauwen tanen werkwoord verflauwen verslappen werkwoord verflauwen wegsterven werkwoord verflauwen uitwoeden werkwoord verflauwen luwen werkwoord verflauwing verslapping zelfst. naamw. verflensen uitbloeien werkwoord verflensen verleppen werkwoord verflensen verwelken werkwoord verflensen verdorren werkwoord verflensen kwijnen werkwoord verfoeien haten werkwoord verfoeien verachten werkwoord verfoeien verafschuwen werkwoord verfoeienswaardig verfoeilijk bijv. naamw. verfoeiing verafschuwing zelfst. naamw. verfoeilijk afkeurenswaardig bijv. naamw. verfoeilijk onooglijk bijv. naamw. verfoeilijk schandalig bijv. naamw. verfoeilijk verachtelijk bijv. naamw. verfoeilijk afgrijselijk bijv. naamw. verfoeilijk lelijk bijv. naamw. verfoeilijk schandelijk bijv. naamw. verfoeilijk verfoeienswaardig bijv. naamw. verfomfaaid verkreukeld overig. verfomfaaid kreukelig overig. verfraaien flatteren werkwoord verfraaien opknappen werkwoord verfraaien opsieren werkwoord verfraaien optooien werkwoord verfraaien retoucheren werkwoord verfraaien versieren werkwoord verfraaien verluchten werkwoord verfraaien tooien werkwoord verfraaien optuigen werkwoord verfraaien opsmukken werkwoord verfraaien opschikken werkwoord verfraaien verhogen werkwoord verfraaien verheerlijken werkwoord verfraaiing versiering zelfst. naamw. verfreiniger peut zelfst. naamw. verfrissen laven werkwoord verfrissen opfrissen werkwoord verfrissen verkwikken werkwoord verfrissen verlevendigen werkwoord verfrissen verkoelen werkwoord verfrissend fris bijv. naamw. verfrissing lafenis zelfst. naamw. verfrissing verkwikking zelfst. naamw. verfrissing laving zelfst. naamw. verfroller kwast zelfst. naamw. verfrommelen verkreukelen werkwoord verfrommelen kreukelen werkwoord verfspuit lakspuit zelfst. naamw. vergaan verrot bijv. naamw. vergaan achteruitgaan werkwoord vergaan bederven werkwoord vergaan bezwijken werkwoord vergaan instorten werkwoord vergaan teruggaan werkwoord vergaan verlopen werkwoord vergaan verstrijken werkwoord vergaan verteren werkwoord vergaan vervallen werkwoord vergaan wegrotten werkwoord vergaan zinken werkwoord vergaan verrotten zelfst. naamw. vergaan tenondergaan werkwoord vergaan overgaan werkwoord vergaan overdrijven werkwoord vergaan omkomen werkwoord vergaan doorgaan werkwoord vergaan aflopen werkwoord vergaan afleggen werkwoord vergaan rotten werkwoord vergaan verwording werkwoord vergaan ontbinding werkwoord vergaan bederf werkwoord vergaan slecht werkwoord vergaan rottig werkwoord vergaan rot werkwoord vergaan bedorven werkwoord vergaan verdrinken werkwoord vergaan verkommeren werkwoord vergaan ontbinden werkwoord vergaan voorbijgaan werkwoord vergaand diepgaand bijv. naamw. vergaand gevorderd bijv. naamw. vergaand intensief bijv. naamw. vergaanheid verrotheid zelfst. naamw. vergaanheid rotheid zelfst. naamw. vergaanheid bedorvenheid zelfst. naamw. vergaarbak reservoir zelfst. naamw. vergaderen beraadslagen werkwoord vergaderen meenemen werkwoord vergaderen meebrengen werkwoord vergaderen medenemen werkwoord vergaderen medebrengen werkwoord vergaderen bijeenbrengen werkwoord vergaderen afhalen werkwoord vergadering assemblee zelfst. naamw. vergadering bespreking zelfst. naamw. vergadering samenkomst zelfst. naamw. vergadering zitting zelfst. naamw. vergadering manifestatie zelfst. naamw. vergadering bijeenkomst zelfst. naamw. vergadering verzameling zelfst. naamw. vergadering vergadering overig. vergadering conferentie overig. vergaderingen besprekingen zelfst. naamw. vergallen bederven werkwoord vergallen verknoeien werkwoord vergallen verpesten werkwoord vergankelijk eindig bijv. naamw. vergankelijk tijdelijk bijv. naamw. vergankelijk vluchtig bijv. naamw. vergankelijk voorbijgaand bijv. naamw. vergankelijkheid fragiliteit zelfst. naamw. vergankelijkheid vluchtigheid zelfst. naamw. vergaren bijeenbrengen werkwoord vergaren bijeenzamelen werkwoord vergaren bijeenzoeken werkwoord vergaren inzamelen werkwoord vergaren verzamelen werkwoord vergaren oogsten werkwoord vergaren graanschuur werkwoord vergaren sparen werkwoord vergaren oppotten werkwoord vergaren opeenhopen werkwoord vergasten onthalen werkwoord vergasten vrijhouden werkwoord vergasten trakteren werkwoord vergasten ontvangen werkwoord vergasten binnenhalen werkwoord vergeeflijk verschoonbaar bijv. naamw. vergeefs hopeloos bijv. naamw. vergeefs tevergeefs bijv. naamw. vergeefs voor niets bijv. naamw. vergeefs zonresultaat bijv. naamw. vergeefs vruchteloos bijv. naamw. vergeefs nutteloos bijv. naamw. vergeefs ijdel bijv. naamw. vergeetachtig verstrooid overig. vergeetachtigheid vergetelheid zelfst. naamw. vergegeven doorgegeven overig. vergel wreker overig. vergelden lonen werkwoord vergelden wreken werkwoord vergelden beantwoorden werkwoord vergelding genoegdoening zelfst. naamw. vergelding represaille zelfst. naamw. vergelding straf zelfst. naamw. vergeldingsmaatreg represaille overig. vergeleken vergelijken werkwoord vergelend tanend overig. vergelijk compromis zelfst. naamw. vergelijk regeling zelfst. naamw. vergelijk vereffening zelfst. naamw. vergelijk schikking zelfst. naamw. vergelijk akkoord zelfst. naamw. vergelijkbaar soortgelijk bijv. naamw. vergelijkbaar analoog bijv. naamw. vergelijkbaar overeenkomstig bijv. naamw. vergelijkbaar parallel bijv. naamw. vergelijkbaarheid analogie zelfst. naamw. vergelijken checken werkwoord vergelijken vergeleken werkwoord vergelijken compareren werkwoord vergelijkende synoniem overig. vergelijkende synoniem overig. vergelijkende synoniem overig. vergelijking gelijkenis zelfst. naamw. vergemakkelijken vereenvoudigen werkwoord vergemakkelijken versoberen werkwoord vergemakkelijken simplificeren werkwoord vergemakkelijken bemakkelijken werkwoord vergen eisen werkwoord vergen vereisen werkwoord vergen verlangen werkwoord vergenoegd tevreden bijv. naamw. vergenoegd voldaan bijv. naamw. vergenoegd blij bijv. naamw. vergenoegd gelukkig bijv. naamw. vergenoegd verzadigd bijv. naamw. vergenoegd genoeg bijv. naamw. vergenoegd bevredigd bijv. naamw. vergetelheid vergeetachtigheid zelfst. naamw. vergeten overslaan werkwoord vergeven genade schenken werkwoord vergeven weggeven werkwoord vergeven wegschenken werkwoord vergevend genaderijk overig. vergevend barmhartig overig. vergevensgezind genadig overig. vergeving genade zelfst. naamw. vergeving vergiffenis zelfst. naamw. vergeving verschoning zelfst. naamw. vergeving pardon zelfst. naamw. vergeving compassie overig. vergevingsgezind genadig bijv. naamw. vergevingsgezind verzoenend bijv. naamw. vergevingsgezind clement bijv. naamw. vergevingsgezindheid genade zelfst. naamw. vergevorderd gevorderd bijv. naamw. vergevorderd oud bijv. naamw. vergevorderd bejaard bijv. naamw. vergevorderd geavanceerd bijv. naamw. vergewissen overtuigen werkwoord vergezellen begeleiden werkwoord vergezellen geleiden werkwoord vergezellen meegaan werkwoord vergezellen meelopen werkwoord vergezellen volgen werkwoord vergezellen volgt werkwoord vergezellen escorte zelfst. naamw. vergezellen escorteren werkwoord vergezellen chaperonneren werkwoord vergezellen begeleiding werkwoord vergezicht panorama zelfst. naamw. vergezicht perspectief zelfst. naamw. vergezicht uitzicht zelfst. naamw. vergezicht zicht zelfst. naamw. vergezicht vue zelfst. naamw. vergezicht prospect zelfst. naamw. vergezicht kijk zelfst. naamw. vergezicht gezicht zelfst. naamw. vergiet zeef zelfst. naamw. vergiet zever zelfst. naamw. vergiet klens zelfst. naamw. vergieten plengen werkwoord vergieten geschrei zelfst. naamw. vergif gif zelfst. naamw. vergif toxine zelfst. naamw. vergif venijn zelfst. naamw. vergif vergift zelfst. naamw. vergiffenis absolutie zelfst. naamw. vergiffenis genade zelfst. naamw. vergiffenis gratie zelfst. naamw. vergiffenis pardon zelfst. naamw. vergiffenis vergeving zelfst. naamw. vergiffenis verschoning zelfst. naamw. vergift vergif overig. vergift toxine overig. vergift gif overig. vergift lijkegif overig. vergiftig verpestend overig. vergiftig venijnig overig. vergiftig giftig overig. vergiftigd giftig bijv. naamw. vergiftigd toxisch bijv. naamw. vergiftigen infecteren werkwoord vergiftigen vermoorden werkwoord vergiftigen verpesten werkwoord vergiftigen verbitteren werkwoord vergiftigen aanstoken werkwoord vergiftiging intoxicatie zelfst. naamw. vergiftiging verpesting zelfst. naamw. vergissen misrekenen werkwoord vergissen feilen werkwoord vergissing abuis zelfst. naamw. vergissing blunder zelfst. naamw. vergissing fout zelfst. naamw. vergissing misser zelfst. naamw. vergissing misvatting zelfst. naamw. vergissing misverstand zelfst. naamw. vergissing misstap zelfst. naamw. vergissing dwaling zelfst. naamw. vergissing misslag zelfst. naamw. vergissing misgreep zelfst. naamw. vergissing misrekening zelfst. naamw. vergissing blun zelfst. naamw. vergissingen misvattingen overig. vergissingen dwalingen overig. verglaassel glazuur zelfst. naamw. verglaassel glazuurwerk zelfst. naamw. verglazen glazuren werkwoord vergoeden compenseren werkwoord vergoeden schadeloosstellen werkwoord vergoeden restitueren zelfst. naamw. vergoeden goedmaken werkwoord vergoeden terugbetalen werkwoord vergoeden afkopen werkwoord vergoeding beloning zelfst. naamw. vergoeding compensatie zelfst. naamw. vergoeding kostenvergoeding zelfst. naamw. vergoeding schadevergoeding zelfst. naamw. vergoeding tantieme zelfst. naamw. vergoeding schadeloosstelling zelfst. naamw. vergoeding schade-uitkering zelfst. naamw. vergoeding indemnisatie zelfst. naamw. vergoeding herstelbetaling zelfst. naamw. vergoeding terugbetaling zelfst. naamw. vergoeding loon zelfst. naamw. vergoedingswaarde tegenwaar overig. vergoeilijken bagatelliseren werkwoord vergoeilijken vergoelijken werkwoord vergoelijken goedpraten werkwoord vergoelijken vergoeilijken werkwoord vergoelijken bagatelliseren werkwoord vergokken verspelen werkwoord vergokken vergooien werkwoord vergooien verspelen werkwoord vergooien vergokken werkwoord vergramd nijdig bijv. naamw. vergrammen verbitteren overig. vergrendelen afgrendelen werkwoord vergrendelen afsluiten werkwoord vergrendelen blokkeren werkwoord vergrendelen borgen werkwoord vergrendelen dichtdoen werkwoord vergrendelen dichtmaken werkwoord vergrendelen grendelen werkwoord vergrendelen klemmen werkwoord vergrendelen locken werkwoord vergrendelen sluiten werkwoord vergrendelen vastzetten werkwoord vergrijp delict zelfst. naamw. vergrijp overtreding zelfst. naamw. vergrijp wetsovertreding zelfst. naamw. vergrijp wandaad zelfst. naamw. vergrijp schanddaad zelfst. naamw. vergrijp misdrijf zelfst. naamw. vergrijp misdaad zelfst. naamw. vergrijpen overtredingen zelfst. naamw. vergrijzing veroudering zelfst. naamw. vergroeiing adhesie zelfst. naamw. vergroot opvoeren werkwoord vergrootglas loep zelfst. naamw. vergroten opvoeren werkwoord vergroten overdrijven werkwoord vergroten rekken werkwoord vergroten uitbreiden werkwoord vergroten uitleggen werkwoord vergroten vermeerderen werkwoord vergroting aanwas zelfst. naamw. vergroting toename zelfst. naamw. vergroting uitbouw zelfst. naamw. vergroting uitbreiding zelfst. naamw. vergroting uitvergroting zelfst. naamw. vergroting verhoging zelfst. naamw. vergroting uitzetting zelfst. naamw. vergroting groei zelfst. naamw. vergroting expansie zelfst. naamw. vergroting aanvulling zelfst. naamw. vergroting verheerlijking zelfst. naamw. vergruizen pletten werkwoord vergruizen pulveren werkwoord vergruizen vermorzelen werkwoord vergruizen verpletteren werkwoord vergruizen verbrijzelen werkwoord vergruizen platdrukken werkwoord vergruizen fijnmaken werkwoord vergruizing versnippering zelfst. naamw. vergruizing verbrokkeling zelfst. naamw. verguizen afkraken werkwoord verguizen beschimpen werkwoord verguizen honen werkwoord vergulden verzilveren werkwoord vergulden platteren werkwoord vergulding verguldsel overig. verguldsel vergulding overig. vergund geoorloofd bijv. naamw. vergunnen autoriseren werkwoord vergunnen inwilligen werkwoord vergunnen lijden werkwoord vergunnen permitteren werkwoord vergunnen toekennen werkwoord vergunnen toestaan werkwoord vergunnen verlenen werkwoord vergunnen veroorloven werkwoord vergunnen toestemmen werkwoord vergunnen toelaten werkwoord vergunnen laten werkwoord vergunnen gunnen werkwoord vergunnen goedvinden werkwoord vergunnen goedkeuren werkwoord vergunnen duren werkwoord vergunnen dulden werkwoord vergunning licentie zelfst. naamw. vergunning mandaat zelfst. naamw. vergunning permissie zelfst. naamw. vergunning volmacht zelfst. naamw. vergunning procuratie zelfst. naamw. vergunninghou licentiehou overig. verhaal genoegdoening zelfst. naamw. verhaal geschiedenis zelfst. naamw. verhaal legende zelfst. naamw. verhaal rapport zelfst. naamw. verhaal relaas zelfst. naamw. verhaal vertelsel zelfst. naamw. verhaal vertelling zelfst. naamw. verhaal historie zelfst. naamw. verhaal verhaaltje zelfst. naamw. verhaal verdichtsel zelfst. naamw. verhaal weergave zelfst. naamw. verhaal verslag zelfst. naamw. verhaal reportage zelfst. naamw. verhaal anekdote overig. verhaal anekdote overig. verhaal anekdote overig. verhaaltje vertelsel overig. verhaaltje vertelling overig. verhaaltje verhaal overig. verhaaltje verdichtsel overig. verhaaltje relaas overig. verhaaltje geschiedenis overig. verhaasten bespoedigen werkwoord verhaasten versnellen werkwoord verhaasten accelereren werkwoord verhaasting bespoediging zelfst. naamw. verhalen vertellen werkwoord verhalen vetellingen zelfst. naamw. verhalen vertelsels zelfst. naamw. verhalen zeggen zelfst. naamw. verhalen uiteenzetten zelfst. naamw. verhalen mededelen zelfst. naamw. verhalen beschrijven zelfst. naamw. verhalend epistomologisch overig. verhaler verteller overig. verhandelbaar verkoopbaar overig. verhandeld afgedaan bijv. naamw. verhandelen handelen werkwoord verhandelen omzetten werkwoord verhandelen verkopen werkwoord verhandeling betoog zelfst. naamw. verhandeling essay zelfst. naamw. verhandeling uiteenzetting zelfst. naamw. verhandeling werkstuk zelfst. naamw. verhandeling zetsel zelfst. naamw. verhandeling stuk zelfst. naamw. verhandeling memorie zelfst. naamw. verhangen ophangen werkwoord verhangen gelasten werkwoord verhangen beschikken werkwoord verhangen behangen werkwoord verhangen bedekken werkwoord verhangen afkondigen werkwoord verhard geplaveid overig. verhard verstokt overig. verharden bestraten werkwoord verharden plaveien werkwoord verharden stalen zelfst. naamw. verhardheid verstoktheid zelfst. naamw. verharding versteviging zelfst. naamw. verharding induratie zelfst. naamw. verharding versterking zelfst. naamw. verharding consolidatie zelfst. naamw. verharen ruien werkwoord verhaspelen haspelen werkwoord verhaspelen verbasteren werkwoord verhaspelen verprutsen werkwoord verhaspelen verknoeien werkwoord verhaspelen modderen werkwoord verhaspelen knoeien werkwoord verhaspelen beunhazen werkwoord verheerlijken loven werkwoord verheerlijken prijzen zelfst. naamw. verheerlijken roemen zelfst. naamw. verheerlijken romantiseren zelfst. naamw. verheerlijken verhogen zelfst. naamw. verheerlijken verfraaien zelfst. naamw. verheerlijking apotheose zelfst. naamw. verheerlijking glorificatie zelfst. naamw. verheerlijking verering zelfst. naamw. verheerlijking eerbied zelfst. naamw. verheerlijking vergroting zelfst. naamw. verheerlijkt glorierijk bijv. naamw. verheerlijkt heilig bijv. naamw. verheerlijkt hemels bijv. naamw. verheerlijkt zalig bijv. naamw. verheffen omhoogsteken werkwoord verheffen opstaan werkwoord verheffen roemen werkwoord verheffen verering zelfst. naamw. verheffen verheerlijking werkwoord verheffen eerbiedigen werkwoord verheffen eerbied werkwoord verheffen aanbidden werkwoord verheffen omhoogkomen werkwoord verheffend geestverheffend overig. verheffend toenemend overig. verheffend stijgend overig. verheffend rijzend overig. verheffend oplopend overig. verheffend omhooggaand overig. verheffend klimmend overig. verheffend stichtelijk overig. verheffing verhevenheid overig. verheffing hoogheid overig. verheffing grootheid overig. verheffing eminentie overig. verheffing edel overig. verheimelijken verstoppen werkwoord verheimelijken versluieren werkwoord verheimelijken verhullen werkwoord verheimelijken verduisteren werkwoord verheimelijken verbergen werkwoord verheimelijken bemantelen werkwoord verheimelijken achterhouden werkwoord verheimelijken wegstoppen werkwoord verhelderd bijgelicht bijv. naamw. verhelderd uitgelegd bijv. naamw. verhelderd toegelicht bijv. naamw. verhelderd opgehelderd bijv. naamw. verhelderd belicht bijv. naamw. verhelderd opgetrokken bijv. naamw. verhelderd helgeworden bijv. naamw. verhelderd verlicht bijv. naamw. verhelderd beschenen bijv. naamw. verhelderen toelichten werkwoord verhelderen verduidelijken werkwoord verhelderen verklaren werkwoord verhelderen opklaren werkwoord verhelderen ophelderen werkwoord verhelderen belichten werkwoord verhelderen accentueren werkwoord verhelderend duidelijk bijv. naamw. verhelen verbloemen werkwoord verhelen verzwijgen werkwoord verhelen achterhouden werkwoord verheling verhulling zelfst. naamw. verheling verborgene overig. verheling verberging zelfst. naamw. verhelpen herstellen werkwoord verhemelte smaak zelfst. naamw. verheug verheugen werkwoord verheugd verblijd bijv. naamw. verheugd verblijden werkwoord verheugd blij werkwoord verheugd verrukken werkwoord verheugd plezieren werkwoord verheugen verheug werkwoord verheugend heuglijk bijv. naamw. verheugend aangenaam bijv. naamw. verheven edel bijv. naamw. verheven gedistingeerd bijv. naamw. verheven heilig bijv. naamw. verheven hemels bijv. naamw. verheven hoog bijv. naamw. verheven hoogstaand bijv. naamw. verheven majestueus bijv. naamw. verheven schoon bijv. naamw. verheven priesterlijk bijv. naamw. verheven voornaam bijv. naamw. verheven illuster bijv. naamw. verheven hooggeplaatst bijv. naamw. verheven gewichtig bijv. naamw. verheven doorluchtig bijv. naamw. verheven beroemd bijv. naamw. verheven adelijk bijv. naamw. verheven aanzienlijk bijv. naamw. verheven statig bijv. naamw. verhevenheid adel zelfst. naamw. verhevenheid eminentie zelfst. naamw. verhevenheid majesteit zelfst. naamw. verhevenheid heerlijkheid zelfst. naamw. verhevenheid verheffing zelfst. naamw. verhevenheid hoogheid zelfst. naamw. verhevenheid grootheid zelfst. naamw. verhevenheid edel zelfst. naamw. verhevenheid aanzien zelfst. naamw. verhevigen intensiveren werkwoord verhevigen versterken werkwoord verhevigen toespitsen werkwoord verhevigen aanscherpen werkwoord verhinderen belemmeren werkwoord verhinderen beletten werkwoord verhinderen verijdelen werkwoord verhinderen inhiberen werkwoord verhinderen voorkomen werkwoord verhinderen voorkomen werkwoord verhinderen voorkomen werkwoord verhindering belemmering zelfst. naamw. verhindering obstructie zelfst. naamw. verhindering voorkoming zelfst. naamw. Verhip Sapristi overig. verhit driftig bijv. naamw. verhit geagiteerd bijv. naamw. verhit koortsig bijv. naamw. verhit vurig bijv. naamw. verhit gejaagd bijv. naamw. verhit levendig bijv. naamw. verhitten voorbereiden werkwoord verhitten toebereiden werkwoord verhitten prikkelen werkwoord verhitten opwinden werkwoord verhitten bereiden werkwoord verhitten aanwakkeren werkwoord verhitten aanmaken werkwoord verhitten verwarmen werkwoord verhitten opwarmen werkwoord verhoeden voorkomen werkwoord verhoeden vermijden zelfst. naamw. verhoeden vermijding zelfst. naamw. verhoeden schuwen zelfst. naamw. verhoeden ontwijken zelfst. naamw. verhoeden ontlopen zelfst. naamw. verhoeden mijden zelfst. naamw. verhogen ophogen werkwoord verhogen opaarden zelfst. naamw. verhogen ophopen zelfst. naamw. verhogen verheerlijken zelfst. naamw. verhogen verfraaien zelfst. naamw. verhoging platform zelfst. naamw. verhoging podium zelfst. naamw. verhoging toename zelfst. naamw. verhoging versterking zelfst. naamw. verhoging vermeerdering zelfst. naamw. verhoging uitbreiding zelfst. naamw. verhoging toeneming zelfst. naamw. verhoging stijging zelfst. naamw. verhoging groei zelfst. naamw. verhoging expansie zelfst. naamw. verhoging aanwinst zelfst. naamw. verhoging aanwas zelfst. naamw. verhoging aangroei zelfst. naamw. verhogingen toeslagen overig. verhogingen opslagen overig. verhogingen opcenten overig. verhogingen agio`s overig. verholen bedekt bijv. naamw. verholen stiekem bijv. naamw. verholen verhuld bijv. naamw. verholen versluierd bijv. naamw. verholen tersluiks bijv. naamw. verholen verkapt bijv. naamw. verholen verbloemd bijv. naamw. verholen verstolen bijv. naamw. verholen steels bijv. naamw. verholen heimelijk bijv. naamw. verholen verscholen bijv. naamw. verholen verdoezeld bijv. naamw. verholen verborgen bijv. naamw. verhongeren hongerlijden werkwoord verhongeren uithongeren werkwoord verhongeren hongeren werkwoord verhongeren verrekken werkwoord verhongering uithongering zelfst. naamw. verhoogd ophogen werkwoord verhoogd opaarden zelfst. naamw. verhoogtemperatuur koorts overig. verhoor kruisverhoor zelfst. naamw. verhoor ondervraging zelfst. naamw. verhoor verhoring zelfst. naamw. verhoren horen werkwoord verhoren ondervragen werkwoord verhoren vervullen werkwoord verhoren uitvragen werkwoord verhoren uithoren werkwoord verhoren overhoren werkwoord verhoring verhoor overig. verhoring ondervraging zelfst. naamw. verhouding affaire zelfst. naamw. verhouding band zelfst. naamw. verhouding evenredigheid zelfst. naamw. verhouding liaison zelfst. naamw. verhouding liefdesbetrekking zelfst. naamw. verhouding liefdesrelatie zelfst. naamw. verhouding proportie zelfst. naamw. verhouding relatie zelfst. naamw. verhouding slippertje zelfst. naamw. verhouding avontuurtje zelfst. naamw. verhouding verkering zelfst. naamw. verhuizen migreren werkwoord verhuizen overlopen werkwoord verhuizen verkassen werkwoord verhuizing migratie zelfst. naamw. verhuizing verplaatsing zelfst. naamw. verhuld bedekt bijv. naamw. verhuld verborgen bijv. naamw. verhuld verholen bijv. naamw. verhuld verscholen bijv. naamw. verhuld verdoezeld bijv. naamw. verhuld verbloemd bijv. naamw. verhullen bedekken werkwoord verhullen camoufleren werkwoord verhullen maskeren werkwoord verhullen omhullen werkwoord verhullen verbergen werkwoord verhullen versluieren werkwoord verhullen inhullen werkwoord verhullen hullen werkwoord verhullen bemantelen werkwoord verhullen verstoppen werkwoord verhullen verheimelijken werkwoord verhullen verduisteren werkwoord verhullen achterhouden werkwoord verhulling verheling zelfst. naamw. verhulling verborgene overig. verhulling verberging zelfst. naamw. verhuur leasing zelfst. naamw. verhuur huurbaas zelfst. naamw. verificateur registeraccountant overig. verificateur accountant overig. verificatie accountantsverslag zelfst. naamw. verifieren nagaan werkwoord verifieren zekerstellen werkwoord verifiëren natrekken werkwoord verifiëren checken werkwoord verifiëren controleren werkwoord verijdelen beletten werkwoord verijdelen verhinderen werkwoord verijdelen vernietigen werkwoord verijdelen opheffen werkwoord verijdelen ondervangen werkwoord verijdelen nullificeren werkwoord vering veer zelfst. naamw. verjaardag verjaring zelfst. naamw. verjaardag geboortedag zelfst. naamw. verjaardagscadeau presentje zelfst. naamw. verjaardagsfeest verjaarspartij zelfst. naamw. verjaarspartij verjaardagsfeest zelfst. naamw. verjagen uitbannen werkwoord verjagen verdrijven werkwoord verjagen wegdrijven werkwoord verjagen afschrikken zelfst. naamw. verjagen wegjagen zelfst. naamw. verjagen verbannen werkwoord verjagen uitzetten werkwoord verjagen uitwijzen werkwoord verjagen uitstoten werkwoord verjagen bezweren werkwoord verjagen bannen werkwoord verjaring verjaardag zelfst. naamw. verjaring geboortedag zelfst. naamw. verkalking calcificatie zelfst. naamw. verkankeren verpesten werkwoord verkapt bedekt bijv. naamw. verkapt vermomd bijv. naamw. verkapt versluierd bijv. naamw. verkapt verbloemd bijv. naamw. verkapt verholen bijv. naamw. verkapt verkleed bijv. naamw. verkassen verhuizen werkwoord verkavelen verdeel werkwoord verkavelen verdelen werkwoord verkavelen kavelen werkwoord verkaveling kaveling zelfst. naamw. verkeer geslachtsgemeenschap zelfst. naamw. verkeer omgang zelfst. naamw. verkeerd abusievelijk bijv. naamw. verkeerd averechts bijv. naamw. verkeerd onkies bijv. naamw. verkeerd fout bijv. naamw. verkeerd foutief bijv. naamw. verkeerd mis bijv. naamw. verkeerd omgekeerd bijv. naamw. verkeerd onjuist bijv. naamw. verkeerd slim bijv. naamw. verkeerd onvertogen bijv. naamw. verkeerd ongepast bijv. naamw. verkeerd scheef bijv. naamw. verkeerd verdorven bijv. naamw. verkeerd pervers bijv. naamw. verkeerd onhandelbaar bijv. naamw. verkeerd onwaar bijv. naamw. verkeerd ernaast bijv. naamw. verkeersagent agent zelfst. naamw. verkeersbord verkeersteken zelfst. naamw. verkeersknelpunt bottleneck zelfst. naamw. verkeersknelpunt knelpunt zelfst. naamw. verkeersknelpunt flessenhals zelfst. naamw. verkeersknooppunt knooppunt zelfst. naamw. verkeersknooppunt kruispunt zelfst. naamw. verkeerslicht licht zelfst. naamw. verkeerslicht stoplicht zelfst. naamw. verkeerslicht hanglamp zelfst. naamw. verkeersongeluk verkeersongeval zelfst. naamw. verkeersongeval ongeluk zelfst. naamw. verkeersongeval verkeersongeluk zelfst. naamw. verkeersopstopping file zelfst. naamw. verkeersopstopping opstopping zelfst. naamw. verkeersopstopping verkeersstremming zelfst. naamw. verkeersplein circuit zelfst. naamw. verkeersplein klaverblad zelfst. naamw. verkeersplein plein zelfst. naamw. verkeersplein rotonde overig. verkeersstremming verkeersopstopping zelfst. naamw. verkeersstremming opstopping zelfst. naamw. verkeersstremming file overig. verkeersstrepen wegmarkering overig. verkeersstrepen wegbebakening overig. verkeersstrepen railing overig. verkeersstrepen kilometerpaaltjes overig. verkeersteken verkeersbord zelfst. naamw. verkeersweg autoweg zelfst. naamw. verkeersweg snelweg zelfst. naamw. verkeerszuil verkeerszuiltje overig. verkeerszuiltje verkeerszuil overig. verkend verkende overig. verkende verkend overig. verkennen aftasten werkwoord verkennen bekijken werkwoord verkennen onderzocht werkwoord verkennen onderzoeken werkwoord verkenner padvinder zelfst. naamw. verkenner scout zelfst. naamw. verkenner verkenningsvliegtuig zelfst. naamw. verkenner padvin zelfst. naamw. verkennerij padvinderij overig. verkenning patrouille zelfst. naamw. verkenningstocht expeditie overig. verkenningsvliegtuig verkenner zelfst. naamw. verkeren frequenteren werkwoord verkeren omgaan werkwoord verkeren betreffen werkwoord verkeren aangaan werkwoord verkeren aanbelangen werkwoord verkering liefdesbetrekking zelfst. naamw. verkering omgang zelfst. naamw. verkering vriend zelfst. naamw. verkering verhouding zelfst. naamw. verkering relatie zelfst. naamw. verkering liefdesrelatie zelfst. naamw. verkering liaison zelfst. naamw. verkiesbaar benoembaar bijv. naamw. verkiesbaar verkieslijk bijv. naamw. verkiesbaarheid kiesbaarheid zelfst. naamw. verkieslijk verkiesbaar bijv. naamw. verkiezen liever hebben werkwoord verkiezen prefereren werkwoord verkiezen uitverkiezen werkwoord verkiezen zorgen werkwoord verkiezen wensen werkwoord verkiezen verlangen werkwoord verkiezen begeren werkwoord verkiezen uitzoeken werkwoord verkiezen uitpikken werkwoord verkiezen uitlezen werkwoord verkiezen uitkiezen werkwoord verkiezen kiezen werkwoord verkiezen voortrekken werkwoord verkiezing keuze zelfst. naamw. verkiezing stemming zelfst. naamw. verkiezing uitverkiezing zelfst. naamw. verkiezingsstemmers stemmers overig. verkikkerd dol bijv. naamw. verkikkerd verliefd bijv. naamw. verkillen verkoelen werkwoord verkillen koelen werkwoord verkillen afkoelen werkwoord verklaar uitlegger overig. verklaarbaar begrijpelijk bijv. naamw. verklaarbaar natuurlijk bijv. naamw. verklaard verduidelijkt bijv. naamw. verklaard opgehelderd bijv. naamw. verklaarder uitlegger zelfst. naamw. verklaarders vertolkers overig. verklaarders uitleggers overig. verklaarster uitlegster overig. verklappen doorslaan werkwoord verklappen doorvertellen werkwoord verklappen klikken werkwoord verklappen verklikken werkwoord verklappen verraden werkwoord verklappen verlinken werkwoord verklappen uitbrengen werkwoord verklappen aangeven werkwoord verklappen aanbrengen werkwoord verklapper verra overig. verklapper verlinker overig. verklapt verklikt overig. verklapt geklikt overig. verklaren bekendmaken werkwoord verklaren duidelijk maken werkwoord verklaren pretenderen werkwoord verklaren verduidelijken werkwoord verklaren uitleggen werkwoord verklaren voorgeven werkwoord verklaren stellen werkwoord verklaren beweren werkwoord verklaren toelichten werkwoord verklaren opklaren werkwoord verklaren ophelderen werkwoord verklaren verhelderen werkwoord verklaren belichten werkwoord verklaren accentueren werkwoord verklarend oftewel bijv. naamw. verklarend uitleggend bijv. naamw. verklarenuitleg verklaring overig. verklarenuitleg uitleg overig. verklarenuitleg interpretatie overig. verklarenuitleg duiding overig. verklaring aangifte zelfst. naamw. verklaring aanzegging zelfst. naamw. verklaring attest zelfst. naamw. verklaring getuigenis zelfst. naamw. verklaring handvest zelfst. naamw. verklaring interpretatie zelfst. naamw. verklaring manifest zelfst. naamw. verklaring mededeling zelfst. naamw. verklaring toelichting zelfst. naamw. verklaring uitleg zelfst. naamw. verklaring verduidelijking zelfst. naamw. verklaring rapport zelfst. naamw. verklaring opgaaf zelfst. naamw. verklaring onvoldoende zelfst. naamw. verklaring uitlegging zelfst. naamw. verklaring statement zelfst. naamw. verklaring opheldering zelfst. naamw. verklaring declaratie zelfst. naamw. verklaring bewering zelfst. naamw. verklaring bevestiging zelfst. naamw. verklaring uiteenzetting zelfst. naamw. verklaring melding zelfst. naamw. verklaring testimonium zelfst. naamw. verklaring getuigenverklaring zelfst. naamw. verklaring verklarenuitleg zelfst. naamw. verklaring duiding zelfst. naamw. verklaring vermelding zelfst. naamw. verkleden kostumeren werkwoord verkleden vermommen werkwoord verkleden omkleden werkwoord verkleding vermomming zelfst. naamw. verkleed vermomd bijv. naamw. verkleed verkapt bijv. naamw. verkleind beperkt bijv. naamw. verkleinen afslanken werkwoord verkleinen begrenzen werkwoord verkleinen beperken werkwoord verkleinen minimaliseren werkwoord verkleinen verminderen werkwoord verkleinen slinken werkwoord verkleinen minworden werkwoord verkleinen krimpen werkwoord verkleinen inkrimpen werkwoord verkleinen afnemen werkwoord verkleining reductie zelfst. naamw. verkleumen bevriezen werkwoord verkleurd vaal bijv. naamw. verkleuren verbleken werkwoord verkleuren vervalen werkwoord verkleuren vervagen werkwoord verkleuren verschieten werkwoord verkleuring pigmentatie zelfst. naamw. verklikken aanbrengen werkwoord verklikken klikken werkwoord verklikken overbrengen werkwoord verklikken overbrieven werkwoord verklikken verklappen werkwoord verklikken verlinken werkwoord verklikken verraden werkwoord verklikken uitbrengen werkwoord verklikken aangeven werkwoord verklikker spion zelfst. naamw. verklikker politie-informant zelfst. naamw. verklikker aanbrenger zelfst. naamw. verklikker verklikkerlichtje zelfst. naamw. verklikkerlichtje verklikker overig. verklikkers stilverklikkers overig. verklikkers aanbrengers overig. verklikt verklapt overig. verklikt geklikt overig. verklungelen verpesten werkwoord verklungelen verzieken werkwoord verklungelen verknoeien werkwoord verklungelen verknallen werkwoord verklungelen verbroddelen werkwoord verklungelen stukmaken werkwoord verklungelen bederven werkwoord verknallen bederven werkwoord verknallen verbruien werkwoord verknallen verpesten werkwoord verknallen verpaffen werkwoord verknallen ploffen werkwoord verknallen verzieken werkwoord verknallen verknoeien werkwoord verknallen verklungelen werkwoord verknallen verbroddelen werkwoord verknallen stukmaken werkwoord verknijpen verbijten overig. verknippen versnijden werkwoord verknippen versnipperen werkwoord verknippen snipperen werkwoord verknipt gefrustreerd bijv. naamw. verknocht aanhankelijk bijv. naamw. verknocht gehecht bijv. naamw. verknochtheid aanhankelijkheid zelfst. naamw. verknochtheid affectie zelfst. naamw. verknochtheid liefde zelfst. naamw. verknochtheid gehechtheid zelfst. naamw. verknoeien bederven werkwoord verknoeien verbeuzelen werkwoord verknoeien verdoen werkwoord verknoeien vergallen werkwoord verknoeien verpesten werkwoord verknoeien toetakelen werkwoord verknoeien stukmaken werkwoord verknoeien schenden werkwoord verknoeien havenen werkwoord verknoeien beschadigen werkwoord verknoeien verprutsen werkwoord verknoeien verhaspelen werkwoord verknoeien modderen werkwoord verknoeien knoeien werkwoord verknoeien beunhazen werkwoord verknoeien verlummelen werkwoord verknoeien verzieken werkwoord verknoeien verknallen werkwoord verknoeien verklungelen werkwoord verknoeien verbroddelen werkwoord verknollen bederven werkwoord verkocht afgedaan bijv. naamw. verkoelen afkoelen werkwoord verkoelen koelen werkwoord verkoelen verlevendigen werkwoord verkoelen verkwikken werkwoord verkoelen verfrissen werkwoord verkoelen opfrissen werkwoord verkoelen verkillen werkwoord verkoelend fris bijv. naamw. verkoeling afkoeling zelfst. naamw. verkolen verbranden werkwoord verkomen vorderen overig. verkomen vooruitkomen overig. verkommeren verpieteren werkwoord verkommeren bekommeren werkwoord verkommeren aangaan werkwoord verkommeren vervallen werkwoord verkommeren vergaan werkwoord verkommeren verwelken werkwoord verkommeren verleppen werkwoord verkommeren verdorren werkwoord verkondigen prediken werkwoord verkondigen uiten werkwoord verkondigen uitdragen werkwoord verkondiger profeet zelfst. naamw. verkondiger prediker overig. verkondiger prediker overig. verkondiger prediker overig. verkondiging openbaring zelfst. naamw. verkondiging proclamatie zelfst. naamw. verkondiging melding zelfst. naamw. verkondiging mededeling zelfst. naamw. verkondiging kennisgeving zelfst. naamw. verkondiging bekendmaking zelfst. naamw. verkondiging afkondiging zelfst. naamw. verkondiging aankondiging zelfst. naamw. verkoop afzet zelfst. naamw. verkoop omzet zelfst. naamw. verkoopbaar verhandelbaar overig. verkoopcontract koopakte zelfst. naamw. verkoopcontract koopcontract zelfst. naamw. verkoophuisje kiosk overig. verkoopprijs prijs zelfst. naamw. verkoopster winkelbediende zelfst. naamw. verkoopster winkelmeisje zelfst. naamw. verkoopster winkeljuffrouw zelfst. naamw. verkoopster verkoper zelfst. naamw. verkoopster cheffin zelfst. naamw. verkoopwaarde waarde zelfst. naamw. verkopen handelen werkwoord verkopen ontdoen werkwoord verkopen overdoen werkwoord verkopen schenken werkwoord verkopen slijten werkwoord verkopen verbrassen werkwoord verkopen verhandelen werkwoord verkopen wegdoen werkwoord verkopen verspillen werkwoord verkopen verkwisten werkwoord verkopen verkwanselen werkwoord verkopen verboemelen werkwoord verkoper handelaar zelfst. naamw. verkoper handelsreiziger zelfst. naamw. verkoper winkelbediende zelfst. naamw. verkoper Aquisiteur zelfst. naamw. verkoper vertegenwoordiger zelfst. naamw. verkoper commis-voyageur zelfst. naamw. verkoper winkelmeisje zelfst. naamw. verkoper winkeljuffrouw zelfst. naamw. verkoper verkoopster zelfst. naamw. verkoper cheffin zelfst. naamw. verkoping veiling zelfst. naamw. verkoping vendutie zelfst. naamw. verkoping vendu zelfst. naamw. verkoping mijn zelfst. naamw. verkoping auctie zelfst. naamw. verkoping afslag zelfst. naamw. verkoren toegenegen overig. verkoren lievelings overig. verkoren geselecteerd overig. verkoren favoriete overig. verkoren dierbaar overig. verkort ingekort bijv. naamw. verkorten beknotten werkwoord verkorten verminderen werkwoord verkorten inkorten werkwoord verkorten bekorten werkwoord verkorten verlagen werkwoord verkorten slinken werkwoord verkorten reduceren werkwoord verkorten minworden werkwoord verkorten minderen werkwoord verkorten krimpen werkwoord verkorten inperken werkwoord verkorten inkrimpen werkwoord verkorten beperken werkwoord verkorten afnemen werkwoord verkorting kostenbesparing zelfst. naamw. verkorting inkrimping zelfst. naamw. verkorting bezuiniging zelfst. naamw. verkorting besparing zelfst. naamw. verkorting besnoeiing zelfst. naamw. verkorting bekorting zelfst. naamw. verkorting vermindering zelfst. naamw. verkorting inkorting zelfst. naamw. verkortingsteken apostrof overig. verkoudheid kou zelfst. naamw. verkozen electief bijv. naamw. verkozen uitgezocht bijv. naamw. verkozen geselecteerd bijv. naamw. verkozene uitverkorene overig. verkozene geprefereerde overig. verkracht misbruikt bijv. naamw. verkrachten aanranden werkwoord verkrachten misbruiken werkwoord verkrachten onteren werkwoord verkrachten schofferen werkwoord verkrachting schending zelfst. naamw. verkrampt krampachtig bijv. naamw. verkregen aankopen werkwoord verkregen acquireren werkwoord verkregen verkrijgen werkwoord verkregen verwerven werkwoord verkreukeld verfomfaaid overig. verkreukeld kreukelig overig. verkreukelen kreukelen werkwoord verkreukelen verfrommelen werkwoord verkrijgbaar beschikbaar bijv. naamw. verkrijgbaar leverbaar bijv. naamw. verkrijgen aankopen werkwoord verkrijgen acquireren werkwoord verkrijgen behaald werkwoord verkrijgen behalen werkwoord verkrijgen bemachtigen werkwoord verkrijgen krijgen werkwoord verkrijgen ondervinden werkwoord verkrijgen opdoen werkwoord verkrijgen peuren werkwoord verkrijgen verkregen werkwoord verkrijgen verschaffen werkwoord verkrijgen verwerven werkwoord verkrijgen winnen werkwoord verkrijgen aanschaffen werkwoord verkrijgen buitmaken werkwoord verkrijgen kopen werkwoord verkrijging aankoop zelfst. naamw. verkrijging verwerving zelfst. naamw. verkrijging koop zelfst. naamw. verkrijging afname zelfst. naamw. verkrijging acquisitie zelfst. naamw. verkrijging aanschaf zelfst. naamw. verkroppen verbijten werkwoord verkropt verbeten bijv. naamw. verkropt opgekropt bijv. naamw. verkropt onderdrukt bijv. naamw. verkruimelen verbrokkelen werkwoord verkwanselen verpatsen werkwoord verkwanselen verspillen werkwoord verkwanselen verkwisten werkwoord verkwanselen verkopen werkwoord verkwanselen verbrassen werkwoord verkwanselen verboemelen werkwoord verkwijnd uitgeteerd bijv. naamw. verkwijnen kwijnen werkwoord verkwijnen wegkwijnen werkwoord verkwikken laven werkwoord verkwikken verfrissen werkwoord verkwikken opmonteren werkwoord verkwikken opfleuren werkwoord verkwikken verlevendigen werkwoord verkwikken verkoelen werkwoord verkwikken opfrissen werkwoord verkwikkend weldadig bijv. naamw. verkwikking verademing zelfst. naamw. verkwikking verfrissing zelfst. naamw. verkwikking laving zelfst. naamw. verkwikking lafenis zelfst. naamw. verkwisten opmaken werkwoord verkwisten verbrassen werkwoord verkwisten verspillen werkwoord verkwisten verkwanselen werkwoord verkwisten verkopen werkwoord verkwisten verboemelen werkwoord verkwistend extravagant bijv. naamw. verkwistend kwistig bijv. naamw. verkwistend spilziek bijv. naamw. verkwister verspiller overig. verkwister uitgever overig. verkwisting overdaad zelfst. naamw. verkwisting verspilling zelfst. naamw. verlaat schutsluisje zelfst. naamw. verlaat sluis zelfst. naamw. verlaat sas zelfst. naamw. verladen overladen werkwoord verlagen afprijzen werkwoord verlagen terugbrengen werkwoord verlagen verminderen werkwoord verlagen slinken werkwoord verlagen reduceren werkwoord verlagen minworden werkwoord verlagen minderen werkwoord verlagen inperken werkwoord verlagen inkrimpen werkwoord verlagen beperken werkwoord verlagen afnemen werkwoord verlagen verkorten werkwoord verlagen krimpen werkwoord verlagen korten overig. verlaging degradatie zelfst. naamw. verlaging ontering zelfst. naamw. verlaging reductie zelfst. naamw. verlaging salarisverlaging zelfst. naamw. verlaging val zelfst. naamw. verlaging terugzetting zelfst. naamw. verlakken bedotten werkwoord verlakkerijen oplichtingen overig. verlakkerijen oplichterijen overig. verlamd lam bijv. naamw. verlamd verlamde bijv. naamw. verlamd lamme bijv. naamw. verlamde verlamd overig. verlamde lamme overig. verlamdheid verlamming zelfst. naamw. verlamdheid lamheid zelfst. naamw. verlammen intimideren werkwoord verlammen lamleggen werkwoord verlammen lamslaan werkwoord verlammen ontwrichten werkwoord verlamming verlamdheid zelfst. naamw. verlamming paralyse zelfst. naamw. verlamming lamheid zelfst. naamw. verlangd gewenst bijv. naamw. verlangd wenselijk bijv. naamw. verlangd gewild bijv. naamw. verlangen begeren werkwoord verlangen eisen werkwoord verlangen vergen werkwoord verlangen begeerte zelfst. naamw. verlangen hunkeren zelfst. naamw. verlangen lust zelfst. naamw. verlangen smachten zelfst. naamw. verlangen wens zelfst. naamw. verlangen wensen zelfst. naamw. verlangen zucht zelfst. naamw. verlangen norm zelfst. naamw. verlangen zorgen zelfst. naamw. verlangen verkiezen zelfst. naamw. verlangen eis zelfst. naamw. verlangen spinzen zelfst. naamw. verlangen hopen zelfst. naamw. verlangen zuchten zelfst. naamw. verlangen reikhalzen zelfst. naamw. verlangen vereisen zelfst. naamw. verlangen uitkijken overig. verlangend begerend bijv. naamw. verlangend begerig bijv. naamw. verlangend gretig bijv. naamw. verlangend smachtend bijv. naamw. verlangend smartelijk bijv. naamw. verlangend reikhalzend bijv. naamw. verlangend hunkerend bijv. naamw. verlanglijst verlanglijstje overig. verlanglijstje verlanglijst overig. verlaten afgelegen bijv. naamw. verlaten desolaat bijv. naamw. verlaten doods bijv. naamw. verlaten achterlaten werkwoord verlaten afreizen werkwoord verlaten afstappen van werkwoord verlaten heengaan werkwoord verlaten vertrekken werkwoord verlaten eenzaam werkwoord verlaten afgezonderd werkwoord verlaten woest werkwoord verlaten vreemd werkwoord verlaten onhandig werkwoord verlaten onbekend werkwoord verlaten eigenaardig werkwoord verlaten wegtrekken werkwoord verlaten wegreizen werkwoord verlaten verdwijnen werkwoord verlatend achterlatend overig. verlatenheid eenzaamheid zelfst. naamw. verlatenheid rimboe zelfst. naamw. verlatenheid isolement zelfst. naamw. verlatenheid afgezonderdheid zelfst. naamw. verlating desertie zelfst. naamw. verlating afvalligheid zelfst. naamw. verleden afgelopen bijv. naamw. verleden jongstleden bijv. naamw. verleden vorig bijv. naamw. verleden achtergrond zelfst. naamw. verleden historie zelfst. naamw. verleden vroeger bijv. naamw. verleden voorgaand bijv. naamw. verleden voorafgaand bijv. naamw. verlegen bedeesd bijv. naamw. verlegen timide bijv. naamw. verlegen beschroomd bijv. naamw. verlegen schroomvallig bijv. naamw. verlegen schuchter bijv. naamw. verlegen schandelijk bijv. naamw. verlegen beschaamd bijv. naamw. verlegen bleu bijv. naamw. verlegenheid bedeesdheid zelfst. naamw. verlegenheid gêne zelfst. naamw. verlegenheid geslotenheid zelfst. naamw. verlegenheid moeilijk parket zelfst. naamw. verlegenheid schroom zelfst. naamw. verlegenheid timiditeit zelfst. naamw. verlegenheid schuwheid zelfst. naamw. verlegenheid penarie zelfst. naamw. verlegenheid knelpunt zelfst. naamw. verlegenheid hinder zelfst. naamw. verlegenheid benardheid zelfst. naamw. verlegenheid schuchterheid zelfst. naamw. verlegenheid gegeneerdheid zelfst. naamw. verleggen verplaatsen werkwoord verleggen verzetten werkwoord verleggen vervoeren werkwoord verleggen verschuiven werkwoord verleggen verschikken werkwoord verleggen roeren werkwoord verleggen disloqueren werkwoord verlei lokker overig. verleidelijk aanlokkelijk bijv. naamw. verleidelijk uitnodigend bijv. naamw. verleidelijk bekoorlijk bijv. naamw. verleidelijk attractief bijv. naamw. verleidelijk aantrekkelijk bijv. naamw. verleidelijk verlokkend bijv. naamw. verleidelijk verzoekend bijv. naamw. verleidelijkheid charme zelfst. naamw. verleidelijkheid begeerlijkheid zelfst. naamw. verleiden aanlokken werkwoord verleiden uitlokken werkwoord verleiden uitnodigen werkwoord verleiden lokken zelfst. naamw. verleiden weglokken werkwoord verleiden voortlokken werkwoord verleiden verlokken werkwoord verleiden meelokken werkwoord verleider lokker zelfst. naamw. verleider satan zelfst. naamw. verleider slang zelfst. naamw. verleiding aantrekkingskracht zelfst. naamw. verleiding aanvechting zelfst. naamw. verleiding temptatie zelfst. naamw. verleiding verlokking zelfst. naamw. verleiding verovering zelfst. naamw. verleiding verzoeking zelfst. naamw. verleiding seductie zelfst. naamw. verleiding bekoring zelfst. naamw. verleidingspoging avance zelfst. naamw. verleidster sirene zelfst. naamw. verleidster charmeuse zelfst. naamw. verleidster lokster zelfst. naamw. verlekkerd lekker bijv. naamw. verlenen bieden werkwoord verlenen vergunnen werkwoord verlenen verstrekken werkwoord verlenen toekennen werkwoord verlenen schenken werkwoord verlenen geven werkwoord verlener uitreiker overig. verleners toedieners overig. verlengde uitrekken werkwoord verlengde lijn zelfst. naamw. verlengen doortrekken werkwoord verlengen prolongeren werkwoord verlengen rekken werkwoord verlengen uitleggen werkwoord verlengen uitrekken werkwoord verlengen verdagen werkwoord verlengen uitstellen werkwoord verlenging getalm overig. verlening toewijzing zelfst. naamw. verlening toekenning zelfst. naamw. verleppen slap hangen werkwoord verleppen verwelken werkwoord verleppen verflensen werkwoord verleppen verdorren werkwoord verleppen kwijnen werkwoord verleppen verkommeren werkwoord verlept flets bijv. naamw. verlept verwelkt bijv. naamw. verlept verdord bijv. naamw. verlevendigen activeren werkwoord verlevendigen opfrissen werkwoord verlevendigen opleven werkwoord verlevendigen opwekken werkwoord verlevendigen reanimeren werkwoord verlevendigen verfrissen werkwoord verlevendigen verkwikken werkwoord verlevendigen verkoelen werkwoord verlicht bijgelicht bijv. naamw. verlicht licht bijv. naamw. verlicht verhelderd bijv. naamw. verlicht beschenen bijv. naamw. verlicht belicht bijv. naamw. verlichten beschijnen werkwoord verlichten lenigen werkwoord verlichten mitigeren werkwoord verlichten tegemoetkomen werkwoord verlichten verzachten werkwoord verlichten illumineren werkwoord verlichting leniging zelfst. naamw. verlichting licht zelfst. naamw. verlichting ontlasting zelfst. naamw. verlichting soelaas zelfst. naamw. verlichting troost zelfst. naamw. verlichting verzachting zelfst. naamw. verlichting schijnsel zelfst. naamw. verlichting opheldering zelfst. naamw. verlichtingstoestel lamp zelfst. naamw. verlichtingstoestel lantaarn zelfst. naamw. verlichtingstoestel lantaren zelfst. naamw. verliefd smoor bijv. naamw. verliefd verkikkerd bijv. naamw. verlies afbreuk zelfst. naamw. verlies nadeel zelfst. naamw. verlies overwonnen-worden zelfst. naamw. verlies schade zelfst. naamw. verlies ontbering zelfst. naamw. verlies gebrek zelfst. naamw. verlies nederlaag zelfst. naamw. verlies verliezen zelfst. naamw. verlies verval zelfst. naamw. verlies afneming zelfst. naamw. verliesgevend onrendabel bijv. naamw. verliespost schadepost overig. verliespunt minpunt zelfst. naamw. verliezen derven werkwoord verliezen missen werkwoord verliezen onderuitgaan werkwoord verliezen zoekmaken werkwoord verliezen verlies werkwoord verliezen wegraken werkwoord verliezen kwijtraken werkwoord verliezer underdog zelfst. naamw. verlijden passeren werkwoord verlijeren wraken werkwoord verlijeren afdrijven werkwoord verlinken aangeven werkwoord verlinken verklikken werkwoord verlinken verraden werkwoord verlinken verklappen werkwoord verlinken uitbrengen werkwoord verlinken aanbrengen werkwoord verlinken klikken werkwoord verlinker verra overig. verlinker verklapper overig. verloederen verarmen werkwoord verloederen verslonzen werkwoord verlof permissie zelfst. naamw. verlof vakantie zelfst. naamw. verlof verloftijd zelfst. naamw. verlof verlofjaar zelfst. naamw. verlof snipperdag zelfst. naamw. verlofjaar verloftijd overig. verlofjaar verlof overig. verlofjaar vakantie overig. verlofjaar snipperdag overig. verlofpas pas zelfst. naamw. verloftijd snipperdag zelfst. naamw. verloftijd vakantie zelfst. naamw. verloftijd verlof zelfst. naamw. verloftijd verlofjaar zelfst. naamw. verlokken aanlokken werkwoord verlokken overhalen werkwoord verlokken uitlokken werkwoord verlokken weglokken werkwoord verlokken voortlokken werkwoord verlokken verleiden werkwoord verlokken meelokken werkwoord verlokken lokken werkwoord verlokkend verzoekend overig. verlokkend uitnodigend overig. verlokkend uitlokkend overig. verlokkend bekoorlijk overig. verlokkend attractief overig. verlokkend aantrekkelijk overig. verlokkend aanlokkelijk overig. verlokkend smakelijk overig. verlokkend lekker overig. verlokkend verleidelijk overig. verlokking verleiding zelfst. naamw. verlokking verzoeking zelfst. naamw. verlokking verovering zelfst. naamw. verlokking temptatie zelfst. naamw. verlokking seductie zelfst. naamw. verlokking bekoring zelfst. naamw. verlokking aanvechting zelfst. naamw. verloochenen afzweren werkwoord verloochenen logenstraffen werkwoord verloochenen loochenen werkwoord verloochenen ontkennen werkwoord verloochenen verzaken werkwoord verloochening zelfverloochening zelfst. naamw. verloofde aanstaande zelfst. naamw. verloofde meisje zelfst. naamw. verloop achteruitgang zelfst. naamw. verloop ontwikkeling zelfst. naamw. verloop verval zelfst. naamw. verloop vooruitgang zelfst. naamw. verloop turnover zelfst. naamw. verloop vordering zelfst. naamw. verloop voortgang zelfst. naamw. verloop progressie zelfst. naamw. verloop ontwikkelingsgang zelfst. naamw. verlopen afgeleefd bijv. naamw. verlopen haveloos bijv. naamw. verlopen onooglijk bijv. naamw. verlopen verstreken bijv. naamw. verlopen aflopen werkwoord verlopen ongeldig worden werkwoord verlopen verstrijken werkwoord verlopen vergaan bijv. naamw. verlopen overgaan bijv. naamw. verlopen overdrijven bijv. naamw. verlopen omkomen bijv. naamw. verlopen doorgaan bijv. naamw. verlopen afleggen bijv. naamw. verlopen uitraken bijv. naamw. verlopen uitlopen bijv. naamw. verlopen uitgaan bijv. naamw. verlopen ophouden bijv. naamw. verlopen eindigen bijv. naamw. verlopen voorbij bijv. naamw. verlopen vervallen bijv. naamw. verlopen beëindigd bijv. naamw. verlopen sjofeltjes bijv. naamw. verlopen sjofel bijv. naamw. verlopen schamel bijv. naamw. verlopen pover bijv. naamw. verlopen flodderig bijv. naamw. verlopen armoedig bijv. naamw. verlopen voortgaan bijv. naamw. verlopen verdergaan bijv. naamw. verlopen doorlopen bijv. naamw. verlopen avanceren bijv. naamw. verlopen voorbijgaan bijv. naamw. verloren verdwaald bijv. naamw. verloren vermist bijv. naamw. verloren kwijt bijv. naamw. verloren zoek bijv. naamw. verloren weg bijv. naamw. verloskundig obstetrisch bijv. naamw. verloskundige vroedvrouw zelfst. naamw. verlossen bevrijden werkwoord verlossen ontheffen werkwoord verlossen redden werkwoord verlossen vrijmaken werkwoord verlossen vrijlaten werkwoord verlossen loslaten werkwoord verlossen afhelpen werkwoord verlossen ontzetten werkwoord verlossen vrijvechten werkwoord verlossen emanciperen werkwoord verlossen banen werkwoord verlosser messias zelfst. naamw. verlosser redder zelfst. naamw. verlosser heiland zelfst. naamw. verlossing bevalling zelfst. naamw. verlossing bevrijding zelfst. naamw. verlossing heil zelfst. naamw. verlossing ontlasting zelfst. naamw. verlossing redding zelfst. naamw. verlossing zaligheid zelfst. naamw. verlossing kraam zelfst. naamw. verlossing vrijmaking zelfst. naamw. verlossing ontzetting zelfst. naamw. verlossing geboorte zelfst. naamw. verlost bevrijd bijv. naamw. verlost gered bijv. naamw. verlostang tang zelfst. naamw. verloten loten werkwoord verloting loting zelfst. naamw. verloting loterij zelfst. naamw. verloting uitloting zelfst. naamw. verloven engageren werkwoord verloven ondertrouwen werkwoord verloving engagement zelfst. naamw. verlovingsring ring zelfst. naamw. verluchten opsieren werkwoord verluchten verfraaien werkwoord verluchten tooien werkwoord verluchten optuigen werkwoord verluchten opsmukken werkwoord verluchten opschikken werkwoord verluchtigen opvrolijken overig. verluchtigen opvrolijken overig. verluchtigen opvrolijken overig. verlummelen verknoeien werkwoord verlummelen verbeuzelen werkwoord vermaak amusement zelfst. naamw. vermaak vertier zelfst. naamw. vermaak schik zelfst. naamw. vermaak verstrooiing zelfst. naamw. vermaak vermakelijkheid zelfst. naamw. vermaak toestemming zelfst. naamw. vermaak genoegen zelfst. naamw. vermaak aardigheid zelfst. naamw. vermaan waarschuwing overig. vermaan vermaning overig. vermaan aansporing overig. vermaan aanmaning overig. vermaard befaamd bijv. naamw. vermaard groot bijv. naamw. vermaard beroemd bijv. naamw. vermaard belangrijk bijv. naamw. vermaard bekend bijv. naamw. vermaard aanzienlijk bijv. naamw. vermaardheid bekendheid zelfst. naamw. vermaardheid beroemdheid zelfst. naamw. vermaardheid faam zelfst. naamw. vermaardheid roem zelfst. naamw. vermaatschappelijking socialisatie zelfst. naamw. vermagerd uitgeteerd bijv. naamw. vermageren afvallen werkwoord vermageren lijnen werkwoord vermageren afslanken zelfst. naamw. vermageren vermagering werkwoord vermageren uitmergelen werkwoord vermageringskuur dieet zelfst. naamw. vermakelijk grappig bijv. naamw. vermakelijk humoristisch bijv. naamw. vermakelijk onderhoudend bijv. naamw. vermakelijk amusant bijv. naamw. vermakelijk leuk bijv. naamw. vermakelijk aardig bijv. naamw. vermakelijkheid grappigheid zelfst. naamw. vermakelijkheid vertier zelfst. naamw. vermakelijkheid verstrooiing zelfst. naamw. vermakelijkheid vermaak zelfst. naamw. vermakelijkheid amusement zelfst. naamw. vermakelijkheid snaaksheid zelfst. naamw. vermakelijkheid koddigheid zelfst. naamw. vermakelijkheid kluchtigheid zelfst. naamw. vermaken legateren werkwoord vermaken amuseren zelfst. naamw. vermaken overlijden zelfst. naamw. vermaken overdragen zelfst. naamw. vermaken wisselen zelfst. naamw. vermaken veranderen zelfst. naamw. vermaken nalaten zelfst. naamw. vermaken vererven zelfst. naamw. vermaledijd verdraaid bijv. naamw. vermaledijd bliksems bijv. naamw. vermaledijd verdomd bijv. naamw. vermalen fijnmalen werkwoord vermalen malen werkwoord vermalen pulveriseren werkwoord vermalen gemalen zelfst. naamw. vermanen aansporen werkwoord vermanen berispen werkwoord vermanen manen werkwoord vermanen terechtwijzen werkwoord vermanen waarschuwen werkwoord vermaning les zelfst. naamw. vermaning predikatie zelfst. naamw. vermaning preek zelfst. naamw. vermaning standje zelfst. naamw. vermaning terechtwijzing zelfst. naamw. vermaning waarschuwing zelfst. naamw. vermaning vermaan zelfst. naamw. vermaning aansporing zelfst. naamw. vermaning aanmaning zelfst. naamw. vermaning verwijt zelfst. naamw. vermannelijking virilisatie zelfst. naamw. vermedevuldigen versterking overig. vermedevuldigen vermeerdering overig. vermedevuldigen verhoging overig. vermedevuldigen uitbreiding overig. vermedevuldigen toeneming overig. vermedevuldigen toename overig. vermedevuldigen stijging overig. vermedevuldigen groei overig. vermedevuldigen expansie overig. vermedevuldigen aanwinst overig. vermedevuldigen aanwas overig. vermedevuldigen aangroei overig. vermeend gewaand bijv. naamw. vermeend verondersteld bijv. naamw. vermeende zogezegde overig. vermeerderen expanderen werkwoord vermeerderen groeien werkwoord vermeerderen toenemen werkwoord vermeerderen uitbreiden werkwoord vermeerderen verwijden werkwoord vermeerderen verruimen werkwoord vermeerderen verbreiden werkwoord vermeerderen uitdijen werkwoord vermeerderen uitbouwen werkwoord vermeerderen openen werkwoord vermeerderen stijgen werkwoord vermeerderen opzetten werkwoord vermeerderen omhooggaan werkwoord vermeerderen gedijen werkwoord vermeerderen aanzwellen werkwoord vermeerderen aanwinnen werkwoord vermeerderen aanwassen werkwoord vermeerderen aangroeien werkwoord vermeerderen vergroten werkwoord vermeerdering aangroeiing zelfst. naamw. vermeerdering aanwas zelfst. naamw. vermeerdering toename zelfst. naamw. vermeerdering uitbreiding zelfst. naamw. vermeerdering verhoging zelfst. naamw. vermeerdering versterking zelfst. naamw. vermeerdering toeneming zelfst. naamw. vermeerdering stijging zelfst. naamw. vermeerdering groei zelfst. naamw. vermeerdering expansie zelfst. naamw. vermeerdering aanwinst zelfst. naamw. vermeerdering aangroei zelfst. naamw. vermeerderingen toenemingen overig. vermeerderingen toenames overig. vermeld vermelden werkwoord vermelde gedeclareerde bijv. naamw. vermelde aangegeven bijv. naamw. vermelden noemen werkwoord vermelden vermeld werkwoord vermelden uiteenzetten werkwoord vermelden uitdrukken werkwoord vermelden melden werkwoord vermeldenswaard vermeldenswaardig overig. vermeldenswaard noemenswaardig overig. vermeldenswaardig vermeldenswaard bijv. naamw. vermeldenswaardig noemenswaardig bijv. naamw. vermelding mededeling zelfst. naamw. vermelding opgave zelfst. naamw. vermelding uiteenzetting zelfst. naamw. vermelding inhoud zelfst. naamw. vermelding uitspraak zelfst. naamw. vermelding tijding zelfst. naamw. vermelding relaas zelfst. naamw. vermelding melding zelfst. naamw. vermelding boodschap zelfst. naamw. vermelding bericht zelfst. naamw. vermelding bekendmaking zelfst. naamw. vermelding verwittiging zelfst. naamw. vermelding gewag zelfst. naamw. vermelding verklaring zelfst. naamw. vermengen lengen werkwoord vermengen mengen werkwoord vermengen mixen zelfst. naamw. vermengen melêren werkwoord vermengen dooreenmengen werkwoord vermenging mengsel zelfst. naamw. vermenging incorporatie zelfst. naamw. vermenigvuldigen reproduceren werkwoord vermenigvuldigen verdubbelen werkwoord vermenigvuldigen verveelvoudigen werkwoord vermenigvuldigen voortplanten werkwoord vermenigvuldiging proliferatie zelfst. naamw. vermenigvuldiging reproduktie zelfst. naamw. vermenigvuldiging verveelvoudiging zelfst. naamw. vermetel euvel bijv. naamw. vermetel lichtzinnig bijv. naamw. vermetel overmoedig bijv. naamw. vermetel roekeloos bijv. naamw. vermetel driest bijv. naamw. vermetel waaghalzig bijv. naamw. vermetel doldriest bijv. naamw. vermetel halsbrekend bijv. naamw. vermetel stoutmoedig bijv. naamw. vermetel onvervaard bijv. naamw. vermetel onverschrokken bijv. naamw. vermetel onbevreesd bijv. naamw. vermetel onbeducht bijv. naamw. vermetel manmoedig bijv. naamw. vermetel kranig bijv. naamw. vermetel koen bijv. naamw. vermetelheid durf zelfst. naamw. vermetelheid overmoed zelfst. naamw. vermetelheid roekeloosheid zelfst. naamw. vermetelheid waaghalzerij zelfst. naamw. vermetelheid onbesuisdheid zelfst. naamw. vermetelheid stoutmoedigheid zelfst. naamw. vermetelheid onverschrokkenheid zelfst. naamw. vermetelheid koenheid zelfst. naamw. vermetelheid kloekheid zelfst. naamw. vermetelheid driestheid zelfst. naamw. vermijden ontduiken werkwoord vermijden verhinderen werkwoord vermijden mijden zelfst. naamw. vermijden ontlopen zelfst. naamw. vermijden ontwijken zelfst. naamw. vermijden schuwen zelfst. naamw. vermijden verhoeden zelfst. naamw. vermijden vermijding zelfst. naamw. verminderd beperkt bijv. naamw. verminderd ingeslonken bijv. naamw. verminderd ingekrompen bijv. naamw. verminderen achteruitgaan werkwoord verminderen afnemen werkwoord verminderen afprijzen werkwoord verminderen beperken werkwoord verminderen inkrimpen werkwoord verminderen inperken werkwoord verminderen krimpen werkwoord verminderen minderen werkwoord verminderen reduceren werkwoord verminderen slinken werkwoord verminderen terugbrengen werkwoord verminderen verkleinen werkwoord verminderen verkorten werkwoord verminderen verlagen werkwoord verminderen vervallen werkwoord verminderen teruggaan werkwoord verminderen tanen werkwoord verminderen minworden werkwoord verminderen declineren werkwoord verminderen dalen werkwoord verminderend slinkend overig. verminderend minderend overig. vermindering afbouw zelfst. naamw. vermindering aftrek zelfst. naamw. vermindering afzwakking zelfst. naamw. vermindering beperking zelfst. naamw. vermindering korting zelfst. naamw. vermindering mindering zelfst. naamw. vermindering reductie zelfst. naamw. vermindering terugloop zelfst. naamw. vermindering afstrijksel zelfst. naamw. vermindering afgestrekene zelfst. naamw. vermindering rommel zelfst. naamw. vermindering ontrouw zelfst. naamw. vermindering helling zelfst. naamw. vermindering afval zelfst. naamw. vermindering verkorting zelfst. naamw. vermindering inkorting zelfst. naamw. vermindering teruggang zelfst. naamw. vermindering daling zelfst. naamw. vermindering afname zelfst. naamw. vermindering weglating zelfst. naamw. vermindering verschansing zelfst. naamw. vermindering afsnijding zelfst. naamw. vermindering deductie zelfst. naamw. vermindering aftrekking zelfst. naamw. verminken radbraken werkwoord verminken verbasteren werkwoord verminken misvormen werkwoord verminken mismaken werkwoord verminking mismaaktheid zelfst. naamw. verminking mutilatie zelfst. naamw. verminking misvorming zelfst. naamw. verminking misvormdheid zelfst. naamw. verminkt verminkte overig. verminkte verminkt overig. vermissen missen werkwoord vermist kwijt bijv. naamw. vermist verloren bijv. naamw. vermist weg bijv. naamw. vermist zoek bijv. naamw. vermits aangezien bijv. naamw. vermits omdat bijv. naamw. vermits wijl bijv. naamw. vermits want bijv. naamw. vermits daar bijv. naamw. vermoed vermoeden zelfst. naamw. vermoedelijk waarschijnlijk bijv. naamw. vermoedelijk denkelijk bijv. naamw. vermoeden bevroeden werkwoord vermoeden idee zelfst. naamw. vermoeden vermoed zelfst. naamw. vermoeden veronderstelling zelfst. naamw. vermoeden sjoege zelfst. naamw. vermoeden gissen zelfst. naamw. vermoeid afgemat bijv. naamw. vermoeid gaar bijv. naamw. vermoeid saai bijv. naamw. vermoeid moe bijv. naamw. vermoeidheid afmatting zelfst. naamw. vermoeidheid moeheid zelfst. naamw. vermoeidheid lassitudo zelfst. naamw. vermoeidheid uitputting zelfst. naamw. vermoeien afmatten zelfst. naamw. vermoeien vervelen zelfst. naamw. vermoeien tegenstaan zelfst. naamw. vermoeien ergeren zelfst. naamw. vermoeien uitputten zelfst. naamw. vermoeien slopen zelfst. naamw. vermoeiend afmattend bijv. naamw. vermoeiend dodelijk bijv. naamw. vermoeiend uitputtend bijv. naamw. vermoeiend moemakend bijv. naamw. vermoeiend vervelend bijv. naamw. vermoeienis afmatting zelfst. naamw. vermogen mogen werkwoord vermogen bezitting zelfst. naamw. vermogen capaciteit zelfst. naamw. vermogen fortuin zelfst. naamw. vermogen kracht zelfst. naamw. vermogen abiliteit zelfst. naamw. vermogen vermogens zelfst. naamw. vermogen geldmiddelen zelfst. naamw. vermogen aanleg zelfst. naamw. vermogen kunnen zelfst. naamw. vermogen macht zelfst. naamw. vermogend bemiddeld bijv. naamw. vermogend gefortuneerd bijv. naamw. vermogend rijk bijv. naamw. vermogens vermogen overig. vermogens geldmiddelen overig. vermogens aanleg overig. vermolmd naar overig. vermolmd molmig overig. vermolmd bedenkelijk overig. vermomd verkapt bijv. naamw. vermomd verkleed bijv. naamw. vermommen verkleden werkwoord vermomming verkleding zelfst. naamw. vermoord Geëxecuteerd overig. vermoorden afmaken werkwoord vermoorden afslachten werkwoord vermoorden doden werkwoord vermoorden moorden werkwoord vermoorden ombrengen werkwoord vermoorden omleggen werkwoord vermoorden liquideren werkwoord vermoorden doodslaan werkwoord vermoorden doodmaken werkwoord vermoorden executeren werkwoord vermoorden doodschieten werkwoord vermoorden slachting werkwoord vermorsing verspilling zelfst. naamw. vermorsing pij overig. vermorzelen platdrukken werkwoord vermorzelen verbrijzelen werkwoord vermorzelen vergruizen werkwoord vermorzelen verpletteren werkwoord vermorzelen fijnmaken werkwoord vermorzeling verbrijzeling zelfst. naamw. vermorzeling verplettering zelfst. naamw. vermurwen vertederen werkwoord vernauwen versmallen werkwoord vernauwing stenose zelfst. naamw. vernederen beledigen werkwoord vernederen kastijden werkwoord vernederen ergeren werkwoord vernederen verdeemoedigen werkwoord vernederend beschamend bijv. naamw. vernederend slaafs bijv. naamw. vernederend smadelijk bijv. naamw. vernederend onterend bijv. naamw. vernederend kleinerend bijv. naamw. vernedering schande zelfst. naamw. vernemen hebben werkwoord vernemen horen werkwoord vernemen opvangen werkwoord vernemen waarnemen werkwoord vernemen merken werkwoord vernemen bemerken werkwoord vernevelen verstuiven werkwoord verneveling rookgordijn overig. verneveling nevelgordijn overig. vernield afgebroken bijv. naamw. vernield gesloopt bijv. naamw. vernield verwoest bijv. naamw. vernielen kapotmaken werkwoord vernielen vernietigen werkwoord vernielen verwoesten werkwoord vernielen slopen werkwoord vernielen ruineren werkwoord vernielen afbreken werkwoord vernielend verwoestend overig. vernielend vernietigend overig. vernielend verdelgend overig. vernielend destructief overig. vernieler verwoester zelfst. naamw. vernieling destructie zelfst. naamw. vernieling verwoesting zelfst. naamw. vernieling ravage zelfst. naamw. vernielwoede vernielzucht overig. vernielwoede vandalisme overig. vernielzucht baldadigheid zelfst. naamw. vernielzucht vandalisme zelfst. naamw. vernielzucht vernielwoede zelfst. naamw. vernielzuchtig destructief bijv. naamw. vernietigen annuleren werkwoord vernietigen tenietdoen werkwoord vernietigen vernielen werkwoord vernietigen verwoesten werkwoord vernietigen verijdelen werkwoord vernietigen opheffen werkwoord vernietigen ondervangen werkwoord vernietigen nullificeren werkwoord vernietigen terugdraaien werkwoord vernietigen slopen werkwoord vernietigen ruineren werkwoord vernietigen afbreken werkwoord vernietigen delgen werkwoord vernietigend destructief bijv. naamw. vernietigend verwoestend bijv. naamw. vernietigend vernielend bijv. naamw. vernietigend verdelgend bijv. naamw. vernietiging afbraak zelfst. naamw. vernietiging destructie zelfst. naamw. vernietiging liquidatie zelfst. naamw. vernietiging slachting zelfst. naamw. vernietiging verwoesting zelfst. naamw. vernietiging verdelging zelfst. naamw. vernieuwbouw rehabilitatie zelfst. naamw. vernieuwbouw renovatie zelfst. naamw. vernieuwen herstellen werkwoord vernieuwen opknappen werkwoord vernieuwen remplaceren werkwoord vernieuwen renoveren werkwoord vernieuwen restaureren werkwoord vernieuwen verversen werkwoord vernieuwen verwisselen werkwoord vernieuwen aggiornamento werkwoord vernieuwen verbeteren werkwoord vernieuwen hernieuwen werkwoord vernieuwen repareren werkwoord vernieuwen vervangen werkwoord vernieuwen aflossen werkwoord vernieuwend grensverleggend bijv. naamw. vernieuwend innoverend bijv. naamw. vernieuwend revolutionair bijv. naamw. vernieuwer nieuwlichter overig. vernieuwer modernist overig. vernieuwing prolongatie zelfst. naamw. vernieuwing renovatie zelfst. naamw. vernieuwing reparatie zelfst. naamw. vernieuwing verandering zelfst. naamw. vernieuwing nieuwigheid zelfst. naamw. vernikkelen kleumen werkwoord vernikkelen verkleumen werkwoord vernis laklaag zelfst. naamw. vernis lak zelfst. naamw. vernissen lakken werkwoord vernoemen noemen werkwoord vernoemen benoemen werkwoord vernuft genie zelfst. naamw. vernuft talent zelfst. naamw. vernuft scherpzinnigheid zelfst. naamw. vernuft kundigheid zelfst. naamw. vernuft knobb zelfst. naamw. vernuft gave zelfst. naamw. vernuft capaciteit zelfst. naamw. vernuft bekwaamheid zelfst. naamw. vernuft begaafdheid zelfst. naamw. vernuft aanleg zelfst. naamw. vernuft genialiteit zelfst. naamw. vernuft verstand zelfst. naamw. vernuft intelligentie zelfst. naamw. vernuft intellect zelfst. naamw. vernuft bril zelfst. naamw. vernuft hersens zelfst. naamw. vernuft geest zelfst. naamw. vernuft denkvermogen zelfst. naamw. vernuft brein zelfst. naamw. vernuft vindingrijkheid zelfst. naamw. vernuft inventiviteit zelfst. naamw. vernuft toestel zelfst. naamw. vernuft overleg zelfst. naamw. vernuft middel zelfst. naamw. vernuft list zelfst. naamw. vernuftig begaafd bijv. naamw. vernuftig doordacht bijv. naamw. vernuftig geniaal bijv. naamw. vernuftig scherpzinnig bijv. naamw. vernuftig vindingrijk bijv. naamw. vernuftig handig bijv. naamw. vernuftig intelligent bijv. naamw. vernuftig inventief bijv. naamw. veronachtzamen nalaten werkwoord veronachtzamen negeren werkwoord veronachtzaming verwaarlozing zelfst. naamw. verondersteld vermeend bijv. naamw. veronderstellen aannemen werkwoord veronderstellen geloven werkwoord veronderstellen menen werkwoord veronderstellen postuleren werkwoord veronderstellen rekenen werkwoord veronderstellen speculeren werkwoord veronderstellen stellen werkwoord veronderstellen zeggen werkwoord veronderstelling gedachte zelfst. naamw. veronderstelling uitgangspunt zelfst. naamw. veronderstelling hypothese zelfst. naamw. veronderstelling vertrekpunt zelfst. naamw. veronderstelling uitgangsvorm zelfst. naamw. veronderstelling principe zelfst. naamw. veronderstelling grondslag zelfst. naamw. veronderstelling grondgedachte zelfst. naamw. veronderstelling fundering zelfst. naamw. veronderstelling beginsel zelfst. naamw. veronderstelling basis zelfst. naamw. veronderstelling gegis zelfst. naamw. veronderstelling stelling zelfst. naamw. veronderstelling hypothe zelfst. naamw. veronderstelling grondstelling zelfst. naamw. veronderstelling grondlijn zelfst. naamw. veronderstelling fundament zelfst. naamw. veronderstelling basislijn zelfst. naamw. verongelijkt pruilend bijv. naamw. verongelukken neerstorten werkwoord verongelukken omkomen werkwoord verontreinigen besmeuren werkwoord verontreinigen vervuilen werkwoord verontreinigen vuilmaken werkwoord verontreinigen bezoedelen werkwoord verontreinigen bevuilen werkwoord verontreinigen bevlekken werkwoord verontreiniging milieuvervuiling zelfst. naamw. verontreiniging onzuiverheid zelfst. naamw. verontreiniging contaminatie zelfst. naamw. verontreiniging vervuiling zelfst. naamw. verontrust bezorgd bijv. naamw. verontrust ongerust bijv. naamw. verontrusten alarmeren werkwoord verontrusten ontstellen werkwoord verontrusten kwellen werkwoord verontrustend alarmerend bijv. naamw. verontrustend angstwekkend bijv. naamw. verontrustend onrustbarend bijv. naamw. verontrustend veeg bijv. naamw. verontrustend ontstellend bijv. naamw. verontrustend zorgwekkend bijv. naamw. verontrustend zorgelijk bijv. naamw. verontrusting bezorgdheid zelfst. naamw. verontrusting zorg zelfst. naamw. verontrusting ongerustheid zelfst. naamw. verontrusting kommer zelfst. naamw. verontrusting bekommernis zelfst. naamw. verontschuldigen excuseren werkwoord verontschuldigen verschonen werkwoord verontschuldiging excuus zelfst. naamw. verontschuldiging pardon zelfst. naamw. verontschuldiging verschoning zelfst. naamw. verontwaardigd boos bijv. naamw. verontwaardigd gebelgd bijv. naamw. verontwaardigd verstoord bijv. naamw. verontwaardigd misnoegd bijv. naamw. verontwaardigd gekwetst bijv. naamw. verontwaardiging kwaadheid zelfst. naamw. verontwaardiging verstoordheid zelfst. naamw. veroordeelde gevangene zelfst. naamw. veroordeelde verwezene zelfst. naamw. veroordeelde verdoemde zelfst. naamw. veroordeelde tuchthuisboef zelfst. naamw. veroordeelde gestrafte zelfst. naamw. veroordelen afkeuren werkwoord veroordelen vonnissen werkwoord veroordelend afkeurend overig. veroordeling afkeuring zelfst. naamw. veroordeling schuldigverklaring zelfst. naamw. veroordeling straf zelfst. naamw. veroordeling vonnis zelfst. naamw. veroorloofd toegestaan overig. veroorloofd toegelaten overig. veroorloofd gepermitteerd overig. veroorloofd geoorloofd overig. veroorloven permitteren werkwoord veroorloven toestaan werkwoord veroorzaken aanrichten werkwoord veroorzaken berokkenen werkwoord veroorzaken bewerkstelligen werkwoord veroorzaken teweegbrengen werkwoord veroorzaken stichten werkwoord veroorzaken aandoen werkwoord veroorzaken aanstichten werkwoord veroorzaker initiatiefnemer zelfst. naamw. veroorzaker stichter zelfst. naamw. veroorzaker aanstichter zelfst. naamw. verorberen bikken werkwoord verorberen consumeren werkwoord verorberen eten werkwoord verorberen nuttigen werkwoord verorberen opeten werkwoord verorberen verslinden werkwoord verorberen vreten werkwoord verorberen verorbering zelfst. naamw. verorberen schrokken werkwoord verorberen schransen werkwoord verorberen bunkeren werkwoord verorberen verteren werkwoord verorberen verbruiken werkwoord verorberen slopen werkwoord verorberen oppeuzelen werkwoord verorberen gebruiken werkwoord verorberen opvreten werkwoord verordenen afkondigen werkwoord verordenen bevelen werkwoord verordenen verordonneren werkwoord verordenen voorschrijven zelfst. naamw. verordenen opdragen werkwoord verordenen gelasten werkwoord verordenen gebieden werkwoord verordenen decreteren werkwoord verordenen commanderen werkwoord verordenen verordineren werkwoord verordenen ordonneren werkwoord verordenen beschikken werkwoord verordenen bepalen werkwoord verordening besluit zelfst. naamw. verordening gebod zelfst. naamw. verordening gebod zelfst. naamw. verordening gebod zelfst. naamw. verordineren verordenen werkwoord verordineren ordonneren werkwoord verordineren decreteren werkwoord verordineren afkondigen werkwoord verordonneren bevelen werkwoord verordonneren gebieden werkwoord verordonneren gelasten werkwoord verordonneren opdragen werkwoord verordonneren verordenen werkwoord verordonneren decreteren werkwoord verordonneren commanderen werkwoord verouderd ouderwets bijv. naamw. verouderd passé bijv. naamw. verouderd onmodern bijv. naamw. verouderen aftakelen werkwoord veroudering vergrijzing zelfst. naamw. veroveren bedwingen werkwoord verovering overweldiging zelfst. naamw. verovering verleiding zelfst. naamw. verovering verzoeking zelfst. naamw. verovering verlokking zelfst. naamw. verovering temptatie zelfst. naamw. verovering seductie zelfst. naamw. verovering bekoring zelfst. naamw. verovering aanvechting zelfst. naamw. verpaffen verknallen overig. verpaffen ploffen overig. verpakken inpakken werkwoord verpakken inwikkelen werkwoord verpakken pakken werkwoord verpakken emballeren werkwoord verpakker inpakker overig. verpakking emballage zelfst. naamw. verpakking fust zelfst. naamw. verpakking omhulsel zelfst. naamw. verpakking pak zelfst. naamw. verpakking omwindsel zelfst. naamw. verpakking omkleedsel zelfst. naamw. verpakking huls zelfst. naamw. verpakkingspapier inpakpapier zelfst. naamw. verpanden belenen werkwoord verpanden verpatsen werkwoord verpanding belening zelfst. naamw. verpatsen belenen werkwoord verpatsen verkwanselen werkwoord verpatsen verpanden werkwoord verpauperd berooid bijv. naamw. verpauperen verarmen werkwoord verpauperen verloederen werkwoord verpaupering verarming zelfst. naamw. verpersonificatie vertolking zelfst. naamw. verpersonificatie uitbeelding zelfst. naamw. verpersonificeren uitbeelden werkwoord verpersonificeren verbeelden werkwoord verpersonificeren vertolken werkwoord verpersoonlijken belichamen werkwoord verpersoonlijken personifiëren werkwoord verpersoonlijken personificeren werkwoord verpersoonlijking belichaming zelfst. naamw. verpersoonlijking personificatie zelfst. naamw. verpersoonlijking vleeswording zelfst. naamw. verpesten bederven werkwoord verpesten stukmaken werkwoord verpesten vergallen werkwoord verpesten vergiftigen werkwoord verpesten verklungelen werkwoord verpesten verknallen werkwoord verpesten verknoeien werkwoord verpesten verzieken werkwoord verpesten infecteren werkwoord verpesten verkankeren werkwoord verpesten verbroddelen werkwoord verpestend vergiftig overig. verpestend venijnig overig. verpestend giftig overig. verpesting vergiftiging zelfst. naamw. verpieteren verkommeren werkwoord verpieteren verleppen werkwoord verplaatsbaar beweegbaar bijv. naamw. verplaatsbaar mobiel bijv. naamw. verplaatsbaar vervoerbaar bijv. naamw. verplaatsbaar verschuifbaar bijv. naamw. verplaatsbaar los bijv. naamw. verplaatsbaar verzetbaar bijv. naamw. verplaatsbaar roerend bijv. naamw. verplaatsbaar transporteerbaar bijv. naamw. verplaatsbaar transportabel bijv. naamw. verplaatsbaarheid draagbaarheid zelfst. naamw. verplaatsen disloqueren werkwoord verplaatsen overbrengen werkwoord verplaatsen overdragen werkwoord verplaatsen overzetten werkwoord verplaatsen roeren werkwoord verplaatsen transponeren werkwoord verplaatsen transporteren werkwoord verplaatsen verleggen werkwoord verplaatsen verrijden werkwoord verplaatsen verschuiven werkwoord verplaatsen vervoeren werkwoord verplaatsen verwijderen werkwoord verplaatsen verzetten werkwoord verplaatsen verschikken werkwoord verplaatsen opschuiven werkwoord verplaatsen wegwerken werkwoord verplaatsen wegnemen werkwoord verplaatsen weghalen werkwoord verplaatsen wegdoen werkwoord verplaatsen wegbrengen werkwoord verplaatsen vervreemden werkwoord verplaatsen lichten werkwoord verplaatsen ecarteren werkwoord verplaatsen afzonderen werkwoord verplaatsen afnemen werkwoord verplaatsing migratie zelfst. naamw. verplaatsing omzetting zelfst. naamw. verplaatsing verhuizing zelfst. naamw. verplaatsing vervoer zelfst. naamw. verplaatsing verscheping zelfst. naamw. verplaatsing transport zelfst. naamw. verplaatsing overbrenging zelfst. naamw. verplaatsing afvoer zelfst. naamw. verplanten planten werkwoord verpleeghuis verpleegtehuis zelfst. naamw. verpleeghuis ziekenhuis zelfst. naamw. verpleeghuis verpleeginrichting zelfst. naamw. verpleeginrichting sanatorium zelfst. naamw. verpleeginrichting ziekenhuis zelfst. naamw. verpleeginrichting verpleegtehuis zelfst. naamw. verpleeginrichting verpleeghuis zelfst. naamw. verpleegkun verpleging overig. verpleegkunde verpleging zelfst. naamw. verpleegkundige zuster zelfst. naamw. verpleegster zuster overig. verpleegtehuis verpleeghuis zelfst. naamw. verpleegtehuis verpleeginrichting zelfst. naamw. verplegen helpen werkwoord verplegen verzorgen werkwoord verpleger broeder zelfst. naamw. verpleger diaken zelfst. naamw. verpleger hulp zelfst. naamw. verpleger ziekenoppasser zelfst. naamw. verpleger ziekenbroe zelfst. naamw. verpleger broe zelfst. naamw. verpleger wachter zelfst. naamw. verpleger verzorger zelfst. naamw. verpleger oppasser zelfst. naamw. verpleging verpleegkunde zelfst. naamw. verpleging verzorging zelfst. naamw. verpleging zorg zelfst. naamw. verpleging verpleegkun zelfst. naamw. verplegingsofficier gedelegeerde overig. verplegingsofficier commissaris overig. verpletteren overstelpen werkwoord verpletteren vermorzelen werkwoord verpletteren vergruizen werkwoord verpletteren verbrijzelen werkwoord verpletteren platdrukken werkwoord verpletteren fijnmaken werkwoord verpletterend adembenemend bijv. naamw. verplettering vermorzeling zelfst. naamw. verplettering verbrijzeling zelfst. naamw. verplicht dankbaar bijv. naamw. verplicht noodzakelijk bijv. naamw. verplicht obligaat bijv. naamw. verplicht onvrijwillig bijv. naamw. verplicht vereist bijv. naamw. verplicht geforceerd bijv. naamw. verplicht gedwongen bijv. naamw. verplicht obligatoir bijv. naamw. verplichten dwingen werkwoord verplichting last zelfst. naamw. verplichting plicht zelfst. naamw. verplichting schuld zelfst. naamw. verplichting verbintenis zelfst. naamw. verplichting onderworpenheid zelfst. naamw. verplichting onderwerping zelfst. naamw. verplichting gebondenheid zelfst. naamw. verpozen ontspannen werkwoord verpozen rusten werkwoord verpozen uitrusten werkwoord verpozen relaxen werkwoord verpozing afleiding zelfst. naamw. verpozing amusement zelfst. naamw. verpozing rust zelfst. naamw. verpozing uitspanning zelfst. naamw. verpozing verzet zelfst. naamw. verpozing verzetje zelfst. naamw. verpozing verstrooiing zelfst. naamw. verpozing tussenpoos zelfst. naamw. verpozing rustpauze zelfst. naamw. verpozing pauze zelfst. naamw. verpozing onderbreking zelfst. naamw. verpozing rusttijd zelfst. naamw. verpozing rustpoos zelfst. naamw. verpraten verbabbelen werkwoord verprutsen bederven werkwoord verprutsen verbruien werkwoord verprutsen verknoeien werkwoord verprutsen verpesten werkwoord verprutsen verhaspelen werkwoord verprutsen modderen werkwoord verprutsen knoeien werkwoord verprutsen beunhazen werkwoord verpulveren fijnmaken werkwoord verpulveren pulveren werkwoord verpulveren pulveriseren werkwoord verpulveren verbrijzelen werkwoord verpulveren microniseren zelfst. naamw. verra verlinker overig. verra verklapper overig. verraad trouweloosheid overig. verraad felonie overig. verraden aanbrengen werkwoord verraden aangeven werkwoord verraden klikken werkwoord verraden openbaren werkwoord verraden overbrieven werkwoord verraden uitbrengen werkwoord verraden verklappen werkwoord verraden verklikken werkwoord verraden verlinken werkwoord verraden doorslaan werkwoord verrader judas zelfst. naamw. verrader lek zelfst. naamw. verraderlijk bedrieglijk bijv. naamw. verraderlijk boosaardig bijv. naamw. verraderlijk gevaarlijk bijv. naamw. verraderlijk trouweloos bijv. naamw. verraderlijk vals bijv. naamw. verraderlijk malicieus bijv. naamw. verramsjen dumpen werkwoord verrassen betrappen werkwoord verrassen overrompelen werkwoord verrassen overvallen werkwoord verrassen verbazen werkwoord verrassen verblijden werkwoord verrassen snappen werkwoord verrassend nieuw bijv. naamw. verrassend verbazend bijv. naamw. verrassenontdekking openbaring zelfst. naamw. verrassing verbazing zelfst. naamw. verrast verbaasd bijv. naamw. verreden gereden overig. verregaand extreem overig. verreiken doorgeven overig. verreikend belangrijk bijv. naamw. verrekenen afbetalen werkwoord verrekenen liquideren werkwoord verrekenen misrekenen werkwoord verrekenen vereffenen werkwoord verrekenen inhouden werkwoord verrekenen aftrekken werkwoord verrekenen afhouden werkwoord verrekenen afrekenen werkwoord verrekening afrekening zelfst. naamw. verrekening liquidatie zelfst. naamw. verrekening vereffening zelfst. naamw. verrekening cleaning overig. verrekijker kijker zelfst. naamw. verrekijker binocle zelfst. naamw. verrekken barsten werkwoord verrekken creperen werkwoord verrekken zieltogen werkwoord verrekken verhongeren werkwoord verrekken hongerlijden werkwoord verrekken hongeren werkwoord verrekken verrekking werkwoord verrekt verdomd overig. verrekte donders overig. verricht uitgevoerd bijv. naamw. verricht klaar bijv. naamw. verrichten doen werkwoord verrichten uitvoeren werkwoord verrichten uitrichten werkwoord verrichten handelen werkwoord verrichten voltrekken werkwoord verrichten vervullen werkwoord verrichten naleven werkwoord verrichten nakomen werkwoord verrichten onderhandelen werkwoord verrichting daad zelfst. naamw. verrichting operatie zelfst. naamw. verrichting prestatie zelfst. naamw. verrijden verplaatsen werkwoord verrijking aanwinst zelfst. naamw. verrijking versterking zelfst. naamw. verrijzen opdoemen werkwoord verrijzen wassen werkwoord verrijzen stijgen werkwoord verrijzen rijzen werkwoord verrijzen opstaan werkwoord verrijzen opkomen werkwoord verrijzen opgaan werkwoord verrijzen klimmen werkwoord verrijzen bestijgen werkwoord verrijzenis wederopstanding zelfst. naamw. verrijzenis herrijzenis zelfst. naamw. verrimpelen schrompelen werkwoord verroeren bewegen werkwoord verroeren roeren werkwoord verroesten roesten werkwoord verroesten inroesten werkwoord verrot bedorven bijv. naamw. verrot rot bijv. naamw. verrot rottig bijv. naamw. verrot slecht bijv. naamw. verrot vergaan bijv. naamw. verrotheid vergaanheid zelfst. naamw. verrotheid rotheid zelfst. naamw. verrotheid bedorvenheid zelfst. naamw. verrotten bederven werkwoord verrotten rotten werkwoord verrotten vergaan werkwoord verrotten wegrotten werkwoord verrotten bederf zelfst. naamw. verrotten ontbinding zelfst. naamw. verrotten zinken werkwoord verrotten verteren werkwoord verrotten teruggaan werkwoord verrotten tenondergaan werkwoord verrotten instorten werkwoord verrotten bezwijken werkwoord verrotten achteruitgaan werkwoord verrotten verwording werkwoord verrotten ontbinden werkwoord verrotting bederf zelfst. naamw. verrotting molm zelfst. naamw. verrotting ontbinding zelfst. naamw. verrotting rot zelfst. naamw. verruilen inwisselen werkwoord verruilen uitwisselen werkwoord verruilen wisselen werkwoord verruilen verwisselen werkwoord verruilen ruilen werkwoord verruilen omwisselen werkwoord verruilen omruilen werkwoord verruiling verwisseling zelfst. naamw. verruiling omwisseling zelfst. naamw. verruiling omruil overig. verruiling vervanging zelfst. naamw. verruiling surrogaat overig. verruiling substitutie overig. verruiling herstelling zelfst. naamw. verruimen expanderen werkwoord verruimen verwijden werkwoord verruimen vermeerderen werkwoord verruimen verbreiden werkwoord verruimen uitdijen werkwoord verruimen uitbreiden werkwoord verruimen uitbouwen werkwoord verruimen openen werkwoord verrukkelijk aanbiddelijk bijv. naamw. verrukkelijk goddelijk bijv. naamw. verrukkelijk reuzelekker bijv. naamw. verrukkelijk delicieus bijv. naamw. verrukkelijk heerlijk bijv. naamw. verrukkelijk zalig bijv. naamw. verrukkelijk magnifiek bijv. naamw. verrukkelijk schattig bijv. naamw. verrukkelijk charmant bijv. naamw. verrukkelijk bekoorlijk bijv. naamw. verrukkelijk begeerenswaardig bijv. naamw. verrukkelijk aantrekkelijk bijv. naamw. verrukkelijk paradijselijk bijv. naamw. verrukkelijk hemels bijv. naamw. verrukkelijk smakelijk bijv. naamw. verrukkelijk overheerlijk bijv. naamw. verrukkelijk lekker bijv. naamw. verrukkelijk kostelijk bijv. naamw. verrukkelijk mieters bijv. naamw. verrukken charmeren werkwoord verrukken verblijden werkwoord verrukken verheugd werkwoord verrukken plezieren werkwoord verrukking enthousiasme zelfst. naamw. verrukking vervoering zelfst. naamw. verrukking trance zelfst. naamw. verrukking geestvervoering zelfst. naamw. verrukking exta zelfst. naamw. verrukking betovering zelfst. naamw. verrukt opgetogen bijv. naamw. verrukt zielsgelukkig bijv. naamw. verrukt hartstochtelijk bijv. naamw. verrukt zalig bijv. naamw. verrukt gelukzalig bijv. naamw. vers versgebakken bijv. naamw. vers gedicht zelfst. naamw. vers versregel zelfst. naamw. vers fris zelfst. naamw. vers versreg zelfst. naamw. versagen vrezen werkwoord verschaald muf bijv. naamw. verschaald oud bijv. naamw. verschaald plat bijv. naamw. verschaald oudbakken bijv. naamw. verschaald oubakken bijv. naamw. verschaffen bezorgen werkwoord verschaffen verkrijgen werkwoord verschaffen verstrekken werkwoord verschaffing uitgifte zelfst. naamw. verschaffing voorziening zelfst. naamw. verschalken nuttigen werkwoord verschalken vangen werkwoord verschalken verorberen werkwoord verschansing barricade zelfst. naamw. verschansing weglating zelfst. naamw. verschansing vermindering zelfst. naamw. verschansing inkorting zelfst. naamw. verschansing afsnijding zelfst. naamw. verschansing schans zelfst. naamw. verscheiden afwisselend bijv. naamw. verscheiden ettelijk bijv. naamw. verscheiden herhaald bijv. naamw. verscheiden dood zelfst. naamw. verscheiden overlijden zelfst. naamw. verscheiden meerdere zelfst. naamw. verscheiden versmachten zelfst. naamw. verscheiden sterven zelfst. naamw. verscheiden doodgaan zelfst. naamw. verscheiden ontslapen zelfst. naamw. verscheiden inslapen zelfst. naamw. verscheiden heengaan zelfst. naamw. verscheidend verschillend overig. verscheidene gevariëerde bijv. naamw. verscheidene meerdere bijv. naamw. verscheidene menige bijv. naamw. verscheidene verschillende bijv. naamw. verscheidene diverse bijv. naamw. verscheidene velerlei bijv. naamw. verscheidene veelvoudig bijv. naamw. verscheidene menigerlei bijv. naamw. verscheidene ettelijke bijv. naamw. verscheidenheid afwisseling zelfst. naamw. verscheidenheid differentiatie zelfst. naamw. verscheidenheid keur zelfst. naamw. verscheidenheid keuze zelfst. naamw. verscheidenheid schakering zelfst. naamw. verscheidenheid sortering zelfst. naamw. verscheidenheid spectrum zelfst. naamw. verscheidenheid variatie zelfst. naamw. verscheidenheid variëteit zelfst. naamw. verscheidenheid variatie overig. verscheidenheid variatie overig. verscheidenheid variatie overig. verscheping vervoer zelfst. naamw. verscheping verplaatsing zelfst. naamw. verscheping transport zelfst. naamw. verscheping overbrenging zelfst. naamw. verscheping afvoer zelfst. naamw. verscherpen aanhalen werkwoord verscheurdheid verdeeldheid zelfst. naamw. verscheuren scheuren werkwoord verscheurend bloeddorstig bijv. naamw. verscheuring ruptuur zelfst. naamw. verschiet horizon zelfst. naamw. verschiet perspectief zelfst. naamw. verschiet toekomst zelfst. naamw. verschiet uitzicht zelfst. naamw. verschiet toekomentijd zelfst. naamw. verschieten verbleken werkwoord verschieten vervalen werkwoord verschieten vervagen werkwoord verschieten verkleuren werkwoord verschijnen komen werkwoord verschijnen opdagen werkwoord verschijnen opduiken werkwoord verschijnen opkomen werkwoord verschijnen opstaan werkwoord verschijnen publiceren werkwoord verschijnen uitkomen werkwoord verschijnen opdraven werkwoord verschijnen voordoen werkwoord verschijning gedaante zelfst. naamw. verschijning geestverschijning zelfst. naamw. verschijning manifestatie zelfst. naamw. verschijning uiterlijk zelfst. naamw. verschijning verschijningsvorm zelfst. naamw. verschijning postuur zelfst. naamw. verschijning figuur zelfst. naamw. verschijning spookverschijning zelfst. naamw. verschijning spook zelfst. naamw. verschijning schim zelfst. naamw. verschijning geest zelfst. naamw. verschijning vorm zelfst. naamw. verschijning vertoon zelfst. naamw. verschijning buitenkant zelfst. naamw. verschijning aangezicht zelfst. naamw. verschijning type zelfst. naamw. verschijning gelaat zelfst. naamw. verschijningsvorm gedaante zelfst. naamw. verschijningsvorm verschijning zelfst. naamw. verschijnsel manifestatie zelfst. naamw. verschijnsel fenomeen zelfst. naamw. verschijnselen symptomen overig. verschikken verzetten werkwoord verschikken vervoeren werkwoord verschikken verschuiven werkwoord verschikken verplaatsen werkwoord verschikken verleggen werkwoord verschikken roeren werkwoord verschikken disloqueren werkwoord verschil afwijking zelfst. naamw. verschil onderscheid zelfst. naamw. verschil verschillendheid zelfst. naamw. verschil contrast overig. verschillen afwijken werkwoord verschillen ontlopen werkwoord verschillen uiteenlopen werkwoord verschillen variëren werkwoord verschillen variren werkwoord verschillen schelen zelfst. naamw. verschillen wisselen werkwoord verschillen veranderen werkwoord verschillen afwisselen werkwoord verschillend afwijkend bijv. naamw. verschillend allerlei bijv. naamw. verschillend anders bijv. naamw. verschillend anderszins bijv. naamw. verschillend divers bijv. naamw. verschillend onderscheiden bijv. naamw. verschillend ongelijk bijv. naamw. verschillend verdeeld bijv. naamw. verschillend meerdere bijv. naamw. verschillend verscheidend bijv. naamw. verschillend uiteenlopend bijv. naamw. verschillend ongelijksoortig bijv. naamw. verschillende andere bijv. naamw. verschillende gevariëerde bijv. naamw. verschillende meerdere bijv. naamw. verschillende verdeelde bijv. naamw. verschillende verscheidene bijv. naamw. verschillende ettelijke bijv. naamw. verschillendheid verschil zelfst. naamw. verschillendheid onderscheid zelfst. naamw. verschimmelen schimmelen werkwoord verschimmelen beschimmelen werkwoord verscholen verborgen bijv. naamw. verscholen verhuld bijv. naamw. verscholen verholen bijv. naamw. verscholen verdoezeld bijv. naamw. verscholen verbloemd bijv. naamw. verschonen bewaren werkwoord verschonen excuseren werkwoord verschonen ontzien werkwoord verschonen verontschuldigen werkwoord verschonen sparen werkwoord verschonen verschoning werkwoord verschoning vergeving zelfst. naamw. verschoning vergiffenis zelfst. naamw. verschoning verontschuldiging zelfst. naamw. verschoning pardon zelfst. naamw. verschoning genade zelfst. naamw. verschoning excuus zelfst. naamw. verschoonbaar vergeeflijk overig. verschoppeling paria zelfst. naamw. verschoppeling verworpeling zelfst. naamw. verschoppeling verstoteling zelfst. naamw. verschoten bleek bijv. naamw. verschoten flets bijv. naamw. verschoten vaal bijv. naamw. verschoten flauw bijv. naamw. verschraald uitgeput bijv. naamw. verschralen uitdrogen werkwoord verschrikkelijk erbarmelijk bijv. naamw. verschrikkelijk gruwelijk bijv. naamw. verschrikkelijk hartverscheurend bijv. naamw. verschrikkelijk heidens bijv. naamw. verschrikkelijk ontzettend bijv. naamw. verschrikkelijk schrikaanjagend bijv. naamw. verschrikkelijk afschuwelijk bijv. naamw. verschrikkelijk crimineel bijv. naamw. verschrikkelijk erg bijv. naamw. verschrikkelijk hard bijv. naamw. verschrikkelijk schandelijk bijv. naamw. verschrikkelijk verdraaid bijv. naamw. verschrikkelijk vreselijk bijv. naamw. verschrikkelijk afgrijselijk bijv. naamw. verschrikkelijk schrikwekkend bijv. naamw. verschrikkelijk schrikbarend bijv. naamw. verschrikken afschrikken werkwoord verschrikken beangstigen werkwoord verschrikken bangmaken werkwoord verschrikking ellende zelfst. naamw. verschrikking kwelling zelfst. naamw. verschrikking gruw zelfst. naamw. verschrikking torment zelfst. naamw. verschrikking nood zelfst. naamw. verschrikking grief zelfst. naamw. verschrikking agonie zelfst. naamw. verschrikkingen rampen overig. verschrikkingen plagen overig. verschrikkingen kwellingen overig. verschrikt bang bijv. naamw. verschrikt ontsteld bijv. naamw. verschrikt vreesachtig bijv. naamw. verschrikt bevreesd bijv. naamw. verschrikt angstig bijv. naamw. verschrikt onthutst bijv. naamw. verschrikt getroffen bijv. naamw. verschroeid aangebrand bijv. naamw. verschroeid verbrand bijv. naamw. verschroeien blakeren werkwoord verschroeien zengen werkwoord verschroeien verzengen werkwoord verschroeien branden werkwoord verschroeiing verzenging zelfst. naamw. verschrompelen samentrekken werkwoord verschrompelen schrompelen werkwoord verschrompelen slinken werkwoord verschrompelen uitdrogen werkwoord verschrompelen indrogen werkwoord verschuifbaar verplaatsbaar overig. verschuifbaar los overig. verschuilen verstoppen werkwoord verschuiven opschorten werkwoord verschuiven verplaatsen werkwoord verschuiven verdagen werkwoord verschuiven uittrekken werkwoord verschuiven uitstellen werkwoord verschuiven uitkrijgen werkwoord verschuiven uitdoen werkwoord verschuiven afzetten werkwoord verschuiven afleggen werkwoord verschuiven afdoen werkwoord verschuiven aanhouden werkwoord verschuiven verzetten werkwoord verschuiven vervoeren werkwoord verschuiven verschikken werkwoord verschuiven verleggen werkwoord verschuiven roeren werkwoord verschuiven disloqueren werkwoord verschuiven vertragen werkwoord verschuiven rekken werkwoord verschuiven opschuiven werkwoord verschuldigde tarief overig. verschuldigde rechten overig. verschuldigde kosten overig. verschuldigde betamelijkheid overig. verschuldigde betamelijke overig. versdeel strofe overig. versgebakken vers bijv. naamw. versie lezing zelfst. naamw. versie uitvoering overig. versie variant zelfst. naamw. versierd gedecoreerd overig. versierder scharrelaar zelfst. naamw. versierder snoeper zelfst. naamw. versierder stoeipoes zelfst. naamw. versierder losbol zelfst. naamw. versierder bon-vivant zelfst. naamw. versieren decoreren werkwoord versieren organiseren werkwoord versieren tooien werkwoord versieren opluisteren zelfst. naamw. versieren optuigen zelfst. naamw. versieren aankleden werkwoord versieren ornamenteren werkwoord versieren opsmukken werkwoord versieren opsieren werkwoord versieren opmaken werkwoord versieren garneren werkwoord versieren afwerken werkwoord versierenomzoming passementerie overig. versierenomzoming passement overig. versiering aankleding zelfst. naamw. versiering decor zelfst. naamw. versiering decoratie zelfst. naamw. versiering garnering zelfst. naamw. versiering opsmuk zelfst. naamw. versiering uitrusting zelfst. naamw. versiering versiersel zelfst. naamw. versiering tooisel zelfst. naamw. versiering sieraad zelfst. naamw. versiering inrichting zelfst. naamw. versiering uitzet zelfst. naamw. versiering uitmonstering zelfst. naamw. versiering outillage zelfst. naamw. versiering outfit zelfst. naamw. versiering monstering zelfst. naamw. versiering benodigde zelfst. naamw. versiering tooi zelfst. naamw. versiering sierwerk zelfst. naamw. versiering ornamentiek zelfst. naamw. versiering opsiering zelfst. naamw. versiering opluistering zelfst. naamw. versiering draperie zelfst. naamw. versiering corsage zelfst. naamw. versiering smuk zelfst. naamw. versiering opschik zelfst. naamw. versieringen garneringen zelfst. naamw. versiersel decoratie zelfst. naamw. versiersel frutsel zelfst. naamw. versiersel opschik zelfst. naamw. versiersel versiering zelfst. naamw. versiersel tooisel zelfst. naamw. versiersel sieraad zelfst. naamw. versiersel tooi zelfst. naamw. versiersel sierwerk zelfst. naamw. versiersel ornamentiek zelfst. naamw. versiersel opsiering zelfst. naamw. versiersel opluistering zelfst. naamw. versiersel garnering zelfst. naamw. versiersel draperie zelfst. naamw. versiersel decor zelfst. naamw. versiersel corsage zelfst. naamw. versjacheren verpatsen werkwoord versjteren bederven werkwoord verslaafd overdreven overig. verslaafd hevig overig. verslaafde junk zelfst. naamw. verslaafde addict zelfst. naamw. verslaafdheid verslaving zelfst. naamw. verslaafdheid gewenning zelfst. naamw. verslaafdheid afhankelijkheid zelfst. naamw. verslaan kloppen werkwoord verslaan overstemmen werkwoord verslaan overwinnen werkwoord verslaan rapporteren werkwoord verslaan slaan werkwoord verslaan overbrengen werkwoord verslaan melden werkwoord verslaan aanbrengen werkwoord verslaan zegevieren werkwoord verslaan bevangen werkwoord verslaan doodslaan werkwoord verslaan winnen werkwoord verslag bericht zelfst. naamw. verslag opstel zelfst. naamw. verslag rapport zelfst. naamw. verslag referaat zelfst. naamw. verslag relaas zelfst. naamw. verslag reportage zelfst. naamw. verslag weergave zelfst. naamw. verslag verhaal zelfst. naamw. verslag scriptie zelfst. naamw. verslag notulen overig. verslag dossier zelfst. naamw. verslag bespreking zelfst. naamw. verslagen kapot bijv. naamw. verslagen ontdaan bijv. naamw. verslagen overwonnen bijv. naamw. verslagen verwezen bijv. naamw. verslagen verstomd bijv. naamw. verslagen verbluft bijv. naamw. verslagen onthutst bijv. naamw. verslagen ontsteld bijv. naamw. verslagenheid treurigheid zelfst. naamw. verslagenheid troosteloosheid zelfst. naamw. verslaggeefster reportster overig. verslaggeefster journaliste overig. verslaggever commentator zelfst. naamw. verslaggever correspondent zelfst. naamw. verslaggever interviewer zelfst. naamw. verslaggever journalist zelfst. naamw. verslaggever rapporteur zelfst. naamw. verslaggever referent zelfst. naamw. verslaggever reporter zelfst. naamw. verslaggever berichtgever zelfst. naamw. verslaggeving reportage zelfst. naamw. verslappen inzinken werkwoord verslappen ontspannen werkwoord verslappen tanen werkwoord verslappen verflauwen werkwoord verslappen verzwakken werkwoord verslappen afzwakken zelfst. naamw. verslappen uitputten werkwoord verslapping inzinking zelfst. naamw. verslapping verflauwing zelfst. naamw. verslapt slap bijv. naamw. verslapt verzwakt bijv. naamw. verslaving afhankelijkheid zelfst. naamw. verslaving gewenning zelfst. naamw. verslaving verslaafdheid zelfst. naamw. verslaving addictie zelfst. naamw. verslechteren achteruitgaan werkwoord verslechtering bederf zelfst. naamw. verslechtering teruggang zelfst. naamw. verslepen sjouwen werkwoord versleten afgedragen bijv. naamw. versleten afgeleefd bijv. naamw. versleten kaal bijv. naamw. versleten oud bijv. naamw. versleten vervallen bijv. naamw. versleten afgezaagd bijv. naamw. versleten afgetrapt bijv. naamw. verslijten afdragen werkwoord verslijten verteren werkwoord verslijten slijten zelfst. naamw. verslinden opslokken werkwoord verslinden opvreten werkwoord verslinden verorberen werkwoord verslinden verzwelgen werkwoord verslinden oppeuzelen werkwoord verslingerd gehecht bijv. naamw. versloffen verwaarlozen werkwoord verslonzen verloederen werkwoord versluierd bedekt bijv. naamw. versluierd verholen bijv. naamw. versluierd verkapt bijv. naamw. versluierd verbloemd bijv. naamw. versluieren verbergen werkwoord versluieren verhullen werkwoord versluieren omhullen werkwoord versluieren maskeren werkwoord versluieren inhullen werkwoord versluieren hullen werkwoord versluieren bemantelen werkwoord versluieren bedekken werkwoord versluieren verstoppen werkwoord versluieren verheimelijken werkwoord versluieren verduisteren werkwoord versluieren achterhouden werkwoord versluiering camouflage overig. versmaad veracht overig. versmaat maat zelfst. naamw. versmaat metrum zelfst. naamw. versmachten verscheiden werkwoord versmachten sterven werkwoord versmachten overlijden werkwoord versmachten doodgaan werkwoord versmallen vernauwen werkwoord versmelten samensmelten werkwoord versmelten smelten werkwoord versmelten ineensmelten werkwoord versmelten fuseren werkwoord versmelting fusie overig. versmelting amalgamatie overig. versnapering lekkernij zelfst. naamw. versnapering lekkers zelfst. naamw. versnapering tussendoortje zelfst. naamw. versnapering zoetigheid zelfst. naamw. versnapering delicates zelfst. naamw. versnapering hapje zelfst. naamw. versneld bespoedigd bijv. naamw. versnelgang vlugheid overig. versnelgang stroomversnelling overig. versnellen bespoedigen werkwoord versnellen demarreren werkwoord versnellen accelereren zelfst. naamw. versnellen verhaasten werkwoord versnellen optrekken werkwoord versnelling acceleratie zelfst. naamw. versnelling schakelinrichting zelfst. naamw. versnelling spurt zelfst. naamw. versnelling bevordering zelfst. naamw. versnellingshandel pook zelfst. naamw. versnellingshendels versnellingspoken overig. versnellingshendels schakelpoken overig. versnellingshendels schakelhefbomen overig. versnellingspoken versnellingshendels overig. versnellingspoken schakelpoken overig. versnellingspoken schakelhefbomen overig. versnijden verdunnen werkwoord versnijden verwateren werkwoord versnijden aanlengen werkwoord versnijden verknippen werkwoord versnijding verdunning zelfst. naamw. versnijding aanlenging zelfst. naamw. versnipperen snipperen werkwoord versnipperen scheuren werkwoord versnipperen verknippen werkwoord versnippering vergruizing zelfst. naamw. versnippering verbrokkeling zelfst. naamw. versoberd vereenvoudigd overig. versoberen vergemakkelijken werkwoord versoberen vereenvoudigen werkwoord versoberen simplificeren werkwoord versoberen bemakkelijken werkwoord versomberen verduisteren werkwoord versomberen verdonkeren werkwoord verspelen vergokken werkwoord verspelen zoekmaken werkwoord verspelen vergooien werkwoord verspenen planten werkwoord versperren afsluiten werkwoord versperren afsnijden werkwoord versperren barricaderen werkwoord versperren belemmeren werkwoord versperren blokkeren werkwoord versperring barrière zelfst. naamw. versperring barricade zelfst. naamw. versperring blokkade zelfst. naamw. versperring roadblock zelfst. naamw. versperring barrica zelfst. naamw. versperring afsluiting zelfst. naamw. verspieden bespieden werkwoord verspieder spion zelfst. naamw. verspillen verbeuzelen werkwoord verspillen verbrassen werkwoord verspillen verdoen werkwoord verspillen verknoeien werkwoord verspillen verkwisten werkwoord verspillen verkwanselen werkwoord verspillen verkopen werkwoord verspillen verboemelen werkwoord verspiller uitgever zelfst. naamw. verspiller verkwister zelfst. naamw. verspilling verkwisting zelfst. naamw. verspilling vermorsing zelfst. naamw. verspilling pij zelfst. naamw. versplinteren verbrijzelen werkwoord verspoeling verwering overig. versprei verdeler overig. versprei verbreider overig. versprei distributeur overig. verspreid verstrooid bijv. naamw. verspreid plaatselijk bijv. naamw. verspreiden afgeven werkwoord verspreiden afstralen werkwoord verspreiden propageren werkwoord verspreiden rondstrooien werkwoord verspreiden uitzwermen werkwoord verspreiden verkondigen werkwoord verspreiden zaaien werkwoord verspreiden verbreiden werkwoord verspreiden verdeler werkwoord verspreiden verbreider werkwoord verspreiden uitzenden werkwoord verspreiden uitzaaien werkwoord verspreiden waaieren werkwoord verspreiden uitwaaieren werkwoord verspreider distribiteur zelfst. naamw. verspreider distributeur zelfst. naamw. verspreider verdeler zelfst. naamw. verspreiders uitdelers overig. verspreiders ronddelers overig. verspreiding proliferatie zelfst. naamw. verspreiding uitstrooiing zelfst. naamw. verspreidingsgebied reikwijdte zelfst. naamw. verspreidingsgebied range zelfst. naamw. verspreidingsgebied draagwijdte zelfst. naamw. verspreidingsgebied bereik zelfst. naamw. verspreidster uitreikster overig. verspreidster distributeuse overig. verspreidster afgeefster overig. verspreken doorpraten werkwoord versprijd wijdverbreid overig. verspuiten stuiven overig. verspuiten opspatten overig. versreg vers overig. versregel vers zelfst. naamw. verst uiterst bijv. naamw. verstaan begrijpen werkwoord verstaan beheersen werkwoord verstaanbaar duidelijk bijv. naamw. verstand begaafdheid zelfst. naamw. verstand bewustzijn zelfst. naamw. verstand brein zelfst. naamw. verstand denkvermogen zelfst. naamw. verstand intellect zelfst. naamw. verstand intelligentie zelfst. naamw. verstand inzicht zelfst. naamw. verstand ratio zelfst. naamw. verstand rede zelfst. naamw. verstand sjoege zelfst. naamw. verstand hersens zelfst. naamw. verstand vernuft zelfst. naamw. verstand genie zelfst. naamw. verstand bril zelfst. naamw. verstand geest zelfst. naamw. verstand geestvermogen zelfst. naamw. verstandelijk intellectueel bijv. naamw. verstandelijk redelijk bijv. naamw. verstandelijk rationeel bijv. naamw. verstandelijk mentaal bijv. naamw. verstandelijke intellectuele overig. verstandeloos stompzinnig overig. verstandeloos onverstandig overig. verstandeloos onnozel overig. verstandeloos onbenullig overig. verstandeloos idioot overig. verstandeloos dom overig. verstandeloos breinloos overig. verstandeloos afgestompt overig. verstandeloos achterlijk overig. verstandeloos stupide overig. verstandeloos hersenloos overig. verstandeloos geesteloos overig. verstandeloos zonverstand overig. verstandeloos redeloos overig. verstandhouding band zelfst. naamw. verstandhouding contact zelfst. naamw. verstandhouding gemeenschap zelfst. naamw. verstandig bedachtzaam bijv. naamw. verstandig begaafd bijv. naamw. verstandig correct bijv. naamw. verstandig nadenkend bijv. naamw. verstandig pienter bijv. naamw. verstandig prudent bijv. naamw. verstandig raadzaam bijv. naamw. verstandig wijs bijv. naamw. verstandig zinnig bijv. naamw. verstandig doordacht bijv. naamw. verstandig wijselijk bijv. naamw. verstandig weldenkend bijv. naamw. verstandig duidelijk bijv. naamw. verstandig begrijpelijk bijv. naamw. verstandig oordeelkundig bijv. naamw. verstard strak overig. verstard star overig. verstarren verstenen werkwoord verstarren verstijven werkwoord verstarring conservatisme overig. verstedelijking urbanisatie zelfst. naamw. versteend dennehout elatiet zelfst. naamw. verstek afwezigheid zelfst. naamw. verstelbaar afstelbaar bijv. naamw. verstelbaar regelbaar bijv. naamw. versteld opgelapt bijv. naamw. versteld perplex bijv. naamw. versteldheid onthutsing zelfst. naamw. verstelgaren stopwol overig. verstelgaren flikdraad overig. verstelgoed verstelwerk zelfst. naamw. verstellen lappen werkwoord verstellen naaien werkwoord verstellen repareren werkwoord verstelwerk verstelgoed zelfst. naamw. verstenen verstarren werkwoord verstenen verstijven werkwoord versterf boedel zelfst. naamw. versterken intensiveren werkwoord versterken pantseren werkwoord versterken sterken werkwoord versterken verstevigen werkwoord versterken verhevigen werkwoord versterken toespitsen werkwoord versterken aanscherpen werkwoord versterking fortificatie zelfst. naamw. versterking toename zelfst. naamw. versterking verrijking zelfst. naamw. versterking versteviging zelfst. naamw. versterking potentiëring zelfst. naamw. versterking verharding zelfst. naamw. versterking consolidatie zelfst. naamw. versterking vermeerdering zelfst. naamw. versterking verhoging zelfst. naamw. versterking uitbreiding zelfst. naamw. versterking toeneming zelfst. naamw. versterking stijging zelfst. naamw. versterking groei zelfst. naamw. versterking expansie zelfst. naamw. versterking aanwinst zelfst. naamw. versterking aanwas zelfst. naamw. versterking aangroei zelfst. naamw. versterving asce overig. verstevigen aanhalen werkwoord verstevigen consolideren werkwoord versteviging consolidatie zelfst. naamw. versteviging steun zelfst. naamw. versteviging verharding zelfst. naamw. versteviging versterking zelfst. naamw. verstijfd rigide bijv. naamw. verstijven verkleumen werkwoord verstijven ijzen werkwoord verstijven verstenen werkwoord verstijven verstarren werkwoord verstikken overwoekeren werkwoord verstikken smoren werkwoord verstikken uitdoven werkwoord verstikkend adembenemend bijv. naamw. verstikkend zwoel bijv. naamw. verstikkend drukkend bijv. naamw. verstikkend broeierig bijv. naamw. verstikkend benauwd bijv. naamw. verstikking asfyxie overig. verstillen verstommen werkwoord verstoken opstoken werkwoord verstokt onverbeterlijk bijv. naamw. verstokt verbeten bijv. naamw. verstokt stijfhoofdig bijv. naamw. verstokt koppig bijv. naamw. verstokt hardnekkig bijv. naamw. verstokt halsstarrig bijv. naamw. verstokt vastgegroeid bijv. naamw. verstokt ingeworteld bijv. naamw. verstokt geworteld bijv. naamw. verstokt verhard bijv. naamw. verstoktheid verhardheid zelfst. naamw. verstolen stiekem overig. verstolen steels overig. verstolen heimelijk overig. verstolen geheim overig. verstolen verholen overig. verstolen bedekt overig. verstomd versteld bijv. naamw. verstomd verslagen bijv. naamw. verstomd verbluft bijv. naamw. verstomd onthutst bijv. naamw. verstomd ontdaan bijv. naamw. verstomd verwonderd bijv. naamw. verstomd verbijsterd bijv. naamw. verstomd verbaasd bijv. naamw. verstomd sprakeloos bijv. naamw. verstommen bedaren werkwoord verstommen verstillen werkwoord verstoord boos bijv. naamw. verstoord gebelgd bijv. naamw. verstoord misnoegd bijv. naamw. verstoord gemelijk bijv. naamw. verstoord verontwaardigd bijv. naamw. verstoord gekwetst bijv. naamw. verstoordheid gegriefdheid zelfst. naamw. verstoordheid verontwaardiging zelfst. naamw. verstoordheid wrev zelfst. naamw. verstoppen verbergen werkwoord verstoppen verschuilen werkwoord verstoppen volstoppen werkwoord verstoppen toestoppen werkwoord verstoppen stoppen werkwoord verstoppen dichtmaken werkwoord verstoppen dichten werkwoord verstoppen versluieren werkwoord verstoppen verhullen werkwoord verstoppen verheimelijken werkwoord verstoppen verduisteren werkwoord verstoppen bemantelen werkwoord verstoppen achterhouden werkwoord verstoppen wegstoppen werkwoord verstoppend stoppend overig. verstoppend afsluitend overig. verstopping constipatie zelfst. naamw. verstopping opstopping zelfst. naamw. verstopping obstructie zelfst. naamw. verstopt verborgen bijv. naamw. verstoptheid constipatie zelfst. naamw. verstoren doorkruisen werkwoord verstoren vertoornen werkwoord verstoring stoornis zelfst. naamw. verstoring gelazer zelfst. naamw. verstoring interferentie zelfst. naamw. verstoteling paria zelfst. naamw. verstoteling verschoppeling zelfst. naamw. verstoteling verworpeling zelfst. naamw. verstoten uitgestoten bijv. naamw. verstoten uitstoten werkwoord verstoten uitwerpen werkwoord verstoten verworpen werkwoord verstotene banneling overig. verstotene balling overig. verstouwen verstuwen werkwoord verstrakt rigide bijv. naamw. verstreken afgelopen bijv. naamw. verstreken verlopen bijv. naamw. verstreken vervallen bijv. naamw. verstreken voorbij bijv. naamw. verstreken beëindigd bijv. naamw. verstreken om overig. verstrekken geeft werkwoord verstrekken geven werkwoord verstrekken schenken werkwoord verstrekken verlenen werkwoord verstrekken verschaffen werkwoord verstrekken ingeven werkwoord verstrekken toedienen werkwoord verstrekken geneesmiddtoedienen werkwoord verstrekkend ingrijpend bijv. naamw. verstrekking gegevensverstrekking zelfst. naamw. verstrekking uitgifte zelfst. naamw. verstrekking uitreiking zelfst. naamw. verstrekking uitgaaf zelfst. naamw. verstrekking uitdeling zelfst. naamw. verstrekking afgifte zelfst. naamw. verstrengelen ineenstrengelen werkwoord verstrengelen samenvlechten werkwoord verstrengeling vervlechting zelfst. naamw. verstrijken aflopen werkwoord verstrijken vergaan werkwoord verstrijken verlopen werkwoord verstrijken voorbijgaan werkwoord verstrijken vervallen zelfst. naamw. verstrijken overgaan werkwoord verstrijken overdrijven werkwoord verstrijken omkomen werkwoord verstrijken doorgaan werkwoord verstrijken afleggen werkwoord verstrijking afloop zelfst. naamw. verstrikken grijpen werkwoord verstrikken vatten werkwoord verstrikken vangen werkwoord verstrikken pakken werkwoord verstrikken klauwen werkwoord verstrooid verspreid bijv. naamw. verstrooid afwezig bijv. naamw. verstrooid wazig bijv. naamw. verstrooidheid afwezigheid zelfst. naamw. verstrooidheid vooroordeel zelfst. naamw. verstrooidheid vooringenomenheid zelfst. naamw. verstrooidheid hoofdbezigheid zelfst. naamw. verstrooien afleiden werkwoord verstrooien amuseren werkwoord verstrooien bezighouden werkwoord verstrooien ontspannen werkwoord verstrooiing afleiding zelfst. naamw. verstrooiing amusement zelfst. naamw. verstrooiing verzetje zelfst. naamw. verstrooiing verzet zelfst. naamw. verstrooiing verpozing zelfst. naamw. verstrooiing vertier zelfst. naamw. verstrooiing vermakelijkheid zelfst. naamw. verstrooiing vermaak zelfst. naamw. verstrooiing vrijetijdsbesteding zelfst. naamw. verstrooiing recreatie zelfst. naamw. verstrooiing ontspanning zelfst. naamw. verstuiken ontwrichten werkwoord verstuiken verzwikken werkwoord verstuiken zwikken werkwoord verstuiken ontslaan werkwoord verstuiken afzetten werkwoord verstuiking distorsie zelfst. naamw. verstuiven vernevelen werkwoord verstuiver spuitbus zelfst. naamw. verstuiving zandverstuiving zelfst. naamw. versturen verzenden werkwoord versturen zenden werkwoord versturen afzenden zelfst. naamw. versturen wegsturen werkwoord versturen posten werkwoord verstuurd weg overig. verstuwen verstouwen werkwoord versuffing zwijm overig. versuffing flauwte overig. versuffing bedwelming zelfst. naamw. versuft bedwelmd bijv. naamw. versuft daas bijv. naamw. versuft dof bijv. naamw. versuft mat bijv. naamw. versuft soezerig bijv. naamw. versuft suf bijv. naamw. versuft verdoofd bijv. naamw. versuft suffig bijv. naamw. versuft slaperig bijv. naamw. versuft lodderig bijv. naamw. versuft dommelig bijv. naamw. versuft geesteloos bijv. naamw. versus contra bijv. naamw. versus tegenover bijv. naamw. versus tegenaan bijv. naamw. versus tegen bijv. naamw. versus met bijv. naamw. versus jegens bijv. naamw. versvoordracht voordracht zelfst. naamw. versvoordracht declamatie zelfst. naamw. versvoordrachten voordrachten zelfst. naamw. versvoordrachten declamaties zelfst. naamw. vertaalwoordenboek dictionaire zelfst. naamw. vertakken aftakken werkwoord vertakking afdeling zelfst. naamw. vertakking aftakking zelfst. naamw. vertakking onderafdeling zelfst. naamw. vertakking tak zelfst. naamw. vertakking zijtak zelfst. naamw. vertakking splitsing zelfst. naamw. vertakt dendritisch bijv. naamw. vertalen interpreteren werkwoord vertalen overbrengen werkwoord vertalen overzetten werkwoord vertalen translateren werkwoord vertalen vertolken werkwoord vertaling vertolking zelfst. naamw. vertaling interpretatie zelfst. naamw. vertaling overzetting zelfst. naamw. vertederen ontroeren werkwoord vertederend schattig bijv. naamw. vertederend snoezig bijv. naamw. vertederend lief bijv. naamw. vertederend enig bijv. naamw. vertederend dottig bijv. naamw. vertederend allerliefst bijv. naamw. vertedering aandoening zelfst. naamw. vertedering ontroering zelfst. naamw. vertedering gemoedsbeweging zelfst. naamw. vertedering emotie zelfst. naamw. verteerd verbruikt bijv. naamw. vertegenwoordigd vertegenwoordigen werkwoord vertegenwoordigen representeren werkwoord vertegenwoordigen vertegenwoordigd werkwoord vertegenwoordigen zijn werkwoord vertegenwoordigen betekenen werkwoord vertegenwoordigen beduiden werkwoord vertegenwoordigen representeren werkwoord vertegenwoordigen representeren werkwoord vertegenwoordigen representeren werkwoord vertegenwoordigend representatief bijv. naamw. vertegenwoordiger afgevaardigde zelfst. naamw. vertegenwoordiger agent zelfst. naamw. vertegenwoordiger gedelegeerde zelfst. naamw. vertegenwoordiger handelsreiziger zelfst. naamw. vertegenwoordiger handelsvertegenwoordiger zelfst. naamw. vertegenwoordiger plaatsvervanger zelfst. naamw. vertegenwoordiger zaakgelastigde zelfst. naamw. vertegenwoordiger representant zelfst. naamw. vertegenwoordiger gedeputeerde zelfst. naamw. vertegenwoordiger gecommitteerde zelfst. naamw. vertegenwoordiger verkoper zelfst. naamw. vertegenwoordiger commis-voyageur zelfst. naamw. vertegenwoordiger handelsagent zelfst. naamw. Vertegenwoordiger agent zelfst. naamw. vertegenwoordiging afvaardiging zelfst. naamw. vertekend anamorf bijv. naamw. vertekend scheef bijv. naamw. vertellen beschreven werkwoord vertellen beschrijven werkwoord vertellen mededelen werkwoord vertellen meedelen werkwoord vertellen uiteenzetten werkwoord vertellen verhalen werkwoord vertellen zeggen werkwoord vertellen zei werkwoord vertellen verwoorden werkwoord vertellen opmerken werkwoord verteller verhaler overig. vertelling fabel zelfst. naamw. vertelling verhaal zelfst. naamw. vertelling vertelsel zelfst. naamw. vertelling verhaaltje zelfst. naamw. vertelling verdichtsel zelfst. naamw. vertelling relaas zelfst. naamw. vertelling geschiedenis zelfst. naamw. vertelsel geschiedenis zelfst. naamw. vertelsel relaas zelfst. naamw. vertelsel smoes zelfst. naamw. vertelsel verhaal zelfst. naamw. vertelsel verhaaltje zelfst. naamw. vertelsel vertelling zelfst. naamw. vertelsel verdichtsel zelfst. naamw. vertelsels verhalen overig. verteren doorstaan werkwoord verteren opeten werkwoord verteren opmaken werkwoord verteren opteren werkwoord verteren pruimen werkwoord verteren uitgeven werkwoord verteren verbruiken werkwoord verteren vergaan werkwoord verteren verslijten werkwoord verteren wegrotten werkwoord verteren zinken werkwoord verteren verrotten werkwoord verteren teruggaan werkwoord verteren tenondergaan werkwoord verteren instorten werkwoord verteren bezwijken werkwoord verteren achteruitgaan werkwoord verteren verorberen werkwoord verteren slopen werkwoord verteren consumeren werkwoord verteren verduren werkwoord verteren verdragen werkwoord verteren doorleven werkwoord verteren slijten werkwoord verteren afdragen werkwoord verteren rotten werkwoord verteren ontbinden werkwoord verterend vurig overig. verterend verzengend overig. verterend gloeiend overig. vertering spijsvertering zelfst. naamw. verteringen consumpties zelfst. naamw. verteringen spijsverteringen zelfst. naamw. verticaal loodrecht bijv. naamw. verticaal steil bijv. naamw. verticalijn loodlijn overig. vertier afleiding zelfst. naamw. vertier amusement zelfst. naamw. vertier ontspanning zelfst. naamw. vertier vermaak zelfst. naamw. vertier vermakelijkheid zelfst. naamw. vertier verstrooiing zelfst. naamw. vertigo duizeligheid zelfst. naamw. vertikken declineren werkwoord vertikken verdommen werkwoord vertikken weigeren werkwoord vertikking vloek overig. vertikking verwensing zelfst. naamw. vertikking vervloeking zelfst. naamw. vertikking banvloek overig. vertimmeren verbouwen werkwoord vertimmering verbouwing zelfst. naamw. vertoeven doorbrengen werkwoord vertoeven liggen werkwoord vertoeven ophouden werkwoord vertoeven verblijven werkwoord vertoeven verwijlen werkwoord vertoeven zitten werkwoord vertoeven toeven werkwoord vertoeven blijven werkwoord vertolken interpreteren werkwoord vertolken reproduceren werkwoord vertolken verpersonificeren werkwoord vertolken vertalen werkwoord vertolken weergeven werkwoord vertolken translateren werkwoord vertolken overbrengen werkwoord vertolken verwoorden werkwoord vertolken uiten werkwoord vertolken uitdrukken werkwoord vertolken verbeelden werkwoord vertolken uitbeelden werkwoord vertolken overzetten werkwoord vertolkers verklaarders overig. vertolkers uitleggers overig. vertolking interpretatie zelfst. naamw. vertolking uitbeelding zelfst. naamw. vertolking verpersonificatie zelfst. naamw. vertolking vertaling zelfst. naamw. vertolking weergave zelfst. naamw. vertolking teruggave zelfst. naamw. vertolking reproduktie zelfst. naamw. vertonen exposeren werkwoord vertonen lopen werkwoord vertonen presenteren werkwoord vertonen tentoonstellen werkwoord vertonen uitvoeren werkwoord vertonen voorstellen werkwoord vertonen spelen werkwoord vertonen nazeggen werkwoord vertonen indienen werkwoord vertonen herhalen werkwoord vertonen doornemen werkwoord vertonen aanbieden werkwoord vertonen wijzen werkwoord vertonen uitwijzen werkwoord vertonen uitduiden werkwoord vertonen tonen werkwoord vertonen tentoonspreiden werkwoord vertonen aanwijzen werkwoord vertonen aangeven werkwoord vertonen aanduiden werkwoord vertoner uitvoer overig. vertoner tonelist overig. vertoner toneelspeler overig. vertoner speler overig. vertoner artiest overig. vertoner actrice overig. vertoner acteur overig. vertoning circus zelfst. naamw. vertoning manifestatie zelfst. naamw. vertoning parade zelfst. naamw. vertoning poppenkast zelfst. naamw. vertoning scène zelfst. naamw. vertoning schouwspel zelfst. naamw. vertoning show zelfst. naamw. vertoning spektakel zelfst. naamw. vertoning tafereel zelfst. naamw. vertoning voorstelling zelfst. naamw. vertoning staatsie zelfst. naamw. vertoning para zelfst. naamw. vertoning opvoering zelfst. naamw. vertoog redevoering zelfst. naamw. vertoog traktaat zelfst. naamw. vertoon manifestatie zelfst. naamw. vertoon parade zelfst. naamw. vertoon praal zelfst. naamw. vertoon pronk zelfst. naamw. vertoon schijn zelfst. naamw. vertoon show zelfst. naamw. vertoon theater zelfst. naamw. vertoon uiterlijk zelfst. naamw. vertoon branie zelfst. naamw. vertoon vorm zelfst. naamw. vertoon voorkomen zelfst. naamw. vertoon verschijning zelfst. naamw. vertoon gedaante zelfst. naamw. vertoon buitenkant zelfst. naamw. vertoon aangezicht zelfst. naamw. vertoon type zelfst. naamw. vertoon aanzien zelfst. naamw. vertoon gelaat zelfst. naamw. vertoonbaar toonbaar bijv. naamw. vertoond getoond overig. vertoornd boos bijv. naamw. vertoornd kwaad bijv. naamw. vertoornd razend bijv. naamw. vertoornd toornig bijv. naamw. vertoornd woest bijv. naamw. vertoornd verbolgen bijv. naamw. vertoornd nijdig bijv. naamw. vertoornd giftig bijv. naamw. vertoornd gebelgd bijv. naamw. vertoornd ziedend bijv. naamw. vertoornd spinnijdig bijv. naamw. vertoornd furieus bijv. naamw. vertoornen verstoren werkwoord vertragen rekken werkwoord vertragen stagneren werkwoord vertragen stremmen werkwoord vertragen temporiseren werkwoord vertragen traineren werkwoord vertragen verschuiven werkwoord vertragen uitstellen werkwoord vertragen opschuiven werkwoord vertragen opschorten werkwoord vertragen ophouden werkwoord vertraging oponthoud zelfst. naamw. vertraging stagnatie zelfst. naamw. vertraging stremming zelfst. naamw. vertraging retardatie zelfst. naamw. vertragingsmechanisme rem overig. vertragingsmechanisme noodrem overig. vertragingsmechanisme handrem overig. vertrappen plattreden werkwoord vertreden ontspannen werkwoord vertrek afreis zelfst. naamw. vertrek afrit zelfst. naamw. vertrek aftocht zelfst. naamw. vertrek kamer zelfst. naamw. vertrek lokaal zelfst. naamw. vertrek lokaliteit zelfst. naamw. vertrek ruimte zelfst. naamw. vertrek scheiding zelfst. naamw. vertrek start zelfst. naamw. vertrek vertrekken zelfst. naamw. vertrekken afnokken werkwoord vertrekken afreizen werkwoord vertrekken gaan werkwoord vertrekken opstappen werkwoord vertrekken plooien werkwoord vertrekken samentrekken werkwoord vertrekken smeren werkwoord vertrekken starten werkwoord vertrekken uitwijken werkwoord vertrekken verlaten werkwoord vertrekken verwijderen werkwoord vertrekken wegtrekken werkwoord vertrekken heengaan zelfst. naamw. vertrekken kamers zelfst. naamw. vertrekken weggaan zelfst. naamw. vertrekken afgaan werkwoord vertrekken opbreken werkwoord vertrekken vertrek werkwoord vertrekken kamer werkwoord vertrekken wegreizen werkwoord vertrekpunt startpunt zelfst. naamw. vertrekpunt uitgangspunt zelfst. naamw. vertrekpunt veronderstelling zelfst. naamw. vertrekpunt uitgangsvorm zelfst. naamw. vertrekpunt principe zelfst. naamw. vertrekpunt grondslag zelfst. naamw. vertrekpunt grondgedachte zelfst. naamw. vertrekpunt fundering zelfst. naamw. vertrekpunt beginsel zelfst. naamw. vertrekpunt basis zelfst. naamw. vertrekpunt grondstelling zelfst. naamw. vertrekpunt grondlijn zelfst. naamw. vertrekpunt fundament zelfst. naamw. vertrekpunt basislijn zelfst. naamw. vertrekpunt grond zelfst. naamw. vertrekpunten uitgangspunten overig. vertrekpunten redenen overig. vertrekpunten bases overig. vertrektijd aanvangstijd zelfst. naamw. vertrektijd starttijd zelfst. naamw. vertrektijd begintijd zelfst. naamw. vertroebelen troebmaken werkwoord vertroetelen liefkozen werkwoord vertroetelen troetelen werkwoord vertroetelen verwennen werkwoord vertroetelen koesteren werkwoord vertroetelen spaniel werkwoord vertroetelen hanenfokker werkwoord vertrokken verbeten bijv. naamw. vertrokken weg bijv. naamw. vertroosten troosten werkwoord vertroosten opbeuren werkwoord vertroosten ondersteunen werkwoord vertroosten bemoedigen werkwoord vertroostend troostend bijv. naamw. vertroostend troostrijk bijv. naamw. vertroosting troost zelfst. naamw. vertroosting opmontering zelfst. naamw. vertroosting bemoediging zelfst. naamw. vertroosting troosting zelfst. naamw. vertroosting soelaas overig. vertroostingen troostingen overig. vertrouw vertrouwen werkwoord vertrouw fiducie zelfst. naamw. vertrouwd bekend bijv. naamw. vertrouwd betrouwbaar bijv. naamw. vertrouwd eigen bijv. naamw. vertrouwd waarschijnlijk bijv. naamw. vertrouwd aannemelijk bijv. naamw. vertrouwd zeker bijv. naamw. vertrouwd volvertrouwen bijv. naamw. vertrouwd stellig bijv. naamw. vertrouwd overtuigd bijv. naamw. vertrouwelijk confidentieel bijv. naamw. vertrouwelijk intiem bijv. naamw. vertrouwelijk familiair bijv. naamw. vertrouwelijk geheim bijv. naamw. vertrouwelijkheid intimiteit zelfst. naamw. vertrouwelijkheid innigheid zelfst. naamw. vertrouweling intimus zelfst. naamw. vertrouwen bouwen werkwoord vertrouwen vertrouw werkwoord vertrouwen fiducie zelfst. naamw. vertrouwen geloof zelfst. naamw. vertrouwen toevertrouwen zelfst. naamw. vertrouwen confidentie zelfst. naamw. vertrouwen hoop zelfst. naamw. vertrouwensman ombudsman zelfst. naamw. vertwijfeld desperaat bijv. naamw. vertwijfeld wanhopig bijv. naamw. vertwijfeld radeloos bijv. naamw. vertwijfeling wanhoop zelfst. naamw. vertwijfeling radeloosheid zelfst. naamw. vervaardigd gemaakt bijv. naamw. vervaardigd geproduceerd bijv. naamw. vervaardigen maakt werkwoord vervaardigen maken werkwoord vervaardigen produceren werkwoord vervaardigen voortbrengen werkwoord vervaardigen vormen werkwoord vervaardigen fabriceren zelfst. naamw. vervaardigen modelleren werkwoord vervaardigen kneden werkwoord vervaardigen vervaardiging werkwoord vervaardigen aanmaken werkwoord vervaardiger producent overig. vervaardiger fabrikant overig. vervaardiging maakt zelfst. naamw. vervaardiging productie zelfst. naamw. vervaardiging produktie zelfst. naamw. vervaardiging fabricage zelfst. naamw. vervaardigingskosten productiekosten overig. vervaardigingskosten kostprijs overig. vervaarlijk angstwekkend bijv. naamw. vervaarlijk dreigend bijv. naamw. vervaarlijk geducht bijv. naamw. vervaarlijk beangstigend bijv. naamw. vervaarlijk angstaanjagend bijv. naamw. vervaarlijk vreeswekkend bijv. naamw. vervagen verbleken werkwoord vervagen tanen werkwoord vervagen vervalen werkwoord vervagen verschieten werkwoord vervagen verkleuren werkwoord vervagen vervloeien werkwoord verval achteruitgang zelfst. naamw. verval vleiende zelfst. naamw. verval suikergoed zelfst. naamw. verval fooien zelfst. naamw. verval verlies zelfst. naamw. verval afneming zelfst. naamw. verval verwording zelfst. naamw. verval acheruitgang overig. vervaldag vervaldatum zelfst. naamw. vervaldatum vervaldag zelfst. naamw. vervalen vervagen werkwoord vervalen verschieten werkwoord vervalen verkleuren werkwoord vervallen bouwvallig bijv. naamw. vervallen versleten bijv. naamw. vervallen verstreken bijv. naamw. vervallen achteruitgaan werkwoord vervallen afvallen werkwoord vervallen vergaan werkwoord vervallen verlopen werkwoord vervallen wegzinken werkwoord vervallen verstrijken zelfst. naamw. vervallen verminderen werkwoord vervallen teruggaan werkwoord vervallen tanen werkwoord vervallen minworden werkwoord vervallen minderen werkwoord vervallen declineren werkwoord vervallen dalen werkwoord vervallen afnemen werkwoord vervallen voorbij werkwoord vervallen beëindigd werkwoord vervallen verkommeren werkwoord vervallen voorbijgaan werkwoord vervallen aflopen werkwoord vervallen glooien werkwoord vervallen oud werkwoord vervallen afgetrapt werkwoord vervallen afgeleefd werkwoord vervallen afgedragen werkwoord vervallen wegglijden werkwoord vervallen inzinken werkwoord vervallen afzakken werkwoord vervallen aftakelen werkwoord vervallen afglijden werkwoord vervallend afnemend overig. vervallend achteruitgaand overig. vervallingen afnames overig. vervalsen falsificeren werkwoord vervalsen knoeien werkwoord vervalsen kopiëren werkwoord vervalsen nabootsen werkwoord vervalsen namaken werkwoord vervalser namaker zelfst. naamw. vervalser nabootser zelfst. naamw. vervalser imitator zelfst. naamw. vervalsing falsificatie zelfst. naamw. vervalst nep bijv. naamw. vervalst vals bijv. naamw. vervangen aflossen werkwoord vervangen invallen werkwoord vervangen remplaceren werkwoord vervangen representeren werkwoord vervangen verversen werkwoord vervangen verwisselen werkwoord vervangen waarnemen werkwoord vervangen inspringen werkwoord vervangen vernieuwen werkwoord vervanger plaatsvervangers zelfst. naamw. vervanger waarnemer zelfst. naamw. vervanger substituten zelfst. naamw. vervanger remplaçanten zelfst. naamw. vervanging herstelling zelfst. naamw. vervanging surrogaat zelfst. naamw. vervanging verwisseling zelfst. naamw. vervanging substitutie zelfst. naamw. vervanging verruiling zelfst. naamw. vervanging omwisseling zelfst. naamw. vervangstuk reserveonderdeel zelfst. naamw. verveeld vervelen werkwoord verveelvoudigen vermenigvuldigen werkwoord verveelvoudiging vermenigvuldiging zelfst. naamw. vervelen hinderen werkwoord vervelen klieren werkwoord vervelen verveeld werkwoord vervelen vermoeien werkwoord vervelen tegenstaan werkwoord vervelen ergeren werkwoord vervelend afgezaagd bijv. naamw. vervelend dor bijv. naamw. vervelend ellendig bijv. naamw. vervelend ergerlijk bijv. naamw. vervelend landerig bijv. naamw. vervelend langdradig bijv. naamw. vervelend lastig bijv. naamw. vervelend melig bijv. naamw. vervelend onaardig bijv. naamw. vervelend rot bijv. naamw. vervelend saai bijv. naamw. vervelend hinderlijk bijv. naamw. vervelend irritant bijv. naamw. vervelend suf bijv. naamw. vervelend slaapverwekkend bijv. naamw. vervelend monotoon bijv. naamw. vervelend eentonig bijv. naamw. vervelend vermoeiend bijv. naamw. vervelend lamlendig bijv. naamw. vervelend futloos bijv. naamw. vervelend langwijlig bijv. naamw. vervelend langdraadig bijv. naamw. vervelend wijdlopig bijv. naamw. vervelend naar overig. vervelendheid wrevel zelfst. naamw. vervelendheid verdrietelijkheid zelfst. naamw. vervelendheid onaangenaamheid zelfst. naamw. vervelendheid ergernis zelfst. naamw. verveling eentonigheid zelfst. naamw. verveling saaiheid zelfst. naamw. vervellen ruien werkwoord vervelling desquamatie zelfst. naamw. verven kleuren werkwoord verven lakken werkwoord verven opmaken werkwoord verven schilderen werkwoord verven drenken werkwoord verven bezielen werkwoord verven beschilderen werkwoord verver schilder zelfst. naamw. verver schil zelfst. naamw. verver huisschilderes zelfst. naamw. verver huisschil zelfst. naamw. ververs huisschilders zelfst. naamw. verversen vernieuwen werkwoord vervetting steatose zelfst. naamw. vervlakken afstompen werkwoord vervlechten verweven werkwoord vervlechten ineenvlechten werkwoord vervlechting verstrengeling zelfst. naamw. vervliegen verdampen werkwoord vervliegen verdwijnen werkwoord vervloeien vervagen werkwoord vervloeken verdoemen werkwoord vervloeken verwensen werkwoord vervloeking verwensing zelfst. naamw. vervloeking vloek zelfst. naamw. vervloeking vertikking zelfst. naamw. vervloeking banvloek zelfst. naamw. vervloekt stom bijv. naamw. vervloekt verdoemd bijv. naamw. vervloekt verdorie bijv. naamw. vervloekt verwenst bijv. naamw. vervloekt bliksems bijv. naamw. vervloekt verdomd bijv. naamw. vervloekt verdomme bijv. naamw. vervloekt verdikkeme bijv. naamw. vervlogen oud bijv. naamw. vervluchtig verdampt overig. vervoegbaar verbuigbaar overig. vervoegen verbuigen werkwoord vervoegen aflopen werkwoord vervoegen declineren werkwoord vervoer afvoer zelfst. naamw. vervoer expeditie zelfst. naamw. vervoer overbrenging zelfst. naamw. vervoer transport zelfst. naamw. vervoer verplaatsing zelfst. naamw. vervoer verscheping zelfst. naamw. vervoer verzending zelfst. naamw. vervoer promotie zelfst. naamw. vervoer bevordering zelfst. naamw. vervoer vrachtvervoer zelfst. naamw. vervoer vrachtondernemer zelfst. naamw. vervoer transporteur zelfst. naamw. vervoer expediteur zelfst. naamw. vervoerbaar verplaatsbaar bijv. naamw. vervoerbaar transporteerbaar bijv. naamw. vervoerbaar transportabel bijv. naamw. vervoerder vrachtondernemer zelfst. naamw. vervoeren brengen werkwoord vervoeren meeslepen werkwoord vervoeren rijden werkwoord vervoeren transporteren werkwoord vervoeren verplaatsen werkwoord vervoeren verzetten werkwoord vervoeren verschuiven werkwoord vervoeren verschikken werkwoord vervoeren verleggen werkwoord vervoeren roeren werkwoord vervoeren disloqueren werkwoord vervoeren voeren werkwoord vervoeren overbrengen werkwoord vervoeren vervrachten werkwoord vervoering extase zelfst. naamw. vervoering geestvervoering zelfst. naamw. vervoering gloed zelfst. naamw. vervoering verrukking zelfst. naamw. vervoering trance zelfst. naamw. vervoering exta zelfst. naamw. vervoering betovering zelfst. naamw. vervoerkosten vervoerskosten overig. vervoerkosten transportkosten overig. vervoermiddel transportmiddel zelfst. naamw. vervoersbedrijf transportbedrijf zelfst. naamw. vervoersbrief vrachtbrief overig. vervoersbrief expeditiebrief overig. vervoerskosten transportkosten zelfst. naamw. vervoerskosten vervoerkosten zelfst. naamw. vervolg voortzetting zelfst. naamw. vervolgen aanklagen werkwoord vervolgen achterna zitten werkwoord vervolgen berechten werkwoord vervolgen doorgaan werkwoord vervolgen voortzetten werkwoord vervolgen najagen werkwoord vervolgen achtervolgen werkwoord vervolgen voortgaan werkwoord vervolgen verdergaan werkwoord vervolgen continueren werkwoord vervolgen aanhouden werkwoord vervolgen prolongeren werkwoord vervolgen nastreven werkwoord vervolgens hierna bijv. naamw. vervolgens hierop bijv. naamw. vervolgens waarop bijv. naamw. vervolgens nadien bijv. naamw. vervolgens verder bijv. naamw. vervolgens later bijv. naamw. vervolgens naderhand bijv. naamw. vervolgens dan bijv. naamw. vervolgens daarna bijv. naamw. vervolgens achteraf bijv. naamw. vervolger achtervolger overig. vervolgingswaanzin paranoia zelfst. naamw. vervolgverhaal feuilleton zelfst. naamw. vervolledigen afmaken werkwoord vervolledigen completeren werkwoord vervolledigen perfectioneren werkwoord vervolledigen vervolmaken werkwoord vervolledigen voltooien werkwoord vervolmaken completeren werkwoord vervolmaken perfectioneren werkwoord vervolmaken vervolledigen werkwoord vervolmaken voltooien werkwoord vervolmaken afmaken werkwoord vervormd krom bijv. naamw. vervormen deformeren werkwoord vervormen mismaken werkwoord vervormen misvormen werkwoord vervormen omtoveren werkwoord vervormen reorganiseren werkwoord vervormen verbasteren werkwoord vervormen omvormen werkwoord vervrachten vervoeren werkwoord vervreemden ontvreemden werkwoord vervreemden stelen werkwoord vervreemden verwijderen werkwoord vervreemden wegpikken werkwoord vervreemden wegkapen werkwoord vervreemden verdonkeremanen werkwoord vervreemden pikken werkwoord vervreemden jatten werkwoord vervreemden inpikken werkwoord vervreemden gappen werkwoord vervreemden achteroverdrukken werkwoord vervreemden wegfutselen werkwoord vervreemden verduisteren werkwoord vervreemden achterhouden werkwoord vervreemden wegwerken werkwoord vervreemden wegnemen werkwoord vervreemden weghalen werkwoord vervreemden wegdoen werkwoord vervreemden wegbrengen werkwoord vervreemden verplaatsen werkwoord vervreemden lichten werkwoord vervreemden ecarteren werkwoord vervreemden afzonderen werkwoord vervreemden afnemen werkwoord vervriendelijken verzachten werkwoord vervuild vuil bijv. naamw. vervuilen verontreinigen werkwoord vervuiling milieuvervuiling zelfst. naamw. vervuiling pollutie zelfst. naamw. vervuiling verontreiniging zelfst. naamw. vervuld doortrokken bijv. naamw. vervuld doordrongen bijv. naamw. vervullen bekleden werkwoord vervullen betrachten werkwoord vervullen inwilligen werkwoord vervullen voltrekken werkwoord vervullen verrichten werkwoord vervullen uitvoeren werkwoord vervullen naleven werkwoord vervullen nakomen werkwoord vervulling verwezenlijking zelfst. naamw. vervulling genot overig. verwaaien overwaaien werkwoord verwaand arrogant bijv. naamw. verwaand hoogmoedig bijv. naamw. verwaand kwasterig bijv. naamw. verwaand schoolmeesterachtig bijv. naamw. verwaand zelfingenomen bijv. naamw. verwaand achterdachtig bijv. naamw. verwaand bekakt bijv. naamw. verwaand laatdunkend bijv. naamw. verwaand pretentieus bijv. naamw. verwaand zelfgenoegzaam bijv. naamw. verwaand neerbuigend bijv. naamw. verwaand hovaardig bijv. naamw. verwaand hooghartig bijv. naamw. verwaand hautain bijv. naamw. verwaand aanmatigend bijv. naamw. verwaand trots bijv. naamw. verwaand pedant bijv. naamw. verwaand ingebeeld bijv. naamw. verwaand frikkerig bijv. naamw. verwaand belerend bijv. naamw. verwaand nuffig bijv. naamw. verwaand ijdel bijv. naamw. verwaandheid arrogantie zelfst. naamw. verwaandheid eigendunk zelfst. naamw. verwaandheid hoogmoed zelfst. naamw. verwaandheid laatdunkendheid zelfst. naamw. verwaandheid verbeelding zelfst. naamw. verwaandheid zelfoverschatting zelfst. naamw. verwaandheid hooghartigheid zelfst. naamw. verwaandheid zelfverheffing zelfst. naamw. verwaandheid inbeelding zelfst. naamw. verwaandheid aanmatiging zelfst. naamw. verwaandheid schaamteloosheid zelfst. naamw. verwaandheid onwelgevoegelijkheid zelfst. naamw. verwaandheid onkiesheid zelfst. naamw. verwaandheid onbeschoftheid zelfst. naamw. verwaandheid onbeschaamdheid zelfst. naamw. verwaandheid indiscretie zelfst. naamw. verwaarloosd desolaat bijv. naamw. verwaarloosd onverzorgd bijv. naamw. verwaarloosd slonzig bijv. naamw. verwaarloosd verwilderd bijv. naamw. verwaarlozen veronachtzamen werkwoord verwaarlozen wegcijferen werkwoord verwaarlozen versloffen werkwoord verwaarlozen verzuimen werkwoord verwaarlozing veronachtzaming zelfst. naamw. verwacht verwachten werkwoord verwachten anticiperen werkwoord verwachten denken werkwoord verwachten hopen werkwoord verwachten rekenen werkwoord verwachten tegemoetzien werkwoord verwachten vermoeden werkwoord verwachten verwacht werkwoord verwachten voorspellen werkwoord verwachten vooruitzien werkwoord verwachting afwachting zelfst. naamw. verwachting hoop zelfst. naamw. verwachting zwangerschap zelfst. naamw. verwachting dracht zelfst. naamw. verwachtingsvol hoopvol bijv. naamw. verwant gerelateerd bijv. naamw. verwant overeenkomstig bijv. naamw. verwant familielid zelfst. naamw. verwant maag zelfst. naamw. verwanten collaateralen zelfst. naamw. verwanten familie zelfst. naamw. verwantschap overeenkomst zelfst. naamw. verwantschap overeenstemming zelfst. naamw. verwantschap affiniteit zelfst. naamw. verwantschap tak zelfst. naamw. verwantschap kindschap zelfst. naamw. verwantschap afstamming zelfst. naamw. verwantschap relatie zelfst. naamw. verward beduusd bijv. naamw. verward onthutst bijv. naamw. verward hoteldebotel zelfst. naamw. verward chaotisch zelfst. naamw. verward overhoop zelfst. naamw. verward bedorven zelfst. naamw. verward slordig zelfst. naamw. verward smerig zelfst. naamw. verward sjofel zelfst. naamw. verward ondersteboven zelfst. naamw. verwardheid verwarring zelfst. naamw. verwardheid confusie zelfst. naamw. verwarmen verhitten werkwoord verwarmen opwarmen werkwoord verwarmen verwarming werkwoord verwarming kachel zelfst. naamw. verwarming centraverwarming zelfst. naamw. verwarmingsket cv-ketel overig. verwarmingsketel cv-ketel zelfst. naamw. verwarren misleiden werkwoord verwarren verwisselen werkwoord verwarren benevelen werkwoord verwarren haspelen werkwoord verwarren ontredderen werkwoord verwarrend storend overig. verwarrend ontroerend overig. verwarring chaos zelfst. naamw. verwarring opschudding zelfst. naamw. verwarring verwardheid zelfst. naamw. verwarring sensatie zelfst. naamw. verwarring warboel zelfst. naamw. verwaterd waterig overig. verwaterd slap overig. verwateren aanlengen werkwoord verwateren versnijden werkwoord verwateren verdunnen werkwoord verwedden inzetten werkwoord verwedden wedden werkwoord verwedden zetten werkwoord verweer afweer zelfst. naamw. verweer excuus zelfst. naamw. verweer verweerschrift zelfst. naamw. verweer verdedigingsakte zelfst. naamw. verweer repliek zelfst. naamw. verweer bezwaar zelfst. naamw. verweermiddel verdedigingsmiddel overig. verweerschrift bezwaar zelfst. naamw. verweerschrift repliek zelfst. naamw. verweerschrift verweer zelfst. naamw. verweerschrift verdediging zelfst. naamw. verweerschrift apologie zelfst. naamw. verweerschrift verdedigingsakte zelfst. naamw. verweerschrift schotschrift zelfst. naamw. verweken smelten werkwoord verweken zachtmaken werkwoord verweken ontharden werkwoord verweken weken werkwoord verweking maceratie zelfst. naamw. verwekken opwekken werkwoord verwekker stichter zelfst. naamw. verwekker vader zelfst. naamw. verwekking voortbrenging zelfst. naamw. verwelken slap hangen werkwoord verwelken verdorren werkwoord verwelken verleppen werkwoord verwelken verflensen werkwoord verwelken kwijnen werkwoord verwelken verkommeren werkwoord verwelkomen begroeten werkwoord verwelkoming receptie zelfst. naamw. verwelkt verlept overig. verwelkt verdord overig. verwennen bederven werkwoord verwennen troetelen werkwoord verwennen vergasten werkwoord verwennen vertroetelen werkwoord verwennen koesteren werkwoord verwensen vervloeken werkwoord verwensen verdoemen werkwoord verwensing banvloek zelfst. naamw. verwensing krachtterm zelfst. naamw. verwensing vervloeking zelfst. naamw. verwensing vloek zelfst. naamw. verwensing vertikking zelfst. naamw. verwenst vervloekt bijv. naamw. verwereldlijken seculariseren werkwoord verweren pulveren werkwoord verweren wegstemmen werkwoord verweren verdedigen zelfst. naamw. verweren verwering zelfst. naamw. verweren verwerpen zelfst. naamw. verweren terugwijzen zelfst. naamw. verweren afwijzen zelfst. naamw. verweren afstemmen zelfst. naamw. verweren afketsen zelfst. naamw. verweren erosie zelfst. naamw. verweren weren zelfst. naamw. verweren afweren zelfst. naamw. verwering erosie zelfst. naamw. verwering verspoeling overig. verwerk verwerken werkwoord verwerkelijken bewerkstelligen werkwoord verwerkelijken realiseren werkwoord verwerkelijken vervullen werkwoord verwerkelijken verwezenlijken werkwoord verwerkelijking realisatie zelfst. naamw. verwerkelijking totstandkoming zelfst. naamw. verwerkelijking verwezenlijking zelfst. naamw. verwerkelijkt verwezenlijkt overig. verwerkelijkt gerealiseerd overig. verwerken hanteren werkwoord verwerken verdisconteren werkwoord verwerken verwerk werkwoord verwerken verwerkt werkwoord verwerkt verwerken werkwoord verwerpelijk afkeurenswaardig bijv. naamw. verwerpelijk laakbaar bijv. naamw. verwerpelijk minderwaardig bijv. naamw. verwerpelijk lakenswaardig bijv. naamw. verwerpen afwijzend bijv. naamw. verwerpen afkeuren werkwoord verwerpen afstemmen werkwoord verwerpen afwijzen werkwoord verwerpen wegstemmen werkwoord verwerpen verweren werkwoord verwerpen terugwijzen werkwoord verwerpen afketsen werkwoord verwerpen weigerachtig werkwoord verwerpen terugwijzend werkwoord verwerping afkeuring zelfst. naamw. verwerping afwijzing zelfst. naamw. verwerping weigering zelfst. naamw. verwerping verworpenheid zelfst. naamw. verwerping terugwijzing zelfst. naamw. verwerping rejectie zelfst. naamw. verwerven aankopen werkwoord verwerven aanleren werkwoord verwerven aanschaffen werkwoord verwerven behalen werkwoord verwerven bekomen werkwoord verwerven krijgen werkwoord verwerven opdoen werkwoord verwerven verkregen werkwoord verwerven verkrijgen werkwoord verwerven buitmaken werkwoord verwerven opsteken werkwoord verwerven oppikken werkwoord verwerven leren werkwoord verwerven kopen werkwoord verwerving aankoop zelfst. naamw. verwerving acquisitie zelfst. naamw. verwerving verkrijging zelfst. naamw. verwerving koop zelfst. naamw. verwerving afname zelfst. naamw. verwerving aanschaf zelfst. naamw. verweven doorweven werkwoord verweven vervlechten werkwoord verweven ineenvlechten werkwoord verwezelijken realiseren overig. verwezen onthutst bijv. naamw. verwezene veroordeelde overig. verwezene verdoemde overig. verwezene tuchthuisboef overig. verwezene gevangene overig. verwezene gestrafte overig. verwezenlijkbaar haalbaar bijv. naamw. verwezenlijkbaar realiseerbaar bijv. naamw. verwezenlijken realiseren werkwoord verwezenlijken verwerkelijken werkwoord verwezenlijken doorvoeren werkwoord verwezenlijken bewerkstelligen werkwoord verwezenlijkend uitvoerder overig. verwezenlijkend regisseur overig. verwezenlijking verwerkelijking zelfst. naamw. verwezenlijking vervulling zelfst. naamw. verwezenlijking genot zelfst. naamw. verwezenlijking totstandkoming zelfst. naamw. verwezenlijkt gerealiseerd bijv. naamw. verwezenlijkt verwerkelijkt bijv. naamw. verwijden expanderen werkwoord verwijden verruimen werkwoord verwijden vermeerderen werkwoord verwijden verbreiden werkwoord verwijden uitdijen werkwoord verwijden uitbreiden werkwoord verwijden uitbouwen werkwoord verwijden openen werkwoord verwijden wijmaken werkwoord verwijderd weggehaald bijv. naamw. verwijderd ver bijv. naamw. verwijderen afhalen werkwoord verwijderen afleggen werkwoord verwijderen afnemen werkwoord verwijderen afvegen werkwoord verwijderen afzonderen werkwoord verwijderen censureren werkwoord verwijderen elimineren werkwoord verwijderen lichten werkwoord verwijderen lozen werkwoord verwijderen opruimen werkwoord verwijderen schrappen werkwoord verwijderen verplaatsen werkwoord verwijderen vertrekken werkwoord verwijderen vervreemden werkwoord verwijderen wegbrengen werkwoord verwijderen wegdoen werkwoord verwijderen weghalen werkwoord verwijderen wegnemen werkwoord verwijderen wegwerken werkwoord verwijderen uitmaken werkwoord verwijderen opdoeken werkwoord verwijderen afschaffen werkwoord verwijderen wegtrekken werkwoord verwijderen wegreizen werkwoord verwijderen weggaan werkwoord verwijderen smeren werkwoord verwijderen opstappen werkwoord verwijderen afreizen werkwoord verwijderen ecarteren werkwoord verwijdering kloof zelfst. naamw. verwijdering lozing zelfst. naamw. verwijdering eliminatie zelfst. naamw. verwijding verbreding zelfst. naamw. verwijding dilatatie zelfst. naamw. verwijfd vrouwachtig overig. verwijfd onmanlijk overig. verwijl uitstel zelfst. naamw. verwijlen blijf werkwoord verwijlen blijft werkwoord verwijlen blijven werkwoord verwijlen toeven werkwoord verwijlen vertoeven werkwoord verwijsbrief verwijzing zelfst. naamw. verwijt aanmerking zelfst. naamw. verwijt terechtwijzing zelfst. naamw. verwijt uitbrander zelfst. naamw. verwijt standje zelfst. naamw. verwijt blaam zelfst. naamw. verwijt berisping zelfst. naamw. verwijt reprimande zelfst. naamw. verwijt lering zelfst. naamw. verwijt gisping zelfst. naamw. verwijt vermaning zelfst. naamw. verwijt verwijten zelfst. naamw. verwijt berispen zelfst. naamw. verwijten aanrekenen werkwoord verwijten inwrijven werkwoord verwijten zeggen werkwoord verwijten terechtwijzen werkwoord verwijten berispen werkwoord verwijten beknorren werkwoord verwijten voorhouden werkwoord verwijten laken werkwoord verwijten gispen werkwoord verwijten blameren werkwoord verwijten beschuldigen werkwoord verwijten aanwrijven werkwoord verwijten nadragen werkwoord verwijten verwijt werkwoord verwijten berisping werkwoord verwijzen refereren werkwoord verwijzen terugslaan werkwoord verwijzen verbannen werkwoord verwijzen overplaatsen werkwoord verwijzen overdragen werkwoord verwijzen degraderen werkwoord verwijzing toespeling zelfst. naamw. verwijzing verwijsbrief zelfst. naamw. verwijzing referentie zelfst. naamw. verwijzing melding zelfst. naamw. verwikkelen brouilleren werkwoord verwikkeling complicatie zelfst. naamw. verwikkeling intrige zelfst. naamw. verwikkeling ontwikkeling zelfst. naamw. verwikkeling plot zelfst. naamw. verwikkeling implicatie zelfst. naamw. verwikkeling complicatie zelfst. naamw. verwikkelingen plotten zelfst. naamw. verwikkelingen intriges zelfst. naamw. verwikken verwrikken werkwoord verwilderd verwaarloosd overig. verwilderd onverzorgd overig. verwilderd bandeloos overig. verwisselbaar reciprook bijv. naamw. verwisselbaar inwisselbaar bijv. naamw. verwisselen afwisselen werkwoord verwisselen converteren werkwoord verwisselen inwisselen werkwoord verwisselen omruilen werkwoord verwisselen remplaceren werkwoord verwisselen verwarren werkwoord verwisselen omzetten werkwoord verwisselen wisselen werkwoord verwisselen verruilen werkwoord verwisselen ruilen werkwoord verwisselen omwisselen werkwoord verwisselen veranderen werkwoord verwisselen wijzigen werkwoord verwisselen herzien werkwoord verwisselen vervangen werkwoord verwisselen vernieuwen werkwoord verwisselen aflossen werkwoord verwisseling mutatie zelfst. naamw. verwisseling omwisseling zelfst. naamw. verwisseling vervanging zelfst. naamw. verwisseling verruiling zelfst. naamw. verwisseling omruil zelfst. naamw. verwisseling surrogaat zelfst. naamw. verwisseling substitutie zelfst. naamw. verwisseling herstelling zelfst. naamw. verwittigen meedelen werkwoord verwittigen mededelen werkwoord verwittigen aankondigen werkwoord verwittigen voorlichten werkwoord verwittigen inlichten werkwoord verwittigen informeren werkwoord verwittigen berichten werkwoord verwittigen waarschuwen werkwoord verwittigen tippen werkwoord verwittiging informatie zelfst. naamw. verwittiging kennisgeving zelfst. naamw. verwittiging mededeling zelfst. naamw. verwittiging terechtwijzing zelfst. naamw. verwittiging inlichting zelfst. naamw. verwittiging bericht zelfst. naamw. verwittiging convocatie zelfst. naamw. verwittiging vermelding zelfst. naamw. verwittiging uitspraak zelfst. naamw. verwittiging tijding zelfst. naamw. verwittiging relaas zelfst. naamw. verwittiging opgave zelfst. naamw. verwittiging melding zelfst. naamw. verwittiging gewag zelfst. naamw. verwittiging boodschap zelfst. naamw. verwittiging bekendmaking zelfst. naamw. verwoed enthousiast bijv. naamw. verwoed hevig bijv. naamw. verwoed naarstig bijv. naamw. verwoed heftig bijv. naamw. verwoed fel bijv. naamw. verwoest vernield overig. verwoesten afbreken werkwoord verwoesten platgooien werkwoord verwoesten runeren werkwoord verwoesten slopen werkwoord verwoesten vernielen werkwoord verwoesten vernietigen werkwoord verwoesten ruineren werkwoord verwoestend destructief bijv. naamw. verwoestend vernietigend bijv. naamw. verwoestend vernielend bijv. naamw. verwoestend verdelgend bijv. naamw. verwoester vernieler zelfst. naamw. verwoesting ravage zelfst. naamw. verwoesting vernietiging zelfst. naamw. verwoesting woestmaking zelfst. naamw. verwoesting vereenzaming zelfst. naamw. verwoesting dorheid zelfst. naamw. verwoesting doodsheid zelfst. naamw. verwoesting vernieling zelfst. naamw. verwond aangeschoten bijv. naamw. verwond getroffen bijv. naamw. verwonden bezeren werkwoord verwonden blesseren werkwoord verwonden krenken werkwoord verwonden kwetsen werkwoord verwonden schaden werkwoord verwonden schaven werkwoord verwonden pijnigen werkwoord verwonderd verbaasd bijv. naamw. verwonderd verstomd bijv. naamw. verwonderd verbluft bijv. naamw. verwonderd verbijsterd bijv. naamw. verwonderd sprakeloos bijv. naamw. verwonderen afvragen werkwoord verwonderen bevreemden werkwoord verwonderen verbazen werkwoord verwonderen verbijsteren werkwoord verwonderend verbazingwekkend bijv. naamw. verwonderend wonderlijk bijv. naamw. verwonderend wonderbaarlijk bijv. naamw. verwonderend wonderbaar bijv. naamw. verwonderend verwonderlijk bijv. naamw. verwonderend verwonderingwekkend bijv. naamw. verwonderend verbijsterend bijv. naamw. verwonderend verbazend bijv. naamw. verwonderend opzienbarend bijv. naamw. verwonderend miraculeus bijv. naamw. verwonderend fenomenaal bijv. naamw. verwonderend curieus bijv. naamw. verwondering bevreemding zelfst. naamw. verwondering verbazing zelfst. naamw. verwondering verbaasdheid zelfst. naamw. verwonderingwekkend wonderlijk overig. verwonderingwekkend wonderbaarlijk overig. verwonderingwekkend wonderbaar overig. verwonderingwekkend verwonderlijk overig. verwonderingwekkend verbazingwekkend overig. verwonderingwekkend verbazend overig. verwonderingwekkend opzienbarend overig. verwonderingwekkend miraculeus overig. verwonderingwekkend fenomenaal overig. verwonderingwekkend verwonderend overig. verwonderingwekkend verbijsterend overig. verwonderingwekkend curieus overig. verwonderlijk verbazingwekkend bijv. naamw. verwonderlijk wonderlijk bijv. naamw. verwonderlijk wonderbaarlijk bijv. naamw. verwonderlijk wonderbaar bijv. naamw. verwonderlijk verwonderingwekkend bijv. naamw. verwonderlijk verbazend bijv. naamw. verwonderlijk opzienbarend bijv. naamw. verwonderlijk miraculeus bijv. naamw. verwonderlijk fenomenaal bijv. naamw. verwonderlijk verwonderend bijv. naamw. verwonderlijk verbijsterend bijv. naamw. verwonderlijk curieus bijv. naamw. verwonderlijk opzienbaar overig. verwonding kwetsuur zelfst. naamw. verwonding letsel zelfst. naamw. verwonding mutilatie zelfst. naamw. verwonding wond zelfst. naamw. verwondingen wonden zelfst. naamw. verwondingen kwetsuren zelfst. naamw. verwoord gezegd bijv. naamw. verwoord genoemd bijv. naamw. verwoorden formuleren werkwoord verwoorden uitdrukken werkwoord verwoorden uitspreken werkwoord verwoorden vertolken werkwoord verwoorden uiten werkwoord verwoorden verbaliseren werkwoord verwoorden zeggen werkwoord verwoorden vertellen werkwoord verwoorden opmerken werkwoord verworden decadent bijv. naamw. verworden degenereren werkwoord verworden ontaarden werkwoord verworden verderven werkwoord verworden achteruitgaan werkwoord verwording neergang zelfst. naamw. verwording decadentie zelfst. naamw. verwording ontaarding zelfst. naamw. verwording degeneratie zelfst. naamw. verwording vergaan zelfst. naamw. verwording ontbinding zelfst. naamw. verwording bederf zelfst. naamw. verwording verval zelfst. naamw. verworpeling paria zelfst. naamw. verworpeling verstoteling zelfst. naamw. verworpeling verschoppeling zelfst. naamw. verworpen verstoten overig. verworpen uitgestoten overig. verworpene outcast zelfst. naamw. verworpene paria zelfst. naamw. verworpenheid weigering zelfst. naamw. verworpenheid verwerping zelfst. naamw. verworpenheid terugwijzing zelfst. naamw. verworpenheid rejectie zelfst. naamw. verworpenheid afwijzing zelfst. naamw. verworpenheid afkeuring zelfst. naamw. verwrikken verwikken werkwoord verwrongen verdraaid bijv. naamw. verwrongen slinks bijv. naamw. verwrongen gedraaid bijv. naamw. verzachten lenigen werkwoord verzachten vervriendelijken werkwoord verzachten verlichten werkwoord verzachten matigen werkwoord verzachtend palliatief bijv. naamw. verzachting leniging zelfst. naamw. verzachting verlichting zelfst. naamw. verzachting verzwakking zelfst. naamw. verzachting afzwakking zelfst. naamw. verzadigd bevredigd bijv. naamw. verzadigd vol bijv. naamw. verzadigd voldaan bijv. naamw. verzadigd volgegeten bijv. naamw. verzadigd vergenoegd bijv. naamw. verzadigd tevreden bijv. naamw. verzadigd genoeg bijv. naamw. verzadigen lessen werkwoord verzadigen doortrekken werkwoord verzadigen volproppen werkwoord verzadigen overladen werkwoord verzaken afzweren werkwoord verzaken onttrekken werkwoord verzaken verloochenen werkwoord verzaken verwaarlozen werkwoord verzaken verzuimen werkwoord verzaken weglaten werkwoord verzaken uitlaten werkwoord verzaken nalaten werkwoord verzaken loochenen werkwoord verzaken logenstraffen werkwoord verzaker afvallige zelfst. naamw. verzaking verzuim overig. verzaking nalatigheid overig. verzakken werken werkwoord verzakken zinken werkwoord verzakking uitzakking zelfst. naamw. verzakking ptosis zelfst. naamw. verzakt gezakt bijv. naamw. verzamel bijeenzamelen werkwoord verzamel bijeenzoeken werkwoord verzamel inzamelen werkwoord verzamel verenigen werkwoord verzamel verzamelen werkwoord verzamelbak container overig. verzamelband verzamelwerk overig. verzamelband verzamelbund overig. verzamelbanden verzamelwerken overig. verzamelbanden verzamelbundels overig. verzamelbund verzamelwerk overig. verzamelbund verzamelband overig. verzamelbundels verzamelwerken overig. verzamelbundels verzamelbanden overig. verzameld bijeengebracht bijv. naamw. verzameld samen bijv. naamw. verzamelen bijeenbrengen werkwoord verzamelen bijeenzamelen werkwoord verzamelen bijeenzoeken werkwoord verzamelen bundelen werkwoord verzamelen collectioneren werkwoord verzamelen inzamelen werkwoord verzamelen oogsten werkwoord verzamelen plukken werkwoord verzamelen verenigen werkwoord verzamelen verzamel werkwoord verzamelen vergaren werkwoord verzamelen accumuleren werkwoord verzamelen ophopen werkwoord verzamelen samenkomen werkwoord verzamelen sparen werkwoord verzamelen oppotten werkwoord verzamelen opeenhopen werkwoord verzamelen hamsteren werkwoord verzamelen hamsteren werkwoord verzamelen hamsteren werkwoord verzameling batterij zelfst. naamw. verzameling bijeenbrenging zelfst. naamw. verzameling bundel zelfst. naamw. verzameling cluster zelfst. naamw. verzameling compilatie zelfst. naamw. verzameling groep zelfst. naamw. verzameling opeenhoping zelfst. naamw. verzameling partij zelfst. naamw. verzameling school zelfst. naamw. verzameling collectie zelfst. naamw. verzameling stel zelfst. naamw. verzameling sortering zelfst. naamw. verzameling selectie zelfst. naamw. verzameling ophoping zelfst. naamw. verzameling massa zelfst. naamw. verzameling accumulatie zelfst. naamw. verzameling vergadering zelfst. naamw. verzamelnaam collectief zelfst. naamw. verzamelplaats trefpunt overig. verzamelwerk verzamelbund overig. verzamelwerk verzamelband overig. verzamelwerken werk overig. verzamelwerken oeuvre overig. verzamelwerken verzamelbundels overig. verzamelwerken verzamelbanden overig. verzanden blijven steken werkwoord verzegeling zegel zelfst. naamw. verzeilen belanden werkwoord verzeilen terechtkomen werkwoord verzeilen geraken werkwoord verzekeraar assuradeur zelfst. naamw. verzekerbewaring hechtenis overig. verzekeren assureren werkwoord verzekeren bevestigen werkwoord verzekeren garanderen werkwoord verzekeren solideren werkwoord verzekeren vastmaken werkwoord verzekeren veiligstellen werkwoord verzekeren beweren werkwoord verzekeren waarborgen werkwoord verzekeren verbinden werkwoord verzekeren vastzetten werkwoord verzekeren vastleggen werkwoord verzekeren vastbinden werkwoord verzekering assurantie zelfst. naamw. verzekering gelofte zelfst. naamw. verzekering polis zelfst. naamw. verzekering woord zelfst. naamw. verzekering zekerheidsstelling zelfst. naamw. verzekering waarborging zelfst. naamw. verzekering vrijwaring zelfst. naamw. verzekering vaststelling zelfst. naamw. verzekering inbeslagneming zelfst. naamw. verzekering beveiliging zelfst. naamw. verzekeringsexpert actuaris overig. verzekeringspremie premie zelfst. naamw. verzen zendster overig. verzen zen overig. verzen afzen overig. verzenden expediëren werkwoord verzenden opsturen werkwoord verzenden wegsturen werkwoord verzenden wegzenden werkwoord verzenden afzenden zelfst. naamw. verzenden uitsturen werkwoord verzenden ontslaan werkwoord verzenden ontheffen werkwoord verzenden toezenden werkwoord verzenden sturen werkwoord verzenden posten werkwoord verzenden versturen werkwoord verzender afzender zelfst. naamw. verzending expeditie zelfst. naamw. verzending uitzending zelfst. naamw. verzending vervoer zelfst. naamw. verzending transport zelfst. naamw. verzending promotie zelfst. naamw. verzending bevordering zelfst. naamw. verzengen blakeren werkwoord verzengen branden werkwoord verzengen schroeien werkwoord verzengen verschroeien werkwoord verzengen zengen werkwoord verzengend brandend bijv. naamw. verzengend vurig bijv. naamw. verzengend verterend bijv. naamw. verzengend gloeiend bijv. naamw. verzenging verschroeiing zelfst. naamw. verzet bestreden bijv. naamw. verzet opstand zelfst. naamw. verzet protest zelfst. naamw. verzet rebellie zelfst. naamw. verzet verpozing zelfst. naamw. verzet verzetsbeweging zelfst. naamw. verzet verzetje zelfst. naamw. verzet verstrooiing zelfst. naamw. verzet afleiding zelfst. naamw. verzet weerstand zelfst. naamw. verzet resistentie zelfst. naamw. verzet tegengegaan zelfst. naamw. verzet tegenwerping zelfst. naamw. verzet tegenspraak zelfst. naamw. verzet opwerping zelfst. naamw. verzet tegenstand zelfst. naamw. verzetbaar verplaatsbaar overig. verzetbaar roerend overig. verzetbaar mobiel overig. verzetbaar los overig. verzetbaar beweegbaar overig. verzetje pretje zelfst. naamw. verzetje uitje zelfst. naamw. verzetje verpozing zelfst. naamw. verzetje verzet zelfst. naamw. verzetje verstrooiing zelfst. naamw. verzetje afleiding zelfst. naamw. verzetsbeweging verzet zelfst. naamw. verzetsstrijder guerrillastrijder zelfst. naamw. verzetsstrijder partizaan zelfst. naamw. verzetten omzetten werkwoord verzetten ontspannen werkwoord verzetten tegengaan werkwoord verzetten tegenspartelen werkwoord verzetten verplaatsen werkwoord verzetten verschuiven werkwoord verzetten vervoeren werkwoord verzetten verschikken werkwoord verzetten verleggen werkwoord verzetten roeren werkwoord verzetten disloqueren werkwoord verzetten tegenstribbelen werkwoord verzetten protesteren werkwoord verzetten opschuiven werkwoord verzieken bederven werkwoord verzieken verpesten werkwoord verzieken ruïneren werkwoord verzieken nekken werkwoord verzieken verknoeien werkwoord verzieken verknallen werkwoord verzieken verklungelen werkwoord verzieken verbroddelen werkwoord verzieken stukmaken werkwoord verziekt ziek bijv. naamw. verzilveren vergulden werkwoord verzilveren platteren werkwoord verzinken galvaniseren werkwoord verzinken zinken werkwoord verzinken verzinking zelfst. naamw. verzinken galvanisering werkwoord verzinking galvanisering zelfst. naamw. verzinnen bedenken werkwoord verzinnen fantaseren werkwoord verzinnen fingeren werkwoord verzinnen prakkiseren werkwoord verzinnen uitdenken werkwoord verzinnen uitvinden werkwoord verzinnen verdichten werkwoord verzinnen voorwenden werkwoord verzinnen liegen werkwoord verzinnen zinnen werkwoord verzinnen beramen werkwoord verzinnen brouwen werkwoord verzinnen bereiden werkwoord verzinsel bedenksel zelfst. naamw. verzinsel drogreden zelfst. naamw. verzinsel fabel zelfst. naamw. verzinsel fictie zelfst. naamw. verzinsel hersenschim zelfst. naamw. verzinsel leugen zelfst. naamw. verzinsel praatje zelfst. naamw. verzinsel sprookje zelfst. naamw. verzinsel uitvlucht zelfst. naamw. verzinsel verdichting zelfst. naamw. verzinsel verdichtsel zelfst. naamw. verzoek bede zelfst. naamw. verzoek petitie zelfst. naamw. verzoek smeekbede zelfst. naamw. verzoek voorstel zelfst. naamw. verzoek smeekgebed zelfst. naamw. verzoek vraag zelfst. naamw. verzoeken aanzoeken werkwoord verzoeken inviteren werkwoord verzoeken opvragen werkwoord verzoeken rekwestreren werkwoord verzoeken smeken werkwoord verzoeken uitnodigen werkwoord verzoeken vragen zelfst. naamw. verzoeken aanvragen werkwoord verzoeken bidden werkwoord verzoekend verlokkend overig. verzoekend uitnodigend overig. verzoekend uitlokkend overig. verzoekend bekoorlijk overig. verzoekend attractief overig. verzoekend aantrekkelijk overig. verzoekend aanlokkelijk overig. verzoekend verleidelijk overig. verzoeker aanvrager zelfst. naamw. verzoeker rekwestrant zelfst. naamw. verzoeker satan zelfst. naamw. verzoeker vrager zelfst. naamw. verzoekers rekwestranten overig. verzoekers aanvragers overig. verzoeking aanvechting zelfst. naamw. verzoeking bekoring zelfst. naamw. verzoeking verleiding zelfst. naamw. verzoeking verovering zelfst. naamw. verzoeking verlokking zelfst. naamw. verzoeking temptatie zelfst. naamw. verzoeking seductie zelfst. naamw. verzoekschrift aanvraag zelfst. naamw. verzoekschrift petitie zelfst. naamw. verzoekschrift rekest zelfst. naamw. verzoekschrift rekwest zelfst. naamw. verzoekster vraagster overig. verzoekster aanvraagster overig. verzoenen bijleggen werkwoord verzoenen schikken werkwoord verzoenen boeten werkwoord verzoenend vergevingsgezind overig. verzoenend genadig overig. verzoenend clement overig. verzoenend verzoenings- overig. verzoening hereniging zelfst. naamw. verzoening verbroedering zelfst. naamw. verzoenings- verzoenend overig. verzonden opsturen werkwoord verzonden wegsturen werkwoord verzonden wegzenden werkwoord verzonden afzenden zelfst. naamw. verzonnen fantastisch bijv. naamw. verzonnen fictief bijv. naamw. verzonnen gefingeerd bijv. naamw. verzonnen denkbeeldig bijv. naamw. verzonnen bedacht bijv. naamw. verzopen verdronken bijv. naamw. verzorgd onderhouden bijv. naamw. verzorgd proper bijv. naamw. verzorgd keurig bijv. naamw. verzorgd net bijv. naamw. verzorgd netjes bijv. naamw. verzorgen behandelen werkwoord verzorgen helpen werkwoord verzorgen omzien werkwoord verzorgen onderhouden werkwoord verzorgen oppassen werkwoord verzorgen verplegen werkwoord verzorgen zorgen werkwoord verzorgen opletten werkwoord verzorgen behartigen werkwoord verzorgen hoeden werkwoord verzorgen bewaren werkwoord verzorgen bewaken werkwoord verzorger dierverzorger zelfst. naamw. verzorger wachter zelfst. naamw. verzorger verpleger zelfst. naamw. verzorger oppasser zelfst. naamw. verzorging behandeling zelfst. naamw. verzorging onderhoud zelfst. naamw. verzorging verpleging zelfst. naamw. verzorging zorg zelfst. naamw. verzot belust bijv. naamw. verzot stapel bijv. naamw. verzot stapelgek bijv. naamw. verzot verkikkerd bijv. naamw. verzuchten zuchten werkwoord verzuchting zucht zelfst. naamw. verzuim absentie zelfst. naamw. verzuim nalatigheid zelfst. naamw. verzuim verzaking zelfst. naamw. verzuimen absent zijn werkwoord verzuimen nalaten werkwoord verzuimen ontbreken werkwoord verzuimen verzaken werkwoord verzuimen weglaten werkwoord verzuimen uitlaten werkwoord verzuimen mankeren werkwoord verzuimen verwaarlozen werkwoord verzuipen stikken werkwoord verzuipen verdrinken werkwoord verzuren bederven werkwoord verzuren schiften werkwoord verzuring schifting zelfst. naamw. verzuurd zuur overig. verzwakken aftakelen werkwoord verzwakken slijten werkwoord verzwakken uitputten werkwoord verzwakken verbleken werkwoord verzwakken verslappen werkwoord verzwakken wegglijden werkwoord verzwakken afzwakken zelfst. naamw. verzwakken losmaken werkwoord verzwakkend achteruitgaand overig. verzwakking verzachting zelfst. naamw. verzwakking afzwakking zelfst. naamw. verzwakking ontkrachting zelfst. naamw. verzwakt verslapt overig. verzwaren bezwaren werkwoord verzwaren zwaarmaken werkwoord verzwaren zwaar werkwoord verzwelgen verslinden werkwoord verzwelgen inslikken werkwoord verzwelgen opvreten werkwoord verzwelgen oppeuzelen werkwoord verzwering ulceratie zelfst. naamw. verzwijgen achterhouden werkwoord verzwijgen geheimhouden werkwoord verzwijgen verbergen werkwoord verzwijgen verhelen werkwoord verzwikken verstuiken werkwoord verzwikken zwikken werkwoord verzwikken ontwrichten werkwoord verzwikking ontwrichting zelfst. naamw. vespasienne waterplaats overig. vespasienne urinoir overig. vespasienne straaturinoir overig. vespasienne krul overig. vesper avonddienst overig. vest trui zelfst. naamw. veste stadswal overig. veste vestingsgracht overig. veste vesting overig. vestiaire garderobe zelfst. naamw. vestibu voorportaal overig. vestibu portaal overig. vestibu overloop overig. vestibu hal overig. vestibu entree overig. vestibule entree zelfst. naamw. vestibule hal zelfst. naamw. vestibule overloop zelfst. naamw. vestibule portaal zelfst. naamw. vestigen grondvesten werkwoord vestigen oprichten werkwoord vestigen richten werkwoord vestigen settelen werkwoord vestigen installeren werkwoord vestigen koloniseren werkwoord vestiging kolonie zelfst. naamw. vestiging nederzetting zelfst. naamw. vestiging stichting zelfst. naamw. vestiging oprichting zelfst. naamw. vestiging instelling zelfst. naamw. vesting kasteel zelfst. naamw. vesting vestingsgracht zelfst. naamw. vesting veste zelfst. naamw. vestingen sloten overig. vestingen kastelen overig. vestingen burchten overig. vestingmuur gordel zelfst. naamw. vestingmuur gord zelfst. naamw. vestingsgracht vesting zelfst. naamw. vestingsgracht veste zelfst. naamw. vestingwerk fort zelfst. naamw. vestingwerk fortificatie zelfst. naamw. vestzakhorloge zakhorloge overig. vestzakhorloge zakhorloge overig. vestzakhorloge zakhorloge overig. vet dik bijv. naamw. vet fatsig bijv. naamw. vet smerig bijv. naamw. vet vettig bijv. naamw. vet olie zelfst. naamw. vet reuzel zelfst. naamw. vet smeer zelfst. naamw. vet lijvig bijv. naamw. vet reuz bijv. naamw. vet sentimenteel bijv. naamw. vet boter overig. vet boter overig. vet boter overig. vetachtig vettig overig. vetarm mager bijv. naamw. vetarm laagcalorisch bijv. naamw. vetarm halfvet bijv. naamw. vete bloedvete zelfst. naamw. vete tweedracht zelfst. naamw. vete verdeeldheid zelfst. naamw. vete twist zelfst. naamw. vete tweestrijd zelfst. naamw. vete tweespalt zelfst. naamw. vete schisma zelfst. naamw. vete scheuring zelfst. naamw. vete onenigheid zelfst. naamw. vete conflict zelfst. naamw. vete disharmonie zelfst. naamw. vete vijandschap zelfst. naamw. veter schoenveter zelfst. naamw. veteranen oudgedienden overig. veteranen oud-soldaten overig. vetergaatje oogje overig. veterinair veearts overig. veterinair dierenarts overig. veterinairs veeartsen overig. veters schoenveters zelfst. naamw. vetgans pinguin overig. vetgezwel cyste overig. vetheid vettigheid zelfst. naamw. vethoudend vetrijk overig. vetkot friettent overig. vetmesten mesten werkwoord vetpan frietpan overig. vetpuistje mee-eter overig. vetpuistje comedo overig. vetrijk vethoudend overig. vettig smeuïg bijv. naamw. vettig vet bijv. naamw. vettig vlekkerig bijv. naamw. vettig kwijlerig bijv. naamw. vettig vetachtig bijv. naamw. vettigheid vetheid zelfst. naamw. vetzak dikzak zelfst. naamw. vetzak papzak zelfst. naamw. vetzak dikkerd zelfst. naamw. vetzucht obesitas zelfst. naamw. vevoorkomen veelvuldigheid overig. vevoorkomen menigvuldigheid overig. vezel draad zelfst. naamw. vezel lichaamsvezel zelfst. naamw. vezel vezeldraad zelfst. naamw. vezel vezeltje zelfst. naamw. vezelbundel tractus zelfst. naamw. vezeldraad vezel zelfst. naamw. vezeldraad vezeltje zelfst. naamw. vezelig stokkerig overig. vezelig dradig overig. vezelig draderig overig. vezeltje pluis zelfst. naamw. vezeltje vezeldraad zelfst. naamw. vezeltje vezel zelfst. naamw. vezeltje wortelhaar zelfst. naamw. via ter overig. via langs overig. via te overig. via bij overig. vibratie trilling zelfst. naamw. vibreren trillen werkwoord vibrerend trillend bijv. naamw. vicaris kapelaan overig. vicaris hulpprediker overig. vice waarnemend overig. vice vervangend overig. vice versa en omgekeerd overig. vice versa en omgekeerd overig. vice versa en omgekeerd overig. vice-president ondervoorzitter overig. victorie overwinning zelfst. naamw. victorie zege zelfst. naamw. video film zelfst. naamw. videoband band zelfst. naamw. videofoon buitenhuiscamera overig. vief energiek bijv. naamw. vief fit bijv. naamw. vief kwiek bijv. naamw. vief wakker bijv. naamw. vief tierig bijv. naamw. vief rap bijv. naamw. vief opgewekt bijv. naamw. vief levendig bijv. naamw. vief kras bijv. naamw. vief druk bijv. naamw. vief geanimeerd bijv. naamw. vier viertal bijv. naamw. vieren celebreren werkwoord vieren heiligen werkwoord vieren herdenken werkwoord vieren houden werkwoord vieren schieten werkwoord vieren slaken werkwoord vieren weglaten werkwoord vieren uitlaten werkwoord vieren tappen werkwoord vieren lossen werkwoord vieren loslaten werkwoord vieren feestvieren werkwoord vieren feesten werkwoord vierhoek ruit zelfst. naamw. viering dienst zelfst. naamw. viering feestje zelfst. naamw. viering festiviteit zelfst. naamw. viering feestelijkheid zelfst. naamw. viering feest zelfst. naamw. viering ceremonie zelfst. naamw. viering party zelfst. naamw. viering pleging zelfst. naamw. viering over zelfst. naamw. viering langs zelfst. naamw. vierkant faliekant bijv. naamw. vierkant ronduit bijv. naamw. vierkant volstrekt bijv. naamw. vierkant helemaal bijv. naamw. vierkant hartstikke bijv. naamw. vierkant finaal bijv. naamw. vierkantje ruitje zelfst. naamw. vierkantje kistje zelfst. naamw. vierkantje kastje zelfst. naamw. vierkantje hokje zelfst. naamw. vierkantje doosje zelfst. naamw. vierkantje bakje zelfst. naamw. vierledig viervoudig bijv. naamw. viernaamval accusatief overig. viertal vier bijv. naamw. viertal kwartet zelfst. naamw. viertallig quaternair bijv. naamw. viervoeter ros zelfst. naamw. viervoetig viervoetige overig. viervoetige viervoetig overig. viervoudig vierledig bijv. naamw. vies bitter bijv. naamw. vies goor bijv. naamw. vies morsig bijv. naamw. vies obsceen bijv. naamw. vies schuin bijv. naamw. vies onappetijtelijk bijv. naamw. vies onsmakelijk bijv. naamw. vies zedeloos bijv. naamw. vies vunzig bijv. naamw. vies vuil bijv. naamw. vies voddig bijv. naamw. vies viezig bijv. naamw. vies smerig bijv. naamw. vies slordig bijv. naamw. vies slonzig bijv. naamw. vies ranzig bijv. naamw. vies vodderig bijv. naamw. vies walgelijk bijv. naamw. vies onsympathiek bijv. naamw. vies naar bijv. naamw. vies weerzinwekkend bijv. naamw. vies stuitend bijv. naamw. vies onverkwikkelijk bijv. naamw. viesheid walgelijkheid zelfst. naamw. viesheid vuiligheid zelfst. naamw. viesheid vuilheid zelfst. naamw. viesheid vuil zelfst. naamw. viesheid viezigheid zelfst. naamw. viesheid smerigheid zelfst. naamw. viesmaken vuilmaken overig. viespeuk smeerlap overig. viespeuk viezerik overig. viespeukerij viezigheid zelfst. naamw. viespeukerij zwijnenbo zelfst. naamw. viespeukerij vuiligheid zelfst. naamw. viespeukerij vuilheid zelfst. naamw. viespeukerij vuil zelfst. naamw. viespeukerij smerigheid zelfst. naamw. viespeukerij smeerlapperij zelfst. naamw. viespeukerij slonzigheid zelfst. naamw. viespeukerij morsigheid zelfst. naamw. viespeukerij drab zelfst. naamw. viespoes smeerlap overig. viezerik smeerlap zelfst. naamw. viezerik smeerpoes zelfst. naamw. viezerik vuilak zelfst. naamw. viezerik zwijn zelfst. naamw. viezerik goorling zelfst. naamw. viezerik knoeipot zelfst. naamw. viezerik goorlap overig. viezerik smeerkees overig. viezerik viespeuk overig. viezerik smeerpijp overig. viezeriken varkens zelfst. naamw. viezeriken zwijnen zelfst. naamw. viezeriken smeerlappen zelfst. naamw. viezeriken schoften zelfst. naamw. viezig smoezelig overig. viezig morsig overig. viezig groezelig overig. viezig bedoezeld overig. viezig vunzig overig. viezig voddig overig. viezig slonzig overig. viezig slodderig overig. viezig ranzig overig. viezig haveloos overig. viezig vuil overig. viezig vies overig. viezig smerig overig. viezig slordig overig. viezigheid drab zelfst. naamw. viezigheid ongerechtigheid zelfst. naamw. viezigheid smeerlapperij zelfst. naamw. viezigheid smerigheid zelfst. naamw. viezigheid viespeukerij zelfst. naamw. viezigheid vuil zelfst. naamw. viezigheid vuiligheid zelfst. naamw. viezigheid zwijnerij zelfst. naamw. viezigheid rommel zelfst. naamw. viezigheid modder zelfst. naamw. viezigheid afval zelfst. naamw. viezigheid zwijnenbo zelfst. naamw. viezigheid vuilheid zelfst. naamw. viezigheid slonzigheid zelfst. naamw. viezigheid morsigheid zelfst. naamw. viezigheid viesheid zelfst. naamw. vigeren gelden werkwoord vigerend geldig overig. vigerend geldend overig. vigerend gangbaar overig. vigiliteit waakzaamheid zelfst. naamw. vignet logo zelfst. naamw. vijand tegenstander zelfst. naamw. vijand vijandin zelfst. naamw. vijand tegenstreefster zelfst. naamw. vijandelijk vijandig bijv. naamw. vijandelijkheden strijd zelfst. naamw. vijandelijkheid vijandigheid zelfst. naamw. vijandig boos bijv. naamw. vijandig hatelijk bijv. naamw. vijandig vijandelijk bijv. naamw. vijandig stekelig bijv. naamw. vijandig schadelijk bijv. naamw. vijandigheid animositeit zelfst. naamw. vijandigheid vijandelijkheid zelfst. naamw. vijandin vijand overig. vijandin tegenstreefster overig. vijandschap rancune zelfst. naamw. vijandschap vete zelfst. naamw. vijandschap animositeit zelfst. naamw. vijfde kwint zelfst. naamw. vijfenzestigplusser gepensioneerde overig. vijfenzestigplusser AOWer overig. vijftiende vijftiendeel overig. vijftiendeel vijftiende overig. vijg drol zelfst. naamw. vijgeboom vijgenboom zelfst. naamw. vijgenboom vijgeboom zelfst. naamw. vijgwrat condyloma zelfst. naamw. vijlen raspen werkwoord vijlsel vijlspaan zelfst. naamw. vijlsel afvijlsel zelfst. naamw. vijlspaan vijlsel zelfst. naamw. vijlspaan afvijlsel zelfst. naamw. vijver plas zelfst. naamw. vijver poel zelfst. naamw. vijver stroomgebied zelfst. naamw. vijver kom zelfst. naamw. vijver bassin zelfst. naamw. vijver po zelfst. naamw. vikingen noormannen overig. villa landhuis zelfst. naamw. villen afhalen werkwoord villen afstropen werkwoord villen stropen werkwoord villen uitbenen werkwoord viltachtig viltig overig. viltachtig vilten overig. vilten viltig overig. vilten viltachtig overig. viltig vilten overig. viltig viltachtig overig. viltstift pen zelfst. naamw. viltstift stift zelfst. naamw. viltstift kleurstift zelfst. naamw. vin zwemvlies zelfst. naamw. vinaigrette dressing zelfst. naamw. vind aantreffen werkwoord vind ontdekken werkwoord vind traceren werkwoord vinden aantreffen werkwoord vinden achten werkwoord vinden bedenken werkwoord vinden ontdekken werkwoord vinden traceren werkwoord vinden opsporen werkwoord vinden lokaliseren werkwoord vinden merken werkwoord vinden tegenkomen werkwoord vindersloon beloning zelfst. naamw. vinding idee zelfst. naamw. vinding ontdekking zelfst. naamw. vinding uitdenking zelfst. naamw. vinding uitvinding zelfst. naamw. vinding vondst zelfst. naamw. vindingrijk ingenieus bijv. naamw. vindingrijk inventief bijv. naamw. vindingrijk vernuftig bijv. naamw. vindingrijk praktisch bijv. naamw. vindingrijk vaardig bijv. naamw. vindingrijk kunstig bijv. naamw. vindingrijk kundig bijv. naamw. vindingrijk knap bijv. naamw. vindingrijk briljant bijv. naamw. vindingrijkheid inventiviteit zelfst. naamw. vindingrijkheid verbeelding zelfst. naamw. vindingrijkheid vernuft zelfst. naamw. vindingrijkheid toestel zelfst. naamw. vindingrijkheid overleg zelfst. naamw. vindingrijkheid middel zelfst. naamw. vindingrijkheid list zelfst. naamw. vinger grijpstuiver zelfst. naamw. vinger poot zelfst. naamw. vingerdoekje servet zelfst. naamw. vingerdoekje vingerservetje zelfst. naamw. vingerling wijsvinger overig. vingers fikken zelfst. naamw. vingers hand zelfst. naamw. vingerservetje vingerdoekje overig. vingerservetje servet overig. vingervlug rap bijv. naamw. vingervlugheid techniek zelfst. naamw. vingerwenk wenk overig. vingerwenk vingerwijzing overig. vingerwenk tip overig. vingerwenk aanwijzing overig. vingerwijzing aanwijzing zelfst. naamw. vingerwijzing wenk zelfst. naamw. vingerwijzing vingerwenk zelfst. naamw. vingerwijzing tip zelfst. naamw. vingerzetting greep zelfst. naamw. vink goudvink zelfst. naamw. vink keep zelfst. naamw. vinken aanstrepen werkwoord vinnig fel bijv. naamw. vinnig nijdig bijv. naamw. vinnig pinnig bijv. naamw. vinnig scherp bijv. naamw. vinnig bits bijv. naamw. vinnig bitter bijv. naamw. vinnig speel bijv. naamw. vinnig spinnig bijv. naamw. vinnig snibbig bijv. naamw. vinnig snauwerig bijv. naamw. vinnig onvriendelijk bijv. naamw. vinnig kattig bijv. naamw. vinnig vlijmend bijv. naamw. vinnig hanig bijv. naamw. vinnigheid felheid zelfst. naamw. vinnigheid kattigheid zelfst. naamw. vinnigheid bitsheid zelfst. naamw. violet lila bijv. naamw. violet paars bijv. naamw. violist vioolspeler zelfst. naamw. violoncel cello zelfst. naamw. viool viooltje zelfst. naamw. viool fiedel zelfst. naamw. vioolbloempjes viooltjes zelfst. naamw. vioolspeler violist zelfst. naamw. viooltje viool zelfst. naamw. viooltjes vioolbloempjes zelfst. naamw. virginaal maagdelijk bijv. naamw. virginaal zuiver bijv. naamw. virginaal puur bijv. naamw. virginaal ongerept bijv. naamw. virginaal onaangeraakt bijv. naamw. virginaal gaaf bijv. naamw. virginiteit ongereptheid overig. virginiteit maagdelijkheid overig. virgo maagd zelfst. naamw. viriel mannelijk bijv. naamw. viriel potent bijv. naamw. virilisatie vermannelijking zelfst. naamw. viriliteit moed overig. viriliteit mannelijkheid overig. viriliteit flinkheid overig. virtuoos bekwaam bijv. naamw. virtuoos meester zelfst. naamw. virtuositeit meesterschap zelfst. naamw. virulentie venijnigheid zelfst. naamw. virulentie venijn zelfst. naamw. virulentie giftigheid zelfst. naamw. visa reisdokument zelfst. naamw. visaas visvoer zelfst. naamw. visagie cosmetica zelfst. naamw. visagie schmink zelfst. naamw. visagie opmaak zelfst. naamw. visagie make-up zelfst. naamw. visagie grime zelfst. naamw. visboer vishandelaar overig. viscositeit kleverigheid zelfst. naamw. viseren dobeogen werkwoord visfilet filet zelfst. naamw. visfuik visnet zelfst. naamw. visgerei vistuig zelfst. naamw. visglas viskom overig. visgraat graat overig. vishaak angel zelfst. naamw. vishaak weerhaak zelfst. naamw. vishaak ang zelfst. naamw. vishal hal zelfst. naamw. vishandelaar visboer overig. vishengel hengel zelfst. naamw. vishengel heng zelfst. naamw. visie beschouwing zelfst. naamw. visie denkbeeld zelfst. naamw. visie inzicht zelfst. naamw. visie kijk zelfst. naamw. visie mening zelfst. naamw. visie oordeel zelfst. naamw. visie opinie zelfst. naamw. visie opvatting zelfst. naamw. visie zienswijze zelfst. naamw. visie standpunt zelfst. naamw. visie interpretatie zelfst. naamw. visie idee zelfst. naamw. visie gezichtspunt zelfst. naamw. visie lezing zelfst. naamw. visioen angstdroom zelfst. naamw. visioen droombeeld zelfst. naamw. visite aanloop zelfst. naamw. visite bezoek zelfst. naamw. visitekaart relatiekaart overig. visitekaartje naamkaartje zelfst. naamw. visiteren fouilleren werkwoord visiteren bezoeken werkwoord viskeus taai-vloeibaar overig. viskeus stroperig overig. viskeus stroopachtig overig. viskom visglas overig. vislijm mica overig. vislijn vissnoer overig. vislijn hengelsnoer overig. visnet fuik zelfst. naamw. visnet visfuik zelfst. naamw. visnet vistuig zelfst. naamw. visotter otter overig. vispâté pâté overig. visplaats viswater overig. visschubbenziekte ichthyose zelfst. naamw. vissen visvangen werkwoord vissen hengelsport zelfst. naamw. vissen hengelen zelfst. naamw. visser sportvisser zelfst. naamw. visser hengelaar zelfst. naamw. visserij visvangst zelfst. naamw. vissersdorp dorp zelfst. naamw. vissnoer tuig zelfst. naamw. vissnoer vislijn zelfst. naamw. vissnoer hengelsnoer zelfst. naamw. vistuig visgerei zelfst. naamw. vistuig visnet zelfst. naamw. visualiseren voorstellen werkwoord visueel aanschouwelijk bijv. naamw. visvangen vissen werkwoord visvangen hengelen werkwoord visvangst visserij zelfst. naamw. visvoer visaas zelfst. naamw. viswater visplaats overig. viswijf haaibaai zelfst. naamw. viswijf teef zelfst. naamw. viswijf loeder zelfst. naamw. viswijf helleveeg zelfst. naamw. viswijf heks zelfst. naamw. viswijf feeks zelfst. naamw. vitaal cruciaal bijv. naamw. vitaal energiek bijv. naamw. vitaal levenskrachtig bijv. naamw. vitaal gezond overig. vitaal levendig bijv. naamw. vitaliteit levendigheid zelfst. naamw. vitaliteit levenskracht zelfst. naamw. vitesse snelheid overig. vitrage glasgordijn zelfst. naamw. vitrage gordijn zelfst. naamw. vitreus glasachtig bijv. naamw. vitrine etalage zelfst. naamw. vitrine uitstalkast zelfst. naamw. vitrine toonkast zelfst. naamw. vitrine glazenkast zelfst. naamw. vitrines uitstalkasten overig. vitten afkatten werkwoord vitten muggeziften werkwoord vitten haarkloven werkwoord vitten bedillen werkwoord vitter bediller zelfst. naamw. vitter muggenzifter zelfst. naamw. vla pudding zelfst. naamw. vlaag aanval zelfst. naamw. vlaag bevlieging zelfst. naamw. vlaag opwelling zelfst. naamw. vlaagsgewijs reclameachtig overig. vlaagsgewijs pafferig overig. vlaagsgewijs opgeblazen overig. vlaagsgewijs kortademig overig. vlaagsgewijs dof overig. vlaagsgewijs dik overig. vlaai drol zelfst. naamw. vlag vaandel zelfst. naamw. vlag vendel zelfst. naamw. vlag vaan zelfst. naamw. vlag standaard zelfst. naamw. vlag banier zelfst. naamw. vlagen windvlagen overig. vlagen windstoten overig. vlaggemast vlaggenstok zelfst. naamw. vlaggen vendelzwaaien werkwoord vlaggendoek dundoek zelfst. naamw. vlaggenmast vlaggenstok zelfst. naamw. vlaggenstok vlaggemast zelfst. naamw. vlaggenstok vlaggenmast zelfst. naamw. vlaggenstokknop dul overig. vlaggenstokknop dul overig. vlaggenstokknop dul overig. vlaggetje banderol zelfst. naamw. vlaggetje vaantje zelfst. naamw. vlaggetje vendel zelfst. naamw. vlak effen bijv. naamw. vlak egaal bijv. naamw. vlak geëgaliseerd bijv. naamw. vlak geslepen bijv. naamw. vlak glad bijv. naamw. vlak horizontaal bijv. naamw. vlak plat bijv. naamw. vlak strak bijv. naamw. vlak gebied zelfst. naamw. vlak oppervlak zelfst. naamw. vlak direct zelfst. naamw. vlak gelijk zelfst. naamw. vlak lijnrecht zelfst. naamw. vlak toonloos zelfst. naamw. vlak scherp bijv. naamw. vlak precies bijv. naamw. vlak juist bijv. naamw. vlak exact bijv. naamw. vlak vlakuit bijv. naamw. vlak emotieloos overig. vlakbij nabijgelegen bijv. naamw. vlakbij bij bijv. naamw. vlakbij nabij bijv. naamw. vlakbij dichtbij bijv. naamw. vlakhamers slechthamers overig. vlakheid effenheid zelfst. naamw. vlakken slechten werkwoord vlakken uitvlakken werkwoord vlakken wissen werkwoord vlakken wegvegen werkwoord vlakken uitwissen werkwoord vlakken uitvegen werkwoord vlakken uitgommen werkwoord vlakte laagland zelfst. naamw. vlakte veld zelfst. naamw. vlakuit vlak overig. vlakuit strak overig. vlakuit plat overig. vlakuit glad overig. vlakuit geslepen overig. vlakuit gelijk overig. vlakuit egaal overig. vlakuit effen overig. vlam elan zelfst. naamw. vlam pit zelfst. naamw. vlam vuur zelfst. naamw. vlam gloed zelfst. naamw. Vlaming Belg zelfst. naamw. vlammen flakkeren werkwoord vlammen laaien werkwoord vlammen vuur zelfst. naamw. vlammen flikkeren werkwoord vlammen laaien overig. vlammen laaien overig. vlammen laaien overig. vlammend brandend bijv. naamw. vlammend flamboyant bijv. naamw. vlammend laaiend bijv. naamw. vlammenzee vuurzee overig. vlampijp uitlaatpijp zelfst. naamw. vlampijp uitlaat zelfst. naamw. vlasblond lichtblond overig. vlasblond hoogblond overig. vlaskam ribbel overig. vlaskam hekel overig. vlasoogst slijting overig. vlassen hopen werkwoord vlasvink kneu overig. vlecht haarvlecht zelfst. naamw. vlecht streng zelfst. naamw. vlecht wrong zelfst. naamw. vlecht knotje zelfst. naamw. vlecht knot zelfst. naamw. vlecht knoet zelfst. naamw. vlecht knoedeltje zelfst. naamw. vlecht knoed zelfst. naamw. vlecht kluwen zelfst. naamw. vlecht haarknot zelfst. naamw. vlechten ineenvlechten werkwoord vlechten haarvlechten zelfst. naamw. vlechten strengelen zelfst. naamw. vlechtsel vlechtwerk zelfst. naamw. vlechtwerk vlechtsel zelfst. naamw. vleesaftreksel bouillon overig. vleesbal gehaktbal overig. vleesboom poliep zelfst. naamw. vleesetend carnivoor overig. vleeseter carnivoor zelfst. naamw. vleeshaak haak zelfst. naamw. vleeshouwer slager zelfst. naamw. vleeshouwerij slagerszaak overig. vleeshouwerij slagerswink overig. vleeshouwerij slagerij overig. vleeskleur huidkleur zelfst. naamw. vleeskleur inkarnaat zelfst. naamw. vleeskleur incarnaat zelfst. naamw. vleeskleur hoogrokleur zelfst. naamw. vleesmes mes zelfst. naamw. vleesmes slagersmes zelfst. naamw. vleesmes slachtmes zelfst. naamw. vleespasteitje rissole zelfst. naamw. vleespâté pâté overig. vleespriem spies zelfst. naamw. vleeswaren beleg zelfst. naamw. vleeswording belichaming zelfst. naamw. vleeswording verpersoonlijking zelfst. naamw. vleet net zelfst. naamw. vleg schelm overig. vleg schavuit overig. vleg ondeugd overig. vleg kwajongen overig. vleg deugniet overig. vleg boefje overig. vleg beng overig. vleg proleet overig. vleg lomperd overig. vleg kink overig. vleg hork overig. vleg pumm overig. vleg lumm overig. vleg vlerk overig. vleg schoffie overig. vlegel kwajongen zelfst. naamw. vlegel lomperd zelfst. naamw. vlegel pummel zelfst. naamw. vlegel schoffie zelfst. naamw. vlegels bengels overig. vleien aanhalen werkwoord vleien flatteren werkwoord vleien flemen werkwoord vleien flikflooien werkwoord vleien liefkozen werkwoord vleien likken werkwoord vleien meepraten werkwoord vleien pluimstrijken werkwoord vleien streling zelfst. naamw. vleien vlemen werkwoord vleien kruipen werkwoord vleien liefkozing werkwoord vleien gestreel werkwoord vleien aaiing werkwoord vleien aai werkwoord vleiend flatteus bijv. naamw. vleiend strelend bijv. naamw. vleiend flatterend bijv. naamw. vleiend complimenteus bijv. naamw. vleiende verval overig. vleiende suikergoed overig. vleiende fooien overig. vleier mooiprater overig. vleier strooplikker overig. vleier wierookvatdrager overig. vleierig flatterend overig. vleierig lief overig. vleierij compliment zelfst. naamw. vleierij mooipraterij zelfst. naamw. vleierij mooidoenerij zelfst. naamw. vleiers mooipraters overig. vlek gehucht zelfst. naamw. vlek nop zelfst. naamw. vlek plek zelfst. naamw. vlek smet zelfst. naamw. vlek stip zelfst. naamw. vlek stippel zelfst. naamw. vlek veeg zelfst. naamw. vlek vlekje zelfst. naamw. vlek macula zelfst. naamw. vlek stipje zelfst. naamw. vlek spatje zelfst. naamw. vlek spat zelfst. naamw. vlek moesje zelfst. naamw. vlek sproet zelfst. naamw. vlek spikkel zelfst. naamw. vlek flecker zelfst. naamw. vlek bevlekken zelfst. naamw. vlek bespikkelen zelfst. naamw. vlek vuiplek zelfst. naamw. vlekje stip zelfst. naamw. vlekje vlek zelfst. naamw. vlekje stippel zelfst. naamw. vlekje stipje zelfst. naamw. vlekje spatje zelfst. naamw. vlekje spat zelfst. naamw. vlekje nop zelfst. naamw. vlekje moesje zelfst. naamw. vlekkeloos brandschoon bijv. naamw. vlekkeloos onbesmet bijv. naamw. vlekkeloos rein bijv. naamw. vlekkeloos smetteloos bijv. naamw. vlekkeloos feilloos bijv. naamw. vlekkeloos onschuldig bijv. naamw. vlekkeloos onbevlekt bijv. naamw. vlekkeloosheid reinheid zelfst. naamw. vlekkeloosheid zuiverheid zelfst. naamw. vlekken morsen werkwoord vlekken smetten werkwoord vlekken knoeien werkwoord vlekken kladden werkwoord vlekken bevlekken werkwoord vlekken afgeven werkwoord vlekkerig bevlekt bijv. naamw. vlekkerig vettig bijv. naamw. vlekkerig kwijlerig bijv. naamw. vlekkig bevlekt overig. vlemen vleien overig. vlemen kruipen overig. vlemen flikflooien overig. vlemen flatteren overig. vlerk schoffie zelfst. naamw. vlerk schoft zelfst. naamw. vlerk vlegel zelfst. naamw. vlerk vleugel zelfst. naamw. vlerk vleg zelfst. naamw. vlerk wiek zelfst. naamw. vlerkprauw outrigger overig. vlerkprauw dubbelboot overig. vlerkprauwen outriggers overig. vlerkprauwen dubbelboten overig. vlerkprauwen catamarans overig. vleselijk lichamelijk bijv. naamw. vleselijk lijfelijk bijv. naamw. vleselijkheid lichamelijkheid zelfst. naamw. vleugel klavier zelfst. naamw. vleugel vlerk zelfst. naamw. vleugel wiek zelfst. naamw. vleugelspeler spits zelfst. naamw. vleugelspeler rechtsbuiten zelfst. naamw. vleugelspeler linksbuiten zelfst. naamw. vleugelspeler flankspeler zelfst. naamw. vleugelspeler buitenspeler zelfst. naamw. vleugje glimp zelfst. naamw. vleugje sprankje zelfst. naamw. vleugje zweem zelfst. naamw. vleugje waas zelfst. naamw. vleugje snufje zelfst. naamw. vleugje schijntje zelfst. naamw. vleugje floers zelfst. naamw. vleugje flinter zelfst. naamw. vlieden stromen werkwoord vlieden vluchten werkwoord vlieden wegvluchten werkwoord vliedend stromend bijv. naamw. vliedend vloeiend bijv. naamw. vliedend vlot bijv. naamw. vliegbrevet vlieginsigne overig. vliegemepper vliegenmepper zelfst. naamw. vliegen fladderen werkwoord vliegen scheren werkwoord vliegen schieten werkwoord vliegen snellen werkwoord vliegen stuiven werkwoord vliegen suizen werkwoord vliegen spoeden werkwoord vliegen opschieten werkwoord vliegen jakkeren werkwoord vliegen jagen werkwoord vliegen jachten werkwoord vliegen ijlen werkwoord vliegen luchtverkeer werkwoord vliegen luchtvaart werkwoord vliegen reppen werkwoord vliegend zwevend bijv. naamw. vliegenier piloot zelfst. naamw. vliegenier vlieger zelfst. naamw. vliegenmepper vliegemepper zelfst. naamw. vlieger piloot zelfst. naamw. vlieger vliegenier zelfst. naamw. vliegers piloten zelfst. naamw. vlieghaven vliegveld overig. vlieghaven luchthaven overig. vlieginsigne vliegbrevet overig. vliegmachine machine zelfst. naamw. vliegmachine vliegtuig zelfst. naamw. vliegmachine toestel zelfst. naamw. vliegreis vliegtocht zelfst. naamw. vliegreis vlucht zelfst. naamw. vliegreisje vliegtochtje overig. vliegreisje vliegtocht overig. vliegroute vluchtroute zelfst. naamw. vliegtocht vliegreis zelfst. naamw. vliegtocht vlucht zelfst. naamw. vliegtocht vliegtochtje zelfst. naamw. vliegtocht vliegreisje zelfst. naamw. vliegtochtje vliegtocht overig. vliegtochtje vliegreisje overig. vliegtuig machine zelfst. naamw. vliegtuig vliegmachine zelfst. naamw. vliegtuig toestel zelfst. naamw. vliegtuigkapitein captain zelfst. naamw. vliegtuigkapitein gezagvoerder zelfst. naamw. vliegtuigkapitein gezagvoer zelfst. naamw. vliegtuigromp casco zelfst. naamw. vliegveld luchthaven zelfst. naamw. vliegveld vlieghaven zelfst. naamw. vliegverbinding luchtverbinding zelfst. naamw. vlier vlierstruik overig. vliering zolder zelfst. naamw. vliering zol zelfst. naamw. vlieringen zolders overig. vlierstruik vlier overig. vlies laag zelfst. naamw. vlies membraan zelfst. naamw. vlies velletje zelfst. naamw. vlies vel zelfst. naamw. vliesje vel zelfst. naamw. vliet beek zelfst. naamw. vlijmend scherp overig. vlijmend snijdend overig. vlijmend vinnig overig. vlijmend snibbig overig. vlijmend pinnig overig. vlijmend hanig overig. vlijmend fel overig. vlijmend vlijmscherp overig. vlijmscherp messcherp bijv. naamw. vlijmscherp scherp bijv. naamw. vlijmscherp vlijmend bijv. naamw. vlijt arbeidzaamheid zelfst. naamw. vlijt ijver zelfst. naamw. vlijt ijverigheid zelfst. naamw. vlijt nijverheid zelfst. naamw. vlijt werklust zelfst. naamw. vlijt werkzaamheid zelfst. naamw. vlijt vlijtigheid zelfst. naamw. vlijt noestigheid zelfst. naamw. vlijt naarstigheid zelfst. naamw. vlijtig arbeidzaam bijv. naamw. vlijtig ijverig bijv. naamw. vlijtig werkzaam bijv. naamw. vlijtig nijver bijv. naamw. vlijtig naarstig bijv. naamw. vlijtigheid werkzaamheid zelfst. naamw. vlijtigheid werklust zelfst. naamw. vlijtigheid vlijt zelfst. naamw. vlijtigheid noestigheid zelfst. naamw. vlijtigheid nijverheid zelfst. naamw. vlijtigheid naarstigheid zelfst. naamw. vlijtigheid ijverigheid zelfst. naamw. vlijtigheid ijver zelfst. naamw. vlinderdas vlinderdasje zelfst. naamw. vlinderdas vlinderstrikje zelfst. naamw. vlinderdas strikje zelfst. naamw. vlinderdas pinkelhoutje zelfst. naamw. vlinderdasje strikje zelfst. naamw. vlinderdasje vlinderdas zelfst. naamw. vlinderdasje vlinderstrikje zelfst. naamw. vlinderdasje pinkelhoutje zelfst. naamw. vlinderslag zwemslag zelfst. naamw. vlinderstrikje vlinderdasje overig. vlinderstrikje vlinderdas overig. vlinderstrikje strikje overig. vlinderstrikje pinkelhoutje overig. vlindertje mot zelfst. naamw. vloed hoogwater zelfst. naamw. vloed stroom zelfst. naamw. vloed toevloed zelfst. naamw. vloed toeloop zelfst. naamw. vloedgolf golf zelfst. naamw. vloeibaar dun bijv. naamw. vloeibaar liquide bijv. naamw. vloeiblokken kladders overig. vloeien gutsen werkwoord vloeien lopen werkwoord vloeien stromen werkwoord vloeiend vliedend bijv. naamw. vloeiend geleidelijk bijv. naamw. vloeiend vlot bijv. naamw. vloeiend stromend bijv. naamw. vloeistof nat zelfst. naamw. vloeistof sap zelfst. naamw. vloeistof vocht zelfst. naamw. vloeistof liquor zelfst. naamw. vloek bezoeking zelfst. naamw. vloek krachtterm zelfst. naamw. vloek verwensing zelfst. naamw. vloek doem zelfst. naamw. vloek beheksen zelfst. naamw. vloek vervloeking zelfst. naamw. vloek vertikking zelfst. naamw. vloek banvloek zelfst. naamw. vloeken foeteren werkwoord vloer grond zelfst. naamw. vloerbedekking tapijt zelfst. naamw. vloerbedekking tapijtje zelfst. naamw. vloeren neerslaan werkwoord vloeren onderuithalen werkwoord vloeren tackelen werkwoord vloeren omslaan werkwoord vloerkleed karpet zelfst. naamw. vloerkleed kleed zelfst. naamw. vloerkleed mat zelfst. naamw. vloerkleed tapijt zelfst. naamw. vloermat mat zelfst. naamw. vloeroppervlak vloeroppervlakte zelfst. naamw. vloeroppervlak vloerruimte zelfst. naamw. vloeroppervlakte vloeroppervlak zelfst. naamw. vloeroppervlakte vloerruimte zelfst. naamw. vloerruimte vloeroppervlakte overig. vloerruimte vloeroppervlak overig. vloerzeil zeil zelfst. naamw. vlok pluis zelfst. naamw. vlok dotje zelfst. naamw. vlokken pluizen werkwoord vlokkig wollig overig. vlonder plankier zelfst. naamw. vlooien luizen werkwoord vlooienmarkt luizenmarkt zelfst. naamw. vlooienmarkt rommelmarkt zelfst. naamw. vloot marine zelfst. naamw. vloot zeemacht zelfst. naamw. vloot zeevloot zelfst. naamw. vlooteskader smaldeel overig. vlooteskader eskader overig. vlos vloszijde overig. vloszijde vlos overig. vlot flitsend bijv. naamw. vlot grifweg bijv. naamw. vlot guitig bijv. naamw. vlot hip bijv. naamw. vlot trendy bijv. naamw. vlot vliedend bijv. naamw. vlot vlug bijv. naamw. vlot houtvlot zelfst. naamw. vlot vaartuig zelfst. naamw. vlot gauw zelfst. naamw. vlot gemakkelijk zelfst. naamw. vlot goed zelfst. naamw. vlot soepel zelfst. naamw. vlot oppervlakkig bijv. naamw. vlot meegaand bijv. naamw. vlot handig bijv. naamw. vlot aardig bijv. naamw. vlot grif bijv. naamw. vlot snel bijv. naamw. vlot rap bijv. naamw. vlot modieus bijv. naamw. vlot vloeiend bijv. naamw. vlot stromend bijv. naamw. vlotheid gemak zelfst. naamw. vlotheid losheid zelfst. naamw. vlotheid vlugheid zelfst. naamw. vlotheid vaart zelfst. naamw. vlotheid tempo zelfst. naamw. vlotheid snelheid zelfst. naamw. vlotheid schielijkheid zelfst. naamw. vlotheid rapiditeit zelfst. naamw. vlotheid rapheid zelfst. naamw. vlotheid gezwindheid zelfst. naamw. vlotten goed lopen werkwoord vlottend drijvend bijv. naamw. vlotter hevel zelfst. naamw. vlotter houtvlotter zelfst. naamw. vlotter hev zelfst. naamw. vlotter zwemmer zelfst. naamw. vlotter drijver zelfst. naamw. vlotter dobber zelfst. naamw. vlucht bloei zelfst. naamw. vlucht chartervlucht zelfst. naamw. vlucht ontsnapping zelfst. naamw. vlucht vliegtocht zelfst. naamw. vlucht troep zelfst. naamw. vlucht stel zelfst. naamw. vlucht set zelfst. naamw. vlucht school zelfst. naamw. vlucht schare zelfst. naamw. vlucht kudde zelfst. naamw. vlucht hoop zelfst. naamw. vlucht groep zelfst. naamw. vlucht drift zelfst. naamw. vlucht vliegreis zelfst. naamw. vlucht wegvliegen zelfst. naamw. vluchteling asielzoeker zelfst. naamw. vluchteling ontsnapte zelfst. naamw. vluchteling refugié zelfst. naamw. vluchteling uitgewekene zelfst. naamw. vluchtelingenkamp asiel zelfst. naamw. vluchtelingenkamp vrijplaats zelfst. naamw. vluchten ervandoor gaan werkwoord vluchten ontvluchten werkwoord vluchten vlieden werkwoord vluchten wegvluchten werkwoord vluchten uitwijken werkwoord vluchten ontsnappen werkwoord vluchten ontkomen werkwoord vluchten wegrennen werkwoord vluchten weglopen werkwoord vluchten wegkomen werkwoord vluchten ontglippen werkwoord vluchthaven toevluchthaven zelfst. naamw. vluchthaven wijkplaats zelfst. naamw. vluchthaven vluchtoord zelfst. naamw. vluchthaven verbergplaats zelfst. naamw. vluchthaven uitwijkplaats zelfst. naamw. vluchthaven toevluchtsoord zelfst. naamw. vluchthaven haven zelfst. naamw. vluchthaven asiel zelfst. naamw. vluchtig kortstondig bijv. naamw. vluchtig terloops bijv. naamw. vluchtig vergankelijk bijv. naamw. vluchtig even bijv. naamw. vluchtig haastig bijv. naamw. vluchtig losjes bijv. naamw. vluchtig oppervlakkig bijv. naamw. vluchtigheid vergankelijkheid zelfst. naamw. vluchtoord wijkplaats overig. vluchtoord vluchthaven overig. vluchtoord verbergplaats overig. vluchtoord uitwijkplaats overig. vluchtoord toevluchtsoord overig. vluchtoord toevluchthaven overig. vluchtoord haven overig. vluchtoord asiel overig. vluchtroute vliegroute zelfst. naamw. vluchtstrook pechstrook zelfst. naamw. vluchtstrook berm zelfst. naamw. vluchtweg ontsnappingsroute zelfst. naamw. vlug bijdehand bijv. naamw. vlug rap bijv. naamw. vlug vlot bijv. naamw. vlug binnenkort bijv. naamw. vlug snel bijv. naamw. vlug schielijk bijv. naamw. vlug hard bijv. naamw. vlug gauw bijv. naamw. vlug haastig bijv. naamw. vlug handig bijv. naamw. vlug behendig bijv. naamw. vluggertje tussendoortje zelfst. naamw. vlugheid gezwindheid zelfst. naamw. vlugheid rapheid zelfst. naamw. vlugheid snelheid zelfst. naamw. vlugheid tempo zelfst. naamw. vlugheid vaart zelfst. naamw. vlugheid vaardigheid zelfst. naamw. vlugheid slag zelfst. naamw. vlugheid handigheid zelfst. naamw. vlugheid bedrevenheid zelfst. naamw. vlugheid spoed zelfst. naamw. vlugheid vlotheid zelfst. naamw. vlugheid schielijkheid zelfst. naamw. vlugheid rapiditeit zelfst. naamw. vlugheid versnelgang zelfst. naamw. vlugheid stroomversnelling zelfst. naamw. vlugschrift brochure zelfst. naamw. vlugschrift pamflet zelfst. naamw. vlugschrift strooibiljet zelfst. naamw. vocaal klinker zelfst. naamw. vocabulair woordenschat overig. vocabulaire woordenlijst zelfst. naamw. vocabulaire woordenschat zelfst. naamw. vocalen klinkers overig. vocalist zanger zelfst. naamw. vocaliste zangeres zelfst. naamw. vocatie roeping overig. vocht sap zelfst. naamw. vocht uitslag zelfst. naamw. vocht vloeistof zelfst. naamw. vocht vochtigheid zelfst. naamw. vocht nat zelfst. naamw. vocht nattigheid zelfst. naamw. vochtafvoering drainage zelfst. naamw. vochtafzetting infiltratie zelfst. naamw. vochtig humide bijv. naamw. vochtig klam bijv. naamw. vochtig dauwachtig bijv. naamw. vochtig nat bijv. naamw. vochtigheid natheid zelfst. naamw. vochtigheid nattigheid zelfst. naamw. vochtigheid vocht zelfst. naamw. vochtigheid humiditeit zelfst. naamw. vochtigheidsgehalte humiditeit overig. vochttoediening perfusie zelfst. naamw. vochtuitstorting extravasatie zelfst. naamw. vochtwerend waterafstotend overig. vod flard zelfst. naamw. vod homp zelfst. naamw. vod lap zelfst. naamw. vod lor zelfst. naamw. vod vodje zelfst. naamw. vod prul zelfst. naamw. vod twist zelfst. naamw. vod ruzie zelfst. naamw. vod onmin zelfst. naamw. vod vaatdoek zelfst. naamw. vod strowis zelfst. naamw. vod stofdoek zelfst. naamw. vod plumeau zelfst. naamw. vod bosje zelfst. naamw. vodden lompen zelfst. naamw. vodden vodjes zelfst. naamw. vodden lorren zelfst. naamw. voddenboer voddenman overig. voddenboer voddenhandelaar overig. voddenboer uitdrager overig. voddenboer lompenhandelaar overig. voddengoed vullis overig. voddengoed vuilnis overig. voddengoed romm overig. voddengoed huisvuil overig. voddengoed huisafval overig. voddengoed grofvuil overig. voddengoed drek overig. voddengoed afval overig. voddenhandel voddenkraam overig. voddenhandelaar voddenman overig. voddenhandelaar voddenboer overig. voddenhandelaar uitdrager overig. voddenhandelaar lompenhandelaar overig. voddenkraam voddenhandel overig. voddenman voddenboer overig. voddenman voddenhandelaar overig. voddenman uitdrager overig. voddenman lompenhandelaar overig. vodderig vies overig. vodderig slonzig overig. voddig lorrig bijv. naamw. voddig morsig bijv. naamw. voddig prullig bijv. naamw. voddig schunnig bijv. naamw. voddig vunzig bijv. naamw. voddig viezig bijv. naamw. voddig slonzig bijv. naamw. voddig slodderig bijv. naamw. voddig ranzig bijv. naamw. voddig haveloos bijv. naamw. voddig vuil bijv. naamw. voddig vies bijv. naamw. voddig smerig bijv. naamw. voddig slordig bijv. naamw. vodje vod zelfst. naamw. vodje prul zelfst. naamw. vodje lor zelfst. naamw. vodje lap zelfst. naamw. vodje homp zelfst. naamw. vodje flard zelfst. naamw. vodjes vodden overig. vodjes lorren overig. vodjes lompen overig. voeden zogen werkwoord voeden voeren werkwoord voeden voedsgeven werkwoord voeden voederen werkwoord voeden spijzigen werkwoord voedend voedzaam overig. voeder toevoermechanisme zelfst. naamw. voeder veevoer zelfst. naamw. voeder voer zelfst. naamw. voederen voeren werkwoord voederen voeden werkwoord voederen spijzigen werkwoord voedering voering zelfst. naamw. voederkrib voedertrog overig. voederkrib trog overig. voedertrog trog zelfst. naamw. voedertrog voederkrib zelfst. naamw. voederzak voerzak overig. voederzak haverzak overig. voeding elektriciteit zelfst. naamw. voeding eten zelfst. naamw. voeding proviand zelfst. naamw. voeding spijs zelfst. naamw. voeding spijziging zelfst. naamw. voeding voedsel zelfst. naamw. voeding eetwaren zelfst. naamw. voeding onderhoud zelfst. naamw. voeding kost zelfst. naamw. voedingsdeskundige voedseldeskundige overig. voedingsgewoonten eetgewoonten zelfst. naamw. voedingsleer bromatologie overig. voedingsmiddelen levensmiddelen zelfst. naamw. voedingsmiddelen voedsel zelfst. naamw. voedingsstof nutriënt zelfst. naamw. voedingsstoornis dystrofie zelfst. naamw. voedingswaarhebben voeren overig. voedingswaarhebben voedzaamheid overig. voedsel eten zelfst. naamw. voedsel kost zelfst. naamw. voedsel leeftocht zelfst. naamw. voedsel mondvoorraad zelfst. naamw. voedsel onderhoud zelfst. naamw. voedsel onderhoudsgeld zelfst. naamw. voedsel proviand zelfst. naamw. voedsel spijziging zelfst. naamw. voedsel voeding zelfst. naamw. voedsel voedingsmiddelen zelfst. naamw. voedsel spijs zelfst. naamw. voedsel eetwaren zelfst. naamw. voedsel onderhouden zelfst. naamw. voedseldeskundige voedingsdeskundige overig. voedsgeven voeden overig. voedster min zelfst. naamw. voedzaam krachtig bijv. naamw. voedzaam voedend bijv. naamw. voedzaamheid voeren zelfst. naamw. voedzaamheid voedingswaarhebben zelfst. naamw. voeg las zelfst. naamw. voeg naad zelfst. naamw. voegen passen werkwoord voegen scharen werkwoord voegen schikken werkwoord voegen uitkomen werkwoord voegen horen werkwoord voegen betamen werkwoord voegen behoren werkwoord voeger metselaar zelfst. naamw. voegster metselaarster overig. voegwerk metselwerk zelfst. naamw. voegwoord koppelwoord zelfst. naamw. voegwoord conjunctie zelfst. naamw. voegwoorden koppelwoorden overig. voel aanraken werkwoord voel bespeuren werkwoord voel betasten werkwoord voel invoelen werkwoord voel ondervinden werkwoord voel waarnemen werkwoord voel afvoelen zelfst. naamw. voelbaar tastbaar bijv. naamw. voelbaar waarneembaar bijv. naamw. voelbaar aanmerkelijk bijv. naamw. voelbaar stoffelijk bijv. naamw. voelbaar konkreet bijv. naamw. voelbaar grijpbaar bijv. naamw. voelbaar duidelijk bijv. naamw. voelbaar concreet bijv. naamw. voelbaar aanraakbaar bijv. naamw. voelbaar zichtbaar bijv. naamw. voelbaar merkbaar bijv. naamw. voelbaar hoorbaar bijv. naamw. voelbaar herkenbaar bijv. naamw. voelbaar bemerkbaar bijv. naamw. voelde aanraken werkwoord voelde bespeuren werkwoord voelde betasten werkwoord voelde invoelen werkwoord voelde ondervinden werkwoord voelde waarnemen werkwoord voelde afvoelen zelfst. naamw. voelen aanraken werkwoord voelen aanvoelen werkwoord voelen bespeuren werkwoord voelen betasten werkwoord voelen genegen zijn werkwoord voelen gewaarworden werkwoord voelen invoelen werkwoord voelen merken werkwoord voelen ondervinden werkwoord voelen waarnemen werkwoord voelen afvoelen zelfst. naamw. voelen tasten werkwoord voelen aftasten werkwoord voelen bevoelen werkwoord voelen meeleven werkwoord voelen inleven werkwoord voelen ervaren werkwoord voelen beleven werkwoord voelen gevoelen werkwoord voelen zien werkwoord voelen signaleren werkwoord voelen observeren werkwoord voelen horen werkwoord voelen gadeslaan werkwoord voelen bekijken werkwoord voelen ontwaren werkwoord voelen bemerken werkwoord voelhoren voelspriet overig. voelhoren spriet overig. voelhoren antenne overig. voeling contact zelfst. naamw. voelspriet antenne zelfst. naamw. voelspriet ra zelfst. naamw. voelspriet voelhoren zelfst. naamw. voelspriet spriet zelfst. naamw. voer veevoer zelfst. naamw. voer voeder zelfst. naamw. voeren houden werkwoord voeren leiden werkwoord voeren leiden tot werkwoord voeren mesten werkwoord voeren plagen werkwoord voeren voeden werkwoord voeren meevoeren werkwoord voeren begeleiden werkwoord voeren vervoeren werkwoord voeren transporteren werkwoord voeren overbrengen werkwoord voeren voederen werkwoord voeren spijzigen werkwoord voeren voedzaamheid werkwoord voeren voedingswaarhebben werkwoord voering binnenbekleding zelfst. naamw. voering voedering zelfst. naamw. voerman wagenmenner overig. voerman koetsier overig. voerman drijver overig. voerman vrachtwagenchauffeur overig. voerman vrachtrij overig. voertuig locomotief zelfst. naamw. voertuig vehikel zelfst. naamw. voertuig wagen zelfst. naamw. voertuig rijtuig zelfst. naamw. voertuig kar zelfst. naamw. voerzak voederzak overig. voerzak haverzak overig. voet basis zelfst. naamw. voet onderstel zelfst. naamw. voet poot zelfst. naamw. voet voetbeen zelfst. naamw. voet staan zelfst. naamw. voetang voetijzer overig. voetbal bal zelfst. naamw. voetbal voetbalspel zelfst. naamw. voetbalclub voetbalvereniging zelfst. naamw. voetbalelftal elftal zelfst. naamw. voetballer voetbalspeler zelfst. naamw. voetbalpool pool zelfst. naamw. voetbalpool toto zelfst. naamw. voetbalpool voetbaltoto zelfst. naamw. voetbalspel voetbal zelfst. naamw. voetbalspel voetbalwedstrijd zelfst. naamw. voetbalspel partij zelfst. naamw. voetbalspeler voetballer zelfst. naamw. voetbaltoto voetbalpool zelfst. naamw. voetbalvereniging voetbalclub zelfst. naamw. voetbalwedstrijd partij zelfst. naamw. voetbalwedstrijd voetbalspel zelfst. naamw. voetbeen voet zelfst. naamw. voetbeugel stijgbeug overig. voetbeugel beug overig. voetbeweging trap overig. voetbeweging schop overig. voeten straatklauwen overig. voetenbankje krukje overig. voetensteun voetsteun zelfst. naamw. voetenwarmer stoof zelfst. naamw. voetenwarmer kruik overig. voetganger weggebruiker zelfst. naamw. voetgangersgebied promenade zelfst. naamw. voetgangersoversteekplaats zebrapad overig. voetgangersoversteekplaats oversteekplaats overig. voetgangersoversteekplaats oversteek overig. voetgangerstunn tunn overig. voetgangerstunn onderdoorgang overig. voetgangerstunnel tunnel zelfst. naamw. voetgewricht enkel zelfst. naamw. voetgewricht enk zelfst. naamw. voetijzer voetang overig. voetlicht schijnwerper zelfst. naamw. voetnoot annotatie overig. voetpad stoep zelfst. naamw. voetpad trottoir zelfst. naamw. voetpunt nadir zelfst. naamw. voetreis voettocht overig. voetreiziger wandelaar overig. voetreiziger trekker overig. voetspoor spoor zelfst. naamw. voetspoor stap zelfst. naamw. voetstap schrede zelfst. naamw. voetstappen passen zelfst. naamw. voetstappen schreden zelfst. naamw. voetstappen stappen zelfst. naamw. voetstappen treden zelfst. naamw. voetsteun voetensteun zelfst. naamw. voetstoots blindelings overig. voetstuk fundatie zelfst. naamw. voetstuk sokkel zelfst. naamw. voetstuk standaard zelfst. naamw. voetstuk statief zelfst. naamw. voetstuk zuilvoet zelfst. naamw. voetstuk sokk zelfst. naamw. voettocht wandeltocht zelfst. naamw. voettocht voetreis zelfst. naamw. voetval knieval zelfst. naamw. voetval knieling overig. voetveeg pispaal zelfst. naamw. voetvolk infanterie zelfst. naamw. voetwreef wreef zelfst. naamw. vogel gast zelfst. naamw. vogel klant zelfst. naamw. vogel knakker zelfst. naamw. vogelaar vogelwachter overig. vogelbek snavel zelfst. naamw. vogelbek snav zelfst. naamw. vogelbekken snavels overig. vogelbekken klepels overig. vogelen neuken werkwoord vogelhuis vogelhuisje zelfst. naamw. vogelhuis volière zelfst. naamw. vogelhuisje vogelhuis zelfst. naamw. vogelhuisje volière zelfst. naamw. vogelkooi kooi zelfst. naamw. vogelkooitje kooitje overig. vogels gevogelte zelfst. naamw. vogelwachter vogelaar overig. vogelzaad zaad zelfst. naamw. voila alstublieft Overig. voile sluier zelfst. naamw. vol afgeladen bijv. naamw. vol bol bijv. naamw. vol compleet bijv. naamw. vol gevuld bijv. naamw. vol verzadigd bijv. naamw. vol volgegeten bijv. naamw. vol volledig bijv. naamw. vol oververzadigd bijv. naamw. vol op de aanval vabank overig. volant strook zelfst. naamw. volatiel turbulent bijv. naamw. volbloedigheid heetbloedigheid zelfst. naamw. volbracht af bijv. naamw. volbracht gedaan bijv. naamw. volbracht gereed bijv. naamw. volbracht klaar bijv. naamw. volbracht beëindigd bijv. naamw. volbrengen slagen werkwoord volbrengen voltooien werkwoord volbrengen tenuitvoerlegging zelfst. naamw. volbrengen volmaken werkwoord volbrengen klaarmaken werkwoord volbrengen klaarkrijgen werkwoord volbrengen completeren werkwoord volbrengen beëindigen werkwoord volbrengen afwerken werkwoord volbrengen afronden werkwoord volbrengen afmaken werkwoord volbrengen afkrijgen werkwoord volbrengen voltrekking werkwoord volbrengen uitvoering werkwoord volbrengen uitvoeren werkwoord volbrengen executie werkwoord volbrenging voltooiing zelfst. naamw. volbrenging vaardigheid zelfst. naamw. volbrenging talent zelfst. naamw. volbrenging prestatie zelfst. naamw. voldaan bevredigd bijv. naamw. voldaan content bijv. naamw. voldaan genoeg bijv. naamw. voldaan tevreden bijv. naamw. voldaan vergenoegd bijv. naamw. voldaan verzadigd bijv. naamw. voldaan gelukkig bijv. naamw. voldaanheid trots zelfst. naamw. voldoen afrekenen werkwoord voldoen beantwoorden werkwoord voldoen betalen werkwoord voldoen vereffenen werkwoord voldoen volstaan werkwoord voldoen uitkeren werkwoord voldoen uitbetalen werkwoord voldoen storten werkwoord voldoen dokken werkwoord voldoen voldoenzijn werkwoord voldoen toereiken werkwoord voldoende afdoend bijv. naamw. voldoende toereikend bijv. naamw. voldoende adequaat bijv. naamw. voldoende behoorlijk bijv. naamw. voldoende genoeg bijv. naamw. voldoende genoegzaam bijv. naamw. voldoende zat bijv. naamw. voldoende sufficiënt bijv. naamw. voldoende bevredigend bijv. naamw. voldoening genoegen zelfst. naamw. voldoening goedkeuring zelfst. naamw. voldoening satisfactie zelfst. naamw. voldoening bevrediging zelfst. naamw. voldoenzijn volstaan overig. voldoenzijn voldoen overig. voldoenzijn toereiken overig. voldoet betalen werkwoord voldoet vereffenen werkwoord voldoet volstaan werkwoord voldongen beslist bijv. naamw. voldragen rijp bijv. naamw. voldragen uitdragen bijv. naamw. voleinden eindigen werkwoord voleindigen volbrengen werkwoord voleinding voltooiing zelfst. naamw. voleinding volmaaktheid overig. voleten volvreten overig. voleten volstoppen overig. voleten volschransen overig. voleten volproppen overig. volgeboekt uitverkocht bijv. naamw. volgegeten verzadigd bijv. naamw. volgegeten vol bijv. naamw. volgehouden uitgehouden overig. volgeling aanhanger zelfst. naamw. volgeling dicipel zelfst. naamw. volgeling discipel zelfst. naamw. volgeling leerling zelfst. naamw. volgeling paladijn zelfst. naamw. volgeling schaap zelfst. naamw. volgeling volger zelfst. naamw. volgeling zoon zelfst. naamw. volgeling navolger zelfst. naamw. volgeling discip zelfst. naamw. volgelingen aanhang zelfst. naamw. volgelingen discipelen zelfst. naamw. volgen achternagaan werkwoord volgen achternalopen werkwoord volgen achtervolgen werkwoord volgen begrijpen werkwoord volgen bijhouden werkwoord volgen imiteren werkwoord volgen opvolgen werkwoord volgen vergezellen werkwoord volgen voortkomen werkwoord volgen nazitten werkwoord volgen achternazitten werkwoord volgen meelopen werkwoord volgen meegaan werkwoord volgen geleiden werkwoord volgen escorteren werkwoord volgen chaperonneren werkwoord volgen begeleiden werkwoord volgen navolgen werkwoord volgen voortvloeien werkwoord volgen voortspruiten werkwoord volgen uitkomen werkwoord volgen resulteren werkwoord volgen nalopen werkwoord volgen bijwonen werkwoord volgend eerstkomend bijv. naamw. volgend nieuw bijv. naamw. volgende navolgend bijv. naamw. volgende onderstaande bijv. naamw. volgens naar overig. volgens overeenkomstig overig. volgens langs overig. volgens ingevolge overig. volgens blijkens overig. volgepakt propvol bijv. naamw. volgepakt vol bijv. naamw. volger volgeling zelfst. naamw. volger navolger zelfst. naamw. volger discip zelfst. naamw. volger aanhanger zelfst. naamw. volgers supporters zelfst. naamw. volgers fans zelfst. naamw. volgers aanhang zelfst. naamw. volgestopt opgevuld bijv. naamw. volgieten vullen werkwoord volgieten volgooien werkwoord volgnummer nummer zelfst. naamw. volgooien plempen werkwoord volgooien vullen werkwoord volgooien volgieten werkwoord volgorde rangorde zelfst. naamw. volgorde rij zelfst. naamw. volgorde rang zelfst. naamw. volgorde hiërarchie zelfst. naamw. volgroeid rijp bijv. naamw. volgroeid volwassen bijv. naamw. volgroeid uitgegroeid bijv. naamw. volgstoet stoet overig. volgstoet geleide overig. volgstoet escorte overig. volgt achternalopen werkwoord volgt achtervolgen werkwoord volgt opvolgen werkwoord volgt vergezellen werkwoord volgtrein achterhoede overig. volgzaam braaf bijv. naamw. volgzaam dienstbaar bijv. naamw. volgzaam gedienstig bijv. naamw. volgzaam gehoorzaam bijv. naamw. volgzaam gezeglijk bijv. naamw. volgzaam mak bijv. naamw. volgzaam meegaand bijv. naamw. volgzaam gedwee bijv. naamw. volgzaam gewillig bijv. naamw. volgzaam onderworpen bijv. naamw. volgzaam slaafs bijv. naamw. volgzaam leerzaam bijv. naamw. volgzaamheid meegaandheid zelfst. naamw. volharden aanhouden werkwoord volharden doorgaan werkwoord volharden doorzetten werkwoord volharden persevereren werkwoord volharden persisteren werkwoord volharden standhouden werkwoord volharden vasthouden werkwoord volharden volhouden werkwoord volharden doorbijten werkwoord volharden persisteren overig. volhardend onwrikbaar bijv. naamw. volhardend vasthoudend bijv. naamw. volhardend standvastig bijv. naamw. volhardend pal bijv. naamw. volhardend onwankelbaar bijv. naamw. volhardendheid volharding zelfst. naamw. volhardendheid vasthoudendheid zelfst. naamw. volhardendheid uithouding zelfst. naamw. volhardendheid taaiheid zelfst. naamw. volhardendheid aanhouden zelfst. naamw. volharding taaiheid zelfst. naamw. volharding uithouding zelfst. naamw. volharding vasthoudendheid zelfst. naamw. volharding volhardendheid zelfst. naamw. volhouden aanhouden werkwoord volhouden beweren werkwoord volhouden doorzetten werkwoord volhouden harden werkwoord volhouden houden werkwoord volhouden persevereren werkwoord volhouden persisteren werkwoord volhouden uithouden werkwoord volhouden volharden werkwoord volhouden doorbijten werkwoord volhouden verduren werkwoord volhouden verdragen werkwoord volhouden uitzingen werkwoord volhouden dulden werkwoord volhouden dragen werkwoord volhouden doorstaan werkwoord volhouden standhouden werkwoord volhouden doorgaan werkwoord volière vogelhuis zelfst. naamw. volière vogelhuisje zelfst. naamw. volk massa zelfst. naamw. volk mens zelfst. naamw. volk natie zelfst. naamw. volk publiek zelfst. naamw. volk stam zelfst. naamw. volken naties zelfst. naamw. volkenkunde antropologie zelfst. naamw. volkenkundige etnoloog overig. volkenmoord volkerenmoord overig. volkenmoord genoci overig. volkerenmoord volkenmoord overig. volkerenmoord genoci overig. volkje slag zelfst. naamw. volkomen algeheel bijv. naamw. volkomen grondig bijv. naamw. volkomen perfect bijv. naamw. volkomen radicaal bijv. naamw. volkomen absoluut bijv. naamw. volkomen alleszins bijv. naamw. volkomen diep bijv. naamw. volkomen finaal bijv. naamw. volkomen geheel bijv. naamw. volkomen glad bijv. naamw. volkomen heel bijv. naamw. volkomen helemaal bijv. naamw. volkomen lijnrecht bijv. naamw. volkomen totaal bijv. naamw. volkomen diepgravend bijv. naamw. volkomen diepgaand bijv. naamw. volkomen degelijk bijv. naamw. volkomen radikaal bijv. naamw. volkomen volslagen bijv. naamw. volkomen volledig bijv. naamw. volkomen kompleet bijv. naamw. volkomen compleet bijv. naamw. volkomenheid voltalligheid zelfst. naamw. volkomenheid volledigheid zelfst. naamw. volkomenheid totaliteit zelfst. naamw. volkomenheid totaal zelfst. naamw. volkomenheid gezamenlijkheid zelfst. naamw. volkomenheid geheel zelfst. naamw. volkomenheid eenheid zelfst. naamw. volkomenheid alles zelfst. naamw. volkomenheid volmaaktheid zelfst. naamw. volkomenheid perfectie zelfst. naamw. volks gemeen bijv. naamw. volks plat bijv. naamw. volks plebejisch bijv. naamw. volks triviaal bijv. naamw. volks nationaal bijv. naamw. volksdichter bard zelfst. naamw. volksfeest festival zelfst. naamw. volksgebruik folklore zelfst. naamw. volksgroepering zuil zelfst. naamw. volkshuishouding staathuishoudkun overig. volkshuishouding economie overig. volksleider demagoog zelfst. naamw. volksmisleiding demagogie zelfst. naamw. volksoproer vuistgevecht overig. volksoproer rel overig. volksoproer opstootje overig. volksoproer opstand overig. volksoproer oproer overig. volksraadpleging volksstemming zelfst. naamw. volksraadpleging referendum overig. volksstam stam zelfst. naamw. volksstammen stammen zelfst. naamw. volksstemming referendum zelfst. naamw. volksstemming volksraadpleging zelfst. naamw. volkstaal patois zelfst. naamw. volkstaal landstaal zelfst. naamw. volkstuin groentetuin overig. volkstuinen volkstuintjes overig. volkstuintjes volkstuinen overig. Volksvertegenwoordiging Parlement overig. volksziekte epidemie zelfst. naamw. volledig algeheel bijv. naamw. volledig compleet bijv. naamw. volledig fulltime bijv. naamw. volledig helemaal bijv. naamw. volledig integraal bijv. naamw. volledig totaal bijv. naamw. volledig perfect bijv. naamw. volledig volslagen bijv. naamw. volledig volkomen bijv. naamw. volledig kompleet bijv. naamw. volledig vol bijv. naamw. volledig exhaustief overig. volledigheid compleetheid zelfst. naamw. volledigheid voltalligheid zelfst. naamw. volledigheid volkomenheid zelfst. naamw. volledigheid totaliteit zelfst. naamw. volledigheid totaal zelfst. naamw. volledigheid gezamenlijkheid zelfst. naamw. volledigheid geheel zelfst. naamw. volledigheid eenheid zelfst. naamw. volledigheid alles zelfst. naamw. volledigheid uitputtendheid zelfst. naamw. volleerd bekwaam bijv. naamw. volleybal volleybalspel zelfst. naamw. volleybalspel volleybal zelfst. naamw. volmaakt af bijv. naamw. volmaakt ideaal bijv. naamw. volmaakt patent bijv. naamw. volmaakt perfect bijv. naamw. volmaakt uitmuntend bijv. naamw. volmaakt uitstekend bijv. naamw. volmaakt voortreffelijk bijv. naamw. volmaakt onberispelijk bijv. naamw. volmaakt foutloos bijv. naamw. volmaaktheid voltooiing zelfst. naamw. volmaaktheid voleinding zelfst. naamw. volmaaktheid volkomenheid zelfst. naamw. volmaaktheid perfectie zelfst. naamw. volmacht lastgeving zelfst. naamw. volmacht licentie zelfst. naamw. volmacht machtiging zelfst. naamw. volmacht mandaat zelfst. naamw. volmacht toestemming zelfst. naamw. volmacht fiat zelfst. naamw. volmacht autorisatie zelfst. naamw. volmacht vergunning zelfst. naamw. volmacht procuratie zelfst. naamw. volmacht afvaardiging zelfst. naamw. volmacht lastbrief zelfst. naamw. volmachten machtigingen zelfst. naamw. volmaken aanvullen werkwoord volmaken volstorten werkwoord volmaken voltooien werkwoord volmaken volbrengen werkwoord volmaken klaarmaken werkwoord volmaken klaarkrijgen werkwoord volmaken completeren werkwoord volmaken beëindigen werkwoord volmaken afwerken werkwoord volmaken afronden werkwoord volmaken afmaken werkwoord volmaken afkrijgen werkwoord volmaken vullen werkwoord volmaken volplempen werkwoord volop boordevol bijv. naamw. volop welig bijv. naamw. volop weelderig bijv. naamw. volop uitbundig bijv. naamw. volop rijk bijv. naamw. volop overvloedig bijv. naamw. volop abundant bijv. naamw. volplempen vullen overig. volplempen volstorten overig. volplempen volmaken overig. volproppen stoppen werkwoord volproppen volvreten werkwoord volproppen verzadigen werkwoord volproppen overladen werkwoord volproppen volstoppen werkwoord volproppen volschransen werkwoord volproppen voleten werkwoord volschenken vullen werkwoord volschransen volvreten overig. volschransen volstoppen overig. volschransen volproppen overig. volschransen voleten overig. volslagen algeheel bijv. naamw. volslagen totaal bijv. naamw. volslagen compleet bijv. naamw. volslagen faliekant bijv. naamw. volslagen kortweg bijv. naamw. volslagen radicaal bijv. naamw. volslagen volledig bijv. naamw. volslagen volkomen bijv. naamw. volslagen kompleet bijv. naamw. volslank mollig bijv. naamw. volstaan voldoen werkwoord volstaan voldoet werkwoord volstaan voldoenzijn werkwoord volstaan toereiken werkwoord volstoppen stoppen werkwoord volstoppen volvreten werkwoord volstoppen verstoppen werkwoord volstoppen toestoppen werkwoord volstoppen dichtmaken werkwoord volstoppen dichten werkwoord volstoppen volschransen werkwoord volstoppen volproppen werkwoord volstoppen voleten werkwoord volstorten plempen werkwoord volstorten volmaken werkwoord volstorten vullen werkwoord volstorten volplempen werkwoord volstrekt algeheel bijv. naamw. volstrekt faliekant bijv. naamw. volstrekt onvoorwaardelijk bijv. naamw. volstrekt absoluut bijv. naamw. volstrekt vierkant bijv. naamw. volstrekt helemaal bijv. naamw. volstrekt hartstikke bijv. naamw. volstrekt finaal bijv. naamw. volstrekt zeker bijv. naamw. volstrekt vaststaand bijv. naamw. volstrekt pertinent bijv. naamw. volstrektheid zekerheid zelfst. naamw. voltage spanning zelfst. naamw. voltage stroom zelfst. naamw. voltallig compleet bijv. naamw. voltallig integraal bijv. naamw. voltallig plenair bijv. naamw. voltallig kompleet bijv. naamw. voltalligheid alles zelfst. naamw. voltalligheid eenheid zelfst. naamw. voltalligheid geheel zelfst. naamw. voltalligheid totaal zelfst. naamw. voltalligheid totaliteit zelfst. naamw. voltalligheid volledigheid zelfst. naamw. voltalligheid volkomenheid zelfst. naamw. voltalligheid gezamenlijkheid zelfst. naamw. voltmeter spanningsmeter zelfst. naamw. voltooid af bijv. naamw. voltooid afgelopen bijv. naamw. voltooid afgerond bijv. naamw. voltooid gedaan bijv. naamw. voltooid geëindigd bijv. naamw. voltooid gepleegd bijv. naamw. voltooid gereed bijv. naamw. voltooid klaar bijv. naamw. voltooid over bijv. naamw. voltooid perfect bijv. naamw. voltooid uit bijv. naamw. voltooid voorbij bijv. naamw. voltooid afgedaan bijv. naamw. voltooid beëindigd bijv. naamw. voltooien afmaken werkwoord voltooien afronden werkwoord voltooien afwerken werkwoord voltooien beëindigen werkwoord voltooien completeren werkwoord voltooien eindigen werkwoord voltooien klaarmaken werkwoord voltooien vervolledigen werkwoord voltooien volbrengen werkwoord voltooien volmaken werkwoord voltooien klaarkrijgen werkwoord voltooien afkrijgen werkwoord voltooien vervolmaken werkwoord voltooien perfectioneren werkwoord voltooiing afbouw zelfst. naamw. voltooiing completering zelfst. naamw. voltooiing volbrenging zelfst. naamw. voltooiing aanvulling zelfst. naamw. voltooiing volmaaktheid zelfst. naamw. voltooiing voleinding zelfst. naamw. voltrekken vervullen werkwoord voltrekken verrichten werkwoord voltrekken uitvoeren werkwoord voltrekken naleven werkwoord voltrekken nakomen werkwoord voltrekking tenuitvoerlegging zelfst. naamw. voltrekking uitvoering zelfst. naamw. voltrekking executie zelfst. naamw. voltrekking ratificatie zelfst. naamw. voltrekkingen uitvoeringen overig. voltrekkingen tenuitvoerleggingen overig. voluitgeschreven uitgeschreven bijv. naamw. volume boekdeel zelfst. naamw. volume geluidsniveau zelfst. naamw. volume inhoudsruimte zelfst. naamw. volume deel zelfst. naamw. volume band zelfst. naamw. volume capaciteit zelfst. naamw. volume inhoud zelfst. naamw. volumineus dik bijv. naamw. volumineus lijvig bijv. naamw. volumineus omvangrijk bijv. naamw. voluntarius vrijwillig bijv. naamw. volvertrouwen zeker overig. volvertrouwen vertrouwd overig. volvertrouwen stellig overig. volvertrouwen overtuigd overig. volvoeren begaan werkwoord volvreten volproppen werkwoord volvreten volstoppen werkwoord volvreten volschransen werkwoord volvreten voleten werkwoord volwassen meerderjarig bijv. naamw. volwassen volgroeid bijv. naamw. volwassen uitgegroeid bijv. naamw. volwassene grote zelfst. naamw. volwassene adult zelfst. naamw. volwassenen adolecenten overig. volwassenheid rijpheid zelfst. naamw. volzin frase zelfst. naamw. volzin periode zelfst. naamw. volzin zin zelfst. naamw. volzinnen zinnen zelfst. naamw. vomeren kotsen werkwoord vomeren spugen werkwoord vomeren overgeven werkwoord vomeren braken werkwoord vomeren uitbraken werkwoord vomitus braaksel zelfst. naamw. vondst inval zelfst. naamw. vondst list zelfst. naamw. vondst ontdekking zelfst. naamw. vondst trouvaille zelfst. naamw. vondst uitdenking zelfst. naamw. vondst vinding zelfst. naamw. vondst idee zelfst. naamw. vonk glinstering zelfst. naamw. vonk flakker zelfst. naamw. vonkje sprankeltje overig. vonnis arrest zelfst. naamw. vonnis beslissing zelfst. naamw. vonnis oordeelvelling zelfst. naamw. vonnis uitspraak zelfst. naamw. vonnis veroordeling zelfst. naamw. vonnis sententie zelfst. naamw. vonnis judicium zelfst. naamw. vonnissen rechtspreken werkwoord vonnissen veroordelen werkwoord vonnissen oordeelvellingen zelfst. naamw. vonnisvelling uitspraak zelfst. naamw. voogd curator zelfst. naamw. voogd gezinsvoogd zelfst. naamw. voogd slotvoogd zelfst. naamw. voogd landvoogd zelfst. naamw. voogdij voogdijschap zelfst. naamw. voogdij zeggenschap zelfst. naamw. voogdijschap voogdij zelfst. naamw. voor ervoor bijv. naamw. voor voordat bijv. naamw. voor pro bijv. naamw. voor wegens bijv. naamw. voor vanwege bijv. naamw. voor uit bijv. naamw. voor met bijv. naamw. voor door bijv. naamw. voor daarvoor bijv. naamw. voor eer bijv. naamw. voor alvorens bijv. naamw. voor alvoor bijv. naamw. voor aleer bijv. naamw. vóór vroeger bijv. naamw. voor de handliggend vanzelfsprekend overig. voor de rest daarbuiten overig. voor deze zaak adhoc overig. voor deze zaak adhoc overig. voor deze zaak adhoc overig. voor elkaar in orde bijv. naamw. voor elkaar kits zelfst. naamw. voor het grootste gedeelte overwegend overig. voor tweeërlei uitleg vatbaar dubbelzinnig overig. vooraan voorop bijv. naamw. vooraan voorin bijv. naamw. vooraan leidend bijv. naamw. vooraanlopen vooruitlopen overig. vooraanlopen vooroplopen overig. vooraanlopen voorlopen overig. vooraanstaand befaamd bijv. naamw. vooraanstaand geacht bijv. naamw. vooraanstaand gedistingeerd bijv. naamw. vooraanstaand hooggeplaatst bijv. naamw. vooraanstaand invloedrijk bijv. naamw. vooraanstaand prominent bijv. naamw. vooraanstaand vooraanstaande bijv. naamw. vooraanstaand bekend bijv. naamw. vooraanstaand voornaam bijv. naamw. vooraanstaand deftig bijv. naamw. vooraanstaand hooggezeten bijv. naamw. vooraanstaande dominant bijv. naamw. vooraanstaande gezaghebbend bijv. naamw. vooraanstaande prominent bijv. naamw. vooraanstaande toonaangevend bijv. naamw. vooraanstaande vooraanstaand bijv. naamw. vooraanstaande maatgevend bijv. naamw. vooraanstaande voornaam bijv. naamw. vooraanstaande hooggezeten bijv. naamw. vooraanstaande hooggeplaatst bijv. naamw. vooraanstaande geacht bijv. naamw. vooraanstaande befaamd bijv. naamw. vooraanzicht façade zelfst. naamw. vooraanzicht front zelfst. naamw. vooraanzicht voorkant zelfst. naamw. vooraanzicht faça zelfst. naamw. vooraf tevoren overig. voorafgaan precederen werkwoord voorafgaan vooropgaan werkwoord voorafgaand inleidend bijv. naamw. voorafgaand voorgaand bijv. naamw. voorafgaand preliminair bijv. naamw. voorafgaand vroeger bijv. naamw. voorafgaand vorig bijv. naamw. voorafgaand verleden bijv. naamw. voorafgaand introducerend bijv. naamw. voorafgaand vooropgaand bijv. naamw. voorafgaand eerder overig. voorafje entree zelfst. naamw. vooral bovenal bijv. naamw. vooral voornamelijk bijv. naamw. vooral grotendeels bijv. naamw. vooral hoofdzakelijk bijv. naamw. vooral juist bijv. naamw. vooral met name bijv. naamw. vooral overwegend bijv. naamw. vooral speciaal bijv. naamw. vooral inzonderheid bijv. naamw. vooralsnog vooreerst bijv. naamw. vooralsnog voorlopig bijv. naamw. vooralsnog voorshands bijv. naamw. voorarm onderarm zelfst. naamw. voorarm benedenarm zelfst. naamw. voorarrest arrest zelfst. naamw. voorbagagedrager voordrager overig. voorbarig prematuur bijv. naamw. voorbarig overhaast bijv. naamw. voorbarig overijld bijv. naamw. voorbarig onbezonnen bijv. naamw. voorbedacht opzettelijk overig. voorbedacht moedwillig overig. voorbedacht expres overig. voorbedacht weloverwogen overig. voorbedacht bewust overig. voorbeeld model zelfst. naamw. voorbeeld monster zelfst. naamw. voorbeeld paradigma zelfst. naamw. voorbeeld patroon zelfst. naamw. voorbeeld proef zelfst. naamw. voorbeeld prototype zelfst. naamw. voorbeeld richtsnoer zelfst. naamw. voorbeeld toonbeeld zelfst. naamw. voorbeeld type zelfst. naamw. voorbeeld schets zelfst. naamw. voorbeeld ontwerp zelfst. naamw. voorbeeld concept zelfst. naamw. voorbeeld specimen zelfst. naamw. voorbeeld proeve zelfst. naamw. voorbeeld vorm zelfst. naamw. voorbeeld maat zelfst. naamw. voorbeeldig braaf bijv. naamw. voorbeeldig modelmatig bijv. naamw. voorbeeldig model bijv. naamw. voorbeeldig zoet bijv. naamw. voorbeeldig lief bijv. naamw. voorbeeldig deugdzaam bijv. naamw. voorbehoedend preventief overig. voorbehoedend contraceptief overig. voorbehoeding profylaxe zelfst. naamw. voorbehoedmiddel anticonceptiemiddel zelfst. naamw. voorbehoedmiddel contraceptivum zelfst. naamw. voorbehoedmiddel voorbehoedsmiddel zelfst. naamw. voorbehoedmiddelen anticonceptiva overig. voorbehoedmiddelen anticonceptiemiddelen overig. voorbehoedsmiddel anticonceptiemiddel zelfst. naamw. voorbehoedsmiddel voorbehoedmiddel zelfst. naamw. voorbehoud beding zelfst. naamw. voorbehoud restrictie zelfst. naamw. voorbehoud voorwaarde zelfst. naamw. voorbehoud voorwaar zelfst. naamw. voorbehouden reserveren werkwoord voorbelasting preload zelfst. naamw. voorbereid bedacht bijv. naamw. voorbereid klaar bijv. naamw. voorbereid onderlegd bijv. naamw. voorbereid verdacht bijv. naamw. voorbereid gewapend bijv. naamw. voorbereiden beramen werkwoord voorbereiden prepareren werkwoord voorbereiden verhitten werkwoord voorbereiden toebereiden werkwoord voorbereiden prikkelen werkwoord voorbereiden opwinden werkwoord voorbereiden bereiden werkwoord voorbereiden aanwakkeren werkwoord voorbereiden aanmaken werkwoord voorbereiden opleiden werkwoord voorbereidenmaatregelen toebereidselen overig. voorbereiding maak zelfst. naamw. voorbereiding ontwikkeling zelfst. naamw. voorbereidselen toebereidselen overig. voorbereidselen aanstalten overig. voorbericht proloog zelfst. naamw. voorbericht voorwoord zelfst. naamw. voorbericht introductie zelfst. naamw. voorbericht inleiding zelfst. naamw. voorberichten voorwoorden overig. voorbeschikken bestemmen werkwoord voorbeschikken predestineren werkwoord voorbeschikken voorbestemmen werkwoord voorbeschikking predestinatie zelfst. naamw. voorbespreking voorverkoop zelfst. naamw. voorbestellen vooruitbestellen overig. voorbestemd ill-fated overig. voorbestemmen bestemmen werkwoord voorbestemmen predestineren werkwoord voorbestemmen voorbeschikken werkwoord voorbestemming noodlot zelfst. naamw. voorbestemming predestinatie zelfst. naamw. voorbewerken prepareren werkwoord voorbewerken voorwerken werkwoord voorbij af bijv. naamw. voorbij afgelopen bijv. naamw. voorbij gepasseerd bijv. naamw. voorbij oud bijv. naamw. voorbij over bijv. naamw. voorbij passé bijv. naamw. voorbij uit bijv. naamw. voorbij verstreken bijv. naamw. voorbij voltooid bijv. naamw. voorbij langs bijv. naamw. voorbij vervallen bijv. naamw. voorbij verlopen bijv. naamw. voorbij beëindigd bijv. naamw. voorbij klaar bijv. naamw. voorbij geëindigd bijv. naamw. voorbij gereed bijv. naamw. voorbij afgedaan bijv. naamw. voorbij gepleegd bijv. naamw. voorbij gedaan bijv. naamw. voorbije laatste overig. voorbijgaan heengaan werkwoord voorbijgaan langsgaan werkwoord voorbijgaan omgaan werkwoord voorbijgaan omkomen werkwoord voorbijgaan omlopen werkwoord voorbijgaan ontsnappen werkwoord voorbijgaan overgaan werkwoord voorbijgaan overtrekken werkwoord voorbijgaan overwaaien werkwoord voorbijgaan passeren werkwoord voorbijgaan verstrijken werkwoord voorbijgaan voorbijrijden werkwoord voorbijgaan inhalen werkwoord voorbijgaan vervallen werkwoord voorbijgaan verlopen werkwoord voorbijgaan vergaan werkwoord voorbijgaan aflopen werkwoord voorbijgaand tijdelijk bijv. naamw. voorbijgaand vergankelijk bijv. naamw. voorbijgaand zolang bijv. naamw. voorbijgaand voorlopig bijv. naamw. voorbijgaand tussentijds bijv. naamw. voorbijgaand temporeel bijv. naamw. voorbijgaand provisorisch bijv. naamw. voorbijgaand kortstondig bijv. naamw. voorbijgaand aards bijv. naamw. voorbijgaand eindig bijv. naamw. voorbijganger passant zelfst. naamw. voorbijkomen langskomen werkwoord voorbijkomen opzoeken werkwoord voorbijkomen inlopen werkwoord voorbijkomen bezoeken werkwoord voorbijkomen aankomen werkwoord voorbijkomen langsgaan werkwoord voorbijlopen langslopen werkwoord voorbijlopen passeren werkwoord voorbijrijden langsrijden werkwoord voorbijrijden passeren werkwoord voorbijrijden voorbijgaan werkwoord voorbijrijden inhalen werkwoord voorbijstreven overtreffen werkwoord voorbijstreven uitmunten werkwoord voorbijstreven uitblinken werkwoord voorbijtrekken overdrijven werkwoord voorbijtrekken uitrafelen werkwoord voorbijtrekken defileren werkwoord voorbijtrekken overwaaien werkwoord voorbinden voordoen werkwoord voorbo voorteken overig. voorbo voorloper overig. voorbo aanwijzing overig. voorbo aankondiger overig. voorbode aankondiger zelfst. naamw. voorbode aanwijzing zelfst. naamw. voorbode voorloper zelfst. naamw. voorbode voorteken zelfst. naamw. voorbode aura zelfst. naamw. voorbode voorspel zelfst. naamw. voorbode inleiding zelfst. naamw. voordat alvorens bijv. naamw. voordat voor bijv. naamw. voordat eer bijv. naamw. voordat alvoor bijv. naamw. voordat aleer bijv. naamw. voordedaghalen tevoorschijntoveren overig. voordedaghalen tevoorschijnhalen overig. voordeel baat zelfst. naamw. voordeel buitenkans zelfst. naamw. voordeel meevaller zelfst. naamw. voordeel pluspunt zelfst. naamw. voordeel gewin zelfst. naamw. voordeel opsteker zelfst. naamw. voordeel buitenkansje zelfst. naamw. voordeel pré overig. voordeel pré overig. voordeel pré overig. voordeeltje buitenkans zelfst. naamw. voordeeltje koopje zelfst. naamw. voordeeltje slaatje zelfst. naamw. voordelen baten zelfst. naamw. voordelen heilen zelfst. naamw. voordelig bruikbaar bijv. naamw. voordelig goedkoop bijv. naamw. voordelig gunstig bijv. naamw. voordelig lucratief bijv. naamw. voordelig winstgevend bijv. naamw. voordelig zacht bijv. naamw. voordelig zuinig bijv. naamw. voordelig praktisch bijv. naamw. voordelig nuttig bijv. naamw. voordelig vruchtbaar bijv. naamw. voordelig rendabel bijv. naamw. voordelig profijtelijk bijv. naamw. voordelig produktief bijv. naamw. voordelig lonend bijv. naamw. voordelig renderend bijv. naamw. voordelig beloonster bijv. naamw. voordelig beloner bijv. naamw. voordetrekken profiteren overig. voordien eerder bijv. naamw. voordien voorheen bijv. naamw. voordien vroeger bijv. naamw. voordoen uitgeven werkwoord voordoen voorbinden werkwoord voordoen voorvallen werkwoord voordoen tonen zelfst. naamw. voordoen plaatsvinden werkwoord voordoen passeren werkwoord voordoen gebeuren werkwoord voordoen verschijnen werkwoord voordracht lezing zelfst. naamw. voordracht nominatie zelfst. naamw. voordracht redevoering zelfst. naamw. voordracht versvoordracht zelfst. naamw. voordracht toespraak zelfst. naamw. voordracht spreekbeurt zelfst. naamw. voordracht speech zelfst. naamw. voordracht rede zelfst. naamw. voordracht declamatie zelfst. naamw. voordrachten versvoordrachten zelfst. naamw. voordrachten declamaties zelfst. naamw. voordrachtskunstenaar declamator zelfst. naamw. voordragen lezen werkwoord voordragen opzeggen werkwoord voordragen reciteren werkwoord voordragen nomineren werkwoord voordragen aanraden werkwoord voordragen aanbevelen werkwoord voordragen declameren werkwoord voordrager voorbagagedrager overig. vooreerst vooralsnog bijv. naamw. vooreerst eerst bijv. naamw. vooreerst allereerst bijv. naamw. vooreerst voorlopig bijv. naamw. vooreerst voorshands bijv. naamw. vooreind vooreinde overig. vooreinde vooreind overig. voorgaan aanvoeren zelfst. naamw. voorgaan leiding zelfst. naamw. voorgaan aanvoering zelfst. naamw. voorgaand inleidend bijv. naamw. voorgaand voorafgaand bijv. naamw. voorgaand vroeger bijv. naamw. voorgaand vorig bijv. naamw. voorgaand verleden bijv. naamw. voorgaand introducerend bijv. naamw. voorgaand vooropgaand bijv. naamw. voorganger dominee zelfst. naamw. voorganger zielverzorger zelfst. naamw. voorganger zielszorger zelfst. naamw. voorganger predikant zelfst. naamw. voorganger pastor zelfst. naamw. voorganger prediker zelfst. naamw. voorgangers predikanten zelfst. naamw. voorgebergte landtong overig. voorgebergte kaap overig. voorgelegd ingediend bijv. naamw. voorgemeld voornoemd overig. voorgemeld bovenvermeld overig. voorgemeld bovenstaand overig. voorgemeld bovengenoemd overig. voorgemeld bovengemeld overig. voorgemeld voormeld overig. voorgenomen beoogd bijv. naamw. voorgerecht entree zelfst. naamw. voorgerecht gerecht zelfst. naamw. voorgeschreven obligaat bijv. naamw. voorgeschreven verplicht bijv. naamw. voorgeslacht voorouders zelfst. naamw. voorgesteld beoogd bijv. naamw. voorgetrokkene bevoorrechte overig. voorgev voorzijde overig. voorgev pui overig. voorgev gev overig. voorgev voorkant overig. voorgev front overig. voorgev faça overig. voorgevel façade zelfst. naamw. voorgevel gevel zelfst. naamw. voorgevel pui zelfst. naamw. voorgevel voorzijde zelfst. naamw. voorgeven pretenderen werkwoord voorgeven simuleren werkwoord voorgeven voorwenden werkwoord voorgeven verklaren werkwoord voorgeven stellen werkwoord voorgeven beweren werkwoord voorgevoel gevoel zelfst. naamw. voorgevoel vermoeden zelfst. naamw. voorgevoel waarschuwing zelfst. naamw. voorgoed definitief bijv. naamw. voorgoed permanent bijv. naamw. voorgoed altijd bijv. naamw. voorgoed onverandelijk bijv. naamw. voorhal narthex overig. voorhamer moker zelfst. naamw. voorhamer breekhamer zelfst. naamw. voorhamers mokers overig. voorhamers breekhamers overig. voorhanden aanwezig bijv. naamw. voorhanden beschikbaar bijv. naamw. voorhanden voorradig bijv. naamw. voorhang gordijn zelfst. naamw. voorhangen gordijnen zelfst. naamw. voorhebben menen werkwoord voorheen voordien bijv. naamw. voorheen voormalig bijv. naamw. voorheen eertijds bijv. naamw. voorheen vroeger bijv. naamw. voorheen vroegere bijv. naamw. voorheen vorige bijv. naamw. voorheen voormalige bijv. naamw. voorheen toenmalig bijv. naamw. voorheen gewezen bijv. naamw. voorheen geweest bijv. naamw. voorheen ex bijv. naamw. voorheen eerder bijv. naamw. voorheen voormaals bijv. naamw. voorhistorisch voorwereldlijk overig. voorhoede aanval zelfst. naamw. voorhoede speerpunt zelfst. naamw. voorhoede spits zelfst. naamw. voorhoede voorhoedes zelfst. naamw. voorhoedes voorhoede overig. voorhoedes speerpunt overig. voorhoedespeler aanvaller zelfst. naamw. voorhoedespeler spits zelfst. naamw. voorhoedespeler voorspeler zelfst. naamw. voorhoedespeler spitsspeler zelfst. naamw. voorhouden verwijten werkwoord voorhouden laken werkwoord voorhouden gispen werkwoord voorhouden blameren werkwoord voorhouden beschuldigen werkwoord voorhouden berispen werkwoord voorhouden aanwrijven werkwoord voorhouden aanrekenen werkwoord voorhouden nadragen werkwoord voorhuid preputium zelfst. naamw. voorhuis portaal zelfst. naamw. voorin voorop bijv. naamw. voorin vooraan bijv. naamw. voorin leidend bijv. naamw. vooringenomen bevooroordeeld bijv. naamw. vooringenomen tendentieus bijv. naamw. vooringenomen gekleurd bijv. naamw. vooringenomenheid vooroordeel zelfst. naamw. vooringenomenheid prejugé zelfst. naamw. vooringenomenheid prejudicie zelfst. naamw. vooringenomenheid verstrooidheid zelfst. naamw. vooringenomenheid hoofdbezigheid zelfst. naamw. voorjaar lentetijd zelfst. naamw. voorjaar voorjaarstijd zelfst. naamw. voorjaar lente zelfst. naamw. voorjaarsachtig lenteachtig overig. voorjaarstijd voorjaar overig. voorjaarstijd lentetijd overig. voorjaarstijd lente overig. voorjokken voorliegen overig. voorkamer kamer zelfst. naamw. voorkant front zelfst. naamw. voorkant pui zelfst. naamw. voorkant vooraanzicht zelfst. naamw. voorkant voorzijde zelfst. naamw. voorkant aangezicht zelfst. naamw. voorkant gevel zelfst. naamw. voorkant faça zelfst. naamw. voorkant voorgev zelfst. naamw. voorkant gev zelfst. naamw. voorkeur keuze zelfst. naamw. voorkeur onderscheiding zelfst. naamw. voorkeur preferentie zelfst. naamw. voorkeur smaak zelfst. naamw. voorkeur voorliefde zelfst. naamw. voorkeur voorrang zelfst. naamw. voorkeur voorlief zelfst. naamw. voorkeur geven prefereren overig. voorkeuren voorliefdes zelfst. naamw. voorkomen beletten werkwoord voorkomen bestaan werkwoord voorkomen lijken werkwoord voorkomen aanzien zelfst. naamw. voorkomen dekmantel zelfst. naamw. voorkomen uiterlijk zelfst. naamw. voorkomen voorvallen zelfst. naamw. voorkomen geschieden zelfst. naamw. voorkomen gebeuren zelfst. naamw. voorkomen schijn zelfst. naamw. voorkomen masker zelfst. naamw. voorkomen faça zelfst. naamw. voorkomen dekmant zelfst. naamw. voorkomen toeschijnen zelfst. naamw. voorkomen schijnen zelfst. naamw. voorkomen overkomen zelfst. naamw. voorkómen preventie zelfst. naamw. voorkomen vorm zelfst. naamw. voorkomen vertoon zelfst. naamw. voorkomen verschijning zelfst. naamw. voorkomen gedaante zelfst. naamw. voorkomen buitenkant zelfst. naamw. voorkomen aangezicht zelfst. naamw. voorkomen type zelfst. naamw. voorkomen gelaat zelfst. naamw. voorkomen ondervangen zelfst. naamw. voorkomen verhinderen werkwoord voorkomen verhinderen werkwoord voorkomen verhinderen werkwoord voorkomend attent bijv. naamw. voorkomend gedienstig bijv. naamw. voorkomend goedaardig bijv. naamw. voorkomend welopgevoed bijv. naamw. voorkomend beleefd bijv. naamw. voorkomend hoffelijk bijv. naamw. voorkomend vriendelijk bijv. naamw. voorkomend wellevend bijv. naamw. voorkomend lief bijv. naamw. voorkomend aardig bijv. naamw. voorkomend gemanierd bijv. naamw. voorkomend beschaafd bijv. naamw. voorkomend dienstwillig bijv. naamw. voorkomend ridderlijk bijv. naamw. voorkomend galant bijv. naamw. voorkomend zachtaardig bijv. naamw. voorkomend plezierig bijv. naamw. voorkomend hulpvaardig bijv. naamw. voorkomend goedhartig bijv. naamw. voorkomend behulpzaam bijv. naamw. voorkomend aangenaam bijv. naamw. voorkomendheid beleefdheid zelfst. naamw. voorkomendheid dienst zelfst. naamw. voorkomendheid gedienstigheid zelfst. naamw. voorkoming preventie zelfst. naamw. voorkoming verhindering zelfst. naamw. voorkomt dekmantel zelfst. naamw. voorkomt uiterlijk zelfst. naamw. voorland toekomst zelfst. naamw. voorland toekomsten zelfst. naamw. voorleggen presenteren werkwoord voorleggen tonen werkwoord voorleggen offreren werkwoord voorleggen aanbieden werkwoord voorletters beginletters zelfst. naamw. voorletters initialen zelfst. naamw. voorlezen aflezen werkwoord voorlezen lezen werkwoord voorlezen uitspreken werkwoord voorlezing leesbeurt zelfst. naamw. voorlezing lezing zelfst. naamw. voorlichten inlichten werkwoord voorlichten onderrichten werkwoord voorlichten verwittigen werkwoord voorlichten informeren werkwoord voorlichten berichten werkwoord voorlichting informatie zelfst. naamw. voorlichting onderricht zelfst. naamw. voorlief voorkeur overig. voorlief smaak overig. voorlief keuze overig. voorliefde voorkeur zelfst. naamw. voorliefde zwak zelfst. naamw. voorliefde partijdigheid zelfst. naamw. voorliefdes voorkeuren zelfst. naamw. voorliegen beduvelen werkwoord voorliegen misleiden werkwoord voorliegen voorjokken werkwoord voorliggend onderhavig bijv. naamw. voorlijk vroegwijs bijv. naamw. voorlijk vroegrijp bijv. naamw. voorlijk vroegontwikkeld bijv. naamw. voorlopen vooroplopen werkwoord voorlopen vooruitlopen werkwoord voorlopen vooraanlopen werkwoord voorloper voorbode zelfst. naamw. voorloper precursor zelfst. naamw. voorloper voorteken zelfst. naamw. voorloper voorbo zelfst. naamw. voorloper aanwijzing zelfst. naamw. voorloper aankondiger zelfst. naamw. voorlopig preventief bijv. naamw. voorlopig vooralsnog bijv. naamw. voorlopig vrijblijvend bijv. naamw. voorlopig provisorisch bijv. naamw. voorlopig tijdelijk bijv. naamw. voorlopig informeel bijv. naamw. voorlopig zolang bijv. naamw. voorlopig vast bijv. naamw. voorlopig intussen bijv. naamw. voorlopig inmiddels bijv. naamw. voorlopig voorbijgaand bijv. naamw. voorlopig tussentijds bijv. naamw. voorlopig temporeel bijv. naamw. voorlopig kortstondig bijv. naamw. voorlopig aards bijv. naamw. voorlopig vooreerst bijv. naamw. voorlopig komentijd bijv. naamw. voorlopig voorshands bijv. naamw. voorlopig ontwerp concept zelfst. naamw. voormaag pens zelfst. naamw. voormaag spekbuik zelfst. naamw. voormaals vroeger overig. voormaals voorheen overig. voormaals eertijds overig. voormalig ex bijv. naamw. voormalig geweest bijv. naamw. voormalig gewezen bijv. naamw. voormalig oud bijv. naamw. voormalig toenmalig bijv. naamw. voormalig voorheen bijv. naamw. voormalig voormalige bijv. naamw. voormalig vorige bijv. naamw. voormalig vroeger bijv. naamw. voormalig vroegere bijv. naamw. voormalige voormalig bijv. naamw. voormalige vroegere bijv. naamw. voormalige vroeger bijv. naamw. voormalige vorige bijv. naamw. voormalige voorheen bijv. naamw. voormalige toenmalig bijv. naamw. voormalige gewezen bijv. naamw. voormalige geweest bijv. naamw. voormalige ex bijv. naamw. voorman chef zelfst. naamw. voorman leider zelfst. naamw. voorman leidsman zelfst. naamw. voorman ploegbaas zelfst. naamw. voorman werkbaas zelfst. naamw. voorman hoofd zelfst. naamw. voorman baas zelfst. naamw. voorman gids zelfst. naamw. voorman geleider zelfst. naamw. voorman werkmeester zelfst. naamw. voorman lei zelfst. naamw. voorman voorzitter zelfst. naamw. voorman scheidsrechter zelfst. naamw. voorman poehaan overig. voorman patroon overig. voorman poehaan overig. voorman patroon overig. voorman poehaan overig. voorman patroon overig. voormannen leiders zelfst. naamw. voormannen kopmannen zelfst. naamw. voormannen hoofdmannen zelfst. naamw. voormannen aanvoerders zelfst. naamw. voormeld voorgemeld overig. voormiddag ochtend zelfst. naamw. voormuur gevel zelfst. naamw. voormuur gev zelfst. naamw. voorn voren zelfst. naamw. voornaam aanzienlijk bijv. naamw. voornaam gedistingeerd bijv. naamw. voornaam prominent bijv. naamw. voornaam doopnaam zelfst. naamw. voornaam deftig zelfst. naamw. voornaam statig zelfst. naamw. voornaam verheven zelfst. naamw. voornaam illuster zelfst. naamw. voornaam hooggeplaatst zelfst. naamw. voornaam gewichtig zelfst. naamw. voornaam doorluchtig zelfst. naamw. voornaam beroemd zelfst. naamw. voornaam adelijk zelfst. naamw. voornaam vooraanstaand zelfst. naamw. voornaam vooraanstaande zelfst. naamw. voornaam hooggezeten zelfst. naamw. voornaam geacht zelfst. naamw. voornaam befaamd zelfst. naamw. voornaamheid aristocratie zelfst. naamw. voornaamheid welgemanierdheid zelfst. naamw. voornaamheid gedistingeerdheid zelfst. naamw. voornaamheid distinctie zelfst. naamw. voornaamheid deftigheid zelfst. naamw. voornaamheid vormelijkheid zelfst. naamw. voornaamheid statigheid zelfst. naamw. voornaamheid plechtstatigheid zelfst. naamw. voornaamheid plechtigheid zelfst. naamw. voornaamheid gedragenheid zelfst. naamw. voornaamst hoogste bijv. naamw. voornaamst opperste bijv. naamw. voornaamst primair bijv. naamw. voornaamst kardinaal bijv. naamw. voornaamst cruciaal bijv. naamw. voornaamste hoofd bijv. naamw. voornaamste belangrijkste zelfst. naamw. voornaamste eerste zelfst. naamw. voornaamste hoofdzaak zelfst. naamw. voornaamste grondig zelfst. naamw. voornamelijk vooral bijv. naamw. voornamelijk grotendeels bijv. naamw. voornamelijk hoofdzakelijk bijv. naamw. voornamelijk overwegend bijv. naamw. voornamelijk overjas bijv. naamw. voornamelijk jas bijv. naamw. voornamelijk inzonderheid bijv. naamw. voornemen bedoeling zelfst. naamw. voornemen intentie zelfst. naamw. voornemen opzet zelfst. naamw. voornemen plan zelfst. naamw. voornemen moedwil zelfst. naamw. voornemens bedacht bijv. naamw. voornoemd bovenstaand bijv. naamw. voornoemd voorgemeld bijv. naamw. voornoemd bovenvermeld bijv. naamw. voornoemd bovengenoemd bijv. naamw. voornoemd bovengemeld bijv. naamw. vooronderstellen postuleren werkwoord vooronderstellen aannemen zelfst. naamw. vooronderstelling aanname zelfst. naamw. vooronderstelling hypothese zelfst. naamw. vooronderstelling postulaat zelfst. naamw. vooronderstelling premisse zelfst. naamw. vooronderstelling premis zelfst. naamw. vooroordeel vooringenomenheid overig. vooroordeel prejugé overig. vooroordeel prejudicie overig. vooroordeel verstrooidheid overig. vooroordeel hoofdbezigheid overig. vooroorlogs vooroorlogse overig. vooroorlogse vooroorlogs overig. voorop leidend bijv. naamw. voorop vooraan bijv. naamw. voorop voorin bijv. naamw. vooropgaan voorafgaan werkwoord vooropgaand voorgaand overig. vooropgaand voorafgaand overig. vooropgaand inleidend overig. vooropgaand vooruitgaand overig. vooropgezet weloverwogen bijv. naamw. vooroplopen voorlopen werkwoord vooroplopen vooruitlopen werkwoord vooroplopen vooraanlopen werkwoord vooroprijden vooruitrijden overig. vooropstellen vooropzetten werkwoord vooropstellen vooruitzetten werkwoord vooropzetten vooropstellen werkwoord vooropzetten vooruitzetten werkwoord voorouders voorgeslacht zelfst. naamw. voorover gebogen overig. vooroverbuigen bukken werkwoord vooroverduiken duiken werkwoord voorovergebogen gebogen bijv. naamw. voorplakken aanhechten zelfst. naamw. voorplakken voorzetten zelfst. naamw. voorplakken voorvoegen zelfst. naamw. voorportaal hal zelfst. naamw. voorportaal vestibu zelfst. naamw. voorportaal portaal zelfst. naamw. voorportaal overloop zelfst. naamw. voorportaal entree zelfst. naamw. voorraad arsenaal zelfst. naamw. voorraad bank zelfst. naamw. voorraad goederenvoorraad zelfst. naamw. voorraad portefeuille zelfst. naamw. voorraad proviand zelfst. naamw. voorraad provisie zelfst. naamw. voorraad reserve zelfst. naamw. voorraad stock overig. voorraadaanlegger hamsteraar overig. voorraadkamer magazijn zelfst. naamw. voorraadkamer provisiekamer zelfst. naamw. voorraadkamer voorraadplaats zelfst. naamw. voorraadkel voorraadskelder overig. voorraadmagazijn magazijn zelfst. naamw. voorraadplaats voorraadkamer overig. voorraadplaats provisiekamer overig. voorraadplaats magazijn overig. voorraadschuur schuur zelfst. naamw. voorraadschuur warenhuis zelfst. naamw. voorraadschuur pakhuis zelfst. naamw. voorraadschuur opslagruimte zelfst. naamw. voorraadschuur opslagplaats zelfst. naamw. voorraadschuur depot zelfst. naamw. voorraadschuur bergplaats zelfst. naamw. voorraadskelder voorraadkel overig. voorrad voorwiel zelfst. naamw. voorradig aanwezig bijv. naamw. voorradig voorhanden bijv. naamw. voorrang preferentie zelfst. naamw. voorrang prioriteit zelfst. naamw. voorrang voorkeur zelfst. naamw. voorrang primaatschap zelfst. naamw. voorrangsweg hoofdweg zelfst. naamw. voorrecht privilege zelfst. naamw. voorrecht recht zelfst. naamw. voorrecht rechtvaardigheid zelfst. naamw. voorrecht gerechtigheid zelfst. naamw. voorrechten privileges overig. voorrede proloog zelfst. naamw. voorrekenen becijferen werkwoord voorschieten lenen werkwoord voorschoot schoot zelfst. naamw. voorschoot schort zelfst. naamw. voorschoot werkschort zelfst. naamw. voorschoot sloof zelfst. naamw. voorschoot schortje zelfst. naamw. voorschot krediet zelfst. naamw. voorschot onkosten zelfst. naamw. voorschotelen opdissen werkwoord voorschrift bepaling zelfst. naamw. voorschrift instructie zelfst. naamw. voorschrift orde zelfst. naamw. voorschrift protocol zelfst. naamw. voorschrift regel zelfst. naamw. voorschrift regeling zelfst. naamw. voorschrift reglement zelfst. naamw. voorschrift richtlijn zelfst. naamw. voorschrift richtsnoer zelfst. naamw. voorschrift verordening zelfst. naamw. voorschrift wet zelfst. naamw. voorschrift recept zelfst. naamw. voorschrift aanwijzing zelfst. naamw. voorschrift les zelfst. naamw. voorschrift reg zelfst. naamw. voorschriften reglement zelfst. naamw. voorschrijven gebieden werkwoord voorschrijven gelasten werkwoord voorschrijven bepaalde zelfst. naamw. voorschrijven bepalen zelfst. naamw. voorschrijven bepalend zelfst. naamw. voorschrijven beschikken zelfst. naamw. voorschrijven verordenen zelfst. naamw. voorschrijven dicteren zelfst. naamw. voorschrijven bevelen zelfst. naamw. voorschuiven voortrekken overig. voorschuiven bevoordelen overig. voorschuiven begunstigen overig. voorschuiven vooruitschuiven overig. voorschuiven opschuiven overig. voorschuiven duwen overig. voorshands voorlopig overig. voorshands vooreerst overig. voorshands vooralsnog overig. voorslaan voorstellen werkwoord voorspel entree zelfst. naamw. voorspel prelude zelfst. naamw. voorspel proloog zelfst. naamw. voorspel voorbode zelfst. naamw. voorspel inleiding zelfst. naamw. voorspeler voorhoedespeler overig. voorspeler spitsspeler overig. voorspeler aanvaller overig. voorspellen beloven werkwoord voorspellen profeteren werkwoord voorspellen verwachten werkwoord voorspellen wichelen werkwoord voorspellend profetisch bijv. naamw. voorspellend vooruitziend bijv. naamw. voorspeller profeet zelfst. naamw. voorspeller ziener zelfst. naamw. voorspelling verwachting zelfst. naamw. voorspoed geluk zelfst. naamw. voorspoed heil zelfst. naamw. voorspoed welzijn zelfst. naamw. voorspoed zegen zelfst. naamw. voorspoed zegening zelfst. naamw. voorspoed zegenen zelfst. naamw. voorspoed zaligheid zelfst. naamw. voorspoed gezegentoestand zelfst. naamw. voorspoed wijding zelfst. naamw. voorspoedig gelukkig bijv. naamw. voorspoedig fortuinlijk bijv. naamw. voorspoedig goed bijv. naamw. voorspoedige veelbelovende overig. voorspoedige gunstige overig. voorspoedigheid welslagen zelfst. naamw. voorspoedigheid succes zelfst. naamw. voorspraak protectie zelfst. naamw. voorstad randgemeente zelfst. naamw. voorstad slaapstad zelfst. naamw. voorstander aanhanger zelfst. naamw. voorstander patroon zelfst. naamw. voorstander pleitbezorger zelfst. naamw. voorstander protagonist zelfst. naamw. voorstander voorstellend zelfst. naamw. voorstander verdediger zelfst. naamw. voorstdoen voorstel overig. voorstdoen suggestie overig. voorstdoen propositie overig. voorstdoen motie overig. voorstdoen bod overig. voorstel bod zelfst. naamw. voorstel idee zelfst. naamw. voorstel motie zelfst. naamw. voorstel verzoek zelfst. naamw. voorstel voorstdoen zelfst. naamw. voorstel suggestie zelfst. naamw. voorstel propositie zelfst. naamw. voorstelbaar denkbaar bijv. naamw. voorstelbaar mogelijk bijv. naamw. voorstelbaar bestaanbaar bijv. naamw. voorstellen betekenen werkwoord voorstellen inbeelden werkwoord voorstellen introduceren werkwoord voorstellen opperen werkwoord voorstellen presenteren werkwoord voorstellen veraanschouwelijken werkwoord voorstellen visualiseren werkwoord voorstellen voorslaan werkwoord voorstellen proposities zelfst. naamw. voorstellen vertonen werkwoord voorstellen spelen werkwoord voorstellen nazeggen werkwoord voorstellen indienen werkwoord voorstellen herhalen werkwoord voorstellen doornemen werkwoord voorstellen aanbieden werkwoord voorstellend voorstander overig. voorstellend verdediger overig. voorstelling afbeelding zelfst. naamw. voorstelling begrip zelfst. naamw. voorstelling figuur zelfst. naamw. voorstelling optreden zelfst. naamw. voorstelling performance zelfst. naamw. voorstelling representatie zelfst. naamw. voorstelling show zelfst. naamw. voorstelling spektakel zelfst. naamw. voorstelling uitbeelding zelfst. naamw. voorstelling vertoning zelfst. naamw. voorstelling weergave zelfst. naamw. voorstelling uitvoering zelfst. naamw. voorstelling presentatie zelfst. naamw. voorstelling aanbieding zelfst. naamw. voorstelling staatsie zelfst. naamw. voorstelling para zelfst. naamw. voorstelling opvoering zelfst. naamw. voorstelling happening zelfst. naamw. voorstellingsvermogen verbeeldingskracht zelfst. naamw. voorsteven boeg zelfst. naamw. voorsteven steven zelfst. naamw. voortaan thans overig. voortaan nu overig. voortaan verder overig. voortbestaan blijven werkwoord voortbestaan leven werkwoord voortbestaan voortduren werkwoord voortbestaan continuïteit zelfst. naamw. voortbestaan overleven zelfst. naamw. voortbestaan aanhouden werkwoord voortbestaan voortleven werkwoord voortbewegen lopen werkwoord voortbewegen rukken werkwoord voortbeweging loop zelfst. naamw. voortbrengen baren werkwoord voortbrengen produceren werkwoord voortbrengen telen werkwoord voortbrengen vervaardigen werkwoord voortbrengen teweegbrengen werkwoord voortbrengen bevallen werkwoord voortbrengen verbouwen werkwoord voortbrengen procreëren werkwoord voortbrengen planten werkwoord voortbrengen opkweken werkwoord voortbrengen kweken werkwoord voortbrengen genereren werkwoord voortbrengen fokken werkwoord voortbrengen aanplanten werkwoord voortbrengen aankweken werkwoord voortbrengen maken werkwoord voortbrengen fabriceren werkwoord voortbrengend produktief bijv. naamw. voortbrenger schepper overig. voortbrenger maker overig. voortbrenger auteur overig. voortbrenging teelt zelfst. naamw. voortbrenging veefokkerij zelfst. naamw. voortbrenging verwekking zelfst. naamw. voortbrenging produktie zelfst. naamw. voortbrenging voortplanting zelfst. naamw. voortbrenging verbouw zelfst. naamw. voortbrenging reproductie zelfst. naamw. voortbrenging kweken zelfst. naamw. voortbrenging fokkerij zelfst. naamw. voortbrenging fok zelfst. naamw. voortbrenging cultuur zelfst. naamw. voortbrenging aanplant zelfst. naamw. voortbrenging aankweken zelfst. naamw. voortbrenging aankweek zelfst. naamw. voortbrenging aanfok zelfst. naamw. voortbrenging telen zelfst. naamw. voortbrengsel fabrikaat zelfst. naamw. voortbrengsel maaksel zelfst. naamw. voortbrengsel product zelfst. naamw. voortbrengsel uitkomst zelfst. naamw. voortbrengsel rendement zelfst. naamw. voortbrengsel opbrengst zelfst. naamw. voortbrengsel oogst zelfst. naamw. voortdrijven aandrijven werkwoord voortdrijven jagen werkwoord voortdrijven opzwepen werkwoord voortdrijven wegjagen werkwoord voortdrijven opjagen werkwoord voortdrijven drijven werkwoord voortdrijven voortjagen werkwoord voortdrijven opdrijven werkwoord voortdrijven aanzwiepen werkwoord voortduren aanhouden werkwoord voortduren duren werkwoord voortduren standhouden werkwoord voortduren voortbestaan werkwoord voortduren beklijven werkwoord voortdurend altijd bijv. naamw. voortdurend continue bijv. naamw. voortdurend eeuwig bijv. naamw. voortdurend eindeloos bijv. naamw. voortdurend gedurig bijv. naamw. voortdurend oneindig bijv. naamw. voortdurend ononderbroken bijv. naamw. voortdurend onophoudelijk bijv. naamw. voortdurend steeds bijv. naamw. voortdurend telkens bijv. naamw. voortdurend aanhoudend bijv. naamw. voortdurend chronisch bijv. naamw. voortdurend gestadig bijv. naamw. voortdurend onafgebroken bijv. naamw. voortdurend permanent bijv. naamw. voortdurend stelselmatig bijv. naamw. voortdurend continu bijv. naamw. voortdurend immer bijv. naamw. voortdurend doorlopend bijv. naamw. voortdurend constant bijv. naamw. voortdurend bestendig bijv. naamw. voortdurend aaneengesloten bijv. naamw. voortdurend hardnekkig bijv. naamw. voortdurend onafgelaten bijv. naamw. voortdurend hetijd bijv. naamw. voortdurend almaar bijv. naamw. voortdurend aldoor bijv. naamw. voortduwen duwen werkwoord voortduwen persen werkwoord voortduwen vooruitduwen werkwoord voorteken voorbode zelfst. naamw. voorteken voorloper zelfst. naamw. voorteken voorbo zelfst. naamw. voorteken aanwijzing zelfst. naamw. voorteken aankondiger zelfst. naamw. voortgaan doorgaan werkwoord voortgaan doorlopen werkwoord voortgaan voortzetten werkwoord voortgaan vervolgen werkwoord voortgaan verdergaan werkwoord voortgaan continueren werkwoord voortgaan aanhouden werkwoord voortgaan verlopen werkwoord voortgaan avanceren werkwoord voortgaand progressief bijv. naamw. voortgang opmars zelfst. naamw. voortgang progressie zelfst. naamw. voortgang vooruitgang zelfst. naamw. voortgang vordering zelfst. naamw. voortgang verloop zelfst. naamw. voortgang ontwikkelingsgang zelfst. naamw. voortijdig prematuur bijv. naamw. voortijdig ontijdig bijv. naamw. voortjagen opjagen werkwoord voortjagen ophitsen werkwoord voortjagen opdrijven werkwoord voortjagen jachten werkwoord voortjagen wegjagen werkwoord voortjagen voortdrijven werkwoord voortjagen aanzwiepen werkwoord voortkomen afstammen werkwoord voortkomen ontspruiten werkwoord voortkomen ontstaan werkwoord voortkomen stammen werkwoord voortkomen spruiten werkwoord voortkomen voortvloeien werkwoord voortkomen voortspruiten werkwoord voortkomen volgen werkwoord voortkomen uitkomen werkwoord voortkomen resulteren werkwoord voortleven leven werkwoord voortleven teren werkwoord voortleven voortbestaan werkwoord voortleven overleven werkwoord voortlokken weglokken overig. voortlokken verlokken overig. voortlokken verleiden overig. voortlokken meelokken overig. voortlokken lokken overig. voortlokken aanlokken overig. voortmaken opschieten werkwoord voortmaken spoeden werkwoord voortmaken overhaasten werkwoord voortmaken jagen werkwoord voortmaken ijlen werkwoord voortmaken haasten werkwoord voortmaken aanpoten werkwoord voortplanten reproduceren werkwoord voortplanten vermenigvuldigen werkwoord voortplanting reproductie zelfst. naamw. voortplanting teelt zelfst. naamw. voortplanting veefokkerij zelfst. naamw. voortplanting procreatie zelfst. naamw. voortplanting voortbrenging zelfst. naamw. voortplanting verbouw zelfst. naamw. voortplanting kweken zelfst. naamw. voortplanting fokkerij zelfst. naamw. voortplanting fok zelfst. naamw. voortplanting cultuur zelfst. naamw. voortplanting aanplant zelfst. naamw. voortplanting aankweken zelfst. naamw. voortplanting aankweek zelfst. naamw. voortplanting aanfok zelfst. naamw. voortplanting telen zelfst. naamw. voortplantings- vruchtbaar overig. voortreffelijk briljant bijv. naamw. voortreffelijk edel bijv. naamw. voortreffelijk excellent bijv. naamw. voortreffelijk grandioos bijv. naamw. voortreffelijk groot bijv. naamw. voortreffelijk kapitaal bijv. naamw. voortreffelijk klassiek bijv. naamw. voortreffelijk kostelijk bijv. naamw. voortreffelijk onvolprezen bijv. naamw. voortreffelijk patent bijv. naamw. voortreffelijk perfect bijv. naamw. voortreffelijk subliem bijv. naamw. voortreffelijk uitgelezen bijv. naamw. voortreffelijk uitgezocht bijv. naamw. voortreffelijk uitmuntend bijv. naamw. voortreffelijk uitstekend bijv. naamw. voortreffelijk volmaakt bijv. naamw. voortreffelijk eminent bijv. naamw. voortreffelijk overtreffend bijv. naamw. voortreffelijk puik bijv. naamw. voortreffelijk fijn bijv. naamw. voortreffelijk best bijv. naamw. voortreffelijk uitnemend bijv. naamw. voortreffelijk superbe bijv. naamw. voortreffelijk schitterend bijv. naamw. voortreffelijk magnifiek bijv. naamw. voortreffelijk groots bijv. naamw. voortreffelijk geweldig bijv. naamw. voortreffelijk fantastisch bijv. naamw. voortreffelijk heerlijk bijv. naamw. voortreffelijkheid luister zelfst. naamw. voortreffelijkheid superioriteit zelfst. naamw. voortreffelijkheid uitnemendheid zelfst. naamw. voortrekken begunstigen werkwoord voortrekken bevoordelen werkwoord voortrekken voorschuiven werkwoord voortrekken verkiezen werkwoord voortrekken prefereren werkwoord voortrekker pionier zelfst. naamw. voortrekker genist zelfst. naamw. voortrekker geniesoldaat zelfst. naamw. voortrekker baanbreker zelfst. naamw. voortrekker wegberei zelfst. naamw. voorts tevens bijv. naamw. voorts verder bijv. naamw. voorts trouwens bijv. naamw. voorts overigens bijv. naamw. voorts daarenboven bijv. naamw. voorts alsmede bijv. naamw. voortschrijdend progressief bijv. naamw. voortschuiven schuiven werkwoord voortspruiten spruiten werkwoord voortspruiten stoelen werkwoord voortspruiten voortvloeien werkwoord voortspruiten voortkomen werkwoord voortspruiten volgen werkwoord voortspruiten uitkomen werkwoord voortspruiten resulteren werkwoord voortstuwen stuwen werkwoord voortstuwen aandrijven zelfst. naamw. voortstuwen aanjagen zelfst. naamw. voortstuwen vooruitduwen zelfst. naamw. voortstuwen opstuwen zelfst. naamw. voortstuwend propulsief bijv. naamw. voortstuwing dynamiek zelfst. naamw. voortstuwing stuwkracht zelfst. naamw. voortstuwing aandrijving zelfst. naamw. voortstuwingen motoren overig. voortstuwingen aandrijvingen overig. voortsukkelen sjokken werkwoord voorttrekken slepen werkwoord voorttrekken trekken werkwoord voorttrekken boegseren werkwoord voortuin tuin zelfst. naamw. voortvarend slagvaardig bijv. naamw. voortvloeien resulteren werkwoord voortvloeien voortspruiten werkwoord voortvloeien voortkomen werkwoord voortvloeien volgen werkwoord voortvloeien uitkomen werkwoord voortvloeisel consequentie zelfst. naamw. voortvloeisel gevolg zelfst. naamw. voortvloeisel uitvloeisel zelfst. naamw. voortvluchtige vluchteling zelfst. naamw. voortzeggen meedelen werkwoord voortzeggen mededelen werkwoord voortzeggen berichten werkwoord voortzetten continueren werkwoord voortzetten doorgaan werkwoord voortzetten prolongeren werkwoord voortzetten verdergaan werkwoord voortzetten vervolgen werkwoord voortzetten voortgaan werkwoord voortzetten aanhouden werkwoord voortzetten verdergaan overig. voortzetting vervolg zelfst. naamw. vooruitbestellen voorbestellen werkwoord vooruitduwen duwen werkwoord vooruitduwen voortduwen werkwoord vooruitduwen voortstuwen werkwoord vooruitduwen stuwen werkwoord vooruitgaan beter worden werkwoord vooruitgaan vorderen zelfst. naamw. vooruitgaand vooropgaand overig. vooruitgang beweging zelfst. naamw. vooruitgang progressie zelfst. naamw. vooruitgang toename zelfst. naamw. vooruitgang verbetering zelfst. naamw. vooruitgang verloop zelfst. naamw. vooruitgang vlucht zelfst. naamw. vooruitgang voortgang zelfst. naamw. vooruitgang vordering zelfst. naamw. vooruitgang vorming zelfst. naamw. vooruitgang ontwikkeling zelfst. naamw. vooruitgang ontplooiing zelfst. naamw. vooruitgang ontwikkelingsgang zelfst. naamw. vooruithelpen pousseren werkwoord vooruithelpen protegeren werkwoord vooruithelpen verderhelpen werkwoord vooruitkijken anticiperen werkwoord vooruitkomen opschieten werkwoord vooruitkomen vorderen werkwoord vooruitkomen opwerken werkwoord vooruitkomen verkomen werkwoord vooruitlopen anticiperen werkwoord vooruitlopen preluderen werkwoord vooruitlopen vooroplopen werkwoord vooruitlopen prejudiciëren werkwoord vooruitlopen voorlopen werkwoord vooruitlopen vooraanlopen werkwoord vooruitrijden vooroprijden werkwoord vooruitschrijden vorderen overig. vooruitschrijden opschieten overig. vooruitschuiven duwen werkwoord vooruitschuiven opschuiven werkwoord vooruitschuiven voorschuiven werkwoord vooruitspringen vooruitsteken werkwoord vooruitspringen uitsteken werkwoord vooruitspringen uitstaan werkwoord vooruitspringen uitspringen werkwoord vooruitspringend vooruitstekend overig. vooruitspringend uitspringend overig. vooruitsteken vooruitspringen werkwoord vooruitsteken uitsteken werkwoord vooruitsteken uitstaan werkwoord vooruitsteken uitspringen werkwoord vooruitstekend vooruitspringend overig. vooruitstekend uitspringend overig. vooruitstrevend geavanceerd bijv. naamw. vooruitstrevend modern bijv. naamw. vooruitstrevend progressief bijv. naamw. vooruitzetten vooropzetten overig. vooruitzetten vooropstellen overig. vooruitzicht kans zelfst. naamw. vooruitzicht mogelijkheid zelfst. naamw. vooruitzicht perspectief zelfst. naamw. vooruitzicht toekomst zelfst. naamw. vooruitzicht uitzicht zelfst. naamw. vooruitzicht zicht zelfst. naamw. vooruitzien verwachten werkwoord vooruitzien tegemoetzien werkwoord vooruitziend profetisch bijv. naamw. vooruitziend voorspellend bijv. naamw. voorvader overgrootvader overig. voorval gebeurtenis zelfst. naamw. voorval incident zelfst. naamw. voorval feit zelfst. naamw. voorvallen afspelen werkwoord voorvallen gebeuren werkwoord voorvallen omgaan werkwoord voorvallen passeren werkwoord voorvallen plaatshebben werkwoord voorvallen plaatsvinden werkwoord voorvallen voordoen werkwoord voorvallen zijn werkwoord voorvallen incidenten zelfst. naamw. voorvallen voorkomen werkwoord voorvallen geschieden werkwoord voorvallen gebeurtenissen werkwoord voorvechter pleitbezorger zelfst. naamw. voorvechter strijder zelfst. naamw. voorvechter hoofdrolspeler zelfst. naamw. voorvechter ijveraar zelfst. naamw. voorvechter bepleiter zelfst. naamw. voorvechter protagonist zelfst. naamw. voorvechter hoofdpersoon zelfst. naamw. voorverkoop voorbespreking zelfst. naamw. voorvoegen voorzetten werkwoord voorvoegen voorplakken werkwoord voorvoegen aanhechten werkwoord voorvoelen aanvoelen werkwoord voorvrouw leidsvrouw overig. voorvrouw leidster overig. voorvrouw aanvoerster overig. voorwaar kriterium overig. voorwaar eis overig. voorwaar criterium overig. voorwaar conditie overig. voorwaar beperking overig. voorwaar bepaling overig. voorwaar beding overig. voorwaar vereiste overig. voorwaar premis overig. voorwaar voorbehoud overig. voorwaar restrictie overig. voorwaarde beding zelfst. naamw. voorwaarde bepaling zelfst. naamw. voorwaarde beperking zelfst. naamw. voorwaarde conditie zelfst. naamw. voorwaarde criterium zelfst. naamw. voorwaarde eis zelfst. naamw. voorwaarde premisse zelfst. naamw. voorwaarde vereiste zelfst. naamw. voorwaarde voorbehoud zelfst. naamw. voorwaardelijk conditioneel bijv. naamw. voorwaarden condities zelfst. naamw. voorwenden doen alsof werkwoord voorwenden fingeren werkwoord voorwenden verzinnen werkwoord voorwenden verdichten werkwoord voorwenden uitdenken werkwoord voorwenden fantaseren werkwoord voorwenden bedenken werkwoord voorwenden voorgeven werkwoord voorwenden veinzen werkwoord voorwenden simuleren werkwoord voorwenden toneelspelen werkwoord voorwenden spelen werkwoord voorwendend veinzend overig. voorwendend huichelend overig. voorwendsel excuus zelfst. naamw. voorwendsel smoes zelfst. naamw. voorwendsel uitvlucht zelfst. naamw. voorwendsel uiterlijk zelfst. naamw. voorwendsel schijn zelfst. naamw. voorwendsel gedaante zelfst. naamw. voorwendsels smoezen zelfst. naamw. voorwendsels uitvluchten zelfst. naamw. voorwereldlijk voorhistorisch bijv. naamw. voorwerken voorbewerken werkwoord voorwerken prepareren werkwoord voorwerp artikel zelfst. naamw. voorwerp ding zelfst. naamw. voorwerp goed zelfst. naamw. voorwerp item zelfst. naamw. voorwerp object zelfst. naamw. voorwerp zaak zelfst. naamw. voorwerpen artikelen zelfst. naamw. voorwerpen waar zelfst. naamw. voorwerpen koopwaar zelfst. naamw. voorwiel voorrad zelfst. naamw. voorwoord preambule zelfst. naamw. voorwoord proloog zelfst. naamw. voorwoord voorbericht zelfst. naamw. voorwoord introductie zelfst. naamw. voorwoord inleiding zelfst. naamw. voorwoorden voorberichten overig. voorzeggen profeteren werkwoord voorzeggend profetisch overig. voorzegger souffleur zelfst. naamw. voorzegger ziener zelfst. naamw. voorzeker zeker overig. voorzeker welzeker overig. voorzeker waarlijk overig. voorzeker waarachtig overig. voorzeker stellig overig. voorzeker reëel overig. voorzeker heus overig. voorzeker gewis overig. voorzeker geheid overig. voorzeker echt overig. voorzeker beslist overig. voorzeker ongetwijfeld overig. voorzeker vast overig. voorzeker feitelijk overig. voorzetten opdienen werkwoord voorzetten schaffen werkwoord voorzetten voorplakken zelfst. naamw. voorzetten voorvoegen werkwoord voorzetten aanhechten werkwoord voorzetten opdissen werkwoord voorzetten bedienen werkwoord voorzichtig bescheiden bijv. naamw. voorzichtig spaarzaam bijv. naamw. voorzichtig waakzaam bijv. naamw. voorzichtig zorgvuldig bijv. naamw. voorzichtig behoedzaam bijv. naamw. voorzichtig stilzwijgend bijv. naamw. voorzichtig bedachtzaam bijv. naamw. voorzichtig wakend bijv. naamw. voorzichtig waaks bijv. naamw. voorzichtig paraat bijv. naamw. voorzichtig hoede bijv. naamw. voorzichtig alert bijv. naamw. voorzichtig stiekem bijv. naamw. voorzichtig omzichtig bijv. naamw. voorzichtig gesloten bijv. naamw. voorzichtigheid behoedzaamheid zelfst. naamw. voorzichtigheid omzichtigheid zelfst. naamw. voorzien bevroeden werkwoord voorzien verschaffen werkwoord voorziening faciliteit zelfst. naamw. voorziening maatregel zelfst. naamw. voorziening provisie zelfst. naamw. voorziening verschaffing zelfst. naamw. voorziening schikking zelfst. naamw. voorziening maatreg zelfst. naamw. voorzijde aangezicht zelfst. naamw. voorzijde façade zelfst. naamw. voorzijde front zelfst. naamw. voorzijde voorgevel zelfst. naamw. voorzijde voorkant zelfst. naamw. voorzijde gevel zelfst. naamw. voorzijde voorgev zelfst. naamw. voorzijde pui zelfst. naamw. voorzijde gev zelfst. naamw. voorzitten presideren werkwoord voorzitten managen werkwoord voorzitten leiden werkwoord voorzitten besturen werkwoord voorzitten aanvoeren werkwoord voorzitter bestuurder zelfst. naamw. voorzitter bestuurslid zelfst. naamw. voorzitter deken zelfst. naamw. voorzitter kopstuk zelfst. naamw. voorzitter manager zelfst. naamw. voorzitter president zelfst. naamw. voorzitter bestuur zelfst. naamw. voorzitter voorman zelfst. naamw. voorzitter scheidsrechter zelfst. naamw. voorzitters presidenten overig. voorzitterschap presidium overig. voorzorg preventie zelfst. naamw. voorzorgsmaatregel voorzorg zelfst. naamw. voosheid leegheid zelfst. naamw. voosheid holheid zelfst. naamw. vorderen eisen werkwoord vorderen inmanen werkwoord vorderen opeisen werkwoord vorderen opschieten werkwoord vorderen vooruitgaan zelfst. naamw. vorderen rekwireren werkwoord vorderen opvorderen werkwoord vorderen invorderen werkwoord vorderen vooruitkomen werkwoord vorderen verkomen werkwoord vorderen vooruitschrijden werkwoord vordering claim zelfst. naamw. vordering invordering zelfst. naamw. vordering requisitoir zelfst. naamw. vordering schuldvordering zelfst. naamw. vordering vooruitgang zelfst. naamw. vordering eis zelfst. naamw. vordering inning zelfst. naamw. vordering incasso zelfst. naamw. vordering incassering zelfst. naamw. vordering voortgang zelfst. naamw. vordering verloop zelfst. naamw. vordering progressie zelfst. naamw. vordering ontwikkelingsgang zelfst. naamw. vordering toename zelfst. naamw. vordering vraag zelfst. naamw. vore ploegsnede zelfst. naamw. voren voorn zelfst. naamw. voren ploegvoren zelfst. naamw. vorig afgelopen bijv. naamw. vorig jongstleden bijv. naamw. vorig verleden bijv. naamw. vorig vroeger bijv. naamw. vorig voorgaand bijv. naamw. vorig voorafgaand bijv. naamw. vorige voormalig bijv. naamw. vorige vroegere bijv. naamw. vorige vroeger bijv. naamw. vorige voormalige bijv. naamw. vorige voorheen bijv. naamw. vorige toenmalig bijv. naamw. vorige gewezen bijv. naamw. vorige geweest bijv. naamw. vorige ex bijv. naamw. vork gaffel zelfst. naamw. vork riek zelfst. naamw. vork hooivork zelfst. naamw. vorkheftruck heftruck zelfst. naamw. vorm afgietsel zelfst. naamw. vorm conditie zelfst. naamw. vorm contouren zelfst. naamw. vorm formaliteit zelfst. naamw. vorm gietmal zelfst. naamw. vorm gietvorm zelfst. naamw. vorm leest zelfst. naamw. vorm omtrek zelfst. naamw. vorm postuur zelfst. naamw. vorm schijn zelfst. naamw. vorm uiterlijk zelfst. naamw. vorm gedaante zelfst. naamw. vorm gietsel zelfst. naamw. vorm afgieting zelfst. naamw. vorm modelvorm zelfst. naamw. vorm matrijs zelfst. naamw. vorm mal zelfst. naamw. vorm voorkomen zelfst. naamw. vorm vertoon zelfst. naamw. vorm verschijning zelfst. naamw. vorm buitenkant zelfst. naamw. vorm aangezicht zelfst. naamw. vorm type zelfst. naamw. vorm aanzien zelfst. naamw. vorm gelaat zelfst. naamw. vorm gestalte zelfst. naamw. vorm figuur zelfst. naamw. vorm voorbeeld zelfst. naamw. vorm maat zelfst. naamw. vormbaar kneedbaar bijv. naamw. vormelijk formalistisch bijv. naamw. vormelijk officieel bijv. naamw. vormelijk afstandelijk bijv. naamw. vormelijkheid voornaamheid zelfst. naamw. vormelijkheid statigheid zelfst. naamw. vormelijkheid plechtstatigheid zelfst. naamw. vormelijkheid plechtigheid zelfst. naamw. vormelijkheid gedragenheid zelfst. naamw. vormen boetseren werkwoord vormen bouwen werkwoord vormen formeren werkwoord vormen kneden werkwoord vormen maakt werkwoord vormen maken werkwoord vormen modelleren werkwoord vormen ontwikkelen werkwoord vormen opleiden werkwoord vormen opvoeden werkwoord vormen opwerpen werkwoord vormen scheppen werkwoord vormen smeden werkwoord vormen uitmaken werkwoord vormen vervaardigen werkwoord vormen beschaven zelfst. naamw. vormen cultiveren werkwoord vormen grootbrengen werkwoord vormen structuren overig. vormen constitueren overig. vormgevend plastisch bijv. naamw. vormgeving design zelfst. naamw. vormgeving opmaak zelfst. naamw. vorming ontstaan zelfst. naamw. vorming ontwikkeling zelfst. naamw. vorming opleiding zelfst. naamw. vorming vooruitgang zelfst. naamw. vorming ontplooiing zelfst. naamw. vorming schoolopleiding zelfst. naamw. vorming scholing zelfst. naamw. vormloos amorf overig. vormloos ongevormd overig. vormsel belijdenis zelfst. naamw. vormverandering gedaanteverwisseling zelfst. naamw. vormverandering metamorfose zelfst. naamw. vormverandering transformatie zelfst. naamw. vormverandering metamorfo zelfst. naamw. vormverandering gedaanteverandering zelfst. naamw. vorsen onderzocht werkwoord vorsen onderzoeken werkwoord vorsen speuren werkwoord vorser onderzoeker zelfst. naamw. vorst groothertog zelfst. naamw. vorst kou zelfst. naamw. vorst majesteit zelfst. naamw. vorst monarch zelfst. naamw. vorst soeverein zelfst. naamw. vorst koning zelfst. naamw. vorst heerser zelfst. naamw. vorstelijk aanzienlijk bijv. naamw. vorstelijk heerlijk bijv. naamw. vorstelijk koninklijk bijv. naamw. vorstelijk royaal bijv. naamw. vorstelijk trots bijv. naamw. vorstelijk statig bijv. naamw. vorstelijk plechtstatig bijv. naamw. vorstelijk plechtig bijv. naamw. vorstelijk parmantig bijv. naamw. vorstelijk parmant bijv. naamw. vorstelijk nobel bijv. naamw. vorstelijk majestueus bijv. naamw. vorstelijk indrukwekkend bijv. naamw. vorstelijk fier bijv. naamw. vorstelijk deftig bijv. naamw. vorstelijk aristocratisch bijv. naamw. vorstenhuis dynastie zelfst. naamw. vorstenhuis koningshuis zelfst. naamw. vort weg overig. vort ksst overig. vort heen overig. vos vrouwtjesvos zelfst. naamw. vosje vossepels overig. vosseburcht vossenhol overig. vossen neuken werkwoord vossenhol vosseburcht overig. vossepels vosje overig. voteren kiezen werkwoord votief gelofte- overig. voucher bewijsje overig. vouw ezelsoor zelfst. naamw. vouw plooi zelfst. naamw. vouw rimpel zelfst. naamw. vouwbaar plooibaar overig. vouwblad folder zelfst. naamw. vouwblad fol zelfst. naamw. vouwblad brochure zelfst. naamw. vouwen opvouwen werkwoord vouwsto opklapstoel overig. vouwsto klapsto overig. vouwstoel klapstoel zelfst. naamw. voyeur gluur overig. vozen neuken werkwoord vraag bede zelfst. naamw. vraag belangstelling zelfst. naamw. vraag eis zelfst. naamw. vraag interpellatie zelfst. naamw. vraag kwestie zelfst. naamw. vraag opgave zelfst. naamw. vraag verzoek zelfst. naamw. vraag vordering zelfst. naamw. vraaggesprek interview zelfst. naamw. vraagsteller vrager overig. vraagsteller vragensteller overig. vraagsteller interpellant overig. vraagstelling probleemstelling zelfst. naamw. vraagstelling stelling zelfst. naamw. vraagstelling vraag zelfst. naamw. vraagster verzoekster overig. vraagster aanvraagster overig. vraagstuk kwestie zelfst. naamw. vraagstuk opgave zelfst. naamw. vraagstuk probleem zelfst. naamw. vraagstuk raadsel zelfst. naamw. vraagstuk zwaarte zelfst. naamw. vraagstuk opgaaf zelfst. naamw. vraatzucht gulzigheid overig. vraatzuchtig gulzig bijv. naamw. vraatzuchtigheid schrokachtigheid zelfst. naamw. vraatzuchtigheid gulzigheid zelfst. naamw. vraatzuchtigheid gretigheid zelfst. naamw. vraatzuchtigheid begerigheid zelfst. naamw. vracht belading zelfst. naamw. vracht bende zelfst. naamw. vracht bevrachting zelfst. naamw. vracht cargo zelfst. naamw. vracht lading zelfst. naamw. vracht last zelfst. naamw. vracht overvloed zelfst. naamw. vracht pak zelfst. naamw. vracht transport zelfst. naamw. vracht zooi zelfst. naamw. vracht vrachtprijs zelfst. naamw. vrachtauto oplegger zelfst. naamw. vrachtauto vrachtwagen zelfst. naamw. vrachtauto truck zelfst. naamw. vrachtbrief vervoersbrief overig. vrachtbrief expeditiebrief overig. vrachten ladingen overig. vrachtgeld port zelfst. naamw. vrachtondernemer expediteur zelfst. naamw. vrachtondernemer transporteur zelfst. naamw. vrachtondernemer vervoerder zelfst. naamw. vrachtondernemer vrachtvervoer zelfst. naamw. vrachtondernemer vervoer zelfst. naamw. vrachtprijs vracht overig. vrachtrij vrachtwagenchauffeur overig. vrachtrij voerman overig. vrachtvervoer wegtransport zelfst. naamw. vrachtvervoer wegvervoer zelfst. naamw. vrachtvervoer transport zelfst. naamw. vrachtvervoer vrachtondernemer zelfst. naamw. vrachtvervoer vervoer zelfst. naamw. vrachtvervoer transporteur zelfst. naamw. vrachtvervoer expediteur zelfst. naamw. vrachtvrij franco bijv. naamw. vrachtwagen combinatie zelfst. naamw. vrachtwagen vrachtauto zelfst. naamw. vrachtwagen truck zelfst. naamw. vrachtwagenchauffeur vrachtrij overig. vrachtwagenchauffeur voerman overig. vrachtwagens trucks overig. vragen aanzoeken werkwoord vragen behoeven werkwoord vragen eisen werkwoord vragen informeren werkwoord vragen inviteren werkwoord vragen opvragen werkwoord vragen rekwestreren werkwoord vragen smeken werkwoord vragen verzoeken zelfst. naamw. vragen aanvragen werkwoord vragen bidden werkwoord vragen uitnodigen werkwoord vragen enqueteren werkwoord vragend vragenderwijs bijv. naamw. vragenderwijs vragend bijv. naamw. vragenlijst enquêteformulier zelfst. naamw. vragensteller vrager overig. vragensteller vraagsteller overig. vragensteller interpellant overig. vrager interpellant zelfst. naamw. vrager rekwestrant zelfst. naamw. vrager verzoeker zelfst. naamw. vrager vragensteller zelfst. naamw. vrager vraagsteller zelfst. naamw. vrede harmonie zelfst. naamw. vrede rustigheid zelfst. naamw. vrede vredessituatie zelfst. naamw. vrede vredestijd zelfst. naamw. vrede vredesverdrag zelfst. naamw. vrede rust zelfst. naamw. vrede kalmte zelfst. naamw. vredelievend pacifistisch bijv. naamw. vredelievend vreedzaam bijv. naamw. vredessituatie vrede zelfst. naamw. vredestichter duif zelfst. naamw. vredestijd vrede zelfst. naamw. vredig rustig bijv. naamw. vredig sereen bijv. naamw. vredig harmonisch bijv. naamw. vredig vreedzaam bijv. naamw. vredig stil bijv. naamw. vredig kalmpjes bijv. naamw. vredig kalm bijv. naamw. vredig bedaard bijv. naamw. vredig harmonisch overig. vredig harmonisch overig. vredig harmonisch overig. vredigheid kalmte zelfst. naamw. vredigheid rust zelfst. naamw. vreedzaam geweldloos bijv. naamw. vreedzaam rustig bijv. naamw. vreedzaam sereen bijv. naamw. vreedzaam vredelievend bijv. naamw. vreedzaam vredig bijv. naamw. vreedzaam stil bijv. naamw. vreedzaam kalmpjes bijv. naamw. vreedzaam kalm bijv. naamw. vreedzaam bedaard bijv. naamw. vreemd buitenissig bijv. naamw. vreemd eigenaardig bijv. naamw. vreemd excentriek bijv. naamw. vreemd maf bijv. naamw. vreemd raar bijv. naamw. vreemd typisch bijv. naamw. vreemd uitheems bijv. naamw. vreemd vreemdsoortig bijv. naamw. vreemd zonderling bijv. naamw. vreemd buitenlands bijv. naamw. vreemd merkwaardig bijv. naamw. vreemd eigen bijv. naamw. vreemd bijzonder bijv. naamw. vreemd apart bijv. naamw. vreemd wonderlijk bijv. naamw. vreemd gek bijv. naamw. vreemd extravagant bijv. naamw. vreemd ongewoon bijv. naamw. vreemd curieus bijv. naamw. vreemd bizar bijv. naamw. vreemd woest bijv. naamw. vreemd verlaten bijv. naamw. vreemd onhandig bijv. naamw. vreemd onbekend bijv. naamw. vreemd mal bijv. naamw. vreemd dwaas bijv. naamw. vreemde onbekende zelfst. naamw. vreemde vreemdeling zelfst. naamw. vreemde rare overig. vreemdeling buitenlander zelfst. naamw. vreemdeling onbekende zelfst. naamw. vreemdeling buitenlan zelfst. naamw. vreemdeling vreemde zelfst. naamw. vreemdelinge buitenlandse overig. vreemdelingen buitenlanders zelfst. naamw. vreemdelingen onbekenden zelfst. naamw. vreemdelingendienst vreemdelingenpolitie zelfst. naamw. vreemdelingenhaat xenophobie overig. vreemdelingenhaat xenofobie overig. vreemdelingenpolitie vreemdelingendienst zelfst. naamw. vreemdelingenverkeer toerisme zelfst. naamw. vreemdelingenverkeer tourisme zelfst. naamw. vreemdsoortig uitheems bijv. naamw. vreemdsoortig vreemd bijv. naamw. vreemdsoortig zonderling bijv. naamw. vreemdsoortig wonderlijk bijv. naamw. vreemdsoortig raar bijv. naamw. vreemdsoortig gek bijv. naamw. vreemdsoortig eigenaardig bijv. naamw. vreemdsoortigheid merkwaardigheid zelfst. naamw. vreemdsoortigheid hebbelijkheid zelfst. naamw. vreemdsoortigheid eigenaardigheid zelfst. naamw. vreemdsoortigheid rarigheid zelfst. naamw. vreemsnuiter snoeshaan overig. vrees angst zelfst. naamw. vrees bangheid zelfst. naamw. vrees eerbied zelfst. naamw. vreesaanjagend angstwekkend bijv. naamw. vreesaanjagend beangstigend bijv. naamw. vreesaanjagend schrikaanjagend bijv. naamw. vreesaanjagend afschrikwekkend bijv. naamw. vreesaanjagend vreeswekkend bijv. naamw. vreesaanjagend schrikwekkend bijv. naamw. vreesaanjagend griezelig bijv. naamw. vreesaanjagend eng bijv. naamw. vreesaanjagend angstaanjagend bijv. naamw. vreesaanjaging intimidatie zelfst. naamw. vreesachtig angstvallig bijv. naamw. vreesachtig bang bijv. naamw. vreesachtig bangelijk bijv. naamw. vreesachtig schichtig bijv. naamw. vreesachtig schrikachtig bijv. naamw. vreesachtig schuw bijv. naamw. vreesachtig verschrikt bijv. naamw. vreesachtig bevreesd bijv. naamw. vreesachtig angstig bijv. naamw. vreesachtigheid bangheid zelfst. naamw. vreeswekkend vreesaanjagend overig. vreeswekkend schrikwekkend overig. vreeswekkend schrikaanjagend overig. vreeswekkend griezelig overig. vreeswekkend eng overig. vreeswekkend angstwekkend overig. vreeswekkend angstaanjagend overig. vreeswekkend vervaarlijk overig. vreeswekkend geducht overig. vreetfestijn smulpartij overig. vreetfestijn slemppartij overig. vreetzak slokop zelfst. naamw. vreetzak veelvraat zelfst. naamw. vreetzak schrokop zelfst. naamw. vreetzak gulzigaard zelfst. naamw. vreetzak vreter zelfst. naamw. vrek gierigaard zelfst. naamw. vrek schraper zelfst. naamw. vrek krentenweger zelfst. naamw. vrek krent zelfst. naamw. vrek knibbelaar zelfst. naamw. vrekkig gierig bijv. naamw. vrekkig hebzuchtig bijv. naamw. vrekkig inhalig bijv. naamw. vrekkig pinnig bijv. naamw. vrekkig schraperig bijv. naamw. vrekkig krenterig bijv. naamw. vrekkigheid schraapzucht zelfst. naamw. vrekkigheid krenterigheid zelfst. naamw. vrekkigheid gierigheid zelfst. naamw. vreselijk gruwelijk bijv. naamw. vreselijk schrikaanjagend bijv. naamw. vreselijk schrikbarend bijv. naamw. vreselijk afgrijselijk bijv. naamw. vreselijk crimineel bijv. naamw. vreselijk erg bijv. naamw. vreselijk monsterachtig bijv. naamw. vreselijk monsterlijk bijv. naamw. vreselijk ontzettend bijv. naamw. vreselijk verdomd bijv. naamw. vreselijk verschrikkelijk bijv. naamw. vreselijk zeer bijv. naamw. vreselijk afschuwelijk bijv. naamw. vreselijk ontzagwekkend bijv. naamw. vreselijk eerbiedig bijv. naamw. vreselijk schrikwekkend bijv. naamw. vreselijk bang bijv. naamw. vreselijk ijzingwekkend bijv. naamw. vreselijk dramatisch overig. vreselijk erg bijv. naamw. vreten dwarszitten werkwoord vreten opeten werkwoord vreten schransen werkwoord vreten verorberen werkwoord vreten verslinden werkwoord vreten bikken zelfst. naamw. vreten nuttigen werkwoord vreten eten werkwoord vreten consumeren werkwoord vreten bunkeren werkwoord vreten schrokken werkwoord vreten opvreten werkwoord vreten zwelgen werkwoord vreten slempen werkwoord vreten brassen werkwoord vreter vreetzak overig. vreug plezier overig. vreug blijdschap overig. vreug pret overig. vreug jolijt overig. vreugde blijdschap zelfst. naamw. vreugde jolijt zelfst. naamw. vreugde plezier zelfst. naamw. vreugde pret zelfst. naamw. vreugdekreet vreugdeschreeuw overig. vreugdekreet jubelkreet overig. vreugdekreten vreugdeschreeuwen overig. vreugdekreten jubels overig. vreugdekreten jubelkreten overig. vreugdeloos desolaat bijv. naamw. vreugdeloos troosteloos bijv. naamw. vreugdeloos triest bijv. naamw. vreugdeloos somber bijv. naamw. vreugdeloos mistroostig bijv. naamw. vreugdeloos grauw bijv. naamw. vreugdeschreeuw vreugdekreet overig. vreugdeschreeuw jubelkreet overig. vreugdeschreeuwen vreugdekreten overig. vreugdeschreeuwen jubels overig. vreugdeschreeuwen jubelkreten overig. vreugdevol blij bijv. naamw. vrezen opzien werkwoord vrezen schromen werkwoord vrezen duchten werkwoord vrezen versagen werkwoord vriend compagnon zelfst. naamw. vriend gezel zelfst. naamw. vriend kameraad zelfst. naamw. vriend kornuit zelfst. naamw. vriend maat zelfst. naamw. vriend maatje zelfst. naamw. vriend makker zelfst. naamw. vriend pal zelfst. naamw. vriend partner zelfst. naamw. vriend gabber zelfst. naamw. vriend spitsbroe zelfst. naamw. vriend kompaan zelfst. naamw. vriend gez zelfst. naamw. vriend kameraadje zelfst. naamw. vriend vriendje zelfst. naamw. vriend maat overig. vriendelijk goedaardig bijv. naamw. vriendelijk hartelijk bijv. naamw. vriendelijk welwillend bijv. naamw. vriendelijk zachtmoedig bijv. naamw. vriendelijk aardig bijv. naamw. vriendelijk voorkomend bijv. naamw. vriendelijk lief bijv. naamw. vriendelijk zwaar bijv. naamw. vriendelijk straf bijv. naamw. vriendelijk sterk bijv. naamw. vriendelijk krachtig bijv. naamw. vriendelijk geducht bijv. naamw. vriendelijk fiks bijv. naamw. vriendelijk eerlijk bijv. naamw. vriendelijk dapper bijv. naamw. vriendelijk braaf bijv. naamw. vriendelijk minnelijk bijv. naamw. vriendelijk menslievend bijv. naamw. vriendelijk zachtaardig bijv. naamw. vriendelijk plezierig bijv. naamw. vriendelijk hulpvaardig bijv. naamw. vriendelijk goedhartig bijv. naamw. vriendelijk behulpzaam bijv. naamw. vriendelijk attent bijv. naamw. vriendelijk aangenaam bijv. naamw. vriendelijk aanleren gentle teaching overig. vriendelijk aanleren gentle teaching overig. vriendelijk aanleren gentle teaching overig. vriendelijkheden beleefdheden overig. vriendelijkheid aardigheid zelfst. naamw. vriendelijkheid liefelijkheid zelfst. naamw. vriendelijkheid plaisanterie zelfst. naamw. vriendelijkheid minzaamheid zelfst. naamw. vriendelijkheid beminnelijkheid zelfst. naamw. vriendenkring kennissenkring zelfst. naamw. vriendenprijs luttelbedrag zelfst. naamw. vriendin beminde zelfst. naamw. vriendin hartsvriendin zelfst. naamw. vriendin kennis zelfst. naamw. vriendin meisje zelfst. naamw. vriendin minnares zelfst. naamw. vriendin partner zelfst. naamw. vriendin snoes zelfst. naamw. vriendin schat zelfst. naamw. vriendin liefste zelfst. naamw. vriendin liefje zelfst. naamw. vriendin geliefde zelfst. naamw. vriendin maatje zelfst. naamw. vriendin kameraadje zelfst. naamw. vriendin gez zelfst. naamw. vriendinnetje scharreltje overig. vriendje maatje zelfst. naamw. vriendje makker zelfst. naamw. vriendje makkertje zelfst. naamw. vriendje kameraadje zelfst. naamw. vriendje gabbertje zelfst. naamw. vriendje vriend zelfst. naamw. vriendje pal zelfst. naamw. vriendje maat zelfst. naamw. vriendje kompaan zelfst. naamw. vriendje kameraad zelfst. naamw. vriendje gabber zelfst. naamw. vriendschap genegenheid zelfst. naamw. vriendschap kameraadschap zelfst. naamw. vriendschappelijk amicaal bijv. naamw. vriendschappelijk hartelijk bijv. naamw. vriendschappelijk joviaal bijv. naamw. vriendschappelijk kameraadschappelijk bijv. naamw. vriendschappelijk vertrouwelijk bijv. naamw. vriendschappelijkheid hartelijkheid zelfst. naamw. vriesdrogen drogen werkwoord vrieskist vriezer overig. vrieskist diepvriezer overig. vrieskist diepvrieskist overig. vrieskou kou zelfst. naamw. vrieskou vorst zelfst. naamw. vriesvak vak zelfst. naamw. vriezend onnul overig. vriezer diepvrieskist zelfst. naamw. vriezer vrieskist zelfst. naamw. vriezer diepvriezer zelfst. naamw. vrij beschikbaar bijv. naamw. vrij eigen baas bijv. naamw. vrij ongebonden bijv. naamw. vrij openhartig bijv. naamw. vrij behoorlijk bijv. naamw. vrij gratis bijv. naamw. vrij los bijv. naamw. vrij vrijaf bijv. naamw. vrij ongebreideld bijv. naamw. vrij losbandig bijv. naamw. vrij bandeloos bijv. naamw. vrij vrijuit bijv. naamw. vrij vrijelijk bijv. naamw. vrij ronduit bijv. naamw. vrij oprecht bijv. naamw. vrij open bijv. naamw. vrij onverholen bijv. naamw. vrij onomwonden bijv. naamw. vrij onbewimpeld bijv. naamw. vrij zontaak bijv. naamw. vrij loos bijv. naamw. vrijaf vakantie zelfst. naamw. vrijaf verlof zelfst. naamw. vrijaf vrij zelfst. naamw. vrijage scharrelpartijtje overig. vrijblijvend informeel bijv. naamw. vrijblijvend voorlopig bijv. naamw. vrijblijvend los bijv. naamw. vrijbuiter bandiet zelfst. naamw. vrijbuiter piraat zelfst. naamw. vrijbuiter zeerover zelfst. naamw. vrijbuiter oplichter zelfst. naamw. vrijdenker libertijn zelfst. naamw. vrijelijk openhartig bijv. naamw. vrijelijk vrijuit bijv. naamw. vrijelijk vrij bijv. naamw. vrijelijk ronduit bijv. naamw. vrijelijk oprecht bijv. naamw. vrijelijk open bijv. naamw. vrijelijk onverholen bijv. naamw. vrijelijk onomwonden bijv. naamw. vrijelijk onbewimpeld bijv. naamw. vrijen beminnen werkwoord vrijen kienen werkwoord vrijen liefkozen werkwoord vrijen minnekozen werkwoord vrijen minnen werkwoord vrijen neuken werkwoord vrijen scharrelen werkwoord vrijen paren werkwoord vrijen liefbedrijven werkwoord vrijer aanbidder zelfst. naamw. vrijer liefhebber zelfst. naamw. vrijer minnaar zelfst. naamw. vrijer vriend zelfst. naamw. vrijer aanbid zelfst. naamw. vrijerij gevrij overig. vrijerij geminnekoos overig. vrijers minnaars overig. vrijetijdsbesteding hobby zelfst. naamw. vrijetijdsbesteding recreatie zelfst. naamw. vrijetijdsbesteding verstrooiing zelfst. naamw. vrijetijdsbesteding ontspanning zelfst. naamw. vrijgelatene losgelatene overig. vrijgeven openstellen werkwoord vrijgeven openen werkwoord vrijgeven vrijlaten werkwoord vrijgeven vrijschakelen werkwoord vrijgevig genereus bijv. naamw. vrijgevig goedgeefs bijv. naamw. vrijgevig gul bijv. naamw. vrijgevig liberaal bijv. naamw. vrijgevig mild bijv. naamw. vrijgevig scheutig bijv. naamw. vrijgevig kwistig bijv. naamw. vrijgevig royaal bijv. naamw. vrijgevig rijkelijk bijv. naamw. vrijgevig ruimhartig bijv. naamw. vrijgevig edelmoedig bijv. naamw. vrijgevigheid scheutigheid zelfst. naamw. vrijgevigheid ruimhartigheid zelfst. naamw. vrijgevigheid royaliteit zelfst. naamw. vrijgevigheid gulheid zelfst. naamw. vrijgevigheid goedgeefsheid zelfst. naamw. vrijgevigheid mildheid zelfst. naamw. vrijgevochten bandeloos bijv. naamw. vrijgez alleenstaande overig. vrijgezel alleenstaand bijv. naamw. vrijgezel ongebonden bijv. naamw. vrijgezel alleenstaande zelfst. naamw. vrijgezel celibatair zelfst. naamw. vrijheid onafhankelijkheid zelfst. naamw. vrijheid ongebondenheid zelfst. naamw. vrijheid ongedwongenheid zelfst. naamw. vrijheidsberoving gevangenname zelfst. naamw. vrijheidsberoving inverzekeringstelling zelfst. naamw. vrijheidsberoving inhechtenisneming zelfst. naamw. vrijheidsstrijder guerrillastrijder zelfst. naamw. vrijheidsstrijder opstandeling zelfst. naamw. vrijhouden openhouden werkwoord vrijhouden vergasten werkwoord vrijhouden trakteren werkwoord vrijhouden onthalen werkwoord vrijkomen loskomen werkwoord vrijkomen ontsnappen werkwoord vrijkopen loskopen werkwoord vrijlaten bevrijden werkwoord vrijlaten invrijheidstellen werkwoord vrijlaten loslaten werkwoord vrijlaten ontslaan werkwoord vrijlaten vrijmaken werkwoord vrijlaten verlossen werkwoord vrijlaten afhelpen werkwoord vrijlaten kiesrecht werkwoord vrijlaten vrijgeven werkwoord vrijlaten losmaken werkwoord vrijlating amnestie zelfst. naamw. vrijlating ontslag zelfst. naamw. vrijlating kwijtschelding zelfst. naamw. vrijlating loslating zelfst. naamw. vrijlopen leeglopen werkwoord vrijmaken banen werkwoord vrijmaken bevrijden werkwoord vrijmaken emanciperen werkwoord vrijmaken verlossen werkwoord vrijmaken vrijlaten werkwoord vrijmaken loslaten werkwoord vrijmaken afhelpen werkwoord vrijmaken vrijvechten werkwoord vrijmaking bevrijding zelfst. naamw. vrijmaking verlossing zelfst. naamw. vrijmaking redding zelfst. naamw. vrijmaking ontzetting zelfst. naamw. vrijmetselaarsloge loge zelfst. naamw. vrijmoedig brutaal bijv. naamw. vrijmoedig onbevreesd bijv. naamw. vrijmoedig vrijpostig bijv. naamw. vrijmoedig onbeschroomd bijv. naamw. vrijmoedig stoutmoedig bijv. naamw. vrijmoedig onbedeesd bijv. naamw. vrijmoedigheid vrijheid zelfst. naamw. vrijplaats schuilplaats zelfst. naamw. vrijplaats vluchtelingenkamp zelfst. naamw. vrijplaats asiel zelfst. naamw. vrijplaats wijkplaats zelfst. naamw. vrijpleiten zuiveren werkwoord vrijpleiten vrijspreken werkwoord vrijpleiten dechargeren werkwoord vrijpostig brutaal bijv. naamw. vrijpostig handtastelijk bijv. naamw. vrijpostig onbeschroomd bijv. naamw. vrijpostig stoutmoedig bijv. naamw. vrijpostig vrijmoedig bijv. naamw. vrijpostig astrant bijv. naamw. vrijpostig familiair bijv. naamw. vrijpostig hondsbrutaal bijv. naamw. vrijpostig onbedeesd bijv. naamw. vrijpostigheid onbeschoftheid zelfst. naamw. vrijpostigheid onbeschaamdheid zelfst. naamw. vrijpostigheid impertinentie zelfst. naamw. vrijpostigheid brutaliteit zelfst. naamw. vrijschakelen vrijgeven werkwoord vrijspreken zuiveren werkwoord vrijspreken vrijpleiten werkwoord vrijspreken dechargeren werkwoord vrijstaand afzonderlijk bijv. naamw. vrijstaand alleenstaand bijv. naamw. vrijstaand apart bijv. naamw. vrijstaand gescheiden bijv. naamw. vrijstaand separaat bijv. naamw. vrijstaand losstaand bijv. naamw. vrijstaand geïsoleerd bijv. naamw. vrijstellen ontheffen werkwoord vrijstellen ontslaan werkwoord vrijstellen ontlasten werkwoord vrijstelling dispensatie zelfst. naamw. vrijstelling ontheffing zelfst. naamw. vrijster ouvrijster overig. vrijuit ongehinderd bijv. naamw. vrijuit onbelemmerd bijv. naamw. vrijuit onverstoord bijv. naamw. vrijuit ongestoord bijv. naamw. vrijuit ongemoeid bijv. naamw. vrijuit vrijelijk bijv. naamw. vrijuit vrij bijv. naamw. vrijuit ronduit bijv. naamw. vrijuit oprecht bijv. naamw. vrijuit openhartig bijv. naamw. vrijuit open bijv. naamw. vrijuit onverholen bijv. naamw. vrijuit onomwonden bijv. naamw. vrijuit onbewimpeld bijv. naamw. vrijvechten vrijmaken werkwoord vrijvechten verlossen werkwoord vrijvechten emanciperen werkwoord vrijvechten bevrijden werkwoord vrijvechten banen werkwoord vrijwaren bewaren werkwoord vrijwaren dekken werkwoord vrijwaren sparen werkwoord vrijwaring garantie zelfst. naamw. vrijwaring zekerheidsstelling zelfst. naamw. vrijwaring waarborging zelfst. naamw. vrijwaring verzekering zelfst. naamw. vrijwaring vaststelling zelfst. naamw. vrijwaring inbeslagneming zelfst. naamw. vrijwaring beveiliging zelfst. naamw. vrijwel bijna overig. vrijwillig onverplicht bijv. naamw. vrijwillig spontaan bijv. naamw. vrijwillig voluntarius bijv. naamw. vrijwilligheid belangeloosheid zelfst. naamw. vrijzinnig vooruitstrevend bijv. naamw. vrijzinnig liberaal bijv. naamw. vrijzinnig modern bijv. naamw. vrijzinnigheid liberaliteit zelfst. naamw. vrille tolvlucht overig. vrind maat zelfst. naamw. vroedvrouw verloskundige zelfst. naamw. vroeg jong bijv. naamw. vroeg pril bijv. naamw. vroeg vroegtijdig bijv. naamw. vroeg tijdig bijv. naamw. vroeg rijp bijv. naamw. vroeger gewezen bijv. naamw. vroeger voordien bijv. naamw. vroeger voorheen bijv. naamw. vroeger voormalig bijv. naamw. vroeger verleden zelfst. naamw. vroeger eerst zelfst. naamw. vroeger eertijds zelfst. naamw. vroeger vorig bijv. naamw. vroeger voorgaand bijv. naamw. vroeger voorafgaand bijv. naamw. vroeger vóór bijv. naamw. vroeger vroegere bijv. naamw. vroeger vorige bijv. naamw. vroeger voormalige bijv. naamw. vroeger toenmalig bijv. naamw. vroeger geweest bijv. naamw. vroeger ex bijv. naamw. vroeger eerder bijv. naamw. vroeger voormaals bijv. naamw. vroegere vroeger overig. vroegere vorige overig. vroegere voormalige overig. vroegere voormalig overig. vroegere voorheen overig. vroegere toenmalig overig. vroegere gewezen overig. vroegere geweest overig. vroegere ex overig. vroegontwikkeld vroegwijs overig. vroegontwikkeld vroegrijp overig. vroegontwikkeld voorlijk overig. vroegrijp vroegwijs overig. vroegrijp vroegontwikkeld overig. vroegrijp voorlijk overig. vroegtijdig vroeg bijv. naamw. vroegtijdig prematuur bijv. naamw. vroegtijdig tijdig bijv. naamw. vroegwijs vroegrijp overig. vroegwijs vroegontwikkeld overig. vroegwijs voorlijk overig. vrolijk blij bijv. naamw. vrolijk blijmoedig bijv. naamw. vrolijk fleurig bijv. naamw. vrolijk geestig bijv. naamw. vrolijk kleurig bijv. naamw. vrolijk kwiek bijv. naamw. vrolijk levendig bijv. naamw. vrolijk lustig bijv. naamw. vrolijk monter bijv. naamw. vrolijk opgeruimd bijv. naamw. vrolijk opgetogen bijv. naamw. vrolijk opgewekt bijv. naamw. vrolijk wakker bijv. naamw. vrolijk welgemoed bijv. naamw. vrolijk fris bijv. naamw. vrolijk leuk bijv. naamw. vrolijk luchtig bijv. naamw. vrolijk plezierig bijv. naamw. vrolijk smakelijk bijv. naamw. vrolijk uitgelaten bijv. naamw. vrolijk zonnig bijv. naamw. vrolijk blijgestemd bijv. naamw. vrolijk jolig bijv. naamw. vrolijk fideel bijv. naamw. vrolijk schrander bijv. naamw. vrolijk tierig bijv. naamw. vrolijk levenslustig bijv. naamw. vrolijk dartel bijv. naamw. vrolijk blij overig. vrolijk opgewekt overig. vrolijkheid blijdschap zelfst. naamw. vrolijkheid leut zelfst. naamw. vrolijkheid levendigheid zelfst. naamw. vrolijkheid luim zelfst. naamw. vrolijkheid opgewektheid zelfst. naamw. vrolijkheid zon zelfst. naamw. vrolijkheid blijmoedigheid zelfst. naamw. vrolijkheid blijheid zelfst. naamw. vrolijkheid drukte zelfst. naamw. vrolijkheid uitgelatenheid zelfst. naamw. vrolijkheid lustigheid zelfst. naamw. vrolijkheid hupsheid zelfst. naamw. vrome godvruchtige overig. vrome godsdienstige overig. vroom devoot bijv. naamw. vroom geestelijk bijv. naamw. vroom gelovig bijv. naamw. vroom godsdienstig bijv. naamw. vroom godsvruchtig bijv. naamw. vroom religieus bijv. naamw. vroom kerkelijk bijv. naamw. vroom godvruchtig bijv. naamw. vroomheid devotie zelfst. naamw. vroomheid godsvrucht zelfst. naamw. vroomheid godvruchtigheid zelfst. naamw. vroomheid piëteit zelfst. naamw. vroomheid godvrezendheid zelfst. naamw. vroomheid godsdienstigheid zelfst. naamw. vroondienst leendienst overig. vroondienst herendienst overig. vrouw eega zelfst. naamw. vrouw gade zelfst. naamw. vrouw maagd zelfst. naamw. vrouw meid zelfst. naamw. vrouw mevrouw zelfst. naamw. vrouw moeder zelfst. naamw. vrouw prinses zelfst. naamw. vrouw zij zelfst. naamw. vrouw dame zelfst. naamw. vrouw vrouwspersoon zelfst. naamw. vrouw vrouwmens zelfst. naamw. vrouwachtig verwijfd overig. vrouwachtig onmanlijk overig. vrouwe jonkvrouw overig. vrouwelijk feminien bijv. naamw. vrouwelijk zij bijv. naamw. vrouwelijk wijfjes- bijv. naamw. vrouwen dames overig. vrouwenborst tiet zelfst. naamw. vrouwenhater misogyn zelfst. naamw. vrouwenhater misogyn overig. vrouwenjager rokkenjager zelfst. naamw. vrouwenjager schuinsmarcheerder zelfst. naamw. vrouwenkap vrouwenmuts overig. vrouwenmuts vrouwenkap overig. vrouwenring pessarium zelfst. naamw. vrouwenversierder casanova overig. vrouwmens vrouwspersoon zelfst. naamw. vrouwmens vrouw zelfst. naamw. vrouwspersoon meid zelfst. naamw. vrouwspersoon vrouwmens zelfst. naamw. vrouwspersoon vrouw zelfst. naamw. vrouwtje dametje zelfst. naamw. vrouwtje poes zelfst. naamw. vrouwtjesvos vos zelfst. naamw. vrucht gevolg zelfst. naamw. vrucht opbrengst zelfst. naamw. vrucht product zelfst. naamw. vrucht resultaat zelfst. naamw. vrucht ooft zelfst. naamw. vruchtafdrijving abortus zelfst. naamw. vruchtbaar dankbaar bijv. naamw. vruchtbaar potent bijv. naamw. vruchtbaar productief bijv. naamw. vruchtbaar sappig bijv. naamw. vruchtbaar winstgevend bijv. naamw. vruchtbaar voordelig bijv. naamw. vruchtbaar rendabel bijv. naamw. vruchtbaar profijtelijk bijv. naamw. vruchtbaar produktief bijv. naamw. vruchtbaar lucratief bijv. naamw. vruchtbaar lonend bijv. naamw. vruchtbaar wemelend bijv. naamw. vruchtbaar voortplantings- bijv. naamw. vruchtbaarheid fertiliteit zelfst. naamw. vruchtbeginsel stamper zelfst. naamw. vruchtdragend winstgevend overig. vruchteloos ijdel bijv. naamw. vruchteloos onbeduidend bijv. naamw. vruchteloos onvruchtbaar bijv. naamw. vruchteloos tevergeefs bijv. naamw. vruchteloos onvruchtbaarheid zelfst. naamw. vruchteloos vergeefs zelfst. naamw. vruchteloos onzinnigheid bijv. naamw. vruchteloos zonresultaat bijv. naamw. vruchteloos nutteloos bijv. naamw. vruchteloos ontoereikend bijv. naamw. vruchteloos futloos bijv. naamw. vruchten fruit zelfst. naamw. vruchtengelei jam zelfst. naamw. vruchtengelei marmelade zelfst. naamw. vruchtennat sap zelfst. naamw. vruchtenpit pit zelfst. naamw. vruchtensap bessensap zelfst. naamw. vruchtensap jus zelfst. naamw. vruchtensap sap zelfst. naamw. vruchtensap sapje zelfst. naamw. vruchtensla mengelmoes overig. vruchtensla huzarensla overig. VS Amerika overig. vue zicht overig. vue vergezicht overig. vue uitzicht overig. vue prospect overig. vue panorama overig. vue kijk overig. vue gezicht overig. vuig banaal bijv. naamw. vuig laag bijv. naamw. vuig onzindelijk bijv. naamw. vuil gemeen bijv. naamw. vuil goor bijv. naamw. vuil kliederig bijv. naamw. vuil morsig bijv. naamw. vuil afval zelfst. naamw. vuil smerigheid zelfst. naamw. vuil viezigheid zelfst. naamw. vuil kwaad zelfst. naamw. vuil zwijnenbo zelfst. naamw. vuil vuiligheid zelfst. naamw. vuil vuilheid zelfst. naamw. vuil viespeukerij zelfst. naamw. vuil smeerlapperij zelfst. naamw. vuil slonzigheid zelfst. naamw. vuil morsigheid zelfst. naamw. vuil drab zelfst. naamw. vuil vunzig zelfst. naamw. vuil voddig zelfst. naamw. vuil viezig zelfst. naamw. vuil vies zelfst. naamw. vuil smerig zelfst. naamw. vuil slordig zelfst. naamw. vuil slonzig zelfst. naamw. vuil ranzig zelfst. naamw. vuil viesheid zelfst. naamw. vuil knoeierig zelfst. naamw. vuil onrein overig. vuilak smeerlap zelfst. naamw. vuilbek varken zelfst. naamw. vuilbek zwijn zelfst. naamw. vuilbekken fulmineren werkwoord vuilbekkerij vuiligheid zelfst. naamw. vuilbekkerij vuitaal zelfst. naamw. vuilbekkerij vuilheid zelfst. naamw. vuilbekkerij schuinheid zelfst. naamw. vuilbekkerij obsceniteit zelfst. naamw. vuilheid smerigheid zelfst. naamw. vuilheid zwijnenbo zelfst. naamw. vuilheid vuiligheid zelfst. naamw. vuilheid vuil zelfst. naamw. vuilheid viezigheid zelfst. naamw. vuilheid viespeukerij zelfst. naamw. vuilheid smeerlapperij zelfst. naamw. vuilheid slonzigheid zelfst. naamw. vuilheid morsigheid zelfst. naamw. vuilheid drab zelfst. naamw. vuilheid viesheid zelfst. naamw. vuilheid gemwoord zelfst. naamw. vuilheid gemeenheid zelfst. naamw. vuilheid groezeligheid zelfst. naamw. vuilheid goorheid zelfst. naamw. vuilheid vuitaal zelfst. naamw. vuilheid vuilbekkerij zelfst. naamw. vuilheid schuinheid zelfst. naamw. vuilheid obsceniteit zelfst. naamw. vuiligheid onzuiverheid zelfst. naamw. vuiligheid smerigheid zelfst. naamw. vuiligheid viezigheid zelfst. naamw. vuiligheid vuilbekkerij zelfst. naamw. vuiligheid zwijnenbo zelfst. naamw. vuiligheid vuilheid zelfst. naamw. vuiligheid vuil zelfst. naamw. vuiligheid viespeukerij zelfst. naamw. vuiligheid smeerlapperij zelfst. naamw. vuiligheid slonzigheid zelfst. naamw. vuiligheid morsigheid zelfst. naamw. vuiligheid drab zelfst. naamw. vuiligheid viesheid zelfst. naamw. vuiligheid vuitaal zelfst. naamw. vuiligheid schuinheid zelfst. naamw. vuiligheid obsceniteit zelfst. naamw. vuilmaken beduimelen werkwoord vuilmaken verontreinigen werkwoord vuilmaken bezoedelen werkwoord vuilmaken bevuilen werkwoord vuilmaken bevlekken werkwoord vuilmaken viesmaken werkwoord vuilnis afval zelfst. naamw. vuilnis grofvuil zelfst. naamw. vuilnis huisafval zelfst. naamw. vuilnis huisvuil zelfst. naamw. vuilnis rommel zelfst. naamw. vuilnis rotzooi zelfst. naamw. vuilnis vullis zelfst. naamw. vuilnis voddengoed zelfst. naamw. vuilnis romm zelfst. naamw. vuilnis drek zelfst. naamw. vuilnisbak vuilnisvat overig. vuilnisbak vuilnisemmer overig. vuilnisbak container zelfst. naamw. vuilnisbakken vuilnisvaten overig. vuilnisbakkenras bastaard zelfst. naamw. vuilnisbelt afvalhoop zelfst. naamw. vuilnisbelt belt zelfst. naamw. vuilnisbelt vaalt zelfst. naamw. vuilnisbelt vuilstortplaats zelfst. naamw. vuilnisbelt vuilnishoop zelfst. naamw. vuilnisbelt vuilnisberg zelfst. naamw. vuilnisberg vuilstortplaats overig. vuilnisberg vuilnishoop overig. vuilnisberg vuilnisbelt overig. vuilnisberg belt overig. vuilnisberg afvalhoop overig. vuilnisemmer vuilnisvat overig. vuilnisemmer vuilnisbak overig. vuilnishoop vuilstortplaats overig. vuilnishoop vuilnisberg overig. vuilnishoop vuilnisbelt overig. vuilnishoop belt overig. vuilnishoop afvalhoop overig. vuilnishoop mesthoop overig. vuilnisman asman overig. vuilnisvat vuilnisemmer overig. vuilnisvat vuilnisbak overig. vuilnisvaten vuilnisbakken overig. vuilniszak zak zelfst. naamw. vuilspuiter slangentong overig. vuilspuiter lasteraar overig. vuilspuiter kwaadspreker overig. vuilstortplaats vuilnishoop overig. vuilstortplaats vuilnisberg overig. vuilstortplaats vuilnisbelt overig. vuilstortplaats belt overig. vuilstortplaats afvalhoop overig. vuiltje ongerechtigheid zelfst. naamw. vuiltje stofje zelfst. naamw. vuiplek vlek overig. vuist hand zelfst. naamw. vuist knuist zelfst. naamw. vuistgevecht volksoproer overig. vuistgevecht rel overig. vuistgevecht opstootje overig. vuistgevecht opstand overig. vuistgevecht oproer overig. vuistslag dreun zelfst. naamw. vuistslag opdonder zelfst. naamw. vuistslag slag zelfst. naamw. vuistslag uithaal zelfst. naamw. vuistslag opdon zelfst. naamw. vuistslagen klappen zelfst. naamw. vuistslagen opdonders zelfst. naamw. vuistslagen handtastelijkheden zelfst. naamw. vuistvechter pugilist zelfst. naamw. vuistvechter bokser zelfst. naamw. vuistvol handvol overig. vuitaal vuiligheid overig. vuitaal vuilheid overig. vuitaal vuilbekkerij overig. vuitaal schuinheid overig. vuitaal obsceniteit overig. vuitruc valsheid overig. vulcaniet fiber overig. vulcaniseren vulkaniseren werkwoord vulgair banaal bijv. naamw. vulgair ordinair bijv. naamw. vulgair plat bijv. naamw. vulgair platvloers bijv. naamw. vulgair grof bijv. naamw. vulgair alledaags bijv. naamw. vulgariteit platvloersheid overig. vulgariteit platheid overig. vulgus massa zelfst. naamw. vulkaanuitbarsting uitbarsting zelfst. naamw. vulkaniseren vulcaniseren werkwoord vullen bijvullen werkwoord vullen dempen werkwoord vullen farceren werkwoord vullen opvullen werkwoord vullen plomberen werkwoord vullen volgooien werkwoord vullen volschenken werkwoord vullen volstorten werkwoord vullen volgieten werkwoord vullen volplempen werkwoord vullen volmaken werkwoord vulling interieur zelfst. naamw. vulling opvulling zelfst. naamw. vulling vulsel zelfst. naamw. vulling vulstof zelfst. naamw. vulling ballast overig. vullis afval zelfst. naamw. vullis schorremorrie zelfst. naamw. vullis vuilnis zelfst. naamw. vullis voddengoed zelfst. naamw. vullis romm zelfst. naamw. vullis huisvuil zelfst. naamw. vullis huisafval zelfst. naamw. vullis grofvuil zelfst. naamw. vullis drek zelfst. naamw. vulpen pen zelfst. naamw. vulsel opvulling zelfst. naamw. vulsel vulling zelfst. naamw. vulsel vulstof zelfst. naamw. vulstof vulsel zelfst. naamw. vulstof vulling zelfst. naamw. vulva vagina overig. vulva kut overig. vulva schaamspleet overig. vuns bedompt bijv. naamw. vuns smeerlap overig. vunzig morsig bijv. naamw. vunzig muf bijv. naamw. vunzig obsceen bijv. naamw. vunzig platvloers bijv. naamw. vunzig schunnig bijv. naamw. vunzig vies bijv. naamw. vunzig vuil bijv. naamw. vunzig triviaal bijv. naamw. vunzig plat bijv. naamw. vunzig lomp bijv. naamw. vunzig laag-bij-de-grond bijv. naamw. vunzig grof bijv. naamw. vunzig banaal bijv. naamw. vunzig zedeloos bijv. naamw. vunzig schuin bijv. naamw. vunzig voddig bijv. naamw. vunzig viezig bijv. naamw. vunzig slonzig bijv. naamw. vunzig slodderig bijv. naamw. vunzig ranzig bijv. naamw. vunzig haveloos bijv. naamw. vunzig smerig bijv. naamw. vunzig slordig bijv. naamw. vunzig gemeen bijv. naamw. vunzigheid smeerlapperij zelfst. naamw. vuren schieten zelfst. naamw. vuren afdrukken zelfst. naamw. vuren afvuren zelfst. naamw. vuren afschieten zelfst. naamw. vurig brandend bijv. naamw. vurig fervent bijv. naamw. vurig gepassioneerd bijv. naamw. vurig sanguïstisch bijv. naamw. vurig verhit bijv. naamw. vurig hartstochtelijk bijv. naamw. vurig heftig bijv. naamw. vurig verzengend bijv. naamw. vurig verterend bijv. naamw. vurig gloeiend bijv. naamw. vurig warmbloedig bijv. naamw. vurig temperamentvol bijv. naamw. vurig stormachtig bijv. naamw. vurig heetbloedig bijv. naamw. vurig pittig bijv. naamw. vurig warm bijv. naamw. vurig hevig bijv. naamw. vurig fonkelend bijv. naamw. vurig fel bijv. naamw. vurigheid felheid zelfst. naamw. vurigheid vuur zelfst. naamw. vurigheid passie zelfst. naamw. vurigheid overgave zelfst. naamw. vurigheid hartstochtelijkheid zelfst. naamw. vurigheid hartstocht zelfst. naamw. vurigheid gloed zelfst. naamw. vurigheid temperament zelfst. naamw. vuur bezieling zelfst. naamw. vuur brand zelfst. naamw. vuur brander zelfst. naamw. vuur elan zelfst. naamw. vuur haard zelfst. naamw. vuur houtvuur zelfst. naamw. vuur passie zelfst. naamw. vuur moed zelfst. naamw. vuur aard zelfst. naamw. vuur fik zelfst. naamw. vuur vlam zelfst. naamw. vuur pit zelfst. naamw. vuur gloed zelfst. naamw. vuur hartstocht zelfst. naamw. vuur drift zelfst. naamw. vuur vurigheid zelfst. naamw. vuur overgave zelfst. naamw. vuur hartstochtelijkheid zelfst. naamw. vuur stoken zelfst. naamw. vuur oven zelfst. naamw. vuur kachel zelfst. naamw. vuur brandstof zelfst. naamw. vuurdood dood zelfst. naamw. vuurgloed brand zelfst. naamw. vuurhaard brandhaard zelfst. naamw. vuurhaard haardstede zelfst. naamw. vuurhaard stookplaats zelfst. naamw. vuurhaard haardstee zelfst. naamw. vuurhaard haard zelfst. naamw. vuurlijn front zelfst. naamw. vuurlijn gevechtslinie zelfst. naamw. vuurlijn frontlijn zelfst. naamw. vuurlijn schootslijn zelfst. naamw. vuurmond geweer zelfst. naamw. vuurmond kanon zelfst. naamw. vuurpijl pijl zelfst. naamw. vuurpijl raket zelfst. naamw. vuurpijl signaal zelfst. naamw. vuurschip lichtschip overig. vuursteen kiezelsteen overig. vuursteen kiezel overig. vuursteen keisteen overig. vuursteen vuursteentje overig. vuursteentje vuursteen overig. vuurtoren toren zelfst. naamw. vuurvast onbrandbaar overig. vuurvast brandvrij overig. vuurvast brandveilig overig. vuurvast brandvast overig. vuurwapen wapen zelfst. naamw. vuurwapen schietwapen zelfst. naamw. vuurwater brandy overig. vuurwater brandewijn overig. vuurwerend brandbeveiligd overig. vuurzee vuur zelfst. naamw. vuurzee gloeienoven zelfst. naamw. vuurzee vlammenzee zelfst. naamw. waag weegbrug zelfst. naamw. waag weeghuis zelfst. naamw. waag balans zelfst. naamw. waag schaal zelfst. naamw. waag weegschaal zelfst. naamw. waag bascule zelfst. naamw. waaghals branie zelfst. naamw. waaghalzerig riskant overig. waaghalzerig gewaagd overig. waaghalzerig bedenkelijk overig. waaghalzerij vermetelheid overig. waaghalzerij roekeloosheid overig. waaghalzerij overmoed overig. waaghalzerij onbesuisdheid overig. waaghalzig overmoedig bijv. naamw. waaghalzig roekeloos bijv. naamw. waaghalzig vermetel bijv. naamw. waaghalzig lichtzinnig bijv. naamw. waaghalzig doldriest bijv. naamw. waaghalzig halsbrekend bijv. naamw. waagstuk kans zelfst. naamw. waagstuk risico zelfst. naamw. waagstuk gok zelfst. naamw. waagstuk risicovolonderneming zelfst. naamw. waagstuk gewaagonderneming zelfst. naamw. waaien stormen werkwoord waaien stuiven werkwoord waaieren verspreiden werkwoord waaieren uitzwermen werkwoord waaieren uitwaaieren werkwoord waak wake zelfst. naamw. waaks wakend overig. waaks waakzaam overig. waaks voorzichtig overig. waaks paraat overig. waaks hoede overig. waaks alert overig. waakvlam spaarvlam zelfst. naamw. waakzaam alert bijv. naamw. waakzaam hoede bijv. naamw. waakzaam paraat bijv. naamw. waakzaam voorzichtig bijv. naamw. waakzaam wakend bijv. naamw. waakzaam waaks bijv. naamw. waakzaamheid vigiliteit zelfst. naamw. Waal Belg zelfst. naamw. waan droom zelfst. naamw. waan droombeeld zelfst. naamw. waan hersenschim zelfst. naamw. waan illusie zelfst. naamw. waan waandenkbeeld zelfst. naamw. waan zelfbedrog zelfst. naamw. waan waanvoorstelling zelfst. naamw. waan waanidee zelfst. naamw. waan waanbeeld zelfst. naamw. waanbeeld waanvoorstelling overig. waanbeeld waanidee overig. waanbeeld waandenkbeeld overig. waanbeeld waan overig. waanbeeld illusie overig. waandenkbeeld hersenschim zelfst. naamw. waandenkbeeld illusie zelfst. naamw. waandenkbeeld waan zelfst. naamw. waandenkbeeld waanvoorstelling zelfst. naamw. waandenkbeeld waanidee zelfst. naamw. waandenkbeeld waanbeeld zelfst. naamw. waandidee illusie zelfst. naamw. waanidee drogbeeld zelfst. naamw. waanidee hallucinatie zelfst. naamw. waanidee hersenschim zelfst. naamw. waanidee hersenspinsel zelfst. naamw. waanidee illusie zelfst. naamw. waanidee inbeelding zelfst. naamw. waanidee verbeelding zelfst. naamw. waanidee zinsbegoocheling zelfst. naamw. waanidee waanvoorstelling zelfst. naamw. waanidee waandenkbeeld zelfst. naamw. waanidee waanbeeld zelfst. naamw. waanidee waan zelfst. naamw. waanvoorstelling complex zelfst. naamw. waanvoorstelling hallucinatie zelfst. naamw. waanvoorstelling illusie zelfst. naamw. waanvoorstelling spook zelfst. naamw. waanvoorstelling verbeelding zelfst. naamw. waanvoorstelling waanidee zelfst. naamw. waanvoorstelling waandenkbeeld zelfst. naamw. waanvoorstelling waanbeeld zelfst. naamw. waanvoorstelling waan zelfst. naamw. waanwijs eigenwijs bijv. naamw. waanwijs pedant bijv. naamw. waanwijs dwaas bijv. naamw. waanzin achterlijkheid zelfst. naamw. waanzin gekte zelfst. naamw. waanzin idioterie zelfst. naamw. waanzin kletskoek zelfst. naamw. waanzin krankzinnigheid zelfst. naamw. waanzinnig geestesziek bijv. naamw. waanzinnig gek bijv. naamw. waanzinnig mateloos bijv. naamw. waanzinnig wijs bijv. naamw. waanzinnig reuze bijv. naamw. waanzinnig krankzinnig bijv. naamw. waanzinnig gaaf bijv. naamw. waanzinnig fantastisch bijv. naamw. waanzinnig fabelachtig bijv. naamw. waanzinnige krankzinnige overig. waanzinnige gek overig. waanzinnige geesteszieke overig. waanzinnige dolleman overig. waanzinnige zot overig. waanzinnige mafkikker overig. waanzinnige mafket overig. waanzinnige mafkees overig. waanzinnige imbeciel overig. waanzinnige idioot overig. waanzinnige flapdrol overig. waanzinnige debi overig. waanzinnige zwakzinnige overig. waanzinnige geschifte overig. waanzinnige achterlijke overig. waanzinnigheid delirium zelfst. naamw. waar authentiek bijv. naamw. waar heus bijv. naamw. waar kloppend bijv. naamw. waar waarachtig bijv. naamw. waar goederen zelfst. naamw. waar koopwaar zelfst. naamw. waar spullen zelfst. naamw. waar voorwerpen zelfst. naamw. waar eigenlijk zelfst. naamw. waar werkelijk zelfst. naamw. waar zin zelfst. naamw. waar betekenis zelfst. naamw. waar belang zelfst. naamw. waar zaken zelfst. naamw. waar zaakjes zelfst. naamw. waar goedje zelfst. naamw. waar dingen zelfst. naamw. waar warempel zelfst. naamw. waar reëel zelfst. naamw. waar metterdaad zelfst. naamw. waar effectief zelfst. naamw. waar echt zelfst. naamw. waar nering zelfst. naamw. waar koophand zelfst. naamw. waar klandizie zelfst. naamw. waar handelswaar zelfst. naamw. waar handel zelfst. naamw. waar waren zelfst. naamw. waar verdienste zelfst. naamw. waar merite zelfst. naamw. waar artikelen zelfst. naamw. waar uitgerekend zelfst. naamw. waar precies zelfst. naamw. waar juist zelfst. naamw. waar nut zelfst. naamw. waar vandaan vandaan overig. waarachtig ongetwijfeld bijv. naamw. waarachtig waar bijv. naamw. waarachtig waarlijk bijv. naamw. waarachtig werkelijk bijv. naamw. waarachtig eerlijk bijv. naamw. waarachtig heus bijv. naamw. waarachtig inderdaad bijv. naamw. waarachtig echt bijv. naamw. waarachtig zeker bijv. naamw. waarachtig welzeker bijv. naamw. waarachtig voorzeker bijv. naamw. waarachtig stellig bijv. naamw. waarachtig reëel bijv. naamw. waarachtig gewis bijv. naamw. waarachtig geheid bijv. naamw. waarachtig beslist bijv. naamw. waarachtig warempel bijv. naamw. waarachtig metterdaad bijv. naamw. waarachtig effectief bijv. naamw. waarachtig vast bijv. naamw. waarachtig feitelijk bijv. naamw. waarachtigheid oprechtheid zelfst. naamw. waarborg borg zelfst. naamw. waarborg garantie zelfst. naamw. waarborg keur zelfst. naamw. waarborg onderpand zelfst. naamw. waarborg pand zelfst. naamw. waarborg waarborgsom zelfst. naamw. waarborg waarborging zelfst. naamw. waarborg cautie zelfst. naamw. waarborgen garanderen werkwoord waarborgen verzekeren werkwoord waarborgen garanderen overig. waarborger garant zelfst. naamw. waarborger borger zelfst. naamw. waarborging waarborgsom overig. waarborging waarborg overig. waarborging pand overig. waarborging onderpand overig. waarborging garantie overig. waarborging cautie overig. waarborging borg overig. waarborging zekerheidsstelling zelfst. naamw. waarborging vrijwaring zelfst. naamw. waarborging verzekering zelfst. naamw. waarborging vaststelling zelfst. naamw. waarborging inbeslagneming zelfst. naamw. waarborging beveiliging zelfst. naamw. waarborgsom borg zelfst. naamw. waarborgsom borgtocht zelfst. naamw. waarborgsom onderpand zelfst. naamw. waarborgsom waarborging zelfst. naamw. waarborgsom waarborg zelfst. naamw. waarborgsom pand zelfst. naamw. waarborgsom garantie zelfst. naamw. waarborgsom cautie zelfst. naamw. waarborgsom securiteit zelfst. naamw. waard geacht bijv. naamw. waard café-eigenaar zelfst. naamw. waard caféhouder zelfst. naamw. waard herbergier zelfst. naamw. waard kroegbaas zelfst. naamw. waard kastelein zelfst. naamw. waard caféhou zelfst. naamw. waarde belang zelfst. naamw. waarde betekenis zelfst. naamw. waarde getal zelfst. naamw. waarde merite zelfst. naamw. waarde nut zelfst. naamw. waarde prijs zelfst. naamw. waarde zin zelfst. naamw. waarde belang overig. waardebepaling evaluatie zelfst. naamw. waardebepaling taxatie zelfst. naamw. waardebepaling waardeschatting zelfst. naamw. waardebepaling schatting zelfst. naamw. waardebepaling raming zelfst. naamw. waardebon bon zelfst. naamw. waardebon tegoedbon zelfst. naamw. waardeloos pet bijv. naamw. waardeloos slecht bijv. naamw. waardeloos nul bijv. naamw. waardeloos niets bijv. naamw. waardeloos onbenullig bijv. naamw. waarden ronddwalen werkwoord waarden koopwaar zelfst. naamw. waardepapier obligatie zelfst. naamw. waardepapier papier zelfst. naamw. waardepapieren aandelen zelfst. naamw. waardepapieren effecten zelfst. naamw. waarderen appreciren werkwoord waarderen inschatten werkwoord waarderen appreciëren werkwoord waarderen op prijs stellen werkwoord waardering achting zelfst. naamw. waardering appreciatie zelfst. naamw. waardering respect zelfst. naamw. waardering appreciatie overig. waardering appreciatie overig. waardering appreciatie overig. waardeschatting waardebepaling zelfst. naamw. waardeschatting taxatie overig. waardeschatting schatting zelfst. naamw. waardeschatting raming zelfst. naamw. waardevast hard bijv. naamw. waardevermindering depreciatie zelfst. naamw. waardevermindering ontwaarding zelfst. naamw. waardevermindering afwaardering zelfst. naamw. waardevermindering afschrijving zelfst. naamw. waardevol belangrijk bijv. naamw. waardevol kostbaar bijv. naamw. waardevrij objectief overig. waardevrij nutteloos overig. waardig majestueus bijv. naamw. waardig priesterlijk bijv. naamw. waardig statig bijv. naamw. waardig eerbiedwaardig bijv. naamw. waardig deftig bijv. naamw. waardigheid decorum zelfst. naamw. waardigheid kwaliteit zelfst. naamw. waardigheid majesteit zelfst. naamw. waardigheid ambt zelfst. naamw. waardigheid zelfrespect zelfst. naamw. waardigheid zelfgevoel zelfst. naamw. waardigheidstitel titel zelfst. naamw. waardigheidstitel tit zelfst. naamw. waardin herbergierster overig. waardin gastvrouw overig. waardin hospita overig. waarheid echtheid zelfst. naamw. waarheidlievend waarheidslievend overig. waarheidsgehalte waarheid zelfst. naamw. waarheidslievend waarheidlievend overig. waarlijk beslist bijv. naamw. waarlijk feitelijk bijv. naamw. waarlijk gewis bijv. naamw. waarlijk heus bijv. naamw. waarlijk jazeker bijv. naamw. waarlijk ongetwijfeld bijv. naamw. waarlijk stellig bijv. naamw. waarlijk vast bijv. naamw. waarlijk waarachtig bijv. naamw. waarlijk zeker bijv. naamw. waarlijk echt bijv. naamw. waarlijk werkelijk bijv. naamw. waarlijk inderdaad bijv. naamw. waarlijk welzeker bijv. naamw. waarlijk voorzeker bijv. naamw. waarlijk reëel bijv. naamw. waarlijk geheid bijv. naamw. waarmaken realiseren werkwoord waarmerk kwaliteitsmerk overig. waarmerken bekrachtigen werkwoord waarmerken ijkmerken zelfst. naamw. waarmerken merken zelfst. naamw. waarmerken certificeren zelfst. naamw. waarmerken bestempelen zelfst. naamw. waarmerken keurmerken zelfst. naamw. waarneembaar herkenbaar bijv. naamw. waarneembaar merkbaar bijv. naamw. waarneembaar sensibel bijv. naamw. waarneembaar tastbaar bijv. naamw. waarneembaar voelbaar bijv. naamw. waarneembaar zichtbaar bijv. naamw. waarneembaar hoorbaar bijv. naamw. waarneembaar zienderogen bijv. naamw. waarneembaar objectief bijv. naamw. waarneembaar bemerkbaar bijv. naamw. waarnemen bekijken werkwoord waarnemen bemerken werkwoord waarnemen bespeuren werkwoord waarnemen gadeslaan werkwoord waarnemen gewaarworden werkwoord waarnemen hoor werkwoord waarnemen horen werkwoord waarnemen merken werkwoord waarnemen observeren werkwoord waarnemen overnemen werkwoord waarnemen signaleren werkwoord waarnemen uitvoeren werkwoord waarnemen voel werkwoord waarnemen voelde werkwoord waarnemen voelen werkwoord waarnemen zag werkwoord waarnemen zie werkwoord waarnemen zien werkwoord waarnemen herkennen zelfst. naamw. waarnemen vernemen werkwoord waarnemen opmerken werkwoord waarnemen kijken werkwoord waarnemen ontwaren werkwoord waarnemend ad hoc bijv. naamw. waarnemend plaatsvervangend bijv. naamw. waarnemend loco- bijv. naamw. waarnemend vice overig. waarnemer invaller zelfst. naamw. waarnemer observator zelfst. naamw. waarnemer plaatsvervanger zelfst. naamw. waarneming apperceptie zelfst. naamw. waarneming perceptie zelfst. naamw. waarneming registratie zelfst. naamw. waarneming observatie zelfst. naamw. waarnemingspost uitkijkpost zelfst. naamw. waarnemingsvermogen perceptie zelfst. naamw. waarom hoezo overig. waarop vervolgens bijv. naamw. waarschijnlijk plausibel bijv. naamw. waarschijnlijk geloofwaardig bijv. naamw. waarschijnlijk vermoedelijk bijv. naamw. waarschijnlijk vertrouwd bijv. naamw. waarschijnlijk betrouwbaar bijv. naamw. waarschijnlijk aannemelijk bijv. naamw. waarschijnlijk acceptabel bijv. naamw. waarschijnlijkheid kans zelfst. naamw. waarschijnlijkheid plausibiliteit zelfst. naamw. waarschijnlijkheid aannemelijkheid zelfst. naamw. waarschijnlijkheid schijnwaarheid zelfst. naamw. waarschuwen attent maken werkwoord waarschuwen laten weten werkwoord waarschuwen vermanen werkwoord waarschuwen verwittigen werkwoord waarschuwen tippen werkwoord waarschuwen inlichten werkwoord waarschuwen informeren werkwoord waarschuwen terechtwijzen werkwoord waarschuwen manen werkwoord waarschuwen berispen werkwoord waarschuwing aanmaning zelfst. naamw. waarschuwing alarm zelfst. naamw. waarschuwing sein zelfst. naamw. waarschuwing vermaning zelfst. naamw. waarschuwing vermaan zelfst. naamw. waarschuwing aansporing zelfst. naamw. waarschuwing wenk zelfst. naamw. waarschuwing voorgevoel zelfst. naamw. waarvan wiens overig. waarvandaan vanwaar overig. waarzeggen de hand lezen werkwoord waarzegger handlezer zelfst. naamw. waarzegger helderziende zelfst. naamw. waarzegster profetes overig. waas floers zelfst. naamw. waas heiigheid zelfst. naamw. waas mist zelfst. naamw. waas nevel zelfst. naamw. waas sluier zelfst. naamw. waas zweem zelfst. naamw. waas nev zelfst. naamw. waas vleugje zelfst. naamw. waas snufje zelfst. naamw. waas schijntje zelfst. naamw. waas flinter zelfst. naamw. wacht bewaker zelfst. naamw. wacht cipier zelfst. naamw. wacht garde zelfst. naamw. wacht portier zelfst. naamw. wacht post zelfst. naamw. wacht schildwacht zelfst. naamw. wacht uitkijk zelfst. naamw. wacht wachter zelfst. naamw. wacht hoeder zelfst. naamw. wacht bewaarder zelfst. naamw. wacht gevangenbewaar zelfst. naamw. wacht suppoost zelfst. naamw. wacht deurwachter zelfst. naamw. wachten afwachten werkwoord wachter satelliet zelfst. naamw. wachter schildwacht zelfst. naamw. wachter wacht zelfst. naamw. wachter hoeder zelfst. naamw. wachter bewaker zelfst. naamw. wachter bewaarder zelfst. naamw. wachter verzorger zelfst. naamw. wachter verpleger zelfst. naamw. wachter oppasser zelfst. naamw. wachthuis wachtlokaal overig. wachthuis wachtkamer overig. wachthuisje abri overig. wachtkamer wachtlokaal zelfst. naamw. wachtkamer wachthuis zelfst. naamw. wachtlokaal wachtkamer zelfst. naamw. wachtlokaal wachthuis zelfst. naamw. wachtlopen patrouilleren werkwoord wachtlopen posten werkwoord wachtpost post zelfst. naamw. wachtpost schildwacht zelfst. naamw. wachttoren uitkijktoren zelfst. naamw. wachtwoord consigne zelfst. naamw. wachtwoord leus zelfst. naamw. wachtwoord parool zelfst. naamw. wachtwoord trefwoord zelfst. naamw. wachtwoord leuze zelfst. naamw. wachtzaal station zelfst. naamw. waden baggeren werkwoord waden plassen werkwoord waden ploeteren werkwoord waff smoelwerk overig. waff smo overig. waff muil overig. waff bek overig. waffel bek zelfst. naamw. wagen aandurven werkwoord wagen riskeren werkwoord wagen auto zelfst. naamw. wagen durven zelfst. naamw. wagen paardenwagen zelfst. naamw. wagen vehikel zelfst. naamw. wagen kar zelfst. naamw. wagen avonturen zelfst. naamw. wagen voertuig zelfst. naamw. wagen rijtuig zelfst. naamw. wagenbestuurder rij overig. wagenbestuurder chauffeur overig. wagenmaker kruier overig. wagenmaker achterpaard overig. wagenmenner voerman overig. wagenmenner koetsier overig. wagenmenner drijver overig. wagenmenner wagenrenner overig. wagenmenner wagenrenner overig. wagenmenner wagenrenner overig. wagenrenner wagenmenner overig. wagenrenner wagenmenner overig. wagenrenner wagenmenner overig. wagenschuren garages overig. wagenschuren autostallingen overig. wagenschuren autogarages overig. wagenschuur autostalling zelfst. naamw. wagenschuur garage zelfst. naamw. wagenschuur autogarage zelfst. naamw. wagentje karretje zelfst. naamw. wagenwiel rad zelfst. naamw. wagenwiel wiel zelfst. naamw. waggelen schommelen werkwoord waggelen wankelen werkwoord waggelen zwaaien werkwoord wagon spoorwagon zelfst. naamw. wagon rijtuig zelfst. naamw. wak bijt zelfst. naamw. wake waak zelfst. naamw. waken erop toezien werkwoord waken opblijven werkwoord wakend waakzaam bijv. naamw. wakend waaks bijv. naamw. wakend voorzichtig bijv. naamw. wakend paraat bijv. naamw. wakend hoede bijv. naamw. wakend alert bijv. naamw. waker dijk zelfst. naamw. wakker attent bijv. naamw. wakker op bijv. naamw. wakker oplettend bijv. naamw. wakker vrolijk bijv. naamw. wakker alert bijv. naamw. wakker snel bijv. naamw. wakker uitgeslapen bijv. naamw. wakker vief bijv. naamw. wakker tierig bijv. naamw. wakker rap bijv. naamw. wakker opgewekt bijv. naamw. wakker levendig bijv. naamw. wakker kwiek bijv. naamw. wakker kras bijv. naamw. wakker druk bijv. naamw. wakker slagvaardig bijv. naamw. wal kade zelfst. naamw. wal ommuring zelfst. naamw. wal waterkant zelfst. naamw. wal waterkant overig. Wales Kymrië overig. walgelijk afstotelijk bijv. naamw. walgelijk goor bijv. naamw. walgelijk monsterachtig bijv. naamw. walgelijk onappetijtelijk bijv. naamw. walgelijk onsmakelijk bijv. naamw. walgelijk smerig bijv. naamw. walgelijk ziek bijv. naamw. walgelijk afschuwelijk bijv. naamw. walgelijk weerzinwekkend bijv. naamw. walgelijk misselijkmakend bijv. naamw. walgelijk afstotend bijv. naamw. walgelijk vies bijv. naamw. walgelijk onsympathiek bijv. naamw. walgelijk naar bijv. naamw. walgelijk stuitend bijv. naamw. walgelijk ranzig bijv. naamw. walgelijk onverkwikkelijk bijv. naamw. walgelijkheid viesheid zelfst. naamw. walgen afkeer hebben werkwoord walgen gruwen overig. walging afkeer zelfst. naamw. walging weerzin zelfst. naamw. walhalla hemel zelfst. naamw. walhalla paradijs zelfst. naamw. walkant kade zelfst. naamw. walkant kaai zelfst. naamw. walkant kaai zelfst. naamw. walkant kaai zelfst. naamw. wallen oevers zelfst. naamw. walm damp zelfst. naamw. walm rook zelfst. naamw. walm stank zelfst. naamw. walmen roken werkwoord walmen stinken werkwoord walmen ruiken werkwoord walmen rieken werkwoord walmen meuren werkwoord walmen geuren werkwoord walnoot walnoteboom overig. walnoot noteboom overig. walnoot okkernoot overig. walnoteboom walnoot overig. walnoteboom noteboom overig. wals stoomwals zelfst. naamw. wals pletrol overig. walsen slechten werkwoord walsen stoomwalsen zelfst. naamw. walvistraan traan zelfst. naamw. wambuis kolder zelfst. naamw. wambuis kol zelfst. naamw. wanbegrip misverstand zelfst. naamw. wanbegrip misvatting zelfst. naamw. wanbeheer mismanagement zelfst. naamw. wanbeleid wanbeheer zelfst. naamw. wanbeleid mismanagement overig. wand afscheiding zelfst. naamw. wand kamerwand zelfst. naamw. wand tussenschot zelfst. naamw. wand schut zelfst. naamw. wand schot zelfst. naamw. wand beschot zelfst. naamw. wand buitenwand zelfst. naamw. wandaad gruwel zelfst. naamw. wandaad gruweldaad zelfst. naamw. wandaad misdaad zelfst. naamw. wandaad wreedheid zelfst. naamw. wandaad wetsovertreding zelfst. naamw. wandaad vergrijp zelfst. naamw. wandaad schanddaad zelfst. naamw. wandaad overtreding zelfst. naamw. wandaad misdrijf zelfst. naamw. wandaad delict zelfst. naamw. wandaad gruw zelfst. naamw. wandaden gruwelen zelfst. naamw. wandbehang behangsel overig. wandbehang behang overig. wandcontactdoos stopcontact zelfst. naamw. wandcontactdoos contactdoos zelfst. naamw. wandel houding overig. wandel gedrag overig. wandelaar loper zelfst. naamw. wandelaar trekker zelfst. naamw. wandelaar voetreiziger zelfst. naamw. wandelaars trekkers zelfst. naamw. wandelen flaneren werkwoord wandelen kuieren werkwoord wandelen stappen werkwoord wandelen lopen werkwoord wandelen tippelen werkwoord wandelen slenteren werkwoord wandelen rondslenteren werkwoord wandelen promeneren werkwoord wandelend lopend bijv. naamw. wandeling loop zelfst. naamw. wandeling omloop zelfst. naamw. wandeling promenade zelfst. naamw. wandeling tocht zelfst. naamw. wandeling uitje zelfst. naamw. wandeling wandeltocht zelfst. naamw. wandeling tochtje zelfst. naamw. wandeling ommetje zelfst. naamw. wandeling loopje zelfst. naamw. wandeling kuier zelfst. naamw. wandelpad wandelweg zelfst. naamw. wandelplein promenade zelfst. naamw. wandelschoen schoen zelfst. naamw. wandelstok staf zelfst. naamw. wandelstokken stokken zelfst. naamw. wandeltocht trektocht zelfst. naamw. wandeltocht voettocht zelfst. naamw. wandeltocht wandeling zelfst. naamw. wandeltocht uitje zelfst. naamw. wandeltocht tochtje zelfst. naamw. wandeltocht ommetje zelfst. naamw. wandeltocht omloop zelfst. naamw. wandeltocht loopje zelfst. naamw. wandeltocht kuier zelfst. naamw. wandelweg promenade zelfst. naamw. wandelweg wandelpad zelfst. naamw. wanden muren zelfst. naamw. wandkleed wandtapijt zelfst. naamw. wandkleed gobelin zelfst. naamw. wandklok hangklok overig. wandklok hangklok overig. wandplaat prent overig. wandtapijt wandkleed zelfst. naamw. wandtapijt gobelin zelfst. naamw. wanen achten werkwoord wanen geloven werkwoord wang koon zelfst. naamw. wangebruik wanpraktijk overig. wangedrag misdraging overig. wangedrocht gedrocht zelfst. naamw. wangedrocht monster zelfst. naamw. wangedrocht wanschepsel zelfst. naamw. wangedrocht mormel zelfst. naamw. wangedrocht misbaksel zelfst. naamw. wanhoop radeloosheid zelfst. naamw. wanhoop vertwijfeling zelfst. naamw. wanhopig desperaat bijv. naamw. wanhopig hopeloos bijv. naamw. wanhopig vertwijfeld bijv. naamw. wanhopig radeloos bijv. naamw. wankel krakkemikkig bijv. naamw. wankel labiel bijv. naamw. wankel los bijv. naamw. wankel onbestendig bijv. naamw. wankel rank bijv. naamw. wankel zwak bijv. naamw. wankel gammel bijv. naamw. wankel wankelend bijv. naamw. wankel wankelbaar bijv. naamw. wankel onvast bijv. naamw. wankel kronkelend bijv. naamw. wankel humeurig bijv. naamw. wankel excentriek bijv. naamw. wankelbaar labiel bijv. naamw. wankelbaar wankelend bijv. naamw. wankelbaar wankel bijv. naamw. wankelbaar rank bijv. naamw. wankelbaar onvast bijv. naamw. wankelbaar los bijv. naamw. wankelen strompelen werkwoord wankelen wiebelen werkwoord wankelend schuin overig. wankelend neiging overig. wankelend helling overig. wankelend hellend overig. wankelend achteruitgaand overig. wankelend wankelbaar overig. wankelend wankel overig. wankelend rank overig. wankelend onvast overig. wankelend los overig. wankelmoedig weifelend bijv. naamw. wankelmoedig schoorvoetend bijv. naamw. wankelmoedig halfslachtig bijv. naamw. wankelmoedig aarzelend bijv. naamw. wankelmoedig twijfelmoedig bijv. naamw. wankelmoedig onstandvastig bijv. naamw. wankelmoedige weifelaar overig. wankelmoedigheid twijfelmoedigheid zelfst. naamw. wankevenwicht onzeker overig. wanneer ingeval overig. wanneer indien overig. wanneer als overig. wanorde bende zelfst. naamw. wanorde chaos zelfst. naamw. wanorde zooitje zelfst. naamw. wanorde zootje zelfst. naamw. wanorde wanordelijkheid zelfst. naamw. wanorde regelloosheid zelfst. naamw. wanorde puinhoop zelfst. naamw. wanorde keet zelfst. naamw. wanorde heksenket zelfst. naamw. wanordelijk ongeordend bijv. naamw. wanordelijk ongeregeld bijv. naamw. wanordelijk onordelijk bijv. naamw. wanordelijk rommelig bijv. naamw. wanordelijk slordig bijv. naamw. wanordelijk tumultueus bijv. naamw. wanordelijk chaotisch bijv. naamw. wanordelijk ordeloos bijv. naamw. wanordelijkheden ongeregeldheden overig. wanordelijkheid zootje zelfst. naamw. wanordelijkheid wanorde zelfst. naamw. wanordelijkheid regelloosheid zelfst. naamw. wanordelijkheid puinhoop zelfst. naamw. wanordelijkheid keet zelfst. naamw. wanordelijkheid heksenket zelfst. naamw. wanordelijkheid chaos zelfst. naamw. wanordelijkheid zooitje zelfst. naamw. wanordelijkheid slordigheid zelfst. naamw. wanpraktijk wangebruik overig. wanproduct misbaksel zelfst. naamw. wanproduct mormel zelfst. naamw. wanschapen mismaakt bijv. naamw. wanschepsel monster zelfst. naamw. wanschepsel monstrum zelfst. naamw. wanschepsel wangedrocht zelfst. naamw. wanschepsel mormel zelfst. naamw. wanschepsel misbaksel zelfst. naamw. wanschepsel gedrocht zelfst. naamw. wanstaltig afzichtelijk overig. wanstaltig monsterlijk overig. wanstaltig misvormd overig. wanstaltig gedrochtelijk overig. want handschoen zelfst. naamw. want net zelfst. naamw. want wijl zelfst. naamw. want vermits zelfst. naamw. want omdat zelfst. naamw. want daar zelfst. naamw. want aangezien zelfst. naamw. want tuigage zelfst. naamw. want tuig zelfst. naamw. want scheepswant zelfst. naamw. wantoestand misstand zelfst. naamw. wantoestanden misstanden zelfst. naamw. wantrouwen argwaan koesteren werkwoord wantrouwen achterdocht zelfst. naamw. wantrouwen argwaan zelfst. naamw. wantrouwen twijfel zelfst. naamw. wantrouwend achterdochtig bijv. naamw. wantrouwend wantrouwig bijv. naamw. wantrouwend argwanend bijv. naamw. wantrouwende kleingelovige overig. wantrouwig scheef bijv. naamw. wantrouwig achterdochtig bijv. naamw. wantrouwig schuins bijv. naamw. wantrouwig wantrouwend bijv. naamw. wantrouwig argwanend bijv. naamw. WAOer gehandicapte overig. WAOer afgekeurde overig. WAOer afgedankte overig. wapen aanvalswapen zelfst. naamw. wapen blazoen zelfst. naamw. wapen knuppel zelfst. naamw. wapen strijdmiddel zelfst. naamw. wapen insigne zelfst. naamw. wapenbroe strijdgenoot overig. wapenbroe medestrij overig. wapenbroeders maatjes overig. wapenbroeders strijdmakkers overig. wapenen bewapenen werkwoord wapenen pantseren werkwoord wapenkamer arsenaal zelfst. naamw. wapenknecht schildknaap zelfst. naamw. wapenkreet devies zelfst. naamw. wapenkreet leus zelfst. naamw. wapenkreet parool zelfst. naamw. wapenkreet leuze zelfst. naamw. wapenkun heraldiek overig. wapenmagazijn arsenaal zelfst. naamw. wapenrok maliënkol overig. wapenrok uniformjas overig. wapenrok uniformjas overig. wapenrok uniformjas overig. wapenrok uniformjas overig. wapenrusting wapenuitrusting zelfst. naamw. wapenschild blazoen zelfst. naamw. wapenschild schild zelfst. naamw. wapenschild wapen zelfst. naamw. wapenschilden blazoenen overig. wapenschilden blazoenen overig. wapenspreuk devies zelfst. naamw. wapenstilstand bestand zelfst. naamw. wapenuitrusting wapenrusting zelfst. naamw. wapperen fladderen werkwoord wapperen slingeren werkwoord wapperen slobberen werkwoord wapperen zwieren werkwoord war knoest overig. war knoest overig. war knoest overig. warande jachtterrein zelfst. naamw. warbo zootje overig. warbo warwink overig. warbo warhoop overig. warbo troep overig. warbo romm overig. warbo knoeibo overig. warbo warnet overig. warbo labyrint overig. warbo doolhof overig. warboel brij zelfst. naamw. warboel doolhof zelfst. naamw. warboel warhoop zelfst. naamw. warboel omzetbelasting zelfst. naamw. warboel chaos zelfst. naamw. warboel verwarring zelfst. naamw. warempel heus bijv. naamw. warempel waarachtig bijv. naamw. warempel zowaar bijv. naamw. warempel werkelijk bijv. naamw. warempel waar bijv. naamw. warempel reëel bijv. naamw. warempel metterdaad bijv. naamw. warempel effectief bijv. naamw. warempel echt bijv. naamw. waren ronddwalen werkwoord waren koopwaar zelfst. naamw. waren dolen zelfst. naamw. waren waar zelfst. naamw. waren handelswaar zelfst. naamw. waren goederen zelfst. naamw. warenhuis grootwinkelbedrijf zelfst. naamw. warenhuis opslagplaats zelfst. naamw. warenhuis voorraadschuur zelfst. naamw. warenhuis pakhuis zelfst. naamw. warenhuis opslagruimte zelfst. naamw. warenhuis depot zelfst. naamw. warenhuis bergplaats zelfst. naamw. warenhuis markt zelfst. naamw. warenhuis handelscentrum zelfst. naamw. warenmerk handelsnaam overig. warenmerk handelsmerk overig. warhoop rommel zelfst. naamw. warhoop troep zelfst. naamw. warhoop warboel zelfst. naamw. warhoop warwinkel zelfst. naamw. warhoop zootje zelfst. naamw. warhoop warwink zelfst. naamw. warhoop warbo zelfst. naamw. warhoop romm zelfst. naamw. warhoop knoeibo zelfst. naamw. warm brandend bijv. naamw. warm drukkend bijv. naamw. warm hartelijk bijv. naamw. warm vurig bijv. naamw. warm hevig bijv. naamw. warm gloeiend bijv. naamw. warm fonkelend bijv. naamw. warm fel bijv. naamw. warmbloedig hartstochtelijk bijv. naamw. warmbloedig vurig bijv. naamw. warmbloedig temperamentvol bijv. naamw. warmbloedig stormachtig bijv. naamw. warmbloedig heetbloedig bijv. naamw. warmbloedig gepassioneerd bijv. naamw. warmhouden uitbroeden overig. warmhouden broeden overig. warming-up opwarmen zelfst. naamw. warmlopen inlopen zelfst. naamw. warmte gastvrijheid zelfst. naamw. warmte gloed zelfst. naamw. warmte hitte zelfst. naamw. warmtegelei gelei overig. warmtegeleider geleider zelfst. naamw. warmtegraad thermometergraad overig. warmtegraad graad overig. warmtemeter thermometer zelfst. naamw. warmwatertoestel boiler overig. warmwatertoestel geiser overig. warnet warbo overig. warnet labyrint overig. warnet doolhof overig. warrelen dwarrelen werkwoord warrig chaotisch bijv. naamw. warrig verward bijv. naamw. wars afkerig bijv. naamw. wars ongenegen bijv. naamw. wartaal geleuter zelfst. naamw. wartaal mallepraat zelfst. naamw. wartaal gekkenpraat zelfst. naamw. wartaal gebazel zelfst. naamw. wartel draaischalm overig. warwink zootje overig. warwink warhoop overig. warwink warbo overig. warwink troep overig. warwink romm overig. warwink knoeibo overig. warwinkel papierwinkel zelfst. naamw. warwinkel warhoop zelfst. naamw. was wasgoed zelfst. naamw. wasautomaat wasmachine overig. wasbaar afwasbaar bijv. naamw. wasbak fontein zelfst. naamw. wasbleek bleek bijv. naamw. wasbleek opvliegend bijv. naamw. wasbleek nijdig bijv. naamw. wasdom bloei zelfst. naamw. wasdom groei zelfst. naamw. wasdom ontplooiing zelfst. naamw. wasdom ontwikkeling zelfst. naamw. wasdroger droogautomaat overig. wasem condens zelfst. naamw. wasem uitwaseming zelfst. naamw. wasem damp overig. wasemen dampen werkwoord wasemen uitwasemen werkwoord wasemen stomen werkwoord wasemkap afzuigkap zelfst. naamw. wasgelegenheid lavet zelfst. naamw. wasgelegenheid wasruimte zelfst. naamw. wasgoed goed zelfst. naamw. wasgoed was zelfst. naamw. washandje waslap overig. wasknijper knijper zelfst. naamw. wasknijper pin zelfst. naamw. waskuip kuip zelfst. naamw. waskuip tobbe zelfst. naamw. waslap washandje overig. wasmachine wasautomaat overig. wasmiddel waspoeder zelfst. naamw. wasmiddel zeeppoeder zelfst. naamw. waspoeder wasmiddel zelfst. naamw. waspoeder zeeppoeder zelfst. naamw. wasruimte wasgelegenheid overig. wassen afwassen werkwoord wassen gedijen werkwoord wassen hoger komen werkwoord wassen uitwassen werkwoord wassen reinigen zelfst. naamw. wassen zwellen zelfst. naamw. wassen verrijzen werkwoord wassen stijgen werkwoord wassen rijzen werkwoord wassen opstaan werkwoord wassen opkomen werkwoord wassen opgaan werkwoord wassen klimmen werkwoord wassen bestijgen werkwoord wassen tieren werkwoord wassen wassing werkwoord wassenbeeldenmuseum panopticum zelfst. naamw. wasserette wassalon zelfst. naamw. wassing zuivering zelfst. naamw. wassing reiniging zelfst. naamw. wasstraat autowas overig. wastafel lavabo overig. wasvrouw bleekster overig. wasvrouw kwikstaart overig. wat enig bijv. naamw. wat hoeveel bijv. naamw. wat sommige bijv. naamw. wat watje zelfst. naamw. wat watten zelfst. naamw. wat iets zelfst. naamw. wat beetje zelfst. naamw. wat enigszins zelfst. naamw. wat hetgeen zelfst. naamw. wat paar zelfst. naamw. wat weinig zelfst. naamw. wat tamelijk zelfst. naamw. wat nogal zelfst. naamw. wat oproepend zelfst. naamw. wat enkele zelfst. naamw. wat enige zelfst. naamw. water drinkwater zelfst. naamw. water kanaal zelfst. naamw. waterachtig slap bijv. naamw. waterachtig waterig bijv. naamw. waterafstotend hydrofoob bijv. naamw. waterafstotend waterdicht bijv. naamw. waterafstotend vochtwerend bijv. naamw. waterafvoer afwatering zelfst. naamw. waterafvoer lozing zelfst. naamw. waterbekken bassin zelfst. naamw. waterbekken bekken zelfst. naamw. waterbron bron zelfst. naamw. waterdamp stoom zelfst. naamw. waterdicht geïmpregneerd bijv. naamw. waterdicht onweerlegbaar bijv. naamw. waterdicht waterproef bijv. naamw. wateren piesen werkwoord wateren pissen werkwoord wateren plassen werkwoord wateren urineren werkwoord wateren sproeien werkwoord wateren gieten werkwoord wateren bevloeien werkwoord wateren besproeien werkwoord wateren begieten werkwoord waterfitter fitter zelfst. naamw. waterfitter installateur zelfst. naamw. watergruw gruw overig. watergruwel gruwel zelfst. naamw. waterhoofd hydrocephalus zelfst. naamw. waterhoogte waterpeil zelfst. naamw. waterhoudend waterig overig. waterig nat bijv. naamw. waterig slap bijv. naamw. waterig waterachtig bijv. naamw. waterig aquosus bijv. naamw. waterig waterhoudend bijv. naamw. waterig verwaterd bijv. naamw. waterig nat overig. watering afwatering zelfst. naamw. watering lee overig. watering lee overig. watering lee overig. waterjuffer libel zelfst. naamw. waterjuffer juffer zelfst. naamw. waterkant wal zelfst. naamw. waterkant wal overig. waterkant wateroever overig. waterkering dijk zelfst. naamw. waterkering havenhoofd zelfst. naamw. waterkering keerdam zelfst. naamw. waterkering stuwdam zelfst. naamw. waterkering stuw zelfst. naamw. waterkering dam zelfst. naamw. waterkoker koker zelfst. naamw. waterkolom waterzuil overig. waterkoud kil bijv. naamw. waterkraan kraan zelfst. naamw. waterkruik kruik zelfst. naamw. waterkruik waterstoof zelfst. naamw. waterkruik keteltje zelfst. naamw. Waterland moeras zelfst. naamw. Waterland zomp zelfst. naamw. waterlanders tranen zelfst. naamw. waterlek gaatje zelfst. naamw. waterlek gat zelfst. naamw. waterlek lek zelfst. naamw. waterloop rivier zelfst. naamw. waterlozing afwatering zelfst. naamw. waterlozing mictie zelfst. naamw. wateroever waterkant overig. wateropslorpend hydrofiel bijv. naamw. waterpas pas bijv. naamw. waterpeil waterhoogte zelfst. naamw. waterplaats vespasienne overig. waterplaats urinoir overig. waterplaats straaturinoir overig. waterplaats krul overig. waterplas boezem zelfst. naamw. waterplas plas zelfst. naamw. waterplas zee zelfst. naamw. waterpokken varicella zelfst. naamw. waterpolo watersport zelfst. naamw. waterpomp pomp zelfst. naamw. waterpomptang tang zelfst. naamw. waterproef waterdicht bijv. naamw. waterput bron zelfst. naamw. waterput put zelfst. naamw. waterput wel zelfst. naamw. waterputten putten zelfst. naamw. waterrad molenrad zelfst. naamw. waterrad scheprad zelfst. naamw. waterrad rad zelfst. naamw. waterreservoir tank zelfst. naamw. waterreservoir regenbak zelfst. naamw. waterschap heemraadschap overig. waterserpent waterslang zelfst. naamw. waterslang tuinslang zelfst. naamw. waterslang waterserpent zelfst. naamw. waterspiegel niveau zelfst. naamw. watersport kanoën zelfst. naamw. watersport kanon zelfst. naamw. waterstofexponent pH zelfst. naamw. waterstoof waterkruik overig. waterstoof keteltje overig. watertje sloot zelfst. naamw. watertoren toren zelfst. naamw. waterval watervallen zelfst. naamw. waterval cascade zelfst. naamw. watervallen waterval zelfst. naamw. waterverf aquarelverf zelfst. naamw. waterverf verf zelfst. naamw. waterverfschilderij aquarel zelfst. naamw. waterverfschilderij waterverftekening zelfst. naamw. waterverftekening waterverfschilderij overig. waterverftekening aquarel overig. waterverplaatsing diepgang zelfst. naamw. watervrij anhydrisch zelfst. naamw. waterweg kanaal zelfst. naamw. waterweg stroom zelfst. naamw. waterweg vaart zelfst. naamw. waterwiel schoepenrad overig. waterwiel schoepenrad overig. waterwiel schoepenrad overig. waterzucht oedeem zelfst. naamw. waterzuil waterkolom overig. watje schlemiel zelfst. naamw. watje wat zelfst. naamw. watje sukkel zelfst. naamw. watje slung zelfst. naamw. watje slemiel zelfst. naamw. watje schlemi zelfst. naamw. watje watten zelfst. naamw. watjekouw klap zelfst. naamw. watten wat zelfst. naamw. watten watje zelfst. naamw. watten poetskatoen zelfst. naamw. wauwelaar leuteraar zelfst. naamw. wauwelen kletsen werkwoord wauwelen lallen werkwoord wauwelen bazelen werkwoord wauwelen zwammen werkwoord wauwelen spreken werkwoord wauwelen snateren werkwoord wauwelen praten werkwoord wauwelen kwetteren werkwoord wauwelen kwekken werkwoord wauwelen kwebbelen werkwoord wauwelen klappen werkwoord wauwelen kakelen werkwoord wauwelen babbelen werkwoord wazen zwemen zelfst. naamw. wazig beneveld bijv. naamw. wazig flauw bijv. naamw. wazig mistig bijv. naamw. wazig onduidelijk bijv. naamw. wazig troebel bijv. naamw. wazig uitdrukkingsloos bijv. naamw. wazig vaag bijv. naamw. wazig afwezig bijv. naamw. wazig wezenloos bijv. naamw. wazig nietszeggend bijv. naamw. wazig leeg bijv. naamw. wazig glazig bijv. naamw. wazig onhelder bijv. naamw. wazig nevelig bijv. naamw. wazig nevelachtig bijv. naamw. wazig vagelijk bijv. naamw. WC closet zelfst. naamw. WC plee zelfst. naamw. wc privaat zelfst. naamw. WC toilet zelfst. naamw. wc urinoir zelfst. naamw. wc huuske zelfst. naamw. wc nummer honderd zelfst. naamw. WC-papier toiletpapier overig. WC-papier closetpapier overig. we wij bijv. naamw. web internet zelfst. naamw. web net zelfst. naamw. web netwerk zelfst. naamw. web spinnenweb zelfst. naamw. web spinrag zelfst. naamw. web spinsel zelfst. naamw. web rag zelfst. naamw. webdagboek weblog zelfst. naamw. weblog webdagboek zelfst. naamw. wecken conserveren werkwoord wecken inmaken werkwoord wedde gage zelfst. naamw. wedde honorarium zelfst. naamw. wedde salaris zelfst. naamw. wedde traktement zelfst. naamw. wedde verdienste zelfst. naamw. wedde soldij zelfst. naamw. wedde loon zelfst. naamw. wedde bezoldiging zelfst. naamw. wedde arbeidsloon zelfst. naamw. wedden verwedden werkwoord wedden inzetten werkwoord weddenschap pool zelfst. naamw. weder weerom bijv. naamw. weder weer bijv. naamw. weder wederom bijv. naamw. weder opnieuw bijv. naamw. weder nogmaals bijv. naamw. weder alweer bijv. naamw. wederdienst tegenprestatie zelfst. naamw. wederdienst tegendienst zelfst. naamw. wederdienst contraprestatie zelfst. naamw. wedergeboorte herrijzenis zelfst. naamw. wedergeboorte regeneratie zelfst. naamw. wedergeboorte renaissance zelfst. naamw. wederhelft eega zelfst. naamw. wederinstorting recidief zelfst. naamw. wederkeren weerkeren werkwoord wederkerend reflexief overig. wederkerig reciprook bijv. naamw. wederkerig wederzijds bijv. naamw. wederkerig onderling bijv. naamw. wederkerigheid wederzijdsheid zelfst. naamw. wederom nogmaals bijv. naamw. wederom opnieuw bijv. naamw. wederom weer bijv. naamw. wederom weder bijv. naamw. wederom alweer bijv. naamw. wederom andermaal bijv. naamw. wederopbouw opbouw zelfst. naamw. wederopbouw reconstructie zelfst. naamw. wederopstanding herrijzenis zelfst. naamw. wederopstanding verrijzenis zelfst. naamw. wederpartij tegenpartij zelfst. naamw. wederrechtelijk illegaal bijv. naamw. wederrechtelijk onrechtmatig bijv. naamw. wederrechtelijk verboden bijv. naamw. wederrechtelijk ongeoorloofd bijv. naamw. wederrechtelijk onwettig bijv. naamw. wederrechtelijk onwettelijk bijv. naamw. wederrechtelijk onwetmatig bijv. naamw. wederrechtelijk illegitiem bijv. naamw. wederrechtelijke criminele overig. wederwaardigheid perikel zelfst. naamw. wederwaardigheid voorval zelfst. naamw. wederzien weerzien werkwoord wederzijds onderling bijv. naamw. wederzijds wederkerig bijv. naamw. wederzijdsheid wederkerigheid zelfst. naamw. wederzijdsheid reciprociteit zelfst. naamw. wedijver competitie zelfst. naamw. wedijver rivaliteit zelfst. naamw. wedijver concurrentie zelfst. naamw. wedijver agon zelfst. naamw. wedijveraar rivaal overig. wedijveren beconcurreren werkwoord wedijveren concurreren werkwoord wedijveren kampen werkwoord wedijveren meten werkwoord wedijveren strijden werkwoord wedijveren meedingen werkwoord wedloop race zelfst. naamw. wedloop wedren zelfst. naamw. wedren wedloop zelfst. naamw. wedren race zelfst. naamw. wedstrijd concours zelfst. naamw. wedstrijd match zelfst. naamw. wedstrijd partij zelfst. naamw. wedstrijd pot zelfst. naamw. wedstrijd strijd zelfst. naamw. wedstrijdduur speelduur zelfst. naamw. wedstrijden concoursen overig. wedstrijdje potje zelfst. naamw. wedstrijdje partijtje zelfst. naamw. wedstrijdterrein parcours zelfst. naamw. wee bleekjes bijv. naamw. wee helaas bijv. naamw. wee misselijk bijv. naamw. wee och bijv. naamw. wee zoetig bijv. naamw. wee perswee zelfst. naamw. wee zoetelijk zelfst. naamw. wee ach bijv. naamw. wee zwak bijv. naamw. wee ziekelijk bijv. naamw. wee slapjes bijv. naamw. wee slap bijv. naamw. wee pips bijv. naamw. wee pijn overig. wee flauw overig. wee pijn overig. wee flauw overig. wee pijn overig. wee flauw overig. weed marihuana zelfst. naamw. weed wiet zelfst. naamw. weed wied zelfst. naamw. weed stuff zelfst. naamw. weed hennep zelfst. naamw. weefgetouw getouw overig. weefsanatomie weefsel overig. weefsel goed zelfst. naamw. weefsel stof zelfst. naamw. weefsel textiel zelfst. naamw. weefsel textielwaren zelfst. naamw. weefsel weefsanatomie zelfst. naamw. weefselafbraak katabolisme zelfst. naamw. weefselonderzoek biopsie zelfst. naamw. weefselopbouwend anabool zelfst. naamw. weefselverscheuring laceratie zelfst. naamw. weefselversterf necrose zelfst. naamw. weefselvocht lymf zelfst. naamw. weefselvormverandering metaplasie zelfst. naamw. weegbrug waag zelfst. naamw. weeghuis waag overig. weegschaal balans zelfst. naamw. weegschaal bascule zelfst. naamw. weegschaal schaal zelfst. naamw. weegschaal waag zelfst. naamw. week klef bijv. naamw. week sentimenteel bijv. naamw. week zwak bijv. naamw. week kletsnat bijv. naamw. week futloos bijv. naamw. week drassig bijv. naamw. weekblad opinieblad zelfst. naamw. weekblad tijdschrift zelfst. naamw. weekblad tijdspieg zelfst. naamw. weekblad periodiek zelfst. naamw. weekblad magazine zelfst. naamw. weekblad maandblad zelfst. naamw. weekblad blad zelfst. naamw. weekblad bericht zelfst. naamw. weekeinde weekend zelfst. naamw. weekend weekeinde zelfst. naamw. weekhartig sentimenteel bijv. naamw. weekhartig teerhartig bijv. naamw. weekhartig toegeeflijk bijv. naamw. weekheid slapte zelfst. naamw. weekheid zachtheid zelfst. naamw. weekheid zwakte zelfst. naamw. weekheid zwakheid zelfst. naamw. weekheid sulligheid zelfst. naamw. weekheid slapheid zelfst. naamw. weekheid laksheid zelfst. naamw. weekheid krachteloosheid zelfst. naamw. weeklacht litanie zelfst. naamw. weeklacht treurzang zelfst. naamw. weeklacht jammerklacht zelfst. naamw. weeklagen jammeren werkwoord weeklagen jeremiëren werkwoord weeklagend lamenterend overig. weeklagend klagend overig. weeklagend klagelijk overig. weeklagend klaaglijk overig. weeklagend jeremiërend overig. weeklagend jammerend overig. weekte slapte overig. weelde comfort zelfst. naamw. weelde luxe zelfst. naamw. weelde weelderigheid zelfst. naamw. weelde pracht zelfst. naamw. weelde overvloed zelfst. naamw. weeldeartikel luxeartikel overig. weelderig luxueus bijv. naamw. weelderig overdadig bijv. naamw. weelderig comfortabel bijv. naamw. weelderig pronkerig bijv. naamw. weelderig welig bijv. naamw. weelderig volop bijv. naamw. weelderig uitbundig bijv. naamw. weelderig rijk bijv. naamw. weelderig overvloedig bijv. naamw. weelderig abundant bijv. naamw. weelderig zinloos bijv. naamw. weelderig wellustig bijv. naamw. weelderig speels bijv. naamw. weelderig onbeheerst bijv. naamw. weelderig lichtmis bijv. naamw. weelderig lichtekooi bijv. naamw. weelderig heerlijk bijv. naamw. weelderigheid weelde zelfst. naamw. weelderigheid pracht zelfst. naamw. weelderigheid overvloed zelfst. naamw. weelderigheid luxe zelfst. naamw. weelderigheid zinnelijkheid zelfst. naamw. weelderigheid wulpsheid zelfst. naamw. weelderigheid wellust zelfst. naamw. weelderigheid sensualiteit zelfst. naamw. weelderigheid sensualisme zelfst. naamw. weelderigheid erotiek zelfst. naamw. weemoed melancholie overig. weemoedig treurig bijv. naamw. weer opnieuw bijv. naamw. weer weerom bijv. naamw. weer klimaat zelfst. naamw. weer weersgesteldheid zelfst. naamw. weer nogmaals zelfst. naamw. weer wederom zelfst. naamw. weer weder zelfst. naamw. weer alweer zelfst. naamw. weer weersomstandigheden zelfst. naamw. weer andermaal zelfst. naamw. weerbaar assertief bijv. naamw. weerbaar assertief overig. weerbarstig dwars bijv. naamw. weerbarstig hard bijv. naamw. weerbarstig koppig bijv. naamw. weerbarstig stijfhoofdig bijv. naamw. weerbarstig tegendraads bijv. naamw. weerbarstig weerspannig bijv. naamw. weerbarstig recalcitrant bijv. naamw. weerbarstig bokkig bijv. naamw. weerbarstig onwillig bijv. naamw. weerbarstigheid weerspannigheid zelfst. naamw. weerbarstigheid stijfkoppigheid zelfst. naamw. weerbarstigheid stijfhoofdigheid zelfst. naamw. weerbarstigheid koppigheid zelfst. naamw. weerbarstigheid hardnekkigheid zelfst. naamw. weerbarstigheid hardhoofdigheid zelfst. naamw. weerbarstigheid halsstarrigheid zelfst. naamw. weerbericht weersverwachting zelfst. naamw. weerga gelijke zelfst. naamw. weerga zijnsgelijke zelfst. naamw. weergalm weerklank overig. weergalm geluidsweerkaatsing overig. weergalm echo overig. weergalmen galmen werkwoord weergalmen resoneren werkwoord weergalmen schallen werkwoord weergalmen weerkaatsen werkwoord weergalmen weerschallen werkwoord weergalmen weerklinken werkwoord weergalmen echoën werkwoord weergaloos fenomenaal bijv. naamw. weergaloos ongeëvenaard bijv. naamw. weergaloos subliem bijv. naamw. weergaloos uitstekend bijv. naamw. weergaloos onvolprezen bijv. naamw. weergaloos onvergelijkelijk bijv. naamw. weergaloos onovertroffen bijv. naamw. weergaloos ongekend bijv. naamw. weergave beeld zelfst. naamw. weergave kopie zelfst. naamw. weergave rapport zelfst. naamw. weergave representatie zelfst. naamw. weergave teruggave zelfst. naamw. weergave voorstelling zelfst. naamw. weergave afbeelding zelfst. naamw. weergave vertolking zelfst. naamw. weergave reproduktie zelfst. naamw. weergave verslag zelfst. naamw. weergave verhaal zelfst. naamw. weergave reportage zelfst. naamw. weergegeven weergeven werkwoord weergeven afbeelden werkwoord weergeven beschreven werkwoord weergeven beschrijven werkwoord weergeven gestalte geven werkwoord weergeven weergegeven werkwoord weerglans afstraling zelfst. naamw. weerhaak vishaak zelfst. naamw. weerhaak ang zelfst. naamw. weerhouden afhouden werkwoord weerhouden beletten werkwoord weerkaatsen galmen werkwoord weerkaatsen spiegelen werkwoord weerkaatsen terugkaatsen werkwoord weerkaatsen weergalmen werkwoord weerkaatsen weerschijnen werkwoord weerkaatsen terugstoten werkwoord weerkaatsen stuiten werkwoord weerkaatsen reflecteren werkwoord weerkaatsen echoën werkwoord weerkaatsen weerschallen werkwoord weerkaatsen weerklinken werkwoord weerkaatsen schallen werkwoord weerkaatsen resoneren werkwoord weerkaatsing echo zelfst. naamw. weerkaatsing spiegeling zelfst. naamw. weerkaatsing weerspiegeling zelfst. naamw. weerkaatsing weerschijn zelfst. naamw. weerkaatsing reflectie zelfst. naamw. weerkeren wederkeren werkwoord weerklank bijval zelfst. naamw. weerklank echo zelfst. naamw. weerklank geluidsweerkaatsing zelfst. naamw. weerklank weergalm zelfst. naamw. weerklinken galmen werkwoord weerklinken klinken werkwoord weerklinken schallen werkwoord weerklinken naklinken werkwoord weerklinken echoën werkwoord weerklinken weerschallen werkwoord weerklinken weerkaatsen werkwoord weerklinken weergalmen werkwoord weerklinken resoneren werkwoord weerklinkend schallend overig. weerklinkend galmend overig. weerkrijgen terugkrijgen werkwoord weerkrijgen herkrijgen werkwoord weerkun meteorologie overig. weerkun meteo overig. weerkundig meteorologisch bijv. naamw. weerleggen bestrijden werkwoord weerleggen ontkrachten werkwoord weerleggen ontzenuwen werkwoord weerlegging tegenbewijs zelfst. naamw. weerlicht licht zelfst. naamw. weerlicht bliksem zelfst. naamw. weerlichten lichten werkwoord weerlichten bliksemen werkwoord weerlichten bliksems werkwoord weerloos hulpeloos bijv. naamw. weerloosheid zwakte zelfst. naamw. weerom weder bijv. naamw. weerom weer bijv. naamw. weerom terecht bijv. naamw. weerschallen schallen overig. weerschallen weerklinken overig. weerschallen weerkaatsen overig. weerschallen weergalmen overig. weerschallen resoneren overig. weerschallen galmen overig. weerschallen echoën overig. weerschijn glans zelfst. naamw. weerschijn weerspiegeling zelfst. naamw. weerschijn weerkaatsing zelfst. naamw. weerschijn spiegeling zelfst. naamw. weerschijn reflectie zelfst. naamw. weerschijnen weerkaatsen werkwoord weerschijnen weerspiegelen zelfst. naamw. weersgesteldheid klimaat zelfst. naamw. weersgesteldheid weer zelfst. naamw. weersgesteldheid weersomstandigheden zelfst. naamw. weerslag terugslag zelfst. naamw. weersomstandigheden weersgesteldheid zelfst. naamw. weersomstandigheden weer zelfst. naamw. weersomstandigheden klimaat zelfst. naamw. weerspannig balorig bijv. naamw. weerspannig dwars bijv. naamw. weerspannig koppig bijv. naamw. weerspannig ongehoorzaam bijv. naamw. weerspannig onwillig bijv. naamw. weerspannig oproerig bijv. naamw. weerspannig opstandig bijv. naamw. weerspannig rebels bijv. naamw. weerspannig recalcitrant bijv. naamw. weerspannig stijfhoofdig bijv. naamw. weerspannig tegendraads bijv. naamw. weerspannig weerbarstig bijv. naamw. weerspannig bokkig bijv. naamw. weerspannigheid weerbarstigheid zelfst. naamw. weerspannigheid stijfkoppigheid zelfst. naamw. weerspannigheid stijfhoofdigheid zelfst. naamw. weerspannigheid koppigheid zelfst. naamw. weerspannigheid hardnekkigheid zelfst. naamw. weerspannigheid hardhoofdigheid zelfst. naamw. weerspannigheid halsstarrigheid zelfst. naamw. weerspannigheid onwil zelfst. naamw. weerspiegelen reflecteren werkwoord weerspiegelen terugkaatsen werkwoord weerspiegelen weerschijnen zelfst. naamw. weerspiegeling reflectie zelfst. naamw. weerspiegeling spiegeling zelfst. naamw. weerspiegeling weerschijn zelfst. naamw. weerspiegeling weerkaatsing zelfst. naamw. weerspreken tegenspreken werkwoord weerspreken tegenwerpen werkwoord weerspreken protesteren werkwoord weerstaan stand houden werkwoord weerstand aversie zelfst. naamw. weerstand incasseringsvermogen zelfst. naamw. weerstand rebellie zelfst. naamw. weerstand tegendruk zelfst. naamw. weerstand verzet zelfst. naamw. weerstand resistentie zelfst. naamw. weerstand weerstandsvermogen zelfst. naamw. weerstand veerkracht zelfst. naamw. weerstand tegenwicht zelfst. naamw. weerstand tegengewicht zelfst. naamw. weerstand tegenstand zelfst. naamw. weerstand opstand zelfst. naamw. weerstandsvermogen incasseringsvermogen zelfst. naamw. weerstandsvermogen resistentie zelfst. naamw. weerstandsvermogen weerstand zelfst. naamw. weerstandsvermogen veerkracht zelfst. naamw. weerstreven trotseren werkwoord weerstreven tegenwerken werkwoord weerstreven tegenstreven werkwoord weerstreven tegengaan werkwoord weersverwachting weerbericht zelfst. naamw. weersverwachting weersvoorspelling zelfst. naamw. weersvoorspelling weersverwachting zelfst. naamw. weerwerk tegenspel zelfst. naamw. weerwoord antwoord zelfst. naamw. weerwoord beantwoording zelfst. naamw. weerwoord bescheid zelfst. naamw. weerwoord reactie zelfst. naamw. weerwoord repliek zelfst. naamw. weerwoord retort zelfst. naamw. weerwraak represaille zelfst. naamw. weerzien hereniging zelfst. naamw. weerzien reunie zelfst. naamw. weerzien wederzien werkwoord weerzin afkeer zelfst. naamw. weerzin afschuw zelfst. naamw. weerzin antipathie zelfst. naamw. weerzin aversie zelfst. naamw. weerzin schrik zelfst. naamw. weerzin tegenzin zelfst. naamw. weerzin walging zelfst. naamw. weerzin onverenigbaarheid zelfst. naamw. weerzin hek zelfst. naamw. weerzin gruwen zelfst. naamw. weerzin afgrijzen zelfst. naamw. weerzinwekkend afstotend bijv. naamw. weerzinwekkend goor bijv. naamw. weerzinwekkend smerig bijv. naamw. weerzinwekkend stuitend bijv. naamw. weerzinwekkend ziek bijv. naamw. weerzinwekkend afschuwelijk bijv. naamw. weerzinwekkend afstotelijk bijv. naamw. weerzinwekkend afzichtelijk bijv. naamw. weerzinwekkend monsterlijk bijv. naamw. weerzinwekkend verfoeilijk bijv. naamw. weerzinwekkend walgelijk bijv. naamw. weerzinwekkend misselijkmakend bijv. naamw. weerzinwekkend vies bijv. naamw. weerzinwekkend ranzig bijv. naamw. weerzinwekkend onverkwikkelijk bijv. naamw. weerzinwekkend lelijk bijv. naamw. wees weeskind zelfst. naamw. weeskind wees zelfst. naamw. weet weten werkwoord weet wetenschap zelfst. naamw. weetgierig belangstellend bijv. naamw. weetgraag nieuwsgierig bijv. naamw. weg ertussenuit bijv. naamw. weg kapot bijv. naamw. weg ksst bijv. naamw. weg stuk bijv. naamw. weg verdwenen bijv. naamw. weg vermist bijv. naamw. weg verrukt bijv. naamw. weg afstand zelfst. naamw. weg autoweg zelfst. naamw. weg manier zelfst. naamw. weg straatweg zelfst. naamw. weg traject zelfst. naamw. weg absent zelfst. naamw. weg foetsie zelfst. naamw. weg kwijt zelfst. naamw. weg pad zelfst. naamw. weg zoek zelfst. naamw. weg baan zelfst. naamw. weg vort zelfst. naamw. weg heen zelfst. naamw. weg straat zelfst. naamw. weg tournee zelfst. naamw. weg route zelfst. naamw. weg ronde zelfst. naamw. weg etappe zelfst. naamw. weg baanvak zelfst. naamw. weg uit zelfst. naamw. weg verloren zelfst. naamw. weg failliet zelfst. naamw. weg verdwenen overig. wegbebakening wegmarkering zelfst. naamw. wegbebakening railing zelfst. naamw. wegbebakening kilometerpaaltjes overig. wegberei voortrekker overig. wegberei pionier overig. wegberei baanbreker overig. wegbereider baanbreker zelfst. naamw. wegbereider pionier zelfst. naamw. wegbergen laten werkwoord wegbergen opbergen werkwoord wegbergen sluiten werkwoord wegbergen wegsluiten werkwoord wegbikken afbikken overig. wegbikken bikken overig. wegblazen afblazen werkwoord wegblijven uitblijven werkwoord wegblijven verzuimen werkwoord wegbranden afbranden werkwoord wegbranden uitbranden werkwoord wegbreken uitbreken werkwoord wegbrengen begeleiden werkwoord wegbrengen verwijderen werkwoord wegbrengen wegwerken werkwoord wegbrengen wegnemen werkwoord wegbrengen weghalen werkwoord wegbrengen wegdoen werkwoord wegbrengen vervreemden werkwoord wegbrengen verplaatsen werkwoord wegbrengen lichten werkwoord wegbrengen ecarteren werkwoord wegbrengen afzonderen werkwoord wegbrengen afnemen werkwoord wegcijferen verwaarlozen werkwoord wegcijferen passeren werkwoord wegcijferen ontafschuiven werkwoord wegcijferen negeren werkwoord wegcontact wegligging overig. wegdek plaveisel zelfst. naamw. wegdobberen wegdrijven overig. wegdoen afdanken werkwoord wegdoen verwijderen werkwoord wegdoen slachten werkwoord wegdoen afmaken werkwoord wegdoen afdoen werkwoord wegdoen uitmaken werkwoord wegdoen opdoeken werkwoord wegdoen elimineren werkwoord wegdoen afschaffen werkwoord wegdoen wegwerken werkwoord wegdoen wegnemen werkwoord wegdoen weghalen werkwoord wegdoen wegbrengen werkwoord wegdoen vervreemden werkwoord wegdoen verplaatsen werkwoord wegdoen lichten werkwoord wegdoen ecarteren werkwoord wegdoen afzonderen werkwoord wegdoen afnemen werkwoord wegdoen weggooien overig. wegdooien smelten overig. wegdooien ontdooien overig. wegdraaien afkeren werkwoord wegdraaien afdraaien zelfst. naamw. wegdraaien afwenden zelfst. naamw. wegdraaien afzwenken zelfst. naamw. wegdragen afvoeren werkwoord wegdragen wegslepen werkwoord wegdragen wegvoeren werkwoord wegdragen wegsjouwen werkwoord wegdragen meedragen werkwoord wegdraven wegstuiven overig. wegdraven wegspoeden overig. wegdraven wegsnellen overig. wegdraven wegrennen overig. wegdraven wegijlen overig. wegdraven weghollen overig. wegdraven weghaasten overig. wegdrijven spoelen werkwoord wegdrijven verdrijven werkwoord wegdrijven verjagen werkwoord wegdrijven wegjagen werkwoord wegdrijven wegdobberen werkwoord wegdringen wegduwen werkwoord wegdringen wegschuiven werkwoord wegdringen wegdrukken werkwoord wegdromen slapen werkwoord wegdrukken verdrijven werkwoord wegdrukken wegduwen werkwoord wegdrukken wegschuiven werkwoord wegdrukken wegdringen werkwoord wegduiken duiken werkwoord wegduiken ontwijken werkwoord wegduiken wegkruipen werkwoord wegduwen wegdringen werkwoord wegduwen wegdrukken werkwoord wegduwen wegschuiven werkwoord wegen rijwegen zelfst. naamw. wegen druk zelfst. naamw. wegen wikken zelfst. naamw. wegen overwegen zelfst. naamw. wegenbelasting tol zelfst. naamw. wegennet infrastructuur overig. wegens vanwege bijv. naamw. wegens gezien bijv. naamw. wegens om bijv. naamw. wegens voor bijv. naamw. wegens uit bijv. naamw. wegens met bijv. naamw. wegens door bijv. naamw. wegfutselen wegpikken overig. wegfutselen wegkapen overig. wegfutselen vervreemden overig. wegfutselen verduisteren overig. wegfutselen verdonkeremanen overig. wegfutselen stelen overig. wegfutselen pikken overig. wegfutselen ontvreemden overig. wegfutselen jatten overig. wegfutselen inpikken overig. wegfutselen gappen overig. wegfutselen achteroverdrukken overig. wegfutselen achterhouden overig. weggaan afreizen werkwoord weggaan ga werkwoord weggaan gaan werkwoord weggaan gaat werkwoord weggaan heengaan werkwoord weggaan ontslag nemen werkwoord weggaan opbreken werkwoord weggaan opstappen werkwoord weggaan vertrekken werkwoord weggaan ketsen werkwoord weggaan afgaan werkwoord weggaan wegtrekken werkwoord weggaan wegreizen werkwoord weggaan verwijderen werkwoord weggaan smeren werkwoord weggappen jatten werkwoord weggebroken gesloopt bijv. naamw. weggebruiker automobilist zelfst. naamw. weggedoken verborgen bijv. naamw. weggehaald verwijderd bijv. naamw. weggetje pad zelfst. naamw. weggetrokken bleek bijv. naamw. weggeven cadeau geven werkwoord weggeven vergeven werkwoord weggeven wegschenken werkwoord wegglijden afglijden werkwoord wegglijden slippen werkwoord wegglijden verzwakken werkwoord wegglijden wegzinken werkwoord wegglijden uitglijden zelfst. naamw. wegglijden vervallen werkwoord wegglijden inzinken werkwoord wegglijden afzakken werkwoord wegglijden aftakelen werkwoord wegglippen glippen werkwoord wegglippen floepen werkwoord weggooien afdanken werkwoord weggooien dumpen werkwoord weggooien wegdoen werkwoord weggooien wegdoen overig. weggraaien wegpikken overig. weggraaien stelen overig. weggraaien snaaien overig. weggraaien gappen overig. weghaasten wegspoeden overig. weghaasten wegsnellen overig. weghaasten wegrennen overig. weghaasten wegijlen overig. weghaasten weghollen overig. weghaasten wegstuiven overig. weghaasten wegdraven overig. weghalen afhalen werkwoord weghalen afnemen werkwoord weghalen afvegen werkwoord weghalen ophalen werkwoord weghalen schrappen werkwoord weghalen uithalen werkwoord weghalen verwijderen werkwoord weghalen wegnemen werkwoord weghalen meenemen werkwoord weghalen wegwerken werkwoord weghalen wegdoen werkwoord weghalen wegbrengen werkwoord weghalen vervreemden werkwoord weghalen verplaatsen werkwoord weghalen lichten werkwoord weghalen ecarteren werkwoord weghalen afzonderen werkwoord weghangen ophangen werkwoord weghollen wegspoeden werkwoord weghollen wegsnellen werkwoord weghollen wegrennen werkwoord weghollen wegijlen werkwoord weghollen weghaasten werkwoord weghollen wegstuiven werkwoord weghollen wegdraven werkwoord weghouden afzonderen werkwoord weghouden weren werkwoord wegijlen wegspoeden overig. wegijlen wegsnellen overig. wegijlen wegrennen overig. wegijlen weghollen overig. wegijlen weghaasten overig. wegijlen wegstuiven overig. wegijlen wegdraven overig. wegjagen uitbannen werkwoord wegjagen verdrijven werkwoord wegjagen voortdrijven werkwoord wegjagen wegdrijven werkwoord wegjagen verjagen zelfst. naamw. wegjagen verbannen werkwoord wegjagen uitzetten werkwoord wegjagen uitwijzen werkwoord wegjagen uitstoten werkwoord wegjagen bezweren werkwoord wegjagen bannen werkwoord wegjagen voortjagen werkwoord wegjagen opdrijven werkwoord wegjagen aanzwiepen werkwoord wegkapen grijpen werkwoord wegkapen jatten werkwoord wegkapen pikken werkwoord wegkapen snaaien werkwoord wegkapen grissen werkwoord wegkapen graaien werkwoord wegkapen wegpikken werkwoord wegkapen vervreemden werkwoord wegkapen verdonkeremanen werkwoord wegkapen stelen werkwoord wegkapen ontvreemden werkwoord wegkapen inpikken werkwoord wegkapen gappen werkwoord wegkapen achteroverdrukken werkwoord wegkapen wegfutselen werkwoord wegkapen verduisteren werkwoord wegkapen achterhouden werkwoord wegkappen uitdunnen werkwoord wegknippen wegsnoeien werkwoord wegkomen ontkomen werkwoord wegkomen wegrennen werkwoord wegkomen weglopen werkwoord wegkomen vluchten werkwoord wegkomen ontvluchten werkwoord wegkomen ontglippen werkwoord wegkruipen toevluchten werkwoord wegkruipen wegduiken werkwoord wegkruipen uitwijken werkwoord wegkruipen schuilen werkwoord wegkruising kruising zelfst. naamw. wegkruising kruispunt zelfst. naamw. wegkruising splitsing zelfst. naamw. wegkruising wegsplitsing zelfst. naamw. wegkwijnen smachten werkwoord wegkwijnen verkommeren werkwoord wegkwijnen verkwijnen werkwoord wegkwijnen kwijnen werkwoord weglaten niet vertellen werkwoord weglaten vieren werkwoord weglaten uitlaten werkwoord weglaten tappen werkwoord weglaten lossen werkwoord weglaten loslaten werkwoord weglaten verzuimen werkwoord weglaten verzaken werkwoord weglaten nalaten werkwoord weglating leemte zelfst. naamw. weglating omissie zelfst. naamw. weglating verschansing zelfst. naamw. weglating vermindering zelfst. naamw. weglating inkorting zelfst. naamw. weglating afsnijding zelfst. naamw. wegleggen neerleggen werkwoord wegleggen plaatsen werkwoord wegleggen leggen werkwoord wegleggen deponeren werkwoord wegleiden afleiden werkwoord wegleiden wegvoeren werkwoord wegligging wegcontact overig. weglokken aanlokken werkwoord weglokken voortlokken werkwoord weglokken verlokken werkwoord weglokken verleiden werkwoord weglokken meelokken werkwoord weglokken lokken werkwoord weglopen deserteren werkwoord weglopen ervandoor gaan werkwoord weglopen ontvluchten werkwoord weglopen wegrennen werkwoord weglopen wegkomen werkwoord weglopen vluchten werkwoord weglopen ontkomen werkwoord weglopen ontglippen werkwoord wegloper drukker zelfst. naamw. wegloper deserteur zelfst. naamw. wegmaken zoekmaken werkwoord wegmarkering railing zelfst. naamw. wegmarkering wegbebakening zelfst. naamw. wegmarkering kilometerpaaltjes zelfst. naamw. wegmoffelen verstoppen werkwoord wegneembaar demonteerbaar overig. wegneembaar demontabel overig. wegneembaar afneembaar overig. wegnemen inpikken werkwoord wegnemen ongedaan maken werkwoord wegnemen ophalen werkwoord wegnemen stelen werkwoord wegnemen verwijderen werkwoord wegnemen amputeren zelfst. naamw. wegnemen weghalen werkwoord wegnemen meenemen werkwoord wegnemen afnemen werkwoord wegnemen afhalen werkwoord wegnemen verdonkeremanen werkwoord wegnemen toeëigenen werkwoord wegnemen snaaien werkwoord wegnemen pikken werkwoord wegnemen ontnemen werkwoord wegnemen kapen werkwoord wegnemen gappen werkwoord wegnemen wegwerken werkwoord wegnemen wegdoen werkwoord wegnemen wegbrengen werkwoord wegnemen vervreemden werkwoord wegnemen verplaatsen werkwoord wegnemen lichten werkwoord wegnemen ecarteren werkwoord wegnemen afzonderen werkwoord wegnemen amputatie werkwoord wegnemen afzetten werkwoord wegnemen schaking werkwoord wegomlegging omlegging zelfst. naamw. wegomlegging omleiding zelfst. naamw. wegpikken wegkapen werkwoord wegpikken vervreemden werkwoord wegpikken verdonkeremanen werkwoord wegpikken stelen werkwoord wegpikken pikken werkwoord wegpikken ontvreemden werkwoord wegpikken jatten werkwoord wegpikken inpikken werkwoord wegpikken gappen werkwoord wegpikken achteroverdrukken werkwoord wegpikken wegfutselen werkwoord wegpikken verduisteren werkwoord wegpikken achterhouden werkwoord wegpikken weggraaien werkwoord wegpikken snaaien werkwoord wegpiraat piraat zelfst. naamw. wegpoetsen afvegen werkwoord wegraken flauwvallen werkwoord wegraken verliezen werkwoord wegraken kwijtraken werkwoord wegreizen wegtrekken overig. wegreizen verlaten overig. wegreizen verdwijnen overig. wegreizen heengaan overig. wegreizen afreizen overig. wegreizen weggaan overig. wegreizen verwijderen overig. wegreizen vertrekken overig. wegreizen smeren overig. wegreizen opstappen overig. wegrennen vluchten werkwoord wegrennen weglopen werkwoord wegrennen wegkomen werkwoord wegrennen ontvluchten werkwoord wegrennen ontkomen werkwoord wegrennen ontglippen werkwoord wegrennen wegspoeden werkwoord wegrennen wegsnellen werkwoord wegrennen wegijlen werkwoord wegrennen weghollen werkwoord wegrennen weghaasten werkwoord wegrennen wegstuiven werkwoord wegrennen wegdraven werkwoord wegrestaurant uitspanning zelfst. naamw. wegrestaurant snelwegrestaurant zelfst. naamw. wegroepen afroepen werkwoord wegrotten ontbinden werkwoord wegrotten rotten werkwoord wegrotten vergaan werkwoord wegrotten verrotten werkwoord wegrotten verteren werkwoord wegrotten zinken werkwoord wegrotten teruggaan werkwoord wegrotten tenondergaan werkwoord wegrotten instorten werkwoord wegrotten bezwijken werkwoord wegrotten achteruitgaan werkwoord wegrotten bederven werkwoord wegruimen ruimen werkwoord wegrukken afrukken werkwoord wegrukken verdraaien werkwoord wegrukken stemsleutel werkwoord wegschenken uithuwen werkwoord wegschenken uithuwelijken werkwoord wegschenken weggeven werkwoord wegschenken vergeven werkwoord wegschieten afschieten werkwoord wegschieten uitschuiven werkwoord wegschieten uitschieten werkwoord wegschieten uitglijden werkwoord wegschieten uitglibberen werkwoord wegschieten slippen werkwoord wegschieten onderuitgaan werkwoord wegschuiven schuiven werkwoord wegschuiven afschuiven zelfst. naamw. wegschuiven wegduwen zelfst. naamw. wegschuiven wegdrukken zelfst. naamw. wegschuiven wegdringen zelfst. naamw. wegsjouwen wegvoeren overig. wegsjouwen wegslepen overig. wegsjouwen wegdragen overig. wegsjouwen meedragen overig. wegsjouwen afvoeren overig. wegslaan afslaan werkwoord wegslepen wegdragen werkwoord wegslepen slepen zelfst. naamw. wegslepen wegvoeren zelfst. naamw. wegslepen wegsjouwen zelfst. naamw. wegslepen meedragen zelfst. naamw. wegslepen afvoeren zelfst. naamw. wegslijpen slijpen zelfst. naamw. wegslijpen uitslijpen zelfst. naamw. wegsluipen afdruipen werkwoord wegsluiten opbergen werkwoord wegsluiten sluiten werkwoord wegsluiten wegbergen werkwoord wegsmelten smelten werkwoord wegsnellen wegspoeden werkwoord wegsnellen wegrennen werkwoord wegsnellen wegijlen werkwoord wegsnellen weghollen werkwoord wegsnellen weghaasten werkwoord wegsnellen wegstuiven werkwoord wegsnellen wegdraven werkwoord wegsnoeien snoeien werkwoord wegsnoeien wegknippen werkwoord wegsplitsing wegkruising zelfst. naamw. wegsplitsing splitsing zelfst. naamw. wegsplitsing kruispunt overig. wegsplitsing kruising zelfst. naamw. wegsplitsing driesprong overig. wegsplitsing tweesprong overig. wegspoeden wegsnellen overig. wegspoeden wegrennen overig. wegspoeden wegijlen overig. wegspoeden weghollen overig. wegspoeden weghaasten overig. wegspoeden wegstuiven overig. wegspoeden wegdraven overig. wegspoelen afslaan werkwoord wegspoelen doorspoelen werkwoord wegspoelen doortrekken werkwoord wegspoelen spoelen werkwoord wegspringen afspringen werkwoord wegsteken wegstoppen werkwoord wegstemmen afstemmen werkwoord wegstemmen afwijzen werkwoord wegstemmen terugwijzen werkwoord wegstemmen torpederen werkwoord wegstemmen verweren werkwoord wegstemmen verwerpen werkwoord wegstemmen afketsen werkwoord wegsterven verflauwen werkwoord wegsterven uitwoeden werkwoord wegsterven luwen werkwoord wegstoppen moffelen werkwoord wegstoppen verbergen werkwoord wegstoppen verstoppen werkwoord wegstoppen wegmoffelen werkwoord wegstoppen verheimelijken werkwoord wegstoppen verduisteren werkwoord wegstoppen achterhouden werkwoord wegstoppen wegsteken werkwoord wegstoten afstoten werkwoord wegstoten wegtrappen werkwoord wegstrepen afstrepen werkwoord wegstrepen schrappen werkwoord wegstromen wegvloeien werkwoord wegstromen afvloeien werkwoord wegstromen stroom werkwoord wegstuiven wegspoeden werkwoord wegstuiven wegsnellen werkwoord wegstuiven wegrennen werkwoord wegstuiven wegijlen werkwoord wegstuiven weghollen werkwoord wegstuiven weghaasten werkwoord wegstuiven wegdraven werkwoord wegsturen afdanken werkwoord wegsturen afwimpelen werkwoord wegsturen evacueren werkwoord wegsturen ontslaan werkwoord wegsturen opsturen werkwoord wegsturen verzenden werkwoord wegsturen verzonden werkwoord wegsturen wegzenden werkwoord wegsturen afzenden zelfst. naamw. wegsturen afschepen werkwoord wegsturen uitsturen werkwoord wegsturen ontheffen werkwoord wegsturen toezenden werkwoord wegsturen sturen werkwoord wegsturen posten werkwoord wegsturen versturen werkwoord wegtransport transport zelfst. naamw. wegtransport vrachtvervoer zelfst. naamw. wegtransport wegvervoer zelfst. naamw. wegtrappen wegstoten werkwoord wegtrekken afreizen werkwoord wegtrekken uittrekken werkwoord wegtrekken vertrekken werkwoord wegtrekken wegreizen werkwoord wegtrekken verlaten werkwoord wegtrekken verdwijnen werkwoord wegtrekken heengaan werkwoord wegtrekken weggaan werkwoord wegtrekken verwijderen werkwoord wegtrekken smeren werkwoord wegtrekken opstappen werkwoord wegvagen platgooien werkwoord wegvagen uitroeien werkwoord wegvagen vernietigen werkwoord wegvallen uitgevallen bijv. naamw. wegvallen doodgaan werkwoord wegvallen uitvallen zelfst. naamw. wegvallen vallen werkwoord wegvallen sterven werkwoord wegvallen sneuvelen werkwoord wegvallen overlijden werkwoord wegvallen omkomen werkwoord wegvallen inslapen werkwoord wegvallen heengaan werkwoord wegvallen bezwijken werkwoord wegvaren afvaren werkwoord wegvaren afsteken werkwoord wegvegen afvegen werkwoord wegvegen uitvlakken werkwoord wegvegen vegen werkwoord wegvegen wissen werkwoord wegvegen vlakken werkwoord wegvegen uitwissen werkwoord wegvegen uitvegen werkwoord wegvegen uitgommen werkwoord wegvernauwing wegversmalling zelfst. naamw. wegversmalling wegvernauwing zelfst. naamw. wegversperring blokkade zelfst. naamw. wegversperring blokka zelfst. naamw. wegvervoer wegtransport overig. wegvervoer vrachtvervoer overig. wegvervoer transport overig. wegvliegen opstijgen werkwoord wegvliegen afvliegen werkwoord wegvliegen vlucht werkwoord wegvloeien afvloeien werkwoord wegvloeien lekken werkwoord wegvloeien wegstromen werkwoord wegvluchten ontkomen werkwoord wegvluchten ontsnappen werkwoord wegvluchten ontvluchten werkwoord wegvluchten uitwijken werkwoord wegvluchten vlieden werkwoord wegvluchten vluchten werkwoord wegvoeren wegslepen werkwoord wegvoeren wegsjouwen werkwoord wegvoeren wegdragen werkwoord wegvoeren meedragen werkwoord wegvoeren afvoeren werkwoord wegvoeren wegleiden werkwoord wegvreten eroderen werkwoord wegvreten stukvreten werkwoord wegwerken verbergen werkwoord wegwerken verwijderen werkwoord wegwerken elimineren zelfst. naamw. wegwerken wegnemen werkwoord wegwerken weghalen werkwoord wegwerken wegdoen werkwoord wegwerken wegbrengen werkwoord wegwerken vervreemden werkwoord wegwerken verplaatsen werkwoord wegwerken lichten werkwoord wegwerken ecarteren werkwoord wegwerken afzonderen werkwoord wegwerken afnemen werkwoord wegwezen nokken werkwoord wegwijzer handleiding zelfst. naamw. wegwijzer paddestoel zelfst. naamw. wegwijzer straatnaambord zelfst. naamw. wegzakken afglijden werkwoord wegzakken indommelen werkwoord wegzakken zinken werkwoord wegzakken insluimeren werkwoord wegzakken indutten werkwoord wegzenden evacueren werkwoord wegzenden gestuurd werkwoord wegzenden opsturen werkwoord wegzenden posten werkwoord wegzenden sturen werkwoord wegzenden toezenden werkwoord wegzenden verzenden werkwoord wegzenden verzonden werkwoord wegzenden wegsturen werkwoord wegzenden uitsturen werkwoord wegzenden ontslaan werkwoord wegzenden ontheffen werkwoord wegzetten bewaren werkwoord wegzinken afglijden werkwoord wegzinken afzakken werkwoord wegzinken vervallen werkwoord wegzinken wegglijden werkwoord wegzinken inzinken werkwoord wegzinken aftakelen werkwoord wegzuigen afzuigen werkwoord wegzuigen opzuigen werkwoord wei beemd zelfst. naamw. weide weiland zelfst. naamw. weide grasland zelfst. naamw. weiden grazen werkwoord weiden hoeden werkwoord weiden weilanden zelfst. naamw. weiden graseten werkwoord weiden afgrazen werkwoord weids breed bijv. naamw. weids groots bijv. naamw. weids ruim bijv. naamw. weifelaar wankelmoedige overig. weifelachtig aarzelend bijv. naamw. weifelachtig besluiteloos bijv. naamw. weifelachtig weifelend bijv. naamw. weifelen aarzelen werkwoord weifelen talmen werkwoord weifelen dubben werkwoord weifelen twijfelen werkwoord weifelend halfslachtig bijv. naamw. weifelend onzeker bijv. naamw. weifelend schoorvoetend bijv. naamw. weifelend wankelmoedig bijv. naamw. weifelend aarzelend bijv. naamw. weifelend weifelachtig bijv. naamw. weifelend besluiteloos bijv. naamw. weifelend treuzelend bijv. naamw. weifelend treuzelachtig bijv. naamw. weifelend traag bijv. naamw. weifelend talmend bijv. naamw. weifelend slepend bijv. naamw. weifelend leuterig bijv. naamw. weifelend langzaam bijv. naamw. weifelend dralend bijv. naamw. weifelend besluitloos bijv. naamw. weifeling twijfeling zelfst. naamw. weifeling aarzeling zelfst. naamw. weifeling twijf overig. weifeling tweestrijd overig. weifeling besluiteloosheid overig. weigerachtig afwijzend bijv. naamw. weigerachtig dwars bijv. naamw. weigerachtig verwerpen bijv. naamw. weigerachtig terugwijzend bijv. naamw. weigeren afslaan werkwoord weigeren afwijzen werkwoord weigeren nee zeggen werkwoord weigeren onthouden werkwoord weigeren vertikken werkwoord weigeren niet aannemen werkwoord weigeren declineren werkwoord weigering afwijzing zelfst. naamw. weigering verwerping zelfst. naamw. weigering verworpenheid zelfst. naamw. weigering terugwijzing zelfst. naamw. weigering rejectie zelfst. naamw. weigering afkeuring zelfst. naamw. weiland grasland zelfst. naamw. weiland land zelfst. naamw. weiland landerijen zelfst. naamw. weiland wei zelfst. naamw. weiland weide zelfst. naamw. weilanden weiden zelfst. naamw. weinig karig bijv. naamw. weinig krap bijv. naamw. weinig luttel bijv. naamw. weinig miniem bijv. naamw. weinig beetje zelfst. naamw. weinig haar zelfst. naamw. weinig min zelfst. naamw. weinig minder zelfst. naamw. weinig spaarzaam zelfst. naamw. weinig zelden zelfst. naamw. weinig wat zelfst. naamw. weinig tamelijk zelfst. naamw. weinig nogal zelfst. naamw. weinig enigszins zelfst. naamw. weinig minste zelfst. naamw. weinig minimaal zelfst. naamw. weinig gering zelfst. naamw. weinige enkele overig. weinigzeggend triviaal overig. weinigzeggend onbetekenend overig. weinigzeggend onbenullig overig. weinigzeggend onbelangrijk overig. weinigzeggend onbeduidend overig. weinigzeggend nietszeggend overig. weinigzeggend nietsbetekenend overig. weinigzeggend futiel overig. weit boekweit zelfst. naamw. weken inweken zelfst. naamw. weken zachtmaken zelfst. naamw. weken verweken zelfst. naamw. weken ontharden zelfst. naamw. wekken leiden tot werkwoord wekken wakker maken werkwoord wekken opwekken werkwoord wekken alarmeren werkwoord wekker klok zelfst. naamw. wekker uurwerk zelfst. naamw. wekker wektoestel zelfst. naamw. wekker alarm zelfst. naamw. wektoestel wekker zelfst. naamw. wel jawel bijv. naamw. wel welnu bijv. naamw. wel bron zelfst. naamw. wel waterput zelfst. naamw. wel zeker zelfst. naamw. wel toch zelfst. naamw. wel ook zelfst. naamw. wel ongetwijfeld zelfst. naamw. wel immers zelfst. naamw. wel bepaald zelfst. naamw. wel put zelfst. naamw. wel zo zelfst. naamw. wel welaan zelfst. naamw. wel nou zelfst. naamw. wel enfin zelfst. naamw. wel weliswaar zelfst. naamw. wel! hè! overig. welaan zo overig. welaan welnu overig. welaan wel overig. welaan nou overig. welaan enfin overig. welbehagen euforie zelfst. naamw. welbehagen lust zelfst. naamw. welbekend wijdvermaard overig. welbeschouwd welgeteld overig. welbespraaktheid welsprekendheid zelfst. naamw. welbespraaktheid fijnbespraaktheid zelfst. naamw. welbewust bewust bijv. naamw. welbewust doelbewust bijv. naamw. welbewust expres bijv. naamw. welbewust moedwillig bijv. naamw. weldaad verademing zelfst. naamw. weldaad zegening zelfst. naamw. weldadig aangenaam bijv. naamw. weldadig gezond bijv. naamw. weldadig mild bijv. naamw. weldadigheidsinstelling liefdadigheidsinstelling zelfst. naamw. weldadigheidsinstelling liefdadigheid overig. weldenkend zinnig overig. weldenkend wijselijk overig. weldenkend wijs overig. weldenkend verstandig overig. weldenkend raadzaam overig. weldenkend pienter overig. weldenkend nadenkend overig. weldenkend doordacht overig. weldenkend correct overig. weldenkend bedachtzaam overig. weldoen seconderen werkwoord weldoen ondersteunen werkwoord weldoen helpen werkwoord weldoen bijstaan werkwoord weldoen bijspringen werkwoord weldoen assisteren werkwoord weldoen goeddoen werkwoord weldoener filantroop zelfst. naamw. weldoener weldoener overig. weldoordacht verantwoord bijv. naamw. weldoordacht weloverwogen bijv. naamw. weldra straks bijv. naamw. weldra binnenkort bijv. naamw. weldra haast bijv. naamw. weldra ras bijv. naamw. weldra spoedig bijv. naamw. weldra gauw bijv. naamw. weldra eerstdaags bijv. naamw. weldra dra bijv. naamw. weledelgeboren weledelgestreng overig. weledelgestelde geachte overig. weledelgestreng weledelgeboren overig. weleens incidenteel bijv. naamw. weleens soms bijv. naamw. weleens somwijlen bijv. naamw. weleens somtijds bijv. naamw. weleens bijwijlen bijv. naamw. weleens ooit bijv. naamw. weleens eens bijv. naamw. weleens eenmaal bijv. naamw. weleer eertijds overig. welgebouwd welgevormd overig. welgebouwd welgeschapen overig. welgebouwd goedgevormd overig. welgebouwd goedgebouwd overig. welgekozen juist bijv. naamw. welgemaakt schoon overig. welgemaakt mooi overig. welgemaakt knap overig. welgemaakt bevallig overig. welgemanierd beleefd bijv. naamw. welgemanierd beschaafd bijv. naamw. welgemanierd fatsoenlijk bijv. naamw. welgemanierd netjes bijv. naamw. welgemanierd welopgevoed bijv. naamw. welgemanierdheid beleefdheid zelfst. naamw. welgemanierdheid fatsoen zelfst. naamw. welgemanierdheid gevoeglijkheid zelfst. naamw. welgemanierdheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. welgemanierdheid decorum zelfst. naamw. welgemanierdheid betamelijkheid zelfst. naamw. welgemanierdheid beschaafdheid zelfst. naamw. welgemanierdheid voornaamheid zelfst. naamw. welgemanierdheid gedistingeerdheid zelfst. naamw. welgemanierdheid distinctie zelfst. naamw. welgemanierdheid deftigheid zelfst. naamw. welgemanierdheid welvoeglijkheid zelfst. naamw. welgemeend goedbedoeld bijv. naamw. welgemeend oprecht bijv. naamw. welgemeend hartelijk bijv. naamw. welgemeend warm bijv. naamw. welgemoed goedgeluimd bijv. naamw. welgemoed vrolijk bijv. naamw. welgemoed welgestemd bijv. naamw. welgemoed opgewekt bijv. naamw. welgemoed goedgehumeurd bijv. naamw. welgeschapen welgevormd overig. welgeschapen welgebouwd overig. welgeschapen goedgevormd overig. welgeschapen goedgebouwd overig. welgesteld gegoed bijv. naamw. welgesteld welvarend bijv. naamw. welgesteld gezeten bijv. naamw. welgesteld bemiddeld bijv. naamw. welgesteld florerend bijv. naamw. welgestemd welgemoed overig. welgestemd opgewekt overig. welgestemd goedgeluimd overig. welgestemd goedgehumeurd overig. welgeteld welbeschouwd overig. welgevallig aangenaam overig. welgevallig mooi overig. welgevallig knap overig. welgevallig fraai overig. welgevallig attractief overig. welgevoeglijk betamelijk bijv. naamw. welgevoeglijk welvoeglijk bijv. naamw. welgevormd fraai bijv. naamw. welgevormd knap bijv. naamw. welgevormd welgeschapen bijv. naamw. welgevormd welgebouwd bijv. naamw. welgevormd goedgevormd bijv. naamw. welgevormd goedgebouwd bijv. naamw. welgezind goedgezind overig. welhaast nagenoeg bijv. naamw. welhaast bijna bijv. naamw. welhaast schier bijv. naamw. welhaast haast bijv. naamw. welig sappig bijv. naamw. welig weelderig bijv. naamw. welig volop bijv. naamw. welig uitbundig bijv. naamw. welig rijk bijv. naamw. welig overvloedig bijv. naamw. welig abundant bijv. naamw. weliswaar wel overig. weliswaar evenwel overig. weliswaar echter overig. welk wie overig. welker wier bijv. naamw. welklinkend welluidend overig. welklinkend melodieus overig. welklinkend harmonieus overig. welkom onthaal zelfst. naamw. welkom ontvangst zelfst. naamw. welkome geziene overig. welkomstgroet saluut overig. welkomstgroet groet overig. welkomstgroet begroeting overig. wellen borrelen werkwoord wellen smeden werkwoord wellevend beschaafd bijv. naamw. wellevend civiel bijv. naamw. wellevend welgemanierd bijv. naamw. wellevend welopgevoed bijv. naamw. wellevend beleefd bijv. naamw. wellevend voorkomend bijv. naamw. wellevend gemanierd bijv. naamw. wellevendheid beleefdheid zelfst. naamw. wellevendheid hoffelijkheid zelfst. naamw. wellevendheid galanterie zelfst. naamw. wellicht mogelijk bijv. naamw. wellicht misschien bijv. naamw. wellicht soms bijv. naamw. wellicht mogelijkerwijs bijv. naamw. welluidend liefelijk bijv. naamw. welluidend melodieus bijv. naamw. welluidend harmonieus bijv. naamw. welluidend harmonisch bijv. naamw. welluidend welklinkend bijv. naamw. welluidendheid eufonie zelfst. naamw. wellust lust zelfst. naamw. wellust zinnelijkheid zelfst. naamw. wellust geilheid zelfst. naamw. wellust genot zelfst. naamw. wellust genoegen zelfst. naamw. wellust drift zelfst. naamw. wellust wulpsheid zelfst. naamw. wellust weelderigheid zelfst. naamw. wellust sensualiteit zelfst. naamw. wellust sensualisme zelfst. naamw. wellust erotiek zelfst. naamw. wellusteling sater zelfst. naamw. wellusten lusten zelfst. naamw. wellustig zinnelijk bijv. naamw. wellustig geil bijv. naamw. wellustig zinloos bijv. naamw. wellustig weelderig bijv. naamw. wellustig speels bijv. naamw. wellustig onbeheerst bijv. naamw. wellustig lichtmis bijv. naamw. wellustig lichtekooi bijv. naamw. wellustig heerlijk bijv. naamw. welnaad lasnaad overig. welnaad las overig. welnaden lassen overig. welnaden lasnaden overig. welnu wel bijv. naamw. welnu zo bijv. naamw. welnu welaan bijv. naamw. welnu nou bijv. naamw. welnu enfin bijv. naamw. welopgevoed beleefd bijv. naamw. welopgevoed beschaafd bijv. naamw. welopgevoed gemanierd bijv. naamw. welopgevoed voorkomend bijv. naamw. welopgevoed welgemanierd bijv. naamw. welopgevoed wellevend bijv. naamw. welopgevoed netjes bijv. naamw. welopgevoed fatsoenlijk bijv. naamw. welopvoedend beschavend overig. weloverwogen opzettelijk bijv. naamw. weloverwogen weldoordacht bijv. naamw. weloverwogen doordacht bijv. naamw. weloverwogen voorbedacht bijv. naamw. weloverwogen moedwillig bijv. naamw. weloverwogen expres bijv. naamw. weloverwogen bewust bijv. naamw. welp jong zelfst. naamw. welp pupil zelfst. naamw. welp werpen zelfst. naamw. welp kwajongen zelfst. naamw. welp jongen zelfst. naamw. welriekend balsemiek bijv. naamw. welriekend geurig bijv. naamw. welslagen goede afloop zelfst. naamw. welslagen succes zelfst. naamw. welslagen voorspoedigheid zelfst. naamw. welsprekend eloquent bijv. naamw. welsprekendheid welbespraaktheid zelfst. naamw. welsprekendheid fijnbespraaktheid zelfst. naamw. welstand welvaart zelfst. naamw. welvaart heil zelfst. naamw. welvaart voorspoed zelfst. naamw. welvaart welstand zelfst. naamw. welvaart welvarendheid zelfst. naamw. welvaart welzijn zelfst. naamw. welvarend blozend bijv. naamw. welvarend rijk bijv. naamw. welvarend welgesteld bijv. naamw. welvarend florerend bijv. naamw. welvarendheid welvaart zelfst. naamw. welven krommen werkwoord welven buigen werkwoord welving boog zelfst. naamw. welving uitbouw zelfst. naamw. welving boogronding zelfst. naamw. welvoeglijk decent bijv. naamw. welvoeglijk kies bijv. naamw. welvoeglijk oorbaar bijv. naamw. welvoeglijk welgevoeglijk bijv. naamw. welvoeglijk fatsoenlijk bijv. naamw. welvoeglijk betamelijk bijv. naamw. welvoeglijk netjes bijv. naamw. welvoeglijk manierlijk bijv. naamw. welvoeglijk eerbaar bijv. naamw. welvoeglijkheid welgemanierdheid zelfst. naamw. welvoeglijkheid fatsoenlijkheid zelfst. naamw. welvoeglijkheid fatsoen zelfst. naamw. welvoeglijkheid betamelijkheid zelfst. naamw. welvoorzien copieus bijv. naamw. welwater mineraalwater overig. welwater bronwater overig. welwillend bereidwillig bijv. naamw. welwillend coöperatief bijv. naamw. welwillend goedwillig bijv. naamw. welwillend zachtaardig bijv. naamw. welwillend aardig bijv. naamw. welwillend mild bijv. naamw. welwillend minzaam bijv. naamw. welwillend toeschietelijk bijv. naamw. welwillend vriendelijk bijv. naamw. welwillend bereidvaardig bijv. naamw. welwillend tegemoetkomend bijv. naamw. welwillend medewerkend bijv. naamw. welwillend goedgunstig bijv. naamw. welwillend zacht bijv. naamw. welwillend mak bijv. naamw. welwillend goedhartig bijv. naamw. welwillend clement bijv. naamw. welwillendheid clementie zelfst. naamw. welwillendheid goedgunstigheid zelfst. naamw. welwillendheid goedwillendheid zelfst. naamw. welwillendheid gratie zelfst. naamw. welwillendheid mildheid zelfst. naamw. welwillendheid goedertierenheid zelfst. naamw. welwillendheid compassie zelfst. naamw. welzeker zeker overig. welzeker waarlijk overig. welzeker waarachtig overig. welzeker voorzeker overig. welzeker stellig overig. welzeker reëel overig. welzeker heus overig. welzeker gewis overig. welzeker geheid overig. welzeker echt overig. welzeker beslist overig. welzeker ongetwijfeld overig. welzeker vast overig. welzeker feitelijk overig. welzijn geluk zelfst. naamw. welzijn gezondheid zelfst. naamw. welzijn heil zelfst. naamw. welzijn voorspoed zelfst. naamw. welzijn welvaart zelfst. naamw. wemelen barsten werkwoord wemelen krioelen werkwoord wemelen wriemelen werkwoord wemelen zwermen werkwoord wemelen krielen werkwoord wemelen kruipen werkwoord wemelend vruchtbaar overig. wendbaarheid souplesse zelfst. naamw. wenden draaien werkwoord wenden keren werkwoord wenden omdraaien werkwoord wenden omhalen werkwoord wenden richten werkwoord wenden zwenken werkwoord wenden wentelen werkwoord wenden ronddraaien werkwoord wending draai zelfst. naamw. wending keerpunt zelfst. naamw. wending omdraaiing zelfst. naamw. wending ommekeer zelfst. naamw. wending richtingsverandering zelfst. naamw. wending wijziging zelfst. naamw. wending keer zelfst. naamw. wending verandering zelfst. naamw. wending transformatie zelfst. naamw. wending omschakeling zelfst. naamw. wending omkeer zelfst. naamw. wending hervorming zelfst. naamw. wendingen veranderingen zelfst. naamw. wendingen kenteringen zelfst. naamw. wenen huilen werkwoord wenen schreien werkwoord wenen janken werkwoord wenk aanwijzing zelfst. naamw. wenk sein zelfst. naamw. wenk tip zelfst. naamw. wenk hint zelfst. naamw. wenk vingerwijzing zelfst. naamw. wenk vingerwenk zelfst. naamw. wenk waarschuwing zelfst. naamw. wenk alarm zelfst. naamw. wenk teken zelfst. naamw. wennen aarden werkwoord wennen acclimatiseren werkwoord wennen gewendraken werkwoord wennen aanpassen werkwoord wens begeerte zelfst. naamw. wens felicitatie zelfst. naamw. wens verlangen zelfst. naamw. wens droom zelfst. naamw. wens droom zelfst. naamw. wens droom zelfst. naamw. wensdroom droombeeld zelfst. naamw. wenselijk gewenst bijv. naamw. wenselijk gewild bijv. naamw. wenselijk raadzaam bijv. naamw. wenselijk verlangd bijv. naamw. wensen begeren werkwoord wensen toewensen werkwoord wensen willen werkwoord wensen verlangen zelfst. naamw. wensen zorgen werkwoord wensen verkiezen werkwoord wensen zucht werkwoord wensen smachten werkwoord wensen lust werkwoord wentelen draaien werkwoord wentelen kantelen werkwoord wentelen omwentelen werkwoord wentelen rollen werkwoord wentelen ronddraaien werkwoord wentelen roteren werkwoord wentelen zwenken werkwoord wentelen wenden werkwoord wentelen omdraaien werkwoord wentelen keren werkwoord wenteling omkering zelfst. naamw. wenteling rotatie zelfst. naamw. wenteling slag zelfst. naamw. wenteling omwenteling zelfst. naamw. wenteling draaiing zelfst. naamw. wenteling kering overig. wenteltrap trap zelfst. naamw. werd worden werkwoord wereld aardbol zelfst. naamw. wereld aarde zelfst. naamw. wereld heelal zelfst. naamw. wereld kring zelfst. naamw. wereld maatschappij zelfst. naamw. wereld industriehoop zelfst. naamw. wereldbeschouwelijk levensbeschouwelijk bijv. naamw. wereldbeschouwing levensbeschouwing zelfst. naamw. wereldbeschouwing levensovertuiging zelfst. naamw. wereldbeschouwing levensopvatting zelfst. naamw. wereldbol aardbol zelfst. naamw. wereldbol aarde zelfst. naamw. wereldburger kosmopoliet zelfst. naamw. werelddeel continent zelfst. naamw. wereldje kring zelfst. naamw. wereldkundig ruchtbaar bijv. naamw. wereldlijk profaan bijv. naamw. wereldlijk werelds bijv. naamw. wereldlijk seculair bijv. naamw. wereldlijk aards bijv. naamw. wereldnieuws nieuws zelfst. naamw. wereldomvattend wereldwijd bijv. naamw. wereldomvattend globaal bijv. naamw. wereldpremière première zelfst. naamw. wereldruimte universum overig. wereldruimte ruimte overig. wereldruimte heelal overig. werelds aards bijv. naamw. werelds mondain bijv. naamw. werelds profaan bijv. naamw. werelds wereldlijk bijv. naamw. werelds frivool bijv. naamw. werelds seculair bijv. naamw. wereldstad metropool zelfst. naamw. wereldstad stad zelfst. naamw. wereldstelsel heelal zelfst. naamw. wereldwijd mondiaal bijv. naamw. wereldzee oceaan zelfst. naamw. wereldzee zee zelfst. naamw. weren afhouden werkwoord weren pareren werkwoord weren tegengaan werkwoord weren verdedigen zelfst. naamw. weren afweren werkwoord weren verweren werkwoord werf scheepswerf zelfst. naamw. werk ambacht zelfst. naamw. werk arbeid zelfst. naamw. werk baan zelfst. naamw. werk beroep zelfst. naamw. werk bezigheid zelfst. naamw. werk boek zelfst. naamw. werk inspanning zelfst. naamw. werk loonarbeid zelfst. naamw. werk meesterwerk zelfst. naamw. werk taak zelfst. naamw. werk vak zelfst. naamw. werk werkkring zelfst. naamw. werk werkzaamheid zelfst. naamw. werk karwei zelfst. naamw. werk werkplek zelfst. naamw. werk kunstwerk zelfst. naamw. werk verzamelwerken zelfst. naamw. werk oeuvre zelfst. naamw. werk loonwerk zelfst. naamw. werkbaar bruikbaar bijv. naamw. werkbaar nuttig bijv. naamw. werkbaar inzetbaar bijv. naamw. werkbaar handig bijv. naamw. werkbaas voorman overig. werkbaas hoofd overig. werkbaas chef overig. werkbaas baas overig. werkbank bank zelfst. naamw. werkbezoek excursie zelfst. naamw. werkbij bij zelfst. naamw. werkcollege seminar zelfst. naamw. werkelijk effectief bijv. naamw. werkelijk eigenlijk bijv. naamw. werkelijk heus bijv. naamw. werkelijk materieel bijv. naamw. werkelijk natuurlijk bijv. naamw. werkelijk reëel bijv. naamw. werkelijk waarachtig bijv. naamw. werkelijk echt bijv. naamw. werkelijk eerlijk bijv. naamw. werkelijk feitelijk bijv. naamw. werkelijk fysiek bijv. naamw. werkelijk realistisch bijv. naamw. werkelijk verdomd bijv. naamw. werkelijk daadwerkelijk bijv. naamw. werkelijk waarlijk bijv. naamw. werkelijk inderdaad bijv. naamw. werkelijk warempel bijv. naamw. werkelijk waar bijv. naamw. werkelijk metterdaad bijv. naamw. werkelijke echte bijv. naamw. werkelijkheid realiteit zelfst. naamw. werkeloos passief bijv. naamw. werkeloos werkloos bijv. naamw. werkeloosheid traagheid zelfst. naamw. werken aan staan werkwoord werken arbeiden werkwoord werken beïnvloeden werkwoord werken bewegen werkwoord werken functioneren zelfst. naamw. werken werking zelfst. naamw. werken uitwerken werkwoord werken procederen werkwoord werken optreden werkwoord werken opereren werkwoord werken manipuleren werkwoord werken leven werkwoord werken handelen werkwoord werkend arbeidend bijv. naamw. werkend werkzaam bijv. naamw. werkend bezig bijv. naamw. werkend bedrijvig bijv. naamw. werkend arbeidzaam bijv. naamw. werkend actief bijv. naamw. werker arbeidskracht zelfst. naamw. werker werkman zelfst. naamw. werker werkkracht zelfst. naamw. werker arbei zelfst. naamw. werkgeheugen geheugen zelfst. naamw. werkgroep commissie zelfst. naamw. werking bedrijf zelfst. naamw. werking functie zelfst. naamw. werking mechanisme zelfst. naamw. werking activiteit zelfst. naamw. werkkamer kabinet zelfst. naamw. werkkamer kamer zelfst. naamw. werkkamer studeerkamer zelfst. naamw. werkkamer studeervertrek zelfst. naamw. werkkamers studeervertrekken overig. werkkamers studeerkamers overig. werkklaar operatief bijv. naamw. werkkleding werkpak zelfst. naamw. werkkracht arbeidskracht zelfst. naamw. werkkracht arbeidsvermogen zelfst. naamw. werkkracht medewerker zelfst. naamw. werkkracht personeelslid zelfst. naamw. werkkracht vermogen zelfst. naamw. werkkracht werkman zelfst. naamw. werkkracht werknemer zelfst. naamw. werkkracht werker zelfst. naamw. werkkracht arbei zelfst. naamw. werkkracht klerk zelfst. naamw. werkkracht werkzaamheid zelfst. naamw. werkkracht werkvermogen zelfst. naamw. werkkring baan zelfst. naamw. werkkring werk zelfst. naamw. werkkring werkplek zelfst. naamw. werkkring betrekking zelfst. naamw. werklieden werklui zelfst. naamw. werklieden arbeiders zelfst. naamw. werkloos werkeloos bijv. naamw. werkloosheidsuitkering ww zelfst. naamw. werkloosheidsuitkering werklozensteun zelfst. naamw. werkloosheidsuitkering rww zelfst. naamw. werkloosheidsuitkering bz zelfst. naamw. werkloosheidsuitkering abw zelfst. naamw. werklozensteun ww overig. werklozensteun werkloosheidsuitkering overig. werklozensteun rww overig. werklozensteun bz overig. werklozensteun abw overig. werklui arbeiders zelfst. naamw. werklui werklieden zelfst. naamw. werklust daadkracht zelfst. naamw. werklust vlijt zelfst. naamw. werklust puf zelfst. naamw. werklust momentum zelfst. naamw. werklust kracht zelfst. naamw. werklust fut zelfst. naamw. werklust esprit zelfst. naamw. werklust energie zelfst. naamw. werklust aandrift zelfst. naamw. werklust werkzaamheid zelfst. naamw. werklust vlijtigheid zelfst. naamw. werklust noestigheid zelfst. naamw. werklust nijverheid zelfst. naamw. werklust naarstigheid zelfst. naamw. werklust ijverigheid zelfst. naamw. werklust ijver zelfst. naamw. werkman arbeider zelfst. naamw. werkman werker zelfst. naamw. werkman werkkracht zelfst. naamw. werkman arbei zelfst. naamw. werkmeester voorman overig. werkmeester ploegbaas overig. werkmetho werkwijze overig. werkmetho metho overig. werkmetho arbeidsmethodiek overig. werkmetho aanpak overig. werkmethode werkwijze zelfst. naamw. werknemer arbeider zelfst. naamw. werknemer arbeidskracht zelfst. naamw. werknemer kracht zelfst. naamw. werknemer loontrekker zelfst. naamw. werknemer personeelslid zelfst. naamw. werknemer werkkracht zelfst. naamw. werknemer medewerker zelfst. naamw. werknemer klerk zelfst. naamw. werknemer arbei zelfst. naamw. werknemers employees zelfst. naamw. werknemers personeel zelfst. naamw. werknemersbond vakvereniging overig. werknemersbond vakbondsbeweging overig. werknemersbond vakbond overig. werknemersbond vakbeweging overig. werknemersbond werknemersorganisatie overig. werknemersorganisatie werknemersbond overig. werkonderbreken staken overig. werkonderbreking staking zelfst. naamw. werkonderbreking gestaak zelfst. naamw. werkpak werkkleding zelfst. naamw. werkpak werktenue zelfst. naamw. werkplaats atelier zelfst. naamw. werkplaats studio zelfst. naamw. werkplaats lab overig. werkplaats lab overig. werkplaats lab overig. werkplan draaiboek zelfst. naamw. werkplan planning zelfst. naamw. werkplannen draaiboeken zelfst. naamw. werkplek werkkring zelfst. naamw. werkplek werk zelfst. naamw. werkplek baan zelfst. naamw. werkprestatie arbeidsprestatie overig. werkschema programma zelfst. naamw. werkschort voorschoot overig. werkschort sloof overig. werkschort schortje overig. werkschort schort overig. werkschuw lui bijv. naamw. werkschuw traag bijv. naamw. werkstaking staking zelfst. naamw. werkstation terminal zelfst. naamw. werkster bij zelfst. naamw. werkster hulp zelfst. naamw. werkster meid zelfst. naamw. werkster schoonmaakster zelfst. naamw. werkster poetsvrouw zelfst. naamw. werkstuk scriptie zelfst. naamw. werkstuk verhandeling zelfst. naamw. werkstuk werk zelfst. naamw. werktafel bank zelfst. naamw. werktenue werkpak overig. werkterrein arbeidsveld zelfst. naamw. werkterrein rayon zelfst. naamw. werktijd werktijden zelfst. naamw. werktijden kantooruren zelfst. naamw. werktijden werktijd zelfst. naamw. werktijden kantoortijden zelfst. naamw. werktuig apparaat zelfst. naamw. werktuig gereedschap zelfst. naamw. werktuig instrument zelfst. naamw. werktuig tuig zelfst. naamw. werktuig ondergeschikte zelfst. naamw. werktuig handlanger zelfst. naamw. werktuig werktuigen zelfst. naamw. werktuig instrumenten zelfst. naamw. werktuig handwerktuig zelfst. naamw. werktuig gerei zelfst. naamw. werktuig gereedschappen zelfst. naamw. werktuigen gereedschap zelfst. naamw. werktuigen werktuig zelfst. naamw. werktuigen instrumenten zelfst. naamw. werktuigen instrument zelfst. naamw. werktuigen handwerktuig zelfst. naamw. werktuigen gerei zelfst. naamw. werktuigen gereedschappen zelfst. naamw. werktuigkundige machinist zelfst. naamw. werktuigkundige mecanicien zelfst. naamw. werktuigkundige technicus zelfst. naamw. werktuigkundige monteur zelfst. naamw. werktuigkundige bestuurder zelfst. naamw. werktuiglijk gedachteloos bijv. naamw. werktuiglijk machinaal bijv. naamw. werktuiglijk mechanisch bijv. naamw. werktuiglijk onwillekeurig bijv. naamw. werktuiglijk achteloos bijv. naamw. werktuiglijk zelfwerkend bijv. naamw. werktuiglijk automatisch bijv. naamw. werkuur uur zelfst. naamw. werkverdeling taakverdeling zelfst. naamw. werkvergunning werkvergunningen overig. werkvergunningen werkvergunning overig. werkvermogen werkzaamheid overig. werkvermogen werkkracht overig. werkvermogen arbeidsvermogen overig. werkvermogen arbeidskracht overig. werkverschaffing tewerkstelling zelfst. naamw. werkverschaffing taakverschaffing zelfst. naamw. werkwijze aanpak zelfst. naamw. werkwijze methode zelfst. naamw. werkwijze werkmethode zelfst. naamw. werkwijze procedure zelfst. naamw. werkwijze werkmetho zelfst. naamw. werkwijze metho zelfst. naamw. werkwijze arbeidsmethodiek zelfst. naamw. werkwillige onderkruiper zelfst. naamw. werkwillige loondrukker zelfst. naamw. werkwillige loonbederver zelfst. naamw. werkzaam arbeidend bijv. naamw. werkzaam doeltreffend bijv. naamw. werkzaam arbeidzaam bijv. naamw. werkzaam actief bijv. naamw. werkzaam bedrijvig bijv. naamw. werkzaam werkend bijv. naamw. werkzaam bezig bijv. naamw. werkzaam vlijtig bijv. naamw. werkzaam nijver bijv. naamw. werkzaam naarstig bijv. naamw. werkzaam ijverig bijv. naamw. werkzaamheden taken zelfst. naamw. werkzaamheid activiteit zelfst. naamw. werkzaamheid arbeidsvermogen zelfst. naamw. werkzaamheid bedrijf zelfst. naamw. werkzaamheid bedrijvigheid zelfst. naamw. werkzaamheid functionaliteit zelfst. naamw. werkzaamheid vlijt zelfst. naamw. werkzaamheid werk zelfst. naamw. werkzaamheid vak zelfst. naamw. werkzaamheid taak zelfst. naamw. werkzaamheid inspanning zelfst. naamw. werkzaamheid bezigheid zelfst. naamw. werkzaamheid arbeid zelfst. naamw. werkzaamheid ambacht zelfst. naamw. werkzaamheid werklust zelfst. naamw. werkzaamheid vlijtigheid zelfst. naamw. werkzaamheid noestigheid zelfst. naamw. werkzaamheid nijverheid zelfst. naamw. werkzaamheid naarstigheid zelfst. naamw. werkzaamheid ijverigheid zelfst. naamw. werkzaamheid ijver zelfst. naamw. werkzaamheid werkvermogen zelfst. naamw. werkzaamheid werkkracht zelfst. naamw. werkzaamheid arbeidskracht zelfst. naamw. werkzaamheid bediening zelfst. naamw. werpen gooien werkwoord werpen jongen werkwoord werpen slingeren werkwoord werpen smijten werkwoord werpen welp werkwoord werpen kwajongen werkwoord werper gooier overig. werpkoord lasso overig. werpkoord lasso overig. werpkoord lasso overig. werv nekwerv overig. wervel been zelfst. naamw. wervel nekwervel zelfst. naamw. wervel- gewerveld overig. wervelen dwarrelen werkwoord wervelen wielen werkwoord wervelen kolken werkwoord werveling turbulentie zelfst. naamw. werveling wieling zelfst. naamw. werveling maalstroom zelfst. naamw. werveling kolkgat zelfst. naamw. werveling kolk zelfst. naamw. werveling draaikolk zelfst. naamw. wervelkolom ruggegraat zelfst. naamw. wervelkolom ruggengraat zelfst. naamw. wervelontsteking spondylitis zelfst. naamw. wervelontsteking spoîdylitis zelfst. naamw. wervelstorm cycloon zelfst. naamw. wervelstorm tornado zelfst. naamw. wervelstorm wervelwind zelfst. naamw. wervelwind storm zelfst. naamw. wervelwind wervelstorm zelfst. naamw. wervelwind tornado zelfst. naamw. wervelwind cycloon zelfst. naamw. werven aanbrengen werkwoord werven aantrekken werkwoord werven aanwerven werkwoord werven adverteren werkwoord werven rekruteren werkwoord werven ronselen werkwoord werven scheepswerven zelfst. naamw. werven vastleggen werkwoord werven registreren werkwoord werven boeken werkwoord werven aantekenen werkwoord werver ronselaar overig. werving acquisitie zelfst. naamw. werving rekrutering zelfst. naamw. wespensteek wespesteek zelfst. naamw. wespesteek wespensteek zelfst. naamw. west westelijk bijv. naamw. west westwaarts bijv. naamw. westelijk west bijv. naamw. westelijk westwaarts bijv. naamw. westerling westerlinge overig. westerlinge westerling overig. Westgermaan Teutoon overig. Westgermaan Duitser overig. westwaarts westelijk overig. westwaarts west overig. wet canon zelfst. naamw. wet recht zelfst. naamw. wet voorschrift zelfst. naamw. wet reglement zelfst. naamw. wet regeling zelfst. naamw. wet reg zelfst. naamw. wet orde zelfst. naamw. weten begrijpen werkwoord weten weet werkwoord weten kennis zelfst. naamw. weten wetenschap zelfst. naamw. wetens moedwillig overig. wetens expres overig. wetenschap kennis zelfst. naamw. wetenschap weet zelfst. naamw. wetenschap weten zelfst. naamw. wetenschappelijk geleerd bijv. naamw. wetenschapper geleerde zelfst. naamw. wetenschapper hoogleraar zelfst. naamw. wetenschapper wetenschapsbeoefenaar zelfst. naamw. wetenschapper wijze zelfst. naamw. wetenschapsbeoefenaar wetenschapper zelfst. naamw. wetenswaardig belangwekkend bijv. naamw. wetenswaardig interessant bijv. naamw. wetenswaardig aardig bijv. naamw. wetgevenmacht legislatuur overig. wetgeving regelgeving zelfst. naamw. wetmatig wettig overig. wetmatig rechtvaardig overig. wetmatig rechtmatig overig. wetmatig gewettigd overig. wetmatig billijk overig. wetsartikel artikel zelfst. naamw. wetsontwerp wetsvoorstel zelfst. naamw. wetsovertre overtre overig. wetsovertreder overtreder zelfst. naamw. wetsovertreding wandaad overig. wetsovertreding vergrijp overig. wetsovertreding schanddaad overig. wetsovertreding overtreding zelfst. naamw. wetsovertreding misdrijf overig. wetsovertreding misdaad overig. wetsovertreding delict overig. wetsvoorstel wetsontwerp zelfst. naamw. wettelijk legaal bijv. naamw. wettelijk legitiem bijv. naamw. wettelijk wettig bijv. naamw. wettelijk rechtsgeldig bijv. naamw. wettelijk gewettigd bijv. naamw. wettelijkheid legaliteit zelfst. naamw. wetten aanzetten werkwoord wetten scherpen werkwoord wetten slijpen werkwoord wettig billijk bijv. naamw. wettig geldig bijv. naamw. wettig officieel bijv. naamw. wettig rechtmatig bijv. naamw. wettig rechtsgeldig bijv. naamw. wettig rechtvaardig bijv. naamw. wettig geoorloofd bijv. naamw. wettig wetmatig bijv. naamw. wettig gewettigd bijv. naamw. wettig wettelijk bijv. naamw. wettig legitiem bijv. naamw. wettig legaal bijv. naamw. wettigen bekrachtigen werkwoord wettigen legaliseren werkwoord wettigen legitimeren werkwoord wettigen rechtvaardigen werkwoord wettigheid legaliteit zelfst. naamw. wettigheid rechtmatigheid zelfst. naamw. wettigheid legitimiteit zelfst. naamw. wettigheid rechtsgeldigheid zelfst. naamw. wettiging legalisatie zelfst. naamw. wevend wever overig. wever wevend overig. wezel hermelijn overig. wezen aard zelfst. naamw. wezen mens zelfst. naamw. wezen persoon zelfst. naamw. wezen schepsel zelfst. naamw. wezen mensenkind zelfst. naamw. wezen individu zelfst. naamw. wezen iemand zelfst. naamw. wezen sterveling zelfst. naamw. wezenlijk belangrijk bijv. naamw. wezenlijk onontbeerlijk bijv. naamw. wezenlijk fundamenteel bijv. naamw. wezenlijk principieel bijv. naamw. wezenlijk intrinsiek bijv. naamw. wezenlijk onmisbaar bijv. naamw. wezenlijk noodzakelijk bijv. naamw. wezenlijk essentieel bijv. naamw. wezenloos leeg bijv. naamw. wezenloos wazig bijv. naamw. wezenloos uitdrukkingsloos bijv. naamw. wezenloos nietszeggend bijv. naamw. wezenloos glazig bijv. naamw. wezenloosheid lusteloosheid zelfst. naamw. wezenloosheid dofheid zelfst. naamw. wezenloosheid apathie zelfst. naamw. wichelen voorspellen werkwoord wicht nest zelfst. naamw. wicht kind zelfst. naamw. wicht schurk zelfst. naamw. wicht kobold zelfst. naamw. wicht kabouter zelfst. naamw. wichten meisjes zelfst. naamw. wie welk overig. wie iemand overig. wiebelen schudden werkwoord wiebelen wankelen werkwoord wiebelen wiegen werkwoord wiebelen slingeren werkwoord wiebelen schommelen werkwoord wied nederwied overig. wied wiet overig. wied weed overig. wied stuff overig. wied marihuana overig. wied hennep overig. wieden schoffelen werkwoord wieg kribbe overig. wiegelen deinen werkwoord wiegelen spartelen werkwoord wiegelen schudden werkwoord wiegelied wiegeliedje overig. wiegeliedje wiegelied overig. wiegeling zeegang overig. wiegeling schommeling zelfst. naamw. wiegeling deining zelfst. naamw. wiegen schommelen werkwoord wiegen wiebelen werkwoord wiegen slingeren werkwoord wiek pit zelfst. naamw. wiek vleugel zelfst. naamw. wiek vlerk zelfst. naamw. wiel rad zelfst. naamw. wiel wagenwiel zelfst. naamw. wielen kolken werkwoord wielen wervelen werkwoord wielerbaan piste zelfst. naamw. wielerbaan renbaan zelfst. naamw. wielerwedstrijd ronde zelfst. naamw. wieling maalstroom zelfst. naamw. wieling werveling zelfst. naamw. wieling kolkgat zelfst. naamw. wieling kolk zelfst. naamw. wieling draaikolk zelfst. naamw. wielophanging ophanging zelfst. naamw. wielophanging ophangen overig. wielrenner renner zelfst. naamw. wielrenner coureur zelfst. naamw. wielrij fietser overig. wiens waarvan overig. wier welker bijv. naamw. wier alge zelfst. naamw. wierookvatdrager vleier overig. wiet hasjiesj zelfst. naamw. wiet marihuana zelfst. naamw. wiet pot zelfst. naamw. wiet stuff zelfst. naamw. wiet kiev zelfst. naamw. wiet hennep zelfst. naamw. wiet hasj zelfst. naamw. wiet haschisch zelfst. naamw. wiet wied zelfst. naamw. wiet weed zelfst. naamw. wiet stuff overig. wig keg zelfst. naamw. wig keil zelfst. naamw. wig spie overig. wij we bijv. naamw. wijbroekspijp soulpijp overig. wijbroekspijp olifantspijp overig. wijd breed bijv. naamw. wijd ruim bijv. naamw. wijdbeens schrijlings overig. wijden besteden werkwoord wijden consacreren werkwoord wijden zegenen werkwoord wijden inzegenen werkwoord wijden inwijden werkwoord wijden heiligen werkwoord wijder ruimer bijv. naamw. wijding zegening zelfst. naamw. wijding zegenen overig. wijding voorspoed overig. wijding heil overig. wijding gezegentoestand overig. wijding heiliging zelfst. naamw. wijdingsdienst inzegeningsplechtigheid overig. wijdingsdienst inzegening overig. wijdingsdienst inwijdingsplechtigheid overig. wijdingsdienst inwijding overig. wijdingsdienst inhuldiging overig. wijdingsdienst inauguratie overig. wijdlopig breedsprakig bijv. naamw. wijdlopig breedvoerig bijv. naamw. wijdlopig langdradig bijv. naamw. wijdlopig uitgebreid bijv. naamw. wijdlopig uitvoerig bijv. naamw. wijdlopig omslachtig bijv. naamw. wijdlopig omstandig bijv. naamw. wijdlopig vervelend bijv. naamw. wijdlopigheid omhaal zelfst. naamw. wijdlopigheid omslag zelfst. naamw. Wijdshergereisden Ruimtevaarders overig. wijdte ruimte zelfst. naamw. wijdverbreid versprijd overig. wijdverbreid veelverbreid overig. wijdvermaard welbekend overig. wijf del zelfst. naamw. wijf feeks zelfst. naamw. wijfje poes zelfst. naamw. wijfjes- zij overig. wijfjes- vrouwelijk overig. wijfjeshond teef zelfst. naamw. wijfjeshond teef overig. wijfjesschaap ooi overig. wijk buurt zelfst. naamw. wijk stadswijk zelfst. naamw. wijk woonwijk zelfst. naamw. wijk stadskwartier zelfst. naamw. wijk stadsdeel zelfst. naamw. wijk sectie zelfst. naamw. wijk plein zelfst. naamw. wijk handelswijk zelfst. naamw. wijk centrum zelfst. naamw. wijk buitenwijk zelfst. naamw. wijkagent agent zelfst. naamw. wijkbewoners omwonenden overig. wijkbewoners buren overig. wijken achteruitgaan werkwoord wijken toegeven werkwoord wijkplaats haven zelfst. naamw. wijkplaats retraite zelfst. naamw. wijkplaats vluchtoord zelfst. naamw. wijkplaats vluchthaven zelfst. naamw. wijkplaats verbergplaats zelfst. naamw. wijkplaats uitwijkplaats zelfst. naamw. wijkplaats toevluchtsoord zelfst. naamw. wijkplaats toevluchthaven zelfst. naamw. wijkplaats asiel zelfst. naamw. wijkplaats toevlucht zelfst. naamw. wijkplaats stek zelfst. naamw. wijkplaats schuilplaats zelfst. naamw. wijkplaats schuilkel zelfst. naamw. wijkplaats schuilhoek zelfst. naamw. wijkplaats vrijplaats zelfst. naamw. wijl poos zelfst. naamw. wijl want zelfst. naamw. wijl vermits zelfst. naamw. wijl omdat zelfst. naamw. wijl daar zelfst. naamw. wijl aangezien zelfst. naamw. wijlen dood bijv. naamw. wijmaken verwijden overig. wijn druivenat overig. wijn- wijnrood overig. wijn- wijnachtig overig. wijn- dronken overig. wijnachtig wijnrood overig. wijnachtig wijn- overig. wijnachtig dronken overig. wijnfles fles zelfst. naamw. wijngeest alcohol zelfst. naamw. wijnhandelaar slijter zelfst. naamw. wijnjaar jaar zelfst. naamw. wijnmaand oktober overig. wijnoogst oogst zelfst. naamw. wijnoogst pluk zelfst. naamw. wijnoogst druivenoogst zelfst. naamw. wijnrood wijnachtig overig. wijnrood wijn- overig. wijnrood dronken overig. wijnruit kruiderij overig. wijnruit kruiderij overig. wijnruit kruiderij overig. wijs geleerd bijv. naamw. wijs gestudeerd bijv. naamw. wijs deun zelfst. naamw. wijs gebruik zelfst. naamw. wijs melodie zelfst. naamw. wijs methode zelfst. naamw. wijs verstandig zelfst. naamw. wijs ontwikkeld zelfst. naamw. wijs hooggeleerd zelfst. naamw. wijs geletterd zelfst. naamw. wijs erudiet zelfst. naamw. wijs belezen zelfst. naamw. wijs waanzinnig zelfst. naamw. wijs reuze zelfst. naamw. wijs krankzinnig zelfst. naamw. wijs gaaf zelfst. naamw. wijs fantastisch zelfst. naamw. wijs fabelachtig zelfst. naamw. wijs melo zelfst. naamw. wijs wijze zelfst. naamw. wijs trant zelfst. naamw. wijs procedure zelfst. naamw. wijs metho zelfst. naamw. wijs manier zelfst. naamw. wijs handelwijze zelfst. naamw. wijs zinnig zelfst. naamw. wijs wijselijk zelfst. naamw. wijs raadzaam zelfst. naamw. wijs pienter zelfst. naamw. wijs nadenkend zelfst. naamw. wijs doordacht zelfst. naamw. wijs correct zelfst. naamw. wijs bedachtzaam zelfst. naamw. wijs weldenkend zelfst. naamw. wijs slim zelfst. naamw. wijs intelligent zelfst. naamw. wijsbegeerte filosofie zelfst. naamw. wijsbegeerte geesteswetenschap zelfst. naamw. wijselijk zinnig bijv. naamw. wijselijk wijs bijv. naamw. wijselijk verstandig bijv. naamw. wijselijk raadzaam bijv. naamw. wijselijk pienter bijv. naamw. wijselijk nadenkend bijv. naamw. wijselijk doordacht bijv. naamw. wijselijk correct bijv. naamw. wijselijk bedachtzaam bijv. naamw. wijselijk weldenkend bijv. naamw. wijsgeer denker zelfst. naamw. wijsgeer filosoof zelfst. naamw. wijsheid kennis zelfst. naamw. wijsje deuntje zelfst. naamw. wijsje mop zelfst. naamw. wijsmaken aanpraten werkwoord wijsneus betweter zelfst. naamw. wijsneuzig pedant bijv. naamw. wijsvinger vingerling overig. wijten aanrekenen werkwoord wijten toeschrijven Werkwoord wijze geleerde zelfst. naamw. wijze goeroe zelfst. naamw. wijze manier zelfst. naamw. wijze methode zelfst. naamw. wijze trant zelfst. naamw. wijze aanpak zelfst. naamw. wijze stijl zelfst. naamw. wijze wijs zelfst. naamw. wijze procedure zelfst. naamw. wijze metho zelfst. naamw. wijze handelwijze zelfst. naamw. wijze wetenschapper zelfst. naamw. wijzen aanwijzen werkwoord wijzen attenderen werkwoord wijzen duiden werkwoord wijzen vertonen werkwoord wijzen uitwijzen werkwoord wijzen uitduiden werkwoord wijzen tonen werkwoord wijzen tentoonspreiden werkwoord wijzen aangeven werkwoord wijzen aanduiden werkwoord wijzen indiceren werkwoord wijzer naald zelfst. naamw. wijzer indicator zelfst. naamw. wijzigen aanpassen werkwoord wijzigen afwisselen werkwoord wijzigen variëren werkwoord wijzigen veranderen werkwoord wijzigen amenderen zelfst. naamw. wijzigen wijziging zelfst. naamw. wijzigen modificeren werkwoord wijzigen wending werkwoord wijzigen verandering werkwoord wijzigen transformatie werkwoord wijzigen omwisselen werkwoord wijzigen omschakeling werkwoord wijzigen omkeer werkwoord wijzigen hervorming werkwoord wijzigen omwerken werkwoord wijzigen herzien werkwoord wijzigen verwisselen werkwoord wijzigen modificeren werkwoord wijziging aanpassing zelfst. naamw. wijziging hervorming zelfst. naamw. wijziging modificatie zelfst. naamw. wijziging omkeer zelfst. naamw. wijziging omschakeling zelfst. naamw. wijziging omwisselen zelfst. naamw. wijziging transformatie zelfst. naamw. wijziging veranderen zelfst. naamw. wijziging verandering zelfst. naamw. wijziging wending zelfst. naamw. wijziging wijzigen zelfst. naamw. wijziging ombuiging zelfst. naamw. wijziging keer zelfst. naamw. wikk omslag overig. wikk enveloppe overig. wikk couvert overig. wikkel enveloppe zelfst. naamw. wikkel kruisband zelfst. naamw. wikkel banderol zelfst. naamw. wikkelen rollen werkwoord wikkelen winden werkwoord wikkelen strengelen werkwoord wikkelen oprollen werkwoord wikkeling winding zelfst. naamw. wikken afwegen werkwoord wikken dubben werkwoord wikken zinnen werkwoord wikken overdenken werkwoord wikken nadenken werkwoord wikken bedenken werkwoord wikken wegen werkwoord wikken overwegen werkwoord wil verlangen zelfst. naamw. wil wilskracht zelfst. naamw. wild baldadig bijv. naamw. wild natuurlijk bijv. naamw. wild ongetemd bijv. naamw. wild onstuimig bijv. naamw. wild razend bijv. naamw. wild roerig bijv. naamw. wild ruw bijv. naamw. wild woelig bijv. naamw. wild woest bijv. naamw. wild onbeheerst bijv. naamw. wild ruig bijv. naamw. wild wreed bijv. naamw. wild primitief bijv. naamw. wild primitief bijv. naamw. wild primitief bijv. naamw. wilddief wildstroper zelfst. naamw. wilde barbaar zelfst. naamw. wilde haver aar overig. wildebras robbedoes zelfst. naamw. wildedierenkooi kerker overig. wildedierenkooi gevangenis overig. wildedierenkooi dwinger overig. wildernis jungle zelfst. naamw. wildgroei woekering overig. wildheid onbesuisdheid zelfst. naamw. wildjacht jachtpartij overig. wildjacht jacht overig. wildjacht jaagpartij overig. wildpark reservaat zelfst. naamw. wildpark omheining zelfst. naamw. wildpark omheind zelfst. naamw. wildpastei pâté overig. wildstand wildvoorraad overig. wildstroper wilddief zelfst. naamw. wildvoorraad wildstand overig. willekeurig arbitrair bijv. naamw. willekeurig eigenmachtig bijv. naamw. willekeurig toevallig bijv. naamw. willekeurig random bijv. naamw. willen begeren werkwoord willen gaan werkwoord willen moeten werkwoord willen wensen werkwoord willen wouden werkwoord willen believen werkwoord willen wilskracht werkwoord willig plooibaar bijv. naamw. willig dienstwillig bijv. naamw. willig dienstbaar bijv. naamw. willoos karakterloos bijv. naamw. willoos slaafs bijv. naamw. willoosheid lethargie zelfst. naamw. willoosheid inertie zelfst. naamw. willoosheid daadloosheid zelfst. naamw. willoosheid zwakheid zelfst. naamw. wilroos heidesoort overig. wilroos doornstruik overig. wilsbeschikking testament zelfst. naamw. wilskracht energie zelfst. naamw. wilskracht wil zelfst. naamw. wilskracht geestkracht zelfst. naamw. wilskracht willen zelfst. naamw. wimpel vaandel zelfst. naamw. wimper ooghaar overig. wimper ooghaar overig. wimper ooghaar overig. wind bries zelfst. naamw. wind buikwind zelfst. naamw. wind scheet zelfst. naamw. wind stormwind zelfst. naamw. windas kraan zelfst. naamw. windas lier zelfst. naamw. windbuil blaaskaak zelfst. naamw. windbuil charlatan zelfst. naamw. windbuil opschepper zelfst. naamw. windbuil pocher zelfst. naamw. windbuil praatjesmaker zelfst. naamw. windbuil snoever zelfst. naamw. windbuil bluffer zelfst. naamw. windbuil windbuilen zelfst. naamw. windbuil snoevers zelfst. naamw. windbuil praatjesmakers zelfst. naamw. windbuil opscheppers zelfst. naamw. windbuil dikdoener zelfst. naamw. windbuilen windbuil overig. windbuilen snoevers overig. windbuilen snoever overig. windbuilen praatjesmakers overig. windbuilen pocher overig. windbuilen opscheppers overig. windbuilen opschepper overig. windbuilen dikdoener overig. windbuilen bluffer overig. winden draaien werkwoord winden wikkelen werkwoord winden strengelen werkwoord winden oprollen werkwoord winder winding overig. winder spoel overig. winder klos overig. winder hasp overig. winderig stormachtig bijv. naamw. winderig joviaal bijv. naamw. winderig fris bijv. naamw. windhond hazewindhond overig. windhond hazewind overig. windhoos storm zelfst. naamw. winding draai zelfst. naamw. winding winder zelfst. naamw. winding spoel zelfst. naamw. winding klos zelfst. naamw. winding hasp zelfst. naamw. winding schroefdraad zelfst. naamw. winding kronkeling zelfst. naamw. winding kromming zelfst. naamw. winding bocht zelfst. naamw. windje luchtje zelfst. naamw. windluw luw overig. windmolen molen overig. windscherm mat zelfst. naamw. windscherm scherm zelfst. naamw. windstilte flauwte zelfst. naamw. windstilte luwte zelfst. naamw. windstoot windvlaag overig. windstoot rukwind overig. windstoten windvlagen overig. windstoten vlagen overig. windstreek hoek zelfst. naamw. windstreek kompasstreek zelfst. naamw. windstreek streek zelfst. naamw. windstreek hemelstreek zelfst. naamw. windsurfen plankzeilen werkwoord windsurfen surfen werkwoord windvaantje windwijzer overig. windvlaag ruk zelfst. naamw. windvlaag rukwind zelfst. naamw. windvlaag windstoot zelfst. naamw. windvlagen windstoten overig. windvlagen vlagen overig. windwijzer windvaantje overig. windzak zeeanker overig. windzak dummy overig. windzak boei overig. windzucht meteorisme zelfst. naamw. wingewest kolonie zelfst. naamw. wink zaak overig. wink winkelzaak overig. winkel boetiek zelfst. naamw. winkel winkelzaak zelfst. naamw. winkel zaak zelfst. naamw. winkelavond koopavond overig. winkelbediende cheffin zelfst. naamw. winkelbediende verkoopster zelfst. naamw. winkelbediende verkoper zelfst. naamw. winkelbediende winkelmeisje zelfst. naamw. winkelbediende winkeljuffrouw zelfst. naamw. winkelbedrijf bedrijf zelfst. naamw. winkelbedrijf handel zelfst. naamw. winkelbedrijf nering zelfst. naamw. winkelbedrijf zaak zelfst. naamw. winkelbeheerster gerante overig. winkelen inkopen werkwoord winkelen inslaan werkwoord winkelen shoppen werkwoord winkelhaak haak zelfst. naamw. winkelhaak scheur zelfst. naamw. winkelier handelaar zelfst. naamw. winkelier middenstan zelfst. naamw. winkeljuffrouw winkelmeisje overig. winkeljuffrouw winkelbediende overig. winkeljuffrouw verkoper overig. winkeljuffrouw verkoopster overig. winkeljuffrouw cheffin overig. winkelketen keten zelfst. naamw. winkella ezel zelfst. naamw. winkelmeisje winkelbediende zelfst. naamw. winkelmeisje winkeljuffrouw zelfst. naamw. winkelmeisje verkoper zelfst. naamw. winkelmeisje verkoopster zelfst. naamw. winkelmeisje cheffin zelfst. naamw. winkelstraat passage zelfst. naamw. winkelstraat promenade zelfst. naamw. winkeltas boodschappentas overig. winkelwagen winkelwagentje zelfst. naamw. winkelwagen boodschappenwagentje zelfst. naamw. winkelwagentje winkelwagen zelfst. naamw. winkelwagentje boodschappenwagentje zelfst. naamw. winkelzaak winkel zelfst. naamw. winkelzaak zaak zelfst. naamw. winkelzaak wink zelfst. naamw. winnaar kampioen zelfst. naamw. winnen aanwerven werkwoord winnen onttrekken werkwoord winnen overwinnen werkwoord winnen paaien werkwoord winnen strijken werkwoord winnen verkrijgen werkwoord winnen zegevieren werkwoord winnen verslaan werkwoord winnen behalen werkwoord winning inpoldering zelfst. naamw. winst baat zelfst. naamw. winst overwinning zelfst. naamw. winst profijt zelfst. naamw. winst gewin zelfst. naamw. winstaandeel dividend overig. winstaandeel winstuitkering overig. winstaandeel winstdeling overig. winstaandeel tantième overig. winstbejag berekening zelfst. naamw. winstdeel tantième overig. winstdeling winstuitkering zelfst. naamw. winstdeling winstaandeel zelfst. naamw. winstdeling tantième zelfst. naamw. winstgevend lonend bijv. naamw. winstgevend lucratief bijv. naamw. winstgevend produktief bijv. naamw. winstgevend rendabel bijv. naamw. winstgevend voordelig bijv. naamw. winstgevend vruchtbaar bijv. naamw. winstgevend profijtelijk bijv. naamw. winstgevend renderend bijv. naamw. winstgevend beloonster bijv. naamw. winstgevend beloner bijv. naamw. winstgevend vruchtdragend bijv. naamw. winstmarge marge zelfst. naamw. winstuitkering winstdeling zelfst. naamw. winstuitkering winstaandeel zelfst. naamw. winstuitkering tantième zelfst. naamw. winter jaargetijde zelfst. naamw. winterachtig winters overig. wintermaand december overig. winters winterachtig overig. wintersport bobsleeën zelfst. naamw. winterverblijfplaats overwintering overig. wip bascule overig. wip stortplaats overig. wip peuk overig. wippen afzetten werkwoord wippen neuken werkwoord wippen springen werkwoord wirwar kluwen zelfst. naamw. wirwar labyrint zelfst. naamw. wirwar netwerk zelfst. naamw. wiskun rekenkun overig. wiskun mathematica overig. wiskunde algebra zelfst. naamw. wiskunde mathematica zelfst. naamw. wiskunde rekenkunde zelfst. naamw. wiskunde algebra bijv. naamw. wiskundig mathematisch bijv. naamw. wiskundige mathematicus zelfst. naamw. wispelturig buiig bijv. naamw. wispelturig grillig bijv. naamw. wispelturig maanziek bijv. naamw. wispelturig nukkig bijv. naamw. wispelturig onberekenbaar bijv. naamw. wispelturig onbestendig bijv. naamw. wispelturig ongedurig bijv. naamw. wispelturig ongestadig bijv. naamw. wispelturig onvoorspelbaar bijv. naamw. wispelturig veranderlijk bijv. naamw. wispelturig poepelig overig. wispelturig poepelig overig. wispelturig poepelig overig. wispelturigheid grilligheid zelfst. naamw. wispelturigheid luimigheid zelfst. naamw. wissel postwissel zelfst. naamw. wissel spoorwegwissel zelfst. naamw. wissel wisselbrief zelfst. naamw. wissel wisselspeler zelfst. naamw. wissel postwiss zelfst. naamw. wissel invaller zelfst. naamw. wisselbaar inruilbaar bijv. naamw. wisselbaar ruilbaar bijv. naamw. wisselbaar inwisselbaar bijv. naamw. wisselborgtocht aval overig. wisselbrief wissel zelfst. naamw. wisselen afwisselen werkwoord wisselen inwisselen werkwoord wisselen omruilen werkwoord wisselen omwisselen werkwoord wisselen uiteenlopen werkwoord wisselen verwisselen werkwoord wisselen verruilen werkwoord wisselen ruilen werkwoord wisselen verschillen werkwoord wisselen veranderen werkwoord wisselen variëren werkwoord wisselen vermaken werkwoord wisselend variabel bijv. naamw. wisselend veranderlijk bijv. naamw. wisselend wisselvallig bijv. naamw. wisselend variërend bijv. naamw. wisselgeld kasgeld zelfst. naamw. wisselgeld kleingeld zelfst. naamw. wisselgeld pasmunt zelfst. naamw. wisseling mutatie zelfst. naamw. wisselkoers koers zelfst. naamw. wisselkoers valuta zelfst. naamw. wisselkoers herleidingskoers zelfst. naamw. wissellijst lijst zelfst. naamw. wisselspeler invaller zelfst. naamw. wisselspeler wissel zelfst. naamw. wisselvallig onbestendig bijv. naamw. wisselvallig wisselend bijv. naamw. wisselvallig variërend bijv. naamw. wisselvallig veranderlijk bijv. naamw. wisselvalligheid fortuin zelfst. naamw. wisselvalligheid veranderlijkheid zelfst. naamw. wisselvalligheid onbestendigheid zelfst. naamw. wisselwerking correlatie zelfst. naamw. wisselwerking interactie zelfst. naamw. wisselzang antifoon overig. wissen uitvlakken werkwoord wissen uitwissen werkwoord wissen vegen werkwoord wissen afwissen werkwoord wissen afvegen werkwoord wissen afdrogen werkwoord wissen wegvegen werkwoord wissen vlakken werkwoord wissen uitvegen werkwoord wissen uitgommen werkwoord wisser ruitenwisser zelfst. naamw. wisser trekker zelfst. naamw. wissewasje bagatel zelfst. naamw. wissewasje bijzaak zelfst. naamw. wissewasje kleinigheid zelfst. naamw. wissewasje peulenschil zelfst. naamw. wissewasje niemendalletje zelfst. naamw. wissewasje futiliteit zelfst. naamw. wissewasje dingetje zelfst. naamw. wit blank bijv. naamw. wit spierwit bijv. naamw. wit bleek bijv. naamw. wit sneeuwwit bijv. naamw. wit lijkwit bijv. naamw. wit lijkbleek bijv. naamw. wit doodsbleek bijv. naamw. witachtig bleek bijv. naamw. witgoud platina zelfst. naamw. withdrawal derving zelfst. naamw. witheet hels bijv. naamw. witheet woedend bijv. naamw. witheet ziedend bijv. naamw. witjes bleek bijv. naamw. witjes flets bijv. naamw. witjes pips bijv. naamw. witkalk witsel overig. witlof lof zelfst. naamw. witlof witloof zelfst. naamw. witlof witloof zelfst. naamw. witlof witloof zelfst. naamw. witloof witlof zelfst. naamw. witloof witlof zelfst. naamw. witloof witlof zelfst. naamw. witsel witkalk overig. witte witten werkwoord witte rotsen krijtrotsen overig. wittebrood puntbroodje overig. wittebroodsweken bruidsdagen zelfst. naamw. witten witte werkwoord witten sausen werkwoord witten kalken werkwoord woede boosheid zelfst. naamw. woede geraas zelfst. naamw. woede razernij zelfst. naamw. woede kwaadheid zelfst. naamw. woede toorn zelfst. naamw. woede giftigheid zelfst. naamw. woede-uitbarsting uitspatting zelfst. naamw. woedeaanval drift zelfst. naamw. woedeaanval driftbui zelfst. naamw. woeden razen werkwoord woeden tekeergaan werkwoord woedend boos bijv. naamw. woedend dol bijv. naamw. woedend giftig bijv. naamw. woedend hels bijv. naamw. woedend kwaad bijv. naamw. woedend razend bijv. naamw. woedend woest bijv. naamw. woedend onstuimig bijv. naamw. woedend tierend bijv. naamw. woedend nijdig bijv. naamw. woedend laaiend bijv. naamw. woedend furieus bijv. naamw. woedend bitter bijv. naamw. woekeraar uitzuiger zelfst. naamw. woekering proliferatie zelfst. naamw. woekering wildgroei zelfst. naamw. woelen grijpen werkwoord woelen wroeten werkwoord woelen wurmen werkwoord woelig onrustig bijv. naamw. woelig turbulent bijv. naamw. woelig roerig bijv. naamw. woelig veelbewogen bijv. naamw. woelig bewogen bijv. naamw. woeligheid turbulentie zelfst. naamw. woeligheid onstuimigheid zelfst. naamw. woeling onlust zelfst. naamw. woeling onrust zelfst. naamw. woeling fibrillatie zelfst. naamw. woerd mannetjeseend overig. woest des donders bijv. naamw. woest ongecultiveerd bijv. naamw. woest ongetemd bijv. naamw. woest vertoornd bijv. naamw. woest giftig bijv. naamw. woest grimmig bijv. naamw. woest onbesuisd bijv. naamw. woest rebels bijv. naamw. woest ruig bijv. naamw. woest uitzinnig bijv. naamw. woest wild bijv. naamw. woest woedend bijv. naamw. woest tierend bijv. naamw. woest razend bijv. naamw. woest nijdig bijv. naamw. woest laaiend bijv. naamw. woest kwaad bijv. naamw. woest hels bijv. naamw. woest furieus bijv. naamw. woest dol bijv. naamw. woest boos bijv. naamw. woest ziedend bijv. naamw. woest toornig bijv. naamw. woest spinnijdig bijv. naamw. woest vreemd bijv. naamw. woest verlaten bijv. naamw. woest onhandig bijv. naamw. woest onbekend bijv. naamw. woest eigenaardig bijv. naamw. woest ruw bijv. naamw. woest onherbergzaam bijv. naamw. woest wreed bijv. naamw. woestheid onbesuisdheid zelfst. naamw. woestmaking verwoesting zelfst. naamw. woestmaking vereenzaming zelfst. naamw. woestmaking dorheid overig. woestmaking doodsheid overig. wolachtig wollig overig. wolfabriek wolspinnerij overig. wolk cirrus zelfst. naamw. wolkbreuk stortvloed overig. wolken bewolking zelfst. naamw. wolken lucht zelfst. naamw. wolkenkrabber torengebouw zelfst. naamw. wolkenkrabber torenflat zelfst. naamw. wolkig bewolkt overig. wollig onduidelijk bijv. naamw. wollig vlokkig bijv. naamw. wollig wolachtig bijv. naamw. wolspinnerij wolfabriek overig. wolvengehuil gehuil zelfst. naamw. wond kwetsuur zelfst. naamw. wond letsel zelfst. naamw. wond litteken zelfst. naamw. wond zeer zelfst. naamw. wond verwonding zelfst. naamw. wonden verwondingen zelfst. naamw. wonden kwetsuren zelfst. naamw. wonder mirakel zelfst. naamw. wonder wonderlijk zelfst. naamw. wonder wonderkind zelfst. naamw. wonderbaar verbazingwekkend bijv. naamw. wonderbaar miraculeus bijv. naamw. wonderbaar wonderlijk bijv. naamw. wonderbaar wonderbaarlijk bijv. naamw. wonderbaar verwonderlijk bijv. naamw. wonderbaar verwonderingwekkend bijv. naamw. wonderbaar verbazend bijv. naamw. wonderbaar opzienbarend bijv. naamw. wonderbaar fenomenaal bijv. naamw. wonderbaar verwonderend bijv. naamw. wonderbaar verbijsterend bijv. naamw. wonderbaar curieus bijv. naamw. wonderbaarlijk verbazingwekkend bijv. naamw. wonderbaarlijk frapant bijv. naamw. wonderbaarlijk merkwaardig bijv. naamw. wonderbaarlijk wonderlijk bijv. naamw. wonderbaarlijk wonderbaar bijv. naamw. wonderbaarlijk verwonderlijk bijv. naamw. wonderbaarlijk verwonderingwekkend bijv. naamw. wonderbaarlijk verbazend bijv. naamw. wonderbaarlijk opzienbarend bijv. naamw. wonderbaarlijk miraculeus bijv. naamw. wonderbaarlijk fenomenaal bijv. naamw. wonderbaarlijk verwonderend bijv. naamw. wonderbaarlijk verbijsterend bijv. naamw. wonderbaarlijk curieus bijv. naamw. wonderbaarlijk uitstekend bijv. naamw. wonderbaarlijk prachtig bijv. naamw. wonderdoend miraculeus bijv. naamw. wonderdokter kwakzalver overig. wonderdokter charlatan overig. wonderdokters kwakzalvers overig. wonderdokters charlatans overig. wonderkind wonderlijk overig. wonderkind wonder overig. wonderlijk typisch bijv. naamw. wonderlijk verbazingwekkend bijv. naamw. wonderlijk zeldzaam bijv. naamw. wonderlijk bizar bijv. naamw. wonderlijk vreemdsoortig bijv. naamw. wonderlijk vreemd bijv. naamw. wonderlijk raar bijv. naamw. wonderlijk gek bijv. naamw. wonderlijk eigenaardig bijv. naamw. wonderlijk wonderbaarlijk bijv. naamw. wonderlijk wonderbaar bijv. naamw. wonderlijk verwonderlijk bijv. naamw. wonderlijk verwonderingwekkend bijv. naamw. wonderlijk verbazend bijv. naamw. wonderlijk opzienbarend bijv. naamw. wonderlijk miraculeus bijv. naamw. wonderlijk fenomenaal bijv. naamw. wonderlijk verwonderend bijv. naamw. wonderlijk verbijsterend bijv. naamw. wonderlijk curieus bijv. naamw. wonderlijk wonderkind bijv. naamw. wonderlijk wonder bijv. naamw. wondermiddel panacee zelfst. naamw. wonderschoon beeldschoon overig. wondje kloof zelfst. naamw. wondkorst korst zelfst. naamw. wondkorst roof zelfst. naamw. wondkorsten roven zelfst. naamw. wondroos erysipelas zelfst. naamw. wondvocht etter bijv. naamw. wondvocht afscheiding zelfst. naamw. wonen gevestigd zijn werkwoord wonen leven werkwoord wonen logeren werkwoord wonen resideren werkwoord wonen verblijven werkwoord wonen woon werkwoord woning appartement zelfst. naamw. woning residentie zelfst. naamw. woning thuis zelfst. naamw. woning verblijf zelfst. naamw. woning woonhuis zelfst. naamw. woning huis zelfst. naamw. woning huis zelfst. naamw. woningbezitter huiseigenaar overig. woningbezitter huisbezitter overig. woningdecoratie woninginrichting overig. woningdecoratie inrichting overig. woningdecoratie inrichten overig. woninginrichters decorateurs overig. woninginrichting ingericht zelfst. naamw. woninginrichting inrichting zelfst. naamw. woninginrichting woningdecoratie zelfst. naamw. woon wonen werkwoord woonachtig gevestigd bijv. naamw. woonachtig zetelend bijv. naamw. woonboot boot zelfst. naamw. woonboot ark zelfst. naamw. wooneenheid leefeenheid zelfst. naamw. woongemeenschap leefgemeenschap zelfst. naamw. woongemeenschap woongroep zelfst. naamw. woongemeenschap commune zelfst. naamw. woongroep commune zelfst. naamw. woongroep leefgemeenschap zelfst. naamw. woongroep woongemeenschap zelfst. naamw. woonhuis huis zelfst. naamw. woonhuis woning zelfst. naamw. woonhuis verblijf zelfst. naamw. woonhuis thuis zelfst. naamw. woonhuis residentie zelfst. naamw. woonkamer huiskamer zelfst. naamw. woonkamer kamer zelfst. naamw. woonkamer living zelfst. naamw. woonkamer zitkamer zelfst. naamw. woonlaag etage zelfst. naamw. woonlaag verdieping zelfst. naamw. woonplaats adres zelfst. naamw. woonplaats nederzetting zelfst. naamw. woonplaats verblijf zelfst. naamw. woonschip ark overig. woonwagenkamp kamp zelfst. naamw. woonwijk stadswijk zelfst. naamw. woonwijk wijk zelfst. naamw. woonwijk stadskwartier zelfst. naamw. woonwijk stadsdeel zelfst. naamw. woonwijk sectie zelfst. naamw. woonwijk plein zelfst. naamw. woonwijk handelswijk zelfst. naamw. woonwijk centrum zelfst. naamw. woonwijk buurt zelfst. naamw. woonwijk buitenwijk zelfst. naamw. woord belofte zelfst. naamw. woord formulering zelfst. naamw. woord vakterm zelfst. naamw. woord term zelfst. naamw. woord bewoording zelfst. naamw. woordafkorting apocope overig. woordblindheid leesblindheid zelfst. naamw. woordblindheid dyslexie zelfst. naamw. woordelijk letterlijk bijv. naamw. woorden kwestie zelfst. naamw. woorden mot zelfst. naamw. woordenboek dictionaire zelfst. naamw. woordenboek lexicon zelfst. naamw. woordenkeus fraseologie zelfst. naamw. woordenlijst vocabulaire zelfst. naamw. woordenrijk breedsprakig overig. woordenrijk langdradig overig. woordenschat lexicon zelfst. naamw. woordenschat vocabulaire zelfst. naamw. woordenschat vocabulair zelfst. naamw. woordenstrijd schermutseling zelfst. naamw. woordenstrijd woordenwisseling zelfst. naamw. woordenstrijd twistgesprek zelfst. naamw. woordenstrijd twist zelfst. naamw. woordenstrijd ruzie zelfst. naamw. woordenstrijd redetwist zelfst. naamw. woordenstrijd redestrijd zelfst. naamw. woordenstrijd geschil zelfst. naamw. woordenstrijd dispuut zelfst. naamw. woordenstrijd debat zelfst. naamw. woordenvloed tirade overig. woordenwisseling meningsverschil zelfst. naamw. woordenwisseling twistgesprek zelfst. naamw. woordenwisseling woordenstrijd zelfst. naamw. woordenwisseling twist zelfst. naamw. woordenwisseling ruzie zelfst. naamw. woordenwisseling redetwist zelfst. naamw. woordenwisseling redestrijd zelfst. naamw. woordenwisseling geschil zelfst. naamw. woordenwisseling dispuut zelfst. naamw. woordenwisseling debat zelfst. naamw. woordenwisseling onenigheid zelfst. naamw. woordgebruik spraakgebruik zelfst. naamw. woordgebruik taal zelfst. naamw. woordgetrouw letterlijk overig. woordgroep bepaling zelfst. naamw. woordkeus stijl zelfst. naamw. woordkeus taalgebruik zelfst. naamw. woordvoer zegsman overig. woordvoerder zegsman zelfst. naamw. word worden werkwoord worden geworden werkwoord worden terechtkomen werkwoord worden werd werkwoord worden word werkwoord worden wordt werkwoord worden bekomen werkwoord wordt worden werkwoord worgen wurgen werkwoord workshop bijeenkomst zelfst. naamw. worm pier zelfst. naamw. worm regenworm zelfst. naamw. worm aardworm zelfst. naamw. worm wurm zelfst. naamw. worm uk zelfst. naamw. worm peuter zelfst. naamw. worm kleintje zelfst. naamw. worm humm zelfst. naamw. worm dreumes zelfst. naamw. worp nest zelfst. naamw. worp schot zelfst. naamw. worp gooi zelfst. naamw. worpen nesten overig. worst saucijs zelfst. naamw. worst lul zelfst. naamw. worstelen dringen werkwoord worstelen touwtrekken werkwoord worstelen vechten werkwoord worstelen vechtsport zelfst. naamw. worstelen spartelen werkwoord worsteling gevecht zelfst. naamw. worsteling kamp zelfst. naamw. worsteling strijd zelfst. naamw. worstje saucijs zelfst. naamw. wort kroot overig. wort peen overig. wortel basis zelfst. naamw. wortel kroot zelfst. naamw. wortel peen zelfst. naamw. wortelen wortschieten werkwoord wortelen vastgroeien werkwoord wortelhaar vezeltje overig. Wortelstamp Hutsport zelfst. naamw. Wortelstamp Hutspot zelfst. naamw. wortschieten wortelen overig. wortschieten vastgroeien overig. woud bos zelfst. naamw. woud jungle zelfst. naamw. woud foreest zelfst. naamw. woudduif ringduif overig. woudduif houtduif overig. woudduif duif overig. wouden willen werkwoord wouden bossen zelfst. naamw. woudloper pelsjager overig. wraak represaille zelfst. naamw. wraak wraakneming zelfst. naamw. wraak wraakzucht zelfst. naamw. wraakactie represaille overig. wraakactie represaille overig. wraakactie represaille overig. wraakgodin furie zelfst. naamw. wraaklust wraakzucht overig. wraaklustig wraakzuchtig bijv. naamw. wraakneming wraak zelfst. naamw. wraakneming wraakoefening zelfst. naamw. wraakoefening wraakneming zelfst. naamw. wraakzucht wraak overig. wraakzucht wraaklust overig. wraakzuchtig haatdragend bijv. naamw. wraakzuchtig rancuneus bijv. naamw. wraakzuchtig wraaklustig bijv. naamw. wraakzuchtig onverzoenlijk bijv. naamw. wrak bouwvallig bijv. naamw. wrak bouwval zelfst. naamw. wrak puinhoop zelfst. naamw. wrak scheepswrak zelfst. naamw. wraken afkeuren werkwoord wraken desavoueren werkwoord wraken verlijeren werkwoord wraken afdrijven werkwoord wrakhout drijfhout zelfst. naamw. wrakstuk brokstuk overig. wrang bitter bijv. naamw. wrang naar bijv. naamw. wrang sarcastisch bijv. naamw. wrang scherp bijv. naamw. wrang ruw bijv. naamw. wrang hobbelig bijv. naamw. wrang zuur bijv. naamw. wrangheid bitterheid zelfst. naamw. wrangheid cynisme zelfst. naamw. wrangheid zuurheid zelfst. naamw. wrangheid stugheid zelfst. naamw. wrangheid strengheid zelfst. naamw. wrangheid rinsheid zelfst. naamw. wrangheid hardheid zelfst. naamw. wrangheid guurheid zelfst. naamw. wrat uitwas overig. wreed hardvochtig bijv. naamw. wreed harteloos bijv. naamw. wreed meedogenloos bijv. naamw. wreed onmenselijk bijv. naamw. wreed gemeen bijv. naamw. wreed woest bijv. naamw. wreed wild bijv. naamw. wreed monsterlijk bijv. naamw. wreed inhumaan bijv. naamw. wreed bruut bijv. naamw. wreed beestachtig bijv. naamw. wreed barbaars bijv. naamw. wreedaard barbaar zelfst. naamw. wreedaard onmens zelfst. naamw. wreedaard bruut zelfst. naamw. wreedheid barbaarsheid zelfst. naamw. wreedheid onmenselijkheid zelfst. naamw. wreedheid sadisme zelfst. naamw. wreedheid wandaad zelfst. naamw. wreedheid barbarij zelfst. naamw. wreedheid gruweldaad zelfst. naamw. wreedheid gruw zelfst. naamw. wreef voetwreef zelfst. naamw. wreken vergelden werkwoord wreker vergel overig. wrev irritatie overig. wrev ergernis overig. wrev verstoordheid overig. wrev gegriefdheid overig. wrevel ergernis zelfst. naamw. wrevel irritatie zelfst. naamw. wrevel verdrieten zelfst. naamw. wrevel misnoegen zelfst. naamw. wrevel vervelendheid zelfst. naamw. wrevel verdrietelijkheid zelfst. naamw. wrevel onaangenaamheid zelfst. naamw. wrevelig boos bijv. naamw. wrevelig verstoord bijv. naamw. wrevelig chagrijnig bijv. naamw. wrevelig ontstemd bijv. naamw. wrevelig misnoegd bijv. naamw. wrevelig geprikkeld bijv. naamw. wrevelig gepikeerd bijv. naamw. wrevelig snauwend bijv. naamw. wrevelig korzelig bijv. naamw. wrevelig kortaf bijv. naamw. wrevelig stuurs bijv. naamw. wrevelig nurks bijv. naamw. wrevelig knorrig bijv. naamw. wrevelig gemelijk bijv. naamw. wriemelen wemelen werkwoord wriemelen zwermen werkwoord wriemelen krioelen werkwoord wriemelen krielen werkwoord wriggelen wrikken werkwoord wrijven boenen werkwoord wrijven opblinken werkwoord wrijven smeren werkwoord wrijven poetsen werkwoord wrijven opwrijven werkwoord wrijven oppoetsen werkwoord wrijving conflict zelfst. naamw. wrijving frictie zelfst. naamw. wrijving strubbeling zelfst. naamw. wrikken wriggelen werkwoord wringen samendrukken werkwoord wringen uitwringen werkwoord wringen gewring zelfst. naamw. wringer mangel zelfst. naamw. wringing torsie zelfst. naamw. wroeging berouw zelfst. naamw. wroeging spijt zelfst. naamw. wroeging gewetenswroeging zelfst. naamw. wroeten graven werkwoord wroeten omwroeten werkwoord wroeten peuren werkwoord wroeten peuteren werkwoord wroeten scharrelen werkwoord wroeten woelen werkwoord wroeten wurmen werkwoord wrok bitterheid zelfst. naamw. wrok verbittering zelfst. naamw. wrong knot zelfst. naamw. wrong vlecht zelfst. naamw. wrong knotje zelfst. naamw. wrong knoet zelfst. naamw. wrong knoedeltje zelfst. naamw. wrong knoed zelfst. naamw. wrong kluwen zelfst. naamw. wrong haarknot zelfst. naamw. wuft frivool bijv. naamw. wuft lichtzinnig bijv. naamw. wuft losbandig bijv. naamw. wuft hups bijv. naamw. wuftheid frivoliteit zelfst. naamw. wuftheid ijdeltuiterij zelfst. naamw. wuftheid ijdelheid zelfst. naamw. wuiven zwaaien werkwoord wulps libertijns bijv. naamw. wulps zinlijk bijv. naamw. wulps zwoel bijv. naamw. wulps geil bijv. naamw. wulps sensueel bijv. naamw. wulpsheid zinnelijkheid zelfst. naamw. wulpsheid wellust zelfst. naamw. wulpsheid weelderigheid zelfst. naamw. wulpsheid sensualiteit zelfst. naamw. wulpsheid sensualisme zelfst. naamw. wulpsheid erotiek zelfst. naamw. wurgen smoren werkwoord wurgen vermoorden werkwoord wurgen worgen werkwoord wurgen ketoeknijpen werkwoord wurm baby zelfst. naamw. wurm peuter zelfst. naamw. wurm pier zelfst. naamw. wurm regenworm zelfst. naamw. wurm ukkepuk zelfst. naamw. wurm worm zelfst. naamw. wurm uk zelfst. naamw. wurm kleintje zelfst. naamw. wurm humm zelfst. naamw. wurm dreumes zelfst. naamw. wurm aardworm zelfst. naamw. wurmen dringen werkwoord wurmen wroeten werkwoord wurmen woelen werkwoord ww werkloosheidsuitkering zelfst. naamw. ww werklozensteun zelfst. naamw. ww rww zelfst. naamw. ww bz zelfst. naamw. ww abw zelfst. naamw. zaad begin zelfst. naamw. zaad hom zelfst. naamw. zaad kiem zelfst. naamw. zaad kippenvoer zelfst. naamw. zaad sperma zelfst. naamw. zaadbal teelbal zelfst. naamw. zaadcel spermatozoïde zelfst. naamw. zaadcel spermatozoï zelfst. naamw. zaadcel spermatozoïde overig. zaadje zaadkorr overig. zaadkorr zaadje overig. zaadkorrel pit zelfst. naamw. zaadlozing ejaculatie zelfst. naamw. zaagbok schraag overig. zaagfabriek zagerij overig. zaagfabriek houtzagerij overig. zaagmeel zaagsel overig. zaagmolen houtzaagmolen overig. zaagsel zaagmeel overig. zaaien inzaaien werkwoord zaaien strooien werkwoord zaaien teweegbrengen werkwoord zaaien bezaaien werkwoord zaaigoed zaad zelfst. naamw. zaak aangelegenheid zelfst. naamw. zaak bedrijf zelfst. naamw. zaak ding zelfst. naamw. zaak firma zelfst. naamw. zaak geding zelfst. naamw. zaak handelsonderneming zelfst. naamw. zaak kwestie zelfst. naamw. zaak omstandigheid zelfst. naamw. zaak transactie zelfst. naamw. zaak voorwerp zelfst. naamw. zaak winkelbedrijf zelfst. naamw. zaak winkelzaak zelfst. naamw. zaak onderneming zelfst. naamw. zaak winkel zelfst. naamw. zaak boetiek zelfst. naamw. zaak geval zelfst. naamw. zaak affaire zelfst. naamw. zaak object zelfst. naamw. zaak item zelfst. naamw. zaak goed zelfst. naamw. zaak artikel zelfst. naamw. zaak nering zelfst. naamw. zaak handel zelfst. naamw. zaak deal zelfst. naamw. zaak wink zelfst. naamw. zaak doce zelfst. naamw. zaak doce zelfst. naamw. zaak doce zelfst. naamw. zaakafwikkeling afwikkelen zelfst. naamw. zaakgelastigde gedelegeerde zelfst. naamw. zaakgelastigde vertegenwoordiger zelfst. naamw. zaakgelastigde representant zelfst. naamw. zaakgelastigde gedeputeerde zelfst. naamw. zaakgelastigde gecommitteerde zelfst. naamw. zaakgelastigde afgevaardigde zelfst. naamw. zaakje bedoening zelfst. naamw. zaakje handel zelfst. naamw. zaakje incident zelfst. naamw. zaakjes zaken overig. zaakjes waar overig. zaakjes spullen overig. zaakjes goedje overig. zaakjes dingen overig. zaal concertzaal zelfst. naamw. zaal publiek zelfst. naamw. zaal ruimte overig. zaalchef surveillant zelfst. naamw. zaaljuffrouw ouvreu overig. zaalwachter suppoost zelfst. naamw. zaalwachters toezichthouders overig. zaalwachters suppoosten overig. zabbelen sabbelen werkwoord zabberen sabberen werkwoord zacht donzig bijv. naamw. zacht mals bijv. naamw. zacht mild bijv. naamw. zacht zachtaardig bijv. naamw. zacht gedempt bijv. naamw. zacht geleidelijk bijv. naamw. zacht goedaardig bijv. naamw. zacht kalm bijv. naamw. zacht laag bijv. naamw. zacht zoet bijv. naamw. zacht lieflijk bijv. naamw. zacht welwillend bijv. naamw. zacht mak bijv. naamw. zacht goedhartig bijv. naamw. zacht clement bijv. naamw. zacht zachtzinnig bijv. naamw. zacht zachtmoedig bijv. naamw. zacht liefelijk bijv. naamw. zacht heerlijk bijv. naamw. zacht bevallig bijv. naamw. zacht aangenaam bijv. naamw. zachtaardig goedaardig bijv. naamw. zachtaardig mak bijv. naamw. zachtaardig mild bijv. naamw. zachtaardig welwillend bijv. naamw. zachtaardig zacht bijv. naamw. zachtaardig goedhartig bijv. naamw. zachtaardig zachtzinnig bijv. naamw. zachtaardig zachtmoedig bijv. naamw. zachtaardig goeiig bijv. naamw. zachtaardig goedmoedig bijv. naamw. zachtaardig goedig bijv. naamw. zachtaardig vriendelijk bijv. naamw. zachtaardig voorkomend bijv. naamw. zachtaardig plezierig bijv. naamw. zachtaardig hulpvaardig bijv. naamw. zachtaardig behulpzaam bijv. naamw. zachtaardig attent bijv. naamw. zachtaardig aardig bijv. naamw. zachtaardig aangenaam bijv. naamw. zachtaardig clement bijv. naamw. zachtheid clementie zelfst. naamw. zachtheid slapte zelfst. naamw. zachtheid zoetheid zelfst. naamw. zachtheid tederheid zelfst. naamw. zachtheid liefkozing zelfst. naamw. zachtheid innigheid zelfst. naamw. zachtheid hartelijkheid zelfst. naamw. zachtheid gevoeligheid zelfst. naamw. zachtheid weekheid zelfst. naamw. zachtheid zwakte zelfst. naamw. zachtheid zwakheid zelfst. naamw. zachtheid sulligheid zelfst. naamw. zachtheid slapheid zelfst. naamw. zachtheid laksheid zelfst. naamw. zachtheid krachteloosheid zelfst. naamw. zachtjes geluidloos bijv. naamw. zachtjes bedaard bijv. naamw. zachtjes stilletjes bijv. naamw. zachtjes stil bijv. naamw. zachtjes ongezien bijv. naamw. zachtjes ongemerkt bijv. naamw. zachtjes geruisloos bijv. naamw. zachtjesaan geleidelijk overig. zachtmaken verweken overig. zachtmaken ontharden overig. zachtmaken weken overig. zachtmoedig goedertieren bijv. naamw. zachtmoedig goedhartig bijv. naamw. zachtmoedig mild bijv. naamw. zachtmoedig zachtzinnig bijv. naamw. zachtmoedig zachtaardig bijv. naamw. zachtmoedig goeiig bijv. naamw. zachtmoedig goedmoedig bijv. naamw. zachtmoedig goedig bijv. naamw. zachtmoedig goedaardig bijv. naamw. zachtmoedig zoet bijv. naamw. zachtmoedig zacht bijv. naamw. zachtmoedig liefelijk bijv. naamw. zachtmoedig heerlijk bijv. naamw. zachtmoedig bevallig bijv. naamw. zachtmoedig aangenaam bijv. naamw. zachtmoedig teder bijv. naamw. zachtzinnig goedhartig bijv. naamw. zachtzinnig mals bijv. naamw. zachtzinnig menselijk bijv. naamw. zachtzinnig zachtmoedig bijv. naamw. zachtzinnig zachtaardig bijv. naamw. zachtzinnig mild bijv. naamw. zachtzinnig goeiig bijv. naamw. zachtzinnig goedmoedig bijv. naamw. zachtzinnig goedig bijv. naamw. zachtzinnig goedaardig bijv. naamw. zachtzinnig zoet bijv. naamw. zachtzinnig zacht bijv. naamw. zachtzinnig liefelijk bijv. naamw. zachtzinnig heerlijk bijv. naamw. zachtzinnig bevallig bijv. naamw. zachtzinnig aangenaam bijv. naamw. zadelen opzadelen werkwoord zadelkamer tuighuis overig. zag aanschouwen werkwoord zag bespeuren werkwoord zag observeren werkwoord zag waarnemen werkwoord zagen doorzagen werkwoord zagen krassen werkwoord zagen ronken werkwoord zagen zeuren werkwoord zagen snorren werkwoord zagen knorren werkwoord zagerij houtzagerij zelfst. naamw. zagerij zaagfabriek zelfst. naamw. zak balzak zelfst. naamw. zak beurs zelfst. naamw. zak broekzak zelfst. naamw. zak buidel zelfst. naamw. zak klier zelfst. naamw. zak postzak zelfst. naamw. zak scrotum zelfst. naamw. zak tasje zelfst. naamw. zak buil zelfst. naamw. zak tas zelfst. naamw. zak buid zelfst. naamw. zakagenda agenda zelfst. naamw. zakboekje notitieboekje overig. zakboekje aantekenboekje overig. zakdoek snotlap overig. zakdoek tissue overig. zakelijk koel bijv. naamw. zakelijk materieel bijv. naamw. zakelijk nuchter bijv. naamw. zakelijk bondig bijv. naamw. zakelijk doelmatig bijv. naamw. zakelijk prozaïsch bijv. naamw. zakelijkheid pedanterie zelfst. naamw. zakelijkheid bemoeizucht zelfst. naamw. zaken affaires zelfst. naamw. zaken boel zelfst. naamw. zaken spullen zelfst. naamw. zaken aangelegenheden zelfst. naamw. zaken zaakjes zelfst. naamw. zaken waar zelfst. naamw. zaken goedje zelfst. naamw. zaken dingen zelfst. naamw. zaken dingen zelfst. naamw. zakendoend handeldrijvend overig. zakenleven bedrijfsleven zelfst. naamw. zakenman koopman zelfst. naamw. zakenpartner compagnon zelfst. naamw. zakenpartner deelgenoot zelfst. naamw. zakenpartner partner zelfst. naamw. zakenpartner vennoot zelfst. naamw. zakenpartner medefirmant zelfst. naamw. zakenrelatie relatie zelfst. naamw. zakenvrouw koopvrouw zelfst. naamw. zakenwereld zakenleven zelfst. naamw. zakgeld spilpenning zelfst. naamw. zakhorloge vestzakhorloge overig. zakhorloge vestzakhorloge overig. zakhorloge vestzakhorloge overig. zakje buil zelfst. naamw. zakje builtje overig. zakken afdalen werkwoord zakken dalen werkwoord zakken kelderen werkwoord zakken niet slagen werkwoord zakken zijgen werkwoord zakken steekzakken zelfst. naamw. zakken tassen zelfst. naamw. zakkenrollen zakkenrollerij zelfst. naamw. zakkenroller dief zelfst. naamw. zakkenroller roller zelfst. naamw. zakkenrollerij zakkenrollen zelfst. naamw. zakkenwasser klootzak zelfst. naamw. zaklamp zaklantaarn zelfst. naamw. zaklantaarn toorts zelfst. naamw. zaklantaarn zaklamp zelfst. naamw. zakmes mes zelfst. naamw. zakuurwerk polshorloge overig. zakuurwerk klokje overig. zal zullen werkwoord zalf balsem zelfst. naamw. zalf basilicum zelfst. naamw. zalf crème zelfst. naamw. zalf smeersel zelfst. naamw. zalf smeerzalf zelfst. naamw. zalf smeerseltje zelfst. naamw. zalf smeer zelfst. naamw. zalfachtig zalvend overig. zalfachtig stichtend overig. zalfje geneesmiddel zelfst. naamw. zalig gelukkig bijv. naamw. zalig goddelijk bijv. naamw. zalig heilig bijv. naamw. zalig reuzelekker bijv. naamw. zalig verheerlijkt bijv. naamw. zalig verrukkelijk bijv. naamw. zalig zielsgelukkig bijv. naamw. zalig heerlijk bijv. naamw. zalig paradijselijk bijv. naamw. zalig hemels bijv. naamw. zalig glorierijk bijv. naamw. zalig smakelijk bijv. naamw. zalig overheerlijk bijv. naamw. zalig lekker bijv. naamw. zalig kostelijk bijv. naamw. zalig mieters bijv. naamw. zalig verrukt bijv. naamw. zalig gelukzalig bijv. naamw. zaligheid heerlijkheid zelfst. naamw. zaligheid heil zelfst. naamw. zaligheid verlossing zelfst. naamw. zaligheid zegen zelfst. naamw. zaligheid zegening zelfst. naamw. zaligheid zegenen zelfst. naamw. zaligheid voorspoed zelfst. naamw. zaligheid gezegentoestand zelfst. naamw. zalven heiligen werkwoord zalven insmeren werkwoord zalvend glad overig. zalvend zalfachtig overig. zalvend stichtend overig. zalving oliesel zelfst. naamw. zand grond zelfst. naamw. zand grondsoort zelfst. naamw. zandachtig zandig overig. zandachtig zanderig overig. zandbank bank zelfst. naamw. zandbank plaat zelfst. naamw. zanderig mul bijv. naamw. zanderig zandig bijv. naamw. zanderig zandachtig bijv. naamw. zandheuvel nol overig. zandheuvel nol overig. zandig zanderig bijv. naamw. zandig zandachtig bijv. naamw. zandplaten banken zelfst. naamw. zandstrand strand zelfst. naamw. zandtaart zandtaartje overig. zandtaartje zandtaart overig. zandverstuiving verstuiving zelfst. naamw. zandzak zak zelfst. naamw. zang canto zelfst. naamw. zang gezang zelfst. naamw. zang lied zelfst. naamw. zanger dichter zelfst. naamw. zanger pietje zelfst. naamw. zanger vocalist zelfst. naamw. zangeres vocaliste zelfst. naamw. zangerig melodieus bijv. naamw. zangertje zanger zelfst. naamw. zanggezelschap zangvereniging overig. zanggezelschap zangkoor overig. zanggroep koor overig. zangkoor koor zelfst. naamw. zangkoor zangvereniging zelfst. naamw. zangkoor zanggezelschap zelfst. naamw. zangkoren koren zelfst. naamw. zangspel musical zelfst. naamw. zangspel opera zelfst. naamw. zangstuk zang zelfst. naamw. zangtekstboek libretto overig. zangvereniging zangkoor overig. zangvereniging zanggezelschap overig. zangvogel pieper zelfst. naamw. zangvogel piet zelfst. naamw. zangvogel zanger zelfst. naamw. zanik drammer zelfst. naamw. zaniken dreinen werkwoord zaniken zeuren werkwoord zaniken zeiken werkwoord zaniken teuten werkwoord zaniken talmen werkwoord zaniken hannesen werkwoord zaniken druilen werkwoord zaniken drentelen werkwoord zaniken dralen werkwoord zaniken aarzelen werkwoord zaniken treuzelen werkwoord zanikpot zanik zelfst. naamw. zat aangeschoten bijv. naamw. zat beu bijv. naamw. zat dronken bijv. naamw. zat rond bijv. naamw. zat in overvloed bijv. naamw. zat vaak bijv. naamw. zat ladderzat bijv. naamw. zat bezopen bijv. naamw. zat beschonken bijv. naamw. zat gezeten bijv. naamw. zatladder drankorgel zelfst. naamw. zatladder dronkaard zelfst. naamw. zatladder zatlap zelfst. naamw. zatlap drinker zelfst. naamw. zatlap dronkaard zelfst. naamw. zatlap dronkeman zelfst. naamw. zatlap dronkelap zelfst. naamw. ze zij overig. zeboe bultrund overig. zeboe bultrund overig. zeboe bultrund overig. zebra gevangenisboef overig. zebra boerenpakje overig. zebra`s oversteekplaatsen zelfst. naamw. zebracode barcode zelfst. naamw. zebrahulp oversteekhulp overig. zebrapad oversteekplaats zelfst. naamw. zebrapad voetgangersoversteekplaats zelfst. naamw. zebrapad oversteek zelfst. naamw. zede gebruik zelfst. naamw. zede moraal zelfst. naamw. zede mores zelfst. naamw. zedelijk braaf bijv. naamw. zedelijk ethisch bijv. naamw. zedelijk moreel bijv. naamw. zedelijkheid moraliteit zelfst. naamw. zedelijkheid zede zelfst. naamw. zedeloos liederlijk bijv. naamw. zedeloos verdorven bijv. naamw. zedeloos losbandig bijv. naamw. zedeloos vunzig bijv. naamw. zedeloos vies bijv. naamw. zedeloos schuin bijv. naamw. zedeloos obsceen bijv. naamw. zedeloos onzedig bijv. naamw. zedeloos onzedelijk bijv. naamw. zedeloos immoreel bijv. naamw. zedeloos amoreel bijv. naamw. zedeloosheid losbandigheid zelfst. naamw. zedeloosheid onkuisheid zelfst. naamw. zedeloosheid ontucht zelfst. naamw. zedeloosheid uitspatting zelfst. naamw. zedeloosheid buitensporigheid zelfst. naamw. zedeloosheid bandeloosheid zelfst. naamw. zedeloosheid onzedelijkheid zelfst. naamw. zedeloosheid immoraliteit zelfst. naamw. zeden gewoontes zelfst. naamw. zeden mores zelfst. naamw. zeden usances zelfst. naamw. zeden tradities zelfst. naamw. zeden gebruiken zelfst. naamw. zedendelict zedenmisdrijf zelfst. naamw. zedenkwetsend aanstootgevend overig. zedenleer ethiek zelfst. naamw. zedenleer moraal zelfst. naamw. zedenles moraliteit zelfst. naamw. zedenmisdrijf zedendelict zelfst. naamw. zedenpreek predikatie zelfst. naamw. zedenpreek preek zelfst. naamw. zedenpreken moraliseren werkwoord zedig deugdzaam bijv. naamw. zedig eerbaar bijv. naamw. zedig eerzaam bijv. naamw. zedig kuis bijv. naamw. zedig modest bijv. naamw. zedig betamelijk bijv. naamw. zedig bedeesd bijv. naamw. zedig afgezonderd bijv. naamw. zedigheid ingetogenheid zelfst. naamw. zedigheid onbevlektheid zelfst. naamw. zedigheid reinheid zelfst. naamw. zedigheid onschuldigheid zelfst. naamw. zedigheid onbezoedeldheid zelfst. naamw. zedigheid kuisheid zelfst. naamw. zee baren zelfst. naamw. zee boel zelfst. naamw. zee golf zelfst. naamw. zee oceaan zelfst. naamw. zee sop zelfst. naamw. zee wereldzee zelfst. naamw. zee-engte kanaal zelfst. naamw. zee-engte straat zelfst. naamw. zeeanker windzak overig. zeeanker dummy overig. zeeanker boei overig. zeearm inham zelfst. naamw. zeearm inham zelfst. naamw. zeearm inham zelfst. naamw. zeebonk zeeman zelfst. naamw. zeedijk strandmuur overig. zeeëngte zeestraat overig. zeef buil zelfst. naamw. zeef filter zelfst. naamw. zeef vergiet zelfst. naamw. zeef zever zelfst. naamw. zeef klens zelfst. naamw. zeegang deining zelfst. naamw. zeegang schommeling zelfst. naamw. zeegang wiegeling zelfst. naamw. zeegevecht zeeslag zelfst. naamw. zeegezicht schilderij zelfst. naamw. zeegezicht zeestuk zelfst. naamw. zeegras zeewier zelfst. naamw. zeehaven haven zelfst. naamw. zeehond zeerob zelfst. naamw. zeehond rob zelfst. naamw. zeehonden zeerobben zelfst. naamw. zeekust kustlijn overig. zeekust kust overig. zeelieden zeemannen overig. zeelieden varensgezellen overig. zeelt sleep zelfst. naamw. zeemacht marine zelfst. naamw. zeemacht zeemogendheid zelfst. naamw. zeemacht zeevloot zelfst. naamw. zeemacht vloot zelfst. naamw. zeeman matroos zelfst. naamw. zeemannen zeelieden overig. zeemannen varensgezellen overig. zeemeermin meermin zelfst. naamw. zeemeeuw meeuw zelfst. naamw. zeemleren zemen overig. zeemogendheid zeemacht zelfst. naamw. zeen pees zelfst. naamw. zeeniveau zeespiegel zelfst. naamw. zeep babyzeep zelfst. naamw. zeep schuim zelfst. naamw. zeepbel lucht zelfst. naamw. zeeppoeder waspoeder zelfst. naamw. zeeppoeder zeep zelfst. naamw. zeeppoeder wasmiddel zelfst. naamw. zeepsop zeepwater overig. zeepsop sop overig. zeepsop afwaswater overig. zeepsop afwassop overig. zeepwater zeepsop overig. zeepwater sop overig. zeepwater afwaswater overig. zeepwater afwassop overig. zeer bijzonder bijv. naamw. zeer buitengemeen bijv. naamw. zeer gevoelig bijv. naamw. zeer pijnlijk bijv. naamw. zeer leed zelfst. naamw. zeer wond zelfst. naamw. zeer afschuwelijk zelfst. naamw. zeer uiterst bijv. naamw. zeer uitermate bijv. naamw. zeer hogelijk bijv. naamw. zeer heerg bijv. naamw. zeer extreem bijv. naamw. zeer excessief bijv. naamw. zeer buitensporig bijv. naamw. zeer buitengewoon bijv. naamw. zeer hoogst bijv. naamw. zeerecht scheepsrecht zelfst. naamw. zeerob rob zelfst. naamw. zeerob zeehond zelfst. naamw. zeerob zeeman zelfst. naamw. zeerobben zeehonden zelfst. naamw. zeerot zeeman zelfst. naamw. zeeroute koers zelfst. naamw. zeeroute scheepvaartroute zelfst. naamw. zeeroutes koersen zelfst. naamw. zeeroutes zeewegen zelfst. naamw. zeerover boekanier zelfst. naamw. zeerover kaper zelfst. naamw. zeerover piraat zelfst. naamw. zeerover kaperschip zelfst. naamw. zeeroverij plagiaat overig. zeerovers piraten overig. zeeschade averij overig. zeeschip schip zelfst. naamw. zeeschuimer piraat zelfst. naamw. zeeschuimer zeerover zelfst. naamw. zeeslag slag zelfst. naamw. zeeslag zeegevecht zelfst. naamw. zeesoldaat marinier overig. zeesoldaat Marinier overig. zeespiegel zeeniveau zelfst. naamw. zeestraat zeeëngte overig. zeestuk zeegezicht overig. zeevaar varensgez overig. zeevaar scheepsgez overig. zeevaarder varensgezel zelfst. naamw. zeevaart scheepvaart zelfst. naamw. zeevaart navigatie zelfst. naamw. zeevaartkun nautiek overig. zeevaartkundig nautisch bijv. naamw. zeevloot vloot zelfst. naamw. zeevloot zeemacht zelfst. naamw. zeewaarts aflandig bijv. naamw. zeewegen zeeroutes overig. zeewegen koersen overig. zeewering dijk zelfst. naamw. zeewier zeegras zelfst. naamw. zeewier bruinwier zelfst. naamw. zeewier blaaswier zelfst. naamw. zeeziek beroerd bijv. naamw. zeezout zout zelfst. naamw. zeg! nou! overig. zeg! hoor! overig. zege overwinning zelfst. naamw. zege triomf zelfst. naamw. zegekrans lauwerkrans overig. zegekrans laurierkrans overig. zegel inktstempel zelfst. naamw. zegel kenmerk zelfst. naamw. zegel lakzegel zelfst. naamw. zegel plakker zelfst. naamw. zegel plakzegel zelfst. naamw. zegel spaarzegel zelfst. naamw. zegel verzegeling zelfst. naamw. zegel stempel zelfst. naamw. zegel plakzeg zelfst. naamw. zegel spaarzeg zelfst. naamw. zegelafdruk zegel zelfst. naamw. zegelring ring zelfst. naamw. zegen aanmoediging zelfst. naamw. zegen geluk zelfst. naamw. zegen heil zelfst. naamw. zegen heilwens zelfst. naamw. zegen voorspoed zelfst. naamw. zegen zaligheid zelfst. naamw. zegen zegenen zelfst. naamw. zegen zegening zelfst. naamw. zegen mazzel zelfst. naamw. zegen gezegentoestand zelfst. naamw. zegen wijding zelfst. naamw. zegenen begiftigen werkwoord zegenen consacreren werkwoord zegenen inzegenen werkwoord zegenen loven werkwoord zegenen zegen zelfst. naamw. zegenen zegening werkwoord zegenen zaligheid werkwoord zegenen voorspoed werkwoord zegenen heil werkwoord zegenen gezegentoestand werkwoord zegenen wijden werkwoord zegenen inwijden werkwoord zegenen heiligen werkwoord zegenen wijding werkwoord zegening gave zelfst. naamw. zegening zegenwens zelfst. naamw. zegening zegenen zelfst. naamw. zegening zaligheid zelfst. naamw. zegening voorspoed zelfst. naamw. zegening heil zelfst. naamw. zegening gezegentoestand zelfst. naamw. zegening wijding zelfst. naamw. zegening heiliging zelfst. naamw. zegenrijk heilzaam bijv. naamw. zegenrijk gelukkig bijv. naamw. zegenrijkheid heilzaamheid zelfst. naamw. zegenwens zegen zelfst. naamw. zegenwens zegening zelfst. naamw. zegenwensen heilwensen overig. zegepraal intocht zelfst. naamw. zegepraal overwinning zelfst. naamw. zegepraal triomf zelfst. naamw. zegepralen triomferen werkwoord zegepralend triomfantelijk overig. zegepralend zegevierend overig. zegeteken trofee zelfst. naamw. zegeteken trofee zelfst. naamw. zegeteken trofee zelfst. naamw. zegetocht triomftocht zelfst. naamw. zegevieren triomferen werkwoord zegevieren verslaan werkwoord zegevieren overwinnen werkwoord zegevieren bevangen werkwoord zegevieren winnen werkwoord zegevierend triomfantelijk overig. zegevierend zegepralend overig. zegge cypergras zelfst. naamw. zeggen aanmerken werkwoord zeggen aannemen werkwoord zeggen beduiden werkwoord zeggen beloven werkwoord zeggen bevelen werkwoord zeggen meedelen werkwoord zeggen menen werkwoord zeggen vertellen werkwoord zeggen voorschrijven werkwoord zeggen verklaring zelfst. naamw. zeggen informeren werkwoord zeggen verhalen werkwoord zeggen uiteenzetten werkwoord zeggen mededelen werkwoord zeggen beschrijven werkwoord zeggen opzeggen werkwoord zeggen verwoorden werkwoord zeggen opmerken werkwoord zeggenschap beheer zelfst. naamw. zeggenschap gezag zelfst. naamw. zeggenschap stem zelfst. naamw. zeggenschap voogdij zelfst. naamw. zeggenschap zorg zelfst. naamw. zeggenschap toezicht zelfst. naamw. zeggenschap hoede zelfst. naamw. zeggenschap controle zelfst. naamw. zeggenschap bewaking zelfst. naamw. zeggenschap bescherming zelfst. naamw. zegsman informant zelfst. naamw. zegsman woordvoer zelfst. naamw. zegsman seinsleutel zelfst. naamw. zegsman noodrem zelfst. naamw. zegswijze frase zelfst. naamw. zegswijze gezegde zelfst. naamw. zegswijze spreuk zelfst. naamw. zegswijze uitdrukking zelfst. naamw. zegswijze zin zelfst. naamw. zegswijze fra zelfst. naamw. zegt zij overig. zegt grootspreekster overig. zegt declamatrice overig. zegt declamator overig. zei vertellen werkwoord zeik pis overig. zeik urine overig. zeiken griepen werkwoord zeiken talmen werkwoord zeiken plassen zelfst. naamw. zeiken piesen zelfst. naamw. zeiken zeuren zelfst. naamw. zeiken zaniken zelfst. naamw. zeiken teuten zelfst. naamw. zeiken hannesen zelfst. naamw. zeiken druilen zelfst. naamw. zeiken drentelen zelfst. naamw. zeiken dralen zelfst. naamw. zeiken aarzelen zelfst. naamw. zeiken treuzelen zelfst. naamw. zeiken klieren zelfst. naamw. zeiken etteren zelfst. naamw. zeikerd zeurkous zelfst. naamw. zeikerd zeurpiet zelfst. naamw. zeikerd zeur zelfst. naamw. zeikerd zemel zelfst. naamw. zeikerd geitenbreier zelfst. naamw. zeiknat poedelnat overig. zeiknat kletsnat overig. zeiknat kleddernat overig. zeiknat drijfnat overig. zeiknat doornat overig. zeil bedzeiltje zelfst. naamw. zeil bramzeil zelfst. naamw. zeil dekzeil zelfst. naamw. zeil linoleum zelfst. naamw. zeilboot boot zelfst. naamw. zeilboten zeilschepen zelfst. naamw. zeildoek zeil zelfst. naamw. zeildoeken zeilen zelfst. naamw. zeilen glijden werkwoord zeilen stevenen werkwoord zeilen varen werkwoord zeilen watersport zelfst. naamw. zeilen zeildoeken zelfst. naamw. zeiljacht jacht zelfst. naamw. zeilschepen zeilboten zelfst. naamw. zeilschip schip zelfst. naamw. zeiltje zeil zelfst. naamw. zeilvaartuig brik overig. zeilwedstrijd regatta zelfst. naamw. zeilwerk tuigage overig. zeis zicht zelfst. naamw. zeker bepaald bijv. naamw. zeker betrouwbaar bijv. naamw. zeker een of ander bijv. naamw. zeker jazeker bijv. naamw. zeker onvoorwaardelijk bijv. naamw. zeker overtuigd bijv. naamw. zeker stellig bijv. naamw. zeker uiteraard bijv. naamw. zeker waarlijk bijv. naamw. zeker alleszins bijv. naamw. zeker allicht bijv. naamw. zeker ongetwijfeld bijv. naamw. zeker risicoloos bijv. naamw. zeker welzeker bijv. naamw. zeker wel bijv. naamw. zeker toch bijv. naamw. zeker ook bijv. naamw. zeker immers bijv. naamw. zeker vast bijv. naamw. zeker ronduit bijv. naamw. zeker beslist bijv. naamw. zeker absoluut bijv. naamw. zeker waarachtig bijv. naamw. zeker voorzeker bijv. naamw. zeker reëel bijv. naamw. zeker heus bijv. naamw. zeker gewis bijv. naamw. zeker geheid bijv. naamw. zeker echt bijv. naamw. zeker iemand bijv. naamw. zeker een bijv. naamw. zeker volvertrouwen bijv. naamw. zeker vertrouwd bijv. naamw. zeker volstrekt bijv. naamw. zeker vaststaand bijv. naamw. zeker pertinent bijv. naamw. zeker zontwijfel bijv. naamw. zeker vanzelfsprekend bijv. naamw. zeker onontkomelijk bijv. naamw. zeker natuurlijk bijv. naamw. zeker logisch bijv. naamw. zeker dus bijv. naamw. zeker bijgevolg bijv. naamw. zeker feitelijk bijv. naamw. zekere bepaald overig. zekerheid beslistheid zelfst. naamw. zekerheid vastheid zelfst. naamw. zekerheid vastigheid zelfst. naamw. zekerheid veiligheid zelfst. naamw. zekerheid volstrektheid zelfst. naamw. zekerheid zelfvertrouwen zelfst. naamw. zekerheid stelligheid zelfst. naamw. zekerheid gewisheid zelfst. naamw. zekerheid zelfverzekerdheid zelfst. naamw. zekerheid vastberadenheid zelfst. naamw. zekerheidsstelling waarborging zelfst. naamw. zekerheidsstelling vrijwaring zelfst. naamw. zekerheidsstelling verzekering zelfst. naamw. zekerheidsstelling vaststelling zelfst. naamw. zekerheidsstelling inbeslagneming zelfst. naamw. zekerheidsstelling beveiliging zelfst. naamw. zekerheidstelling onderpand zelfst. naamw. zekering stop zelfst. naamw. zekerstellen verifieren werkwoord zekerstellen nagaan werkwoord zelden sporadisch bijv. naamw. zelden zeldzaam bijv. naamw. zelden bijna nooit bijv. naamw. zelden incidenteel bijv. naamw. zelden uniek bijv. naamw. zelden uitzonderlijk bijv. naamw. zelden schaars bijv. naamw. zelden raar bijv. naamw. zelden ongewoon bijv. naamw. zelden ongemeen bijv. naamw. zeldzaam ongewoon bijv. naamw. zeldzaam raar bijv. naamw. zeldzaam schaars bijv. naamw. zeldzaam uitzonderlijk bijv. naamw. zeldzaam uniek bijv. naamw. zeldzaam vreemd bijv. naamw. zeldzaam zelden bijv. naamw. zeldzaam buitengewoon bijv. naamw. zeldzaam sporadisch bijv. naamw. zeldzaam ongemeen bijv. naamw. zeldzaamheid bijzonderheid zelfst. naamw. zeldzaamheid rariteit zelfst. naamw. zeldzaamheid schaarsheid zelfst. naamw. zeldzaamheid curiositeit zelfst. naamw. zelf eigenhandig bijv. naamw. zelf ikzelf bijv. naamw. zelf identiteit zelfst. naamw. zelf innerlijk zelfst. naamw. zelf persoonlijk zelfst. naamw. zelf zelve zelfst. naamw. zelfbedrog begoocheling zelfst. naamw. zelfbedrog illusie zelfst. naamw. zelfbeheersing beheersing zelfst. naamw. zelfbeheersing controle zelfst. naamw. zelfbeheersing discipline zelfst. naamw. zelfbeschikking monopolie overig. zelfbesef zelfbewustzijn zelfst. naamw. zelfbespiegeling zelfkritiek overig. zelfbespiegeling zelfbezinning zelfst. naamw. zelfbespiegeling zelfreflectie overig. zelfbestuur autonomie zelfst. naamw. zelfbevlekking zelfbevrediging zelfst. naamw. zelfbevrediging masturbatie zelfst. naamw. zelfbevrediging soloseks zelfst. naamw. zelfbevrediging onanie zelfst. naamw. zelfbewust assertief bijv. naamw. zelfbewust fier bijv. naamw. zelfbewust parmantig bijv. naamw. zelfbewust stellig bijv. naamw. zelfbewust pedant bijv. naamw. zelfbewust parmantig bijv. naamw. zelfbewustheid zelfverzekerdheid zelfst. naamw. zelfbewustzijn zelfbesef zelfst. naamw. zelfbezinning zelfkritiek overig. zelfbezinning zelfbespiegeling zelfst. naamw. zelfdiscipline zelfbeheersing zelfst. naamw. zelfdoding zelfmoord zelfst. naamw. zelfdoding suïci zelfst. naamw. zelfgenoegzaam tevreden bijv. naamw. zelfgenoegzaam zelfingenomen bijv. naamw. zelfgenoegzaam verwaand bijv. naamw. zelfgenoegzaam neerbuigend bijv. naamw. zelfgenoegzaam hovaardig bijv. naamw. zelfgenoegzaam hoogmoedig bijv. naamw. zelfgenoegzaam hooghartig bijv. naamw. zelfgenoegzaam hautain bijv. naamw. zelfgenoegzaam arrogant bijv. naamw. zelfgenoegzaam aanmatigend bijv. naamw. zelfgenoegzaam schoolmeesterachtig bijv. naamw. zelfgenoegzaam pedant bijv. naamw. zelfgenoegzaam ingebeeld bijv. naamw. zelfgenoegzaam frikkerig bijv. naamw. zelfgenoegzaam belerend bijv. naamw. zelfgenoegzaam ijdel bijv. naamw. zelfgenoegzaamheid zelfingenomenheid zelfst. naamw. zelfgenoegzaamheid ijdelheid zelfst. naamw. zelfgenoegzaamheid hoogmoed zelfst. naamw. zelfgenoegzaamheid eigenwaan zelfst. naamw. zelfgenoegzaamheid eigendunk zelfst. naamw. zelfgenoegzaamheid egotisme zelfst. naamw. zelfgenoegzaamheid arrogantie zelfst. naamw. zelfgevoel zelfrespect overig. zelfgevoel waardigheid overig. zelfhechtend zelfklevend bijv. naamw. zelfhulp zelfbevrediging zelfst. naamw. zelfingenomen ijdel bijv. naamw. zelfingenomen ingebeeld bijv. naamw. zelfingenomen schoolmeesterachtig bijv. naamw. zelfingenomen verwaand bijv. naamw. zelfingenomen zelfgenoegzaam bijv. naamw. zelfingenomen arrogant bijv. naamw. zelfingenomen neerbuigend bijv. naamw. zelfingenomen hovaardig bijv. naamw. zelfingenomen hoogmoedig bijv. naamw. zelfingenomen hooghartig bijv. naamw. zelfingenomen hautain bijv. naamw. zelfingenomen aanmatigend bijv. naamw. zelfingenomen pedant bijv. naamw. zelfingenomen frikkerig bijv. naamw. zelfingenomen belerend bijv. naamw. zelfingenomenheid arrogantie zelfst. naamw. zelfingenomenheid eigendunk zelfst. naamw. zelfingenomenheid hoogmoed zelfst. naamw. zelfingenomenheid ijdelheid zelfst. naamw. zelfingenomenheid zelfgenoegzaamheid zelfst. naamw. zelfingenomenheid eigenwaan zelfst. naamw. zelfingenomenheid egotisme zelfst. naamw. zelfkant grensgebied zelfst. naamw. zelfkant rand zelfst. naamw. zelfklevend zelfhechtend bijv. naamw. zelfkritiek zelfbezinning overig. zelfkritiek zelfbespiegeling overig. zelfmoord sucide zelfst. naamw. zelfmoord zelfdoding zelfst. naamw. zelfmoord suïci zelfst. naamw. zelfmoordneiging suïcidaal overig. zelfoverschatting eigendunk zelfst. naamw. zelfreflectie zelfbespiegeling overig. zelfregulering homeostase zelfst. naamw. zelfrespect eigenwaarde zelfst. naamw. zelfrespect eigenwaar zelfst. naamw. zelfrespect zelfgevoel zelfst. naamw. zelfrespect waardigheid zelfst. naamw. zelfs ook overig. zelfs tot overig. zelfstandig meerderjarig bijv. naamw. zelfstandig mondig bijv. naamw. zelfstandig soeverein bijv. naamw. zelfstandig vrijgevochten bijv. naamw. zelfstandig autonoom bijv. naamw. zelfstandig alleen overig. zelfstandige ondernemer zelfst. naamw. zelfstandigheid onafhankelijkheid zelfst. naamw. zelfstandigheid vrijheid zelfst. naamw. zelfverheffing verwaandheid overig. zelfverheffing inbeelding zelfst. naamw. zelfverheffing aanmatiging zelfst. naamw. zelfverheffing schaamteloosheid overig. zelfverheffing onwelgevoegelijkheid overig. zelfverheffing onkiesheid overig. zelfverheffing onbeschoftheid overig. zelfverheffing onbeschaamdheid overig. zelfverheffing laatdunkendheid overig. zelfverheffing indiscretie overig. zelfverloochening verloochening zelfst. naamw. zelfvertrouwen vastberadenheid zelfst. naamw. zelfvertrouwen zekerheid zelfst. naamw. zelfvertrouwen zelfverzekerdheid zelfst. naamw. zelfvertrouwen stelligheid zelfst. naamw. zelfverzekerd assertief bijv. naamw. zelfverzekerd vast bijv. naamw. zelfverzekerd zeker bijv. naamw. zelfverzekerd zelfbewust bijv. naamw. zelfverzekerd gedecideerd bijv. naamw. zelfverzekerdheid zelfbewustheid zelfst. naamw. zelfverzekerdheid zelfvertrouwen zelfst. naamw. zelfverzekerdheid zekerheid zelfst. naamw. zelfverzekerdheid vastberadenheid zelfst. naamw. zelfverzekerdheid stelligheid zelfst. naamw. zelfvoldaan zelfgenoegzaam bijv. naamw. zelfwerkend automatisch bijv. naamw. zelfwerkend werktuiglijk bijv. naamw. zelfzucht zelfzuchtigheid overig. zelfzucht egoïsme overig. zelfzuchtig egoïstisch bijv. naamw. zelfzuchtig baatzuchtig bijv. naamw. zelfzuchtigheden egoïsmen overig. zelfzuchtigheid egoïsme zelfst. naamw. zelfzuchtigheid zelfzucht zelfst. naamw. zeloot fanaat zelfst. naamw. zeloot fanaticus zelfst. naamw. zeloot dweper zelfst. naamw. zeloot scherpslijper zelfst. naamw. zeloot maniak zelfst. naamw. zeloot ijveraar zelfst. naamw. zeloten freaks overig. zeloten fanatici overig. zeloten dwepers overig. zelve ikzelf bijv. naamw. zelve zelf bijv. naamw. zemel zanik zelfst. naamw. zemel zeurkous zelfst. naamw. zemel zeurpiet zelfst. naamw. zemel zeur zelfst. naamw. zemel zeikerd zelfst. naamw. zemel geitenbreier zelfst. naamw. zemelen drenzen werkwoord zemelen zeuren overig. zemelenuitslag pityriasis zelfst. naamw. zemelenuitslag perncious zelfst. naamw. zemen zeemleren werkwoord zemmel homo zelfst. naamw. zen zendstation overig. zen stations overig. zen radiostation overig. zen zendster overig. zen verzen overig. zen afzen overig. zen zendinstallatie overig. zendeling missionaris overig. zenden doorseinen werkwoord zenden rondstralen werkwoord zenden sturen werkwoord zenden toezenden werkwoord zenden versturen werkwoord zenden uitzenden werkwoord zenden uitstralen werkwoord zenden zending werkwoord zender afzender zelfst. naamw. zender radiostation zelfst. naamw. zender zendinstallatie zelfst. naamw. zending aflevering zelfst. naamw. zending lading zelfst. naamw. zending missie zelfst. naamw. zending zendingswerk zelfst. naamw. zending uitlevering zelfst. naamw. zending levering zelfst. naamw. zending leverantie zelfst. naamw. zending zenden zelfst. naamw. zendingsgenootschap missie zelfst. naamw. zendingswerk zending zelfst. naamw. zendinstallatie zender zelfst. naamw. zendinstallatie zen zelfst. naamw. zendmast mast zelfst. naamw. zendmast zender zelfst. naamw. zendmast radiomast zelfst. naamw. zendstation radio zelfst. naamw. zendstation zender zelfst. naamw. zendstation zen zelfst. naamw. zendstation stations zelfst. naamw. zendstation radiostation zelfst. naamw. zendster zen overig. zendster verzen overig. zendster afzen overig. zengen branden werkwoord zengen roosteren werkwoord zengen schroeien werkwoord zengen verbranden werkwoord zengen verzengen werkwoord zengen verschroeien werkwoord zengen blakeren werkwoord zenig pezig bijv. naamw. zenit hoogste punt zelfst. naamw. zenit toppunt zelfst. naamw. zenit top zelfst. naamw. zenit piek zelfst. naamw. zenit hoogtepunt zelfst. naamw. zenuwachtig gespannen bijv. naamw. zenuwachtig nerveus bijv. naamw. zenuwachtig onrustig bijv. naamw. zenuwachtigheid nervositeit zelfst. naamw. zenuwarts neuroloog zelfst. naamw. zenuwcel neuron overig. zenuwknoop ganglion zelfst. naamw. zenuwlij herrieschopper overig. zenuwlij druktemaker overig. zenuwlij zenuwpees overig. zenuwlij neuroot overig. zenuwontsteking neuritis zelfst. naamw. zenuwpees zenuwlij overig. zenuwpees neuroot overig. zenuwpijn neuralgie zelfst. naamw. zenuwtrek zenuwtrekking overig. zenuwtrekking tic zelfst. naamw. zenuwtrekking zenuwtrek zelfst. naamw. zenuwwerking innervatie zelfst. naamw. zenuwziek hysterisch bijv. naamw. zenuwziek maanziek bijv. naamw. zenuwziekte neuropathie zelfst. naamw. zepen inzepen werkwoord zeppelin luchtschip zelfst. naamw. zerk grafsteen zelfst. naamw. zesmaandelijks halfjaarlijks overig. zet beurt zelfst. naamw. zet daad zelfst. naamw. zet duw zelfst. naamw. zet duwtje zelfst. naamw. zet geestigheid zelfst. naamw. zet schaakstukverplaatsing zelfst. naamw. zet schaakzet zelfst. naamw. zet sto zelfst. naamw. zet gestoelte zelfst. naamw. zet crapaud zelfst. naamw. zet troon zelfst. naamw. zet stootje zelfst. naamw. zet stoot zelfst. naamw. zet por zelfst. naamw. zet zitplaats zelfst. naamw. zetboer pachter overig. zetel bank zelfst. naamw. zetel behuizing zelfst. naamw. zetel functie zelfst. naamw. zetel stoel zelfst. naamw. zetel troon zelfst. naamw. zetel zitplaats zelfst. naamw. zetel sofa zelfst. naamw. zetelen gevestigd zijn werkwoord zetelen resideren werkwoord zetelend woonachtig overig. zetelend gevestigd overig. zetels stoelen zelfst. naamw. zetfout misdruk overig. zetletter drukletter overig. zetmeel aardappelmeel overig. zetmeel stuifmeel overig. zetmeelachtig meel- overig. zetpil suppositorium zelfst. naamw. zetsel bezinksel zelfst. naamw. zetsel droesem zelfst. naamw. zetsel moer zelfst. naamw. zetsel grondsop zelfst. naamw. zetsel drab zelfst. naamw. zetsel dik zelfst. naamw. zetsel sediment zelfst. naamw. zetsel residu zelfst. naamw. zetsel depot zelfst. naamw. zetsel afzetsel zelfst. naamw. zetsel verhandeling zelfst. naamw. zetsel stuk zelfst. naamw. zetsel memorie zelfst. naamw. zetsels zetwerk overig. zetsels zetten overig. zetten arrangeren werkwoord zetten bereiden werkwoord zetten deponeren werkwoord zetten inzetten werkwoord zetten leggen werkwoord zetten neerzetten werkwoord zetten opzetten werkwoord zetten plaatsen werkwoord zetten schrijven werkwoord zetten zetwerk zelfst. naamw. zetten stationeren werkwoord zetten neerleggen werkwoord zetten bijzetten werkwoord zetten zetsels werkwoord zetter typograaf zelfst. naamw. zetter letterzetter zelfst. naamw. zetting arrangement zelfst. naamw. zetting juwezetting zelfst. naamw. zetting stellen zelfst. naamw. zetting poten zelfst. naamw. zetting plaatsing zelfst. naamw. zetting oprichting zelfst. naamw. zetwerk zetten zelfst. naamw. zetwerk zetsels zelfst. naamw. zeug varken zelfst. naamw. zeug zeugen zelfst. naamw. zeugen zeug zelfst. naamw. zeulen sjorren werkwoord zeulen torsen werkwoord zeulen sjouwen werkwoord zeur drein zelfst. naamw. zeur zeurkous zelfst. naamw. zeur zeurpiet zelfst. naamw. zeur zemel zelfst. naamw. zeur zeikerd zelfst. naamw. zeur geitenbreier zelfst. naamw. zeurderig beklagend bijv. naamw. zeurderig negatief bijv. naamw. zeuren aandringen werkwoord zeuren doordrammen werkwoord zeuren doordrukken werkwoord zeuren drammen werkwoord zeuren eikelen werkwoord zeuren kankeren werkwoord zeuren klagen werkwoord zeuren talmen werkwoord zeuren zaniken werkwoord zeuren zieken werkwoord zeuren temen werkwoord zeuren zeiken werkwoord zeuren teuten werkwoord zeuren hannesen werkwoord zeuren druilen werkwoord zeuren drentelen werkwoord zeuren dralen werkwoord zeuren aarzelen werkwoord zeuren treuzelen werkwoord zeuren zeveren overig. zeuren drenzen overig. zeuren meieren overig. zeuren dreinen overig. zeuren zemelen overig. zeuren lamenteren overig. zeurkous zeikerd zelfst. naamw. zeurkous zemel zelfst. naamw. zeurkous zeur zelfst. naamw. zeurkous zeurpiet zelfst. naamw. zeurkous geitenbreier zelfst. naamw. zeurpiet kankerpit zelfst. naamw. zeurpiet pieper zelfst. naamw. zeurpiet pietlut zelfst. naamw. zeurpiet zanik zelfst. naamw. zeurpiet zeur zelfst. naamw. zeurpiet zeurkous zelfst. naamw. zeurpiet zemel zelfst. naamw. zeurpiet zeikerd zelfst. naamw. zeurpiet geitenbreier zelfst. naamw. zeven doorzijgen werkwoord zeven schiften werkwoord zeven theezeefjes zelfst. naamw. zeven ziften werkwoord zeven filtreren werkwoord zeven filteren werkwoord zevenklapper klapper zelfst. naamw. zevenklapper rotje zelfst. naamw. zevenvoud zevenvoudig overig. zevenvoudig zevenvoud bijv. naamw. zever vergiet zelfst. naamw. zever zeur zelfst. naamw. zever zeef zelfst. naamw. zever klens zelfst. naamw. zeveraar slijmerd zelfst. naamw. zeveraar kwijler zelfst. naamw. zeveren bazelen werkwoord zeveren kwijlen werkwoord zeveren onzin praten werkwoord zeveren zwetsen werkwoord zeveren zwammen werkwoord zeveren lullen werkwoord zeveren zeuren overig. zich zichzelf overig. zich afspelen zich voordoen overig. zich eigen maken instuderen overig. zich ontlasten dirken werkwoord zich realiseren beseffen werkwoord zich voordoen zich afspelen overig. zicht gezicht zelfst. naamw. zicht gezichtsveld zelfst. naamw. zicht inzicht zelfst. naamw. zicht sikkel zelfst. naamw. zicht uitzicht zelfst. naamw. zicht vue zelfst. naamw. zicht vergezicht zelfst. naamw. zicht prospect zelfst. naamw. zicht panorama zelfst. naamw. zicht kijk zelfst. naamw. zichtbaar aanschouwelijk bijv. naamw. zichtbaar kennelijk bijv. naamw. zichtbaar manifest bijv. naamw. zichtbaar uiterlijk bijv. naamw. zichtbaar waarneembaar bijv. naamw. zichtbaar duidelijk bijv. naamw. zichtbaar zienderogen bijv. naamw. zichtbaar voelbaar bijv. naamw. zichtbaar tastbaar bijv. naamw. zichtbaar merkbaar bijv. naamw. zichtbaar hoorbaar bijv. naamw. zichtbaar herkenbaar bijv. naamw. zichtbaar bemerkbaar bijv. naamw. zichzelf zich overig. zie aanschouwen werkwoord zie bespeuren werkwoord zie observeren werkwoord zie waarnemen werkwoord zie! kijk! overig. ziedaar ziezo overig. ziedaar kijk overig. ziedaar hierzo overig. ziedaar hier overig. ziedaar alstublieft overig. ziedaar alsjeblieft overig. zieden briesen werkwoord zieden koken zelfst. naamw. ziedend bruisend bijv. naamw. ziedend razend bijv. naamw. ziedend kokend bijv. naamw. ziedend woest bijv. naamw. ziedend vertoornd bijv. naamw. ziedend toornig bijv. naamw. ziedend spinnijdig bijv. naamw. ziedend nijdig bijv. naamw. ziedend kwaad bijv. naamw. ziedend furieus bijv. naamw. ziedend boos bijv. naamw. ziehier geleden overig. ziehier alstublieft overig. ziek beroerd bijv. naamw. ziek naargeestig bijv. naamw. ziek onwel bijv. naamw. zieke patiënt zelfst. naamw. ziekelijk abnormaal bijv. naamw. ziekelijk bleekjes bijv. naamw. ziekelijk kwakkelig bijv. naamw. ziekelijk pathologisch bijv. naamw. ziekelijk zwak bijv. naamw. ziekelijk wee bijv. naamw. ziekelijk slapjes bijv. naamw. ziekelijk slap bijv. naamw. ziekelijk pips bijv. naamw. zieken sarren werkwoord zieken zeuren werkwoord zieken uitdagen werkwoord zieken treiteren werkwoord zieken tergen werkwoord zieken tarten werkwoord zieken stangen werkwoord zieken plagen werkwoord zieken pesten werkwoord zieken jennen werkwoord ziekenauto ambulance zelfst. naamw. ziekenauto ziekenwagen zelfst. naamw. ziekenbezoek doktersbezoek zelfst. naamw. ziekenbezoek huisbezoek zelfst. naamw. ziekenboeg ziekenzalen overig. ziekenboeg ziekenzaal overig. ziekenboeg ziekenboegen overig. ziekenboegen ziekenzalen overig. ziekenboegen ziekenzaal overig. ziekenboegen ziekenboeg overig. ziekenbroe ziekenoppasser overig. ziekenbroe verpleger overig. ziekenbroe hulp overig. ziekenbroe diaken overig. ziekenbroe broe overig. ziekenhuis gasthuis zelfst. naamw. ziekenhuis hospitaal zelfst. naamw. ziekenhuisopname opname zelfst. naamw. ziekenoppasser ziekenbroe overig. ziekenoppasser verpleger overig. ziekenoppasser hulp overig. ziekenoppasser diaken overig. ziekenoppasser broe overig. ziekenwagen ambulance zelfst. naamw. ziekenwagen ziekenauto zelfst. naamw. ziekenzaal zaal zelfst. naamw. ziekenzaal ziekenzalen zelfst. naamw. ziekenzaal ziekenboegen zelfst. naamw. ziekenzaal ziekenboeg zelfst. naamw. ziekenzalen ziekenzaal overig. ziekenzalen ziekenboegen overig. ziekenzalen ziekenboeg overig. ziekjes ongezond bijv. naamw. ziekte aandoening zelfst. naamw. ziekte afwijking zelfst. naamw. ziekte ongemak zelfst. naamw. ziekte kwaal zelfst. naamw. ziekte aandoening zelfst. naamw. ziektebeeld syndroom zelfst. naamw. ziektecijfer morbiditeit zelfst. naamw. ziektekostenverzekering ziekteverzekering zelfst. naamw. ziektesymptoom symptoom zelfst. naamw. ziekteverschijnsel symptoom zelfst. naamw. ziekteverzekering ziektekostenverzekering zelfst. naamw. ziel geest zelfst. naamw. ziel individu zelfst. naamw. ziel kern zelfst. naamw. zielemis uitvaartdienst overig. zielemis herdenkingsdienst overig. zielemis herdenkingsdienst overig. zielemis herdenkingsdienst overig. zielenherder dominee zelfst. naamw. zielenleed smart overig. zielenleed smart overig. zielenleed smart overig. zielenmis requiem zelfst. naamw. zielenpiet zielenpoot zelfst. naamw. zielenpiet stumper zelfst. naamw. zielenpiet stakker zelfst. naamw. zielenpiet dromm zelfst. naamw. zielenpoot stakker zelfst. naamw. zielensmart hartzeer zelfst. naamw. zielensmart zielsverdriet zelfst. naamw. zielig bedroevend bijv. naamw. zielig beklagenswaardig bijv. naamw. zielig bekrompen bijv. naamw. zielig erbarmelijk bijv. naamw. zielig stakkerig bijv. naamw. zielig jammerlijk bijv. naamw. zielloos dood bijv. naamw. zielloos hardvochtig bijv. naamw. zielloos ongevoelig bijv. naamw. zielloos liefdeloos bijv. naamw. zielloos harteloos bijv. naamw. zielloos hard bijv. naamw. zielloos gevoelloos bijv. naamw. zielloos emotieloos bijv. naamw. zielsbedroefd ontroostbaar overig. zielsbedroefd diepbedroefd overig. zielsgelukkig gelukzalig bijv. naamw. zielsgelukkig verrukt bijv. naamw. zielsgelukkig zalig bijv. naamw. zielsverdriet zielensmart overig. zielsverdriet hartzeer overig. zielszorger zielzorger zelfst. naamw. zielszorger zielverzorger zelfst. naamw. zielszorger voorganger zelfst. naamw. zielszorger predikant zelfst. naamw. zielszorger pastor zelfst. naamw. zielszorger dominee zelfst. naamw. zieltogen verrekken werkwoord zieltogen creperen werkwoord zieltoging stervensnood overig. zieltoging doodsstrijd overig. zieltoging agonie overig. zielverzorger zielszorger overig. zielverzorger voorganger overig. zielverzorger predikant overig. zielverzorger pastor overig. zielverzorger dominee overig. zielzorg pastoraat zelfst. naamw. zielzorger pastor zelfst. naamw. zielzorger zielszorger zelfst. naamw. zien aanschouwen werkwoord zien begrijpen werkwoord zien beleven werkwoord zien beoordelen werkwoord zien bespeuren werkwoord zien bezichtigen werkwoord zien blikken werkwoord zien observeren werkwoord zien ogen werkwoord zien uitzien werkwoord zien waarnemen werkwoord zien kijken zelfst. naamw. zien ontwaren werkwoord zien voelen werkwoord zien signaleren werkwoord zien merken werkwoord zien horen werkwoord zien gewaarworden werkwoord zien gadeslaan werkwoord zien bekijken werkwoord zien opmaken werkwoord zien turen werkwoord zien staren werkwoord zien opmerken werkwoord zien onderscheiden werkwoord zien bemerken werkwoord zienderogen duidelijk overig. ziener helderziende zelfst. naamw. ziener profeet zelfst. naamw. ziener dweper zelfst. naamw. ziener voorspeller zelfst. naamw. zienswijs standpunt overig. zienswijs perspectief overig. zienswijs oogpunt overig. zienswijs invalshoek overig. zienswijs gezichtspunt overig. zienswijs gezichtshoek overig. zienswijze denkbeeld zelfst. naamw. zienswijze idee zelfst. naamw. zienswijze interpretatie zelfst. naamw. zienswijze inzicht zelfst. naamw. zienswijze lezing zelfst. naamw. zienswijze mening zelfst. naamw. zienswijze oordeel zelfst. naamw. zienswijze opinie zelfst. naamw. zienswijze opvatting zelfst. naamw. zienswijze standpunt zelfst. naamw. zienswijze visie zelfst. naamw. zienswijze gezichtspunt zelfst. naamw. zienswijze kijk zelfst. naamw. zienswijze inzicht werkwoord zier fluit zelfst. naamw. ziezo ziedaar overig. ziezo kijk overig. ziezo hierzo overig. ziezo hier overig. ziezo alstublieft overig. ziezo alsjeblieft overig. ziezo zo! overig. ziften muggenziften werkwoord ziften zeven werkwoord ziften builen werkwoord ziften uitzoeken werkwoord ziften uitpikken werkwoord ziften uitkiezen werkwoord ziften selecteren werkwoord ziften schiften werkwoord ziften kiezen werkwoord ziften filtreren werkwoord ziften filteren werkwoord ziften doorzijgen werkwoord zigeunerin kunstenares overig. zij kant zelfst. naamw. zij meisje zelfst. naamw. zij zijde zelfst. naamw. zij ze zelfst. naamw. zij wijfjes- zelfst. naamw. zij vrouwelijk zelfst. naamw. zij zegt zelfst. naamw. zij grootspreekster zelfst. naamw. zij declamatrice zelfst. naamw. zij declamator zelfst. naamw. zijaanzicht profiel zelfst. naamw. zijde flank zelfst. naamw. zijde kant zelfst. naamw. zijde kunstzijde zelfst. naamw. zijde rand zelfst. naamw. zijde zij zelfst. naamw. zijde zijkant zelfst. naamw. zijdelings indirect bijv. naamw. zijdelings officieus bijv. naamw. zijdelings schuins bijv. naamw. zijdelings terloops bijv. naamw. zijdelings lateraal bijv. naamw. zijdelings middellijk bijv. naamw. zijdelingverdachtmaking toespeling zelfst. naamw. zijdelingverdachtmaking insinuatie overig. zijdelingverdachtmaking aantijging zelfst. naamw. zijgen zakken werkwoord zijgen zinken werkwoord zijkant boord zelfst. naamw. zijkant flank zelfst. naamw. zijkant kant zelfst. naamw. zijkant rand zelfst. naamw. zijkant zijde zelfst. naamw. zijlijn tak zelfst. naamw. zijn ben bijv. naamw. zijn bent bijv. naamw. zijn is bijv. naamw. zijn aanwezig zijn werkwoord zijn bedragen werkwoord zijn behoren aan werkwoord zijn gebeuren werkwoord zijn leven werkwoord zijn vertegenwoordigen werkwoord zijn aard zelfst. naamw. zijn bestaan zelfst. naamw. zijn existentie zelfst. naamw. zijn existeren werkwoord zijn uithangen werkwoord zijn zich bevinden overig. zijnsgelijke weerga overig. zijpelen sijpelen werkwoord zijspoor tak zelfst. naamw. zijsprong excursie zelfst. naamw. zijtak vertakking zelfst. naamw. zijvlak zijkant zelfst. naamw. zilt zout bijv. naamw. zilver geld zelfst. naamw. zilver medaille zelfst. naamw. zilver zilvergoed zelfst. naamw. zilveren grijs bijv. naamw. zilvergeld zilver zelfst. naamw. zilverpopulier koorhemd overig. zilverpopulier blei overig. zilverpopulier abeel zelfst. naamw. zin animo zelfst. naamw. zin bedoeling zelfst. naamw. zin begrip zelfst. naamw. zin bestaansreden zelfst. naamw. zin doel zelfst. naamw. zin eetlust zelfst. naamw. zin frase zelfst. naamw. zin geboeidheid zelfst. naamw. zin geilheid zelfst. naamw. zin genoegen zelfst. naamw. zin humeur zelfst. naamw. zin nut zelfst. naamw. zin waarde zelfst. naamw. zin zegswijze zelfst. naamw. zin zintuig zelfst. naamw. zin significantie zelfst. naamw. zin portee zelfst. naamw. zin betekenis zelfst. naamw. zin waar zelfst. naamw. zin belang zelfst. naamw. zin trek zelfst. naamw. zin lust zelfst. naamw. zin opgewondenheid zelfst. naamw. zin hitsigheid zelfst. naamw. zin interes zelfst. naamw. zin fascinatie zelfst. naamw. zin belangstelling zelfst. naamw. zin smaak zelfst. naamw. zin uitdrukking zelfst. naamw. zin gezegde zelfst. naamw. zin fra zelfst. naamw. zindelijk getraind bijv. naamw. zindelijk helder bijv. naamw. zindelijk proper bijv. naamw. zindelijk schoon bijv. naamw. zindelijkheid hygiëne zelfst. naamw. zindelijkheid reinheid zelfst. naamw. zindelijkheid zuiverheid zelfst. naamw. zinderen trillen werkwoord zinderend sensationeel bijv. naamw. zinderend spannend bijv. naamw. zinderend pakkend bijv. naamw. zinderend opwindend bijv. naamw. zinderend meeslepend bijv. naamw. zinderend boeiend bijv. naamw. zinderend adembenemend bijv. naamw. zinderende spannende overig. zingen fluiten werkwoord zingen ruisen werkwoord zingen kwinkeleren werkwoord zinken kelderen werkwoord zinken vallen werkwoord zinken vergaan werkwoord zinken verzakken werkwoord zinken wegrotten werkwoord zinken verteren werkwoord zinken verrotten werkwoord zinken teruggaan werkwoord zinken tenondergaan werkwoord zinken instorten werkwoord zinken bezwijken werkwoord zinken achteruitgaan werkwoord zinken ondergaan werkwoord zinledig zinloos bijv. naamw. zinlijk sensueel bijv. naamw. zinlijk wulps bijv. naamw. zinloos betekenisloos bijv. naamw. zinloos nutteloos bijv. naamw. zinloos onzinnig bijv. naamw. zinloos doelloos bijv. naamw. zinloos zonnut bijv. naamw. zinloos wellustig bijv. naamw. zinloos weelderig bijv. naamw. zinloos speels bijv. naamw. zinloos onbeheerst bijv. naamw. zinloos lichtmis bijv. naamw. zinloos lichtekooi bijv. naamw. zinnebeeld allegorie zelfst. naamw. zinnebeeld embleem zelfst. naamw. zinnebeelden emblemen zelfst. naamw. zinnebeeldig allegorisch bijv. naamw. zinnebeeldig overdrachtelijk bijv. naamw. zinnebeeldig figuurlijk bijv. naamw. zinnelijk genotziek bijv. naamw. zinnelijk epicuristisch bijv. naamw. zinnelijk epicuriste bijv. naamw. zinnelijk heerlijk bijv. naamw. zinnelijk sensueel bijv. naamw. zinnelijkheid erotiek zelfst. naamw. zinnelijkheid wellust zelfst. naamw. zinnelijkheid wulpsheid zelfst. naamw. zinnelijkheid weelderigheid zelfst. naamw. zinnelijkheid sensualiteit zelfst. naamw. zinnelijkheid sensualisme zelfst. naamw. zinneloos bewusteloos bijv. naamw. zinneloos belachelijk bijv. naamw. zinneloos gek bijv. naamw. zinnen aanstaan werkwoord zinnen broeden werkwoord zinnen volzinnen zelfst. naamw. zinnen bevallen werkwoord zinnen behagen werkwoord zinnen verzinnen werkwoord zinnen beramen werkwoord zinnen bedenken werkwoord zinnen wikken werkwoord zinnen overdenken werkwoord zinnen nadenken werkwoord zinnenprikkelend pikant bijv. naamw. zinnenprikkelend pornografisch bijv. naamw. zinnig redelijk bijv. naamw. zinnig verstandig bijv. naamw. zinnig wijselijk bijv. naamw. zinnig wijs bijv. naamw. zinnig raadzaam bijv. naamw. zinnig pienter bijv. naamw. zinnig nadenkend bijv. naamw. zinnig doordacht bijv. naamw. zinnig correct bijv. naamw. zinnig bedachtzaam bijv. naamw. zinnig weldenkend bijv. naamw. zinrijk zinvol overig. zinsbedrog verbeelding zelfst. naamw. zinsbedrog zinsbegoocheling zelfst. naamw. zinsbedrog hallucinatie zelfst. naamw. zinsbegoocheling gezichtsbedrog zelfst. naamw. zinsbegoocheling hallucinatie zelfst. naamw. zinsbegoocheling illusie zelfst. naamw. zinsbegoocheling paranoia zelfst. naamw. zinsbegoocheling waanidee zelfst. naamw. zinsbegoocheling zinsbedrog zelfst. naamw. zinsbouw fraseologie zelfst. naamw. zinsnede clausule zelfst. naamw. zinsnede passage zelfst. naamw. zinsnede zin zelfst. naamw. zinspelen insinueren werkwoord zinspelen toespelen werkwoord zinspelen alluderen werkwoord zinspeling toespeling zelfst. naamw. zinspreuk aforisme zelfst. naamw. zinspreuk motto zelfst. naamw. zinspreuk kenspreuk zelfst. naamw. zinspreuk devies zelfst. naamw. zinsverband context zelfst. naamw. zinsverbanden samenhangen zelfst. naamw. zinsverbanden verbanden zelfst. naamw. zinsverbanden contexten zelfst. naamw. zintuig gehoor zelfst. naamw. zintuig orgaan zelfst. naamw. zintuiglijk sensorisch bijv. naamw. zinvol redelijk bijv. naamw. zinvol zinrijk bijv. naamw. zit comfort zelfst. naamw. zit duur zelfst. naamw. zit ruiter zelfst. naamw. zitbad bad zelfst. naamw. zitbad lavet overig. zitbank bank zelfst. naamw. zitbank canapé zelfst. naamw. zitbank zitplaats zelfst. naamw. zitbanken banken zelfst. naamw. zithoek zitkamer zelfst. naamw. zitkamer huiskamer zelfst. naamw. zitkamer salon zelfst. naamw. zitkamer woonkamer zelfst. naamw. zitplaats bank zelfst. naamw. zitplaats plaats zelfst. naamw. zitplaats zetel zelfst. naamw. zitplaats zitbank zelfst. naamw. zitplaats zet zelfst. naamw. zitten aanraken werkwoord zitten beoefenen werkwoord zitten gezeten zijn werkwoord zitten passen werkwoord zitten poseren werkwoord zitten uithangen werkwoord zitten wonen werkwoord zittend gezeten bijv. naamw. zitting samenkomst zelfst. naamw. zitting stoelzitting zelfst. naamw. zitting vergadering zelfst. naamw. zitting manifestatie zelfst. naamw. zitting bijeenkomst zelfst. naamw. zitvlak bibs zelfst. naamw. zitvlak derrière zelfst. naamw. zitvlak zitwerk zelfst. naamw. zitvlak kont zelfst. naamw. zitvlak billen zelfst. naamw. zitvlak achterwerk zelfst. naamw. zitvlak achterste zelfst. naamw. zitwerk zitvlak overig. zitwerk kont overig. zitwerk billen overig. zitwerk bibs overig. zitwerk achterwerk overig. zitwerk achterste overig. zo dientengevolge bijv. naamw. zo als bijv. naamw. zo erg bijv. naamw. zo indien bijv. naamw. zo op die manier bijv. naamw. zo pas bijv. naamw. zo zoals bijv. naamw. zo zodanig bijv. naamw. zo aldus bijv. naamw. zo subiet bijv. naamw. zo schielijk bijv. naamw. zo meteen bijv. naamw. zo dadelijk bijv. naamw. zo aanstonds bijv. naamw. zo zulk bijv. naamw. zo zo`n bijv. naamw. zo dusdanig bijv. naamw. zo dergelijk bijv. naamw. zo zodoende bijv. naamw. zo dus bijv. naamw. zo welnu bijv. naamw. zo welaan bijv. naamw. zo wel bijv. naamw. zo nou bijv. naamw. zo enfin bijv. naamw. zo zozeer bijv. naamw. zo zoveel bijv. naamw. zo evenveel bijv. naamw. zo direct bijv. naamw. zo`n zulk bijv. naamw. zo`n zodanig bijv. naamw. zo`n zo bijv. naamw. zo`n dusdanig bijv. naamw. zo`n dergelijk bijv. naamw. zo`n zulke bijv. naamw. zo`n zoiets bijv. naamw. zo`n dergelijke bijv. naamw. zo-even juist overig. zo-even pas overig. zo-even straks overig. zo-even zo overig. zo-even zojuist overig. zo-even zonet overig. zo-even net overig. zo-even daarstraks overig. zo-even daarnet overig. zo! ziezo overig. zoals naar bijv. naamw. zoals bijvoorbeeld bijv. naamw. zoals zo bijv. naamw. zodanig zulk bijv. naamw. zodanig dergelijk bijv. naamw. zodanig zo bijv. naamw. zodanig zo`n bijv. naamw. zodanig dusdanig bijv. naamw. zodanig zulke bijv. naamw. zodanig zoiets bijv. naamw. zodanig dergelijke bijv. naamw. zodat opdat overig. zode graszode zelfst. naamw. zode plag zelfst. naamw. zodoende dientengevolge bijv. naamw. zodoende dus bijv. naamw. zodoende zo bijv. naamw. zodoende aldus bijv. naamw. zoek vermist bijv. naamw. zoek afwezig bijv. naamw. zoek foetsie bijv. naamw. zoek weg bijv. naamw. zoek verloren bijv. naamw. zoek kwijt bijv. naamw. zoekbrengen verdoen werkwoord zoeken afzoeken werkwoord zoeken beogen werkwoord zoeken opsporen werkwoord zoeken proberen werkwoord zoeken speuren werkwoord zoeken uitlokken werkwoord zoeken trachten werkwoord zoeken streven werkwoord zoeken pogen werkwoord zoeken uitzien werkwoord zoeken uitkijken werkwoord zoeken snorren werkwoord zoeken opzoeken werkwoord zoekgeraakt loos bijv. naamw. zoeklicht schijnwerper zelfst. naamw. zoeklicht spotlight zelfst. naamw. zoekmaken wegmaken werkwoord zoektocht expeditie zelfst. naamw. zoektocht speurtocht zelfst. naamw. zoel loom bijv. naamw. zoemen brommen werkwoord zoemen gonzen werkwoord zoemen snorren werkwoord zoemend gonzend overig. zoemer zoemers overig. zoemers zoemer overig. zoen kus zelfst. naamw. zoen smakker zelfst. naamw. zoenen knuffelen werkwoord zoenen kussen werkwoord zoet braaf bijv. naamw. zoet gesuikerd bijv. naamw. zoet geurig bijv. naamw. zoet zoetachtig bijv. naamw. zoet zoetsmakend bijv. naamw. zoet aangename zelfst. naamw. zoet zoetje zelfst. naamw. zoet zacht bijv. naamw. zoet lieflijk bijv. naamw. zoet voorbeeldig bijv. naamw. zoet lief bijv. naamw. zoet deugdzaam bijv. naamw. zoet zachtzinnig bijv. naamw. zoet zachtmoedig bijv. naamw. zoet liefelijk bijv. naamw. zoet heerlijk bijv. naamw. zoet bevallig bijv. naamw. zoet aangenaam bijv. naamw. zoet lief overig. zoet zijn stout zijn overig. zoetachtig zoet bijv. naamw. zoetebek zoetekauw overig. zoetekauw snoeper zelfst. naamw. zoetekauw snoepkont zelfst. naamw. zoetekauw lekkerbek zelfst. naamw. zoetekauw zoetebek zelfst. naamw. zoetekauw suikerjunk zelfst. naamw. zoetelijk kinderachtig bijv. naamw. zoetelijk melodramatisch bijv. naamw. zoeten zoetmaken werkwoord zoetheid genoegen zelfst. naamw. zoetheid liefelijkheid zelfst. naamw. zoetheid liefheid zelfst. naamw. zoethoudertje panacee zelfst. naamw. zoetig wee bijv. naamw. zoetig zoet bijv. naamw. zoetigheid snoep zelfst. naamw. zoetigheid snoepgoed zelfst. naamw. zoetigheid versnapering zelfst. naamw. zoetigheid snoepjes zelfst. naamw. zoetigheid lekkers zelfst. naamw. zoetigheid tussendoortje zelfst. naamw. zoetje zoet zelfst. naamw. zoetjes rustig overig. zoetjes zachtjes overig. zoetmaken zoeten werkwoord zoetsappig slap bijv. naamw. zoetsappig schijnheilig bijv. naamw. zoetsmakend zoet bijv. naamw. zoetstof zoet zelfst. naamw. zoetwaterkreeft rivierkreeft overig. zoetwaterkreeft kreeft overig. zoetwaterkreeft krab overig. zoetwatermeer meer zelfst. naamw. zoetwaterpoliep hydra overig. zoeven suizen werkwoord zoeven razen werkwoord zoëven juist bijv. naamw. zoëven zojuist bijv. naamw. zoëven zonet bijv. naamw. zog kielwater zelfst. naamw. zog moedermelk zelfst. naamw. zog kielzog zelfst. naamw. zogeheten alias bijv. naamw. zogeheten zogenoemde bijv. naamw. zogeheten zogenaamd bijv. naamw. zogeheten bijgenaamd bijv. naamw. zogen voeden werkwoord zogenaamd alias bijv. naamw. zogenaamd quasi bijv. naamw. zogenaamd zogenoemde bijv. naamw. zogenaamd zogeheten bijv. naamw. zogenaamd bijgenaamd bijv. naamw. zogenaamde kwasi bijv. naamw. zogenaamde quasi bijv. naamw. zogenaamde pseudo- bijv. naamw. zogenoemde alias bijv. naamw. zogenoemde zogenaamd bijv. naamw. zogenoemde zogeheten bijv. naamw. zogenoemde bijgenaamd bijv. naamw. zogezegde vermeende overig. zoiets zulk bijv. naamw. zoiets zulke bijv. naamw. zoiets zodanig bijv. naamw. zoiets zo`n bijv. naamw. zoiets dusdanig bijv. naamw. zoiets dergelijke bijv. naamw. zoiets dergelijk bijv. naamw. zojuist daarnet bijv. naamw. zojuist zoëven bijv. naamw. zojuist zo-even bijv. naamw. zojuist zonet bijv. naamw. zojuist straks bijv. naamw. zojuist pas bijv. naamw. zojuist net bijv. naamw. zojuist juist bijv. naamw. zojuist daarstraks bijv. naamw. zol vliering overig. zolang tijdelijk bijv. naamw. zolang voorlopig bijv. naamw. zolang vast bijv. naamw. zolang intussen bijv. naamw. zolang inmiddels bijv. naamw. zolang voorbijgaand bijv. naamw. zolang tussentijds bijv. naamw. zolang temporeel bijv. naamw. zolang provisorisch bijv. naamw. zolang kortstondig bijv. naamw. zolang aards bijv. naamw. zolder plafond zelfst. naamw. zolder vliering zelfst. naamw. zoldering plafond zelfst. naamw. zoldering zolder zelfst. naamw. zolderkamer zolderkamertje overig. zolderkamer dakkamertje overig. zolderkamertje dakkamertje zelfst. naamw. zolderkamertje dakkamer zelfst. naamw. zolderkamertje zolderkamer zelfst. naamw. zolders vlieringen overig. zoldertrap trap zelfst. naamw. zolderverdieping dakverdieping zelfst. naamw. zomaar eenvoudigweg overig. zomaar onverwacht overig. zomaar klakkeloos overig. zomaar zonreden overig. zomaar gewoonweg overig. zombie spook zelfst. naamw. zomer jaargetijde zelfst. naamw. zomerdijk dijk zelfst. naamw. zomerhuisje prieel zelfst. naamw. zomerhuisje tuinhuisje zelfst. naamw. zomerland hiernamaals overig. zomersproeten sproeten overig. zometeen later bijv. naamw. zometeen straks bijv. naamw. zometeen naderhand bijv. naamw. zomp waterland zelfst. naamw. zompig moerassig bijv. naamw. zon blijdschap zelfst. naamw. zon zonlicht zelfst. naamw. zonafleiding taai overig. zonafleiding saai overig. zonafleiding langdradig overig. zonbegaan zondigen overig. zonbezwaar onbedenkelijk overig. zonbloedvergieten onbloedig overig. zondaar dader zelfst. naamw. zondaar zondige zelfst. naamw. zondags paasbest bijv. naamw. zondagskind geluksvogel zelfst. naamw. zonde jammer bijv. naamw. zonde dwaling zelfst. naamw. zonde misslag zelfst. naamw. zonde ondeugd zelfst. naamw. zonder buiten bijv. naamw. zonder medelijden meedogenloos bijv. naamw. zonderling apart bijv. naamw. zonderling bijzonder bijv. naamw. zonderling bizar bijv. naamw. zonderling buitenissig bijv. naamw. zonderling curieus bijv. naamw. zonderling eigenaardig bijv. naamw. zonderling excentriek bijv. naamw. zonderling ongewoon bijv. naamw. zonderling opmerkelijk bijv. naamw. zonderling typisch bijv. naamw. zonderling vreemd bijv. naamw. zonderling zeldzaam bijv. naamw. zonderling buitenbeentje zelfst. naamw. zonderling rare zelfst. naamw. zonderling wonderlijk zelfst. naamw. zonderling eigen bijv. naamw. zonderling eigenaardige bijv. naamw. zonderling merkwaardig bijv. naamw. zonderling uitheems bijv. naamw. zonderling vreemdsoortig bijv. naamw. zonderling eenzaat zelfst. naamw. zonderling freak zelfst. naamw. zondiepgang oppervlakkig overig. zondig schuldig bijv. naamw. zondig goddeloos bijv. naamw. zondig onrechtvaardig bijv. naamw. zondige zondaar zelfst. naamw. zondigen dwalen werkwoord zondigen zonbegaan werkwoord zone gebied zelfst. naamw. zone gordel zelfst. naamw. zone streek zelfst. naamw. zone terrein zelfst. naamw. zone territorium zelfst. naamw. zone tijdzone zelfst. naamw. zone gord zelfst. naamw. zoneind eindeloos overig. zoneinde oneindig overig. zoneinde eindeloos overig. zonet daarnet bijv. naamw. zonet zoëven bijv. naamw. zonet juist bijv. naamw. zonet zojuist bijv. naamw. zonet zo-even bijv. naamw. zonet straks bijv. naamw. zonet pas bijv. naamw. zonet net bijv. naamw. zonet daarstraks bijv. naamw. zongebruind gebruind overig. zongebruind gebronsd overig. zongeluid stil overig. zongeluid geluidloos overig. zongrond ongemotiveerd overig. zongrond ongegrond overig. zongrond ongefundeerd overig. zonhaar onbehaard overig. zonhaar kaal overig. zonhoop hopeloos overig. zoninhoud leeg overig. zonkarakter slap overig. zonkarakter karakterloos overig. zonkosten kosteloos overig. zonkosten gratis overig. zonlicht daglicht zelfst. naamw. zonmoeite vanzelf overig. zonmoeite moeiteloos overig. zonnebad zonnesteek overig. zonnebaden zonnen werkwoord zonneblind jaloezie overig. zonnebrandolie olie zelfst. naamw. zonnejaar jaar zelfst. naamw. zonneklaar evident overig. zonneklaar overduidelijk overig. zonneklaar flagrant overig. zonneklaar duidelijk overig. zonnen koesteren werkwoord zonnen zonnebaden werkwoord zonnescherm jaloezie zelfst. naamw. zonnescherm luifel zelfst. naamw. zonnescherm parasol zelfst. naamw. zonnescherm scherm zelfst. naamw. zonnescherm markies zelfst. naamw. zonnescherm afdak zelfst. naamw. zonnescherm zonwering zelfst. naamw. zonneschijn zon zelfst. naamw. zonnesteek zonnebad overig. zonnig licht bijv. naamw. zonnig vrolijk bijv. naamw. zonnig opgewekt bijv. naamw. zonnig uitgelaten bijv. naamw. zonnig opgetogen bijv. naamw. zonnig monter bijv. naamw. zonnig lustig bijv. naamw. zonnig levendig bijv. naamw. zonnig jolig bijv. naamw. zonnig fideel bijv. naamw. zonnig blijmoedig bijv. naamw. zonnig kwiek bijv. naamw. zonnut zinloos overig. zonnut nutteloos overig. zonomhaal kortaf overig. zonomhaal bot overig. zonomhaal kortweg overig. zonreden zomaar overig. zonresultaat vruchteloos overig. zonresultaat vergeefs overig. zonresultaat tevergeefs overig. zonresultaat nutteloos overig. zonresultaat ijdel overig. zonresultaat zonsucces overig. zonroer roerloos overig. zonsfeer sfeerloos overig. zonsmaak smakeloos overig. zonsmaak flauw overig. zonsopgang dageraad zelfst. naamw. zonsopgang ochtendstond zelfst. naamw. zonsopgang ochtendgloren zelfst. naamw. zonsopgang morgenschemering zelfst. naamw. zonstem hees overig. zonsucces zonresultaat overig. zonsverduistering verduistering zelfst. naamw. zonsverduistering maansverduistering zelfst. naamw. zontaak vrij overig. zontaak loos overig. zontoon toonloos overig. zontwijfel zeker overig. zontwijfel vanzelfsprekend overig. zontwijfel uiteraard overig. zontwijfel onontkomelijk overig. zontwijfel natuurlijk overig. zontwijfel logisch overig. zontwijfel dus overig. zontwijfel bijgevolg overig. zontwijfel allicht overig. zonverband losstaand overig. zonverstand verstandeloos overig. zonverstand redeloos overig. zonvesmaak flauwheid overig. zonvrees onverschrokken overig. zonvrees onversaagd overig. zonwering parasol zelfst. naamw. zonwering zonnescherm zelfst. naamw. zonwering markies zelfst. naamw. zonziekte gezond overig. zonziekte fit overig. zonziekte blakend overig. zonzout zoutloos overig. zonzout laf overig. zonzout flauw overig. zoogmoeder min zelfst. naamw. zooi menigte zelfst. naamw. zooi puinhoop zelfst. naamw. zooi troep zelfst. naamw. zooi zootje zelfst. naamw. zooi rotzooi zelfst. naamw. zooi romm zelfst. naamw. zooi puinzooi zelfst. naamw. zooi bende zelfst. naamw. zooi mikmak overig. zooitje wanorde zelfst. naamw. zooitje wanordelijkheid zelfst. naamw. zoom boord zelfst. naamw. zoom oever zelfst. naamw. zoom rand zelfst. naamw. zoon knaap zelfst. naamw. zoon leerling zelfst. naamw. zoon telg zelfst. naamw. zootje bende zelfst. naamw. zootje zooi zelfst. naamw. zootje warwink zelfst. naamw. zootje warhoop zelfst. naamw. zootje warbo zelfst. naamw. zootje troep zelfst. naamw. zootje romm zelfst. naamw. zootje knoeibo zelfst. naamw. zootje rotzooi zelfst. naamw. zootje puinzooi zelfst. naamw. zootje puinhoop zelfst. naamw. zootje wanordelijkheid zelfst. naamw. zootje wanorde zelfst. naamw. zootje regelloosheid zelfst. naamw. zootje keet zelfst. naamw. zootje heksenket zelfst. naamw. zootje chaos zelfst. naamw. zopas zojuist overig. zorg beheer zelfst. naamw. zorg belasting zelfst. naamw. zorg bezorgdheid zelfst. naamw. zorg gezondheidszorg zelfst. naamw. zorg ongerustheid zelfst. naamw. zorg toewijding zelfst. naamw. zorg verpleging zelfst. naamw. zorg verzorging zelfst. naamw. zorg oplettendheid zelfst. naamw. zorg acht zelfst. naamw. zorg aandacht zelfst. naamw. zorg zeggenschap zelfst. naamw. zorg toezicht zelfst. naamw. zorg hoede zelfst. naamw. zorg controle zelfst. naamw. zorg bewaking zelfst. naamw. zorg bescherming zelfst. naamw. zorg verontrusting zelfst. naamw. zorg kommer zelfst. naamw. zorg bekommernis zelfst. naamw. zorgelijk bekommerd bijv. naamw. zorgelijk benard bijv. naamw. zorgelijk onrustbarend bijv. naamw. zorgelijk zwaartillend bijv. naamw. zorgelijk zorgwekkend bijv. naamw. zorgelijk verontrustend bijv. naamw. zorgelijk penibel bijv. naamw. zorgelijk kritiek bijv. naamw. zorgelijk hachelijk bijv. naamw. zorgelijk ernstig bijv. naamw. zorgelijk benauwd bijv. naamw. zorgeloos gerust bijv. naamw. zorgeloos onbekommerd bijv. naamw. zorgeloos onbezorgd bijv. naamw. zorgeloos luchthartig bijv. naamw. zorgeloos onachtzaam bijv. naamw. zorgeloos onbesuisd bijv. naamw. zorgeloosheid achteloosheid zelfst. naamw. zorgeloosheid luchtigheid zelfst. naamw. zorgeloosheid onbezorgdheid zelfst. naamw. zorgen letten op werkwoord zorgen zorg dragen werkwoord zorgen sores zelfst. naamw. zorgen wensen werkwoord zorgen verlangen werkwoord zorgen verkiezen werkwoord zorgen begeren werkwoord zorgen problemen werkwoord zorgen moeilijkheden werkwoord zorgenkind zorgenkindje zelfst. naamw. zorgenkindje zorgenkind zelfst. naamw. zorgverzekering basisverzelering zelfst. naamw. zorgvuldig accuraat bijv. naamw. zorgvuldig angstvallig bijv. naamw. zorgvuldig grondig bijv. naamw. zorgvuldig netjes bijv. naamw. zorgvuldig voorzichtig bijv. naamw. zorgvuldig nauwgezet bijv. naamw. zorgvuldig stipt bijv. naamw. zorgvuldig secuur bijv. naamw. zorgvuldig precies bijv. naamw. zorgvuldig net bijv. naamw. zorgvuldig nauwlettend bijv. naamw. zorgvuldig nauwkeurig bijv. naamw. zorgvuldig minutieus bijv. naamw. zorgvuldig gedetailleerd bijv. naamw. zorgvuldig conscientieus bijv. naamw. zorgvuldig proper bijv. naamw. zorgvuldig keurig bijv. naamw. zorgvuldig oplettend bijv. naamw. zorgvuldigheid aandacht zelfst. naamw. zorgvuldigheid stiptheid zelfst. naamw. zorgwekkend bedenkelijk bijv. naamw. zorgwekkend benard bijv. naamw. zorgwekkend onrustbarend bijv. naamw. zorgwekkend precair bijv. naamw. zorgwekkend verontrustend bijv. naamw. zorgwekkend zorgelijk bijv. naamw. zorgwekkend penibel bijv. naamw. zorgwekkend kritiek bijv. naamw. zorgwekkend hachelijk bijv. naamw. zorgwekkend ernstig bijv. naamw. zorgwekkend benauwd bijv. naamw. zorgzaam bezorgd bijv. naamw. zorgzaam lief bijv. naamw. zorgzaam moederlijk bijv. naamw. zorgzaamheid toewijding zelfst. naamw. zorgzaamheid trouw zelfst. naamw. zorgzaamheid toegewijdheid zelfst. naamw. zorgzaamheid overgave zelfst. naamw. zorgzaamheid inzet zelfst. naamw. zorgzaamheid ijver zelfst. naamw. zorgzaamheid genegenheid zelfst. naamw. zorgzaamheid devotie zelfst. naamw. zot geschift bijv. naamw. zot raar bijv. naamw. zot dwaas zelfst. naamw. zot kwibus zelfst. naamw. zot mafkees zelfst. naamw. zot malloot zelfst. naamw. zot absurd zelfst. naamw. zot dom zelfst. naamw. zot harlekijn zelfst. naamw. zot hansworst zelfst. naamw. zot clown zelfst. naamw. zot waanzinnige zelfst. naamw. zot mafkikker zelfst. naamw. zot mafket zelfst. naamw. zot imbeciel zelfst. naamw. zot idioot zelfst. naamw. zot gek zelfst. naamw. zot flapdrol zelfst. naamw. zot debi zelfst. naamw. zot stupide zelfst. naamw. zot mesjogge zelfst. naamw. zot maf zelfst. naamw. zot krankzinnig zelfst. naamw. zot krankjorum zelfst. naamw. zot idioterig zelfst. naamw. zot gestoord zelfst. naamw. zot achterlijk zelfst. naamw. zot nar zelfst. naamw. zot kwast zelfst. naamw. zot zottin zelfst. naamw. zot pias zelfst. naamw. zot mallerd zelfst. naamw. zotheid malligheid zelfst. naamw. zotheid idioterie zelfst. naamw. zotheid gekte zelfst. naamw. zotheid gekkigheid zelfst. naamw. zotheid gekheid zelfst. naamw. zotheid dwaasheid zelfst. naamw. zotteklap larie zelfst. naamw. zotteklap onzin zelfst. naamw. zotteklap nonsens zelfst. naamw. zotteklap kul zelfst. naamw. zotteklap humbug zelfst. naamw. zotternij zotheid zelfst. naamw. zottin zot overig. zottin pias overig. zottin malloot overig. zottin mallerd overig. zottin gek overig. zou zullen werkwoord zout brak bijv. naamw. zout zilt bijv. naamw. zout zoutig bijv. naamw. zout keukenzout zelfst. naamw. zouteloos flauw bijv. naamw. zouteloosheid flauwheid zelfst. naamw. zouteloosheid flauwiteit zelfst. naamw. zouten inmaken werkwoord zouthoudend saline bijv. naamw. zoutig zout bijv. naamw. zoutig hartig bijv. naamw. zoutloos ongezouten bijv. naamw. zoutloos zonzout bijv. naamw. zoutloos laf bijv. naamw. zoutloos flauw bijv. naamw. zoutzak zak zelfst. naamw. zoveel zozeer overig. zoveel zo overig. zoveel evenveel overig. zowaar waarachtig overig. zowat bijna overig. zowat dergelijke overig. zowat plusminus overig. zowat ongeveer overig. zowat nabij overig. zowat naast overig. zowat dichtbij overig. zowat circa overig. zowat bij overig. zowat aan overig. zowat bijna overig. zowel eveneens overig. zowel evenzeer overig. zowel in even hoge mate overig. zowel ook overig. zowel evenals overig. zozeer dermate overig. zozeer zodanig overig. zozeer zoveel overig. zozeer zo overig. zozeer evenveel overig. zozo matig overig. zozo minnetjes overig. zucht ademstoot zelfst. naamw. zucht liefhebberij zelfst. naamw. zucht verlangen zelfst. naamw. zucht verzuchting zelfst. naamw. zucht wensen zelfst. naamw. zucht smachten zelfst. naamw. zucht lust zelfst. naamw. zucht begeren zelfst. naamw. zuchten hijgen werkwoord zuchten ritselen werkwoord zuchten smachten werkwoord zuchten kreunen zelfst. naamw. zuchten verlangen werkwoord zuchten reikhalzen werkwoord zuchten hunkeren werkwoord zuchten steunen werkwoord zuchten verzuchten werkwoord zuchtje luchtje zelfst. naamw. Zuid-Slavië Joegoslavië overig. zuidafrikaans zuidafrikaanse overig. zuidafrikaanse zuidafrikaans overig. zuiden middaguur overig. zuiden middag overig. zuiderlicht poollicht zelfst. naamw. zuidpool pool zelfst. naamw. zuidwestelijk zuidwester bijv. naamw. zuidwester zuidwestelijk overig. zuigeling baby zelfst. naamw. zuigeling groentje zelfst. naamw. zuigeling kind zelfst. naamw. zuigelingen babies overig. zuigen drinken werkwoord zuigen jennen werkwoord zuigen lurken werkwoord zuigen opzuigen werkwoord zuigen sabbelen werkwoord zuigen slurpen werkwoord zuigen stofzuigen werkwoord zuigen aanzuigen werkwoord zuigen pijpen werkwoord zuigen afzuigen werkwoord zuiger piston zelfst. naamw. zuiging trekking zelfst. naamw. zuiging zuigkracht zelfst. naamw. zuigkracht zuiging overig. zuigpomp pomp zelfst. naamw. zuil ante zelfst. naamw. zuil steunpaal zelfst. naamw. zuil volksgroepering zelfst. naamw. zuilengalerij zuilengang overig. zuilengalerijen zuilengangen overig. zuilengang gaanderij zelfst. naamw. zuilengang galerij zelfst. naamw. zuilengang trans zelfst. naamw. zuilengang torenomgang zelfst. naamw. zuilengang zuilengalerij zelfst. naamw. zuilengang stoa zelfst. naamw. zuilengangen zuilengalerijen overig. zuilheilige asceet zelfst. naamw. zuilvoet sokkel zelfst. naamw. zuilvoet voetstuk zelfst. naamw. zuilvoet sokk zelfst. naamw. zuinig economisch bijv. naamw. zuinig sip bijv. naamw. zuinig spaarzaam bijv. naamw. zuinig voordelig bijv. naamw. zuinig uitgedroogd bijv. naamw. zuinig sober bijv. naamw. zuinig smal bijv. naamw. zuinig nauw bijv. naamw. zuinig lek bijv. naamw. zuinig dor bijv. naamw. zuinig zuinigjes bijv. naamw. zuinigheid spaarzaamheid zelfst. naamw. zuinigheid landhuishoudkunde zelfst. naamw. zuinigheid economie zelfst. naamw. zuinigheid boerenbedrijf zelfst. naamw. zuinigjes zuinig overig. zuinigjes spaarzaam overig. zuinigjes economisch overig. zuipen borrelen werkwoord zuipen drinken werkwoord zuipen pimpelen werkwoord zuiper drinker zelfst. naamw. zuiplappen tetteraars overig. zuiplappen innemers overig. zuiplappen dronkelappen overig. zuiplappen drinkers overig. zuiplappen drinkebroers overig. zuippartij drinkgelag zelfst. naamw. zuipschuit zuiplap zelfst. naamw. zuivel melk zelfst. naamw. zuivelfabriek melkfabriek zelfst. naamw. zuivelproducten zuivel zelfst. naamw. zuiver feilloos bijv. naamw. zuiver gereinigd bijv. naamw. zuiver helder bijv. naamw. zuiver hygienisch bijv. naamw. zuiver maagdelijk bijv. naamw. zuiver ongerept bijv. naamw. zuiver onvermengd bijv. naamw. zuiver proper bijv. naamw. zuiver puur bijv. naamw. zuiver rein bijv. naamw. zuiver schuldeloos bijv. naamw. zuiver louter bijv. naamw. zuiver netto bijv. naamw. zuiver foutloos bijv. naamw. zuiver schoon bijv. naamw. zuiver kuis bijv. naamw. zuiver netjes bijv. naamw. zuiver gekuist bijv. naamw. zuiver onschuldig bijv. naamw. zuiver onbevlekt bijv. naamw. zuiver virginaal bijv. naamw. zuiver onaangeraakt bijv. naamw. zuiver gaaf bijv. naamw. zuivere pure bijv. naamw. zuiveren bevrijden werkwoord zuiveren corrigeren werkwoord zuiveren filtreren werkwoord zuiveren reinigen werkwoord zuiveren schoonmaken werkwoord zuiveren distilleren werkwoord zuiveren vrijspreken werkwoord zuiveren vrijpleiten werkwoord zuiveren dechargeren werkwoord zuiveren schoonpoetsen werkwoord zuiverheid echtheid zelfst. naamw. zuiverheid reinheid zelfst. naamw. zuiverheid vlekkeloosheid zelfst. naamw. zuiverheid helderheid zelfst. naamw. zuiverheid zindelijkheid zelfst. naamw. zuivering purificatie zelfst. naamw. zuivering reiniging zelfst. naamw. zuivering clearance zelfst. naamw. zuivering schoonmaak zelfst. naamw. zuivering kuising zelfst. naamw. zuivering kuis zelfst. naamw. zuivering opruiming zelfst. naamw. zuivering wassing zelfst. naamw. zulk dergelijk bijv. naamw. zulk dergelijke bijv. naamw. zulk zoiets bijv. naamw. zulk zo`n bijv. naamw. zulk zulke bijv. naamw. zulk dusdanig bijv. naamw. zulk zodanig bijv. naamw. zulk zo bijv. naamw. zulke zulk bijv. naamw. zulke zoiets bijv. naamw. zulke zodanig bijv. naamw. zulke zo`n bijv. naamw. zulke dusdanig bijv. naamw. zulke dergelijke bijv. naamw. zulke dergelijk bijv. naamw. zulks datgene overig. zulks dat overig. zullen moeten werkwoord zullen zal werkwoord zullen zou werkwoord zullen zouden werkwoord zullen horen werkwoord zullen dienen werkwoord zullen behoren werkwoord zurig rins bijv. naamw. zurig zuur bijv. naamw. zurigheid zuur zelfst. naamw. zus meid zelfst. naamw. zus zusje zelfst. naamw. zus zo zelfst. naamw. zusje zus zelfst. naamw. zusjes zustertjes overig. zuster kloosterlinge zelfst. naamw. zuster verpleegkundige zelfst. naamw. zuster verpleegster zelfst. naamw. zuster zus zelfst. naamw. zusterschap congregatie overig. zustertjes zusjes overig. zuur bijtend bijv. naamw. zuur galachtig bijv. naamw. zuur rins bijv. naamw. zuur maagzuur zelfst. naamw. zuur onaangenaamheid zelfst. naamw. zuur tafelzuur zelfst. naamw. zuur gemelijk zelfst. naamw. zuur verdrietig zelfst. naamw. zuur bitter zelfst. naamw. zuur wrang zelfst. naamw. zuurbinder antacidum zelfst. naamw. zuurdeeg desem zelfst. naamw. zuurgehalte aciditeit zelfst. naamw. zuurgehalte zuurgraad zelfst. naamw. zuurgraad zuurgehalte overig. zuurheid wrangheid zelfst. naamw. zuurheid stugheid zelfst. naamw. zuurheid strengheid zelfst. naamw. zuurheid rinsheid zelfst. naamw. zuurheid hardheid zelfst. naamw. zuurheid guurheid zelfst. naamw. zuurheid bitterheid zelfst. naamw. zuurmaken aanzuren overig. zuurpruim chagrijn zelfst. naamw. zuurpruimen chagrijnen overig. zuurstof adem zelfst. naamw. zuurstof lucht zelfst. naamw. zuurstofgebrek anoxie zelfst. naamw. zuurtje snoep zelfst. naamw. zuurvergiftiging acidose zelfst. naamw. zuurverlies alkalose zelfst. naamw. zwaai slinger zelfst. naamw. zwaai slingering zelfst. naamw. zwaai slingerenbeweging zelfst. naamw. zwaai zwaaien zelfst. naamw. zwaai trilling zelfst. naamw. zwaai schommeling zelfst. naamw. zwaaien maaien werkwoord zwaaien slingeren werkwoord zwaaien wuiven werkwoord zwaaien zwenken werkwoord zwaaien swingen werkwoord zwaaien zwaai werkwoord zwaaien trilling werkwoord zwaaien slingering werkwoord zwaaien schommeling werkwoord zwaar aanzienlijk bijv. naamw. zwaar dik bijv. naamw. zwaar loodzwaar bijv. naamw. zwaar stevig bijv. naamw. zwaar zwaargebouwd bijv. naamw. zwaar diep bijv. naamw. zwaar moeilijk bijv. naamw. zwaar sterk bijv. naamw. zwaar vriendelijk bijv. naamw. zwaar straf bijv. naamw. zwaar krachtig bijv. naamw. zwaar geducht bijv. naamw. zwaar fiks bijv. naamw. zwaar eerlijk bijv. naamw. zwaar dapper bijv. naamw. zwaar braaf bijv. naamw. zwaar ongemakkelijk bijv. naamw. zwaar lastig bijv. naamw. zwaar struis bijv. naamw. zwaar robuust bijv. naamw. zwaar potig bijv. naamw. zwaar massief bijv. naamw. zwaar fors bijv. naamw. zwaar verzwaren bijv. naamw. zwaar machtig bijv. naamw. zwaar moeilijk overig. zwaar moeilijk overig. zwaar moeilijk overig. zwaard degen zelfst. naamw. zwaard sabel zelfst. naamw. zwaard wapen zelfst. naamw. zwaard bredegen zelfst. naamw. zwaarden scheepszwaarden zelfst. naamw. zwaarden bredegens zelfst. naamw. zwaargebouwd fors bijv. naamw. zwaargebouwd massief bijv. naamw. zwaargebouwd potig bijv. naamw. zwaargebouwd robuust bijv. naamw. zwaargebouwd struis bijv. naamw. zwaargebouwd zwaar bijv. naamw. zwaargewicht zwaartepunt overig. zwaargewicht nadruk overig. zwaargewicht gewicht overig. zwaarlijvig corpulent bijv. naamw. zwaarlijvig gezet zelfst. naamw. zwaarlijvig lijvig zelfst. naamw. zwaarlijvig dik zelfst. naamw. zwaarlijvigheid gezetheid zelfst. naamw. zwaarlijvigheid lijvigheid zelfst. naamw. zwaarlijvigheid corpulentie zelfst. naamw. zwaarmaken bemoeilijken overig. zwaarmaken verzwaren overig. zwaarmaken bezwaren overig. zwaarmoedig melancholiek bijv. naamw. zwaarmoedig somber bijv. naamw. zwaarmoedig zwartgallig bijv. naamw. zwaarmoedig droefgeestig bijv. naamw. zwaarmoedig troosteloos bijv. naamw. zwaarmoedig triest bijv. naamw. zwaarmoedig naargeestig bijv. naamw. zwaarmoedigheid neerslachtigheid zelfst. naamw. zwaarmoedigheid diepzinnigheid zelfst. naamw. zwaarmoedigheid somberheid zelfst. naamw. zwaarmoedigheid gedeprimeerdheid zelfst. naamw. zwaarmoedigheid somberte overig. zwaarmoedigheid somberte overig. zwaarmoedigheid somberte overig. zwaarte belang zelfst. naamw. zwaarte dikte zelfst. naamw. zwaarte gewicht zelfst. naamw. zwaarte opgave zelfst. naamw. zwaarte ernst zelfst. naamw. zwaarte deftigheid zelfst. naamw. zwaarte vraagstuk zelfst. naamw. zwaarte probleem zelfst. naamw. zwaarte opgaaf zelfst. naamw. zwaarte kwestie zelfst. naamw. zwaarte zwaartekracht zelfst. naamw. zwaarte moeilijkheid zelfst. naamw. zwaarte druk zelfst. naamw. zwaarte last zelfst. naamw. zwaarte kracht zelfst. naamw. zwaartekracht gravitatie zelfst. naamw. zwaartekracht zwaarte zelfst. naamw. zwaartekracht moeilijkheid zelfst. naamw. zwaartekracht druk zelfst. naamw. zwaartepunt klemtoon zelfst. naamw. zwaartepunt nadruk zelfst. naamw. zwaartepunt zwaargewicht zelfst. naamw. zwaartepunt gewicht zelfst. naamw. zwaartillend tobberig overig. zwaartillend piekerig overig. zwaarwegend ernstig bijv. naamw. zwaarwegend significant bijv. naamw. zwaarwegend zwaar bijv. naamw. zwaarworden aankomen overig. zwabberen schrobben werkwoord zwachtel verband zelfst. naamw. zwachteling verband overig. zwachtels verbanden zelfst. naamw. zwager schoonbroer overig. zwager schoonbroe overig. zwak aanvechtbaar bijv. naamw. zwak bleekjes bijv. naamw. zwak broos bijv. naamw. zwak flauw bijv. naamw. zwak flauwtjes bijv. naamw. zwak gammel bijv. naamw. zwak inferieur bijv. naamw. zwak krakkemikkig bijv. naamw. zwak kwetsbaar bijv. naamw. zwak licht bijv. naamw. zwak slap bijv. naamw. zwak teer bijv. naamw. zwak week bijv. naamw. zwak teergevoeligheid zelfst. naamw. zwak futloos zelfst. naamw. zwak krachteloos zelfst. naamw. zwak middelmatig zelfst. naamw. zwak minnetjes zelfst. naamw. zwak ijdel bijv. naamw. zwak hulpeloos bijv. naamw. zwak tweederangs bijv. naamw. zwak slecht bijv. naamw. zwak ondeugdelijk bijv. naamw. zwak ondermaats bijv. naamw. zwak minderwaardig bijv. naamw. zwak arm bijv. naamw. zwak wankel bijv. naamw. zwak fragiel bijv. naamw. zwak breekbaar bijv. naamw. zwak zwakjes bijv. naamw. zwak onbeduidend bijv. naamw. zwak min bijv. naamw. zwak matig bijv. naamw. zwak tenger bijv. naamw. zwak teder bijv. naamw. zwak iel bijv. naamw. zwak frèle bijv. naamw. zwak fijngevoelig bijv. naamw. zwak fijn bijv. naamw. zwak delicaat bijv. naamw. zwak ziekelijk bijv. naamw. zwak wee bijv. naamw. zwak slapjes bijv. naamw. zwak pips bijv. naamw. zwakbegaafd zwakzinnig bijv. naamw. zwakbegaafd bradyfreen bijv. naamw. zwakheid breekbaarheid zelfst. naamw. zwakheid fout zelfst. naamw. zwakheid teerheid zelfst. naamw. zwakheid broosheid zelfst. naamw. zwakheid manco zelfst. naamw. zwakheid gebrek zelfst. naamw. zwakheid zwakte zelfst. naamw. zwakheid slapte zelfst. naamw. zwakheid krachteloosheid zelfst. naamw. zwakheid willoosheid zelfst. naamw. zwakheid zachtheid zelfst. naamw. zwakheid weekheid zelfst. naamw. zwakheid sulligheid zelfst. naamw. zwakheid slapheid zelfst. naamw. zwakheid laksheid zelfst. naamw. zwakhoofd idioot overig. zwakhoofdig dom bijv. naamw. zwakhoofdig stom bijv. naamw. zwakhoofdig schaapachtig bijv. naamw. zwakhoofdig onbenullig bijv. naamw. zwakhoofdig bot bijv. naamw. zwakjes zwak overig. zwakjes onbeduidend overig. zwakjes min overig. zwakjes middelmatig overig. zwakjes matig overig. zwakjes flauwtjes overig. zwakjes flauw overig. zwakkeling mug zelfst. naamw. zwakkere underdog zelfst. naamw. zwakte slapheid zelfst. naamw. zwakte vatbaarheid zelfst. naamw. zwakte weerloosheid zelfst. naamw. zwakte gevoeligheid zelfst. naamw. zwakte zwakheid zelfst. naamw. zwakte zachtheid zelfst. naamw. zwakte weekheid zelfst. naamw. zwakte sulligheid zelfst. naamw. zwakte slapte zelfst. naamw. zwakte laksheid zelfst. naamw. zwakte krachteloosheid zelfst. naamw. zwakzinnig achterlijk bijv. naamw. zwakzinnig debiel bijv. naamw. zwakzinnig dement bijv. naamw. zwakzinnig idioot bijv. naamw. zwakzinnig imbeciel bijv. naamw. zwakzinnige gek zelfst. naamw. zwakzinnige idioot zelfst. naamw. zwakzinnige waanzinnige zelfst. naamw. zwakzinnige geschifte zelfst. naamw. zwakzinnige achterlijke zelfst. naamw. zwakzinnigheid dementie zelfst. naamw. zwakzinnigheid imbeciliteit zelfst. naamw. zwakzinnigheid idiotie zelfst. naamw. zwakzinnigheid gestoordheid zelfst. naamw. zwakzinnigheid debiliteit zelfst. naamw. zwakzinnigheid achterlijkheid zelfst. naamw. zwalken zwerven werkwoord zwam paddestoel zelfst. naamw. zwam paddestoelsoort zelfst. naamw. zwam champignon zelfst. naamw. zwam paddesto zelfst. naamw. zwammen leuteren werkwoord zwammen zwetsen werkwoord zwammen zeveren werkwoord zwammen lullen werkwoord zwammen wauwelen werkwoord zwammen spreken werkwoord zwammen snateren werkwoord zwammen praten werkwoord zwammen kwetteren werkwoord zwammen kwekken werkwoord zwammen kwebbelen werkwoord zwammen kletsen werkwoord zwammen klappen werkwoord zwammen kakelen werkwoord zwammen babbelen werkwoord zwammer zwetser overig. zwammer leuteraar overig. zwammer kwebbel overig. zwammer kletsmajoor overig. zwammer kletskous overig. zwammer kletskop overig. zwammer klep overig. zwammer babbelaar overig. zwamneus ouwehoer overig. zwamneus leuterkous overig. zwamneus kletser overig. zwamneus babbelaar overig. zwanger in verwachting bijv. naamw. zwanger drachtig bijv. naamw. zwangerschap dracht zelfst. naamw. zwangerschap verwachting zelfst. naamw. zwangerschap graviditeit zelfst. naamw. zwangerschapshormoon progestageen zelfst. naamw. zwangerschapsonderbreking abortus zelfst. naamw. zwangerschapsverlof ouderschapsverlof zelfst. naamw. zwart besmeurd bijv. naamw. zwart donker bijv. naamw. zwart rampspoedig bijv. naamw. zwart streng bijv. naamw. zwart verboden bijv. naamw. zwarte kleurling zelfst. naamw. zwarte neger zelfst. naamw. zwarte gepigmenteerde zelfst. naamw. zwartgallig somber bijv. naamw. zwartgallig pessimistisch bijv. naamw. zwartgallig zwaarmoedig bijv. naamw. zwartgalligheid zwartheid zelfst. naamw. zwartgalligheid somberheid zelfst. naamw. zwartgalligheid snoodheid zelfst. naamw. zwartgalligheid schandelijkheid zelfst. naamw. zwartgalligheid donkerheid zelfst. naamw. zwartheid zwartgalligheid zelfst. naamw. zwartheid somberheid zelfst. naamw. zwartheid snoodheid zelfst. naamw. zwartheid schandelijkheid zelfst. naamw. zwartheid donkerheid zelfst. naamw. zwartkijker hypochonder zelfst. naamw. zwartkijker pessimist zelfst. naamw. zwartkijker zwartkijkers zelfst. naamw. zwartkijker pessimisten zelfst. naamw. zwartkijkers zwartkijker overig. zwartkijkers pessimisten overig. zwartkijkers pessimist overig. zwartmaken belasteren zelfst. naamw. zwartmaken kwaadsprekerij zelfst. naamw. zwartmaken roddel zelfst. naamw. zwartmaken roddelpraat zelfst. naamw. zwartmaken rodd zelfst. naamw. zwartmaken lasterpraatje zelfst. naamw. zwartmaken lastering zelfst. naamw. zwartmaken laster zelfst. naamw. zwartmaken geroddel zelfst. naamw. zwartmaken achterklap zelfst. naamw. zwavelkies pyriet overig. zweefvlucht glijvlucht overig. zweem floers zelfst. naamw. zweem greintje zelfst. naamw. zweem ondertoon zelfst. naamw. zweem snufje zelfst. naamw. zweem waas zelfst. naamw. zweem zweempje zelfst. naamw. zweem vleugje zelfst. naamw. zweem schijntje zelfst. naamw. zweem flinter zelfst. naamw. zweempje vleugje zelfst. naamw. zweempje zweem zelfst. naamw. zweep roede zelfst. naamw. zweep karwats overig. zweer abces zelfst. naamw. zweer ulcus zelfst. naamw. zweer etterenwond zelfst. naamw. zweet transpiratie zelfst. naamw. zweet zweten zelfst. naamw. zweetafscheiding diaphoresis zelfst. naamw. zwelgen baden werkwoord zwelgen brassen werkwoord zwelgen opslokken werkwoord zwelgen schransen werkwoord zwelgen binnenkrijgen werkwoord zwelgen vreten werkwoord zwelgen slempen werkwoord zwelger slemper overig. zwelger boemelaar overig. zwelger brasser overig. zwelgpartij bacchanaal zelfst. naamw. zwelgpartij orgie zelfst. naamw. zwelgpartij drinkgelag zelfst. naamw. zwellen aanzwellen werkwoord zwellen opbollen werkwoord zwellen opzwellen werkwoord zwellen wassen zelfst. naamw. zwellen uitdijen werkwoord zwellen rijzen werkwoord zwellen opzetten werkwoord zwelling bobbel zelfst. naamw. zwelling bult zelfst. naamw. zwelling dikte zelfst. naamw. zwelling opzetting zelfst. naamw. zwelling pukkel zelfst. naamw. zwelling steenpuist zelfst. naamw. zwelling buil zelfst. naamw. zwelling bolling zelfst. naamw. zwembad bad zelfst. naamw. zwembad bassin zelfst. naamw. zwemen benaderen werkwoord zwemen toeneigen werkwoord zwemen wazen zelfst. naamw. zwemmen baden werkwoord zwemmen crawlen werkwoord zwemmen watersport zelfst. naamw. zwemmen zwemsport zelfst. naamw. zwemmer vlotter overig. zwemmer drijver overig. zwemmer dobber overig. zwemmer bader zelfst. naamw. zwemmer bader zelfst. naamw. zwemmer bader zelfst. naamw. zwempak badpak zelfst. naamw. zwemsport zwemmen zelfst. naamw. zwemvlies vin zelfst. naamw. zwend oplichterij overig. zwend misleiding overig. zwend bedrog overig. zwend verduistering overig. zwend verduisteren overig. zwend verdonkeremaning overig. zwend ontvreemding overig. zwend onregelmatigheden overig. zwend malversatie overig. zwend fraude overig. zwend zwendelarij overig. zwend oplichting overig. zwend gezwendel overig. zwendel bedrog zelfst. naamw. zwendel malversatie zelfst. naamw. zwendel misleiding zelfst. naamw. zwendel oplichterij zelfst. naamw. zwendelaar fraudeur zelfst. naamw. zwendelaar huwelijkszwendelaar zelfst. naamw. zwendelarij bedrog zelfst. naamw. zwendelarij nep zelfst. naamw. zwendelarij oplichterij zelfst. naamw. zwendelarij knoeierij zelfst. naamw. zwendelarij zwend zelfst. naamw. zwendelarij oplichting zelfst. naamw. zwendelarij gezwendel zelfst. naamw. zwendelen oplichten werkwoord zwendelen misleiden werkwoord zwendelen besodemieteren werkwoord zwendelen belazeren werkwoord zwendelen beduvelen werkwoord zwendelen bedriegen werkwoord zwendelen bedonderen werkwoord zwendelen afzetten werkwoord zweng slinger overig. zweng kruk overig. zwengel kruk zelfst. naamw. zwengel slinger zelfst. naamw. zwengelen bengelen werkwoord zwenk zwenking zelfst. naamw. zwenken afzwenken werkwoord zwenken keren werkwoord zwenken slingeren werkwoord zwenken draaien zelfst. naamw. zwenken wentelen werkwoord zwenken wenden werkwoord zwenken ronddraaien werkwoord zwenken omdraaien werkwoord zwenken uitwijken werkwoord zwenken zwaaien werkwoord zwenking zwaai zelfst. naamw. zwepen opzwepen werkwoord zwepen slaan werkwoord zwepen opwekken werkwoord zwepen aanwakkeren werkwoord zwepen aanvuren werkwoord zwepen aansporen werkwoord zweren beloven werkwoord zweren etteren werkwoord zwerfblok zwerfkei overig. zwerfjongere straatkind overig. zwerfjongere straatjongen overig. zwerfkei zwerfblok overig. zwerfster zwerver overig. zwerfster zwervend overig. zwerfster sluipend overig. zwerftocht dwaaltocht zelfst. naamw. zwerftocht trektocht zelfst. naamw. zwerftocht omzwerving zelfst. naamw. zwerk firmament zelfst. naamw. zwerk hemelkoepel zelfst. naamw. zwerk uitspansel zelfst. naamw. zwerk hemelkoep zelfst. naamw. zwerk hemelgewelf zelfst. naamw. zwerk hem zelfst. naamw. zwerm vlucht zelfst. naamw. zwerm troep zelfst. naamw. zwermen fladderen werkwoord zwermen menigten zelfst. naamw. zwermen wriemelen zelfst. naamw. zwermen wemelen zelfst. naamw. zwermen krioelen zelfst. naamw. zwermen krielen zelfst. naamw. zwermen menigtes zelfst. naamw. zwerven omzwerven werkwoord zwerven rondreizen werkwoord zwerven rondtrekken werkwoord zwerven rondzwerven werkwoord zwerven trekken werkwoord zwerven reizen werkwoord zwerven varen werkwoord zwervend planetarisch overig. zwervend planeet- overig. zwervend aards overig. zwervend zwerver overig. zwervend zwerfster overig. zwervend sluipend overig. zwerver dakloze zelfst. naamw. zwerver landloper zelfst. naamw. zwerver vagebond zelfst. naamw. zwerver zwervend zelfst. naamw. zwerver zwerfster zelfst. naamw. zwerver sluipend zelfst. naamw. zwervers nomaden overig. zwervers nomaden overig. zwervers nomaden overig. zweten perspireren werkwoord zweten transpireren werkwoord zweten uitslaan werkwoord zweten uitzweten werkwoord zweten transpiratie zelfst. naamw. zweten zweet werkwoord zwetsen leuteren werkwoord zwetsen stoffen werkwoord zwetsen snorken werkwoord zwetsen snoeven werkwoord zwetsen pochen werkwoord zwetsen opscheppen werkwoord zwetsen bluffen werkwoord zwetsen zwammen werkwoord zwetsen zeveren werkwoord zwetsen lullen werkwoord zwetser zwammer overig. zwetser leuteraar overig. zwetser kwebbel overig. zwetser kletsmajoor overig. zwetser kletskous overig. zwetser kletskop overig. zwetser klep overig. zwetser babbelaar overig. zweven drijven werkwoord zweven hangen werkwoord zweven planeren werkwoord zweven schommelen werkwoord zweven hoveren overig. zwevend hangend bijv. naamw. zwevend onbestemd bijv. naamw. zwevend vliegend bijv. naamw. zweverig duizelig bijv. naamw. zweverig zwevend bijv. naamw. zwichten opzij gaan werkwoord zwiepen gooien werkwoord zwiepen slaan werkwoord zwier gratie zelfst. naamw. zwier schwung zelfst. naamw. zwier zwaai zelfst. naamw. zwier schommel zelfst. naamw. zwier schommel overig. zwieren dansen werkwoord zwieren glijden werkwoord zwieren slingeren werkwoord zwieren wapperen werkwoord zwieren wervelen werkwoord zwieren zeilen werkwoord zwieren zwaaien werkwoord zwierig chic bijv. naamw. zwierig flamboyant bijv. naamw. zwierig gracieus bijv. naamw. zwierig gloedvol bijv. naamw. zwierig bezield bijv. naamw. zwierigheid zwier zelfst. naamw. zwijgen stilte zelfst. naamw. zwijgen stilzwijgen zelfst. naamw. zwijgen mondhouden zelfst. naamw. zwijgend stil bijv. naamw. zwijgend stom bijv. naamw. zwijgend zwijgzaam bijv. naamw. zwijgend taciturn bijv. naamw. zwijgend gesloten bijv. naamw. zwijgend stilzwijgend bijv. naamw. zwijgend stomverbaasd bijv. naamw. zwijgend sprakeloos bijv. naamw. zwijgend perplex bijv. naamw. zwijgend paf bijv. naamw. zwijgend overbluft bijv. naamw. zwijgzaam taciturn bijv. naamw. zwijgzaam gesloten bijv. naamw. zwijgzaam zwijgend bijv. naamw. zwijgzaam stil bijv. naamw. zwijgzaamheid zwijgen zelfst. naamw. zwijgzaamheid stilzwijgendheid zelfst. naamw. zwijm bezwijming zelfst. naamw. zwijm versuffing zelfst. naamw. zwijm flauwte zelfst. naamw. zwijm bedwelming zelfst. naamw. zwijm katzwijm zelfst. naamw. zwijmen flauwvallen werkwoord zwijmen bezwijmen werkwoord zwijn varken zelfst. naamw. zwijn viezerik zelfst. naamw. zwijn vuilbek zelfst. naamw. zwijn smeerlap zelfst. naamw. zwijnachtig varkensachtig bijv. naamw. zwijnen boffen werkwoord zwijnen viezeriken zelfst. naamw. zwijnen uitspatten zelfst. naamw. zwijnen slempen zelfst. naamw. zwijnen brassen zelfst. naamw. zwijnen boemelen zelfst. naamw. zwijnen varkens zelfst. naamw. zwijnen smeerlappen zelfst. naamw. zwijnen schoften zelfst. naamw. zwijnenbo vuiligheid overig. zwijnenbo vuilheid overig. zwijnenbo vuil overig. zwijnenbo viezigheid overig. zwijnenbo viespeukerij overig. zwijnenbo smerigheid overig. zwijnenbo smeerlapperij overig. zwijnenbo slonzigheid overig. zwijnenbo morsigheid overig. zwijnenbo drab overig. zwijnenboel zwijnerij zelfst. naamw. zwijnerij schunnigheid zelfst. naamw. zwijnerij zwijnenboel zelfst. naamw. zwijnerij varkensstal zelfst. naamw. zwijnerij varkensfokkerij zelfst. naamw. zwijnerij koppigheid zelfst. naamw. zwijnevlees varkensvlees overig. zwijntje bof zelfst. naamw. zwijntje speenvarken zelfst. naamw. zwijntje velo zelfst. naamw. zwijntje tweewieler zelfst. naamw. zwijntje rijwiel zelfst. naamw. zwijntje fiets zelfst. naamw. zwikken verstuiken werkwoord zwikken verzwikken werkwoord zwikken ontwrichten werkwoord zwoegen hijgen werkwoord zwoegen slaven werkwoord zwoegen sloven werkwoord zwoegen sappelen werkwoord zwoegen ploeteren werkwoord zwoegen afsloven werkwoord zwoegen afjakkeren werkwoord zwoegen afbeulen werkwoord zwoeger sloof zelfst. naamw. zwoeger uitslover zelfst. naamw. zwoel broeierig bijv. naamw. zwoel warm bijv. naamw. zwoel wulps bijv. naamw. zwoel benauwd bijv. naamw. zwoel verstikkend bijv. naamw. zwoel drukkend bijv. naamw.